34 775

Nr. 2 NOTA OVER DE TOESTAND VAN ’S RIJKS FINANCIËN

19 september 2017

Bijlagen

   

Blz.

1.

Uitgaven en niet-belastingontvangsten

4

2.

De Belasting- en premieontvangsten

16

3.

EMU-saldo

30

4.

EMU-schuld

34

5.

Overheidsbalans

37

6.

Fiscale regelingen

39

7.

Overzicht risicoregelingen van het Rijk

57

8.

Normeringssystematiek gemeente- en provinciefonds

63

9.

Horizontale toelichting

67

10.

Verticale toelichting

130

11.

Toelichting op de fiscale regelingen

242

12.

Toelichting op de belastingontvangsten

277

13.

Overzicht interventies financiële sector

300

1. Uitgaven en niet-belastingontvangsten

Deze bijlage biedt een overzicht van de verschillende manieren waarop de uitgaven en de niet-belastingontvangsten van de overheid worden weergegeven. De overheidsuitgaven kunnen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. In het eerste geval worden transacties geboekt in de periode waarin betaling plaatsvindt, in het tweede geval de periode waarin rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Op de departementale begrotingen worden de uitgaven op kasbasis geregistreerd: welke bedragen worden van de bankrekeningen van het Rijk afgeschreven. Bij het saldo van de overheid (EMU-saldo) wordt niet uitgegaan van de uitgaven op kasbasis, maar op transactiebasis: de uitgaven worden geboekt in de periode waarin rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Bij de tabellen hieronder worden de gebruikte begrippen verder toegelicht.

Tabel 1.1 Netto-uitgaven naar type en kader (in miljoenen euro)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

bron

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

               

kader RBG-eng

110.575

106.995

115.412

119.104

121.845

124.091

127.082

Tabel 1.5

kader SZA

20.412

21.050

21.547

21.910

22.507

23.145

23.650

Tabel 1.6

kader BKZ

7.299

7.286

7.437

7.430

7.359

7.430

7.374

Tabel 1.7

Netto-uitgaven buiten het uitgavenkader

12.083

16.298

17.504

19.654

23.025

26.322

29.664

Tabel 1.8

Totaal begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

150.369

151.629

161.900

168.098

174.736

180.988

187.771

Tabel 1.4

Premiegefinancierde netto-uitgaven

               

kader SZA

56.195

56.338

56.917

58.659

60.220

61.335

63.259

Tabel 1.6

kader BKZ

58.806

61.542

65.120

69.457

74.158

79.027

84.104

Tabel 1.7

Totaal premiegefinancierde netto-uitgaven

115.001

117.880

122.037

128.115

134.378

140.362

147.364

 

Totaal netto-uitgaven

265.370

269.509

283.937

296.213

309.114

321.350

335.134

 
                 

kader RBG-eng

110.575

106.995

115.412

119.104

121.845

124.091

127.082

Tabel 1.5

kader SZA

76.607

77.388

78.464

80.568

82.727

84.480

86.909

Tabel 1.6

kader BKZ

66.105

68.828

72.557

76.887

81.517

86.457

91.478

Tabel 1.7

Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenkader

253.287

253.211

266.433

276.559

286.089

295.028

305.470

 

Netto-uitgaven buiten het uitgavenkader

12.083

16.298

17.504

19.654

23.025

26.322

29.664

Tabel 1.8

Totaal netto-uitgaven

265.370

269.509

283.937

296.213

309.114

321.350

335.134

 

Tabel 1.1 bevat alle netto-uitgaven van de rijksoverheid: de optelsom van de uitgaven minus de niet-belastingontvangsten. Om de uitgaven te beheersen is er een uitgavenkader. De uitgaven onder het uitgavenkader mogen het uitgavenplafond niet overschrijden. Het uitgavenkader is op zijn beurt gesplitst in drie verschillende deelkaders: het kader Rijksbegroting in enge zin, het kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en het Budgettair Kader Zorg. De meeste netto-uitgaven vallen onder een van de drie kaders. Er zijn echter ook uitgaven en ontvangsten die niet onder een kader vallen, deze worden de niet-kaderrelevante uitgaven genoemd.

In het bovenste deel van de tabel zijn de uitgaven uitgesplitst in de begrotingsgefinancierde en de premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden betaald uit belastingen en zijn de optelling van alle uitgaven en niet-belastingontvangsten op de departementale begrotingen. Dit zijn de uitgaven waarvoor het parlement autorisatie verleent door de begrotingen aan te nemen. Naast de begrotingsgefinancierde uitgaven zijn er ook premiegefinancierde uitgaven. De uitgaven aan zorg en sociale zekerheid worden voor een groot deel gefinancierd uit de sociale premies. In het onderste deel van de tabel zijn de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven per kader opgeteld.

Tabel 1.2 Uitgaven begrotingen (in miljoenen euro)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

1

De Koning

41

42

42

42

42

42

44

2A

Staten-Generaal

143

150

144

142

142

147

144

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

115

120

113

112

112

112

112

3

Algemene Zaken

59

64

63

63

63

65

67

4

Koninkrijksrelaties

297

317

294

139

138

138

125

5

Buitenlandse Zaken

10.106

8.440

9.534

10.349

10.548

10.428

10.719

6

Veiligheid en Justitie

13.192

13.164

12.081

12.032

11.905

11.730

11.341

7

Binnenlandse Zaken

903

891

759

734

717

716

713

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

38.696

38.171

38.870

38.731

38.675

38.851

39.054

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

9.094

8.419

7.918

7.450

7.266

7.203

9.435

9B

Financiën

9.968

6.745

7.118

6.817

6.418

6.227

6.322

10

Defensie

8.242

8.956

9.204

9.133

9.096

8.960

8.872

12

Infrastructuur en Milieu

7.891

7.461

8.431

8.736

8.776

8.947

8.997

13

Economische Zaken

5.056

5.232

5.254

5.755

6.391

6.295

6.410

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

31.664

32.236

32.090

32.577

32.603

32.760

32.951

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

15.193

14.720

15.231

15.383

15.734

16.329

16.767

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.885

2.831

2.466

2.412

2.500

2.720

2.716

18

Wonen en Rijksdienst

4.209

4.470

4.526

4.641

4.583

4.727

4.908

50

Gemeentefonds

28.125

27.822

28.282

28.165

28.015

27.902

27.724

51

Provinciefonds

2.494

2.410

2.188

2.167

2.148

2.075

2.065

55

Infrastructuurfonds

5.238

5.779

6.243

6.410

6.452

6.422

6.500

58

Diergezondheidsfonds

32

44

35

35

35

35

35

64

BES-fonds

42

42

41

33

33

33

33

65

Deltafonds

1.147

983

1.119

1.164

1.210

1.369

1.248

AP

Aanvullende posten

0

– 1.471

2.711

5.679

8.781

11.771

15.087

90

Consolidatie1

– 6.026

– 5.337

– 6.595

– 6.959

– 7.015

– 7.132

– 7.179

HGIS

Internationale Samenwerking2

(5.342)

(4.709)

(4.662)

(4.569)

(4.634)

(4.820)

(4.898)

Totaal

188.806

182.702

188.161

191.941

195.369

198.868

205.211

X Noot
1

Dit betreft een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het «bruto-boeken» van bijdragen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt, als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt. Het gaat voornamelijk om bijdragen via de begroting van Infrastructuur en Milieu aan het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

X Noot
2

In deze tabel zijn de uitgaven voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven voor Internationale Samenwerking zijn tussen haken vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.

Tabel 1.2 geeft alle uitgaven zoals die vermeld zijn in de individuele begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. In die hoofdstukken zelf zijn de uitgaven verdeeld over verschillende beleids- en niet-beleidsartikelen, maar in de tabel wordt alleen het totaal per hoofdstuk weergegeven. Deze tabel bevat dus alle geraamde uitgaven waarvoor het parlement goedkeuring geeft door het betreffende begrotingswetvoorstel aan te nemen. Deze uitgaven worden daarom ook wel de begrotingsgefinancierde uitgaven genoemd. Voor vrijwel alle begrotingshoofdstukken geldt dat de genoemde bedragen ook de raming is van wat de rijksoverheid op kasbasis denkt te gaan uitgeven. Alleen voor het begrotingshoofdstuk van Nationale Schuld geldt dat die begroting deels op transactiebasis wordt opgesteld. Omdat inzicht wordt gegeven in de uitgaven en verderop in bijlage 3 het saldo van de overheid, zijn de uitgaven aan het aflossen van de staatsschuld niet in deze tabel opgenomen.

Tabel 1.3 Niet-belastingontvangsten begrotingen (in miljoenen euro)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

1

De Koning

0

0

0

0

0

0

0

2A

Staten-Generaal

5

4

4

4

4

4

4

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

6

6

6

6

6

6

6

3

Algemene Zaken

7

7

7

7

7

7

7

4

Koninkrijksrelaties

58

57

48

39

37

35

35

5

Buitenlandse Zaken

1.239

3.829

752

765

779

794

806

6

Veiligheid en Justitie

2.375

1.896

1.714

1.662

1.675

1.632

1.593

7

Binnenlandse Zaken

206

155

51

66

66

65

65

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.318

1.338

1.381

1.415

1.488

1.554

1.633

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

15.335

10.392

12.428

9.648

5.653

3.107

2.574

9B

Financiën

9.217

5.643

2.161

2.148

2.218

2.080

2.078

10

Defensie

373

422

420

311

268

273

275

12

Infrastructuur en Milieu

210

276

248

243

242

242

242

13

Economische Zaken

3.197

3.393

3.540

4.083

4.652

4.555

4.658

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1.872

1.903

1.886

1.919

1.957

1.949

1.952

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

1.011

159

100

94

94

94

94

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

252

90

79

76

76

73

72

18

Wonen en Rijksdienst

955

724

609

647

637

586

573

50

Gemeentefonds

0

0

0

0

0

0

0

51

Provinciefonds

             

55

Infrastructuurfonds

5.581

5.228

6.243

6.410

6.452

6.422

6.500

58

Diergezondheidsfonds

30

33

35

35

35

35

35

64

BES-fonds

             

65

Deltafonds

1.215

856

1.119

1.164

1.210

1.369

1.248

AP

Aanvullende posten

0

0

28

61

95

130

168

90

Consolidatie1

– 6.026

– 5.337

– 6.595

– 6.959

– 7.015

– 7.132

– 7.179

HGIS

Internationale Samenwerking2

(401)

(160)

(155)

(135)

(135)

(134)

(134)

Totaal

38.437

31.074

26.261

23.843

20.633

17.880

17.441

X Noot
1

Dit betreft een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het «bruto-boeken» van bijdragen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt, als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt. Het gaat voornamelijk om bijdragen via de begroting van Infrastructuur en Milieu aan het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

X Noot
2

In deze tabel zijn de niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking zijn tussen haken vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.

Tabel 1.3 bevat alle niet-belastingontvangsten op de verschillende begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. Dit betreft alle ontvangsten die geen belasting- of premie-ontvangst zijn. Denk bijvoorbeeld aan het dividend dat uitgekeerd wordt door staatsdeelnemingen, het terugbetalen van studieschulden of de opbrengst van boetes en schikkingen. Ook hier geldt dat alle bedragen op kasbasis zijn, behalve de begroting van Nationale Schuld, die deels op transactiebasis is opgesteld. Omdat inzicht wordt gegeven in de niet-belastingontvangsten en verderop in bijlage 3 het saldo van de overheid, worden de ontvangsten vanuit het uitgeven van nieuwe staatschuld niet meegeteld.

Tabel 1.4 Netto-uitgaven begrotingen (in miljoenen euro)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

1

De Koning

41

42

42

42

42

42

44

2A

Staten-Generaal

138

146

140

138

138

143

140

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

109

114

108

106

106

106

106

3

Algemene Zaken

53

57

56

56

56

58

60

4

Koninkrijksrelaties

239

260

246

100

101

102

90

5

Buitenlandse Zaken

8.867

4.611

8.783

9.583

9.769

9.634

9.913

6

Veiligheid en Justitie

10.817

11.268

10.367

10.370

10.231

10.097

9.748

7

Binnenlandse Zaken

697

736

708

668

651

651

648

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

37.377

36.833

37.489

37.316

37.188

37.297

37.421

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

– 6.241

– 1.973

– 4.511

– 2.198

1.613

4.095

6.861

9B

Financiën

751

1.102

4.956

4.669

4.200

4.147

4.244

10

Defensie

7.870

8.534

8.784

8.822

8.828

8.687

8.596

12

Infrastructuur en Milieu

7.681

7.185

8.183

8.493

8.534

8.705

8.755

13

Economische Zaken

1.859

1.839

1.714

1.671

1.740

1.740

1.752

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

29.792

30.333

30.205

30.659

30.646

30.810

30.999

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

14.181

14.561

15.131

15.289

15.640

16.235

16.674

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.633

2.741

2.387

2.336

2.424

2.647

2.644

18

Wonen en Rijksdienst

3.253

3.746

3.917

3.994

3.946

4.141

4.335

50

Gemeentefonds

28.125

27.822

28.282

28.165

28.015

27.902

27.724

51

Provinciefonds

2.494

2.410

2.188

2.167

2.148

2.075

2.065

55

Infrastructuurfonds

– 343

551

0

0

0

0

0

58

Diergezondheidsfonds

2

12

0

0

0

0

0

64

BES-fonds

42

42

41

33

33

33

33

65

Deltafonds

– 68

127

0

0

0

0

0

AP

Aanvullende posten

0

– 1.471

2.683

5.618

8.686

11.640

14.919

HGIS

Internationale Samenwerking1

(4.940)

(4.549)

(4.507)

(4.434)

(4.499)

(4.685)

(4.764)

Totaal

150.369

151.629

161.900

168.098

174.736

180.988

187.771

X Noot
1

Dit betreft een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het «bruto-boeken» van bijdragen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt, als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt. Het gaat voornamelijk om bijdragen via de begroting van Infrastructuur en Milieu aan het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

Tabel 1.4 geeft per begrotingshoofdstuk de netto-uitgaven weer, oftewel de uitgaven (tabel 1.2) minus de niet-belastingontvangsten (tabel 1.3).

De volgende tabellen (1.5 tot en met 1.7) geven per deelkader aan welke uitgaven er onder vallen, op welk begrotingshoofdstuk deze staan, en of de uitgaven begrotings- of premiegefinancierd zijn.

Tabel 1.5 Netto-uitgaven kader Rijksbegroting in enge zin (in miljoenen euro)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

1

De Koning

41

42

42

42

42

42

44

2A

Staten-Generaal

138

146

140

138

138

143

140

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

109

114

108

106

106

106

106

3

Algemene Zaken

53

57

56

56

56

58

60

4

Koninkrijksrelaties

89

93

87

80

80

81

68

5

Buitenlandse Zaken

8.867

4.611

8.783

9.583

9.769

9.634

9.913

6

Veiligheid en Justitie

10.817

11.268

10.367

10.370

10.231

10.097

9.748

7

Binnenlandse Zaken

747

736

708

668

651

651

648

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

35.460

34.971

35.448

35.305

35.029

34.952

34.913

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

11

17

19

19

19

19

19

9B

Financiën

4.968

4.707

4.853

4.707

4.573

4.544

4.642

10

Defensie

7.755

8.427

8.684

8.735

8.750

8.619

8.640

12

Infrastructuur en Milieu

7.831

7.409

8.407

8.717

8.758

8.929

8.979

13

Economische Zaken

4.455

4.671

4.825

5.345

5.988

5.961

6.098

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

448

587

518

452

394

395

391

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

2.260

2.480

2.605

2.531

2.473

2.419

2.409

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.649

2.759

2.403

2.349

2.437

2.657

2.654

18

Wonen en Rijksdienst

3.253

3.746

3.917

3.994

3.946

4.141

4.335

50

Gemeentefonds

18.499

18.409

18.911

18.907

18.843

18.713

18.583

51

Provinciefonds

2.494

2.410

2.188

2.167

2.148

2.075

2.065

55

Infrastructuurfonds

– 343

551

0

0

0

0

0

58

Diergezondheidsfonds

0

0

0

0

0

0

0

60

Accres Gemeentefonds

0

159

276

796

1.316

1.777

2.322

61

Accres Provinciefonds

0

21

39

107

175

235

304

64

BES-fonds

42

42

41

33

33

33

33

65

Deltafonds

– 68

127

0

0

0

0

0

80

Prijsbijstelling

0

0

521

1.069

1.634

2.277

2.957

81

Arbeidsvoorwaarden

0

0

1.201

2.518

3.961

5.281

6.758

86

Algemeen

0

– 1.564

264

309

292

252

252

HGIS

Internationale Samenwerking1

(4.940)

(4.510)

(4.469)

(4.396)

(4.499)

(4.685)

(4.764)

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

110.575

106.995

115.412

119.104

121.845

124.091

127.082

                 

Totaal netto-uitgaven kader RBG-eng

110.575

106.995

115.412

119.104

121.845

124.091

127.082

X Noot
1

In deze tabel zijn de niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking zijn tussen haken vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.

Tabel 1.6 Netto-uitgaven kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid (in miljoenen euro)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

17.650

18.501

18.721

18.780

19.026

19.255

19.345

50

Gemeentefonds

2.761

2.636

2.483

2.386

2.296

2.246

2.201

AP

Aanvullende posten

0

– 87

343

744

1.186

1.644

2.104

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

20.412

21.050

21.547

21.910

22.507

23.145

23.650

40

Sociale verzekeringen

56.195

56.338

56.917

58.659

60.220

61.335

63.259

 

Premiegefinancierde netto-uitgaven

56.195

56.338

56.917

58.659

60.220

61.335

63.259

                 
 

Totaal netto-uitgaven kader SZA

76.607

77.388

78.464

80.568

82.727

84.480

86.909

Tabel 1.7 Netto-uitgaven Budgettair Kader Zorg (in miljoenen euro)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

434

509

540

539

454

449

385

50

Gemeentefonds

6.865

6.777

6.888

6.872

6.877

6.943

6.940

AP

Aanvullende posten

0

0

9

19

27

38

49

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

7.299

7.286

7.437

7.430

7.359

7.430

7.374

41

Zorg

58.806

61.542

65.120

69.457

74.158

79.027

84.104

 

Premiegefinancierde netto-uitgaven

58.806

61.542

65.120

69.457

74.158

79.027

84.104

                 
 

Totaal netto-uitgaven kader Budgettair Kader Zorg

66.105

68.828

72.557

76.887

81.517

86.457

91.478

Tabel 1.8 geeft per begrotingshoofdstuk de uitgaven weer die buiten het uitgavenkader vallen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om uitgaven die niet meetellen in het begrotingstekort (het EMU-saldo), zoals het verstrekken van leningen (waaronder studieleningen), de bijdrage van het Rijk aan de sociale fondsen of de opbrengst van het verkopen van staatsdeelnemingen. Daarnaast zijn er uitgaven die wel EMU-saldorelevant zijn, maar buiten het uitgavenkader zijn geplaatst, zoals de rente op de staatsschuld, de ontvangsten uit aardgaswinning of de uitgaven aan de zorgtoeslag.

Evenals bij tabellen 1.2 tot en met 1.4 geldt dat de genoemde bedragen in tabel 1.8 op kasbasis zijn, behalve het begrotingshoofdstuk van Nationale Schuld dat deels op transactiebasis wordt opgesteld en zijn de uitgaven aan het aflossen van en de ontvangsten uit het uitgaven van de staatsschuld niet in deze tabel opgenomen.

Tabel 1.8 Netto-uitgaven buiten het uitgavenkader (in miljoenen euro)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

4

Koninkrijksrelaties

150

168

159

20

21

21

22

7

Binnenlandse Zaken

– 50

0

0

0

0

0

0

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.917

1.862

2.041

2.012

2.158

2.344

2.507

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

– 6.252

– 1.990

– 4.530

– 2.217

1.594

4.076

6.842

9B

Financiën

– 4.217

– 3.605

103

– 38

– 373

– 397

– 398

10

Defensie

114

108

99

87

77

68

– 44

12

Infrastructuur en Milieu

– 150

– 224

– 224

– 224

– 224

– 224

– 224

13

Economische Zaken

– 2.596

– 2.831

– 3.111

– 3.673

– 4.248

– 4.222

– 4.347

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

11.693

11.245

10.965

11.427

11.226

11.160

11.263

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

11.488

11.572

11.986

12.219

12.713

13.367

13.879

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

– 16

– 18

– 16

– 13

– 13

– 10

– 10

58

Diergezondheidsfonds

2

12

0

0

0

0

0

AP

Aanvullende posten

0

0

30

57

95

137

173

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven buiten het kader

12.083

16.298

17.504

19.654

23.025

26.322

29.664

                 
 

Totaal netto-uitgaven

12.083

16.298

17.504

19.654

23.025

26.322

29.664

In de tabellen 1.9 tot en met 1.12 worden de uitgaven onder de verschillende deelkaders getoetst aan de hoogte van de deelkaders, zoals het kabinet die aan het begin van de kabinetsperiode heeft vastgesteld.

Tijdens de kabinetsperiode worden de deelkaders geïndexeerd met de prijsontwikkeling van de Nationale Bestedingen (NB-deflator). Om de actuele hoogte van elk kader te bepalen wordt het vastgestelde kader daarom eerst teruggerekend tot een uitgavenniveau in reële prijzen. Dit uitgavenniveau wordt vervolgens aangepast aan de huidige raming van de prijsontwikkeling van de Nationale Bestedingen. Daarnaast wordt gecorrigeerd voor overboekingen die hebben plaatsgevonden tussen de verschillende deelkaders. Ook worden de kaders soms aangepast voor statistische correcties.

Vervolgens wordt weergegeven hoe de actuele raming van de uitgaven zich verhoudt tot het uitgavenkader in lopende prijzen. Als de daadwerkelijk geraamde uitgaven hoger zijn dan het uitgavenkader dan is er sprake van een overschrijding (+); vice versa van een onderschrijding van het uitgavenkader (–).

Tabel 1.9 Uitgaventoetsing kader Rijksbegroting in enge zin (in miljoenen euro, – is onderschrijding)
 

2016

2017

1. Raming uitgaven bij Regeerakkoord 2012/Begrotingsafspraken 2014

108.554

109.610

2. pNB ten tijde van MLT 2013–2017/Begrotingsafspraken 2014

1,0680

1,0811

3. Reëel kader

101.642

101.385

4. NB-deflator

1,0378

1,0550

5. Overboekingen

362

398

6. Statistisch

3.198

– 1.273

7. Uitgavenkader RBG-eng in lopende prijzen

109.046

106.092

8. Actuele ramingen uitgaven

110.575

106.995

9. Over/onderschrijding kader RBG-eng (9=8–7)

1.530

904

Tabel 1.10 Uitgaventoetsing kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid (in miljoenen euro, – is onderschrijding)
   

2016

2017

1.

Raming uitgaven bij Regeerakkoord 2012/Begrotingsafspraken 2014

84.251

84.737

2.

pNB ten tijde van MLT 2013–2017/Begrotingsafspraken 2014

1,0680

1,0811

3.

Reëel kader

78.886

78.379

4.

NB-deflator

1,0378

1,0550

5.

Overboekingen

– 168

– 147

6.

Statistisch

– 4.314

– 4.299

7.

Uitgavenkader SZA in lopende prijzen

77.387

78.248

8.

Actuele ramingen uitgaven

76.607

77.388

 

wv begrotingsgefinancierd

20.412

21.050

 

wv premiegefinancierd

56.195

56.338

9.

Over/onderschrijding kader SZA (9=8–7)

– 780

– 859

Tabel 1.11 Uitgaventoetsing Budgettair Kader Zorg (in miljoenen euro, – is onderschrijding)
   

2016

2017

1.

Raming uitgaven bij Regeerakkoord 2012/Begrotingsafspraken 2014

70.105

72.029

2.

pNB ten tijde van MLT 2013–2017/Begrotingsafspraken 2014

1,0680

1,0811

3.

Reëel kader

65.641

66.624

4.

NB-deflator

1,0378

1,0550

5.

Overboekingen

– 194

– 251

6.

Statistisch

0

512

7.

Uitgavenkader BKZ in lopende prijzen

67.929

70.552

8.

Actuele ramingen uitgaven

66.105

68.828

 

wv begrotingsgefinancierd

7.299

7.286

 

wv premiegefinancierd

58.806

61.542

9.

Over/onderschrijding kader BKZ (9=8–7)

– 1.825

– 1.725

Tabel 1.12 Uitgaventoetsing totaalkader (in miljoenen euro, – is onderschrijding)
 

2016

2017

1. Reëel kader

246.170

246.389

2. NB-deflator

1,0378

1,0550

3. Overboekingen

0

0

4. Statistisch

– 1.116

– 5.060

5. Uitgavenkader in lopende prijzen

254.362

254.891

6. Actuele raming uitgaven

253.287

253.211

7. Over/onderschrijding (7=6–5)

– 1.075

– 1.680

Tabel 1.13 geeft de aardgasbaten weer. De aardgasbaten worden met name beïnvloed door de productie van aardgas, de hoogte van de olieprijs, de prijs van gas die op de markt tot stand komt op onder andere gasbeurzen (beursprijs TTF-gas) en de euro/dollarkoers. De olieprijs is van belang, omdat de prijs van aardgas mede is gerelateerd aan de prijs van olie in dollars. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de aardgasbaten. De tabel laat zien dat de aardgasbaten niet alleen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. Dit wordt gedaan omdat het EMU-saldo – volgens Europese methodiek – wordt berekend op transactiebasis, terwijl de rijksbegroting op kasbasis wordt opgesteld.

Tabel 1.13 Aardgasbaten (in miljoenen euro)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Olieprijs (in dollars)

44

50

50

51

53

54

54

Beursprijs TTF-gas (in eurocent per kubieke meter)

14

16

16

16

16

16

16

Euro/dollarkoers (in dollars)

1

1

1

1

1

1

1

Productie (x miljard kubieke meter)

49

40

39

38

37

36

34

               

Niet-belastingontvangsten

1.927

2.100

1.950

1.850

1.850

1.850

1.850

Vennootschapsbelasting

200

200

150

150

150

200

200

Totaal kasbasis

2.127

2.300

2.100

2.000

2.000

2.050

2.050

               

Niet-belastingontvangsten

– 273

– 100

50

– 50

0

0

0

Vennootschapsbelasting

50

0

50

0

– 50

0

0

Totaal kas-transverschil (ktv)

– 223

– 100

100

– 50

– 50

0

0

               

Niet-belastingontvangsten

2.200

2.200

1.900

1.900

1.850

1.850

1.850

Vennootschapsbelasting

150

200

100

150

200

200

200

Totaal transactiebasis

2.350

2.400

2.000

2.050

2.050

2.050

2.050

2. De Belasting- en premieontvangsten

2.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belasting- en premieontvangsten gezamenlijk gepresenteerd.

Net als in hoofdstuk 3 van deze Miljoenennota wordt de ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op EMU-basis toegelicht. Vanzelfsprekend zijn voor het EMU-saldo de belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis1 relevant. Daarnaast worden in overeenstemming met de Comptabiliteitswet de belastingontvangsten op kasbasis getoond in de tabel aan het einde van deze bijlage. In deze tabel wordt tevens de aansluiting van de ontvangsten op kasbasis naar EMU-basis gemaakt.

De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI). In de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is een nadere toelichting opgenomen van de ramingen voor de WLZ en de ZVW. De overige fondsen worden toegelicht in de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

In paragraaf 2.2 worden de ramingen van de belasting- en premieontvangsten van 2017 (de Vermoedelijke Uitkomsten) vergeleken met de stand van het vorige ramingsmoment (Voorjaarsnota 2017), waarbij de belangrijkste ramingsbijstellingen worden toegelicht. Paragraaf 2.3 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2018 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Voor een verdere toelichting op de raming van de belastingen wordt verwezen naar bijlage 12 van deze Miljoenennota. Paragraaf 2.4 presenteert de meerjarige ontvangstenraming tot en met 2021. Tot slot geeft paragraaf 2.5 een gedetailleerd overzicht van de raming van de belasting- en premieontvangsten voor 2017 en 2018 op EMU-basis en op kasbasis.

2.2 De belasting- en premieontvangsten in 2017

In tabel 2.2.1 wordt de nieuwe raming voor 2017 vergeleken met de stand bij Voorjaarsnota 2017. De nieuwe raming voor 2017 is gebaseerd op het macro-economisch beeld conform de MEV 2018 van het CPB en de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten tot en met juli 2017. Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2017 is de raming van de totale belasting- en premieontvangsten op EMU-basis met 1,9 miljard euro opwaarts bijgesteld.

De raming in de Voorjaarsnota 2017 was gebaseerd op het economisch beeld dat volgde uit het CEP 2017 van het CPB. Ten opzichte van het CEP 2017 is de verwachte waardeontwikkeling van het bbp in 2017 met 1,1 procent opwaarts bijgesteld. Deze hogere economische groei is onder andere een gevolg van een zeer stevige economische groei in het tweede kwartaal van 2017. Het bijgestelde economische beeld en de realisaties tot en met juli 2017 leiden tot een opwaartse bijstelling van de totale belasting- en premieontvangsten voor 2017.

Tabel 2.2.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2017 op EMU-basis (in miljoenen euro's)
 

Voorjaarsnota 2017

Vermoedelijke uitkomsten 2017

Verschil

Indirecte belastingen

83.525

83.757

232

Invoerrechten

3.211

3.209

– 2

Omzetbelasting

50.187

50.197

10

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.701

1.876

175

Accijnzen

11.666

11.709

43

Overdrachtsbelasting

2.746

2.748

2

Assurantiebelasting

2.465

2.414

– 51

Motorrijtuigenbelasting

4.034

4.026

– 8

Belastingen op een milieugrondslag

4.949

5.008

60

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

263

263

0

Belasting op zware motorrijtuigen

166

170

3

Verhuurderheffing

1.664

1.664

0

Bankbelasting

473

473

0

       

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

124.426

125.645

1.219

Loon- en inkomensheffing

98.193

98.787

595

Dividendbelasting

3.079

3.212

133

Kansspelbelasting

502

503

1

Vennootschapsbelasting

20.823

21.292

469

Erf- en schenkbelasting

1.829

1.850

21

       

Overige belastingontvangsten

194

194

0

       

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

208.145

209.597

1.451

       

Premies werknemersverzekeringen

60.145

60.587

441

 

waarvan zorgpremies

38.333

38.547

214

       

Totaal belasting- en premieontvangsten (EMU-basis)

268.291

270.184

1.893

De raming van de totale indirecte belastingen is met 0,2 miljard euro opwaarts bijgesteld opzichte van de Voorjaarsnota 2017. De geraamde btw-ontvangsten zijn vrijwel ongewijzigd ten opzichte van de raming in de Voorjaarsnota 2017. Onderliggend neemt de waarde van de consumptie van huishoudens in 2017 harder toe dan geraamd in het CEP 2017, terwijl binnen de particuliere consumptie het aandeel van duurzame goederen minder sterk toeneemt dan in het CEP 2017 verondersteld. De raming van de bpm is met 0,2 miljard euro opwaarts bijgesteld omdat het aantal verkochte nieuwe auto’s en de gemiddelde bpm die daarover wordt geheven hoger uitvallen. Ook de ontvangsten uit de belastingen op een milieugrondslag (voornamelijk de energiebelasting) worden hoger geraamd (+ 0,1 miljard euro). Tot slot is de raming van de assurantiebelasting met 0,1 miljard euro neerwaarts bijgesteld.

De ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen zijn voor 2017 met 1,2 miljard euro omhoog bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2017. De raming van de loon- en inkomensheffing is met 0,6 miljard euro opwaarts aangepast. De contractlonenstijging en de werkgelegenheidsstijging zijn iets minder sterk dan eerder geraamd, terwijl de verwachte winsten van IB-ondernemers flink sterker groeien. De bijstelling van de raming is in lijn met de gerealiseerde ontvangsten over de eerste helft van het jaar.

De raming van de vpb-ontvangsten in 2017 is met 0,5 miljard euro opwaarts bijgesteld. Het aanslagniveau over het winstjaar 2017 ligt flink hoger dan eerder ingeschat als gevolg van hogere winsten. Dat minder verliezen uit het verleden verrekend worden met de winst van 2017 is hierop ook van invloed. Bij de dividendbelasting geven de realisaties over het eerste halfjaar van 2017 aanleiding tot een positieve aanpassing van de raming (+ 0,1 miljard euro).

Ten slotte komen de ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen 0,4 miljard euro hoger uit. Dat komt vooral door hogere ontvangsten uit de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet en arbeidsongeschiktheidspremies als gevolg van een sterkere grondslagontwikkeling.

2.3 De belasting- en premieontvangsten in 2018

In figuur 2.3.1 zijn de voor 2017 en 2018 geraamde belasting- en premieontvangsten opgenomen. De ontvangsten uit de meeste belastingsoorten nemen toe in 2018 ten opzichte van 2017.

Figuur 2.3.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2017 en 2018 op EMU-basis

Figuur 2.3.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2017 en 2018 op EMU-basis

Tabel 2.3.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de geraamde belasting- en premieontvangsten in 2018. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het directe effect van fiscale beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de ontvangsten tussen 2017 en 2018 en de endogene ontwikkeling, dat is de ontwikkeling van de ontvangsten die vooral samenhangt met macro-economische ontwikkelingen.

Tabel 2.3.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2018 op EMU-basis (in miljoenen euro's)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2017

Maatregelen

Endogeen

Endogeen in %

2018

Indirecte belastingen

83.757

189

3.240

3,9%

87.186

Invoerrechten

3.209

0

180

5,6%

3.389

Omzetbelasting

50.197

27

2.590

5,2%

52.814

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.876

– 46

– 37

– 2,0%

1.793

Accijnzen

11.709

– 1

184

1,6%

11.891

Overdrachtsbelasting

2.748

0

7

0,3%

2.755

Assurantiebelasting

2.414

0

95

3,9%

2.510

Motorrijtuigenbelasting

4.026

10

107

2,6%

4.143

Belastingen op een milieugrondslag

5.008

198

22

0,4%

5.228

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

263

0

4

1,4%

267

Belasting op zware motorrijtuigen

170

0

4

2,3%

174

Verhuurderheffing

1.664

0

85

5,1%

1.750

Bankbelasting

473

0

0

0,0%

473

           

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

125.645

– 1.173

5.566

4,4%

130.038

Loon- en inkomensheffing

98.787

– 1.054

4.816

4,9%

102.549

Dividendbelasting

3.212

– 47

85

2,6%

3.250

Kansspelbelasting

503

20

17

3,3%

540

Vennootschapsbelasting

21.292

– 80

555

2,6%

21.768

Erf- en schenkbelasting

1.850

– 12

93

5,0%

1.931

           

Overige belastingontvangsten

194

– 1

– 10

– 5,2%

183

           

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

209.597

– 986

8.796

4,2%

217.407

           

Premies werknemersverzekeringen

60.587

1.773

2.758

4,6%

65.117

waarvan zorgpremies

38.547

1.713

943

2,4%

41.203

           

Totaal belasting- en premieontvangsten (EMU-basis)

270.184

787

11.554

4,3%

282.525

In 2018 bedragen de totale belasting- en premieontvangsten op EMU-basis naar verwachting 282,5 miljard euro. Ten opzichte van de meest actuele raming van de ontvangsten voor 2017 stijgen de ontvangsten in 2017 daarmee met 12,3 miljard euro. Beleidsmaatregelen zorgen voor 0,8 miljard euro hogere ontvangsten in 2017 ten opzichte van het jaar daarvoor. Het gaat om zowel maatregelen waartoe dit kabinet en vorige kabinetten eerder hebben besloten als maatregelen die het kabinet met deze Miljoenennota voorstelt. De verwachte endogene groei van de belasting- en premieontvangsten in 2017 bedraagt 11,6 miljard euro (4,3 procent). In de volgende paragrafen wordt nader op de endogene ontwikkeling ingegaan. In bijlage 12 van deze Miljoenennota staat een uitgebreidere toelichting voor de grootste belastingsoorten.

2.3.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2018

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten wordt toegelicht aan de hand van de relevante economische indicatoren zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2018. Voor 2018 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een waardeontwikkeling van het bbp van 4,2 procent. De endogene groei van de totale belasting- en premieontvangsten bedraagt in 2018 naar verwachting 4,3 procent. Daarmee ligt de groei van de totale belasting- en premieontvangsten in 2018 in lijn met de waardegroei van het bbp. Zoals in hoofdstuk 3 van deze Miljoenennota is toegelicht, is de ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten gerelateerd aan de samenstelling van de economische groei. Elke belasting kent zijn eigen grondslag, waarbij de verschillende belastinggrondslagen niet één-op-één en op dezelfde manier gerelateerd zijn aan de ontwikkeling van het totale bbp. De ontwikkeling van de ontvangsten uit de ene belastingsoort verschilt dus van de ontwikkeling van de ontvangsten van een andere belastingsoort.

De endogene groei van de inkomsten uit de indirecte belastingen in 2018 bedraagt 3,9 procent. Deze ontwikkeling wordt voor een groot deel bepaald door de btw-ontvangsten, verreweg de grootste post bij de indirecte belastingen. De btw-ontvangsten hangen vooral af van de consumptieve bestedingen, de investeringen in woningen en de overheidsinvesteringen. De waardeontwikkeling van de particuliere consumptie is in 2018 met 3,9 procent vergelijkbaar met de totale economische groei in waardetermen. Binnen de particuliere consumptie neemt het aandeel van duurzame goederen toe, wat leidt tot hogere ontvangsten omdat deze goederen belast worden tegen het algemene btw-tarief. De investeringen in woningen nemen met 8,3 procent toe, terwijl de overheidsinvesteringen toenemen met 2,3 procent. Daarmee komt de endogene ontwikkeling van de btw-ontvangsten naar verwachting uit op 5,2 procent in 2018.

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten uit de bpm is met – 2 procent negatief in 2018. De bpm-ontvangsten hangen af van het aantal autoverkopen en het aandeel van kleinere en/of zuinige auto’s daarin. De verwachting is dat het aantal verkopen in 2018 wat afneemt als gevolg van een verschuiving van de verkopen van 2016 naar 2017 vanwege anticipatie op de verlaging van het algemene bijtellingstarief voor de inkomstenbelasting. De ontvangsten uit de motorrijtuigenbelasting – waarvoor het gewicht van de in Nederland geregistreerde auto’s de grondslag vormt – nemen naar verwachting met 2,6 procent toe in 2018 door een groter wagenpark. De ontvangsten uit de overdrachtsbelasting blijven in 2018 ongeveer gelijk met een verwachte kleine toename van 0,3 procent toe. Deze lichte stijging volgt uit een verwachte daling van het aantal verkopen van bestaande woningen in 2018 met 4,3 procent ten opzichte van 2017, in combinatie met een prijsstijging van 5,0 procent. De totale WOZ-waarde van sociale huurwoningen vormt de grondslag van de verhuurderheffing. Voor 2018 nemen de ontvangsten uit de verhuurderheffing naar verwachting met 5,1 procent toe. Een groei van zowel het volume als de prijs van ingevoerde goederen zorgen voor een toename van de ontvangsten uit invoerrechten. De ontvangsten uit de belastingen op een milieugrondslag nemen met 0,4 procent toe. Deze ontwikkeling wordt gedomineerd door de energiebelasting die voor meer dan 90 procent bijdraagt aan de totale ontvangsten uit belastingen op een milieugrondslag. De grondslag van de energiebelasting is het elektriciteits- en gasverbruik. Tot slot nemen de ontvangsten uit de accijnzen in 2018 met 1,6 procent toe.

De endogene ontwikkeling van de directe belastingen en de premies volksverzekeringen – de belastingen op inkomen en vermogen – bedraagt 4,4 procent in 2018. De qua omvang belangrijkste directe belastingsoort is de loon- en inkomensheffing2. Voor de ontwikkeling van de ontvangsten uit deze belastingsoort zijn vooral de verwachte loonontwikkeling, de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de ontwikkeling van winsten van zelfstandigen van belang. De grondslag van de loon- en inkomensheffing wordt daarnaast ook beïnvloed door de omvang van de hypotheekrenteaftrek en pensioenpremies. De ontvangsten uit de loon- en inkomensheffing groeien in 2018 met 4,9 procent. Dat is met name het gevolg van een toename van de werkgelegenheid met 1,6 procent en hogere lonen (contractlonen + 2,0 procent, incidenteel loon + 0,9 procent). Ook groeien de ontvangsten uit de loon- en inkomensheffing in 2018 door een lagere hypotheekrenteaftrek en hogere winsten van IB-ondernemers (dat zijn ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting). De vpb-ontvangsten komen in 2018 2,6 procent hoger uit dan in 2017 in lijn met geraamde groei van de bedrijfswinsten. In lijn met de hogere winsten in 2018 nemen de ontvangsten uit de dividendbelasting met 2,6 procent toe. Tot slot nemen de ontvangsten uit de schenk- en erfbelasting naar verwachting met 5,0 procent toe met name door stijgende huizenprijzen.

De ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen – waar ook de zorgpremies onder vallen – nemen met 4,6 procent toe in 2018. Onderliggend gaat het om een positieve ontwikkeling van de grondslag door hogere lonen en meer werkgelegenheid in combinatie met de ontwikkeling van de aan de zorguitgaven gekoppelde zorgpremies.

2.3.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten

In 2018 nemen de belasting- en premieontvangsten met 0,8 miljard euro toe als gevolg van beleidsmaatregelen. In tabel 2.3.1 wordt het effect van de beleidsmaatregelen op de ontvangsten in 2018 per belastingsoort getoond. Dit is zowel beleid van vorige kabinetten met in 2018 nog een op- of neerwaarts effect op de inkomsten ten opzichte van 2017, als (nieuw) beleid van het huidige kabinet.

Bij de indirecte belastingen is de beleidsmatige mutatie per saldo 0,2 miljard euro. Het gaat om het saldo van een groot aantal maatregelen. Bij de belastingen op een milieugrondslag zorgt de in het Energieakkoord overeengekomen tariefsverhoging van de energiebelasting voor hogere ontvangsten in 2018 (+ 0,2 miljard euro). De aanscherping van de definitie van geneesmiddelen maakt onder andere onderdeel uit van het beleidsmatige effect bij de btw. Verschillende maatregelen uit de (budgetneutrale) Autobrief II zorgen voor beleidsmatig lagere ontvangsten uit de bpm en iets hogere ontvangsten uit de MRB.3

Als gevolg van beleidsmaatregelen nemen de ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen met 1,2 miljard euro af in 2018. Het gaat om een saldo van vele maatregelen, voor een groot deel binnen de loon- en inkomensheffing. De beleidsmatige mutatie bij de loon- en inkomensheffing komt uit op – 1,1 miljard euro. Deze mutatie wordt vooral bepaald door het kaseffect (– 1,3 miljard euro) van het afschaffen en de mogelijkheid tot afkoop van het pensioen in eigen beheer (PEB). Na incidenteel fors hogere ontvangsten als gevolg deze maatregel in 2017 is vanaf 2018 sprake van het omgekeerde. Ook het koopkrachtpakket 2018 (– 0,1 miljard euro) met een verhoging van de ouderenkorting, een verlaging van de algemene heffingskorting en een verlaging van de alleenstaande-ouderenkorting maakt onderdeel uit van de beleidsmatige mutatie bij de loon- en inkomensheffing.

Beleidsmaatregelen zorgen voor een afname van de ontvangsten bij de vennootschapsbelasting in 2018 van – 0,1 miljard euro. Deze afname is een saldo van diverse maatregelen waaronder het effect van het aflopen van de liquiditeitsverruimende maatregelen voor bedrijven die in het verleden zijn genomen (– 0,3 miljard euro) en de al genoemde PEB-maatregel (+ 0,2 miljard euro). Onderdelen van het vpb-pakket ter invulling van de BEPS-taakstelling, met effecten in 2018, zijn onder andere de schijfverlenging van het de eerste tariefsschijf, het wijzigen van specifieke renteaftrekbeperkingen in de vpb en de aanpassing van de Innovatiebox.

Beleid met betrekking tot de premies werknemersverzekeringen leidt per saldo tot 1,8 miljard euro hogere ontvangsten in 2018. Daarvan betreft 1,7 miljard euro het effect van hogere zorgpremies die voor 2018 worden voorzien. De overige premies werknemersverzekeringen leiden in 2018 per saldo tot 0,1 miljard hogere ontvangsten.

In tabel 2.3.2 wordt de totale beleidsmatige mutatie in 2017 van 0,8 miljard uitgesplitst naar de opeenvolgende momenten waarop tot beleidmaatregelen is besloten zoals het Regeerakkoord, opeenvolgende Miljoenennota’s en tussentijdse beleidspakketten. Dit noemen we ook wel de «verticale mutaties» van de beleidsmatige ontwikkeling van de ontvangsten in 2018. Ook wordt zo inzichtelijk dat ook beleid van vòòr deze kabinetsperiode in 2018 nog budgettaire effecten heeft. Zo werkt bijvoorbeeld het effect van het aflopen van de verschillende liquiditeitsverruimende maatregelen voor bedrijven die in de jaren 2009, 2010 en 2011 zijn genomen nog door in 2018. Verder leidt het Begrotingsakkoord 2012 tot hogere ontvangsten in 2018 door maatregelen gericht op de woningmarkt en pensioenen.

Tabel 2.3.2 Verticale toelichting beleidsmutaties 2018 (op EMU-basis, in miljoenen euro's)

Beleid vorige kabinetten

– 189

 

waarvan liquiditeitsverruiming bedrijven

– 325

 

waarvan begrotingsakkoord 2012 (Lenteakkoord)

130

 

waarvan overig

6

Beleid Regeerakkoord Rutte II

78

(ander) beleid nieuw meegenomen in MN2014

191

 

waarvan energieakkoord

200

 

waarvan overig

– 9

Beleid nieuw meegenomen in MN2015

– 93

Beleid nieuw meegenomen in MN2016

– 71

Beleid nieuw meegenomen in MN2017

2.545

 

waarvan kaseffecten Pensioen in eigen beheer

– 1.075

 

waarvan arbeidsmarktpakket

932

 

waarvan aanpassingen kamerbehandeling BP2016

126

 

waarvan aanpassingen kamerbehandeling BP2017

111

 

waarvan vereenvoudigingswestsvoorstel 2017

– 131

 

waarvan zorgpremies

2.592

 

waarvan overig

– 11

Beleid nieuw meegenomen in MN2018

– 1.673

 

waarvan uitstel arbeidsmarktpakket

– 787

 

waarvan koopkrachtpakket 2018

– 92

 

waarvan dekking zorgpremies bedrijfsleven

99

 

waarvan zorgpremies

– 718

 

waarvan overig

– 175

Totaal

787

Het Regeerakkoord zorgt voor 0,1 miljard euro hogere ontvangsten in 2018. Het gaat om de optelsom van een aantal kleinere maatregelen. Daar maken het beperken van het tarief van de hypotheekrenteaftrek en de terugsluis daarvan onderdeel van uit. Beleid verwerkt in de Miljoenennota’s van de jaren daarna heeft (ook) geen substantiële effecten op de ontvangsten in 2018, uitgezonderd de in het Energieakkoord opgenomen verhoging van de tarieven in de energiebelasting die verwerkt is in Miljoenennota 2014 (opgenomen in Belastingplan 2018).

Het beleid dat onder het kopje Miljoenennota 2017 is meegenomen bestaat onder andere uit de kaseffecten van het afschaffen en afkoop van het PEB (– 1,1 miljard) en mutaties bij de premies werknemersverzekeringen die onderdeel uitmaakten van het arbeidsmarktpakket (0,9 miljard euro)4. De aanpassingen van de oorspronkelijke Belastingplannen 2016 en 2017 leiden in 2018 leiden tot 0,2 miljard hogere ontvangsten. Het vereenvoudigingswetsvoorstel dat onderdeel uitmaakte van pakket Belastingplan 2017 zorgt in 2018 voor lagere ontvangsten (– 0,1 miljard euro) door verschillende kasschuiven. Ten slotte is in Miljoenennota 2017 de verwachte beleidsmatige ontwikkeling van de zorgpremies in 2018 geraamd op 2,6 miljard euro.

Beleid dat voor het eerst tot uiting komt in Miljoenennota 2018 is onder meer het (gedeeltelijke) uitstel van het arbeidsmarktpakket door het controversieel verklaren van de maatregel compensatie transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Daardoor komen de premies werknemersverzekeringen beleidsmatig lager uit (– 0,8 miljard euro). Het koopkrachtpakket 2018 zorgt per saldo voor 0,1 miljard euro lagere ontvangsten. Ten slotte is de verwachte ontwikkeling van de zorgpremies in 2018 met 0,7 miljard euro neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de verwachting daarover bij de vorige Miljoenennota.

Tabel 2.3.3 Budgettair effect van belasting- en premiemaatregelen 2018 (in miljoenen euro's)
 

Belastingen en premies op EMU-basis

Belastingen en premies op transactiebasis

Lastenontwikkeling

Zorgpremies (nominale premie + IAB)

1.713

1.713

1.713

Zorgtoeslag

0

0

– 635

Sectorfondspremies

60

60

60

Totaal PEB

– 1.084

– 1.668

– 6

Liquiditeitsverruimende maatregelen

– 327

– 346

– 2

Participatie- en inkomensbeleid

– 10

– 10

– 10

Milieu- en autobelastingen

206

207

207

Pensioengerelateerde maatregelen

96

96

96

btw

27

27

– 16

Budgetsystematiek WBSO

42

42

0

SDE+

0

0

396

Overig

64

– 102

– 141

Totaal

787

19

1.662

In tabel 2.3.3 wordt een relatie gelegd tussen het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis5, het effect daarvan op transactiebasis en het effect op de lastenontwikkeling zoals relevant voor het inkomstenkader in 20186. Voor de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis, die relevant zijn voor het EMU-saldo, gaat het voor de meeste belastingsoorten om de één-maands-verschoven-kasontvangsten. Bij de ontvangsten op transactiebasis wordt – in dit geval – het beleid toegerekend aan het jaar waarin de daadwerkelijke economische transactie waaruit het effect op de ontvangsten volgt zich voordoet. Daarop sluit het op de lastenontwikkeling gebaseerde inkomstenkader zoveel mogelijk aan. Een van de uitzonderingen daarop vormen maatregelen met intertemporele (kas)effecten. Daar is bijvoorbeeld sprake van bij het afschaffen (in combinatie met afkoop) van het pensioen in eigen beheer. De incidenteel hogere ontvangsten in 2017 leiden tot een neerwaartse mutatie in 2018 op EMU- en transactiebasis, maar beïnvloeden de beleidsmatige lastenontwikkeling in 2018 niet.7 Voor liquiditeitsverruimende maatregelen voor bedrijven uit de jaren 2009 tot en met 2011 – die in 2018 tot lagere belastingontvangsten leiden – geldt hetzelfde.8 Een ander verschil ontstaat door de zorgtoeslag. Vanwege de directe koppeling met de nominale premie is de zorgtoeslag wel relevant voor de beleidsmatige lastenontwikkeling, terwijl dit geen belasting- en premieontvangsten betreft. Dat geldt ook voor de SDE+. Verschillen tussen de effecten op EMU- en transactiebasis ontstaan hoofdzakelijk door de duur van het aanslag- en aangifteproces van sommige belastingsoorten. Daardoor ontstaat een vertraging bij de ontvangsten op EMU-basis.

2.4 Meerjarige ontvangstenraming

De ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten voor de periode 2017–2021 is weergegeven in tabel 2.4.1. De ramingen voor 2017 en 2018 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht.

Tabel 2.4.1. Meerjarige belasting- en premieraming (in miljarden euro's)
 

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis

270,2

282,5

294,9

306,3

317,5

 

waarvan belastingen op kasbasis

166,8

169,4

178,6

187,3

194,3

2.5 De belastingraming 2017-2018

Tabel 2.5.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de belasting- en premieontvangsten 2017 en 2018 op EMU-basis.

Tabel 2.5.1 Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2017 – 2018 (in miljoenen euro's)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2017

Ontwerpbegroting 2018

Indirecte belastingen

83.757

87.186

Invoerrechten

3.209

3.389

Omzetbelasting

50.197

52.814

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.876

1.793

Accijnzen

11.709

11.891

– Accijns van lichte olie

4.291

4.322

– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.874

3.968

– Tabaksaccijns

2.442

2.487

– Alcoholaccijns

313

310

– Bieraccijns

441

449

– Wijnaccijns

348

355

Belastingen van rechtsverkeer

5.162

5.265

– Overdrachtsbelasting

2.748

2.755

– Assurantiebelasting

2.414

2.510

Motorrijtuigenbelasting

4.026

4.143

Belastingen op een milieugrondslag

5.008

5.228

– Afvalstoffenbelasting

87

90

– Energiebelasting

4.643

4.857

– Waterbelasting

278

282

– Brandstoffenheffingen

0

0

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

263

267

Belasting op zware motorrijtuigen

170

174

Verhuurderheffing

1.664

1.750

Bankbelasting

473

473

     

Directe belastingen

83.701

82.922

Inkomstenbelasting kas

– 2.315

– 3.510

Loonbelasting kas

59.157

58.944

Dividendbelasting

3.212

3.250

Kansspelbelasting

503

540

Vennootschapsbelasting

21.292

21.768

– Gassector kas

200

150

– Niet-gassector kas

21.092

21.618

Erf- en schenkbelasting

1.850

1.931

     

Overige Belastingontvangsten

194

183

– Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

154

157

     

Totaal belastingen

167.652

170.291

     

Premies volksverzekeringen (EMU)

41.945

47.116

Premies werknemersverzekeringen

60.587

65.117

– waarvan zorgpremies

36.680

38.547

     

Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis

270.184

282.525

Tabel 2.5.2 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de belasting- en premieontvangsten 2017 en 2018 op kasbasis met op de laatste regels de aansluiting naar de totaalraming op EMU-basis.

Tabel 2.5.2. Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2017 – 2018 (in miljoenen euro's)
 

Vermoedelijke uitkomsten 2017

Ontwerpbegroting 2018

Indirecte belastingen

83.296

86.443

Invoerrechten

3.195

3.375

Omzetbelasting

49.757

52.133

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.888

1.798

Accijnzen

11.711

11.875

– Accijns van lichte olie

4.283

4.318

– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.880

3.962

– Tabaksaccijns

2.440

2.482

– Alcoholaccijns

314

311

– Bieraccijns

446

449

– Wijnaccijns

349

355

Belastingen van rechtsverkeer

5.123

5.246

– Overdrachtsbelasting

2.700

2.743

– Assurantiebelasting

2.423

2.503

Motorrijtuigenbelasting

4.039

4.129

Belastingen op een milieugrondslag

5.015

5.224

– Afvalstoffenbelasting

86

89

– Energiebelasting

4.651

4.853

– Waterbelasting

278

282

– Brandstoffenheffingen

0

0

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

263

266

Belasting op zware motorrijtuigen

167

173

Verhuurderheffing

1.664

1.750

Bankbelasting

473

473

     

Directe belastingen

83.345

82.812

Inkomstenbelasting kas

– 2.315

– 3.510

Loonbelasting kas

58.805

58.836

Dividendbelasting

3.212

3.250

Kansspelbelasting

500

538

Vennootschapsbelasting

21.292

21.768

– Gassector kas

200

150

– Niet-gassector kas

21.092

21.618

Erf- en schenkbelasting

1.850

1.931

     

Overige Belastingontvangsten

184

183

– Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

154

157

     

Totaal belastingen

166.826

169.438

     

Premies volksverzekeringen kas

41.920

46.909

Premies werknemersverzekeringen

60.587

65.117

– waarvan zorgpremies

36.680

38.547

Aansluiting naar EMU-basis

851

1.060

     

Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis

270.184

282.525

3. EMU-saldo

Tabel 3.1 EMU-saldo (in miljoenen euro, + is overschot)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

bron

1

Belasting- en premieontvangsten

258.829

270.184

282.525

294.872

306.318

317.507

329.111

Tabel 2.4.1

2

Totale netto-uitgaven

265.370

269.509

283.937

296.213

309.114

321.350

335.134

Tabel 1.1

3

Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven

– 5.399

– 9.827

– 10.572

– 12.852

– 16.786

– 19.799

– 22.802

Tabel 3.2

4

Bij: Kas-transverschillen en overige posten

3.176

– 4.647

– 1.369

– 743

– 890

– 1.086

– 1.123

Tabel 3.3

5

Bij: EMU-saldo decentrale overheden

539

– 1.819

– 1.719

– 1.564

– 1.564

– 1.564

– 1.629

Tabel 3.7

6

EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5)

2.573

4.036

6.072

9.205

11.537

13.307

14.027

 

Tabel 3.1 geeft het EMU-saldo van de hele collectieve sector weer. Dit EMU-saldo (ook wel begrotingssaldo genoemd) is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de rijksoverheid en de decentrale overheden. De inkomsten en uitgaven van de rijksoverheid zijn in meer detail te vinden in bijlage 1 en bijlage 2. Om tot het EMU-saldo te komen moeten hier nog een paar correcties op worden toegepast: sommige uitgaven tellen niet mee voor het EMU-saldo (zie tabel 3.2) en voor sommige posten telt een ander bedrag mee voor het EMU-saldo dan in de Rijksbegroting (op kasbasis) is opgenomen (zie tabel 3.3).

Tabel 3.2 Uitgaven niet-relevant voor het EMU-saldo (in miljoenen euro, + is uitgave)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Rente-ontvangsten swaps

– 1.086

– 1.217

– 1.534

– 1.832

– 1.817

– 1.697

– 1.304

Opbrengst beëindigen renteswaps

– 5.371

– 1.317

0

0

0

0

0

Studieleningen

1.917

1.862

2.041

2.012

2.158

2.344

2.507

Netto-verkoop staatsbezit

– 3.233

– 3.182

350

280

0

0

0

Diverse leningen

212

290

275

129

83

77

– 31

Rijksbijdragen aan de sociale fondsen

20.098

19.329

18.446

18.299

18.426

18.645

18.995

Rente sociale fondsen

0

– 14

– 27

7

66

131

118

Kasbeheer

– 7.010

– 5.883

– 8.970

– 6.038

– 2.127

300

2.520

Overig

– 129

– 41

– 11

– 5

– 2

– 2

– 3

Totaal

5.399

9.827

10.572

12.852

16.786

19.799

22.802

De uitgaven die wel op de Rijksbegroting staan, maar die niet meetellen voor het EMU-saldo staan vermeld in tabel 3.2. Wat er wel en niet meetelt voor het EMU-saldo is vastgesteld door Eurostat. Financiële transacties zoals het verstrekken van (studie)leningen of het verkopen van staatsbezit zijn meestal niet relevant voor het EMU-saldo. Ook de rente ontvangen op renteswaps en de verkoop ervan tellen niet mee. De rijksbijdrage en rente van het Rijk aan de sociale fondsen zijn niet relevant, omdat dit een transactie is tussen twee onderdelen van de collectieve sector: de uitgave van het Rijk is een ontvangst voor de sociale fondsen. Ook de post kasbeheer is een transactie binnen de collectieve sector, deze bestaat uit de toe- of afname van het geld dat de deelnemers aan schatkistbankieren bij het Rijk aanhouden.

Tabel 3.3 Kas-transverschillen en overige posten (in miljoenen euro, + is EMU-saldoverbeterend)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

KTV gasbaten

273

100

– 50

50

0

0

0

KTV EU-afdrachten

2.651

– 3.094

0

0

0

0

0

KTV LIV/LKV

0

– 493

– 441

0

0

0

0

KTV OV-jaarkaart

791

– 747

– 44

0

0

0

0

KTV Defensie

– 51

0

0

0

0

0

0

Overige kas-transverschillen

– 489

– 379

– 99

– 64

72

35

31

Mutatie begrotingsreserves

– 34

– 334

– 166

0

0

0

0

EMU-saldo agentschappen en rest centrale overheid

150

0

0

0

0

0

0

Overig

21

0

0

0

0

0

0

Subtotaal Rijk

3.312

– 4.947

– 800

– 14

72

35

31

Eigen risico dragers WGA/ZW

328

365

370

391

413

434

456

Zorgbemiddelingskosten

– 246

– 65

– 939

– 1.120

– 1.374

– 1.555

– 1.610

Overig

– 217

0

0

0

0

0

0

Subtotaal sociale fondsen

– 136

300

– 569

– 729

– 962

– 1.121

– 1.154

Totaal

3.176

– 4.647

– 1.369

– 743

– 890

– 1.086

– 1.123

Tabel 3.3 geeft de posten weer die wel meetellen voor het EMU-saldo, maar die niet, of niet op dezelfde manier in de Rijksbegroting staan. Voor een deel ervan geldt dat voor het EMU-saldo wordt gerekend met de uitgaven en ontvangsten op transactiebasis, terwijl de Rijkbegroting op kasbasis wordt opgesteld. Om tot het EMU-saldo te komen moet daarom bovenop de uitgave of ontvangst op kasbasis ook nog een kas-transverschil worden meegeteld. Daarnaast is er een aantal posten die niet op de Rijkbegroting staan, zoals bijvoorbeeld het positieve of negatieve saldo van agentschappen, en de kosten van zorgverzekeraars.

Tabel 3.4 Opbouw EMU-saldo collectieve sector (in miljoenen euro, – is tekort)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

EMU-saldo Rijk

– 5.357

1.589

– 256

5.791

11.713

15.177

18.344

EMU-saldo sociale fondsen

7.391

4.266

8.047

4.977

1.388

– 306

– 2.689

EMU-saldo decentrale overheden

539

– 1.819

– 1.719

– 1.564

– 1.564

– 1.564

– 1.629

EMU-saldo collectieve sector

2.573

4.036

6.072

9.205

11.537

13.307

14.027

EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)

0,4

0,6

0,8

1,2

1,4

1,6

1,6

Tabel 3.4 geeft de verdeling van het EMU-saldo over de verschillende onderdelen van de collectieve sector. In tabel 3.5 tot en met tabel 3.7 wordt het EMU-saldo per onderdeel verder toegelicht.

Tabel 3.5 EMU-saldo Rijk (in miljoenen euro, – is uitgave / tekort)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

bron

Belastingontvangsten

156.399

167.652

170.291

179.357

188.082

195.107

202.395

 

Netto begrotingsgefinancierde uitgaven

– 150.369

– 151.629

– 161.900

– 168.098

– 174.736

– 180.988

– 187.771

Tabel 1.1

Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven

5.399

9.827

10.572

12.852

16.786

19.799

22.802

Tabel 3.2

Betaalde rijksbijdrage en rente aan sociale fondsen

– 20.098

– 19.315

– 18.419

– 18.306

– 18.492

– 18.777

– 19.113

Tabel 3.2

Kas-transverschillen en overige posten Rijk

3.312

– 4.947

– 800

– 14

72

35

31

Tabel 3.3

EMU-saldo Rijk (centrale overheid)

– 5.357

1.589

– 256

5.791

11.713

15.177

18.344

 
Tabel 3.6 EMU-saldo sociale fondsen (in miljoenen euro, – is uitgave / tekort)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

bron

Premie-ontvangsten

102.429

102.531

112.233

115.515

118.236

122.400

126.716

 

Ontvangen rijksbijdragen en rente

20.098

19.315

18.419

18.306

18.492

18.777

19.113

Tabel 3.2

Premiegefinancierde uitgaven

– 115.001

– 117.880

– 122.037

– 128.115

– 134.378

– 140.362

– 147.364

Tabel 1.1

Eigen risico dragers WGA/ZW

328

365

370

391

413

434

456

Tabel 3.3

Zorgbemiddelingskosten

– 246

– 65

– 939

– 1.120

– 1.374

– 1.555

– 1.610

Tabel 3.3

Overige uitgaven

– 217

0

0

0

0

0

0

Tabel 3.3

EMU-saldo sociale fondsen

7.391

4.266

8.047

4.977

1.388

– 306

– 2.689

 
Tabel 3.7 EMU-saldo decentrale overheden (in miljoenen euro, – is uitgave / tekort)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Belastinginkomsten

9.812

10.110

10.412

10.694

11.005

11.314

11.624

Rijksbijdragen

74.469

73.047

75.017

76.836

79.012

81.363

83.714

Overige inkomsten

13.930

13.937

14.120

14.272

14.447

14.594

14.675

Uitgaven decentrale overheden

– 97.672

– 98.913

– 101.267

– 103.365

– 106.028

– 108.835

– 111.642

EMU-saldo decentrale overheden

539

– 1.819

– 1.719

– 1.564

– 1.564

– 1.564

– 1.629

Tabel 3.8 Historisch overzicht EMU-saldo (in miljarden euro, – is tekort)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

EMU-saldo

– 1,7

– 10,3

– 15,3

– 9,0

– 1,4

1,2

1,3

BBP

477

495

507

524

546

579

613

EMU-saldo (in procenten bbp)

– 0,3

– 2,1

– 3,0

– 1,7

– 0,3

0,2

0,2

 

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

EMU-saldo

1,4

– 33,5

– 31,5

– 27,6

– 25,1

– 15,5

– 15,0

BBP

639

618

632

643

645

653

663

EMU-saldo (in procenten bbp)

0,2

– 5,4

– 5,0

– 4,3

– 3,9

– 2,4

– 2,3

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

EMU-saldo

– 14,0

2,6

4,0

6,1

9,2

11,5

13,3

BBP

683

703

733

764

789

816

844

EMU-saldo (in procenten bbp)

– 2,1

0,4

0,6

0,8

1,2

1,4

1,6

4. EMU-schuld

Tabel 4.1 Financieringssaldo rijksoverheid (in miljoenen euro, – is kasuitgave / kastekort)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

bron

Belastinginkomsten (kasbasis)

154.708

166.826

169.438

178.560

187.275

194.284

201.532

Tabel 2.4.1

Netto begrotingsgefinancierde uitgaven

– 150.369

– 151.629

– 161.900

– 168.098

– 174.736

– 180.988

– 187.771

Tabel 1.1

Af: kas-transverschil rentelasten

– 1.183

– 1.110

– 960

– 940

– 730

– 630

– 470

 

Mutatie begrotingsreserves

– 34

– 334

– 166

0

0

0

0

 

Mutatie derdenrekeningen

1.724

0

0

0

0

0

0

 

Overbruggingskrediet Fortis/ABN Amro

950

0

0

0

100

250

0

 

Financieringssaldo rijksoverheid

5.796

13.753

6.413

9.522

11.909

12.916

13.291

 

Tabel 4.1 geeft het financieringstekort van het Rijk. Het financieringstekort is het bedrag dat het Rijk op kasbasis in een jaar tekort komt, of over heeft. Het financieringstekort is daarmee dus ook het bedrag dat in een jaar extra moet worden geleend of, bij een overschot, waarmee schulden kunnen worden afgelost. Waar het EMU-saldo een begrip op transactiebasis is, is het financieringstekort dus op kasbasis. Dat betekent dat naast de belastingontvangsten en de uitgaven op de begrotingen er nog een tweetal correcties moet worden toegepast. Allereerst is dat de rente op de staatsschuld: deze staan in de rijksbegroting op transactiebasis, terwijl voor het financieringstekort alleen de kasuitgaven meetellen. Daarnaast wordt geld storten in (of opnemen uit) een begrotingsreserve op de begroting gezet als uitgave of ontvangst, terwijl het geld niet daadwerkelijk de schatkist verlaat of binnenkomt.

Tabel 4.2 Opbouw EMU-schuld collectieve sector (in miljoenen euro, – is kasuitgave / kastekort)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

bron

EMU-schuld begin jaar

441.401

434.205

421.371

415.777

406.920

396.574

385.222

 

Financieringssaldo rijksoverheid

– 5.796

– 13.753

– 6.413

– 9.522

– 11.909

– 12.916

– 13.291

Tabel 4.1

EMU-saldo decentrale overheden

– 539

1.819

1.719

1.564

1.564

1.564

1.629

Tabel 3.4

EMU-saldo rest centrale overheid

164

0

0

0

0

0

0

 

Schatkistbankieren decentrale overheden

162

– 900

– 900

– 900

0

0

0

 

SNS/Propertize

– 2.350

0

0

0

0

0

0

 

Overig

1.163

0

0

0

0

0

0

 

EMU-schuld einde jaar

434.205

421.371

415.777

406.920

396.574

385.222

373.560

 

EMU-schuldquote (in procenten bbp)

61,8

57,5

54,4

51,6

48,6

45,6

42,8

 

Het financieringssaldo werkt een-op-een door in de staatsschuld. Voor een financieringstekort moet immers geleend worden, terwijl een overschot gebruikt kan worden om schulden af te lossen. Tabel 4.2 geeft de ontwikkeling van de EMU-schuld weer. De EMU-schuld betreft de hele collectieve sector, dus ook het tekort van decentrale overheden heeft invloed op de EMU-schuld.

Tabel 4.3 Opbouw EMU-schuldquote (in procenten bbp)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

EMU-schuldquote begin jaar

64,6

61,8

57,5

54,4

51,6

48,6

45,6

Noemereffect bbp

– 1,8

– 2,6

– 2,3

– 1,7

– 1,7

– 1,6

– 1,5

Financieringssaldo rijksoverheid

– 0,8

– 1,9

– 0,8

– 1,2

– 1,5

– 1,5

– 1,5

EMU-saldo decentrale overheden

– 0,1

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

EMU-saldo rest centrale overheid

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Schatkistbankieren decentrale overheden

0,0

– 0,1

– 0,1

– 0,1

0,0

0,0

0,0

SNS/Propertize

– 0,3

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Overig

0,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

EMU-schuldquote einde jaar

61,8

57,5

54,4

51,6

48,6

45,6

42,8

Tabel 4.3 bevat de ontwikkeling van de EMU-schuldquote (de EMU-schuld in verhouding tot het bbp). Behalve het begrotingstekort of -overschot heeft ook de ontwikkeling van het bbp zelf invloed op de schuldquote, dit is weergegeven als het noemereffect.

Tabel 4.4 Historisch overzicht EMU-schuld (in miljarden euro)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

EMU-schuld

234

240

251

261

268

259

262

BBP

477

495

507

524

546

579

613

EMU-schuld (in procenten bbp)

49,1

48,4

49,6

49,8

49,2

44,7

42,7

 

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

EMU-schuld

350

351

374

396

428

443

451

BBP

639

618

632

643

645

653

663

EMU-schuld (in procenten bbp)

54,7

56,8

59,3

61,6

66,3

67,8

68,0

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

EMU-schuld

441

434

421

416

407

397

385

BBP

683

703

733

764

789

816

844

EMU-schuld (in procenten bbp)

64,6

61,8

57,5

54,4

51,6

48,6

45,6

5. Overheidsbalans

Tabel 5.1 Overheidsbalans (in miljarden euro’s)1
 

2013

2014

2015

2016

Activa

838

816

785

728

 

Niet-financiële activa

599

568

545

484

   

Vaste activa

405

407

406

407

   

Olie- en gasreserves

155

124

103

41

   

Grond

39

36

37

35

 

Financiële activa

239

248

240

244

   

Aandelen en overige deelnemingen

90

89

95

100

   

Leningen

68

68

63

58

   

Handelskredieten, transitorische posten

45

47

45

52

   

Schuldbewijzen

14

10

9

8

   

Chartaal geld en deposito's

11

10

10

10

   

Financiële derivaten

10

24

18

16

             

Passiva

838

816

785

728

 

Financiële passiva

500

538

529

529

   

Schuldbewijzen

378

417

403

404

   

Leningen

93

92

92

89

   

Handelskredieten, transitorische posten

28

29

33

32

   

Deposito's

1

1

2

4

 

Vermogenssaldo

337

277

255

199

X Noot
1

Bron: StatLine website CBS (2016 betreft voorlopige cijfers). Op de StatLine website van het CBS is ook informatie te vinden over de waardering van de posten.

De overheidsbalans geeft de balans van de collectieve sector weer en biedt zo inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de sociale verzekeringsinstellingen als geheel. De bezittingen, de zogenoemde activa, bestaan uit financiële activa zoals uitgezette leningen en niet-financiële activa zoals wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen.

De overheidsbalans is een foto van het nettovermogen van de overheid op een bepaalde datum. Toekomstige rechten en verplichtingen als toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen ontbreken.

Het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR) bevatte tot en met de terugblik op 2012 een staatsbalans. Deze staatsbalans presenteerde voor de meeste jaren een negatief vermogen. De rijksoverheid gaat namelijk vaak schulden aan, maar de daaruit volgende bezittingen zijn voor een groot deel elders in de collectieve sector ondergebracht, zoals bij decentrale overheden, zelfstandige bestuursorganen en scholen. De staatsbalans gaf daarmee een onvolledig beeld van de positie van de overheid. In tegenstelling tot de staatsbalans laat de overheidsbalans wel een volledig beeld zien.

In de overheidsbalans is te zien dat er tussen 2013 en 2016 een dalend positief vermogen is.

Toelichting posten overheidsbalans

Activa

De activa, oftewel bezittingen, bestaan uit niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa zijn objecten die een economische waarde hebben. In de praktijk komt dit neer op alle (niet-financiële) objecten die verkocht kunnen worden.

In de schuldcijfers die elders in de Miljoenennota zijn opgenomen, zijn de bezittingen niet verwerkt. De overheidsschuld is namelijk een brutoschuldbegrip. Dit betekent dat (financiële) bezittingen van de overheid – bijvoorbeeld de staatsdeelnemingen in Schiphol of de Nederlandse Spoorwegen – niet in mindering worden gebracht op de uitstaande schulden. De achterliggende reden voor het hanteren van een brutoschuldbegrip is dat het arbitrair is welke bezittingen wel en welke niet moeten worden meegeteld. Ook is het moeilijk om de exacte waarde van bezittingen op een eenduidige manier vast te stellen en bovendien zijn veel bezittingen niet of slecht liquide te maken.

De grootste niet-financiële post bestaat uit de vaste activa. Hierbinnen vormen de grond-, weg- en waterbouwkundige werken van Nederland veruit de grootste post. Een andere grote post zijn de olie- en gasreserves. Dit betreft zowel reserves die nog niet zijn gewonnen als gewonnen reserves die zijn opgeslagen. Deze reeks is voornamelijk in waarde gedaald door de lagere marktprijs voor gas waardoor de huidige gasreserves minder waard zijn. Daarnaast wordt gas ook over een langere periode gewonnen. Doordat toekomstige aardgasbaten lager worden gewaardeerd dan huidige, vermindert dit ook de waarde van de huidige gasreserves.

De post financiële activa bestaat uit alle financiële bezittingen van de overheid. Het gaat bijvoorbeeld om aandelen van de overheid in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen.

Passiva

De passivakant van een balans laat zien hoe de bezittingen zijn gefinancierd en hoe groot het vermogen is. De waarde van de financiële passiva is in 2016 vrijwel gelijk gebleven.

Het vermogen is het saldo van bezittingen (activa) en schulden (financiële passiva). Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden. In 2016 is er sprake van een positief vermogen van 199 miljard euro. Wel is het vermogen in dit jaar gedaald. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door de eerder genoemde lagere huidige waarde van gasreserves.

6. Fiscale regelingen

6.1 Inleiding

Deze bijlage geeft een overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen die de belastingopbrengst verminderen.9 Tot vorig jaar werden in deze bijlage alleen de fiscale regelingen opgenomen die voldeden aan de strikte definitie van een belastinguitgave. Met ingang van deze Miljoenennota vervalt het begrip «belastinguitgave». In het rapport van de studiegroep Begrotingsruimte is aandacht besteed aan de fiscale regelingen.10 Het rapport bevat de aanbeveling om voortaan geen onderscheid meer te maken tussen belastinguitgaven en andere inkomstenbeperkende regelingen. Niet de exacte definitie van een belastinguitgave, maar het budgettaire en beleidsmatige belang van een regeling is relevant. In lijn met dit advies zijn vorig jaar in de Miljoenennota in een aparte tabel in deze bijlage ruim twintig extra fiscale regelingen opgenomen die voldoen aan de criteria van budgettaire en beleidsmatige relevantie. Dit jaar zijn opnieuw circa twintig regelingen op grond van deze criteria toegevoegd aan het overzicht. Met ingang van deze Miljoenennota 2018 zijn de tabellen geïntegreerd. Ook worden vanaf dit jaar, uit het oogpunt van budgettaire en beleidsmatige relevantie, regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of een budgettair belang van minder dan € 5 miljoen hebben, niet meer in het budgettaire overzicht opgenomen.11 Deze regelingen blijven wel opgenomen in de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen» bij de Miljoenennota. De essentie van de nieuwe opzet is dat enerzijds transparantie wordt geboden en verantwoording wordt afgelegd, en anderzijds de beschikbare capaciteit gericht wordt ingezet om in te spelen op de informatiebehoefte van het parlement.

In de volgende paragraaf worden de belangrijkste ontwikkelingen in het budgettaire belang van de fiscale regelingen samengevat. Het budgettaire overzicht van de fiscale regelingen is opgenomen in paragraaf 6.3. De drie daaropvolgende paragrafen maken inzichtelijk welke factoren bijdragen aan opvallende ontwikkelingen in het budgettaire belang. Paragraaf 6.4 gaat in op de budgettaire effecten van de beleidsmaatregelen die in het Belastingplanpakket 2018 worden aangekondigd en de overige maatregelen die zijn genomen sinds de vorige Miljoenennota. Paragraaf 6.5 behandelt de belangrijkste endogene ontwikkelingen in het gebruik van regelingen. Paragraaf 6.6 licht toe welke technische ramingsbijstellingen zijn gemaakt ten opzichte van de vorige Miljoenennota. Tot slot worden in paragraaf 6.7 de evaluaties in het fiscale domein gemeld die sinds de Miljoenennota 2017 zijn afgerond en de evaluaties die gepland staan voor de periode 2017–2021.

Een toelichting op de regelingen – bestaande uit een beschrijving van de regeling en een weergave van de doelstelling, de ramingsgrond, het Ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie – is beschikbaar in de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen». Daarin staat ook een tabel met de uitsplitsing van de ontwikkeling van het budgettaire belang tussen 2017 en 2018 in een beleidsmatig deel en een endogeen deel.

6.2 Belangrijkste ontwikkelingen in het budgettaire belang van fiscale regelingen

Over het algemeen is sprake van een beheerste groei van de budgettaire omvang van de fiscale regelingen tussen 2013 en 2018. Hierop zijn enkele uitzonderingen, op het gebied van de eigen woning, de innovatiebox, de 30%-regeling, de salderingsregeling in de energiebelasting en de fiscale regelingen voor nulemissievoertuigen (zie paragraaf 6.5). Bij de fiscale regelingen voor de eigen woning spelen meerdere factoren een rol, maar daalt per saldo het budgettaire belang, met name doordat de hypotheekrenteaftrek € 3,7 miljard krimpt als gevolg van de dalende rente. Het geraamde budgettaire belang van de innovatiebox neemt sterk toe, deels doordat uit de aangiftecijfers een grondslagstijging blijkt en deels doordat grotendeels dezelfde ontwikkeling wordt verondersteld als de ontwikkeling van de vennootschapsbelastingopbrengsten, die door de economische groei met name in 2016 aanzienlijk groeien. Het gebruik van de 30%-regeling neemt sterk toe en de regeling is afgelopen jaar geëvalueerd (zie paragraaf 6.7). De 30%-regeling is volgens de onderzoekers doeltreffend en doelmatig en eventuele beleidsconclusies zijn aan het volgende kabinet gelaten. Ook de salderingsregeling in de energiebelasting kent een aanzienlijk groeiend aantal gebruikers en is recent geëvalueerd. De salderingsregeling blijkt een relatief dure regeling per ton vermeden CO2-uitstoot en naar aanleiding daarvan heeft het kabinet in juli een onderzoek naar verschillende varianten van stimulering van lokale hernieuwbare energie naar de Tweede Kamer gestuurd. Het budgettaire belang van de fiscale regelingen ter stimulering van nulemissievoertuigen loopt op door het stijgende aantal van deze voertuigen. De Wet uitwerking Autobrief II, waarin deze stimulering is vormgegeven, wordt in 2018 geëvalueerd.

6.3 Overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen

Tabel 6.3.1 geeft inzicht in het budgettaire belang van fiscale regelingen van 2013 tot en met 2018. De laatste kolom geeft de gemiddelde jaarlijkse procentuele groei weer tussen 2013 en 2018. De groei kan zowel het gevolg zijn van beleidsmaatregelen als van endogene ontwikkelingen in het gebruik van de regeling.

Tabel 6.3.1. Fiscale regelingen 2013–2018, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Gemiddeld % groei ’13-’182

 

Persoonsgebonden aftrek

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

225

237

228

206

212

218

– 0,6%

Giftenaftrek inkomstenbelasting

345

339

339

356

362

367

1,2%

Aftrek specifieke zorgkosten

330

284

282

282

282

282

– 3,1%

Aftrek kosten monumentenpanden

54

58

56

56

57

58

1,3%

Onderhoudsverplichtingen aftrek

nb

338

336

336

336

336

– 0,1%

Belaste ontvangen alimentatie

nb

– 198

– 201

– 201

– 201

– 201

0,4%

 

Inkomensvoorzieningen

Pensioen niet-belaste premie

19.909

19.745

17.390

17.423

19.178

19.686

– 0,2%

Pensioen belaste uitkering

– 11.732

– 12.317

– 12.941

– 12.797

– 13.175

– 13.449

2,8%

Pensioen vrijstelling box 3

5.767

5.961

7.185

7.183

7.288

7.427

5,2%

FOR aftrek

159

165

157

159

160

162

0,3%

FOR belaste uitkering

– 114

– 111

– 108

– 104

– 101

– 100

– 2,6%

Lijfrente premieaftrek

nb

532

496

501

549

565

1,5%

Lijfrente belaste uitkering

nb

– 348

– 387

– 383

– 394

– 402

3,7%

Lijfrente vrijstelling box 3

nb

168

215

215

218

222

7,2%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

nb

536

521

524

574

591

2,5%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

nb

– 417

– 406

– 414

– 460

– 476

3,3%

Reisaftrek OV

nb

10

9

10

10

10

0,0%

Middelingsregeling3

83

93

92

86

86

86

0,7%

 

(Eigen) woning

Hypotheekrenteaftrek

13.818

13.492

12.989

11.944

10.648

10.121

– 6,0%

Aftrek financieringskosten eigen woning

103

139

212

256

280

250

19,6%

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

25

27

28

29

31

32

5,0%

Aftrek rente en kosten van geldleningen restschuld vervreemde eigen woning

23

23

25

26

27

27

3,1%

Eigenwoningforfait

– 2.658

– 2.946

– 3.069

– 3.124

– 3.280

– 3.283

4,3%

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

412

513

556

585

631

649

9,5%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

317

782

32

34

190

190

– 9,7%

OVB Verlaagd tarief woning

1.214

1.723

1.949

2.521

2.944

2.946

19,4%

 

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

Vermindering verhuurderheffing3

0

2

28

16

23

60

nvt

Kamerverhuurvrijstelling

10

10

10

10

10

10

0,0%

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

892

896

946

978

979

971

1,7%

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

23

25

25

26

27

28

4,3%

Vrijstelling groen beleggen box 3

54

49

45

43

41

39

– 6,5%

Heffingskorting groen beleggen

35

31

29

28

27

26

– 5,8%

Heffingvrij vermogen box 3

1.393

1.407

1.449

1.588

1.160

1.051

– 5,5%

 

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

Zelfstandigenaftrek

1.733

1.660

1.720

1.720

1.720

1.720

0,9%

Extra zelfstandigenaftrek starters

106

106

108

108

108

108

0,5%

Meewerkaftrek

8

8

8

8

8

8

1,0%

Stakingsaftrek

16

15

15

14

14

14

– 2,5%

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

6

6

6

6

6

6

0,0%

Willekeurige afschrijving starters

8

8

8

8

8

8

– 0,7%

Doorschuiving stakingswinst

220

232

245

250

262

273

4,4%

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

94

96

98

100

102

104

2,0%

MKB-winstvrijstelling

1.364

1.520

1.565

1.590

1.635

1.675

4,2%

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

18

17

17

17

17

17

– 1,1%

Innovatiebox

883

1.081

1.287

1.708

1.687

1.679

13,7%

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

393

359

386

395

405

410

0,9%

Energie-investeringsaftrek (EIA)

139

124

107

144

164

147

1,1%

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

169

58

102

108

97

99

– 10,1%

VAMIL

56

25

30

20

40

40

– 6,5%

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

120

120

120

120

120

120

0,0%

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

1.262

1.109

1.109

1.109

1.109

1.109

– 2,5%

Bosbouwvrijstelling

4

5

5

5

5

6

7,8%

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

6

6

6

6

6

6

0,0%

OVB Vrijstelling cultuurgrond

110

104

110

114

118

123

2,3%

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

13

16

16

16

16

16

4,7%

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

480

308

383

383

383

383

– 4,4%

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

195

199

203

207

211

215

2,0%

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

5

5

6

6

7

7

7,7%

 

Loonbelasting

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

766

780

769

1.208

1.205

1.163

8,7%

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga’s van startups

– 

– 

– 

– 

29

29

0,0%

30%-regeling

651

699

806

850

901

955

8,0%

Afdrachtvermindering zeevaart

110

113

113

112

111

111

0,2%

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

107

110

114

117

121

124

3,1%

 

Heffingskortingen

Algemene heffingskorting

22.889

21.908

22.694

20.133

20.163

20.193

– 2,5%

Arbeidskorting

9.644

11.664

12.868

17.134

18.207

18.657

14,1%

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.621

1.597

1.623

1.952

2.003

2.056

4,9%

Jonggehandicaptenkorting

169

177

178

177

178

178

1,1%

Alleenstaande ouderenkorting

502

508

522

518

510

482

– 0,8%

Ouderenkorting

2.426

2.430

2.482

2.749

2.971

3.237

5,9%

 

Energiebelasting

Verlaagd tarief glastuinbouw

84

83

106

126

121

124

8,2%

Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

34

31

26

25

24

23

– 7,6%

Teruggaaf energie-intensieve industrie

7

4

6

6

6

7

1,9%

Verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

0

0

0

0

0

1

nvt

Salderingsregeling

33

55

80

94

120

166

38,0%

Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

55

55

63

71

71

76

6,7%

Belastingvermindering per aansluiting

2.379

2.449

2.471

2.493

2.493

2.511

1,1%

 

Omzetbelasting

Laag tarief voedingsmiddelen en water

6.925

7.075

7.439

7.744

8.069

8.408

4,0%

Laag tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.630

1.662

1.802

1.794

1.830

1.804

2,0%

Laag tarief culturele goederen en diensten

1.222

1.228

1.416

1.494

1.568

1.647

6,1%

Laag tarief arbeidsintensieve diensten

882

981

931

641

660

680

– 5,1%

Laag tarief overig

1.579

1.620

1.660

1.797

1.877

1.957

4,4%

Kleine ondernemersregeling

124

130

141

150

160

170

6,5%

Landbouwregeling

19

19

19

18

18

0

– 100,0%

 

Auto

             

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

1

0

2

3

4

6

46,6%

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

1

3

5

8

12

18

74,7%

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

16

30

46

69

86

127

51,7%

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's overgangsrecht

554

654

829

741

529

367

– 7,9%

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

46

44

37

53

51

46

– 0,3%

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

51

50

49

46

48

47

– 1,6%

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

15

11

12

15

16

16

1,2%

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

23

24

25

25

25

25

2,1%

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

713

738

765

804

834

868

4,0%

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

14

14

15

15

15

15

2,2%

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

207

45

48

51

58

65

– 20,7%

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

– 

32

25

22

19

16

– 15,5%

MRB Kwarttarieven

106

118

125

132

142

153

7,6%

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

– 

– 

– 

31

38

43

17,3%

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

Als de regeling nog niet bestond in 2013 of het budgettair belang van 2013 niet bekend is, is de gemiddelde jaarlijkse groei gegeven vanaf het eerst bekende jaar in de reeks. Bij de zelfstandigenaftrek en de extra zelfstandigenaftrek starters is de gemiddelde jaarlijkse groei vanaf 2014 gegeven, vanwege de reeksbreuk tussen 2013 en 2014 (zie paragraaf 6.6).

X Noot
3

Budgettair belang middelingsregeling en vermindering verhuurderheffing is op kasbasis.

De interpretatie van de gepresenteerde cijfers vergt aandacht. De recht gedrukte cijfers zijn schattingen van het budgettaire belang die gebaseerd zijn op concreet bronmateriaal. Deze cijfers zijn in redelijke mate een definitieve inschatting van het budgettaire belang. De cijfers in cursief zijn ramingen. Hierbij is (nog) geen (volledige) informatie beschikbaar voor dat jaar en is op basis van aannames of trendramingen het budgettaire belang bepaald. Over de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek zijn bijvoorbeeld tot en met 2014 aangiftegegevens beschikbaar, waarmee het budgettaire belang kan worden geschat – deze cijfers staan recht gedrukt. De groei van het gebruik van de regeling na 2014 wordt verondersteld gelijk te zijn aan de groei van de investeringen in vaste activa en op basis van deze aanname worden de ramingen voor de jaren vanaf 2015 gemaakt – deze cijfers staan cursief.

De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld in de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen». In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtsverminderingen in de loonbelasting), in het andere uiterste is er geen enkele informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals bijvoorbeeld de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals bijvoorbeeld de aftrekposten in de inkomstenbelasting. De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom feitelijk niet optelbaar.12 Er wordt ook op gewezen dat het hier vermelde budgettaire belang niet hetzelfde is als de opbrengst in het geval dat een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Ook kan bij afschaffing sprake zijn van samenloop met andere regelingen.

6.4 Beleidsmaatregelen

Tabel 6.4.1 bevat een overzicht van de beleidsmaatregelen die betrekking hebben op de hiervoor gepresenteerde fiscale regelingen, zoals besloten sinds de vorige Miljoenennota en zoals opgenomen in het pakket wetsvoorstellen Belastingplan 2018. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar die wetsvoorstellen.

Tabel 6.4.1 Fiscale beleidsmaatregelen, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2017

2018

2019

structureel

Beleid sinds Miljoenennota 2017

       

Amendementen EIA

12

14

14

12

Aanhouden wetsvoorstel afschaffen aftrek voor scholingsuitgaven

 

– 218

– 218

– 218

Aanhouden wetsvoorstel afschaffen aftrek kosten monumentenpanden

– 57

– 57

– 57

– 57

         

Belastingplan 2018

       

Afschaffen btw-landbouwregeling2

 

22

22

22

Beperken laag btw-tarief geneesmiddelen

 

42

42

42

Koopkrachtpakket: Algemene heffingskorting

 

75

75

75

Koopkrachtpakket: Alleenstaande ouderenkorting

 

20

20

20

Koopkrachtpakket: Ouderenkorting

 

– 187

– 187

– 187

X Noot
1

[+] = opbrengst, het budgettaire belang van de regeling neemt af; [–] = derving, het budgettaire belang van de regeling neemt toe.

X Noot
2

De opbrengst van de afschaffing van de btw-landbouwregeling in het Belastingplan bedraagt € 22 miljoen en is hoger dan het budgettaire belang van de regeling (€ 18 miljoen) volgens deze bijlage, omdat bij de voorgestelde afschaffing ook enkele tabelposten in de btw worden afgeschaft. Deze zijn geen onderdeel van de landbouwregeling als zodanig en zijn dus geen onderdeel van het budgettaire belang.

6.5 Toelichting opvallende endogene ontwikkelingen

In tabel 6.5.1 wordt de ontwikkeling van het budgettaire belang van de fiscale regelingen met de meest opvallende endogene ontwikkeling nader toegelicht. De tabel geeft de jaarlijkse endogene ontwikkeling tussen 2013 en 2018 en het gemiddelde hiervan. Onder endogene ontwikkeling wordt verstaan de ontwikkeling ten gevolge van veranderingen in het gebruik van de regeling die niet het gevolg zijn van beleidsmaatregelen. Ontwikkelingen die het gevolg zijn van gevoerd beleid, zijn derhalve niet opgenomen in onderstaande tabel. In dit verband kan bijvoorbeeld worden verwezen naar de arbeidskorting, waarvan het budgettaire belang bijna verdubbelt tussen 2013 en 2018. De opwaartse ontwikkeling bij de arbeidskorting is echter primair het gevolg van gevoerd beleid.

Tabel 6.5.1. Fiscale regelingen 2014–2018, endogene groei van het budgettair belang
 

2014

2015

2016

2017

2018

Gemiddeld

Hypotheekrenteaftrek

– 5%

– 3%

– 8%

– 10%

– 4%

– 6%

Aftrek financieringskosten eigen woning

31%

53%

21%

9%

– 11%

19%

Eigenwoningforfait1

8%

4%

2%

5%

0%

4%

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

22%

8%

5%

8%

3%

9%

OVB Verlaagd tarief woning

42%

13%

29%

17%

0%

19%

Innovatiebox

22%

19%

33%

0%

1%

14%

30%-regeling

7%

15%

5%

6%

6%

8%

Salderingsregeling

58%

38%

27%

22%

29%

34%

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

– 57%

320%

71%

39%

67%

48%

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

173%

77%

45%

53%

56%

76%

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

84%

56%

51%

24%

48%

51%

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's overgangsrecht

14%

25%

– 8%

– 24%

– 23%

– 5%

X Noot
1

Een stijging van de opbrengst van het eigenwoningforfait is weergegeven als een positief endogeen groeipercentage.

Eigen woning

Bij de fiscale regelingen voor de eigen woning zijn een aantal sterke ontwikkelingen in het budgettaire belang te zien. Dit hangt samen met de ontwikkelingen op de woningmarkt. Enerzijds is de rente op hypotheken de afgelopen jaren steeds verder afgenomen, anderzijds zijn het aantal transacties en de gemiddelde WOZ-waarde van woningen sterk gestegen.

Daling hypotheekrente

De hypotheekrente is in de afgelopen kabinetsperiode gestaag gedaald. De gemiddelde rente voor nieuwe hypotheken met een rentevaste periode van meer dan tien jaar was begin 2017 lager dan 3%, terwijl dit in 2012 nog meer dan 5% was. Dit heeft met enige vertraging effect op het budgettaire belang van de hypotheekrenteaftrek, doordat de lagere rente niet direct doorwerkt op alle uitstaande hypotheken, maar in eerste instantie vooral de nieuwe hypotheken raakt. Hierdoor treedt pas in 2016 en 2017 de sterkste daling van het budgettaire belang van de hypotheekrenteaftrek op.

Stijging aantal transacties woningmarkt

Het aantal transacties op de woningmarkt bereikte afgelopen jaar een piek, op het hoogste niveau sinds 2005. Dit is vooral van invloed op het budgettaire belang van de aftrek financieringskosten en het verlaagd tarief in de overdrachtsbelasting (OVB) voor de eigen woning. Door deze trend is de gemiddelde groei van het budgettaire belang van deze regelingen bijna 20% per jaar. In 2018 vlakt de stijging weer af, doordat een lager aantal transacties wordt verwacht dan in 2017.

Stijging WOZ-waarde

De huizenprijzen stegen in 2016 met 5% en liggen nu bijna 15% hoger dan op het dieptepunt in 2013. De verwachting is dat de prijzen ook in 2017 en 2018 blijven stijgen. De hiermee gepaard gaande stijging van de gemiddelde WOZ-waarde leidt tot een stijging (in absolute zin) van het budgettaire belang van het eigenwoningforfait en van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. Bij laatstgenoemde post is de groei nog hoger, doordat er ook extra aflossingen op de hypotheekschuld worden gedaan. De hogere WOZ-waarde wordt naar verwachting in 2018 gecompenseerd door een lager EWF-percentage, waardoor in dat jaar de stijging van het budgettaire belang afvlakt.

Innovatiebox

Het budgettaire belang van de innovatiebox stijgt endogeen gemiddeld 14% per jaar tussen 2013 en 2018. De beschikbare realisatiecijfers op basis van belastingaangiften laten tussen 2013 en 2014 een grondslagstijging van 22% zien. Voor de jaren vanaf 2015 is grotendeels dezelfde ontwikkeling verondersteld als de ontwikkeling van de vennootschapsbelastingopbrengsten (exclusief gas). Deze opbrengsten komen in 2016 fors hoger uit dan eerder werd geraamd. Hierdoor is van 2015 op 2016 een grote stijging van het budgettaire belang van de innovatiebox zichtbaar.

30%-regeling

Het budgettaire belang van de 30%-regeling is in de periode 2012 tot en met 2016 endogeen gegroeid met gemiddeld 8% per jaar. Indien de incidentele sterke stijging in 2015 buiten beschouwing wordt gelaten, bedraagt de gemiddelde stijging over de periode 2012 tot en met 2016 5,5%. Voor 2017 en 2018 is, op basis van deze stijging en de stijging in de jaren vóór 2012, de endogene groei geraamd op 6% per jaar. Het aantal gebruikers van de 30%-regeling is in de periode 2012–2016 gestegen met gemiddeld 9% per jaar tot 64.500 in 2016. Uit microdata die is gebruikt bij de evaluatie van de regeling blijkt vooral een groei van het aantal nieuwe gebruikers van de regeling.13 Voor deze stijging is geen duidelijke oorzaak aan te wijzen.

Salderingsregeling

Het budgettaire belang van de salderingsregeling is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Dit komt doordat het geïnstalleerde vermogen zon-PV bij kleinverbruikers sinds 2011 aanzienlijk is gestegen, met een gemiddelde jaarlijkse groei van ongeveer 90% tussen 2011 en 2015. De salderingsregeling heeft, door het verlagen van de terugverdientijd van zonnepaneelsystemen, een bijdrage geleverd aan deze recente snelle groei. De komende jaren zet de groei naar verwachting door.

Nulemissievoertuigen

Het budgettaire belang van de korting op de bijtelling voor privégebruik van de auto van de zaak is dit jaar gesplitst in een deel dat betrekking heeft op nulemissieauto’s en een deel dat betrekking heeft op overige zuinige auto’s. Vanaf 2017 geldt door de Wet uitwerking Autobrief II alleen nog een korting op de bijtelling voor nieuwe auto’s bij een CO2-emissie van nul, zoals bij volledig elektrische auto’s en auto’s op waterstof. Het budgettaire belang van de korting op de bijtelling voor nulemissieauto’s loopt op vanwege het toenemend aantal elektrische auto’s van de zaak die ook privé mogen worden gebruikt. Het budgettaire belang van de korting op de bijtelling voor overige zuinige auto’s neemt af, omdat dit alleen auto’s betreft van vóór 2017 waarvoor nog overgangsrecht geldt. De stijging van het aantal elektrische auto’s werkt ook door in het toenemende budgettaire belang van de teruggaaf/vrijstelling in de BPM/MRB voor deze voertuigen.

6.6 Technische bijstellingen

Hypotheekrenteaftrek

Vanaf 2016 valt de boeterente bij het aflossen van de eigenwoningschuld op het aangiftebiljet onder de hypotheekrenteaftrek. Tot die tijd stond dit bij de financieringskosten eigen woning. De reeksen zijn bijgesteld zodat ook in 2013–2015 deze boeterente in het budgettaire belang van de hypotheekrenteaftrek verwerkt zit. De opwaartse bijstelling van de hypotheekrenteaftrek bedraagt € 198 miljoen in 2013, € 306 miljoen in 2014 en € 469 miljoen in 2015.

Kamerverhuurvrijstelling

Tot nu toe werd bij de kamerverhuurvrijstelling (voorheen genaamd «Gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur») het budgettaire belang bepaald door de inkomsten uit kamerverhuur als vrijgestelde inkomsten in box 1 te beschouwen. De regeling houdt sinds 2001 echter in dat het verhuurde deel van de woning niet wordt aangegeven als rendementsgrondslag in box 3, maar onder de fiscale behandeling van de eigen woning blijft vallen (waarbij de huuropbrengst niet wordt belast, maar dat is ook het geval indien het verhuurde deel van de woning in box 3 zou vallen). Het budgettaire belang van de vrijstelling is dus het verschil tussen het belasten van de forfaitaire inkomsten uit het verhuurde deel van de woning in box 3 (vermogensrendementsheffing op basis van forfaitair rendement over het verschil tussen de waarde van het verhuurde deel van de woning en de aan het verhuurde deel toe te rekenen deel van de eventuele schuld) en het belasten van het verhuurde deel van de woning volgens de fiscale behandeling van de eigen woning (met eigenwoningforfait en aftrek van rente en kosten eigen woning). In deze Miljoenennota is het budgettaire belang herrekend, waardoor de bedragen uitkomen op ongeveer een vijfde van wat de afgelopen jaren is vermeld in de Miljoenennota.

Zelfstandigenaftrek en extra zelfstandigenaftrek starters

In de cijfers van de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek zit een reeksbreuk tussen 2013 en 2014, omdat de berekeningswijze van het budgettaire belang is gewijzigd. Met ingang van de cijfers voor 2014 worden de budgettaire effecten van de ondernemersregelingen geraamd met behulp van MIMOSI, een CPB-model. Deze berekeningswijze houdt beter integraal rekening met de samenloop van de hoogte van de zelfstandigenaftrek en de heffingskortingen alsmede met het feit dat de zelfstandigenaftrek niet altijd volledig in het jaar zelf gerealiseerd kan worden. Door deze wijziging heeft de mutatie van 2014 ten opzichte van 2013 geen beleidsmatige relevantie. In de laatste kolom van tabel 6.3.1 wordt om deze reden de gemiddelde procentuele groei vanaf 2014 in plaats van 2013 gegeven.

Btw Landbouwregeling

Tot vorig jaar is in de Miljoenennota bij de btw-landbouwregeling alleen het budgettaire belang opgenomen van het feit dat het forfaitaire aftrekpercentage hoger was dan de daadwerkelijke voordruk van afnemers. Bij het ramen van de opbrengst bij afschaffing van de regeling, is dit jaar geconcludeerd dat er ook een budgettair belang van ongeveer € 4 miljoen zit bij de rechtstreekse verkoop aan particulieren door paardenfokkers en -handelaren onder de btw-landbouwregeling. Daarom is het budgettaire belang in deze Miljoenennota omhoog bijgesteld. Aan de andere kant is er ook een technische neerwaartse bijstelling van ongeveer € 3 miljoen gedaan, omdat de trendmatige ontwikkeling nu gebaseerd wordt op het aantal gebruikers van de regeling volgens de Belastingdienst, in plaats van op basis van cijfers van het LEI.

Btw Laag tarief voedingsmiddelen

Tot Miljoenennota 2017 werd alleen het budgettaire belang gegeven van de toepassing van het lage btw-tarief op voedingsmiddelen in de horeca. In Miljoenennota 2017 is ook de reeks gegeven voor de overige voedingsmiddelen. In die reeks is echter abusievelijk het bedrag gepresenteerd voor het totaal van de voedingsmiddelen, inclusief horeca. Dit jaar zijn beide posten samengevoegd en is ook het lage btw-tarief op water toegevoegd aan de totaalpost.

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's overgangsrecht

De milieukorting op de bijtelling is vormgegeven als een percentage van de waarde van de auto. In de raming van vorig jaar is abusievelijk gerekend met een verkeerd kortingspercentage voor bestaande gevallen. Hierdoor viel het budgettair belang van de korting op de bijtelling vanaf 2017 te laag uit.

6.7 Evaluaties

In deze paragraaf wordt verslag gedaan van de voltooide evaluaties naar doelmatigheid en doeltreffendheid van regelingen in het fiscale domein sinds de Miljoenennota 2017. Op hoofdlijnen wordt aandacht geschonken aan de conclusies en eventuele beleidsconsequenties die het kabinet heeft getrokken op basis van de uitgevoerde evaluaties. Verder komt de evaluatieprogrammering voor de periode 2017–2021 aan bod.

Gerealiseerde evaluaties sinds de Miljoenennota 2017

In juli 2016 is een evaluatie van het CPB verschenen over de fiscale aftrek van scholingsuitgaven.14 Uit deze evaluatie blijkt dat hoogopgeleiden, werknemers en ambtenaren vaker gebruikmaken van de scholingsaftrek dan lageropgeleiden. Daarnaast blijkt dat iedere euro die wordt geïnvesteerd in een hogere fiscale scholingsaftrek, slechts leidt tot tussen de 0 en 27 cent extra scholing (afhankelijk van de groepafbakening). Met andere woorden, voor 73 tot 100% van de gevallen waarin scholingsuitgaven fiscaal in aftrek worden gebracht, geldt dat de begunstigden deze scholing ook hadden gevolgd zonder de fiscale tegemoetkoming. Hiermee lijkt de toegevoegde scholingsimpuls als gevolg van de regeling beperkt. Deze twee bevindingen, dat vooral hogeropgeleiden gebruikmaken van de regeling en dat de regeling slechts in beperkte mate leidt tot een vergroting van de totale scholingsdeelname, hangen met elkaar samen. Het CPB wijst op de literatuur die laat zien dat scholingsregelingen die vooral ten goede komen aan hogeropgeleiden over het algemeen leiden tot minder additionele scholing. De resultaten van deze evaluatie door het CPB zijn mede aanleiding geweest om vorig jaar een wetsvoorstel in te dienen om de aftrek van scholingsuitgaven om te zetten in een (niet-fiscale) subsidie. Dit wetsvoorstel is op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in november 2016 door de Tweede Kamer aangehouden. Na de verkiezingen van 15 maart 2017 heeft de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling het wetsvoorstel controversieel verklaard. Verdere besluitvorming wordt aan het volgende kabinet overgelaten.

In september 2016 is de evaluatie van het verlaagde tarief in de energiebelasting voor de glastuinbouw naar de Tweede Kamer gestuurd.15 Uit de evaluatie blijkt dat het verlaagde energiebelastingtarief voor de glastuinbouw nog steeds bijdraagt aan het doel waarvoor het verlaagde tarief indertijd is ingesteld, namelijk het voorkomen van een onbedoelde lastenverzwaring voor de glastuinbouwsector doordat deze relatief kleinschalige sector, anders dan de overige energie-intensieve sectoren, onvoldoende profiteert van de degressieve tariefstructuur. Uit de evaluatie blijkt dat de doelmatigheid in voldoende mate wordt bereikt. Het kabinet heeft naar aanleiding van de evaluatie besloten tot voortzetting van de regeling.

Ook in september 2016 is de evaluatie van de wet Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen naar de Tweede Kamer gestuurd.16 In de evaluatie is met name aandacht besteed aan de nog bestaande regelingen: de pseudo-eindheffing over excessieve vertrekvergoedingen en de belastingheffing over lucratieve belangen. Het aantal werkgevers dat met de eerste regeling te maken heeft is beperkt en stabiel, evenals de opbrengst. De regeling is echter arbeidsintensief en leidt door het generieke karakter, dat niet goed aansluit bij de beleving van werkgevers, tot relatief veel bezwaarschriften en beroepsprocedures. Met de belastingheffing over lucratieve belangen is, gelet op het feit dat sinds de invoering de aard van het voordeel en de grondslag van de heffing wettelijk is vastgelegd, de beoogde transparantie bereikt. De regeling heeft een belangrijke functie bij het belasten van carriedinterestregelingen, ook omdat economisch vergelijkbare situaties eronder vallen. Door het complexe karakter van private equity vindt veel overleg plaats met de Belastingdienst. Uit de evaluatie blijkt dat de wet Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen in de praktijk naar verwachting werkt, en tegelijkertijd wisselend wordt beoordeeld. Sommigen vinden de fiscale maatregelen om excessieve beloningen tegen te gaan te streng, anderen willen juist strengere regels. Om die redenen is er – mede gezien de demissionaire status van dit kabinet – op dit moment geen aanleiding voor aanpassingen van deze regelingen.

In september 2016 is tevens het onderzoek naar het gebruik van de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten naar de Tweede Kamer gestuurd.17 Het Ministerie van Financiën heeft dit onderzoek uitgevoerd op basis van beschikbare gegevens bij de Belastingdienst. Voor een objectivering van de uitkomsten van het onderzoek is het onderzoeksrapport met de daarin opgenomen conclusies voor een onafhankelijke beoordeling voorgelegd aan het CPB. De uitkomsten van het onderzoek bevestigen het beeld van de ongerichtheid van de regeling. Zo laat het onderzoek zien dat de regeling ondanks de complexe vormgeving – met drempels, vermenigvuldigingsfactoren en een niet-fiscale verzilveringsregeling – geen doelmatig instrument is om de doelgroep van chronisch zieken en gehandicapten te compenseren voor hun meerkosten aan zorg. De Belastingdienst beschikt niet over contra-informatie en voorinvullen van de aangifte voor deze aftrekpost is niet mogelijk. De regeling is derhalve arbeidsintensief en de opgevraagde stukken moeten handmatig gecontroleerd worden, hetgeen in schril contrast staat met de massaliteit van het gebruik van deze regeling (circa 1 miljoen huishoudens). Belastingplichtigen hebben veel vragen over de regeling en ervaren de regeling als complex. Er is zowel sprake van onbedoeld verkeerd gebruik van de regeling door onwetendheid of ervaren complexiteit, als bewust verkeerd gebruik (fraude). Op basis van de uitkomsten van het onderzoek is geconcludeerd dat de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten een op termijn niet houdbare regeling is en is, samen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een verkenning gestart naar een alternatief voor deze regeling. Vanwege de complexiteit van de materie is de verwachting dat deze verkenning in ieder geval niet eerder dan in het najaar van 2017 wordt afgerond.

In oktober 2016 is de kabinetsreactie op de beleidsevaluatie Natuurschoonwet 1928 naar de Tweede Kamer gestuurd.18 Deze wet biedt fiscale voordelen aan eigenaren van bepaalde landgoederen. Uit de evaluatie blijkt dat de Natuurschoonwet 1928 van groot belang is voor de instandhouding van krachtens die wet gerangschikte landgoederen en daarmee voor het behoud van het op deze landgoederen voorkomende natuurschoon. Het is een nuttig instrument, maar tegelijkertijd oordelen de onderzoekers dat op onderdelen een actualisering wenselijk is. In de evaluatie wordt om die reden een aantal aanbevelingen gedaan, waarvan een groot deel door het kabinet is overgenomen. Daartoe zal, waar nodig, het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 worden aangepast.

In januari 2017 is de evaluatie van de salderingsregeling naar de Tweede Kamer gestuurd.19 De onderzoekers stellen in het evaluatierapport vast dat mede door de salderingsregeling het geïnstalleerde vermogen zonnepanelen (zon-PV) bij kleinverbruikers sinds 2011 sterk is toegenomen. Tegelijkertijd blijkt salderen in termen van euro’s per ton vermeden CO2-uitstoot een relatief dure regeling. Bovendien is de salderingsregeling individueel beperkt stuurbaar voor de overheid, omdat de stimulans mede afhankelijk is van de hoogte van de energiebelasting. De salderingsregeling werkt daarnaast verstorend voor de elektriciteitsmarkt en ontwikkelingen op het gebied van flexibiliteit en opslag. Naar aanleiding van de evaluatie heeft het kabinet een onderzoek aangekondigd naar een verantwoorde wijze van stimulering van lokale hernieuwbare energie vanaf 2020, die in de plaats kan komen van de salderingsregeling. De uitkomsten van dit onderzoek, bestaande uit een aantal varianten, zijn in juli naar de Tweede Kamer gestuurd.20

Ook in januari 2017 zijn drie evaluatierapporten in het kader van de giftenaftrek aan de Kamer gestuurd: het extern uitgevoerde evaluatieonderzoek door Dialogic van de giftenaftrek en twee intern uitgevoerde evaluatieonderzoeken door het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst naar de uitvoeringsaspecten van de giftenaftrek en naar de praktijk rondom Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) en Sociaal Belang Behartigende Instellingen (SBBI’s).21 De onderzoekers van Dialogic concluderen dat de giftenaftrek doeltreffend is, maar budgettair niet doelmatig. De regeling kent echter wel een aantal indirecte gewenste effecten, zoals het stimuleren van maatschappelijke betrokkenheid, waarvan de waarde lastig te kwantificeren is. Het onderzoek naar de ANBI’s en SBBI’s geeft een overzicht van de ontwikkelingen sinds 2008. Het beantwoorden van de vraag of en zo ja welke beleidsconclusies aan de uitkomsten van deze onderzoeksrapporten worden verbonden, is aan het volgende kabinet.

In maart 2017 is de tweede evaluatie van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) verstuurd naar de Tweede Kamer.22 Deze evaluatie beperkt zich tot de huur-, kinderopvang- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget. De drie hoofddoelstellingen van de Awir die in deze evaluatie zijn geëvalueerd zijn: a) transparantere regelgeving b) een klantvriendelijkere en meer doelmatige uitvoering en c) betere aansluiting op draagkracht door gebruik van het actuele inkomen in plaats van het vastgestelde inkomen uit het verleden.

De evaluatie concludeert dat de Awir bij invoering in 2005 harmonisatie heeft gebracht tussen een aantal inkomensafhankelijke regelingen. In de evaluatieperiode zijn een aantal vereenvoudigingen doorgevoerd: het nieuwe partnerbegrip en vereenvoudigingen binnen de huurtoeslag. Dit droeg echter niet bij aan verdere harmonisering tussen inkomensafhankelijke regelingen – het bracht geen nieuwe regelingen onder de Awir en verminderde geen onderlinge afwijkingen. Verder stellen de onderzoekers dat het laten uitvoeren van alle toeslagen door één uitvoeringsorganisatie de klantvriendelijkheid heeft bevorderd, met name dankzij significante verbeteringen in het toeslagenproces, die tussen 2009 en 2016 zijn doorgevoerd. Wat betreft het gebruik van het actuele inkomen in plaats van het vastgestelde inkomen uit het verleden, concluderen de onderzoekers dat de tijd tussen het voorschot en de definitieve vaststelling over de evaluatieperiode is verminderd. Hierdoor is een belangrijk nadeel van het werken met het actuele inkomen gemitigeerd. Het percentage toeslaggebruikers dat een terugvordering moet doen is voor alle toeslagen verminderd en het percentage nabetalingen gestegen. De inzet van de Belastingdienst/Toeslagen om inkomensschattingen te verbeteren en burgers te motiveren inkomens- en andere wijzigingen door te geven lijkt wel effect te hebben gehad op lage terugvorderingen (<500). Voor hoge terugvorderingen is er echter nog geen verbetering opgetreden. Het beantwoorden van de vraag of en zo ja welke beleidsconclusies aan de uitkomsten van dit onderzoeksrapport worden verbonden, is aan het volgende kabinet.

In april 2017 is de evaluatie van de WOM-regeling naar de Tweede Kamer gestuurd.23 Dit betreft wijkontwikkelingsmaatschappijen en heeft betrekking op de vrijstelling voor stedelijke herstructurering in de overdrachtsbelasting. In het evaluatierapport wordt geconcludeerd dat de WOM-regeling op zichzelf beschouwd geen prominente rol speelt in het stimuleren van de samenwerking tussen diverse betrokken partijen in het geval van herstructureringsprojecten. Ook blijkt de vrijstelling van overdrachtsbelasting een horde weg te nemen, maar is het geen doorslaggevende factor geweest bij de keuze om een WOM op te richten. Na het intreden van de economische crisis in 2008 is er jaarlijks hooguit één nieuwe WOM opgericht. De crisis, de verlaging van de overdrachtsbelasting en de afname van het belang van een grootschalige wijkaanpak zijn hiervoor belangrijke oorzaken. Deze ontwikkelingen hebben ertoe bijgedragen dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor een WOM fiscaal gezien op dit moment nauwelijks doelmatig en doeltreffend is. Met het beperkte budgettaire belang en gebruik van deze regeling ligt het dan ook voor de hand om deze vrijstelling in haar huidige vorm af te schaffen. Het beantwoorden van de vraag of en zo ja welke beleidsconclusies aan de uitkomsten van dit onderzoeksrapport worden verbonden, is aan het volgende kabinet.

In mei 2017 is het onderzoeksrapport evaluatie van de fiscale ondernemerschapsregelingen naar de Tweede Kamer gestuurd.24 Het onderzoek betrof de zelfstandigenaftrek, de MKB-winstvrijstelling, de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en vijf andere regelingen met een verhoudingsgewijs gering budgettair belang. De belangrijkste doelen van deze regelingen zijn het stimuleren van ondernemerschap, het bewaken van de fiscale neutraliteit met andere rechtsvormen, het stimuleren van investeringen en het starten van een onderneming.

Het onderzoek, gebaseerd op microdata van het CBS, laat zien dat Nederland relatief veel ondernemers kent en dat een groot deel van de populatie bestaat uit zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) of bedrijven met minder dan tien werknemers. Op basis van een internationale vergelijking kent Nederland relatief weinig bedrijven die doorgroeien of als snel groeiende, innovatieve bedrijven aangemerkt kunnen worden. Uit de analyses in het rapport blijkt dat Nederlandse IB-ondernemers nauwelijks doorgroeien, maar een grote kans hebben te overleven en dat een deel jaar in jaar uit relatief lage winsten maakt, waardoor het twijfelachtig is of zij bijdragen aan het verhogen van economische groei, dynamiek en werkgelegenheid. In de data over de periode 2007–2014 bestaat geen positieve correlatie tussen investeringen in innovatie en het aantal IB-ondernemers in een sector. Ook wordt geen positieve correlatie gevonden tussen innovatie en het aantal succesvolle IB-ondernemers, gemeten naar winsthoogte. Het gebruik van de fiscale regelingen voor starters leidt tot een 1% hogere overlevingskans voor startende ondernemers die winst maken. Over het algemeen zijn de regelingen doelmatig qua administratieve lasten en uitvoeringskosten. Uit het onderzoek blijkt dat ondernemers vaak gebruik maken van meerdere fiscale regelingen die allemaal als hoofddoel hebben ondernemerschap te stimuleren. Het generieke karakter van veel van de regelingen zorgt ervoor dat de belastingvoordelen ook gelden voor ondernemers die deze niet nodig hebben voor het succesvol starten of continueren van hun bedrijf. Het beantwoorden van de vraag of en zo ja welke beleidsconclusies aan de uitkomsten van dit onderzoeksrapport worden verbonden, is aan het volgende kabinet.

In juni 2017 is de evaluatie van de fiscale vrijstellingen voor bos en natuur naar de Tweede Kamer gestuurd.25 De evaluatie ziet op de zes fiscale vrijstellingen voor bos en natuur, te weten de bosbouwvrijstelling, de vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer, de vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3, de vrijstelling overdrachtsbelasting natuurgrond, de vrijstelling overdrachtsbelasting Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) en de vrijstelling overdrachtsbelasting Bureau Beheer Landbouwgronden. Er wordt geconcludeerd dat deze regelingen bijdragen aan het bereiken van de doelen van het overheidsbeleid. Zij brengen geen hoge administratieve lasten en uitvoeringskosten met zich mee. Het budgettair belang is beperkt. De fiscale vrijstellingen zijn over het algemeen goed bekend bij en ook aantrekkelijk voor de betreffende doelgroepen. Een aantal aanbevelingen uit het rapport worden overgenomen.

Ook in juni 2017 is de evaluatie van de 30%-regeling naar de Tweede Kamer gestuurd.26 Het aantal gebruikers van de 30%-regeling is in de periode 2009–2015 gestegen met gemiddeld 7% per jaar. De onderzoekers concluderen dat de regeling naar hun inschatting doeltreffend en doelmatig is. Daarnaast bevat het rapport overwegingen om de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de regeling te verbeteren. Het beantwoorden van de vraag of en zo ja welke beleidsconclusies aan de uitkomsten van dit onderzoeksrapport worden verbonden, is aan het volgende kabinet.

In juli 2017 heeft de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de evaluatie effecten administratieve lasten bedrijven Wet uniformering loonbegrip aangeboden aan de Tweede Kamer.27 De onderzoekers concluderen dat sprake is van een vereenvoudiging met het wegnemen van de vier discoördinatiepunten in het loonbegrip, maar dat de vereenvoudiging als beperkt wordt ervaren. Ook wordt geconstateerd dat nog niet uitsluitend met het nieuwe loonbegrip wordt gewerkt en dat, onder meer door nieuwe afspraken en regelveranderingen in het loondomein, de beoogde verdere vereenvoudiging niet tot stand is gebracht. Het behalen van de met die verdere vereenvoudiging samenhangende administratieve lastenverlichting zou dan ook nadere stappen vergen. Het beantwoorden van de vraag of en zo ja welke beleidsconclusies aan de uitkomsten van dit onderzoeksrapport worden verbonden, is aan het volgende kabinet.

Evaluatieprogrammering 2017–2021

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de evaluaties van fiscale regelingen die gepland staan voor de periode 2017–2021. Deze programmering is erop gericht om relevante evaluaties af te leveren, met een gerichte inzet van de beschikbare capaciteit op de informatiebehoefte van het parlement. Qua planning is er afgestemd op de planning van de beleidsdoorlichtingen, zodat het beleid aan uitgaven- en inkomstenkant in de doorlichtingen integraal kan worden behandeld.

Voor evaluaties van fiscale regelingen zijn het Ministerie van Financiën en het betreffende vakdepartement beide verantwoordelijk. Het departement waarbij de evaluatie in onderstaand overzicht is geplaatst, is het departement dat het voortouw neemt bij de evaluatie. Als de invalshoek het (bredere) beleidsterrein van het departement is, ligt het voor de hand dat het vakdepartement het voortouw neemt. Als de invalshoek de fiscale wetgeving is, ligt het voor de hand dat Financiën het voortouw neemt. Beide hebben een eigen verantwoordelijkheid en dus inbreng in de evaluatie. Bij een aantal evaluaties waar het gezamenlijk optrekken van departementen een grote rol speelt, is specifiek het departement genoemd dat ook betrokken is.

Naast evaluaties van specifieke fiscale regelingen, is een aantal overkoepelende evaluaties gepland van de fiscale regelingen binnen een bepaalde belastingsoort. Deze evaluaties worden door Financiën geïnitieerd en in samenwerking met betrokken departementen uitgevoerd.

In de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen» bij deze Miljoenennota is per regeling aangegeven wanneer de volgende evaluatie gepland staat.

Tabel 6.7.1. Evaluatieprogrammering 2017–2021

Begroting

Begrotingsartikel

Binnenlandse Zaken (Wonen en Rijksdienst)

2017

Kamerverhuurvrijstelling

WenR 1: Woningmarkt

2018

   

2019

Vermindering verhuurderheffing

WenR 1: Woningmarkt

2020

Fiscale regelingen eigen woning

WenR 1: Woningmarkt

2021

   

Financiën

2017

   

2018

Werkkostenregeling

1: Belastingen

Fiscale regelingen Overdrachtsbelasting

1: Belastingen

IB Middelingsregeling

1: Belastingen

Accijns teruggaaf LNG

1: Belastingen

Evaluatie Autobrief II

1: Belastingen

2019

Vrijstellingen nettolijfrenten en nettopensioen (met SZW)

1: Belastingen

Fiscale regelingen Assurantiebelasting

1: Belastingen

2020

Fiscale regelingen BPM en MRB (met IenM)

1: Belastingen

Fiscale regelingen Energiebelasting (met EZ)

1: Belastingen

2021

Fiscale regelingen Erf- en schenkbelasting

1: Belastingen

Fiscale regelingen Kansspelbelasting

1: Belastingen

VPB vrijgestelde en fiscale beleggingsinstelling

1: Belastingen

Bankenbelasting

1: Belastingen

Infrastructuur en Milieu

2017

MRB Vrijstelling wegenbouw (in beleidsdoorlichting verwerkt)

14: Wegen en verkeersveiligheid

2018

Fiscale regelingen groen beleggen

21: Duurzaamheid

BPM en MRB Teruggaaf en vrijstelling taxi's

16: Openbaar vervoer en spoor

MIA en VAMIL

21: Duurzaamheid

2019

   

2020

Fiscale regelingen zeeschepen

18: Scheepvaart en Havens

2021

   

Economische Zaken

2017

EB Verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening

2018

Innovatie-instrumenten

2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

EIA

4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening

2019

   

2020

Start-upregelingen

2: Bedrijvenbeleid

EB Verlaagd tarief openbare laadpalen

4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Fiscale regelingen Energiebelasting (met FIN)

4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening

2021

Fiscale regelingen bedrijfsopvolging (zodra er genoeg data is)

2: Bedrijvenbeleid

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

2017

   

2018

   

2019

Vrijstelling nettolijfrenten en nettopensioen (met FIN)

8: Oudedagsvoorziening

2020

   

2021

   

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

2017

   

2018

IB Vrijstelling vergoeding pleegkinderen vanaf het vierde kind

8: Tegemoetkoming specifieke kosten

2019

   

2020

   

2021

   

7. Overzicht risicoregelingen van het Rijk

Tabellen 7.1, 7.2 en 7.3 geven een totaaloverzicht van directe en indirecte risicoregelingen van het Rijk. Voor details over onderstaande garantieregelingen en achterborgstellingen wordt verwezen naar begrotingen en jaarverslagen van de betreffende vakdepartementen.

Garanties

Een garantie is een voorwaardelijke, financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

Tabel 7.1 bevat de garantieregelingen van het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico, een risicoplafond of mutaties groter dan 100 miljoen euro zijn uitgesplitst weergegeven. Alle andere regelingen zijn samengevat in de post «overig». Het overzicht geeft de stand eind augustus weer. Ontwikkelingen daarna zijn niet in het overzicht opgenomen. Deze worden meegenomen in het overzicht risicoregelingen bij het Financieel Jaarverslag Rijk 2017.

In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting (b), het begrotingsartikel (a) en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat voor de jaren 2016, 2017 en 2018 het bedrag dat daadwerkelijk als risico is verleend dan wel door de Tweede Kamer is geautoriseerd, genaamd de «uitstaande garanties». Onder de uitstaande garanties vallen ook de garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2017 en 2018 worden garanties verleend en komen garanties te vervallen. Dit is terug te lezen in de kolommen «geraamd te verlenen» en «geraamd te vervallen».

Een garantieregeling van het Rijk kent vrijwel altijd een maximum, het zogenaamde plafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 7.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond gelijk gesteld aan de uitstaande garanties. Bij internationale organisaties is gekozen het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij de Europese garanties (EFSF, EFSM en ESM) en de garanties aan een aantal internationale financiële instellingen.

Tabel 7.1 Door het Rijk verleende garanties (in miljoenen euro)

b

a

Omschrijving

Uitstaande garanties 2016

Geraamd te verlenen 2017

Geraamd te vervallen 2017

Uitstaande garanties 2017

Garantieplafond 2017

Geraamd te verlenen 2018

Geraamd te vervallen 2018

Uitstaande garanties 2018

Garantieplafond 2018

Totaal plafond

VIII

7

Bouwleningen academische ziekenhuizen

189,3

 

1,5

187,8

     

187,8

 

187,8

VIII

14

Indemniteitsregeling

257,4

151,6

389,4

19,6

     

19,6

 

300,0

IXB

2

Deposito Garantiestelsel (DGS) BES-eilanden

 

135,0

 

135,0

     

135,0

 

135,0

IXB

2

Single Resolution Fund (SRF)

4.163,5

   

4.163,5

     

4.163,5

 

4.163,5

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

9.768,9

   

9.768,9

     

9.768,9

 

9.768,9

IXB

3

De Nederlandsche Bank (DNB) winstafdracht

5.700,0

   

5.700,0

   

5.700,0

     

IXB

3

Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO)

5.779,0

   

5.779,0

     

5.779,0

   

IXB

3

Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

395,8

 

28,0

367,8

     

367,8

 

367,8

IXB

4

Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)

782,7

 

12,3

770,4

     

770,4

 

770,4

IXB

4

DNB – deelneming in kapitaal IMF

31.198,1

13.729,3

 

44.927,3

     

44.927,3

 

44.927,3

IXB

4

European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)

589,1

   

589,1

     

589,1

 

589,1

IXB

4

European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM)

2.820,0

   

2.820,0

     

2.820,0

 

2.820,0

IXB

4

European Financial Stability Facility (EFSF)

34.154,2

   

34.154,2

     

34.154,2

 

34.154,2

IXB

4

European Investment Bank (EIB)

9.895,5

   

9.895,5

     

9.895,5

 

9.895,5

IXB

4

European Stability Mechanism (ESM)

35.445,4

   

35.445,4

     

35.445,4

 

35.445,4

IXB

4

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

2.350,0

   

2.350,0

     

2.350,0

 

2.350,0

IXB

4

Wereldbank

4.922,8

 

77,4

4.845,5

     

4.845,5

 

4.845,5

IXB

5

Exportkredietverzekering

15.913,5

10.453,8

10.453,8

15.913,5

10.453,8

10.000,0

10.000,0

15.913,5

10.000,0

 

IXB

5

Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) – herverzekeren

 

150,0

150,0

             

XIII

2

Borgstelling MKB Kredieten (BMKB)

1.827,0

765,0

547,4

2.044,6

765,0

765,0

547,6

2.262,0

765,0

 

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

566,3

400,0

170,8

795,5

400,0

400,0

219,0

976,4

400,0

 

XIII

2

Groeifaciliteit

121,6

135,0

12,0

244,6

135,0

135,0

14,5

365,1

135,0

 

XIII

2

MKB-financiering

25,0

43,2

 

68,2

 

200,0

 

268,2

 

268,2

XIII

2

Qredits

99,7

13,3

2,4

110,6

     

110,6

 

113,0

XIII

4

Aardwarmte

73,9

66,6

13,2

127,4

66,6

66,6

19,1

174,9

66,6

 

XIII

6

Borgstelling MKB Landbouwkredieten

318,8

120,0

20,0

418,8

120,0

120,0

20,0

518,8

120,0

 

XIII

8

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

383,6

 

16,6

367,0

   

17,0

350,0

 

383,6

XVI

2/3

Instellingen voor de gezondheidszorg

365,3

4,3

55,5

314,0

   

61,9

252,2

 

252,2

XVII

41

Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE)

 

55,0

 

55,0

55,0

55,0

 

110,0

55,0

 

XVII

41

Dutch Trade and Investment Fund (DTIF)

 

20,0

 

20,0

 

24,0

 

44,0

 

140,0

XVII

41

Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF)

35,7

50,0

 

85,7

 

50,0

 

135,7

 

675,0

XVII

45

Garanties IS-NIO

166,6

 

18,9

147,7

   

16,8

130,9

 

130,9

XVII

45

Garanties IS-Raad van Europa

176,7

   

176,7

     

176,7

 

176,7

XVII

45

Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken

2.264,7

1,0

 

2.265,7

     

2.265,7

 

2.265,7

   

Overig

405,3

4,8

66,3

343,8

377,1

27,4

14,1

357,1

0,4

357,0

                         
   

Totaal

171.155,4

   

185.417,7

     

180.630,7

   
   

Totaal als percentage bbp

24,4%

   

25,3%

     

23,6%

   

Tabel 7.2 bevat de uitgaven en ontvangsten behorende bij de door de staat verstrekte garanties in 2017 en 2018. Alleen garanties waarop daadwerkelijk uitgaven en ontvangsten zijn gedaan worden hier weergegeven. De in de tabel getoonde uitgaven betreffen de schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies, provisies en dergelijke als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Tabel 7.2 Uitgaven en ontvangsten op de door het Rijk verstrekte garanties (in duizenden euro)

b

a

omschrijving

Uitgaven 2017

Ontvangsten 2017

Saldo 2017

Uitgaven 2018

Ontvangsten 2018

Saldo 2018

VI

33

Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS

1.760,0

 

– 1.760,0

3.760,0

 

– 3.760,0

IXB

3

Eurofima (NS)

 

47,0

47,0

     

IXB

3

Garantie Propertize/SNS

 

4.053,0

4.053,0

     

IXB

3

Tennet

 

4.800,0

4.800,0

 

4.800,0

4.800,0

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

 

613,0

613,0

 

613,0

613,0

IXB

5

Exportkredietverzekering

58.000,0

255.792,0

197.792,0

62.700,0

280.422,0

217.722,0

IXB

1

Garantie procesrisico's

245,0

 

– 245,0

245,0

 

– 245,0

XIII

2

BMKB

41.658,0

33.000,0

– 8.658,0

41.674,0

33.000,0

– 8.674,0

XIII

2

GO

9.945,0

13.000,0

3.055,0

6.745,0

13.000,0

6.255,0

XIII

2

Groeifaciliteit

8.850,0

8.000,0

– 850,0

8.850,0

8.000,0

– 850,0

XIII

2

Scheepsnieuwbouw garantieregeling

3.591,0

4.000,0

409,0

     

XIII

6

Borgstelling MKB Landbouwkredieten

3.100,0

2.400,0

– 700,0

3.125,0

2.925,0

– 200,0

XIII

4

Aardwarmte

2.525,0

2.500,0

– 25,0

 

4.700,0

4.700,0

XV

2

Startende ondernemers

45,0

 

– 45,0

5,0

 

– 5,0

XVII

41

DTIF

6.500,0

1.000,0

– 5.500,0

7.000,0

2.300,0

– 4.700,0

XVII

41

Garantie DGGF

5.000,0

500,0

– 4.500,0

5.000,0

500,0

– 4.500,0

XVII

41

Garantie FOM

1.400,0

744,0

– 656,0

     

XVII

45

Garanties IS-NIO

10,0

 

– 10,0

     

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico’s uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon, bijvoorbeeld een stichting. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden achterborgstellingen niet als verplichting opgenomen. De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 7.3.

Het risico uit de achterborgstellingen (in tabel 7.3) is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen (in tabel 7.1). Bij achterborgstellingen worden de risico’s soms gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door de rijksoverheid. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door de rijksoverheid gedekt. Bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) wordt de gehele positie met gemeenten gedeeld.

Per achterborgstelling gelden verschillende modaliteiten om schade te dekken. Wanneer een woningcorporatie financieel in de problemen komt, kan eerst saneringssteun worden verleend. Sinds de inwerkingtreding van de herzieningswet per 1 juli 2015 is sanering gemandateerd aan het WSW, waarbij het WSW kan putten uit het saneringsfonds welke wordt aangehouden als een risicovoorziening bij W&R. Het saneringfonds kan indien nodig aangevuld worden met een heffing betaald door de corporatiesector. Indien de sanering onvoldoende soelaas biedt of besloten wordt om niet te saneren, kunnen financiers aanspraak doen op het WSW. Het eigen vermogen van het WSW is daarna de eerste buffer om aan te spreken om aanspraken op de borg op te vangen. Indien dit niet voldoende is, worden de obligo’s van de deelnemende woningcorporaties aangesproken.

Een obligo is een voorwaardelijke verplichting van de deelnemer om aan het fonds een bepaald bedrag over te maken. Pas daarna wordt een beroep gedaan op de achterborg van de rijksoverheid. De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op de rijksoverheid.

Bij het WEW geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal.

Tabel 7.3 Achterborgstellingen van het Rijk (in miljoenen euro)
 

Realisatie

2016

Raming

2017

Raming

2018

Totaal Achterborgstellingen

283.548

287.838

293.086

Stichting Waarborgfonds Zorg

8.148

7.547

7.203

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

82.200

82.700

82.500

Waarborgfonds Eigen Woningen

193.200

197.591

203.383

       

Bufferkapitaal

1.768

1.881

2.006

Stichting Waarborgfonds Zorg

267

280

288

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

531

531

545

Waarborgfonds Eigen Woningen

970

1.079

1.182

       

Obligo

3.343

3.330

3.339

Stichting Waarborgfonds Zorg

243

226

216

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

3.100

3.104

3.123

8. Normeringssystematiek gemeente- en provinciefonds

Berekening accres

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van de belangrijkste inkomstenbronnen voor decentrale overheden is de algemene uitkering uit het gemeente- en provinciefonds. De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van het gemeente- en provinciefonds wordt sinds 1995 bepaald door de normeringssystematiek, waarbij de fondsen gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van de uitgaven van het Rijk, de netto gecorrigeerde rijksuitgaven.

Beleidsintensiveringen, ombuigingen, mee- en tegenvallers en nominale ontwikkelingen op de Rijksbegroting hebben direct invloed op de omvang van de fondsen («samen de trap op, samen de trap af»). De jaarlijkse toe- en afname van het gemeente- en provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Tabellen 8.1–8.3 geven weer hoe de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven uiteindelijk resulteert in het accres. Bij de bepaling van de omvang van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (ngru) vormen de netto rijksuitgaven het startpunt. Op de netto uitgaven (A) worden correcties (B) doorgevoerd voor verschillende posten. Het saldo geeft de netto gecorrigeerde rijksuitgaven, de basis voor de accresberekening (C).

De correcties op de netto rijksuitgaven (tabel 8.2) kunnen in drie categorieën ingedeeld worden.

  • 1. Uitgaven die wel relevant zijn voor de uitgavenkaders, maar niet voor de basis van de accresberekening, de ngru. Het gaat om uitgaven die relatief gevoelig zijn voor macro-economische ontwikkelingen en waarop het Rijk geen invloed heeft, bijvoorbeeld de afdrachten aan de EU. Door de rijksuitgaven voor deze uitgavenposten te corrigeren, wordt de accresraming minder afhankelijk van macro-economische ontwikkelingen, wat de stabiliteit van de accresontwikkeling ten goede komt.

  • 2. Uitgaven die niet relevant zijn voor het uitgavenkader, maar wel voor de ngru, bijvoorbeeld studieleningen.

  • 3. Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar in de normeringssystematiek wel effect hebben op het accres doordat het schuiven zijn tussen ngru-relevante uitgaven en niet-ngru-relevante uitgaven. De rijksuitgaven worden voor deze posten gecorrigeerd omdat per saldo geen sprake is van meer of minder uitgaven, er is alleen sprake van een andere financieringsbron. Het gaat bij deze correcties bijvoorbeeld om overhevelingen van departementale begrotingen naar het gemeente- en provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen het Rijk en de sociale zekerheidsfondsen.

Tabel 8.1: Ontwikkeling van netto gecorrigeerde rijksuitgaven: van begroting naar accres %
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

1 De Koning

41

42

42

42

42

42

44

2A Staten-Generaal

138

146

140

138

138

143

140

2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

109

114

108

106

106

106

106

3 Algemene Zaken

53

57

56

56

56

58

60

4 Koninkrijksrelaties

89

93

87

80

80

81

68

5 Buitenlandse Zaken

8.867

4.611

8.783

9.583

9.769

9.634

9.913

6 Veiligheid en Justitie

10.817

11.268

10.367

10.370

10.231

10.097

9.748

7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

747

736

708

668

651

651

648

8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

35.460

34.971

35.448

35.305

35.029

34.952

34.913

9A Nationale Schuld (Transactiebasis)

11

17

19

19

19

19

19

9B Financiën

4.968

4.707

4.853

4.707

4.573

4.544

4.642

10 Defensie

7.755

8.427

8.684

8.735

8.750

8.619

8.640

12 Infrastructuur en Milieu

7.831

7.409

8.407

8.717

8.758

8.929

8.979

13 Economische Zaken

4.455

4.671

4.825

5.345

5.988

5.961

6.098

15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid

18.099

19.088

19.239

19.232

19.420

19.650

19.736

16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport

2.694

2.989

3.145

3.070

2.927

2.868

2.795

17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.649

2.759

2.403

2.349

2.437

2.657

2.654

18 Wonen en Rijksdienst

3.253

3.746

3.917

3.994

3.946

4.141

4.335

50 Gemeentefonds

28.125

27.822

28.282

28.165

28.015

27.902

27.724

51 Provinciefonds

2.494

2.410

2.188

2.167

2.148

2.075

2.065

Aanvullende posten

– 369

– 751

2.695

5.595

8.625

11.536

14.779

(A) Totaal netto uitgaven

138.286

135.331

144.396

148.443

151.711

154.666

158.106

               

(B) Totaal correcties

– 43.944

– 39.917

– 44.373

– 45.822

– 46.486

– 47.125

– 47.812

               

(C) Totaal NGRU (=A+B)

94.342

95.414

100.024

102.622

105.225

107.541

110.294

               

Accres (%) = (Ct – Ct-1)/Ct-1)

4,25%

1,14%

4,83%

2,60%

2,54%

2,20%

2,56%

Tabel 8.2: Correcties netto rijksuitgaven (in miljoenen euro)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Correcties wel relevant voor uitgavenkader, niet voor accres

             

Studieleningen en radiofrequenties

1.916

1.861

2.041

2.011

2.158

2.344

2.507

EU-afdrachten

– 7.514

– 3.312

– 7.495

– 8.310

– 8.456

– 8.309

– 8.561

HGIS

– 4.940

– 4.510

– 4.469

– 4.396

– 4.499

– 4.685

– 4.764

WWB

– 5.711

– 5.980

– 5.916

– 6.115

– 6.409

– 6.592

– 6.718

GF/PF (exclusief sociaal deelfonds)

– 19.195

– 19.065

– 19.329

– 19.772

– 20.190

– 20.412

– 20.795

Sociaal deelfonds RBG-eng

– 1.797

– 1.755

– 1.770

– 1.805

– 1.805

– 1.824

– 1.824

Sociaal deelfonds en GF SZA

– 2.761

– 2.636

– 2.483

– 2.386

– 2.296

– 2.246

– 2.201

Uitgaven BKZ (begrotingsgefinancierd)

– 7.299

– 7.286

– 7.437

– 7.430

– 7.359

– 7.430

– 7.374

BCF

– 3.004

– 3.191

– 3.326

– 3.411

– 3.497

– 3.574

– 3.665

Overboekingen 50/51 en RBG-eng

4.343

4.118

3.588

3.467

3.453

3.442

3.423

Overige financieringsverschuivingen

2.019

1.838

2.222

2.324

2.414

2.161

2.161

Totaal correcties accres

– 43.944

– 39.917

– 44.373

– 45.822

– 46.486

– 47.125

– 47.812

Tabel 8.3 Berekening accres
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

1. Accres % (nominaal)

4,25%

1,14%

4,83%

2,60%

2,54%

2,20%

2,56%

2. Grondslag normeringssystematiek

16.717

19.195

19.065

19.329

19.772

20.190

20.412

3. Accres (= 1 * 2)

710

218

921

502

502

444

523

waarvan Gemeentefonds

662

190

805

445

445

395

465

waarvan Provinciefonds

47

28

116

57

56

50

57

               

4. Accres cumulatief

710

928

1.849

2.351

2.853

3.297

3.820

Tabel 8.4 Aansluiting accres stand Miljoenennota 2017 naar Miljoenennota 2018
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Accrespercentage Miljoenennota 2017

3,96%

1,13%

2,59%

2,41%

2,53%

1,97%

 

Accres (jaarlijkse tranches) stand Miljoenennota 2017

663

216

477

451

484

384

 

Accres cumulatief stand Miljoenennota 2017 (A)

663

878

1.356

1.806

2.290

2.674

 
               

Accresmutatie tranches

47

3

444

51

18

61

 

Accresmutatie cumulatief (B)

47

49

493

545

563

623

 
               

Accres (jaarlijkse tranches) stand Miljoenennota 2018

710

218

921

502

502

444

523

Accres cumulatief stand Miljoenennota 2018 (A+B)

710

928

1.849

2.351

2.853

3.297

3.820

Accrespercentage stand Miljoenennota 2018

4,25%

1,14%

4,83%

2,60%

2,54%

2,20%

2,56%

9. Horizontale toelichting

In deze bijlage wordt per begroting (of begrotingsfonds dan wel aanvullende post) een toelichting gegeven op het verloop van de uitgaven en niet-belastingontvangsten vanaf 2017 tot en met 2022.

De totalen per begroting zijn exclusief de bedragen die onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) vallen; deze uitgaven worden separaat gepresenteerd.

De cijfers van de afzonderlijke begrotingen luiden in miljoenen euro’s in constante prijzen van het jaar 2017. Een uitzondering hierop vormen de premiegefinancierde uitgaven van SZW en VWS, deze luiden in lopende prijzen.

De Koning

I DE KONING
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

42,2

42,3

42,3

42,3

42,4

43,8

totaal niet-belastingontvangsten

0,1

         

1

Uitkering leden Koninklijk Huis

           
 

Uitgaven

8

8,2

8,2

8,2

8,3

9,7

2

Functionele uitgaven van de Koning

           
 

Uitgaven

28,3

28,3

28,3

28,3

28,3

28,3

 

Ontvangsten

0

         

3

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

           
 

Uitgaven

5,9

5,8

5,8

5,8

5,9

5,9

 

Ontvangsten

0

         

Uitkering leden Koninklijk Huis

Op dit artikel worden de uitkeringen aan de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis verantwoord. De lichte stijging in de uitgaven vanaf 2017 e.v. wordt veroorzaakt door de doorwerking van de stijging van de ambtenarensalarissen volgens de systematiek van de Wet Financieel Statuut van het Koninklijk Huis op de uitkering van de leden van het Koninklijk Huis. In 2021 is de Prinses van Oranje, de vermoedelijke troonopvolger, achttien jaar en heeft volgens de wet recht op een grondwettelijke uitkering. Dit is in 2021 (naar rato) 0,1 mln. euro en vanaf 2022 het jaarbedrag van 1,5 mln. euro.

Functionele uitgaven van de Koning

Op dit artikel staan de functionele uitgaven van de Koning, waaronder de uitgaven aan personeel en materieel en overige specifieke uitgaven zoals de inzet van luchtvaartuigen.

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

Op dit artikel staan de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen, zoals de uitgaven in het kader van voorlichting, het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet van de Koning.

Staten-Generaal

IIA STATEN-GENERAAL
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

150

143,9

142,3

142,4

147,1

144,1

totaal niet-belastingontvangsten

4,2

4,2

4,2

4,2

4,2

4,2

1

Wetgeving en controle Eerste Kamer

           
 

Uitgaven

12,3

12,2

12,2

12,2

12,2

12,2

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

2

Uitgaven tbv van (oud) leden Tweede Kamer en leden EP

           
 

Uitgaven

32,4

31,3

30,8

30,8

32,3

31,3

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

3

Wetgeving en controle Tweede Kamer

           
 

Uitgaven

105,7

100,8

99,8

99,8

103

101

 

Ontvangsten

4

4

4

4

4

4

4

Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

           
 

Uitgaven

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

10

Nominaal en onvoorzien

           
 

Uitgaven

– 1,9

– 2

– 2

– 2

– 2

– 2

Artikel 1 Wetgeving en controle Eerste Kamer

In 2017 is de eindejaarsmarge 2016 toegevoegd.

Artikel 2 Uitgaven tbv (oud) leden Tweede Kamer en leden EP

De uitgaven ten behoeve van oud-leden van de Tweede Kamer en het Europees Parlement worden beïnvloed door verkiezingen. In het jaar van de verkiezingen stijgt het beroep op de aanspraken op wachtgeld en dit neemt na verloop van tijd weer af tot het moment dat uiterlijk nieuwe verkiezingen zijn. In 2021 nemen de uitgaven weer toe.

Artikel 3 Wetgeving en controle Tweede Kamer

De middelen op dit artikel worden ingezet ten behoeve van de uitvoering van de kerntaken van de Tweede Kamer. Denk bijvoorbeeld aan de financiering van de ambtelijke organisatie voor het ondersteunen van het constitutionele proces van de Tweede Kamer, de financiering van de digitale en fysieke infrastructuur van het parlement en de kosten van de fracties. De uitgaven in 2017 zijn hoger als gevolg van een kasschuif in verband met de uitloop van het outsourcen van de Dienst Automatisering van de Tweede Kamer naar SSC-ICT, de toevoeging van de eindejaarsmarge 2016 en de hogere uitgaven voor fractiekosten in een verkiezingsjaar en het jaar daarna. In 2021 als er uiterlijk nieuwe verkiezingen zijn, nemen de uitgaven voor fractiekosten weer toe met uitloop naar 2022.

Artikel 4 Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

De middelen op dit artikel worden ingezet ten behoeve van interparlementaire activiteiten.

Artikel 10 Nominaal en Onvoorzien

De inspanningsverplichting van de Staten Generaal voor de taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO’s van de kabinetten Rutte- Verhagen en Rutte-Asscher is deels op artikel 10 onvoorzien gezet.

Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten en de Kiesraad

IIB OVERIGE HOGE COLLEGES VAN STAAT, KABINETTEN EN DE KIESRAAD
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

119,7

113,4

111,7

111,9

112

112

totaal niet-belastingontvangsten

5,9

5,7

5,7

5,7

5,7

5,7

1

Raad van State

           
 

Uitgaven

59,5

54,9

54,6

54,7

54,7

54,8

 

Ontvangsten

2

2

2

2

2

2

2

Algemene Rekenkamer

           
 

Uitgaven

30

28,5

28,6

28,6

28,7

28,7

 

Ontvangsten

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

3

De Nationale ombudsman

           
 

Uitgaven

17,1

16,3

15,7

15,7

15,7

15,7

 

Ontvangsten

2,4

2,2

2,2

2,2

2,2

2,2

4

Kanselarij der Nederlandse Orden

           
 

Uitgaven

5,1

4,7

4

4

4

4

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

6

Kabinet van de Gouverneur van Aruba

           
 

Uitgaven

2,2

1,8

1,8

1,8

1,8

1,8

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

7

Kabinet van de Gouverneur van Curaçao

           
 

Uitgaven

3,3

2,8

2,8

2,8

2,8

2,8

 

Ontvangsten

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

8

Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten

           
 

Uitgaven

2,4

2

2

2

2

2

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

9

Kiesraad

           
 

Uitgaven

 

2,3

2,3

2,3

2,3

2,3

10

Nominaal en onvoorzien

           
 

Uitgaven

           

Algemeen

De uitgaven voor de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten nemen tot en met 2018 af door de bijdrage aan de taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO’s van de kabinetten Rutte-Verhagen en Rutte-Asscher. De Minister van BZK heeft een brief gestuurd om een onafhankelijke commissie in te stellen met als taak in kaart te brengen welke middelen noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken van de colleges, met inachtneming van hun verschillende posities en de consequenties van recente ontwikkelingen binnen de rijksdienst (Kamerstukken II 2016–2017, 34 550 IIB, nr. 9).

Artikel 1 Raad van State

De uitgaven van de Raad van State zijn in 2017 hoger door investeringskosten voor de introductie van het programma Kwaliteit en Innovatie.

Artikel 2 Algemene Rekenkamer

De uitgaven van de Algemene Rekenkamer zijn in 2017 hoger door de transitiekosten in verband met het aanpassen van de organisatiestructuur.

Artikel 3 Nationale ombudsman

De Nationale ombudsman maakt in 2017 en 2018 meer kosten in het kader van een transitie om de organisatie te verbeteren en nieuwe taken in te passen.

Artikel 4 Kanselarij der Nederlandse Orden

De Kanselarij der Nederlandse Orden maakt gebruik van een verouderd ICT-systeem voor de aanvraag van decoraties. Dit systeem wordt vervangen en leidt tot een oploop van het budget in de jaren 2017 en 2018.

Artikel 6 Kabinet van de Gouverneur van Aruba

Tegenvallers door de huidige dollarkoers zorgen voor een hogere raming in 2017.

Artikel 7 Kabinet van de Gouverneur van Curaçao

Tegenvallers door de huidige dollarkoers zorgen voor een hogere raming in 2017.

Artikel 8 Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten

Tegenvallers door de huidige dollarkoers zorgen voor een hogere raming in 2017.

Artikel 9 Kiesraad

Vanaf 2018 zijn de uitgaven voor de Kiesraad van hoofdstuk 7 overgeheveld naar de begroting IIB.

Algemene Zaken

III ALGEMENE ZAKEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

63,5

63,2

63,3

63,3

65

67,1

totaal niet-belastingontvangsten

6,9

6,8

6,8

6,8

6,8

6,8

1

Bevorderen eenheid regeringsbeleid

           
 

Uitgaven

59,1

58,3

58,3

58,3

60,1

62,2

 

Ontvangsten

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

4

Kabinet van de Koning

           
 

Uitgaven

2,5

2,4

2,4

2,4

2,4

2,4

 

Ontvangsten

2,5

2,4

2,4

2,4

2,4

2,4

5

Cie voor toezicht op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten

           
 

Uitgaven

2

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

Bevorderen eenheid regeringsbeleid

Dit artikel bestaat onder andere uit de bijdrage voor het agentschap Dienst Publiek en Communicatie, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) en de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB).

Kabinet van de Koning

Het Kabinet van de Koning (KvdK) draagt zorg voor de ambtelijke ondersteuning van de Koning bij de uitoefening van zijn staatsrechtelijke taken en fungeert als schakel tussen Koning en Ministers.

Commissie voor toezicht op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVD)

Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) is er een Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) en een afdeling klachtenafhandeling ingesteld. Zij houdt toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van deze wet en de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). De Commissie toetst zowel het handelen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) als de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) aan de juridische kaders die er voor deze diensten bestaan.

Koninkrijksrelaties

IV KONINKRIJKSRELATIES
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

317,4

293,8

138,7

137,8

137,5

125,4

totaal niet-belastingontvangsten

56,9

47,8

38,7

36,8

35,3

35,3

1

Waarborgfunctie

           
 

Uitgaven

82,9

87,3

75,2

75,4

75,4

63,4

 

Ontvangsten

6,1

6,1

4,9

4,9

4,9

4,9

4

Bevorderen sociaaleconomische structuur

           
 

Uitgaven

20,8

11

14,4

14,4

14,4

14,3

 

Ontvangsten

13

3,9

3,9

2

2

2

5

Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen

           
 

Uitgaven

187

172,4

28,5

28,5

28,5

28,5

 

Ontvangsten

37,8

37,7

30

29,9

28,5

28,4

6

Apparaat

           
 

Uitgaven

23,1

21,1

18,7

17,6

17,3

17,3

7

Nominaal en onvoorzien

           
 

Uitgaven

3,6

2

1,9

1,9

1,9

1,9

Artikel 1 Waarborgfunctie

Het kabinet heeft besloten tot verlenging van de rechtshandhaving in Sint Maarten van 2018 tot en met 2021. Daarom liggen de budgetten tot en met 2021 hoger. Met oog op de veiligheidsproblematiek in het Caribisch deel van het Koninkrijk is incidenteel 8 mln. beschikbaar gesteld aan de Kustwacht, deze is gelijk verdeeld over de jaren 2017 en 2018 voor het plegen van onderhoud en oplossen exploitatietekort, de ondersteuning van andere defensieonderdelen aan de Kustwacht. De ontvangsten in 2017 en 2018 liggen hoger door hogere bijdragen van de landen aan de Kustwacht als gevolg van de wisselkoersen.

Artikel 4 Bevorderen sociaaleconomische structuur

In 2017 liggen de uitgaven hoger door de verplichtingen op pensioenen die voortkomen uit de onderlinge regeling rechtsopvolging en boedelscheiding van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen (APNA). Tevens komen de hogere uitgaven door de toevoeging van de SVB-middelen. Tot slot is de terugontvangst van de restmiddelen Fondo Desaroyo Aruba (FDA) overgemaakt naar het land Aruba.

De hogere ontvangsten in 2017 betreffen de definitieve afrekening van de Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA), de verkoop van de aandelen in de AIB Bank en de terugontvangst van de restmiddelen Fondo Desaroyo Aruba (FDA).

De lagere uitgave in 2018 komt door verwerking van het wisselkoerseffect op de toeslag voor pensioenen.

Artikel 5 Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen

Uit hoofde van de beleidsmatige verantwoordelijkheid van de Minister van BZK voor de schuldsanering van de voormalige Nederlandse Antillen worden de meerjarige aflossings- en rentereeksen verantwoord op hoofdstuk IV. Vanwege het verloop in het aflossings-en renteschema nemen de uitgaven na 2018 af.

Artikel 6 Apparaat

Door de vertraagde oprichting van de integriteitskamer Sint Maarten zijn de budgetten in 2017, 2018 en 2019 aangepast.

Verder liggen de uitgaven in 2017 en 2018 hoger als gevolg van het verwerken van de effecten van de wisselkoers.

Artikel 7 Nominaal en onvoorzien

Een deel van deze middelen is gereserveerd voor het meerjarig opvangen van valutaschommelingen (1 mln. vanaf 2018). De resterende middelen worden op een later moment toegekend aan de relevante beleidsartikelen.

Buitenlandse Zaken

V BUITENLANDSE ZAKEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

7.076,5

8.181,4

9.010,6

9.170,5

9.037,4

9.301,8

totaal niet-belastingontvangsten

3.764,2

686,7

700,4

714,4

728,7

741,1

43

Europese Samenwerking

           
 

Uitgaven

7.076,5

8.181,4

9.010,6

9.170,5

9.037,4

9.301,8

 

Ontvangsten

3.764,2

686,7

700,4

714,4

728,7

741,1

Relatie begroting van Buitenlandse Zaken en de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

De begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bestaat uit HGIS uitgaven/ontvangsten en niet-HGIS uitgaven/ontvangsten. De HGIS uitgaven en ontvangsten worden toegelicht in de horizontale toelichting van de HGIS. De niet-HGIS uitgaven en ontvangsten worden hieronder toegelicht.

Artikel 3 Europese Samenwerking

Uitgaven

De meerjarige ontwikkeling van het artikel Europese samenwerking wordt bepaald door de doorwerking van de jaarlijkse nominale ontwikkeling van de EU-begroting in de Nederlandse afdrachten aan en ontvangsten van de EU.

In de jaren 2017 t/m 2020 stijgen de EU-afdrachten met name als gevolg van een ophoping van cohesiebetalingen in de laatste jaren van het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK) door vertragingen. Vanaf 2021 komt de raming van de EU-afdrachten op een lager niveau, omdat de raming van 2020 (en 2019) verhoogd is vanwege deze vertragingen en er in de raming vanuit wordt gegaan dat die vertragingen voor het einde van het MFK worden ingehaald. Na 2021 stijgen de afdrachten jaarlijks licht mee met de stijging van het BNI.

De ramingssystematiek voor 2021 en verder wijkt af van de ramingssystematiek tot 2020. De betalingenplafonds tot 2020 liggen nominaal vast in de huidige MFK-verordening. Vanaf 2021 zal het volgende MFK gelden, waarvoor nog geen betalingenplafonds zijn vastgesteld. In de raming voor 2021 en verder wordt daarom op dit moment uitgegaan van een betalingenplafond van 0,95% van het Europese BNI in 2021, wat overeenkomt met het uitgangspunt bij het afsluiten van het huidige MFK.

Niet-belasting ontvangsten

De ontvangsten presenteren met name de perceptiekostenvergoedingen die Nederland ontvangt. In 2017 zijn de ontvangsten aanzienlijk hoger dan in de jaren erna. Dit komt doordat Nederland de bedongen korting op de afdrachten over 2014–2016 met terugwerkende kracht in 2017 in de kas heeft ontvangen.

Veiligheid en Justitie

VI VEILIGHEID EN JUSTITIE
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

13.119,2

12.047,6

11.998,8

11.872,2

11.696,6

11.308,5

totaal niet-belastingontvangsten

1.896,1

1.713,6

1.662

1.674,6

1.632,3

1.593,3

31

Nationale Politie

           
 

Uitgaven

6.023,7

5.589,6

5.700,5

5.637,1

5.528

5.439,6

 

Ontvangsten

16,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

32

Rechtspleging en rechtsbijstand

           
 

Uitgaven

1.475,3

1.459,8

1.428,7

1.417,5

1.414,1

1.410,6

 

Ontvangsten

231,4

229,5

277,4

289,2

290,1

290,1

33

Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

           
 

Uitgaven

737,2

713,7

688,9

682,8

677,1

677,4

 

Ontvangsten

1.091,5

1.213

1.265,4

1.267

1.224,5

1.185,5

34

Straffen en Beschermen

           
 

Uitgaven

2.646,1

2.475,6

2.597,9

2.611,2

2.572,4

2.552,5

 

Ontvangsten

218,6

87,5

101,2

101,5

101,5

101,5

36

Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid

           
 

Uitgaven

256,7

278,7

282,7

288

288

288

37

Vreemdelingen

           
 

Uitgaven

1.548,2

1.101,1

884,3

816,1

805,4

792,1

 

Ontvangsten

309,9

156,6

       

91

Apparaatsuitgaven kerndepartement

           
 

Uitgaven

414,2

405,9

392,2

395,9

388,8

390,2

 

Ontvangsten

28,2

26,6

17,4

16,4

15,7

15,7

92

Nominaal en onvoorzien

           
 

Uitgaven

14,8

20,1

20,5

20,5

19,7

– 245

93

Geheim

           
 

Uitgaven

3,1

3,1

3,1

3,1

3,1

3,1

De totale uitgaven van Veiligheid en Justitie (VenJ) tonen een dalende reeks, grotendeels door lagere uitgaven voor vreemdelingen en (efficiency)taakstellingen. Bij begrotingsbrief van november 2015 en de nota van wijziging bij de ontwerpbegroting 2017 zijn tot en met 2018 wel structureel middelen toegekend aan de begroting voor hogere uitgaven aan o.a. politie, OM en rechtspraak. Ook bij de ontvangsten is er een daling te zien. Dit wordt onder meer verklaard door een ramingsbijstelling op de ontvangsten uit boeten en transacties.

Artikel 31 Nationale Politie

De Nationale Politie ontwikkelt zich in enkele jaren naar het met de vorming van de Nationale Politie beoogde pad. De afwijking bij de ontvangsten in 2017 t.o.v. latere jaren wordt verklaard door een eenmalige bijdrage vanuit de asielreserve.

Artikel 32 Rechtspleging en rechtsbijstand

De uitgaven op dit artikel dalen naar aanleiding van maatregelen bij de rechtsbijstand en een daling van de bijdrage aan de rechtspraak in verband met de efficiencytaakstelling uit het regeerakkoord Rutte II. De stijging aan de ontvangstenkant is te verklaren door stijgende inkomsten uit griffierechten.

Artikel 33 Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

De daling in de uitgaven ten opzichte van 2017 wordt voornamelijk veroorzaakt door de efficiencytaakstelling uit het regeerakkoord Rutte II. De ontvangsten op artikel 33 vallen naar verwachting op de langere termijn lager uit. Om die reden is een ramingsbijstelling doorgevoerd op de ontvangsten uit boeten en transacties.

Artikel 34 Straffen en beschermen

De uitgaven op dit artikel tonen op termijn een licht dalende reeks vanwege de doorverdeling van de taakstellingen op personeel en materieel uit o.a. het regeerakkoord Rutte II en de maatregelen uit het Masterplan DJI. In 2017 zijn er extra ontvangsten door het beperken eigen vermogen van agentschappen, o.a. DJI en CJIB. In 2017 en 2018 is de raming voor de te ontvangen administratiekostenvergoeding voor het CJIB verlaagd.

Artikel 36 Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid

De uitgaven aan contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid stijgen licht. Dit komt door extra uitgaven aan het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) en de versterking van de veiligheidsketen vanaf 2018.

Artikel 37 Vreemdelingen

De uitgaven voor vreemdelingen dalen, vanwege de onderliggende aanname over de instroom van asielzoekers. De kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen worden conform OESO DAC-systematiek toegerekend aan het budget voor ontwikkelingssamenwerking (ODA). Hierdoor ontvangt VenJ middelen van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelsingssamenwerking (BHOS). De ontvangsten tot en met 2018 betreffen vooral de inzet van middelen uit de asielreserve.

Artikel 91 Apparaatsuitgaven kerndepartement

De apparaatsuitgaven dalen vanwege de efficiencytaakstelling die bij het regeerakkoord Rutte II is opgenomenDe daling in ontvangsten vanaf 2019 is te verklaren door dalende ontvangsten eigen personeel.

Artikel 92 Nominaal en Onvoorzien

Artikel 92 is een verdeelartikel. Dit niet-beleidsartikel wordt uitsluitend gebruikt voor het parkeren van nog te verdelen loon- en prijsbijstellingen, het tijdelijk parkeren van andere nog te verdelen middelen en nog te verdelen taakstellingen. In verband met een kasschuif samenhangend met een ander kasritme van de pensioenkosten bij de Nationale Politie is in 2022 een negatief bedrag opgenomen. Dit wordt in de jaren na 2022 gecompenseerd.

Artikel 93 Geheim

De uitgaven op artikel 93 blijven stabiel.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

889

758,4

733,8

716,5

716

712,8

totaal niet-belastingontvangsten

154,9

51

65,8

65,7

65,3

65,3

1

Openbaar bestuur en democratie

           
 

Uitgaven

35,8

28,9

25

25,1

25,1

25,1

 

Ontvangsten

26

22

22

22

22

22

2

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

           
 

Uitgaven

228,5

249,2

251,1

252,1

254,3

252

 

Ontvangsten

12,7

12,7

12,7

12,7

12,7

12,7

6

Dienstverlenende en innovatieve overheid

           
 

Uitgaven

195,4

122,2

104,8

103,3

99,2

99,2

 

Ontvangsten

25,7

0,5

0,4

0,4

0,4

0,4

7

Arbeidszaken overheid

           
 

Uitgaven

30,1

27,1

24,9

24,2

24,3

23,2

 

Ontvangsten

0,6

0,6

0,5

0,4

0,1

0,1

11

Centraal Apparaat

           
 

Uitgaven

387,4

314,6

314,6

304,3

305,5

305,6

 

Ontvangsten

88,3

15,3

15,2

15,2

15,2

15,2

12

Algemeen

           
 

Uitgaven

10,9

10,3

7,8

7,6

7,7

7,7

 

Ontvangsten

1,5

 

15

15

15

15

13

Nominaal en onvoorzien

           
 

Uitgaven

1

6,1

5,5

     

Algemeen

De begroting van Binnenlandse Zaken is vanaf 2016 geherstructureerd, waardoor de artikelen 61, 62, 66, 67, 71, 72 en 73 zijn komen te vervallen en vervangen door gelijknamige artikelen met een ander artikelnummer.

Artikel 1 Openbaar bestuur en democratie

De hogere uitgaven in 2017 hebben voornamelijk betrekking op het programma ten behoeve van gezondheidsbevordering statushouders, de voor de monitor Sociaal Domein en de activiteiten met betrekking tot de interbestuurlijke relaties. De ontvangsten betreffen de bijdragen van de waterschappen ten behoeve van de WOZ.

Artikel 2 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

De operationele capaciteit van de AIVD wordt uitgebreid met een bijdrage aan de wervingscapaciteit in 2018 en 2019 om tegemoet te kunnen komen aan een effectieve inzet in 2020. Tevens wordt met ingang van 2018 structureel middelen toegevoegd met als doel cyberspionage- en sabotage tegen te gaan.

Daarnaast worden de middelen voor de uitvoering van de wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) gefaseerd toegevoegd. Dit resulteert in een geleidelijke oploop van het budget tot 2021.

Artikel 6 Dienstverlenende en innovatieve overheid

Een deel van de gereserveerde middelen voor de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) is tot en met 2018 uitgekeerd aan BZK als opdrachtgever van een groot deel van de GDI-voorzieningen, waaronder, DigiD en MijnOverheid. De uitgaven in 2018 dalen omdat vanaf dit jaar een deel van de GDI-voorzieningen middels doorbelasting aan gebruikers wordt bekostigd. Vanaf 2019 staat een deel van de middelen nog op de Aanvullende Post. Daarnaast staan de opdrachtgevende budgetten voor Rijksdienst voor Identiteitsgegevens en Uitvoeringsbedrijf Rijk op dit artikel en de middelen voor beleid basisregistratiepersoonsgegevens.

De ontvangsten in 2017 zijn doorbelasting aan gebruikers voor de berichtenvoorziening en het resultaat reisdocumenten over 2016.

Artikel 7 Arbeidszaken overheid

Het budget neemt af doordat het beroep op de pensioenregelingen van (voormalige) Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen in de komende jaren afneemt.

Artikel 11 Centraal Apparaat

Vanwege de taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO’s uit het Regeerakkoord Rutte-Verhagen en Rutte-Asscher nemen de uitgaven aan het Centraal Apparaat de komende jaren af. In 2017 zijn de uitgaven en ontvangsten hoger vanwege de jaarlijkse desalderingen voor de Dienstverleningsafspraken tussen de SSO’s onderling en de inkomsten van overige departementen en derden voor het gebruik van diensten van DocDirect.

Artikel 12 Algemeen

De vanaf 2019 te realiseren ontvangsten voor de GDI worden voorlopig geboekt op de begroting van BZK.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

38.112,7

38.812,1

38.673,2

38.617,3

38.793,4

38.996

totaal niet-belastingontvangsten

1.337,9

1.380,6

1.414,6

1.487,6

1.554,2

1.633,2

1

Primair onderwijs

           
 

Uitgaven

10.501

10.472,4

10.356,1

10.306,8

10.254,8

10.204,5

 

Ontvangsten

8,7

17,7

8,7

8,7

8,7

1,7

3

Voortgezet onderwijs

           
 

Uitgaven

8.163,5

8.123,1

8.013,2

7.921,3

7.843,6

7.791,8

 

Ontvangsten

7,4

7,4

7,4

7,4

7,4

7,4

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

           
 

Uitgaven

4.240,5

4.325,7

4.492,6

4.488,7

4.458,4

4.417,4

 

Ontvangsten

3

3

3

3

3

3

6

Hoger beroepsonderwijs

           
 

Uitgaven

2.924,5

3.002,3

2.966,8

2.981,6

3.059,3

3.095

 

Ontvangsten

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

7

Wetenschappelijk onderwijs

           
 

Uitgaven

4.393,8

4.434,8

4.444,4

4.493,3

4.585,1

4.652,5

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

8

Internationaal onderwijsbeleid

           
 

Uitgaven

10,9

10,8

10,1

10,1

9,9

9,9

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

9

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

           
 

Uitgaven

183,8

181,2

169,6

166,3

163,3

163,1

 

Ontvangsten

6

6

6

6

6

6

11

Studiefinanciering

           
 

Uitgaven

4.585,9

5.373,2

5.445,5

5.502,5

5.560,9

5.633,7

 

Ontvangsten

850,9

896,9

944,3

1.007,9

1.080,6

1.159,1

12

Tegemoetkoming studiekosten

           
 

Uitgaven

89,7

89,5

89,2

87,8

87

86

 

Ontvangsten

2,4

2,4

2,4

2,4

2,3

2,3

13

Lesgelden

           
 

Uitgaven

6,8

6,6

6,5

6,5

6,5

6,5

 

Ontvangsten

242,5

238,3

240,9

243,3

244,3

244,7

14

Cultuur

           
 

Uitgaven

740,9

773,3

833,6

831,8

829,1

829,2

 

Ontvangsten

14,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

15

Media

           
 

Uitgaven

976,8

989,4

988,5

1.001,4

1.001,6

1.014,9

 

Ontvangsten

199,5

206,5

199,5

206,5

199,5

206,5

16

Onderzoek en wetenschappen

           
 

Uitgaven

1.033,4

1.008,6

1.004,8

956,2

998,6

1.000,1

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

25

Emancipatie

           
 

Uitgaven

12,7

15,4

15,1

15,6

15,6

15,6

91

Nominaal en onvoorzien

           
 

Uitgaven

 

– 244,3

– 415,5

– 409,9

– 338,3

– 182,7

95

Apparaatskosten

           
 

Uitgaven

248,5

250,1

252,7

257,4

258

258,5

 

Ontvangsten

1,7

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

Artikel 1 Primair onderwijs

De begrotingen van de onderwijsartikelen volgen de leerlingen- of studentenramingen en in het po wordt een daling geraamd. Wat hier verder een rol speelt, is de ramingsbijstelling van structureel 50 mln. op het onderwijsachterstandenbudget, waartoe in 2015 is besloten op basis van de lagere raming van gewichtenleerlingen.

Artikel 3 Voortgezet onderwijs

De begroting van het artikel Voortgezet onderwijs neemt over de jaren licht af. In het vo wordt een daling van het aantal leerlingen geraamd, die relatief groter is dan in het primair onderwijs.

Artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Het budget voor Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie stijgt per saldo. Dit wordt vooral veroorzaakt door de toevoeging van de middelen van de fiscale aftrek voor scholingsuitgaven. De omvorming van deze aftrek naar een uitgavenregeling op de OCW-begroting staat gepland voor 2019. In het mbo wordt een daling van de studentenaantallen geraamd.

Artikel 6 Hoger beroepsonderwijs en Artikel 7 Wetenschappelijk onderwijs

De begrotingen van de artikelen onder Hoger onderwijs (hbo en wo) stijgen allebei, voornamelijk die van het wetenschappelijk onderwijs. De raming van de totale studentenaantallen blijft over de jaren redelijk stabiel, echter komen er per 2018 middelen vrij die door de invoering van het studievoorschot geïnvesteerd kunnen worden in het hoger onderwijs. Deze reeksen zijn voor zowel het hbo als het wo oplopend in de huidige meerjarenperiode.

Artikel 8 Internationaal onderwijsbeleid

De relatief grote daling in de uitgaven aan Internationaal onderwijsbeleid tussen 2018 en 2019 wordt met name veroorzaakt door de afloop van de subsidie aan Neth-ER.

Artikel 9 Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

Het budget voor Arbeidsmarkt en personeelsbeleid daalt per saldo. Er is na 2018 onder andere sprake van aflopende subsidies, zoals de «Impuls lerarentekorten» en de projecten voor professionalisering. Er is eveneens terugloop in het budget voor de leraren- en schoolleidersregisters (dat overigens na 2018 onder artikel 95 verantwoord wordt).

Artikel 11 Studiefinanciering

Bij Studiefinanciering wordt de grote stijging in budget tussen 2017 en 2018 veroorzaakt door een kasschuif waarbij budget voor de ov-studentenkaart wordt verschoven van 2017 naar 2018. De algemene stijging van de uitgaven en ontvangsten komt voort uit de stijging van de geleende bedragen door studenten, en de daarbij behorende hogere terugbetalingen.

Artikel 12 Tegemoetkoming studiekosten en Artikel 13 Lesgelden

De uitgaven en ontvangsten bij Tegemoetkoming studiekosten en Lesgelden wijzigen weinig en volgen bij Tegemoetkoming studiekosten voornamelijk de leerlingenaantallen in het voortgezet onderwijs en bij Lesgelden de studentenaantallen in het mbo.

Artikel 14 Cultuur

De begrote uitgaven aan cultuur nemen vooral de komende twee jaar toe. In 2017 is de jaarlijkse overboeking (dit jaar 43,3 mln.) naar artikel 16 voor de Koninklijke Bibliotheek reeds gedaan. Vandaar het kleinere budget in 2017. Per 2019 komen de middelen vrij die gepaard gaan met de omvorming van de fiscale aftrek voor uitgaven aan monumentenpanden. De op te zetten uitgavenregeling op de OCW-begroting, die de fiscale aftrek moet vervangen, loopt via artikel 14. In 2017 zijn de ontvangsten hoger door een eenmalige desaldering.

Artikel 15 Media

De begroting van media neemt eens in de twee jaar toe. Dit komt omdat er tijdens de even jaren meer reclameopbrengsten worden verwacht door grote (sport)evenementen, waardoor er ook meer budget is voor de publieke omroep. Dit is ook te zien in de raming van de ontvangsten. Daarnaast wordt om het jaar het mediabudget aangepast naar aanleiding van de huishoudindex van het CBS. Doordat het aantal huishoudens toeneemt, veroorzaakt dit een stijging in de begroting.

Artikel 16 Onderzoek en wetenschapsbeleid

Het budget van het artikel Onderzoek en wetenschapsbeleid is in 2017 hoger dan in latere jaren door de jaarlijkse overboeking voor de Koninklijke Bibliotheek vanuit het artikel Cultuur. Daarnaast vertoont 2020 een dip in de begroting, aangezien er in dit betreffende jaar nog 50 mln. voor onderzoek van de Aanvullende Post overgeheveld moeten worden naar de begroting van OCW. Voor de overige jaren is dit reeds gebeurd.

Artikel 25 Emancipatie

De begroting van emancipatie is stabiel. In 2017 zijn de decentralisatie-uitkeringen in het kader van gender- en LHBTI-gelijkheid reeds gedaan, vandaar het lagere budget in dit jaar.

Artikel 91 Nominaal en onvoorzien

Het minbedrag op het artikel Nominaal en onvoorzien bestaat uit een tweetal taakstellingen die over de afgelopen jaren op dit artikel zijn geparkeerd. Deze taakstellingen dienden om de begroting van OCW sluitend te maken en om een bijdrage te leveren aan de rijksbrede ruilvoetproblematiek. Daarnaast is per 2019 een openstaande reeks aan dit artikel toegevoegd, als gevolg van de OCW-brede problematiek. Deze bestaat voornamelijk uit de tegenvaller voortkomend uit de leerlingen- en studentenraming. In 2017 en 2018 is deze problematiek generaal gecompenseerd.

Artikel 95 Apparaatsuitgaven

De toename in het budget voor apparaat zit vooral in de toevoeging van de uitvoeringskosten voor de uitgavenregelingen die samenhangen met de omvorming van de scholings- en monumentenaftrek. Dit budget is per 2019 beschikbaar. Daarnaast is er een aantal kasschuiven van 2017 naar 2018, in verband met onder andere vertraagde projecten, en van 2019 naar 2018, in verband met voorbereidend werk, die zorgen voor een stijging van het budget in 2018.

Nationale Schuld (Transactiebasis)

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

54.506,1

48.098,6

38.112,4

37.716,6

23.745,6

40.146,9

totaal niet-belastingontvangsten

42.892

46.210,2

30.843,4

24.371,7

7.019,3

19.959,9

1

Financiering staatsschuld

           
 

Uitgaven

52.973,3

46.566,4

36.567,4

36.065,4

21.976,4

36.323,4

 

Ontvangsten

35.332

35.569

23.164

20.592

5.652

18.732

2

Kasbeheer

           
 

Uitgaven

1.532,8

1.532,2

1.545

1.651,2

1.769,2

3.823,5

 

Ontvangsten

7.560

10.641,2

7.679,4

3.779,7

1.367,3

1.227,9

Artikel 1 Financiering Staatsschuld

Dit artikel heeft betrekking op de extern gefinancierde staatsschuld. De uitgaven bestaan uit de rentelasten en aflossingen van vaste en vlottende schuld. De ontvangsten bestaan uit rentebaten en uitgifte van schuld. De hoogte van de aflossingen van de bestaande schuld ligt vast als gevolg van eerder gemaakte keuzes ten aanzien van de schuldfinanciering. De verwachte schulduitgifte neemt in de loop der jaren af doordat de financieringsbehoefte van het Rijk verder afneemt.

Artikel 2 Kasbeheer

Op dit artikel staan de geldstromen die betrekking hebben op het schatkistbankieren van aan de schatkist gelieerde instellingen. De uitgaven bestaan enerzijds uit de rentevergoeding over de saldi die in de schatkist worden aangehouden door baten-lastendiensten, RWT’s (Rechtspersoon met een Wettelijke Taak) en sociale fondsen. Anderzijds bestaan de uitgaven uit verstrekte leningen aan baten-lastendiensten en RWT’s en, in sommige jaren, uit een afname van het rekening-couranttegoed van deze instellingen of van de sociale fondsen. De ontvangsten bestaan uit rentebaten en aflossingen op leningen door deelnemers aan het schatkistbankieren. De schommelingen van de ontvangsten op dit artikel worden veroorzaakt door fluctuerende aflossingen.

Financiën

IXB FINANCIEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

6.737,7

6.838,7

6.538,5

6.159,3

6.016,2

6.052,7

totaal niet-belastingontvangsten

5.643

2.161,2

2.148,2

2.218,3

2.079,6

2.078,2

1

Belastingen

           
 

Uitgaven

3.146,4

2.884,6

2.703

2.605

2.582,6

2.589,6

 

Ontvangsten

813,9

822,9

841,1

828,5

826,5

826,5

2

Financiele Markten

           
 

Uitgaven

29,3

28,8

22,5

22,4

22,4

22,4

 

Ontvangsten

14,4

13

11

11

11

11

3

Financ. act. Publiek-Private sector

           
 

Uitgaven

167,5

366,9

296,9

15,3

12,1

12,1

 

Ontvangsten

4.489,1

984,6

973,6

1.066,9

1.068,8

1.068,8

4

Internationale Fin. Betrekkingen

           
 

Uitgaven

38,7

142,9

71,2

23,9

9,7

6,7

 

Ontvangsten

3,4

7

13,1

23

32

30,5

5

Exportkrediet- en investeringsverzekering

           
 

Uitgaven

70,7

75,4

83,3

83,3

83,3

88,1

 

Ontvangsten

268,3

280,4

256,2

235,6

88,1

88,1

6

BTW-Compensatiefonds

           
 

Uitgaven

3.010,3

3.010,3

3.010,3

3.010,3

3.010,3

3.010,3

7

Beheer materiele activa

           
 

Uitgaven

           
 

Ontvangsten

           

10

Nominaal en onvoorzien

           
 

Uitgaven

37,8

97,1

119,3

167,4

63,8

91,5

21

Centraal Apparaat

           
 

Uitgaven

237

232,6

232

231,6

231,8

231,9

 

Ontvangsten

54

53,4

53,4

53,2

53,2

53,2

Artikel 1 Belastingen

De dalende trend in de uitgaven bij de Belastingdienst is het gevolg van taakstellingen op het apparaat van de Belastingdienst uit het regeerakkoord Rutte II en besparingen in het kader van de Investeringsagenda. De oploop in de ontvangsten is het gevolg van ramingsbijstellingen op de niet-belastingontvangsten.

Artikel 2 Financiële Markten

De hogere uitgaven in 2018 worden veroorzaakt door incidenteel extra kosten voor de vierde anti-witwasrichtlijn (UBO-register). De ontvangsten in 2017 worden verklaard door de opbrengsten uit verbeurde dwangsommen en opgelegde bestuurlijke boetes door de toezichthouders (AFM en DNB) aan onder toezicht staande financiële instellingen uit de financiële sector. Deze opbrengsten komen voor een deel (surplus boven de 2,5 mln.) ten gunste van de Staat (TK 33 957-19).

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

De hogere ontvangsten in 2017 worden veroorzaakt door de verkoopopbrengsten van aandelen ASR en ABN AMRO. In 2017, 2018 en 2019 zijn er hogere uitgaven door een kapitaalinjectie aan TenneT. Eind 2015 heeft TenneT de Staat als enig aandeelhouder verzocht om extra kapitaal ter beschikking te stellen om de wettelijk verplichte investeringen in het Nederlandse net te realiseren. Vanaf 2017 zal TenneT 780 mln. ontvangen, verspreid over drie jaren. Deze financiële transactie is niet relevant voor het EMU-saldo en het uitgavenkader.

Artikel 4 Internationale Financiële betrekkingen

De fluctuaties in de uitgavenreeks worden verklaard door het ritme van de Nederlandse contributie aan de Wereldbank. De ontvangstenraming kent vanaf 2019 een oploop vanwege verwachte hogere renteopbrengsten op de leningen aan Griekenland.

Artikel 5 Exportkrediet- en investeringsverzekering

De hoogte van de ontvangsten met betrekking tot de exportkredietverzekering (EKV) worden voornamelijk bepaald door de terugbetaling van Argentinië, naar aanleiding van het schuldenakkoord met de Club van Parijs (Zie ook Kamerbrief 2013–2014, 33 750 IX, nr. 29).

In 2020 wordt de laatste terugbetaling verwacht.

Artikel 6 BTW-compensatiefonds

Op dit artikel wordt het BTW-compensatiefonds (BCF) verantwoord. Het BCF wordt uit het gemeente- en provinciefonds gefinancierd. De meerjarige raming is gebaseerd op realisatiecijfers over 2016. De uitgaven aan het BCF zijn stabiel de komende jaren, het gemeente- en provinciefonds fungeren als ventiel bij een onder- of overschrijding. Een onder- of overschrijding komt ten laste of ten gunste van het gemeente- en provinciefonds.

Artikel 7 Beheer materiële activa

Op grond van art. 16 van het Besluit Inbeslaggenomen Voorwerpen, dienen de ontvangsten en uitgaven van op grond van art. 94 en 94a Sv in beslag genomen voorwerpen op de begroting van Veiligheid & Justitie verantwoord te worden. Deze overheveling van begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld) naar begrotingshoofdstuk VI (Veiligheid & Justitie) voorziet hierin. Deze middelen worden voortaan verantwoord op de begroting van VenJ.

Artikel 10 Nominaal en onvoorzien

Op dit artikel staan kosten opgenomen voor het werkbedrijf Switch van de Belastingdienst. Voorts staan er onverdeelde middelen van loon- en prijsbijstelling op dit artikel.

Artikel 21 Centraal Apparaat

De dalende trend in de uitgaven op dit artikel wordt voornamelijk veroorzaakt door taakstellingen op het apparaat van het Ministerie van Financiën.

Defensie

X DEFENSIE
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

8.680,4

8.852,1

8.802,9

8.765,7

8.630

8.541,7

totaal niet-belastingontvangsten

404,9

393,6

303,9

261,0

266,5

268,7

1

Opdracht Inzet

           
 

Uitgaven

3,2

3,2

3,2

3,2

3,2

3,2

2

Taakuitvoering Zeestrijdkrachten

           
 

Uitgaven

739,1

731,4

743,4

751,1

756,1

755,5

 

Ontvangsten

15,6

15,6

15,6

15,6

15,6

15,6

3

Taakuitvoering Landstrijdkrachten

           
 

Uitgaven

1.294,0

1.293,8

1.306,5

1.325,1

1.344,6

1.350,9

 

Ontvangsten

10,5

10,5

10,5

10,5

10,5

10,5

4

Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten

           
 

Uitgaven

701,6

709,3

702,4

707,5

713,5

712,3

 

Ontvangsten

12,1

12,1

12,1

12,1

12,1

12,1

5

Taakuitvoering Koninklijke Marechaussee

           
 

Uitgaven

372,1

361,2

357

358,4

360,4

360,4

 

Ontvangsten

4,6

4,6

4,6

4,6

4,4

4,4

6

Investeringen Krijgsmacht

           
 

Uitgaven

1.779,3

2.009,9

2.026,7

1.909,7

1.748,6

1.692,1

 

Ontvangsten

189,2

188,5

111,6

66,8

63,7

58,3

7

Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Org

           
 

Uitgaven

818,6

852

856,6

885,8

893,4

892,6

 

Ontvangsten

47,9

43,4

43,4

43,4

43,4

43,4

8

Ondersteuning krijgsmacht door Cdo Dienstencentra

           
 

Uitgaven

1.158,3

1.108,3

1.092,3

1.105,1

1.094,6

1.096,6

 

Ontvangsten

82,1

81,4

81

81,4

81,4

81,4

9

Algemeen

           
 

Uitgaven

93,1

98,2

97,7

97,4

97,9

98

10

Centraal apparaat

           
 

Uitgaven

1.615,5

1.574,2

1.533,2

1.523,1

1.544,5

1.493,6

 

Ontvangsten

42,8

37,4

25

26,6

35,4

43

11

Geheime uitgaven

           
 

Uitgaven

5,5

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

12

Nominaal en onvoorzien

           
 

Uitgaven

100,2

103,2

76,4

92

65,6

79,1

Het meerjarige verloop van de totale uitgaven wordt verklaard door de doorwerking van de maatregelen uit het Regeerakkoord en de extra middelen die de afgelopen jaren zijn toegevoegd aan de Defensiebegroting door het kabinet. De daling van het budget in 2021 wordt veroorzaakt door uitgavenpatroon van de investeringen (zie artikel 6 Investeringen Krijgsmacht).

Het meerjarige verloop van de totale niet-belastingontvangsten wordt verklaard door de daling van de verkoopopbrengsten van materieel en onroerend goed als gevolg van de herfasering van de verkopen.

Hieronder worden per artikel de belangrijkste ontwikkelingen besproken. In de begroting zelf is een uitputtende opsomming van de effecten van de maatregelen op alle artikelen opgenomen.

Artikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten

Op dit artikel worden de over het algemeen oplopende uitgaven verklaard door het stapsgewijs toevoegen van middelen door het kabinet ten behoeve van de basisgereedheid.

Artikel 3 Taakuitvoering Landstrijdkrachten

Op dit artikel worden de oplopende uitgaven verklaard door het stapsgewijs toevoegen van middelen door het kabinet ten behoeve van de basisgereedheid.

Artikel 4 Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten

Op dit artikel worden de fluctuerende uitgaven verklaard door het stapsgewijs toevoegen van middelen door het kabinet ten behoeve van de basisgereedheid en het overboeken van budget naar andere artikelen voor het uitvoeren van de opgedragen taken door de Luchtstrijdkrachten.

Artikel 5 Taakuitvoering Koninklijke Marechaussee

In 2017 is het budget voor de Koninklijke Marechaussee (KMar) hoger dan de latere jaren door de incidentele middelen die zijn vrijgemaakt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Ministerie van Defensie voor de grensbewakingstaak van de KMar.

Artikel 6 Investeringen Krijgsmacht

Het verloop van dit artikel wordt enerzijds verklaard door de extra middelen die zijn toegevoegd aan de Defensiebegroting door het kabinet. De hogere uitgaven in de jaren 2018, 2019 en 2020 zijn het gevolg van het verschuiven van budget van de afgelopen jaren naar deze jaren na herijkingen van de investeringsplannen.

Artikel 7 Defensie Materieel Organisatie

Het verloop van dit artikel wordt enerzijds verklaard door de extra middelen die zijn toegevoegd aan de Defensiebegroting ten behoeve van de verbetering van de basisgereedheid. Anderzijds hangt het verloop van de uitgaven op dit artikel samen met de overgang van budgetten van investeringen naar de exploitatie en instandhouding vanwege de uitvoering van materieel verwervingsprojecten.

Artikel 8 Commando Dienstencentra

Op dit artikel dalen de uitgaven door eerder getroffen maatregelen uit de nota In het belang van Nederland, waaronder het sluiten van Defensielocaties die door de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO) bewaakt worden en het integreren van de dienstverlening bij het Facilitair Bedrijf Defensie (FBD).

Artikel 9 Algemeen

De uitgaven op dit artikel betreffen het exploitatiedeel van de bijdragen aan de NAVO, verschillende subsidies en overige (departementsbrede) uitgaven. Het budget in 2017 is lager dan de daaropvolgende jaren door het eenmalig uitdelen van de middelen ten behoeve van de Very High Readiness Joint Tasforce (VJTF) aan andere defensie onderdelen (10 mln.) enerzijds en anderzijds het toekennen van budget voor het RIVM voor onderzoek naar Chroom VI (ca. 4 mln.).

Artikel 10 Centraal Apparaat

Dit artikel toont de apparaatskosten van de bestuursstaf, de MIVD en de defensiebrede pensioenen, uitkeringen en wachtgelden. De meerjarige daling van de uitgaven weerspiegelt met name de daling van de overtolligheidsuitgaven als gevolg van eerdere reorganisaties. Door de pensionering van voormalige werknemers met een wachtgeldregeling uit deze reorganisaties dalen deze uitgaven. Daarnaast dalen de pensioenuitgaven licht door de effecten van het ophogen van de pensioenleeftijd.

Artikel 12 Nominaal en Onvoorzien

De daling vanaf 2019 komt doordat vanaf dat jaar er middelen zijn overgeheveld naar artikel 10 ter bekostiging van de compensatie voor het aow-gat.

Infrastructuur en Milieu

XII INFRASTRUCTUUR EN MILIEU
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

7.437

8.409,8

8.715

8.755,5

8.925

8.978,6

totaal niet-belastingontvangsten

269,3

247,5

242,6

242,1

242

242,1

11

Integraal waterbeleid

           
 

Uitgaven

44,9

33,4

32,7

32,7

32,4

33,1

 

Ontvangsten

3

         

13

Ruimtelijke Ontwikkeling

           
 

Uitgaven

155,7

131,5

101,7

104

186,4

188,7

 

Ontvangsten

9,1

8,8

3,8

3,8

3,8

3,8

14

Wegen en verkeersveiligheid

           
 

Uitgaven

47,5

36,7

34,3

32,8

29,5

28,7

 

Ontvangsten

6,8

6,8

6,8

6,8

6,8

6,8

16

Openbaar vervoer en spoor

           
 

Uitgaven

36,8

18,6

13,1

13,9

14,2

14,2

 

Ontvangsten

2,7

         

17

Luchtvaart

           
 

Uitgaven

17,9

13,9

14,4

10,2

7,9

7,9

 

Ontvangsten

1,2

1,1

1,3

0,7

0,6

0,7

18

Scheepvaart en havens

           
 

Uitgaven

30,5

24,3

13

10

3,6

3,6

 

Ontvangsten

0,7

         

19

Klimaat

           
 

Uitgaven

69,6

62,9

60,6

53,9

53,3

53,1

 

Ontvangsten

224

224

224

224

224

224

20

Lucht en geluid

           
 

Uitgaven

18

34,7

27,9

28,1

28,9

29

21

Duurzaamheid

           
 

Uitgaven

23,3

19,7

17,7

18,2

18,3

18,1

22

Omgevingsveiligheid en milieurisico's

           
 

Uitgaven

48,2

34,9

49,1

57,8

56,8

63,3

 

Ontvangsten

2,4

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

           
 

Uitgaven

41,7

49,6

48,5

37,9

32,9

37,9

24

Handhaving en toezicht

           
 

Uitgaven

106,8

103,3

103,4

103,4

103,4

103,4

25

Bijdrage BDU

           
 

Uitgaven

930,3

881,6

881,5

880,1

869,3

869,3

26

Bijdrage investeringsfondsen

           
 

Uitgaven

5.337,3

6.595,3

6.958,6

7.015,4

7.132

7.178,6

97

Algemeen departement

           
 

Uitgaven

150,9

57,8

57,2

56,9

56,8

56,8

 

Ontvangsten

1,3

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

98

Apparaatsuitgaven Kerndepartement

           
 

Uitgaven

349,9

311,4

301,1

294,7

292,4

292,4

 

Ontvangsten

18,1

5,4

5,4

5,4

5,4

5,4

99

Nominaal en onvoorzien

           
 

Uitgaven

27,7

0,1

0

5,6

6,8

0,5

Artikel 11 Integraal waterbeleid

De hogere uitgaven in 2017 hangen samen met het project versterking icoonwaarde Afsluitdijk, die in dit jaar wordt uitgevoerd. Er zijn ontvangsten vanuit de begroting van OCW en de regionale partners die een financiële bijdragen leveren aan het project.

Artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling

De terugloop aan middelen in de jaren tot en met 2020 wordt grotendeels veroorzaakt door meerjarige budgetoverboekingen naar het Gemeentefonds en Provinciefonds in het kader van het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020. Vanaf 2021 is er geen sprake van budgetoverboekingen en is het budget waardoor het budget vanaf hoger is.

Artikel 14 Wegen verkeersveiligheid

De daling van budget na 2017 is het gevolg van het aflopen van projecten binnen het programma Beter Benutten.

Artikel 16 Openbaar vervoer en spoor

Vanaf 2018 daalt de omvang van dit artikel hoofdzakelijk omdat de subsidieregeling Beheersing GSM-R interferentie stopt. GSM-R is een radiosysteem dat wordt gebruikt in treinen. De subsidieregeling is een tegemoetkoming in de kosten die spoorvervoerders moeten maken voor de aanpassing of vervanging van aanwezige GSM-R treinradio’s. In 2017 zijn er ontvangsten van de Nederlandse Spoorwegen vanwege de eindafrekening voor de ERTMS pilot Amsterdam-Utrecht.

Artikel 17 Luchtvaart

Het dalend verloop van de uitgaven op dit artikel hangt samen met de dalende uitgaven aan het project Geluidsisolatie Schiphol (GIS). Het GIS programma loopt de komende jaren af. De hieraan gekoppelde GIS-heffing voor luchtvaartmaatschappijen loopt daarmee ook af, hetgeen de daling in ontvangen op dit artikel verklaart.

Artikel 18 Scheepvaart en havens

De hogere budgetten in 2017 en 2018 hangen samen met de extra middelen die in deze jaren beschikbaar zijn gemaakt voor activiteiten en subsidies in het kader van het meerjarenprogramma van de Topsector Logistiek. Dit meerjarenprogramma loopt af in 2020. Dit verklaart de daling van de budgetten in 2021.

Artikel 19 Klimaat

In de jaren 2017–2019 zijn de budgetten op dit artikel hoger vanwege een herschikking binnen de begroting voor het bereiken van de doelstelling uit het Energieakkoord en het uitvoeren van extra maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan. Daarnaast nemen de budgetten voor onderzoeksopdrachten vanaf 2020 af.

Artikel 20 Lucht en geluid

Voor de uitvoering van de brandstoffenvisie, onderdeel van het Energieakkoord, zijn middelen vanaf 2017 overgeheveld naar artikel 19 Klimaat. Deze bijdrage is hoger in 2017, wat de lagere stand op artikel 20 Lucht en geluid in dit jaar verklaart. De hogere uitgaven in 2018 worden veroorzaakt doordat de financiële afwikkeling en nabetaling in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit in dat jaar is voorzien.

Artikel 21 Duurzaamheid

De daling na 2018 is het gevolg van een beperkte afname van het opdrachten- en subsidiebudget voor duurzame productketens.

Artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s

De lagere stand op dit artikel in het jaar 2018 wordt verklaard door een overboeking naar het Provinciefonds ten behoeve van het Programma Impuls Omgevingsveiligheid (IOV). Na 2018 kent het budget een stijgend verloop. Dit hangt samen met de oploop in het beschikbare budget voor het Programma IOV.

Artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

De lagere stand op dit artikel vanaf 2020 is het gevolg van de lagere contributie van het KNMI aan EUMETSAT, het Europese programma voor aardobservatie. De hogere uitgaven in 2018 en lagere uitgaven in 2021 zijn het gevolg van een kasschuif voor het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) waarmee de budgettaire reeks in overeenstemming wordt gebracht met de actuele raming van de contributiebetaling aan EUMETSAT.

Artikel 24 Handhaving en toezicht

Op dit artikel wordt de financiële bijdrage van IenM aan de Inspectie Leefomgeving en transport (ILT) geraamd.

Artikel 25 Bijdrage BDU

Het budget van de Brede Doeluitkering ligt in 2017 hoger vanwege overboeking vanuit het Infrastructuurfonds voor onder andere het project Beter Benutten, het maatregelenpakket Regionet en de realisatie van een fietsenstalling bij het station Amsterdam Centraal.

Artikel 26 Bijdragen Investeringsfondsen

Op dit artikel worden de bijdragen aan het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord. De ontwikkeling van dit artikel wordt toegelicht in de horizontale toelichting van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

Artikel 97 Algemeen departement

De hogere uitgaven op dit artikel in 2017 worden verklaard door de vervanging van het regeringsvliegtuig. Hiervoor is op de IenM begroting een reservering van in totaal 90 mln. getroffen.

Artikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement

De uitgaven aan apparaat nemen af als gevolg van taakstellingen van de kabinetten Rutte I en Rutte II.

Artikel 99 Nominaal en onvoorzien

In 2017 reserveert het Rijk 27,7 miljoen euro voor de complexe sanering van het Zeeuwse industrieterrein Thermphos in Zeeland, naar aanleiding van het advies van de Commissie onderzoek sanering Thermphos (TK 29 826 nr. 90). Een bijdrage is voorwaardelijk aan het bereiken van een totaalakkoord met de provincie Zeeland en het havenbedrijf, waarbij zij eenzelfde financiële bijdrage leveren. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu treedt op als beleidsverantwoordelijk departement namens het Rijk, waarbij de onafhankelijkheid van de toezichthouder wordt geborgd. In de jaren 2020 en 2021 is op dit artikel reserveringen getroffen voor de eindafrekening GSM-R aan het Ministerie van Economische Zaken. GSM-R is een radiosysteem dat wordt gebruikt in treinen. IenM en EZ hebben maatregelen getroffen voor het oplossen van het storingsprobleem met de GSM-R. De kosten hiervoor zijn gedeeld tussen IenM en EZ.

Economische Zaken

XIII ECONOMISCHE ZAKEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

5.178

5.202,2

5.703,2

6.340,9

6.244,1

6.358,9

totaal niet-belastingontvangsten

3.393

3.540

4.083,4

4.651,5

4.555

4.658

1

Goed functionerende economie en markten

           
 

Uitgaven

189,8

183,7

182,3

179,5

179,3

179,3

 

Ontvangsten

39,4

31,1

31,1

31,1

31,1

31,1

2

Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

           
 

Uitgaven

857

836,2

797,3

794

788,3

792,7

 

Ontvangsten

128,3

109,5

108,9

106,8

107,6

104,4

3

Toekomstfonds

           
 

Uitgaven

223,4

189,6

182,8

178,7

177,1

158

 

Ontvangsten

48,4

40,6

42,7

48

58,3

49,3

4

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

           
 

Uitgaven

1.941,7

2.185,9

2.790,7

3.459

3.378,1

3.504,7

 

Ontvangsten

2.983,2

3.221,2

3.782,2

4.355,2

4.249,5

4.371,5

5

Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen

           
 

Uitgaven

84,5

38,8

33,1

33

27,9

19,4

6

Een concurr., duurz.en veilige agro-, viss.- en voedeselket.

           
 

Uitgaven

565,4

514,3

490,7

483

484,7

486,2

 

Ontvangsten

85,7

41

38,8

37,4

37,4

37,4

7

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

           
 

Uitgaven

825

808,1

789,0

778,4

773,4

773,4

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

8

Natuur en biodiversiteit

           
 

Uitgaven

110,1

104,1

111,2

111,4

112

112,7

 

Ontvangsten

70,9

57,2

39,9

33,5

31,6

25,1

40

Apparaat

           
 

Uitgaven

369,1

339

323,6

321,4

320,8

330

 

Ontvangsten

37,1

39,4

39,8

39,4

39,5

39,1

41

Nominaal en onvoorzien

           
 

Uitgaven

12

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

Artikel 1 Goed functionerende economie en markten

De uitgaven op dit artikel hebben met name betrekking op de financiering van het CBS, Agentschap Telecom en bijdragen in het kader van de Metrologiewet. Het licht dalende verloop van de uitgaven wordt veroorzaakt door invulling van de taakstelling op de Rijksoverheid (inclusief ZBO’s) op voornoemde organisaties. De ontvangsten op artikel 1 vloeien voornamelijk voort uit boetes die door de Autoriteit Consument en Markt en Agentschap Telecom worden geïnd en ontvangsten uit hoofde van uitgifte van radio- en mobiele communicatiefrequenties.

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

De uitgaven op dit artikel zijn met name bedoeld voor bijdragen aan (inter)nationale organisaties, bijdragen aan TNO en de Kamer van Koophandel en subsidies voor innovatie en regionale ontwikkeling. De dalende uitgavenreeks wordt met name verklaard door de aflopende financiering van beëindigde subsidies/regelingen. Voor 2017, 2018 en 2019 zijn incidenteel middelen geraamd voor Invest-NL. De ontvangsten zijn met name afkomstig vanuit de garantie BMKB en Garantie Ondernemersfinanciering, de Rijksoctrooiwet en de luchtvaartkredietregeling. De hogere ontvangsten in 2017 worden met name veroorzaakt door de onttrekking uit de Garantie Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) à 10 mln. in verband met de beëindiging van de regeling per 1 juli 2017.

Artikel 3 Toekomstfonds

De uitgaven van het Toekomstfonds zijn in 2017 hoger dan in de daaropvolgende jaren doordat ondermeer het geld dat niet in 2016 is uitgegeven aan fundamenteel en toegepast onderzoek, Fund of funds en Innovatiekrediet is doorgeschoven naar 2017 (i.v.m. 100% eindejaarsmarge op het Toekomstfonds blijven in enig jaar niet bestede middelen ook in een volgend jaar beschikbaar). De daling in 2022 is het gevolg van de dalende uitgaven aan Innovatiekrediet en Risicokapitaal (seed capital). De ontvangsten komen met name voort uit Fund of funds, Innovatiekrediet en Seed.

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

De uitgaven op dit artikel stijgen door de oplopende uitgaven aan de SDE+-regeling (Stimulering Duurzame Energieproductie+). Deze uitgaven stijgen doordat in het Energieakkoord voor duurzame energie is afgesproken dat Nederland in 2020 een aandeel van 14% hernieuwbare energieproductie heeft (en in 2023 16%). De totale ontvangsten op artikel 4 worden voornamelijk bepaald door de aardgasbaten en de ODE (Opslag Duurzame Energie). De aardgasbaten zijn gemiddeld 1,9 mld. De ODE-ontvangsten – waarmee de uitgaven aan de SDE+ worden gefinancierd – stijgen van 0,7 mld. in 2017 naar 2,4 mld. in 2022 om de toenemende uitgaven aan de SDE+ zoals vastgelegd in het Energieakkoord te financieren.

Artikel 5 Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen

Voor de aanpak van de aardbevingsproblematiek als gevolg van de gaswinning in de provincie Groningen is een meerjarenprogramma opgezet dat tot doel heeft te voorzien in een duurzame versterking van de leefbaarheid en het economisch perspectief in de provincie Groningen. Voor dit doel is in 2016 in totaal 244,2 mln. uit de gasbaten beschikbaar gesteld voor uitvoering van het meerjarenprogramma in de jaren 2016 tot en met 2024. Het hogere bedrag in 2017 in vergelijking met de daaropvolgende jaren hangt met name samen met de uitgaven voor de verduurzamingopgave bij versterking en herstel van schade. Het begrotingsartikel voor het meerjarenprogramma NCG kent een 100% eindejaarsmarge voor de uitgaven die vanuit de aardgasbaten worden gefinancierd. De niet benutte middelen uit 2016 zijn in het juiste kasritme gezet voor de komende jaren.

Artikel 6 Een concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij en voedselketen

De uitgaven op dit artikel zijn in 2017 hoger dan in latere jaren onder andere door de eerste bijdrage van de sector aan de stoppersregeling melkveehouderij (17 mln.) en de bijdrage van ZuivelNL aan RVO.nl in verband met de uitvoeringskosten voor deze regeling (10,6 mln.). Tevens is 2017 het laatste jaar voor de investeringsregeling duurzame stallen en de regeling fijnstofmaatregelen. De ontvangsten dalen ondermeer doordat de opbrengsten van de suikerheffingen vervallen (10 mln.). De suikerheffing wordt afgeschaft per 1 oktober 2017. Met ingang van deze datum vervallen de opbrengsten voor Nederland en daarmee ook de afdrachten aan de EU. Tevens nemen de onttrekkingen uit de begrotingsreserves af (er wordt minder geld uit de reserve gehaald en toegevoegd aan de begroting van artikel 6).

Artikel 7 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

Het budget van dit artikel is bestemd voor onderwijs en de toepassing van kennis in het groene domein. De oorzaken van de daling in de uitgaven zijn het gevolg van dalende subsidies en wijzigingen in het aantal leerlingen in eerdere ramingen.

Artikel 8 Natuur en biodiversiteit

Op dit artikel staan de uitgaven voor natuur en beleid op het gebied van biodiversiteit. De uitgaven gaan met name naar Staatsbosbeheer, RVO.nl en rente en aflossingen voor bestaande leningen. De ontvangsten zijn voor een groot deel afkomstig van de landinrichtingsrente. Door de afnemende verkoop van gronden (2017: 25 mln.; 2018: 15 mln.; 2019 e.v.: 0 mln.) dalen de totale ontvangsten.

Artikel 40 Apparaat

De daling van de uitgaven op dit artikel zijn met name het gevolg van de taakstellingen op personeel en materieel.

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

32.235,7

32.089,9

32.576,7

32.602,8

32.759,1

32.950,8

totaal niet-belastingontvangsten

1.903,4

1.885,5

1.918,6

1.956,9

1.949,2

1.952

1

Arbeidsmarkt

           
 

Uitgaven

16,6

509,9

950,1

905,5

905,5

905,5

 

Ontvangsten

27

24

24

24

24

24

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

           
 

Uitgaven

6.951,5

6.810,9

6.977,9

7.229,7

7.420,6

7.554,7

 

Ontvangsten

44,6

2,6

2,6

     

3

Arbeidsongeschiktheid

           
 

Uitgaven

0,8

0,8

0,8

0,9

0,9

1

4

Jonggehandicapten

           
 

Uitgaven

3.239,4

3.298,3

3.346,6

3.393,9

3.430,6

3.409,5

 

Ontvangsten

18,2

         

5

Werkloosheid

           
 

Uitgaven

168,7

156,5

103,1

114,3

143,2

137,6

 

Ontvangsten

1,2

         

6

Ziekte en zwangerschap

           
 

Uitgaven

8,2

8,1

8,2

8,4

8,5

8,7

7

Kinderopvang

           
 

Uitgaven

2.658,5

2.831,2

2.842,6

2.856,4

2.868,1

2.881,3

 

Ontvangsten

1.486,1

1.548,2

1.542,9

1.571,6

1.590,4

1.595,9

8

Oudedagsvoorziening

           
 

Uitgaven

25,1

24,4

25,3

25,3

26,3

27,1

9

Nabestaanden

           
 

Uitgaven

1,3

1,3

1,4

1,4

1,5

1,5

10

Tegemoetkoming ouders

           
 

Uitgaven

5.600,6

5.599,2

5.547,7

5.500,7

5.458,8

5.429,1

 

Ontvangsten

284,3

272,5

287,5

299,4

272,8

270,1

11

Uitvoeringskosten

           
 

Uitgaven

486,6

468,6

388,5

371,3

373,2

371,5

 

Ontvangsten

15,6

         

12

Rijksbijdragen

           
 

Uitgaven

12.420,2

11.668,3

11.704,2

11.562,1

11.509,4

11.612,3

 

Ontvangsten

0,4

         

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

           
 

Uitgaven

334,4

317,1

269,6

232,3

208,7

192,1

 

Ontvangsten

3,4

1,2

1

1

1

1

96

Apparaat

           
 

Uitgaven

272,6

295,4

313,4

311,9

310,9

309,1

 

Ontvangsten

22,5

36,7

60,2

61

61

61

98

Algemeen

           
 

Uitgaven

41,7

31,1

31,5

24,7

24,7

24,6

 

Ontvangsten

0,2

0,4

0,4

     

99

Nominaal en onvoorzien

           
 

Uitgaven

9,6

68,7

65,7

64,1

68,3

85,2

Artikel 2 Bijstand, Participatiewet, Toeslagenwet

De uitgaven op artikel 2 lopen op, met name als gevolg van een oplopend macrobudget Participatiewet. Deze oploop hangt samen met de invoering van een aantal wetswijzigingen vanaf 2015 zoals de invoering Participatiewet en het extra beroep op de bijstand als gevolg van de verhoogde asielinstroom. Daarnaast nemen ook de uitgaven voor de inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) de komende jaren toe. Dit komt vooral door een hogere IOAW-instroom (die met vertraging de conjunctuur volgt) en vanwege de verhoging van de AOW-leeftijd waardoor mensen langer in de IOAW zitten. De Toeslagenwet-uitgaven hangen samen met de volumeontwikkelingen in de moederwetten. De TW-uitgaven nemen de komende jaren af, omdat alle moederwetten behalve de WIA naar verwachting meerjarig een dalend verloop vertonen.

Artikel 4 Jonggehandicapten

De verwachte uitgaven stijgen vooral doordat de gemiddelde uitkering stijgt. De nieuwe instroom heeft duurzaam geen arbeidsmogelijkheden en zal daarom een volledige uitkering ontvangen, terwijl van de personen die uitstromen een deel slechts een gedeeltelijke uitkering heeft, omdat zij wel werken. De gemiddelde leeftijd van de Wajongers neemt toe, waardoor het percentage Wajongers dat een uitkering krijgt gebaseerd op het minimumjeugdloon afneemt.

Artikel 7 Kinderopvang

De grootste post op dit artikel is de uitgaven aan kinderopvangtoeslag. Deze uitgaven stijgen per 2018 doordat er nog een klein gedragseffect (extra gebruik) is geraamd als gevolg van de doorwerking van de intensiveringen kinderopvangtoeslag in 2016 en 2017 vanaf 2018. Daarnaast leidt de wet harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang per 2018 tot extra uitgaven. Door deze wet zijn gemeenten niet meer verantwoordelijk voor de financiering van het huidige peuterspeelzaalwerk voor kinderen met recht op kinderopvangtoeslag. De ouders van deze kinderen kunnen vanaf 2018 kinderopvangtoeslag aanvragen.

Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

De veruit grootste posten van artikel 10 zijn de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW) en de Wet Kindgebonden budget (WKB). Het budgettaire beslag van beide regelingen kent een licht dalend verloop vanaf 2018 door afname van het aantal kinderen onder de 18 jaar. Daarnaast zorgen stijgende inkomens van huishoudens voor afnemende lasten in het inkomensafhankelijke kindgebonden budget.

Artikel 12 Rijksbijdragen

De grootste post Rijksbijdragen betreft de rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds. Deze stijgt licht, voornamelijk door een stijging van de uitkeringslasten AOW. Daarnaast stijgen de rijksbijdragen ook, doordat er vanaf 2019 ook een rijksbijdrage voor kraamverlof en transitievergoeding is.

Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang

De grootste posten zijn de Remigratieregeling, de bijdragen voorinburgering en maatschappelijke begeleiding aan Centraal Opvang Asielzoekers (COA) en Leningen. De uitgaven Remigratieregeling laten een daling zien doordat de aanscherping van de Remigratiewet in 2013 nu zichtbaar begint te worden. Deze ontwikkeling werd aanvankelijk vertraagd door de verhoging van de AOW leeftijd en doordat in aanloop naar de inwerkingtreding van de wetswijziging nog veel aanvragen werden gedaan voor een Remigratie-uitkering. Door de lagere verwachte asielinstroom in de komende jaren neemt vooral de bijdrage aan COA af. De lagere asielinstroom zorgt nog niet gelijk voor een lager bedrag aan leningen omdat inburgeringsplichtigen drie jaar de tijd krijgen voor het behalen van het diploma en het een aantal jaren duurt voordat inburgeraars hun leningbedrag hebben opgenomen.

Artikel 96 Apparaat

De uitgaven en ontvangsten nemen in de beginjaren jaarlijks toe doordat steeds meer departementen aansluiten op de Rijksschoonmaakorganisatie RSO. De forse stijging in uitgaven en ontvangsten tussen 2017 en 2019 hangen dus met elkaar samen.

Premiegefinancierde Sociale Zekerheid

SOCIALE VERZEKERINGEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

56.713,2

57.286,8

59.040,2

60.614,3

61.741,2

63.678,6

totaal niet-belastingontvangsten

375

369,9

381,7

393,8

406,4

419,4

3

Arbeidsongeschiktheid

           
 

Uitgaven

9.503,2

9.843,4

10.209,1

10.625,0

11.041,5

11.478,3

5

Werkloosheid

           
 

Uitgaven

5.083,6

4.525,4

4.259,2

4.197,3

4.290,9

4.484,6

 

Ontvangsten

375

369,9

381,7

393,8

406,4

419,4

6

Ziekte en zwangerschap

           
 

Uitgaven

2.689,1

2.806,4

3.537,2

3.748,8

3.388

3.500,3

8

Oudedagsvoorziening

           
 

Uitgaven

37.505,4

38.265,4

39.124,8

40.093,2

41.037,1

42.181,7

9

Nabestaanden

           
 

Uitgaven

388,4

369,5

356,5

348,2

345

343,1

11

Uitvoeringskosten

           
 

Uitgaven

1.543,5

1.476,7

1.553,6

1.601,8

1.638,8

1.690,6

Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

Er zijn twee regelingen voor arbeidsongeschikte werknemers: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De WIA vervangt sinds 2006 de WAO. De komende jaren stijgen de uitkeringslasten WIA. De WIA is namelijk een relatief nieuwe regeling die het structurele niveau nog niet heeft bereikt.

In de WAO is er alleen nog instroom door de herleving van uitkeringen. Er worden dan ook nauwelijks nog nieuwe WAO-uitkeringen toegekend. Hierdoor dalen de uitkeringslasten WAO. De totale uitgaven aan arbeidsongeschiktheid (WAO/WIA/WAZ) laten in de periode 2017–2022 een stijging zien. Deze wordt, naast de geraamde loon- en prijsbijstelling (nominaal), voornamelijk veroorzaakt door de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd waardoor de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen langer doorlopen.

Artikel 5 Werkloosheid

Het CPB verwacht dat de werkloosheid de komende jaren zal dalen, maar vanaf 2020 stabiliseert. Als gevolg van deze werkloosheidsontwikkeling vertoont het WW-volume een dalend verloop, waarbij de daling in latere jaren afvlakt. In lijn met deze volumedaling, dalen de WW-uitkeringslasten de komende jaren. In de latere jaren blijven de WW-lasten redelijk stabiel, omdat de afvlakkende daling in het volume en de geraamde loon- en prijsbijstelling (nominaal) tegen elkaar opwegen.

Artikel 6 Ziekte en Zwangerschap

De uitbreiding van het kraamverlof voor partners en de compensatieregeling transitievergoeding kennen vanaf 2019 voor het eerst een budgettair beslag. In de transitievergoeding compenseert de overheid werkgevers voor de kosten van de transitievergoeding van langdurig arbeidsongeschikten. Omdat er sprake is van terugwerkende kracht is het bedrag voor de transitievergoeding in 2019 en 2020 aanzienlijk hoger dan in latere jaren.

De uitkeringslasten voor de Wet arbeid & zorg (WAZO) laten een lichte stijging zien. De stijging hangt samen met de CBS-prognose dat het aantal geboorten de komende jaren enigszins toeneemt.

Artikel 8 Oudedagsvoorziening

Het budget voor de oudedagsvoorziening (AOW en inkomensondersteuning AOW (IOAOW)) stijgt de komende jaren onder andere door een toename van het volume. Als gevolg van de vergrijzing neemt het AOW-volume de komende jaren toe. Door de stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd sinds 2013 – en de versnelling van deze verhoging vanaf 2016 – wordt de toename echter wel afgevlakt. Ook het afschaffen van de AOW-partnertoeslag voor nieuwe instroom sinds 2015 zorgt ervoor dat de AOW-lasten de komende jaren afvlakken.

Artikel 9 Nabestaanden

De uitkeringslasten dalen voornamelijk omdat de groep nabestaanden die bij inwerkingtreding van de huidige Anw al recht hadden op diens voorganger, de Algemene Weduwen- en Wezenwet, de komende jaren voor een groot deel uitstroomt vanwege het bereiken van de AOW-leeftijd.

Artikel 11 Uitvoeringskosten

De uitvoeringskosten van het UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en van volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

14.711,5

15.221,9

15.374,7

15.728,7

16.323,9

16.762,4

totaal niet-belastingontvangsten

159,1

99,6

93,9

93,8

93,8

93,8

1

Volksgezondheid

           
 

Uitgaven

637,9

666,6

683,3

652,7

647,8

667,1

 

Ontvangsten

16,7

8,4

11,9

11,9

11,9

11,9

2

Curatieve zorg

           
 

Uitgaven

3.766,8

3.517,7

3.199,8

3.252,9

3.372,8

3.477,6

 

Ontvangsten

2,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

3

Langdurige zorg en ondersteuning

           
 

Uitgaven

3.845,9

3.905,4

3.929,6

4.000,6

4.068,8

4.138,8

 

Ontvangsten

10,2

3,4

3,4

3,4

3,4

3,4

4

Zorgbreed beleid

           
 

Uitgaven

1.007,4

1.083,2

1.070,7

1.052,8

1.036,4

965,6

 

Ontvangsten

86,9

68,9

64,8

64,8

64,8

64,8

5

Jeugd

           
 

Uitgaven

109,3

90,1

83,2

85,5

67,6

67,5

 

Ontvangsten

4,5

4,5

4,5

4,5

4,5

4,5

6

Sport en bewegen

           
 

Uitgaven

82,3

136,1

142,1

140,3

141,1

142,9

 

Ontvangsten

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

7

Oorlogsgetroffenen en Herinneringen Tweede Wereldoorlog

           
 

Uitgaven

286,5

272,8

255,3

240,2

225,7

211,4

 

Ontvangsten

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

8

Tegemoetkoming specifieke kosten

           
 

Uitgaven

4.663,9

5.265,8

5.736,1

6.028,4

6.484,2

6.817,5

9

Algemeen

           
 

Uitgaven

16,6

29,3

31,4

36,4

41,6

36,4

 

Ontvangsten

3,4

         

10

Apparaatsuitgaven

           
 

Uitgaven

321,4

271,1

262,3

258,1

257,1

256,7

 

Ontvangsten

33,7

11,7

6,6

6,5

6,5

6,5

11

Nominaal en Onvoorzien

           
 

Uitgaven

– 26,6

– 16,2

– 19

– 19,1

– 19,2

– 19,2

Artikel 1 Volksgezondheid

De toename in uitgaven van Artikel 1 Volksgezondheid wordt veroorzaakt door een stijging van de uitgaven aan ziektepreventie. In 2017 is 20,7 mln. begroot voor de bekostiging van de Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT), in 2018 en 2019 is dit 26 mln. Daarnaast groeit de bijdrage aan het RIVM structureel met enkele miljoenen per jaar.

Artikel 2 Curatieve zorg

De afloop van de uitgaven op dit artikel in de jaren 2017 en 2018 wordt grotendeels verklaard door de afloop in de rijksbijdrage aan het zorgverzekeringsfonds die voor 4 jaar is afgesproken om het effect van de overhevelingen naar de Zvw in het kader van de hervorming langdurige zorg op de premie te dempen. Daarnaast zijn de (resterende) schadevergoeding aan het Erasmus MC (81 mln. in 2017) en het programma ICT in ziekenhuizen (35 mln. per jaar van 2017 t/m 2019) verwerkt in de standen. Deze worden bekostigd vanuit het begrotingsgefinancierd BKZ.

Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

Dit artikel neemt aan de uitgavenkant toe door een stijging van de Bijdrage In Kosten van Kortingen (BIKK) in de Wlz. De hoogte van deze rijksbijdrage hangt o.a. samen met de ontwikkeling van verschillende tarieven in de inkomstenbelasting die leiden tot wijzigingen in de ontvangsten in het Wlz-fonds, waar deze rijksbijdrage voor compenseert. Daarnaast zijn sinds 2017 de uitvoeringskosten van de SVB voor pgb’s binnen de Wlz overgeheveld van begrotingsartikel 3 naar het budget beheerskosten in het Budgettair Kader Zorg. Hiervoor wordt in 2017 41,2 mln. begroot, in 2018 1,2 mln. en daarna nul.

Artikel 4 Zorgbreed Beleid

De uitgaven stijgen op Artikel 4 komend jaar en nemen daarna geleidelijk af. De stijging in de jaren 2018–2021 wordt veroorzaakt doordat een deel van de transitiekosten van het kwaliteitskader verpleeghuissector (67,5 mln. in 2018–2021) ingezet wordt voor arbeidsmarktbeleid. Verder dalen de uitgaven aan de onderzoeksprogramma’s van ZonMw geleidelijk van 147,8 mln. in 2018 naar 109,3 mln. in 2022.

Artikel 5 Jeugd

Het artikel Jeugd laat een afname zien van de uitgaven. In de jaren 2017 en 2018 is het budget hoger dan in latere jaren doordat er tijdelijk extra middelen beschikbaar zijn gesteld voor transitiekosten van de decentralisatie van het jeugdbeleid. Daarnaast daalt de subsidie voor jeugdhulp van 33,8 mln. in 2020 structureel naar 15,9 mln. in 2021 omdat de subsidieregeling overgang bekostiging huisvesting gesloten jeugdzorg afloopt in 2020.

Artikel 6 Sport en Bewegen

Het verschil tussen 2017 en latere jaren op dit artikel is grotendeels te verklaren door de jaarlijkse storting in het Gemeentefonds voor buurtsportcoaches van 48,6 mln. die in 2017 al heeft plaatsgevonden maar in de latere jaren nog niet. Daarnaast wordt vanaf 2018 circa 7 mln. structureel bijgedragen aan de subsidieregeling energiebesparing en duurzame energie van het Ministerie van Economische Zaken om energiebesparende maatregelen en duurzame energie te stimuleren bij sportaccommodaties.

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinneringen Tweede Wereldoorlog

Door afname van het aantal verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII dalen de uitgaven aan pensioenen en uitkeringen op dit artikel

Artikel 8 Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten

De toename van de uitgaven op dit artikel geeft met name de ontwikkeling van de zorgtoeslag weer. De stijging van de zorgtoeslag is grotendeels het gevolg van de ontwikkeling van de zorgpremie.

Artikel 9 Algemeen

Op artikel 9 vinden geen bijzonderheden plaats.

Artikel 10 Apparaatsuitgaven

De uitgaven op dit artikel dalen na 2017 en hebben vanaf 2018 een stabiel verloop. Een deel van de piek in de uitgaven en ontvangsten in 2017 wordt veroorzaakt door overhevelingen en desalderingen ten behoeve van de projectdirectie Anthonie van Leeuwenhoekterrein.

Artikel 11 Nominaal en Onvoorzien

Het verloop op dit artikel wordt grotendeels verklaard door nog niet uitgekeerde prijsbijstelling (10 mln.) en de taakstellende onderuitputting op de VWS-begroting (– 33 mln.). De taakstellende onderuitputting wordt in de loop van het jaar concreet ingevuld met onderuitputting waarvan bij aanvang van het jaar nog niet bekend is waar deze precies optreedt.

Premiegefinancierd Budgettair Kader Zorg

PREMIEGEFINANCIERD BUDGETTAIR KADER ZORG
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

66.587,1

70.307,2

74.887

79.846,8

84.984,1

90.336,8

totaal niet-belastingontvangsten

5.045,1

5.187,5

5.430,5

5.689,1

5.957,2

6.232,4

11

Zorgverzekeringswet

           
 

Uitgaven

46.141,5

48.495,3

51.168,7

53.966,1

56.819

60.006,2

 

Ontvangsten

3.187,1

3.308,4

3.492,5

3.676,8

3.863,3

4.053,4

12

Wet langdurige zorg

           
 

Uitgaven

20.445,6

21.811,9

23.718,3

25.880,7

28.165,1

30.330,6

 

Ontvangsten

1.858

1.879,1

1.938

2.012,3

2.093,9

2.179

Zorgverzekeringswet

De raming van de groei van de uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) in de periode 2018 t/m 2021 is gebaseerd op de middellangetermijnraming van het CPB. Deze groei wordt bepaald door de loon- en prijsontwikkeling en volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling in combinatie met open pakketinstroom en epidemiologie. Vanaf 2018 valt de groei 280 mln. lager uit als gevolg van de hoofdlijnenakkoorden die het kabinet voor 2018 heeft gesloten met verschillende Zvw-sectoren.

Wet langdurige zorg

De raming van de groei van de uitgaven onder de Wet langdurige zorg (Wlz) in de periode 2018 t/m 2021 is gebaseerd op de middellangetermijnraming van het CPB. Deze groei wordt bepaald door de loon- en prijsontwikkeling en volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling en epidemiologie. Vanaf 2017 zijn de kosten voor de volledige implementatie van het Kwaliteitskader verpleeghuiszorg in de Wlz-standen verwerkt. Hierbij is sprake van een ingroeipad om aan de personeelsnorm van het kwaliteitskader te kunnen voldoen. Dit ingroeipad is in hoofdzaak afhankelijk van de restricties op de arbeidsmarkt en de absorptiecapaciteit van de verpleeghuizen. De structurele meerkosten van het kwaliteitskader komen uit op ruim 2 mld.

Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

XVII BUITENLANDSE HANDEL & ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

           

totaal niet-belastingontvangsten

18,1

15,7

13,4

13,1

9,8

9,6

45

Versterkte kaders voor ontwikkeling

           
 

Ontvangsten

18,1

15,7

13,4

13,1

9,8

9,6

Relatie begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

De begroting van het ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bestaat uit HGIS-uitgaven, HGIS-ontvangsten en niet-HGIS-ontvangsten. De HGIS-uitgaven en -ontvangsten worden toegelicht in de horizontale toelichting van de HGIS. De niet-HGIS-ontvangsten worden hieronder toegelicht.

Artikel 5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

De fluctuaties in de ontvangsten betreffen rente-inkomsten en restituties uit leningen van de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO). Deze NIO-leningen zijn in het verleden aangegaan en lopen tot uiterlijk 2038. Tot die tijd worden de ontvangsten uit rente en restituties verantwoord op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Wonen & Rijksdienst

XVIII WONEN & RIJKSDIENST
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

4.470,3

4.525,7

4.640,7

4.583,4

4.727,0

4.908,4

totaal niet-belastingontvangsten

723,9

609

646,9

637,4

586,4

573,4

1

Woningmarkt

           
 

Uitgaven

4.137,7

4.147,1

4.285,9

4.430,8

4.574,4

4.753,8

 

Ontvangsten

509,6

487

525

516

466

453

2

Woonomgeving en bouw

           
 

Uitgaven

176,1

247,5

222,9

19,8

20,5

20

 

Ontvangsten

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

3

Kwaliteit Rijksdienst

           
 

Uitgaven

47,7

19,5

18,4

15

13,7

13,7

 

Ontvangsten

89,5

         

6

Uitvoering rijksvastgoedbeleid

           
 

Uitgaven

108,9

111,6

113,5

117,8

118,4

120,8

 

Ontvangsten

124,8

121,9

121,8

121,3

120,3

120,3

Artikel 1 Woningmarkt

Het budget voor de huurtoeslag neemt toe. Dit komt met name doordat boveninflatoire huurverhogingen tot hogere huurtoeslaguitgaven leiden, ondanks dat deze beperkt worden door de huursom. Daarnaast komt dit doordat de huurtoeslag in nominale prijzen wordt gepresenteerd.

In 2017 is de jaarlijkse afdracht van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) ontvangen (30 mln.), die wordt gestort in de daarvoor bestemde risicovoorziening NHG. Dit verklaart de hogere ontvangsten in 2017. Daarnaast worden de schommelingen in de latere jaren worden veroorzaakt door de verschillende effecten in de huurtoeslag van de wet beslagvrije voet, de wet stroomlijnen invordering en meer terugvorderingen vanwege een dalende werkloosheid.

Artikel 2 Woonomgeving en bouw

Dit artikel toont incidenteel hogere uitgaven in 2017, 2018 en 2019. In het Woonakkoord is overeengekomen om het Fonds Energiebesparing Huursector te vormen. De niet bestede middelen van dit fonds uit 2016 zijn meegenomen naar 2017. Conform afspraken binnen het Energieakkoord voor duurzame groei is in de jaren 2018 en 2019 totaal 400 mln. beschikbaar voor de stimulering van energiebesparende projecten binnen de huursector.

Artikel 3 Kwaliteit Rijksdienst

De middelen voor het verbeteren van de kwaliteit van de Rijksdienst worden besteed aan arbeidsmarktprojecten via het A&O-fonds, het realiseren van in-, door- en uitstroom van rijksambtenaren, en projecten om samenwerking op het gebied van ICT, professioneel en verantwoord inkopen en rijksbrede arbeidsmarktcommunicatie te stimuleren. De hogere uitgaven en ontvangsten in 2017 zijn een gevolg van het afromen van het surplus eigen vermogen van de SSO’s.

Artikel 6 Uitvoering rijksvastgoedbeleid

De middelen voor het uitvoering geven aan rijksvastgoedbeleid worden besteed aan het verzorgen van huisvesting voor de Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en het Koninklijk Huis. Ook het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor rijkshuisvesting vallen hieronder. Daarnaast worden uitgaven voor zakelijke lasten en onderhoud- en beheerkosten, alsook een apparaatsbijdrage aan het RVB voor de uitvoering van de wettelijke taak van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken (niet-rijkshuisvesting) hieruit bekostigd. De oploop in de uitgaven is het gevolg van het toenemende investeringsniveau in de huisvesting de komende jaren dat leidt tot hogere kapitaaluitgaven en hiermee hogere gebruikersvergoedingen.

De ontvangsten bestaan uit verpachting, verhuur en vervreemding van onroerende zaken van de Staat, de verkoop van bodemmaterialen en de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen. In 2017 zijn de ontvangsten hoger door een voorschotafrekening met het Rijksvastgoedbedrijf.

Gemeentefonds

B GEMEENTEFONDS
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

27.821,9

28.281,9

28.164,6

28.015,4

27.901,7

27.724,4

totaal niet-belastingontvangsten

           

2

Onderzoek en bijdragen

           
 

Uitgaven

93,9

4,2

1,7

1,7

2

2

3

Programma

           
 

Uitgaven

17.897

18.487,4

18.450,9

18.396,9

18.299,3

18.170,1

4

Integratie-uitkering sociaal Domein

           
 

Uitgaven

9.830,9

9.790,4

9.712

9.616,8

9.600,5

9.552,4

Artikel 2 Onderzoek en bijdragen

Vanaf 2018 eindigen de betalingen aan derden via het Gemeentefonds. De financiering van het A&O-fonds, de VNG en het KING (Kwaliteitsinstituut van Nederlandse Gemeenten) zal rechtstreeks vanuit de gemeenten geschieden. Vanaf 2019 geldt dit ook voor de Waarderingskamer.

Artikel 3 Programma

De aflopende reeks wordt grotendeels verklaard door de maatregel «lagere apparaatskosten gemeenten» uit het regeerakkoord Rutte II en door diverse decentralisatie-uitkeringen die tijdelijk van aard zijn.

Artikel 4 Integratie-uitkering sociaal domein

De daling in dit budget hangt voornamelijk samen met de aflopende reeks van de Wet sociale werkvoorziening (WSW). Dit komt doordat dit een afgesloten regeling is waarbij geen nieuwe instroom is, maar wel uitstroom.

Provinciefonds

C PROVINCIEFONDS
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

2.410,1

2.187,7

2.166,9

2.148,1

2.074,8

2.064,8

totaal niet-belastingontvangsten

           

1

Provinciefonds

           
 

Uitgaven

2.410,1

2.187,7

2.166,9

2.148,1

2.074,8

2.064,8

Artikel 1 Provinciefonds

De aflopende reeks wordt grotendeels verklaard door de maatregel «minder provincies» uit het regeerakkoord Rutte II en door diverse decentralisatie-uitkeringen die tijdelijk van aard zijn. De maatregel «minder provincies» is uiteindelijk niet doorgevoerd. De bijbehorende korting op het Provinciefonds blijft gehandhaafd.

Infrastructuurfonds

A INFRASTRUCTUURFONDS
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

5.779,2

6.243,2

6.409,8

6.452,2

6.421,7

6.500,2

totaal niet-belastingontvangsten

5.779,2

6.243,2

6.409,8

6.452,2

6.421,7

6.500,2

12

Hoofdwegennet

           
 

Uitgaven

2.291,6

2.576

2.554,6

2.707,4

2.806

2.973,9

 

Ontvangsten

146,2

90,4

55,3

90,5

148,9

133,5

13

Spoorwegen

           
 

Uitgaven

2.146,6

2.190,4

2.054,2

2.095

2.232

2.185,8

 

Ontvangsten

245,7

314,2

202,2

197,3

202,3

207,1

14

Regionaal, lokale infra

           
 

Uitgaven

202

246,6

201,1

170,6

96,6

5,1

15

Hoofdvaarwegennet

           
 

Uitgaven

895,8

964,7

1.254,3

1.058,2

804,2

858,4

 

Ontvangsten

94,7

131,2

133,9

100,2

59,5

37,7

17

Megaprojecten Verkeer en Vervoer

           
 

Uitgaven

176,6

262,5

343,5

419,9

482,8

477

 

Ontvangsten

34,8

30,4

61,5

69

92,6

39,7

18

Overige uitgaven en ontvangsten

           
 

Uitgaven

66,5

3

2,2

1

   
 

Ontvangsten

583,3

         

19

Bijdrage andere begrotingen Rijk

           
 

Ontvangsten

4.674,5

5.676,9

5.956,8

5.995,1

5.918,5

6.082,2

Artikel 12 Hoofdwegennet

De uitgaven op dit artikel kennen een stijgend verloop. Dit verloop hangt samen met de planning van de uitgaven van de diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen) in de komende jaren. Er zijn hogere uitgaven na 2017 omdat in de komende jaren vele middelen zijn voorzien voor een aantal aanlegprojecten waaronder A12/A15 Ressen-Oudbroeken, A27-A12 Ring Utrecht, A16 Rotterdam, A24 Blankenburgtunnel, A28 Knooppunt Hoevelaken en A4/A44 Rijnlandroute.

Artikel 13 Spoorwegen

De uitgaven op dit artikel zijn bestemd voor de aanleg en het beheer en de vervanging van spoorwegen. De uitgaven binnen dit artikel kennen een relatief glad verloop. De beperkte fluctuaties zijn het gevolg van de variatie in het kasritme bij projecten en het aanpassen van de budgetten aan de beschikbare capaciteit voor spoorwerkzaamheden.

Artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

De uitgaven op dit artikel hangen samen met grote projecten die regionale overheden aanleggen. De fluctuatie van de budgetten is groot door de planning van deze grote regionale projecten. Zo worden er in de periode 2017–2020 hogere uitgaven verwacht door onder andere de regionale projecten Utrecht Tram naar de Uithof, de Ombouw Amstelveenlijn, de Rotterdamsebaan en HOV-NET Zuid-Holland Noord. Aanvullend worden er in deze periode uitgaven gedaan aan het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn.

Artikel 15 Hoofdvaarwegennet

De toename van de uitgaven en ontvangsten in de jaren 2019 en 2020 wordt enerzijds veroorzaakt door de realisatie van het project Nieuwe Sluis Terneuzen waar ook derden aan bijdragen. Anderzijds wordt de stijging veroorzaakt door de aanleg van het DBFM-projecten Zeetoegang IJmond en Keersluis Limmel in diezelfde periode.

Artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer

De uitgaven op dit artikel lopen op doordat de uitgaven voor de megaprojecten ERTMS en ZuidasDok sterk oplopen richting 2022. De geraamde ontvangsten betreffen voornamelijk de bijdragen van medeoverheden aan het project ZuidasDok.

Artikel 18 Overige uitgaven en ontvangsten

De budgetten op dit artikel bestaan voor de periode 2017–2020 hoofdzakelijk uit een reservering voor de implementatie van de Omgevingswet. De piek in de budgetten voor 2017 wordt enerzijds verklaard door deze reservering en anderzijds verklaard door het surplus aan eigen vermogen bij Rijkswaterstaat dat conform de Regeling agentschappen wordt afgeroomd en wordt toegevoegd aan het Infrastructuurfonds in 2017.

Artikel 19 Bijdragen andere begrotingen Rijk

Dit artikel betreft de voeding van het Infrastructuurfonds vanuit de begroting van IenM (XII).

Diergezondheidsfonds

F DIERGEZONDHEIDSFONDS
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

44,2

34,5

34,5

34,5

34,5

34,5

totaal niet-belastingontvangsten

44,2

34,5

34,5

34,5

34,5

34,5

1

Bewaking en bestrijding van dierziekten

           
 

Uitgaven

44,2

34,5

34,5

34,5

34,5

34,5

 

Ontvangsten

44,2

34,5

34,5

34,5

34,5

34,5

Op de begroting van het Diergezondheidsfonds (DGF) worden meerjarig de reguliere uitgaven voor bewaking en bestrijding van dierziekten opgenomen. Dekking vindt plaats door bijdragen van de sector via een heffing, de EU en het Rijk. Het eindsaldo 2016 à 12 mln. is in 2017 toegevoegd bij de uitgaven en ontvangsten.

Accres Gemeentefonds

ACCRES GEMEENTEFONDS
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

159

276,4

795,5

1.315,7

1.777,2

2.321,7

totaal niet-belastingontvangsten

           

1

Accres gemeentefonds

           
 

Uitgaven

   

445,2

890,3

1.285

1.750,3

2

Reservering BCF

           
 

Uitgaven

159

276,4

350,3

425,3

492,2

571,4

Accres gemeentefonds

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. Op basis van dit vastgestelde accrespercentage heeft de afrekening dit voorjaar plaats gevonden. De accressen voor de jaren 2017 e.v. zijn aangepast aan de uitkomsten van de normeringssystematiek. De geraamde accressen voor 2017 en 2018 zijn overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Reservering Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het Gemeentefonds en het Provinciefonds. De toevoeging of onttrekking wordt over het Gemeentefonds en het Provinciefonds verdeeld conform de aandelen gezamenlijke gemeenten en provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

Accres Provinciefonds

ACCRES PROVINCIEFONDS
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

21,4

39

107,1

174,8

234,7

303,9

totaal niet-belastingontvangsten

           

1

Accres provinciefonds

           
 

Uitgaven

   

56,8

113,2

163

220,3

2

Reservering BCF

           
 

Uitgaven

21,4

39

50,2

61,6

71,7

83,6

Accres provinciefonds

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. Op basis van dit vastgestelde accrespercentage heeft de afrekening dit voorjaar plaats gevonden. De accressen voor de jaren 2016 e.v. zijn aangepast aan de uitkomsten van de normeringssystematiek. De geraamde accressen voor 2017 en 2018 zijn overgeboekt naar het Provinciefonds.

Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het Gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het Gemeentefonds en het Provinciefonds. De toevoeging of onttrekking wordt over het Gemeentefonds en het Provinciefonds verdeeld conform de aandelen gezamenlijke gemeenten en provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

BES-fonds

H BES-FONDS
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

41,6

41,4

33,1

33,1

32,9

33

totaal niet-belastingontvangsten

           

1

BES-fonds

           
 

Uitgaven

41,6

41,4

33,1

33,1

32,9

33

Artikel 1 BES-fonds

Via het BES-fonds krijgen de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) middelen toebedeelt om hun publieke taken naar behoren uit te voeren. In 2017 en 2018 liggen de uitgaven hoger omdat rekening is gehouden met wisselkoersverschillen.

Deltafonds

J DELTAFONDS
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

983

1.119,3

1.164,1

1.209,8

1.368,7

1.247,9

totaal niet-belastingontvangsten

983

1.119,3

1.164,1

1.209,8

1.368,7

1.247,9

1

Investeren in waterveiligheid

           
 

Uitgaven

436,9

526,7

382,8

424,3

626

657,8

 

Ontvangsten

193

197,8

162,3

189,6

155,2

151,5

2

Investeren in zoetwatervoorziening

           
 

Uitgaven

27,4

21,9

33,9

49,7

41,6

0,5

 

Ontvangsten

0

3

       

3

Beheer, Onderhoud en vervanging

           
 

Uitgaven

189,7

188,8

178,1

111,6

122,8

190,5

4

Experimenteren cf. art.111 Deltawet

           
 

Uitgaven

7,9

47,7

217,4

234

216,9

44,7

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

           
 

Uitgaven

298,7

304,6

299,5

296,2

287,8

273

 

Ontvangsten

127

         

6

Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII

           
 

Ontvangsten

662,8

918,4

1.001,8

1.020,3

1.213,6

1.096,4

7

Investeren in Waterkwaliteit

           
 

Uitgaven

22,5

29,6

52,4

94,1

73,6

81,3

 

Ontvangsten

0,2

         

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

De jaarlijkse uitgaven en ontvangsten op het artikel investeren in waterveiligheid variëren. Het verloop hangt samen met de planning van de uitgaven van de diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen) in de komende jaren. Op dit artikel wordt met name de projecten binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), Ruimte voor de Rivier en Maaswerken gefinancierd. De lagere uitgaven in 2019 en 2020 worden verklaard doordat de middelen voor het project Afsluitdijk worden overgeheveld naar het artikelonderdeel 04.02 op het Deltafonds.

Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

Op dit artikel worden de producten op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De daling van budgetten na 2021 hangt samen de afloop van het Deltaplan Zoetwater waarbij maatregelen worden genomen in de periode 2015–2021. Er zijn hogere uitgaven in 2019 en 2020 omdat voor de realisatie van het project Ecologische Maatregelen Markermeer naar verwachting in deze jaren de grootste betalingen plaatsvinden.

Artikel 3 Beheer, Onderhoud en vervanging

De budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging tonen een lagere stand in 2020 en 2021. Dit wordt onder andere veroorzaakt door het verloop van de uitgaven van de diverse projecten, waaronder het project GVO Stuwen in de Lek.

Artikel 4 Experimenteren cf. artikel111 Deltawet

In 2018 wordt het DBFM-contract voor het project Afsluitdijk ondertekend. Vooruitlopend op deze DBFM-omzetting worden de voor dit project gereserveerde middelen overgeheveld van artikel 1 naar het bij begroting 2018 nieuwe artikelonderdeel 04.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS. Hiermee worden de geïntegreerde contractvormen/PPS apart inzichtelijk gemaakt in de begroting. Het verloop op dit nieuwe artikel hangt samen met het huidige kasritme voor het project Afsluitdijk.

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

Op dit artikel worden de apparaatskosten van RWS en de Deltacommisaris geraamd en de investeringsruimte. Ook worden op dit artikel de overige netwerkgebonden uitgaven van RWS en programma-uitgaven van de Deltacommissaris geraamd. Dit zijn uitgaven die niet direct aan de afzonderlijke projecten uit het Deltafonds zijn toe te wijzen, zoals kosten voor de landelijke taken basisinformatie, ICT en kennisontwikkeling & innovatie.

Artikel 6 Bijdragen ten laste van begroting Hoofdstuk XII

Dit artikel betreft de voeding van het Deltafonds vanuit de begroting van IenM (XII). De lagere stand in 2017 wordt met name veroorzaakt door een kasschuif van 2017 naar 2019.

Artikel 7 Investeren in Waterkwaliteit

Op dit artikel worden maatregelen op gebied van waterkwaliteit ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) verantwoord. De oploop van het budget van 2019 tot en met 2023 wordt veroorzaakt door de realisatie van de 2e en 3e tranche KRW. De piek in 2020 wordt vooral verklaard door het budget voor de Verruiming vaargeul Westerschelde, waarbij het zwaartepunt van uitgaven aan onder andere wrakkenberging en vaargeulwandverdediging in dat jaar zijn voorzien.

Prijsbijstelling

PRIJSBIJSTELLING
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

 

580,7

1.188,9

1.826,5

2.548,2

3.314,3

totaal niet-belastingontvangsten

           

1

Rijksbegroting in enge zin

           
 

Uitgaven

           

2

SZA

           
 

Uitgaven

           

3

ZORG

           
 

Uitgaven

           

4

Niet-relevant

           
 

Uitgaven

           

11

Rijksbegroting in enge zin

           
 

Uitgaven

 

521,1

1.068,6

1.634,4

2.277

2.957,1

12

SZA

           
 

Uitgaven

 

5,1

9,4

14,7

20,5

26,3

13

ZORG

           
 

Uitgaven

 

1,3

3

4,3

6,2

8,1

14

Niet-relevant

           
 

Uitgaven

 

53,1

107,9

173

244,5

322,8

Op de aanvullende post Prijsbijstelling worden de middelen gereserveerd die worden gebruikt om de prijsgevoelige uitgaven op de diverse begrotingen te compenseren voor de prijsontwikkeling. Deze compensatie wordt jaarlijks van deze aanvullende post overgeboekt naar de departementale begrotingen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat voor elk jaar een tranche wordt gereserveerd om de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen.

Arbeidsvoorwaarden

ARBEIDSVOORWAARDEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

 

1.275,4

2.663,3

4.177,2

5.574,2

7.112,8

totaal niet-belastingontvangsten

           

1

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn RB-eng

           
 

Uitgaven

           

2

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn SZ

           
 

Uitgaven

           

3

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn Z

           
 

Uitgaven

           

4

indexering rijksbijdragen

           
 

Uitgaven

           

11

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn RB-eng Programma

           
 

Uitgaven

 

932,8

1.965

3.106,1

4.133,2

5.301,5

12

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn RB-eng Apparaat

           
 

Uitgaven

 

268,1

552,7

855,1

1.147,5

1.457

21

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn SZ Programma

           
 

Uitgaven

 

64

124,8

186,3

253,4

315,2

31

arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn Z Programma

           
 

Uitgaven

 

7,8

16,2

23,2

31,4

40,6

42

indexering rijksbijdragen Apparaat

           
 

Uitgaven

 

2,6

4,6

6,5

8,7

– 1,4

Op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden worden de middelen gereserveerd die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Zorg op het uitgavenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat jaarlijks een structurele reservering wordt opgenomen teneinde de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen. Sinds dit jaar zijn de loonbijstellingen op programma gescheiden van apparaat. Hierdoor is inzichtelijk welk deel voor programma-uitgaven en welk dele voor apparaatuitgaven zijn bedoeld. Bij de niet-kaderrelevante uitgaven (nr.4) is de afloop vanaf 2019 te verklaren door de gekozen financieringsconstructie van het vroegpensioen (UKW) voor militairen. De min wordt veroorzaakt door een lening die Defensie vanaf dat jaar gaat terugbetalen. De lening is ingezet om de tijdelijke extra UKW lasten te financieren.

Koppeling Uitkeringen

KOPPELING UITKERINGEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

 

275,4

614,9

994,5

1.384,4

1.782,1

totaal niet-belastingontvangsten

 

28

60,8

94,8

130

167,8

2

Bijstand, Prticipatiewet en Toeslagenwet

           
 

Uitgaven

 

87,9

190,2

316,6

443,7

576,3

3

Arbeidsongeschiktheid

           
 

Uitgaven

 

0

0

0

0,1

0,1

4

Jonggehandicapten

           
 

Uitgaven

 

56,9

131,7

215,6

302,8

387

5

Werkloosheid

           
 

Uitgaven

 

1,2

3,8

7,4

12,9

16

6

Ziekte en zwangerschap

           
 

Uitgaven

 

0,1

0,2

0,3

0,5

0,6

7

Kinderopvang

           
 

Uitgaven

 

77,5

145,9

216

288,2

362,8

 

Ontvangsten

 

26

56

85

116

148

8

Oudedagsvoorziening

           
 

Uitgaven

 

0,4

0,9

1,3

1,9

2,4

9

Nabestaanden

           
 

Uitgaven

 

0

0,1

0,1

0,1

0,1

10

Tegemoetkoming ouders

           
 

Uitgaven

 

51,3

142,2

237,1

334,3

436,7

 

Ontvangsten

 

2

4,8

9,8

14

19,8

Op de aanvullende post Koppeling Uitkeringen worden de uitgaven voor de indexering van de begrotingsgefinancierde sociale-zekerheidsuitgaven geraamd. De mutaties in uitgaven op de artikelen komen met name door aanpassingen van de WKA (Wet koppeling met afwijkingsmogelijkheden)-index, door wijzigingen in prijsontwikkeling en door grondslageffecten bij de uitkeringen en programma-uitgaven. Aanpassing van de WKA-index en prijsontwikkeling vinden plaats op basis van CPB-cijfers. De uitgaven betreffen jaarlijkse tranches voor de komende vijf jaar, dit verklaart de oploop op de verschillende artikelen.

Aanvullende Post

ALGEMEEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

– 1.651

264,2

309,3

292,2

251,6

252,1

totaal niet-belastingontvangsten

           

4

Eindejaarsmarge

           
 

Uitgaven

– 1.776,8

– 109,6

– 20,8

     

55

Diversen

           
 

Uitgaven

125,8

373,8

330,1

292,2

251,6

252,1

Op de aanvullende post Algemeen staan middelen waarvan op het moment van reservering de definitieve aanwending nog niet kan worden aangegeven. Daarnaast staat op de aanvullende post de in=uit-taakstelling op artikel 4 eindejaarsmarge.

Artikel 4 Eindejaarsmarge

Departementen kunnen onbestede middelen in 2016 met behulp van de eindejaarsmarge doorschuiven naar 2017. HGIS-middelen kunnen worden doorgeschoven naar de drie opvolgende jaren. Als tegenhanger van de uitgekeerde eindejaarsmarges is de in=uit-taakstelling op de aanvullende post ingeboekt, onder de veronderstelling dat departementen ieder jaar een soortgelijk bedrag doorschuiven met behulp van de eindejaarsmarge. De in=uit-taakstelling zal gedurende de uitvoering van het begrotingsjaar worden ingevuld met onderuitputting.

Artikel 55 Diversen

De stand op artikel 55 wordt hoofdzakelijk gevormd door reserveringen voor de Investeringsagenda van de Belastingdienst, de Generieke Digitale Infrastructuur van de rijksoverheid en intensiveringen bij VenJ.

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HOMOGENE GROEP INTERNATIONALE SAMENWERKING
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal uitgaven

4.708,8

4.662,1

4.568,7

4.633,9

4.819,7

4.898,5

Totaal niet-belastingontvangsten

160,2

154,8

134,7

134,6

134,5

134,5

             

5. Buitenlandse Zaken

           

Uitgaven

1.363,2

1.353

1.338,3

1.377,7

1.390,4

1.417,2

Ontvangsten

65

65

65

65

65

65

             

Artikel 41: Internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten

           

Uitgaven

114,7

109,8

108,9

109

109

109

             

Artikel 42: Veiligheid en stabiliteit

           

Uitgaven

275,7

249,4

248,8

247,8

247,8

247,8

Ontvangsten

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

             

Artikel 43: Europese Samenwerking

           

Uitgaven

207,4

207,8

207,3

206,8

206,8

206,8

Ontvangsten

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

             

Artikel 44: Consulaire belangenbehartiging

           

Uitgaven

51,2

50,1

49,5

49,4

49,5

49,5

Ontvangsten

42,1

42,1

42,1

42,1

42,1

42,1

             

Artikel 46: Nominaal en onvoorzien

           

Uitgaven

– 1,1

68,3

64,8

109,5

121,8

148,4

             

Artikel 47: Apparaat

           

Uitgaven

715,2

667,6

659,1

655,2

655,5

655,6

Ontvangsten

21,4

21,4

21,4

21,4

21,4

21,4

             

6. Veiligheid en Justitie

           

Uitgaven

44,9

32,9

32,9

32,9

32,9

32,9

             

7. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

           

Uitgaven

2,2

0,4

0,2

0,2

0,2

0,2

             

8. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

           

Uitgaven

57,9

57,9

57,9

57,9

57,9

57,9

             

9B. Financien

           

Uitgaven

46,2

317,3

316,5

258,6

210,9

269,1

             

10. Defensie

           

Uitgaven

275,6

351,8

330

329,9

329,9

329,9

Ontvangsten

16,7

26,7

6,7

6,7

6,7

6,7

             

12. Infrastructuur en Milieu

           

Uitgaven

24,1

20,9

20,9

20,9

21,7

18,9

Ontvangsten

6,4

         
             

13. Economische Zaken

           

Uitgaven

54,4

52,3

51,5

50,5

50,5

50,6

             

15. Sociale Zaken en Werkgelegenheid

           

Uitgaven

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

             

16. Volksgezondheid, Welzijn en Sport

           

Uitgaven

8,4

8,8

8

5

5

5

             

17. Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

           

Uitgaven

2.831,5

2.466,3

2.412

2.499,8

2.719,8

2.716,3

Ontvangsten

72,1

63,1

63

62,9

62,8

62,8

             

Artikel 41: Duurzame handel en investeringen

           

Uitgaven

517,6

508,8

459,2

420

495,2

381,4

Ontvangsten

13,1

4,1

4

3,9

3,8

3,8

             

Artikel 42: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

           

Uitgaven

661,6

666,5

663,4

663,4

663,9

663,9

             

Artikel 43: Sociale vooruitgang

           

Uitgaven

717,1

724,9

724,8

725,7

725,7

725,7

             

Artikel 44: Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

           

Uitgaven

714,5

397

400,3

400,3

400,3

400,3

             

Artikel 45: Versterkte kaders voor ontwikkeling

           

Uitgaven

220,7

169,1

164,3

290,4

434,7

545,1

Ontvangsten

59

59

59

59

59

59

De Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) is een budgettaire overzichtsconstructie, waarin de uitgaven aan internationale samenwerking van de verschillende departementen worden gebundeld. Het uitgavenniveau van de HGIS wordt aangepast voor macro-economische ontwikkelingen.

Het merendeel van de HGIS-uitgaven wordt verantwoord via de begroting van Buitenlandse Zaken en de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarom wordt het verloop van de HGIS-uitgaven van deze twee begrotingen voor de relevante artikelen toegelicht. Voor de overige begrotingen wordt de toelichting per departement gepresenteerd.

5. Buitenlandse Zaken

Artikel 2 Veiligheid en stabiliteit

Het budget voor bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband is in het jaar 2017 hoger dan de jaren erna. Dit komt hoofdzakelijk vanwege de jaarlijkse overheveling vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) van de begroting van het Ministerie van Defensie en daarnaast heeft het kabinet extra middelen vrijgemaakt in 2017 voor veiligheid en stabiliteit in Afrika.

Artikel 6 Nominaal en onvoorzien

Het budget op dit artikel loopt de komende jaren op. De budgettaire ruimte betreft met name een HGIS-reservering voor de loon- en prijsindexatie en voor overige onvoorziene uitgaven. Ook worden prijscorrecties voor het non-ODA deel van de HGIS op dit artikel verwerkt.

Artikel 7 Apparaat

Dit artikel laat een daling in de uitgaven zien na 2017. Dit is het gevolg van de regeerakkoordmaatregelen A1 (rijksoverheid incl. ZBO’s) en H89 (Reductie postennetwerk).

6. Veiligheid en Justitie

De uitgaven in 2017 zijn eenmalig hoger door een kasschuif van huisvestingsmiddelen voor Eurojust van 2016 naar 2017.

7. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

De HGIS middelen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreffen enkele attachés. Het budget is in 2017 en 2018 eenmalig hoger vanwege een bijdrage aan de UN Public Day 2017.

8. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De HGIS middelen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreffen bijdragen aan internationale onderwijsinstellingen.

9B. Financiën

Een deel van de contributiebijdragen aan de Wereldbank is gedaan in 2016 in plaats van 2017, waardoor de HGIS-uitgaven op de begroting van Financiën in 2017 eenmalig lager zijn.

10. Defensie

Het budget in 2017 is lager dan in overige jaren. Dit wordt met name veroorzaakt door de jaarlijkse overheveling vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de begrotingen van Buitenlandse Zaken en de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (binnen de HGIS) en tevens ook de herverdeling van middelen uit het BIV op de begroting van het Ministerie van Defensie. Deze middelen blijven op de Defensie begroting maar worden aan de HGIS onttrokken. De hogere ontvangsten in 2017 en 2018 worden verklaard doordat in deze jaren teruggaven worden verwacht vanuit de Verenigde Naties voor kosten die worden gemaakt voor de MINUSMA-missie in Mali.

12. Infrastructuur en Milieu

De hogere HGIS-uitgaven van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in 2017 hangen samen met de start van het nieuwe programma Water Internationaal in 2016 als opvolger van het programma HGIS Partners voor Water. De HGIS-ontvangsten in 2017 worden verklaard door afloop van het COR-reductieprogramma Clean Development Mechanism (CDM), waardoor middelen op dit fonds vrijvallen.

13. Economische Zaken

De hogere HGIS-uitgaven in 2017 komen voort uit de inzet van de eindejaarsmarge HGIS 2016 en door compensatie vanuit de HGIS voor wisselkoerseffecten op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken in 2017.

15. Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De HGIS-middelen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreffen enkele attachés.

16. Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De HGIS-middelen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport betreffen enkele attachés. De hogere uitgaven in 2017–2019 worden veroorzaakt door compensatie vanuit de HGIS voor de ondersteuning van het Nederlands bod om de European Medicines Agency in Nederland te huisvesten na haar vertrek uit Londen als gevolg van de Brexit.

17. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Artikel 1 Duurzame handel en investeringen

De fluctuaties in uitgaven op dit artikel komen voort uit fluctuaties in het kasritme van het Dutch Good Growth Fund (DGGF). Met het DGGF wordt beoogd het speerpunt voor een versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden te realiseren. De hogere ontvangsten in 2017 zijn gerelateerd aan het stopzetten van de instrumenten Faciliteit Opkomende Markten (FOM) en Finance for International Business (FIB). Deze worden afgebouwd ten gunste van het nieuwe fonds voor handelsbevordering DTIF.

Artikel 3 Sociale vooruitgang

De uitgaven van dit artikel zijn in 2017 lager dan in overige jaren vanwege verlaging van budget «Gelijke rechten en kansen voor vrouwen» als gevolg van de verschuiving van de uitgaven van 2017 naar 2016 als onderdeel van de motie Van Laar / Van Veldhoven (Kamerstuk 33 625, nr. 207)

Artikel 4 Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

Het budget op dit artikel is in het jaar 2017 hoger dan in overige jaren hoofdzakelijk vanwege het doorschuiven van middelen van 2016 naar 2017 via de eindejaarsmarge voor opvang in de regio en noodhulp. Daarnaast heeft het kabinet extra middelen vrijgemaakt in 2017 voor opvang in de regio Afrika en het noodhulpfonds. Ook heeft de overheveling vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) van de begroting van het Ministerie van Defensie plaatsgevonden.

Artikel 5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Dit betreft onder andere het parkeer- en verdeelartikel van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Op dit artikel worden aanpassingen als gevolg van de BNI-ontwikkeling en de toerekening van de kosten van eerstejaarsasielopvang verwerkt.

Consolidatie

CONSOLIDATIE
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal uitgaven

– 5.337,3

– 6.595,3

– 6.958,6

– 7.015,4

– 7.132,0

– 7.178,6

totaal niet-belastingontvangsten

– 5.337,3

– 6.595,3

– 6.958,6

– 7.015,4

– 7.132,0

– 7.178,6

1

Nog niet toegerekend

           
 

Uitgaven

– 5.337,3

– 6.595,3

– 6.958,6

– 7.015,4

– 7.132,0

– 7.178,6

 

Ontvangsten

– 5.337,3

– 6.595,3

– 6.958,6

– 7.015,4

– 7.132,0

– 7.178,6

De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen die ontstaan door het bruto-boeken van bijdragen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt, als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt daarnaast de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Hierdoor wordt het rekenkundig niveau van de totale rijksuitgaven en de rijksontvangsten hoger dan het feitelijk niveau. Op de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd. De hoogte van de post wordt in belangrijke mate bepaald door de bijdragen van de begroting van Infrastructuur & Milieu aan het Infrastructuurfonds.

10. Verticale toelichting

De verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht voor alle begrotingen van budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan in de uitgaven en niet-belastingontvangsten sinds de Miljoenennota 2017. Dit overzicht sluit aan op de mutaties zoals gepresenteerd in de ontwerpbegrotingen van de departementen.

Per begroting wordt een cijfermatig overzicht gepresenteerd van de voornaamste mutaties, gevolgd door een toelichting hierop. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de mutaties wordt verwezen naar de afzonderlijke suppletoire begrotingen.

De Verticale Toelichting onderscheidt drie categorieën mutaties:

  • 1. mee- en tegenvallers;

  • 2. beleidsmatige mutaties;

  • 3. technische mutaties.

Alle overboekingen, desalderingen, statistische correcties en mutaties die niet tot een ijklijn behoren, zijn in de laatste categorie «technische mutaties» geclusterd. Overigens hebben sommige overboekingen en desalderingen wél een beleidsmatig karakter. Dit komt tot uitdrukking in de toelichtingen. Ingeval samenhangende mutaties in meerdere categorieën voorkomen, worden deze eenmaal toegelicht.

De totalen per begroting worden in eerste instantie gepresenteerd exclusief de bedragen die onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) vallen. Door middel van een aansluitregel wordt het deel van de begroting dat onder HGIS valt, zichtbaar gemaakt. De veranderingen die optreden binnen het HGIS-deel van de begroting worden gepresenteerd en toegelicht in de verticale toelichting van alle HGIS-uitgaven. De laatste regel geeft per begroting de totaalstand inclusief HGIS.

De ondergrens voor mutaties die apart zichtbaar worden in de tabbellen is afhankelijk van de omvang van de begroting en verschilt voor de verschillende categorieën mutaties. De post diversen bevat de mutaties die onder de ondergrens vallen en wordt in beginsel alleen toegelicht indien zich bijzonderheden voordoen.

Samenvattend overzicht mutaties per MJN 2018 t.o.v. MJN 2017
 

Bedragen in miljoenen euro’s

Mutaties uitgaven 2018

Mutaties ontvangsten 2018

Departementale begrotingen

I

De Koning

0,9

0,0

IIA

Staten Generaal

3,2

0,0

IIB

Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

3,2

0,0

III

Algemene Zaken

1,1

0,1

IV

Koninkrijksrelaties

21,7

11,3

V

Buitenlandse Zaken

– 333

33

VI

Veiligheid en Justitie

403,6

– 182,9

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

106,6

– 13,8

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

887,3

– 35,1

IXA

Nationale Schuld

153,3

1.025

IXB

Financiën

245,3

– 329,5

X

Defensie

381,7

20,8

XII

Infrastructuur en Milieu

89,3

6,8

XIII

Economische Zaken

144,2

– 504,8

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

– 2.146,6

– 103,4

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

800,8

5,1

XVII

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

0

0

XVIII

Wonen en Rijksdienst

– 60,4

45,2

Overig

 

Sociale Zekerheid

– 1.159,2

2,8

 

Budgettair kader Zorg

1.308,8

3,8

 

Gemeentefonds

1314,5

0

 

Provinciefonds

155,2

0

 

Infrastructuurfonds

2,8

2,8

 

Diergezondheidsfonds

2

2

 

Accres Gemeentefonds

– 424,2

0

 

Accres Provinciefonds

– 58

0

 

BES-fonds

8,6

0

 

Deltafonds

21,2

21,2

 

Prijsbijstelling

– 63,8

0

 

Arbeidsvoorwaarden

– 708,9

0

 

Koppeling Uitkeringen

– 107,7

0,4

 

Aanvullende Post Algemeen

– 132, 7

0

 

Consolidatie

2,7

2,7

 

Homogene Groep Internationale Samenwerking

473,7

20,1

De Koning

I DE KONING: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

41,4

41,4

41,4

41,4

41,5

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0,2

0,3

0,3

0,3

0,3

 
     

0,2

0,3

0,3

0,3

0,3

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

 
     

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

 

Extrapolatie

43,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0,8

0,9

0,9

0,9

0,9

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

42,2

42,3

42,3

42,3

42,4

43,8

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

42,2

42,3

42,3

42,3

42,4

43,8

                 
I DE KONING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

0

0

0

0

0

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0,1

0

0

0

0

 
     

0,1

0

0

0

0

 

Extrapolatie

0

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0,1

0

0

0

0

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0,1

0

0

0

0

0

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0,1

0

0

0

0

0

Diversen (uitgaven en ontvangsten, rijksbegroting in enge zin)

Dit betreft een som van mutaties van compensatie premiestijging ABP, uitgekeerde eindejaarsmarge en loon- en prijsbijstelling.

Staten-Generaal

IIA STATEN-GENERAAL: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

144,2

140,7

139,2

139,2

139,5

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

2,6

0

0

0

4,5

 
     

2,6

0

0

0

4,5

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

3,2

3,2

3,1

3,1

3,1

 
     

3,2

3,2

3,1

3,1

3,1

 

Extrapolatie

144,1

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

5,8

3,2

3,1

3,1

7,6

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

150

143,9

142,3

142,4

147,1

144,1

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

150

143,9

142,3

142,4

147,1

144,1

                 
IIA STATEN-GENERAAL: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

4,2

4,2

4,2

4,2

4,2

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

4,2

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0

0

0

0

0

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

4,2

4,2

4,2

4,2

4,2

4,2

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

4,2

4,2

4,2

4,2

4,2

4,2

Diversen (Beleidsmatige mutaties – Technische mutaties – Uitgaven)

Onder de post diversen valt een kasschuif in verband met de uitloop van het outsourcen van de Dienst Automatisering van de Tweede Kamer naar SSC-ICT en daardoor optredende vertraging in de projectuitvoering. Daarnaast is de eindejaarsmarge 2016 toegevoegd aan de begroting van de Staten-Generaal. Ook de prijsbijstelling tranche 2017 is overgemaakt naar de departementale begrotingen. Tot slot heeft het ABP per 1 januari 2017 de pensioenpremie verhoogd. Ter compensatie van de pensioenpremiestijging is 342 mln. aan de loonruimte 2017 toegevoegd. Deze middelen zijn vanuit de Aanvullende Post overgemaakt naar de departementale begrotingen.

Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten en de Kiesraad

IIB OVERIGE HOGE COLLEGES VAN STAAT, KABINETTEN EN DE KIESRAAD: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

115

110,2

110,2

110,4

109,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

1,8

– 1,7

– 3,4

– 3,4

– 2,7

 
     

1,8

– 1,7

– 3,4

– 3,4

– 2,7

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

2,9

4,9

4,9

4,9

4,9

 
     

2,9

4,9

4,9

4,9

4,9

 

Extrapolatie

112

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

4,7

3,2

1,5

1,5

2,2

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

119,7

113,4

111,7

111,9

112

112

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

119,7

113,4

111,7

111,9

112

112

                 
IIB OVERIGE HOGE COLLEGES VAN STAAT, KABINETTEN EN DE KIESRAAD: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

5,7

5,7

5,7

5,7

5,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0,3

0

0

0

0

 
     

0,3

0

0

0

0

 

Extrapolatie

5,7

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0,3

0

0

0

0

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

5,9

5,7

5,7

5,7

5,7

5,7

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

5,9

5,7

5,7

5,7

5,7

5,7

Diversen (Beleidsmatige mutaties – uitgaven)

De post diversen bestaat hoofdzakelijk uit een neerwaartse bijstelling voor het Hoger Beroep Vreemdelingen. De lagere instroomraming leidt tot een verlaging van de uitgavenraming van de Raad van State voor 2017 en verdere jaren. Verder vallen de ramingen van de uitkeringen op basis van de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA) onder de diversen. Deze ramingen zijn in lijn gebracht met de actuele prognoses van uitkeringen aan oud-ambtsdragers. Daarnaast maakt de Nationale Ombudsman kosten in het kader van een transitie om de organisatie te verbeteren en nieuwe taken in te passen. De Algemene Rekenkamer gaat in 2017 verder met het aanpassen van de organisatiestructuur.

Diversen (Technische mutaties – uitgaven)

De belangrijkste mutatie is de overheveling van de Kiesraad van hoofdstuk VII naar hoofdstuk IIB. Daarnaast vallen onder diverse de toevoeging van de eindejaarsmarge 2016 aan de begroting van de Hoge Colleges van Staat. Ook de prijsbijstelling tranche 2017 is overgemaakt naar de departementale begrotingen. Verder verhoogt het ABP per 1 januari 2017 de pensioenpremie. Ter compensatie van de pensioenpremiestijging is 342 mln. aan de loonruimte 2017 toegevoegd. Deze middelen worden vanuit de Aanvullende Post overgemaakt naar de departementale begrotingen.

Algemene Zaken

III ALGEMENE ZAKEN: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

63,5

62,1

62,1

62,2

63,9

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0,8

0,2

0,2

0,2

0,2

 
     

0,8

0,2

0,2

0,2

0,2

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

– 0,7

0,9

0,9

0,9

0,9

 
     

– 0,7

0,9

0,9

0,9

0,9

 

Extrapolatie

67,1

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0,1

1,1

1,1

1,1

1,1

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

63,5

63,2

63,3

63,3

65

67,1

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

63,5

63,2

63,3

63,3

65

67,1

                 
III ALGEMENE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

6,8

6,7

6,7

6,7

6,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

 
     

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

 

Extrapolatie

6,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

6,9

6,8

6,8

6,8

6,8

6,8

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

6,9

6,8

6,8

6,8

6,8

6,8

Diversen (uitgaven en ontvangsten, rijksbegroting in enge zin)

Dit betreft een som van mutaties van compensatie premiestijging ABP, uitgekeerde eindejaarsmarge en loon- en prijsbijstelling en diverse overboekingen van en naar de begroting van AZ.

Koninkrijksrelaties

IV KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

291,9

272

124

123,1

123,1

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Kasschuif wisselkoersreserve

6,5

5,4

0

0

0

 
   

Verlenging tbo

0

12

12

12

12

 
   

Diversen

2,3

1,3

0,4

0,4

– 0,2

 
     

8,8

18,7

12,4

12,4

11,8

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

16,7

3,1

2,3

2,4

2,7

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

16,7

3,1

2,3

2,4

2,7

 

Extrapolatie

125,4

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

25,5

21,7

14,7

14,8

14,5

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

317,4

293,8

138,7

137,8

137,5

125,4

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

317,4

293,8

138,7

137,8

137,5

125,4

                 
IV KONINKRIJKSRELATIES: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

36,5

36,5

36,5

36,5

36,5

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

2,5

2,3

2,2

0,3

– 1,1

 
     

2,5

2,3

2,2

0,3

– 1,1

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

18

9

0

0

0

 
     

18

9

0

0

0

 

Extrapolatie

35,3

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

20,4

11,3

2,2

0,3

– 1,1

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

56,9

47,8

38,7

36,8

35,3

35,3

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

56,9

47,8

38,7

36,8

35,3

35,3

Kasschuif wisselkoersreserve

Het restant van de wisselkoersreserve in 2016 (11,9 mln.) wordt op basis van de huidige inzichten in de wisselkoerseffecten verdeeld over 2017 en 2018 middels een kasschuif.

Verlenging TBO

De geïntensiveerde aanpak van met name ondermijning en high crimes is effectief gebleken. Daarom wordt de reeds ingezette koers op de aanpak van de georganiseerde (ondermijnende) criminaliteit gecontinueerd. De inzet van het Team Bestrijding Ondermijning is vanaf 2018 verlengd met vier jaar.

Diversen (beleidsmatige mutaties – technische mutaties – uitgaven) (technische mutaties – niet-belastingontvangsten)

Met het oog op de veiligheidsproblematiek in het Caribisch deel van het Koninkrijk wordt incidenteel 8 mln. beschikbaar gesteld aan de Kustwacht gelijk verdeeld over de jaren 2017 en 2018 voor het plegen van onderhoud en oplossen exploitatietekort, de ondersteuning van andere defensieonderdelen aan de Kustwacht.

Als gevolg van de eindafrekening Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA) en de verkoop van de aandelen in de AIB Bank ontvangt BZK respectievelijk € 1,9 mln. en € 2,7 mln. op de begroting van Koninkrijksrelaties. Deze ontvangsten worden binnen de begroting ingezet.

Tevens zijn de restmiddelen Fondo Desaroyo Aruba (FDA) teruggevloeid naar de begroting van Koninkrijksrelaties om, conform de beheersovereenkomst tussen Aruba, Nederland en FDA, weer ingezet te kunnen worden ten behoeve van het land Aruba. Onder de post diversen vallen daarnaast een kasschuif omdat de oprichting van de Integriteitskamer op Sint Maarten is vertraagd en de toevoeging van de eindejaarsmarge 2016 aan de begroting van Koninkrijksrelaties.

Diversen (niet-belastingontvangsen – beleidsmatige mutaties)

Onder de post diversen valt een ramingsbijstelling van de renteontvangsten. Tot en met 2020 zijn er meerontvangsten en daarna minderontvangsten.

Buitenlandse Zaken

V BUITENLANDSE ZAKEN: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

7.541

8.514,4

8.408,8

8.562,6

8.813,5

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

01. begrotingsakkoord 2017: bni effect overige inkomsten

– 57,3

0

0

0

0

 
   

02. begrotingsakkoord 2017: meerjarig beeld acor

– 21,5

– 25,9

– 25,6

– 26

– 26

 
   

05. tweede aanvullende begroting 2016: teruggave surplus

– 300,8

1,5

0

0

0

 
   

06. technische aanpassing meerjarig financieel kader

3,8

226,6

230

234,1

– 1,1

 
   

07. begroting 2018: onderuitputting begroting 2018 naar 2019–2020

0

– 326,9

168,2

168,9

– 0,8

 
   

08. onderuitputting begroting 2017 naar 2019–2020

0

– 195,3

102,5

102,9

– 0,5

 
   

09. compensatie contingency margin 2014

0

– 87,7

44,3

43,6

– 0,2

 
   

12. raming nieuwe mfk-periode

0

0

0

0

87,6

 
   

13. spring forecast 2017

– 88,6

74,8

82,4

84,3

164,9

 
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

– 464,4

– 332,9

601,8

607,8

223,9

 

Extrapolatie

9.301,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 464,5

– 333

601,7

607,8

223,9

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

7.076,5

8.181,4

9.010,6

9.170,5

9.037,4

9.301,8

Totaal Internationale samenwerking

1.363,2

1.353

1.338,3

1.377,7

1.390,4

1.417,2

Stand Miljoenennota 2018

8.439,8

9.534,4

10.348,9

10.548,2

10.427,8

10.719

                 
V BUITENLANDSE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

640,9

653,7

666,7

680,1

700,5

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

03. vierde aanvullende begroting 2016:vertraging cohesiebeleid

360,8

0

0

0

0

 
   

04. vierde aanvullende begroting 2016: spring forecast en rebate vk

– 93,8

0

0

0

0

 
   

11. nacalculatie 2016

124,1

0

0

0

0

 
   

13. spring forecast 2017

– 30,6

33

33,6

34,3

35

 
   

Diversen

– 1,5

0

0

0

– 6,8

 
     

359

33

33,6

34,3

28,2

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

10. vijfde aanvullende begroting 2016 verschuiven nederlandse korting

2.764,4

0

0

0

0

 
     

2.764,4

0

0

0

0

 

Extrapolatie

741,1

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

3.123,3

33

33,6

34,3

28,2

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

3.764,2

686,7

700,4

714,4

728,7

741,1

Totaal Internationale samenwerking

65

65

65

65

65

65

Stand Miljoenennota 2018

3.829,2

751,7

765,4

779,4

793,7

806,2

Algemeen

De omvang van de Nederlandse afdrachten wordt bepaald door de omvang van de Europese begroting en door het aandeel van de Nederlandse economie in de Europese economie (uitgedrukt in BNI). De Europese Unie (EU) ontvangt haar inkomsten voor het grootste deel uit afdrachten van de lidstaten, zoals BTW-afdrachten en BNI-afdrachten. De invoerrechten worden ook door nationale overheden (douane) geïnd en overgemaakt aan de EU, waarbij elke lidstaat 20% van de opgebrachte invoerrechten mag behouden als vergoeding voor de inning ervan. Deze afdrachten zijn uitgaven voor Nederland. Deze EU-inkomsten worden ook wel de «eigen middelen» van de EU genoemd. Nederland ontvangt op de EU-afdrachten een jaarlijkse korting. Deze korting is opgebouwd uit een lager tarief voor BTW-afdrachten en een vaste korting (lumpsum) op de BNI-afdrachten.

Hieronder volgt een toelichting op de mutaties op de raming van de Nederlandse afdrachten aan de EU die tot nu toe in begrotingsjaar 2017 hebben plaatsgevonden. De mutaties komen voort uit het Begrotingsakkoord 2017, verschillende aanvullende begrotingen over 2016, de nacalculatie over 2016 en de begroting 2018.

Begrotingsakkoord 2017

Eind 2016 hebben de Europese Raad en het Europees Parlement ingestemd met de Europese begroting voor 2017.28

1. Begrotingsakkoord 2017: bni effect overige inkomsten (uitgaven)

In de begroting 2017 stelt de Europese Commissie (EC) de raming voor de overige ontvangsten van de EU (ontvangsten die niet onder de eigen middelen vallen) opwaarts bij van 1,7 naar 2,8 mld., vooral door hogere verwachte inkomsten uit (mededings-)boetes en rente. Omdat de BNI-afdrachten van de lidstaten het sluitstuk vormen van de Europese begroting, betekenen hogere verwachte inkomsten voor de Europese begroting uit andere bronnen dan de BNI-afdrachten, automatisch dat de BNI-afdracht van de lidstaten daalt. Voor Nederland betekent dit ca. 57 mln. lagere afdrachten in 2017.

2. Begrotingsakkoord 2017: meerjarig beeld ACOR (uitgaven)

In de Europese begroting voor 2017 heeft de EC ook aanpassingen in de grondslagen voor de BNI-, BTW- en Invoerrechtenramingen verwerkt op basis van nieuwe economische cijfers (ACOR cijfers). Deze werken meerjarig door in de afdrachten van de lidstaten. In 2017 leiden deze aanpassingen bij BNI-, BTW- en invoerrechtenramingen tot per saldo 22 mln. lagere afdrachten voor Nederland. Dit effect loopt in de jaren daarna nog iets op tot ca 26 mln. lagere afdrachten.

Implementatie begroting 2016: Vierde aanvullende begroting 2016, tweede aanvullende begroting 2017 en technische aanpassing van het MFK

De daadwerkelijke uitgaven van de EU-begroting in 2016 waren lager dan voorzien ten tijde van het begrotingsakkoord, dit blijkt onder andere uit de verlaging van de betalingen met de vierde aanvullende begroting van 2016 en het omvangrijke surplus in de tweede aanvullende begroting van 2017. Met de jaarlijkse technische aanpassing wordt deze onderuitputting doorgeschoven naar latere jaren van het Meerjarig Financieel Kader (MFK).

3. Vierde aanvullende begroting 2016: vertraging cohesiebeleid (niet-belastingontvangsten)

Eind 2016 heeft het Europees Parlement goedkeuring gegeven aan de vierde en vijfde aanvullende begroting van 2016. Deze aanvullende begrotingen zijn te laat in het jaar aangenomen om nog door de Commissie te worden verwerkt in de afdrachten over 2016. De budgettaire verwerking valt daarom in 2017 en verloopt via een bijstelling van de niet-belastingontvangsten. In de vierde aanvullende begroting van 2016 had de EC de geraamde EU-betalingen voor 2016 verlaagd met 7,3 mld., voornamelijk vanwege vertragingen bij de implementatie van het cohesiebeleid.29 De verwachting was toen reeds dat deze vertraging op een later moment binnen het huidige MFK ingelopen zouden worden. Bij voorjaarsnota 2017 zijn daarom de afdrachten in 2018 met 361 mln. verhoogd in afwachting op nadere informatie van de EC. Met de technische aanpassing van het MFK heeft de EC deze middelen doorgeschoven naar 2018, 2019 en 2020 via de Global Margin for Payments (zie mutatie technische aanpassing) en is daarom de raming van de Nederlandse afdrachten aangepast ten opzichte van de Voorjaarsnota.

4. Vierde aanvullende begroting 2016: effecten spring forecast en rebate vk (niet-belastingontvangsten)

Met de aanname van de vierde aanvullende begroting, zijn ook de effecten van de Spring Forecast van 2016 verwerkt in de afdrachten van lidstaten. Door de verlate aanname van de aanvullende begroting zijn deze effecten niet meer in 2016 verwerkt, maar in januari 2017. Dit leidt tot ca 80 mln. lagere afdracht in 2016 en een ca 80 mln. hogere afdracht in 2017. Daarnaast zijn hierbij ook de BTW- en BNI-grondslagen van lidstaten geactualiseerd. Dit leidt tot een herberekening van de korting van het Verenigd Koninkrijk, omdat die mede is gebaseerd op de BTW-grondslag.

5. Tweede aanvullende begroting 2017: teruggave surplus (uitgaven)

Op 12 april 2017 presenteerde de Europese Commissie de tweede aanvullende begroting van 2017. Met deze aanvullende begroting wordt zoals gebruikelijk het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven van de Europese begroting over 2016 (het surplus) in de begroting voor 2017 verwerkt. In 2016 was er sprake van een grote onderuitputting bij de uitvoering van het cohesiebeleid en was er sprake van hogere inkomsten bij de EU (m.n. door boetes). Het surplus bedroeg hierdoor 6,4 mld. en is in de tweede aanvullende begroting voor 2017 verwerkt. Het Nederlandse aandeel in dit surplus bedraagt 0,3 mld. en leidt in 2017 tot een lagere afdracht. De onderuitputting die veroorzaakt wordt door vertraging binnen het cohesiebeleid, zal naar verwachting in latere jaren ingehaald worden. Dit leidt tot een hogere afdracht in die jaren. Via de jaarlijkse technische aanpassing worden de middelen in het MFK naar latere jaren geschoven (zie mutatie technische aanpassing).

6. Technische aanpassing meerjarig financieel kader (uitgaven)

Op 24 mei 2017 publiceerde de Commissie haar jaarlijkse technische aanpassing van het MFK. Hiermee is in totaal 14 miljard euro (lopende prijzen) aan onbenutte betalingsruimte onder het MFK-plafond van 2016 in gelijke tranches doorgeschoven naar 2018, 2019 en 2020, via de Global Margin for Payments. Deze omvangrijke onbenutte ruimte, ofwel marge, wordt voornamelijk veroorzaakt door vertragingen bij de implementatie van het cohesiebeleid. Deze vertraging was voorzien; deze bleek ook uit de verlaging van de afdrachten met de vierde aanvullende begroting van 2016 en het omvangrijke surplus over 2016, dat met de tweede aanvullende begroting van 2017 is vastgesteld (zoals hierboven beschreven).30

Begroting 2018 en verder

Op 30 mei 2017 heeft de Europese Commissie het voorstel voor de begroting 2018 gepresenteerd. In deze begroting is er net als in 2017 sprake van een aanzienlijke resterende marge onder het betalingenplafond. Dit geeft aanleiding om de raming van de afdrachten in 2018 te verlagen en in 2019 en 2020 te verhogen.31

7. Begroting 2018: onderuitputting begroting 2018 naar 2019–2020 (uitgaven)

Op 30 mei 2017 heeft de Commissie de ontwerpbegroting voor 2018 gepresenteerd, waarover de Raad op 7 juli een positie heeft ingenomen. In de Raadspositie over deze begroting, is er in 2018 een onbenutte marge onder het betalingenplafond van 10,1 mld. Om deze reden zal voor de raming van de Nederlandse afdracht voor 2018 net als bij de Miljoenennota 2017 niet op betalingenplafond worden geraamd, omdat het niet de verwachting is dat deze marge in 2018 geheel gebruikt zal worden. Voor de raming van de Nederlandse afdrachten wordt er daarom van uitgegaan dat tenminste 7 mld. van deze marge aan het eind van 2018 zal overblijven. Het Nederlandse aandeel daarin is 0,3 mld. en deze wordt in gelijke tranches doorgeschoven naar 2019 en 2020. Het overige deel wordt nog wel aangehouden als marge voor 2018, om ruimte te houden voor grotere uitgaven als gevolg van onderhandelingen met het EP over de begroting en voor onvoorziene uitgaven.

8. Onderuitputting begroting 2017 naar 2019–2020 (uitgaven)

Met de presentatie van de EU-begroting voor 2018, is duidelijk geworden dat de vertraagde betalingen uit de EU-begroting van 2017 niet in 2018 ingelopen zullen worden. De raming van de Nederlandse afdrachten is in de regel gebaseerd op de omvang van het betalingenplafond van het MFK. In 2017 is het niet aannemelijk dat de ruimte voor betalingen volledig benut wordt, vanwege een grote ongealloceerde marge onder het betalingenplafond als gevolg van vertragingen bij de implementatie van het Cohesiebeleid. Bij Miljoenennota 2017 is daarom besloten om af te wijken van het betalingenplafond als uitgangspunt voor de raming van de Nederlandse afdrachten in 2017, door een deel van de omvangrijke marge onder het betalingenplafond door te schuiven van 2017 naar 2018. Op 30 mei 2017 heeft de Commissie de ontwerpbegroting 2018 gepresenteerd. Wederom blijkt dat de marge onder het betalingenplafond groot is, waardoor het onwaarschijnlijk is dat de marge uit 2017 in 2018 uitgegeven wordt. De geraamde Nederlandse afdrachten worden daarom aangepast onder de veronderstelling dat de verwachte onderuitputting uit 2017 verder wordt doorgeschoven en in gelijke tranches in 2019 en 2020 wordt uitgegeven.

9. Compensatie contingency margin 2014 (uitgaven)

Op 20 juli 2017 is een akkoord bereikt over de mid term review van het MFK. Met dit akkoord is ook besloten om de inzet van de Contingency Margin in 2014 voor extra betalingen voortkomend uit het vorige MFK, in 2017 te compenseren via lagere betalingen. Tot nu toe werd ervan uitgegaan dat dit gecompenseerd zou worden met lagere betalingen in de jaren 2018–2020. Om de raming van de Nederlandse afdrachten hierop aan te passen, wordt een deel van de onderuitputting – waarvan eerder was geraamd dat deze naar 2018 zou worden doorgeschoven – niet doorgeschoven, waardoor de raming voor 2018 neerwaarts wordt bijgesteld. De verwachte compensatie in 2018–2020 vindt ook niet plaats waardoor de raming voor die drie jaren opwaarts wordt bijgesteld. Per saldo leidt dit voor 2018 tot een 88 mln. lagere afdracht, en voor 2019 en 2020 tot een jaarlijks 44 mln. hogere afdracht.

Overige mutaties

10. Vijfde aanvullende begroting 2016: verschuiven Nederlandse korting (niet-belastingontvangsten)

Eind 2016 is ook de vijfde aanvullende begroting goedgekeurd. Hiermee is de ratificatie van het Eigen Middelenbesluit in 2016 in de afdrachten verwerkt en zijn de kortingen op de nationale afdrachten geëffectueerd Nederland ontvangt de bedongen korting op de afdrachten over 2014–2016 met terugwerkende kracht in 2017 in de kas. Het betreft een technische mutatie omdat het kabinet besloten heeft om het kader te corrigeren voor deze ontvangst.32 De korting voor 2017 (en latere jaren) wordt verrekend met de EU-afdrachten.

11. Nacalculatie 2016 (niet-belastingontvangsten)

De Europese Commissie heeft op 24 januari 2017 cijfers voor de nacalculatie van de Europese afdrachten voor 2016 gepresenteerd aan de lidstaten. Voor de Nederlandse begroting betekent deze nacalculatie een verlaging van de EU-afdrachten van netto 124 mln. euro die als een eenmalige ontvangst op de begroting wordt verwerkt.33

12. Raming nieuwe mfk-periode (uitgaven)

Het huidige MFK loopt tot en met 2020. Dit betekent dat de betalingenplafonds tot 2020 nominaal vastliggen in de huidige MFK-verordening. De omvang van de EU-afdrachten tot en met 2020 is gebaseerd op deze betalingenplafonds. Vanaf 2021 zal het volgende MFK gelden, waarvoor nog geen nominale betalingenplafonds zijn vastgesteld. In de raming voor 2021 en verder wordt daarom op dit moment uitgegaan van een betalingenplafond van 0,95% van het Europese BNI in 2021, wat overeenkomt met het uitgangspunt bij het afsluiten van het huidige MFK. Hiermee wordt niet vooruitgelopen op mogelijke effecten van Brexit voor de EU-afdrachten. Deze aanpassing van systematiek verhoogt de raming van de afdracht in 2021.

13. Spring forecast 2017 (uitgaven en niet-belasting ontvangsten)

Met de voorjaarsraming van 2017 wordt de raming van de BNI-, douane- en BTW-heffingen in de EU-lidstaten geactualiseerd. Voor Nederland leidt dit tot een lagere EU-afdracht in 2017 en een hogere afdracht in 2018–2021. De EU-afdracht neemt sterker toe in 2021 dan in voorgaande jaren. Dit komt doordat vanaf 2021 een nieuw MFK zal ingaan waarvoor, vooruitlopend op de onderhandelingen, de uitgavenplafonds worden geraamd op 0,95% van het Europese BNI.

Veiligheid en Justitie

VI VEILIGHEID EN JUSTITIE: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

12.531,6

11.644

11.490

11.488

11.374,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Asiel

106,2

– 18

25,2

50,3

52,8

 
   

Asiel: oda-toerekening

– 152

151,2

146,5

53,1

39,7

 
   

Asiel: vrijval gva en bbb

– 82

– 37

– 20

– 20

– 20

 
   

Besparingsverlies eigen bijdrageregeling strafvordering

– 43,8

– 20,4

– 7,2

– 5,6

– 4,7

 
   

Bijdrage beleids-dg's

– 18,5

– 18,5

– 18,5

– 18,5

– 18,5

 
   

Capaciteit kmar grensbewaking

7,5

22,2

43,4

43,4

43,4

 
   

Cybersecurity

0

26

26

26

26

 
   

Eindejaarsmarge

91

0

0

0

0

 
   

Intensiveringsmiddelen aanvullende post

– 69,5

– 73,3

– 69,4

– 70,5

– 70,5

 
   

Inzet reserve

0

– 2,1

– 15

– 5

– 5

 
   

Negatieve eindejaarsmarge

– 91

0

0

0

0

 
   

Overige mee- en tegenvallers

80,3

– 4,8

3,2

– 8,2

– 6,1

 
   

Passenger information unit

0,7

12,2

17,2

22,2

22,2

 
   

Pensioenregeling politie

347

0

69

16

– 27

 
   

Prognosemodel justitiele ketens

– 11,6

16

0

0

0

 
   

Uitbreiding speciale interventieteams

10

18

22

22

22

 
   

Diversen

60,6

59,6

59,3

52,9

43,4

 
     

234,9

131,1

281,7

158,1

97,7

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Besparingsverlies eigen bijdrageregeling strafvordering

47

20,4

7,2

5,6

4,7

 
   

Compensatie abp-pensioenpremiestijging

59,2

59,2

59,2

59,2

59,2

 
   

Intensiveringsmiddelen aanvullende post

69,5

73,3

69,4

70,5

70,5

 
   

Loonbijstelling 2017–2022

168,5

159,2

158,2

158,1

156,6

 
   

Diversen

8,6

– 39,5

– 66,9

– 67,3

– 66,8

 
     

352,8

272,6

227,1

226,1

224,2

 

Extrapolatie

11.308,5

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

587,7

403,6

508,8

384,2

321,9

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

13.119,3

12.047,6

11.998,8

11.872,2

11.696,6

11.308,5

Totaal Internationale samenwerking

44,9

32,9

32,9

32,9

32,9

32,9

Stand Miljoenennota 2018

13.164,2

12.080,5

12.031,7

11.905,1

11.729,5

11.341,4

                 
VI VEILIGHEID EN JUSTITIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

2.046

1.896,5

1.793,7

1.804,7

1.761,5

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Beperken eigen vermogen agentschappen

123,5

0

0

0

0

 
   

Besparingsverlies eigen bijdrageregeling strafvordering

– 43,8

– 20,4

– 7,2

– 5,6

– 4,7

 
   

Prognosemodel justitiele ketens

– 29,3

– 38

0

0

0

 
   

Ramingsbijstelling afpakken crimineel vermogen.

– 90

0

0

0

0

 
   

Ramingsbijstelling boeten & transacties

– 130

– 130

– 130

– 130

– 130

 
   

Diversen

17,6

3,7

3,7

3,7

3,7

 
     

– 152

– 184,7

– 133,5

– 131,9

– 131

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

2,1

1,8

1,8

1,8

1,8

 
     

2,1

1,8

1,8

1,8

1,8

 

Extrapolatie

1.593,3

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 149,8

– 182,9

– 131,7

– 130,1

– 129,2

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

1.896,1

1.713,6

1.662

1.674,6

1.632,3

1.593,3

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

1.896,1

1.713,6

1.662

1.674,6

1.632,3

1.593,3

Asiel

De instroomraming voor 2017 voor de organisaties in de asielketen is op basis van de jaarlijkse Meerjaren productieprognose (MPP) voor de asielketen bijgesteld van 42.000 naar 41.000. Daarnaast zijn de kosten voor krimp bij het COA opgenomen, net als enkele kleinere mee- en tegenvallers. Doordat uitgaven voor vastgoed in de tijd naar voren worden gehaald (door het eerder sluiten van locaties) kost krimp bij COA aanvankelijk geld maar treden later besparingen op, per saldo is er een besparing van 61 mln.

Asiel: oda-toerekening

Het aanpassen van de instroomraming 2016 en 2017, het verwerken van de realisatie 2016 en de reguliere jaarlijkse herijking van o.a. verblijfsduur en kostprijs leiden tot een bijstelling van de ODA-toerekening van eerstejaars opvangkosten. Het bedrag dat daarmee gemoeid is, is voor het jaar 2017 overgeboekt van de begroting van VenJ naar de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS).

Asiel: vrijval gva en bbb

De budgetten voor het Gemeentelijk versnellingsarrangement (GVA) en de Bed, Bad, Broodregeling (BBB) worden niet besteed en vallen vrij. Deze worden ingezet als dekking voor asielkosten.

Besparingen efficiëntere bedrijfsvoering

In de VenJ begroting voor 2016 is een structurele besparing opgenomen die dient te worden gerealiseerd door samenwerking in de bedrijfsvoering van de VenJ organisaties op de domeinen P&O, ICT, Inkoop, Facilitair en Financiële administratie. Omdat er nog geen concrete besparingsvoorstellen beschikbaar waren bij de begrotingsvoorbereiding 2017 is de taakstelling verwerkt in de begrotingen van de taakorganisaties. De last is verdeeld op basis van een verdeelsleutel (naar rato).

Besparingsverlies eigen bijdrageregeling strafvordering

Doordat het wetsvoorstel «Eigen bijdrage veroordeelden kosten strafvordering en slachtofferzorg» nog in behandeling is bij de Eerste Kamer, treedt een besparingsverlies op. Hiervoor waren middelen gereserveerd op de Aanvullende post. Die worden nu toegevoegd aan de VenJ-begroting en ingezet ter dekking van het besparingsverlies. De dekking van het besparingsverlies via de gereserveerde middelen leidt tot drie mutaties. Allereerst boekt Financiën de middelen over van de Aanvullende post naar de VenJ-begroting (zie Uitgaven – Technische mutaties). Ten tweede is de dekking zichtbaar als een verlaging van de uitgavenruimte (deze mutatie). Ten derde is het besparingsverlies zichtbaar als een verlaging van de ontvangsten (zie Ontvangsten – Beleidsmatige mutaties). Het overgeboekte bedrag in 2017 verschilt van het besparingsverlies aan de ontvangstenkant doordat het resterende deel van het besparingsverlies en de dekking daarvoor aan de uitgavenkant is geboekt.

Bijdrage beleids-dg’s

Na het verwerken van verschillende mee- en tegenvallers resteert problematiek op de VenJ-begroting. Daarvan passen de verschillende beleids-dg’s 18,5 mln. structureel in.

Capaciteit kmar grensbewaking

Er komt structureel 43,3 mln. extra beschikbaar voor de grensbewakingstaak van de Koninklijke Marechaussee (KMar), onder andere op luchthavens. Hiermee kan de KMar de reeds ingezette verhoging van de capaciteit voor grensbewaking voortzetten en uitbreiden. Van dit bedrag was 20 mln. al toegekend bij Voorjaarsnota.

Cybersecurity

In het kader van cyberveiligheid wordt structureel 26 mln. vrijgemaakt om de detectie en inlichtingenpositie van AIVD en MIVD te versterken t.b.v. het aanpakken van cyberspionage en -sabotage, het bestrijden van cybercrime door politie en OM en het bevorderen van cybersecurity bij het niet als vitaal aangemerkte gedeelte van het Nederlandse bedrijfsleven door het opzetten van een Digital Trust Center De middelen voor AIVD en MIVD worden overgeboekt naar BZK en Defensie.

Eindejaarsmarge

VenJ past de negatieve eindejaarsmarge 2016 in 2017 in (zie ook: Uitgaven – Beleidsmatige mutaties: Negatieve eindejaarsmarge).

Intensiveringsmiddelen aanvullende post

Bij Miljoenennota 2017 is 450 mln. extra beschikbaar gesteld voor de VenJ-begroting. Het deel van de middelen bestemd voor intensiveringen was in afwachting van bestedingsplannen gereserveerd op de Aanvullende post. Deze middelen zijn bij nota van wijziging op de ontwerpbegroting 2017 overgeheveld naar de VenJ-begroting (zie ook Uitgaven – Technische mutaties). Het gaat onder andere om middelen voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit, cyberveiligheid en grensbewaking.

Inzet reserve

VenJ zet ruimte op de post Nominaal en onvoorzien in ter dekking van problematiek.

Negatieve eindejaarsmarge

In 2016 kende de VenJ-begroting een tekort van 91 mln., die als negatieve eindejaarsmarge is meegenomen naar 2017 (zie ook Uitgaven – Beleidsmatige mutaties: Eindejaarsmarge).

Overige mee- en tegenvallers

Deze post bestaat uit verschillende mee- en tegenvallers, zoals een tegenvaller op huisvesting Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van 15 mln. Ook extra kosten die voortvloeien uit de implementatie van enkele EU-richtlijnen vallen onder deze post, onder meer de richtlijn individuele beoordeling slachtofferbeleid (8 mln.). Daarnaast zijn in deze post besparingsverliezen en meevallers door vertraagde wetgeving opgenomen, zoals het intrekken van het wetsvoorstel Hoogste bestuursrechtspraak (–1 mln. in 2017, –10 mln. structureel).

Passenger information unit

De inrichting van de Passenger information unit (PIU) volgt uit de Europese PNR-richtlijn (passenger name record) en maakt internationale samenwerking op het gebied van gegevensuitwisseling van passagiersvluchten mogelijk. Door in totaal 22 mln. vrij te maken kan een uitgebreide invulling worden gegeven aan de uitvoering van deze richtlijn t.b.v. het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en zware criminaliteit.

Pensioenregeling politie

VenJ dekt de uitgaven voor de vroegpensioenregeling Inkoop Max, die in 2022 afloopt, met middelen uit het zogenaamde politie-acress. Om het kasritme in overeenstemming te brengen met de uitgaven vindt een kasschuif plaats.

Prognosemodel justitiele ketens

Het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) raamt de capaciteitsbehoefte in de strafrechtelijke-, civielrechtelijke- en bestuursrechtelijke keten op basis van onder meer de criminaliteitsontwikkeling. Uit het PMJ volgen ramingsbijstellingen voor de uitgaven en ontvangsten van verschillende organisaties in de justitiële keten. Volgend uit de laatste raming zijn er onder andere meevallers op de uitgaven voor rechtsbijstand en de rechtspraak en enkele kleinere tegenvallers voor het Schadefonds geweldsmisdrijven en de Raad voor de Kinderbescherming. Zie ook Ontvangsten – Beleidsmatige mutaties.

Uitbreiding speciale interventieteams

Een deel van de 450 mln. die bij Miljoenennota 2017 beschikbaar is gesteld voor de VenJ-begroting, zet VenJ in voor de uitbreiding van speciale interventieteams bij de politie. De middelen zijn onder andere bedoeld voor een uitbreiding van capaciteit, verbreding van kennis van het bestaande personeel, bewapening en operationele middelen.

Diversen (Uitgaven – Beleidsmatige mutaties)

Hieronder vallen voornamelijk de extra middelen die zijn toegekend bij Miljoenennota 2017, die aanvankelijk werden aangehouden op de aanvullende post en later bijNota van Wijziging bij de ontwerpbegroting 2017 zijn toegevoegd aan de VenJ-begroting. Het gaat onder meer om middelen voor de versterking van het grens- en vreemdelingentoezicht, de aanpak ondermijnende criminaliteit door het Openbaar Ministerie (6,6 mln. structureel) en de versterking van de gebiedsgerichte inzet van de politie (10 mln. structureel). Daarnaast zijn er bij Miljoenennota 2018 extra middelen vrijgemaakt voor onder andere de aanpak van uitreizigers en extra analysecapaciteit in de vreemdelingenketen.

Besparingsverlies eigen bijdrageregeling strafvordering

Financiën boekt de middelen die op de Aanvullende post gereserveerd zijn voor het besparingsverlies eigen bijdrageregeling strafvordering deels over naar de VenJ-begroting (zie ook Uitgaven – Beleidsmatige mutaties en Ontvangsten – Beleidsmatige mutaties).

Compensatie abp-pensioenpremiestijging

Per 1 januari 2017 heeft het ABP de pensioenpremie verhoogd. Ter compensatie van de pensioenpremiestijging wordt 342 mln. aan de loonruimte 2017 toegevoegd. Financiën maakt deze middelen vanaf de Aanvullende post over naar de departementale begrotingen.

Intensiveringsmiddelen aanvullende post

De op de Aanvullende post gereserveerde middelen boekt Financiën over naar de VenJ-begroting. (zie ook Uitgaven – Beleidsmatige mutaties).

Loonbijstelling 2017–2022

Financiën boekt de loonbijstelling tranche 2017 vanaf de Aanvullende post over naar de VenJ-begroting. Deze tranche bestaat uit een vergoeding voor de contractloonontwikkeling en de ontwikkeling in sociale werkgeverslasten.

Diversen (Uitgaven – Technische mutaties)

Onder diverse technische mutaties vallen met name overboekingen met andere departementen, zoals de uitkering van het surplus op het eigen vermogen van het Rijksvastgoedbedrijf van Wonen en Rijksdienst (27,5 mln.), de extra middelen voor capaciteit bij de KMar naar Defensie (43,4 mln.) en de extra middelen voor cybersecurity naar Defensie en BZK

Beperken eigen vermogen agentschappen

VenJ beperkt het eigen vermogen van agentschappen tot een niveau van 2,5% van de omzet. De eenmalige beperking in 2017 geeft budgettaire ruimte om tegenvallers in met name 2017 te dekken.

Besparingsverlies eigen bijdrageregeling strafvordering

Het besparingsverlies eigen bijdrageregeling strafvordering is hier zichtbaar als een verlaging van de ontvangsten (zie ook Uitgaven – Beleidsmatige mutaties en Uitgaven – Technische mutaties).

Prognosemodel justitiele ketens

Op basis van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) doet VenJ ramingsbijstellingen voor de uitgaven en ontvangsten van verschillende organisaties in de justitiële keten. Hier gaat het om de ontvangsten voor griffierechten en administratiekosten bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) (zie ook Uitgaven – Beleidsmatige mutaties).

Ramingsbijstelling boeten & transacties

Op basis van de realisatiecijfers 2016 verlaagt het kabinet de ontvangstenraming voor Boeten en Transacties structureel met 130 mln. Mee- en tegenvallers op dit dossier komen per 2017 ten gunste of ten laste van het generale beeld. De tegenvaller over 2016 die via de negatieve eindejaarsmarge meegenomen is naar 2017, is ingepast op de begroting van VenJ.

Ramingsbijstelling afpakken crimineel vermogen

VenJ verwacht in 2017 90 mln. minder ontvangsten op afpakken van crimineel vermogen.

Diversen (Ontvangsten – Beleidsmatige mutaties)

Deze post bestaat uit twee ontvangsten: versnelling debiteurenbeheer (eenmalige doorbelasting licenties) en de structurele uitbreiding van de crossborder richtlijn.

Diversen (Ontvangsten – Technische mutaties)

Financiën boekt de ontvangsten voor in beslag genomen goederen over naar de VenJ-begroting, zodat deze voortaan door VenJ worden verantwoord.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

742,1

651,8

672

697,2

654,8

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Brp

21,3

12

9,4

9,4

1,4

 
   

Ejm h18

64,6

0

0

0

0

 
   

Ejm h7

23,7

0

0

0

0

 
   

Gdi-doorbelasting

– 15

– 15

0

0

0

 
   

Diversen

– 4,7

44,6

19,9

10,6

9,4

 
     

89,9

41,6

29,3

20

10,8

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Dienstverleningsafspraken 2017

30,1

0

0

0

0

 
   

Wet stroomlijning

0

0

– 17,1

– 44,2

0

 
   

Diversen

26,9

65,1

49,6

43,5

50,5

 
     

57

65,1

32,5

– 0,7

50,5

 

Extrapolatie

712,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

146,9

106,6

61,7

19,3

61,3

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

889

758,4

733,8

716,5

716

712,8

Totaal Internationale samenwerking

2,2

0,4

0,2

0,2

0,2

0,2

Stand Miljoenennota 2018

891,2

758,8

734

716,7

716,2

713

                 
VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

69,9

64,9

64,7

64,7

64,4

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Gdi-doorbelasting

– 15

– 15

0

0

0

 
   

Overlopende inkomsten 2016

17,4

0

0

0

0

 
   

Diversen

25

11,8

9,1

9

1

 
     

27,4

– 3,2

9,1

9

1

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Dienstverleningsafspraken 2017

30,1

0

0

0

0

 
   

Diversen

27,4

– 10,6

– 8

– 8

0

 
     

57,5

– 10,6

– 8

– 8

0

 

Extrapolatie

65,3

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

84,9

– 13,8

1,1

1

1

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

154,9

51

65,8

65,7

65,3

65,3

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

154,9

51

65,8

65,7

65,3

65,3

BRP (beleidsmatige mutaties – technische mutaties – uitgaven)

In de voorjaarsnota was rekening gehouden met de overgang van de huidige ICT-voorzieningen voor het stelsel Basisregistratie Personen naar de nieuwe ICT-voorzieningen en alle aanpassingen in het stelsel die als gevolg daarvan nodig zijn. De doorbelasting die hiervoor in de begroting was opgenomen is na het besluit tot ordentelijk stopzetten van de operatie BRP ongedaan gemaakt (is onderdeel van technische mutaties – diversen).

EJM h7/ EJM h18 (beleidsmatige mutaties – uitgaven)

Dit betreft de toevoeging van eindejaarsmarges 2016 aan de begroting. De eindejaarsmarge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt ingezet binnen de begroting. De eindejaarsmarge van Wonen en Rijksdienst wordt ontvangen op de begroting van Binnenlandse Zaken en vervolgens deels doorverdeeld naar Wonen en Rijksdienst. Dit is omdat Wonen en Rijksdienst geen eigen «nominaal en onvoorzien» artikel heeft.

GDI doorbelasting (beleidsmatige mutaties – uitgaven en niet-belasting ontvangsten)

In 2015 is onder regie van de Digicommissaris besloten tot interdepartementale versleuteling van de tekorten op de bestaande voorzieningen binnen de GDI. Onderdeel van het voorstel is een doorbelastingsopgave, waarbij o.a. uitvoeringsorganisaties betalen naar gebruik. In afwachting hiervan zijn de te realiseren ontvangsten voorlopig geboekt op de begroting van BZK. De doorbelastingsopgave 2015 voor de jaren 2017 en 2018 wordt alternatief ingevuld door departementen die de GDI-voorzieningen gebruiken.

Dienstverleningsafspraken 2017/ Overlopende inkomsten (beleidsmatige mutaties – technische mutaties, uitgaven en niet-belasting ontvangsten)

De dienstverlening tussen de baten lastenagentschappen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderling verloopt via het kerndepartement. Dit leidt jaarlijks tot meer ontvangsten en uitgaven voor het kerndepartement. Een deel van de ontvangsten van de dienstverleningsafspraken uit 2016 is begin 2017 ontvangen.

Wet Stroomlijning (technische mutaties- uitgaven)

Als gevolg van de Wet Stroomlijning invordering Belastingdienst zijn er hogere ontvangsten bij de huurtoeslag. In deze wet wordt de standaardtermijn voor betalingsregelingen teruggebracht van 2 naar 1 jaar, wat incidenteel ca. 61 mln. oplevert. Deze hogere ontvangsten in 2019 en 2020 worden meerjarig ingezet op de begroting van Wonen en Rijksdienst om de lagere ontvangsten bij de huurtoeslag op te vangen. De lagere ontvangsten zijn een gevolg van de Wet Beslagvrije voet, waarmee beter rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet bij lage inkomens.

Diversen (beleidsmatige mutaties, technische mutaties- uitgaven)

De grootste post onder diversen is een kasschuif voor de GDI-doorbelasting. De betrokken departementen hebben in 2016 hun aandeel in de doorbelastingsopgave 2015 overgeboekt naar de begroting van Binnenlandse Zaken. Deze middelen worden met een kasschuif in het juiste ritme gezet. Tevens wordt met ingang van 2018 structureel 7,5 mln. aan de begroting van de AIVD toegevoegd met als doel cyberspionage- en sabotage tegen te gaan. Het betreft hier verschillende maatregelen ter ondersteuning van detectie, onderzoek en preventie. Daarnaast valt hieronder de administratieve verwerking van de huidige belastingwetgeving voor de generale ontvangsten van de veiling van locaties voor benzinestations langs Rijkswegen.

Diversen (technische mutaties – uitgaven en niet-belasting ontvangsten)

Doc-Direkt, de interne dienstverlener op het gebied van informatiehuishouding voor de rijksoverheid, ontvangt gedurende het jaar 2017 middelen van overige departementen en derden (notariaat). Deze inkomsten zijn ter dekking van personele en materiële uitgaven. Onder diversen valt ook de prijsbijstelling tranche 2017, deze is overgemaakt naar de departementale begrotingen. Daarnaast betreffen het meerontvangsten die voortvloeien uit de doorbelasting aan gebruikers voor de berichtenvoorziening, ontvangsten vanuit het resultaat reisdocumenten een hogere bijdrage van de waterschappen voor de WOZ. Tevens valt hieronder de wijziging op de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV), deze treedt per 1 januari 2018 in werking. Vanwege een gefaseerde invoering van de kabelinterceptie worden middelen verschoven naar latere jaren.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

37.105,8

37.924,8

37.726

37.671,7

37.878,5

 

Mee- en tegenvallers

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Autonome raming studiefinanciering

– 4,7

– 23,8

– 31,5

– 28,6

– 25,7

 
   

Referentieraming 2017

117,2

157,6

134,1

131,9

127,2

 
   

Diversen

– 8,5

11

10,2

4,1

– 3,8

 
     

104

144,8

112,8

107,4

97,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Aftrek scholingsuitgaven

0

127,2

127,2

127,2

127,2

 
   

Dekking ocw brede problematiek 2018

0

223,3

0

0

0

 
   

Eindejaarsmarge 2016–2017

127,5

0

0

0

0

 
   

Invulling ramingsbijstelling 2017

150

0

0

0

0

 
   

Inzet eindejaarsmarge

– 121,3

0

0

0

0

 
   

Kasschuif wetenschap

0

0

50

0

0

 
   

Monumentenaftrek

0

25

25

25

25

 
   

Studievoorschot wetenschap

0

0

0

0

50

 
   

Taakstelling ocw-brede problematiek

0

– 223,3

– 171,2

– 165,6

– 188,3

 
   

Wijziging pvs boekingsgang

147

0

0

0

0

 
   

Diversen

– 16,7

19,2

4,6

19,6

– 8,6

 
     

286,5

171,4

35,6

6,2

5,3

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Aftrek scholingsuitgaven – jaar uitstel

0

– 218

0

0

0

 
   

Bijdrage aan szw voor transitievergoeding

0

0

– 54,8

– 11

– 11

 
   

Compensatie abp pensioenpremiestijging

198,4

198,4

198,4

198,4

198,4

 
   

Loonbijstelling tranche 2017

447,5

447,7

443,9

441,9

443,4

 
   

Monumentenaftrek – aanhouden wetsvoorstel

– 57

0

0

0

0

 
   

Monumentenaftrek – jaar uitstel

0

– 57

0

0

0

 
   

Prijsbijstelling tranche 2017

130,4

131

130,4

130,6

131,7

 
   

Diversen

12,8

– 1,1

– 0,7

– 0,4

0,5

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Referentieraming 2017 nr

52,4

40,8

34,1

25,4

11,5

 
   

Wijziging pvs boekingsgang

– 147

0

0

0

0

 
   

Diversen

– 21,1

29,5

47,5

47

37,3

 
     

616,4

571,3

798,8

831,9

811,8

 

Extrapolatie

38.996

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

1.006,9

887,3

947,2

945,6

914,9

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

38.112,7

38.812,1

38.673,2

38.617,3

38.793,4

38.996

Totaal Internationale samenwerking

57,9

57,9

57,9

57,9

57,9

57,9

Stand Miljoenennota 2018

38.170,6

38.870,0

38.731,1

38.675,1

38.851,2

39.053,9

                 
VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

1.341,6

1.415,7

1.466

1.544,6

1.611,5

 

Mee- en tegenvallers

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Autonome raming studiefinanciering – rente

– 16,2

– 21,2

– 31,6

– 35,3

– 33,2

 
   

Diversen

– 16

– 22,6

– 22,8

– 23,6

– 24,3

 
     

– 32,2

– 43,8

– 54,4

– 58,9

– 57,5

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

15,1

0

0

0

0

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Diversen

13,4

8,7

3

1,8

0,2

 
     

28,5

8,7

3

1,8

0,2

 

Extrapolatie

1.633,2

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 3,7

– 35,1

– 51,4

– 57,1

– 57,3

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

1.337,9

1.380,6

1.414,6

1.487,6

1.554,2

1.633,2

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

1.337,9

1.380,6

1.414,6

1.487,6

1.554,2

1.633,2

Autonome raming studiefinanciering

De raming van de uitgaven aan de studiefinanciering is geactualiseerd en is per saldo naar beneden bijgesteld. De aanpassing van de raming gebeurt jaarlijks op basis van de meest recente gegevens en cijfers die de studiefinanciering betreffen. Onder deze reeks vallen diverse posten, zoals de omzettingen van de basisbeurs, de aanvullende beurs en de ov-studentenkaart in een gift. Deze beurzen en de ov-studentenkaart hebben het karakter van een lening die bij tijdig afstuderen wordt omgezet in een gift.

Referentieraming 2017

De referentieraming is de jaarlijkse raming van het verloop van leerlingen- en studentenaantallen. Uit de referentieraming 2017 blijkt dat het verwachte aantal leerlingen en studenten hoger uitvalt dan de in de OCW-begroting 2017 verwerkte aantallen. Hierachter gaan verschillende bewegingen schuil, zoals een stijging van het aantal mbo-studenten in de beroepsbegeleidende leerweg en een toename van het aantal studenten in het wetenschappelijk onderwijs (o.a. door toenemende aantallen studenten uit landen die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte).

Diversen (mee- en tegenvallers)

Deze diversenpost bestaat volledig uit de raming van de aanvullende bekostiging van asielzoekerskinderen in het primair en voortgezet onderwijs. De raming is aangepast naar aanleiding van de verwachte instroom van asielzoekers en de samenstelling van deze groep.

Aftrek scholingsuitgaven en Monumentenaftrek

De korting die gepaard ging met de omvorming van de fiscale aftrek scholingsuitgaven en de aftrek van de uitgaven voor monumentenpanden (monumentenaftrek) wordt teruggedraaid. Het voornemen om de fiscale regelingen om te vormen naar uitgavenregelingen op de OCW-begroting blijft, maar met het gehele budget van de fiscale regelingen. De reeks betreft de toevoeging van de eerder gekorte middelen aan de OCW-begroting.

Taakstelling OCW-brede problematiek & Dekking OCW-brede problematiek 2018

In 2018 en verder is er diverse problematiek op de OCW-begroting, voornamelijk als gevolg van hogere leerling- en studentenaantallen dan geraamd. Deze tegenvaller is geparkeerd als taakstelling op het artikel Nominaal en onvoorzien. In het jaar 2018 is de problematiek generaal gecompenseerd. De beslissing over de invulling van de structureel openstaande reeks wordt overgelaten aan het volgende kabinet. Hiertoe is besloten na overleg met de formerende partijen.

Eindejaarsmarge 2016–2017

Dit betreft de toevoeging van de eindejaarsmarge 2016 aan de begroting van OCW.

Invulling ramingsbijstelling 2017

De betreffende ramingsbijstelling stond nog taakstellend op het artikel Nominaal en onvoorzien, en diende om de begroting van OCW sluitend te maken en om een bijdrage te leveren aan eerdere ruilvoetproblematiek. OCW voorziet in 2017 de ramingsbijstelling van invulling, onder meer door de inzet van de eindejaarsmarge.

Inzet eindejaarsmarge

Dit deel van de eindejaarsmarge wordt ingezet om de ramingsbijstelling in 2017 gedeeltelijk in te vullen.

Kasschuif wetenschap

De middelen voor een intensivering in wetenschap staan op de Aanvullende Post in het jaar 2022 en worden bij de begroting 2018 toegevoegd aan de OCW-begroting. Via een kasschuif naar 2019 worden deze middelen naar het juiste jaar gebracht, conform het Regeerakkoord Rutte II.

Studievoorschot wetenschap

Dit betreft het structureel maken van de intensivering in wetenschap per 2021. Tot en met 2020 komen de middelen van de Aanvullende Post (zie Kasschuif wetenschap).

Wijziging PVS boekingsgang (beleidsmatige en technische mutaties)

Het opleveren van het nieuwe ICT-systeem van DUO (Programma Vernieuwing Studiefinanciering) leidt tot een correctie van de boekingen voor de reisvoorziening en diploma-omzetting. Een ov-studentenkaart wordt vanaf nu bijvoorbeeld niet meer als lening gezien als de student deze niet heeft geactiveerd. De schuldenopbouw van studenten kan zo transparanter en inzichtelijker worden gemaakt. De correctie leidt tot een eenmalige mutatie van 147 mln. in 2017, omdat vorderingen verschuiven van niet-kaderrelevant naar kaderrelevant.

Diversen (beleidsmatige mutaties)

Onder deze post vallen onder andere een aantal kasschuiven, zoals een kasschuif binnen het budget van het Regionaal Investeringsfonds (mbo) om het beter te laten aansluiten bij het verwachte betalingsritme. Ook is een kasschuif noodzakelijk door een vertraging bij bouwprojecten in Caribisch Nederland. Verder zorgen wisselkoersveranderingen voor hogere kosten in Caribisch Nederland en in Zwitserland (voor CERN). Daarnaast wordt een tekort op de wettelijk verplichte prijsbijstelling op het mediabudget, opgelopen in 2015 en 2016, nu structureel gedekt. Tekorten konden ontstaan omdat de vaststelling van de wettelijke prijsbijstelling van het mediabudget op een ander moment gebeurde dan de vaststelling van de prijsbijstelling van de OCW-begroting. Verder vallen er per 2021 middelen vrij (13,9 mln.) op het artikel Nominaal en onvoorzien, welke worden ingezet voor OCW brede problematiek. Tenslotte is er een besparingswinst van 20,2 mln. in het mbo. Deze besparingswinst is het resultaat van de afwikkeling van de kenniscentra en de samenvoeging hiervan tot de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. Deze middelen worden ingezet als gedeeltelijke invulling van de openstaande ramingsbijstelling in 2017.

Aftrek scholingsuitgaven en monumentenaftrek – jaar uitstel

De voorgenomen omvorming van de scholings- en monumentenaftrek naar uitgavenregelingen op de OCW-begroting is met een jaar uitgesteld, van 2018 naar 2019. De beschikbare middelen voor deze uitgavenregelingen op de OCW-begroting worden weer van de begroting afgeboekt.

Bijdrage aan SZW voor transitievergoeding

OCW boekt per 2019 (in 2019 met terugwerkende kracht voor de periode 2015–2019) een structureel bedrag over naar SZW voor de uitbetaling van de transitievergoeding aan werknemers in het bijzonder onderwijs. Deze vergoeding krijgen ontslagen werknemers door het UWV uitbetaald.

Compensatie ABP pensioenpremiestijging

Per 1 januari 2017 heeft het ABP de pensioenpremie verhoogd. Ter compensatie van de pensioenpremiestijging wordt 342 mln. aan de loonruimte 2017 toegevoegd. OCW ontvangt hiervan 198,4 mln. Deze middelen worden vanuit de Aanvullende Post overgemaakt naar de departementale begrotingen.

Loonbijstelling tranche 2017

De loonbijstelling tranche 2017 is overgemaakt naar de departementale begrotingen. Deze tranche bestaat uit een vergoeding voor de contractloonontwikkeling en de ontwikkeling in sociale werkgeverslasten.

Monumentenaftrek – aanhouden wetsvoorstel

In de begroting 2017 stond het plan om de fiscale monumentenaftrek om te vormen naar een meer gerichte uitgavenregeling op de OCW-begroting per 1 januari 2017. Het totale budgettaire beslag van deze fiscale aftrek is 57 mln. Het wetsvoorstel is aangehouden, waardoor omvorming per 2017 niet meer mogelijk was en de fiscale aftrek is blijven bestaan. Het reeds toegevoegde budget aan de OCW-begroting wordt met deze mutatie weer afgeboekt. De omvorming staat momenteel gepland voor 1 januari 2019.

Prijsbijstelling tranche 2017

De prijsbijstelling tranche 2017 is overgemaakt naar de departementale begrotingen.

Diversen (technische, kaderrelevante mutaties)

Onder deze diversenpost valt onder andere het amendement (Kamerstukken 2016–2017 34 550, nr. 55) dat het besparingsverlies van 25 mln. opvangt, dat in 2017 optreedt door het aanhouden van de omvorming van de monumentenaftrek, opvangt. Daarnaast vallen onder deze post de desalderingen en overboekingen met andere departementen. Voorbeelden hiervan zijn een overboeking met WenR, die het surplus van het Rijksvastgoedbedrijf teruggeeft aan de opdrachtgevende departementen (OCW ontvangt hiervan 7,3 mln.) en een overboeking van 4 mln. naar het provinciefonds voor de restauratie van een rijksmonument, namelijk de Domtoren in Utrecht.

Referentieraming 2017 NR

De referentieraming 2017 werkt ook door op de niet-kaderrelevante (NR) budgetten onder het artikel Studiefinanciering. Door de hogere raming van de aantallen studenten in het wetenschappelijk onderwijs t.o.v. de referentieraming van 2016, wordt de raming van studieleningen naar boven bijgesteld.

Diversen (technische, niet-kaderrelevante mutaties)

Onder deze post valt de bijstelling van de raming van de niet-kaderrelevante uitgaven aan de studiefinanciering. Op basis van realisatiecijfers is de raming van het collegegeldkrediet naar boven bijgesteld. Ook betreft deze post de toevoeging van de prijsbijstelling tranche 2017 op de niet-kaderrelevante uitgaven op de OCW-begroting.

Autonome raming studiefinanciering – rente

De meerjarige raming van de te ontvangen rente op de uitstaande studieleningen laat een tegenvaller zien. Dit komt door de lager dan verwachte rentestand.

Diversen (mee- en tegenvallers niet-belastingontvangsten)

Op basis van realisatiecijfers is de raming van terugvorderingen van studiefinanciering iets naar beneden bijgesteld. Ook werkt de referentieraming 2017 door aan de ontvangstenkant: de raming van de lesgelden is naar beneden bijgesteld. Dit komt door een verschuiving van mbo-studenten van de beroepsopleidende leerweg naar de beroepsbegeleidende leerweg. In de laatste leerweg betalen studenten minder lesgeld.

Diversen (technische, niet-kaderrelevante mutaties niet-belastingontvangsten)

DUO maakt het gemakkelijker voor ex-studenten om hun studielening terug te betalen. Dit was te zien in de laatste realisatiecijfers en op basis hiervan wordt ook de raming van de terugbetalingen naar boven bijgesteld.

Nationale Schuld (Transactiebasis)

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS): UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

8.452,7

7.764,3

7.110,8

6.712,5

6.858,6

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

– 1,9

0,3

0,3

0,3

0,3

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Rente vaste schuld

– 33

153

326

384

– 64

 
   

Rente vlottende schuld

1,3

0

0

49

171

 
   

Rentelasten

0

0

13,3

119,8

236,8

 
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

– 33,6

153,3

339,6

553,1

344,1

 

Extrapolatie

9.434,9

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 33,6

153,3

339,6

553,1

344,1

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

8.419,1

7.917,6

7.450,4

7.265,6

7.202,6

9.434,9

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

8.419,1

7.917,6

7.450,4

7.265,6

7.202,6

9.434,9

                 
IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS): NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

8.413,5

11.403,2

9.391,1

8.285,4

6.353

 

Technische mutaties

           
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Aflossingen op leningen

426,7

– 54

– 57,7

– 63,9

– 89,1

 
   

Mutatie in rekening-courant en deposito

581,9

1.524,7

786,8

– 2.045,4

– 2.643,8

 
   

Rente derivaten

– 266

– 293

– 252

– 286

– 406

 
   

Rente vlottende schuld

– 90

– 148

– 184

– 212,5

– 119,5

 
   

Voortijdige beëindiging derivaten

1.317

0

0

0

0

 
   

Diversen

8,9

– 4,7

– 35,9

– 25

12,7

 
     

1.978,5

1.025

257,2

– 2.632,8

– 3.245,7

 

Extrapolatie

2.573,9

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

1.978,5

1.025

257,2

– 2.632,7

– 3.245,7

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

10.392

12.428,2

9.648,4

5.652,7

3.107,3

2.573,9

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

10.392

12.428,2

9.648,4

5.652,7

3.107,3

2.573,9

Diversen (beleidsmatige en technische mutaties – uitgaven en ontvangsten)

Dit betreffen restposten van onder andere rentelasten van RWT’s (Rechtspersonen met een wettelijke taak) en decentrale overheden.

Rente vaste schuld (uitgaven)

De raming van de rentelasten vaste schuld is in de jaren 2018 tot en met 2020 opwaarts bijgesteld als gevolg van hoger geraamde rentestanden door het CPB (MEV). In 2017 en 2021 dalen de rentelasten omdat de effecten van de daadwerkelijke realisaties en het verbeterde kassaldo een sterker effect hebben dan de hoger geraamde rentestanden.

Rente vlottende schuld (uitgaven)

De raming van de rentelasten vlottende schuld is opwaarts bijgesteld, voornamelijk als gevolg van hoger geraamde rentestanden van het CPB (MEV).

Rentelasten (uitgaven)

Vanaf 2019 is de raming opwaarts bijgesteld, voornamelijk als gevolg van hoger geraamde rentestanden van het CPB.

Aflossingen op leningen

De raming van de aflossingen van leningen van RWT’s en agentschappen is voor 2017 hoger dan eerder geraamd vanwege vervroegde aflossingen. De vervroegde aflossingen hebben een neerwaarts effect op de raming in latere jaren.

Mutatie in rekening-courant en deposito

De wijziging in de geraamde mutatie van het saldo op de rekening-couranten en deposito’s van de deelnemers aan schatkistbankieren is het gevolg van het actualiseren van de geraamde uitgaven en inkomsten van de sociale fondsen.

Rente derivaten

De rentebaten op de derivaten bestaan (nagenoeg volledig) uit baten op afgesloten renteswaps. De mutaties op deze rentebaten zijn het gevolg van de hoger geraamde rentestanden van het CPB (MEV) en van de voortijdige beëindiging van een deel van de renteswaps.

Rente vlottende schuld (ontvangsten)

Er worden minder ontvangsten geraamd op de vlottende schuld als gevolg van twee effecten. Door de verbeteringen in het kassaldo hoeft er minder geleend te worden op de geldmarkt. Door de negatieve rentes zorgt dit voor minder inkomsten, met name in de jaren 2017 tot en met 2019. Daarnaast zorgen de hoger geraamde rentestanden van het CPB (MEV) voor minder negatieve rentestanden waardoor de inkomsten naar verwachting zullen dalen in de jaren 2018 tot en met 2021.

Voortijdig beëindigen derivaten

Er is sprake geweest van het voortijdig beëindiging van een aantal rentederivaten. Bij het beëindigen van een rentederivaat wordt de actuele marktwaarde van het derivaat verrekend tussen beide partijen. De beëindigde rentederivaten hebben per saldo een voor de staat positieve marktwaarde, waardoor er sprake is van eenmalige ontvangsten. Daar staat tegenover dat op een beëindigd rentederivaat meerjarig geen rente meer wordt ontvangen.

Financiën

IXB FINANCIEN: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

6.544,6

6.554,9

6.397,1

6.002,8

5.960,1

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Bijstelling bcf

71,6

86,3

86,8

86,9

86,9

 
   

Gdi

0

35,1

0

0

0

 
   

Inzet eindejaarsmarge

35

0

0

0

0

 
   

Kasschuif middelen switch

0

28,2

24,8

42,5

– 65

 
   

Schade-uitkering ekv

– 17,4

– 12,2

– 4,3

– 4,3

– 4,3

 
   

Diversen

16

26,3

12,8

– 1,4

– 5,1

 
     

105,2

163,7

120,1

123,7

12,5

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Investeringsagenda

81,7

47,8

12,7

12,7

7,5

 
   

Loonbijstelling apparaat

38,4

36,5

35

34,3

34,1

 
   

Terugbetaling voorschot vertrekregeling

0

– 40

– 40

– 21,5

– 4,8

 
   

Diversen

27,6

8,1

8,4

7,6

7,1

 
   

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Deelname aiib

– 37,9

– 32,9

– 32,9

0

0

 
   

Winsten smp griekenland

– 51

62,3

0

– 0,3

– 0,4

 
   

Diversen

– 9,5

0

0

0

0

 
     

49,3

81,8

– 16,8

32,8

43,5

 

Extrapolatie

6.052,7

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

154,5

245,3

103,3

156,5

56

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

6.699,2

6.800,2

6.500,5

6.159,3

6.016,2

6.052,7

Totaal Internationale samenwerking

46,2

317,3

316,5

258,6

210,9

269,1

Stand Miljoenennota 2018

6.745,3

7.117,5

6.817,0

6.417,8

6.227,1

6.321,8

                 
IXB FINANCIEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

2.525

2.490,7

2.487,1

2.436,8

2.542,9

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Boetes en schikkingen

– 45

– 45

– 45

– 45

– 45

 
   

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

– 65

– 110

– 150

– 50

– 50

 
   

Winstafdracht dnb

– 28

– 40

– 12

0

– 220

 
   

Diversen

10,7

11,5

0,3

0,3

0,3

 
     

– 127,3

– 183,5

– 206,7

– 94,7

– 314,7

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

– 22,4

– 23,6

– 23,6

– 23,9

– 23,9

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Dividend financiele instellingen

– 66,9

– 110,6

– 110,6

– 110,6

– 110,6

 
   

Ontvangst vordering srh

161

0

0

0

0

 
   

Verkoop aandelen 2e tranche asr

451,9

0

0

0

0

 
   

Verkoop aandelen 3e tranche abn amro

1.478,8

0

0

0

0

 
   

Verkoop aandelen 3e tranche asr

514,9

0

0

0

0

 
   

Verkoop aandelen 4e tranche asr

725

0

0

0

0

 
   

Diversen

3,2

– 11,8

2,1

10,7

– 14,1

 
     

3.245,5

– 146

– 132,1

– 123,8

– 148,6

 

Extrapolatie

2.078,2

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

3.118,1

– 329,5

– 338,9

– 218,5

– 463,3

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

5.643

2.161,2

2.148,2

2.218,3

2.079,6

2.078,2

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

5.643

2.161,2

2.148,2

2.218,3

2.079,6

2.078,2

Bijstelling bcf

De raming van het Btw-compensatiefonds is naar boven bijgesteld omdat de realisatie van het Btw-compensatiefonds hoger blijkt dan eerder geraamd.

GDI

Vanaf 2018 worden de uitgaven voor Gemeenschappelijke Digitale Infrastructuur (GDI) doorbelast naar de afnemers. GDI bevat de drie diensten Digipoort, DigiD en MijnOverheid/Berichtenbox. Voor de Belastingdienst als de grootste afnemer van deze diensten gaat het om een kostenpost van 35 mln.

Inzet eindejaarsmarge

Dit betreft de inzet van de eindejaarsmarge van Financiën.

Kasschuif middelen Switch

Door de vertrekregeling zijn de Switchmiddelen eerder benodigd dan begroot. Naast een aangepast kasritme worden de middelen op een andere wijze ingezet dan ten tijde van het opstellen van de Investeringsagenda was beoogd (zie Kamerstuk 31 066, nr. 323: tabel inzicht opbouw financiële gevolgen). Zoals reeds gemeld aan de Kamer (2016–2017, nr. 34 620 IX) is de cumulatieve overschrijding van circa 70 mln. binnen de begroting van de Belastingdienst gedekt.

Schade-uitkering EKV

Dit betreft een bijstelling van schade-uitkeringen op de exportkredietverzekeringen.

Investeringsagenda

Vanuit de Aanvullende Post zijn middelen vrijgegeven voor verschillende ICT-projecten en het aannemen van nieuw personeel in het kader van de Investeringsagenda van de Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 236).

Loonbijstelling apparaat

De loonbijstelling tranche 2017 is overgemaakt naar de departementale begrotingen. Deze tranche bestaat uit een vergoeding voor de contractloonontwikkeling en de ontwikkeling in sociale werkgeverslasten.

Onvoorzien apparaat

Vanuit de Aanvullende Post is 122 mln. voorgefinancierd om de vertrekregeling in 2016 te kunnen bekostigen (zie ook Kamerstukken 2016–2017 31 066 nr. 307 bijlage bij feitenrelaas document 37). Met deze mutatie wordt dit voorschot in een geactualiseerd kasritme weer terugbetaald aan de Aanvullende Post.

Deelname AIIB (Asian Infrastructure Investment Bank)

Als gevolg van een besluit van de OESO-DAC is het mogelijk om 83% van de kapitaalinleg te rapporteren als ODA. Mede gelet hierop en gezien het internationale karakter van de kapitaalstorting aan de AIIB worden de middelen per 2017 toegevoegd aan de HGIS.

Winsten SMP Griekenland

Op 24 mei 2016 is de Eurogroep een pakket schuldmaatregelen overeengekomen. Onderdeel van het tweede leningenprogramma voor Griekenland is dat de inkomsten van de nationale centrale banken uit de Griekse staatsobligaties (Securities Markets Programme, afgekort SMP en de Agreement on Net Financial Assets, afgekort ANFA), die niet zijn meegenomen in de obligatieomruil van februari 2012, werden doorgegeven aan Griekenland. De uitkering van SMP- en ANFA-winsten die in de eerdere begroting nog gepland stond voor 2017 zal pas in 2018 plaatsvinden.

Diversen (uitgaven, rijksbegroting enge zin en niet tot een ijlijn behorend)

Dit betreft een som van mutaties van o.a. ABP-pensioenpremiestijging en een teruggave van het Rijksvastgoedbedrijf. De mutaties die buiten het kader vallen zijn de wisselkoersbijstellingen op het Nederlands aandeel in de Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB).

Boetes en schikkingen (ontvangsten, rijksbegroting enge zin)

Het Hof heeft geoordeeld dat er een wanverhouding bestaat tussen de verzuimboete en de niet tijdig betaalde motorrijtuigenbelasting (MRB). Dit leidt tot lagere boeteontvangsten op de begroting van de Belastingdienst (60 mln.). Voor een deel wordt de tegenvaller gedekt met een meevaller binnen het boetedossier (15 mln.).

Dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

De raming van de staatsdeelnemingen is per saldo naar beneden bijgesteld op basis van de laatste inzichten over de winstprognoses. Tegenvallers doen zich onder meer voor bij de Gasunie. De definitieve raming kan afwijken van de hier gepresenteerde reeks.

Winstafdracht DNB

DNB treft een voorziening voor de risico’s van kwantitatieve verruiming. De lagere winstafdracht van De Nederlandse Bank (DNB) wordt veroorzaakt door gedaalde marktrentes en de afloop van opkoopprogramma’s. Dit betekent dat onder het huidige beleid de gehele winst aan de voorziening wordt toegevoegd en er nagenoeg geen winstafdrachten aan de Nederlandse Staat plaatsvinden.

Diversen (ontvangsten, rijksbegroting enge zin en niet tot een ijklijn behorend)

De betreft een som van mutaties van o.a. apparaatontvangsten en ramingbijstellingen op de exportkredietverzekering.

Dividend financiële deelnemingen

Wegens de afbouw van het belang in ASR en ABN AMRO is de raming van de dividendontvangsten financiële deelnemingen bijgesteld. Daarnaast is de raming van het lopende jaar verlaagd vanwege een lagere realisatie van dividendontvangsten dan eerder geraamd.

Ontvangst vordering SRH (SNS Reaal Holding)

In mei 2017 is SRH van NLFI overgedragen aan de staat. Bij deze transactie wordt circa 161 mln. aan eigen vermogen van SRH overgemaakt aan de staat en omgezet in een vordering.

Verkoop aandelen 3e tranche aandelen ABN AMRO

De verkoop van aandelen ABN AMRO op 28 juni 2017 heeft circa 1,5 mld. opgeleverd (Kamerstuk 33 532 nr. 75).

Verkoop aandelen 2e tranche ASR

Op 17 januari heeft de staat 20,4 miljoen aandelen in ASR verkocht tegen een prijs van 22,15 euro per aandeel. Dit resulteert in een totale opbrengst van deze transactie van 452 mln. euro (Kamerstuk 33 532, nr. 66).

Verkoop aandelen 3e tranche ASR

Op 7 april heeft de staat een verkoopopbrengst van 515 mln. ontvangen voor de plaatsing van 20 miljoen aandelen, wat overeenkomt met circa 13,3% van het geplaatste en uitstaande aandelenkapitaal (Kamerstuk 33 532, nr. 70).

Verkoop aandelen 4e tranche ASR

Op 13 juni heeft de staat voor plaatsing van aandelen 725 mln. ontvangen (Kamerstuk 31 789 nr. 89).

Defensie

X DEFENSIE: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

8.347

8.470,5

8.550,4

8.527,1

8.387,3

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Biv trekkingsrechten defensie

56,4

0

0

0

0

 
   

Brigade speciale beveiligingsopdrachten

20,8

0

0

0

0

 
   

Eindejaarsmarge 2016

166,2

0

0

0

0

 
   

Kasschuif investeringen

– 125

125

0

0

0

 
   

Diversen

– 13,6

18,4

10,4

0,1

2

 
     

104,8

143,4

10,4

0,1

2

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Compensatie abp pensioenpremiestijging

32,9

32,9

32,9

32,9

32,9

 
   

Doorwerking ontvangsten

38,1

20,8

4,5

0

4,5

 
   

Intensivering grensbewaking kmar

17,5

22,2

43,4

43,4

43,4

 
   

Loonbijstelling

71,7

71,3

70,3

70,7

70,9

 
   

Prijsbijstelling

49,5

51,4

53,2

53,1

51,3

 
   

Diversen

15,9

36,8

35,2

36

35,3

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Diversen

3

2,8

2,5

2,4

2,4

 
     

228,6

238,2

242

238,5

240,7

 

Extrapolatie

8.541,7

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

333,5

381,7

252,5

238,5

242,7

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

8.680,5

8.852,1

8.802,9

8.765,7

8.630

8.541,7

Totaal Internationale samenwerking

275,6

351,8

330

329,9

329,9

329,9

Stand Miljoenennota 2018

8.956

9.204

9.132,9

9.095,6

8.959,9

8.871,6

                 
X DEFENSIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

366,7

372,8

299,4

261

262

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Bijstellen ontvangsten

32,7

20,6

4,3

– 0,2

4,5

 
   

Diversen

5,5

0,2

0,2

0,2

0

 
     

38,2

20,8

4,5

0

4,5

 

Extrapolatie

268,7

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

38,2

20,8

4,5

0

4,5

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

404,9

393,6

303,9

261

266,5

268,7

Totaal Internationale samenwerking

16,7

26,7

6,7

6,7

6,7

6,7

Stand Miljoenennota 2018

421,6

420,3

310,6

267,7

273,2

275,4

BIV trekkingsrechten Defensie

Dit is de overheveling van middelen uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de begroting van Defensie. Defensie bekostigt met de trekkingsrechten activiteiten die samenhangen met de missies. Het totale trekkingsrecht van Defensie bedraagt 59,5 mln. (zie ook de Verticale Toelichting van Homogene Groep Internationale Samenwerking). Van de 59,5 mln. blijft 3,1 mln. binnen de HGIS (voor attachés en voor Vessel Protection Detachments). De overige 56,4 mln. wordt ingezet binnen diverse onderdelen van de Defensiebegroting voor bijvoorbeeld de nazorg van uitgezonden militairen.

Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten

Defensie verzorgt op verzoek van Buitenlandse Zaken de beveiliging van diplomaten en ambassades in gebieden waar dat noodzakelijk is. Dit wordt bekostigd uit de trekkingsrechten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (zie ook de Verticale Toelichting van Homogene Groep Internationale Samenwerking).

Eindejaarsmarge 2016

Dit is de toevoeging van de eindejaarsmarge 2016 aan de begroting van Defensie.

Kasschuif investeringen

In het Defensie Investeringsplan (DIP) staat budget gereserveerd voor infrastructuur en IT-projecten. Beide budgetten voor 2017 waren te groot in vergelijking met de behoeftes. Er worden met deze schuif geen materieelprojecten verschoven.

Diversen – beleidsmatige mutaties uitgaven

Het kabinet heeft budget vrijgemaakt voor de MIVD om van start te kunnen gaan met de uitvoering van de Geïntegreerde Aanwijzing Inlichtingen & Veiligheid. Met deze maatregel is de MIVD in staat om (de voorbereiding van) inzet en missies beter te ondersteunen. Het gaat om 2 mln. in 2017 en 7,5 mln. in zowel 2018 als 2019. Daarnaast stelt het Ministerie van Buitenlandse Zaken budget beschikbaar voor aanvullende ondersteuning van de stoel van Nederland in de VN Veiligheidsraad in 2018. Bovendien bevat deze reeks twee kasschuiven. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) en het Ministerie van Defensie hebben in 2017 gezamenlijk 17 mln. vrijgemaakt voor de grensbewakingstaak van de Koninklijke Marechaussee (KMar). Deze kasschuif zorgt ervoor dat de middelen evenredig verspreid worden over 2017 en 2018. Met deze middelen zijn extra werknemers aangetrokken, waardoor 135 VTE tot en met 2018 kunnen worden opgeleid en ingezet voor de KMar. Inmiddels heeft het kabinet vanaf 2019 43,4 miljoen structureel toegevoegd aan de begroting van Defensie om deze verhoging van de capaciteit voor grensbewaking voort te zetten en uit te breiden (zie ook Intensivering grensbewaking kmar). Ook het aan Defensie toegekende budget voor de uitvoering van de nieuwe Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (WIV) wordt door een kasschuif gefaseerd naar de juiste jaren in verband met de gefaseerde invoering van de kabelinterceptie.

Compensatie ABP pensioenpremiestijging

Per 1 januari 2017 heeft het ABP de pensioenpremie verhoogd. Ter compensatie van de pensioenpremiestijging wordt 342 mln. aan de loonruimte 2017 toegevoegd. Deze middelen worden vanuit de Aanvullende Post overgemaakt naar de departementale begrotingen.

Doorwerking ontvangsten

Dit is de doorwerking van de ontvangsten binnen de Defensiebegroting op de uitgaven. Zie voor de toelichting de beschrijving bij de ontvangsten hieronder.

Intensivering grensbewaking kmar

Dit betreft ondermeer een overboeking van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) van 10 mln. om de capaciteit van de Koninklijke Marechaussee (KMar) op Schiphol uit te breiden. Daarnaast heeft het kabinet ook extra budget gereserveerd voor de Grensbewakingstaak van de KMar (zie Verticale Toelichting Hoofdstuk VI VenJ). VenJ heeft deze middelen overgeheveld naar de begroting van Defensie. Hiermee kan het Ministerie van Defensie de verhoging van de capaciteit voor grensbewaking voortzetten en uitbreiden.

Loonbijstelling

De loonbijstelling tranche 2017 wordt overgemaakt naar de departementale begrotingen. Deze tranche bestaat uit een vergoeding voor de contractloonontwikkeling en de ontwikkeling in sociale werkgeverslasten.

Prijsbijstelling

De prijsbijstelling tranche 2017 wordt overgemaakt naar de departementale begrotingen.

Diversen – technische mutaties uitgaven

Dit is een saldo van verschillende mutaties, waaronder 8 mln. structureel overgeboekt van de begroting van VWS naar Defensie voor het opvangen van het AOW-gat als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd. Dit is via een amendement op de Ontwerpbegroting 2017 verwerkt (Kamerstuk 34 550 X, nr. 27). Ook heeft het kabinet middelen vrijgemaakt voor cybersecurity. Van dit bedrag investeert de MIVD € 8 miljoen in de aanpak van cyberspionage en -sabotage. Bovendien zijn de middelen naar Defensie overgeheveld voor de uitvoering van de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV). Als laatste hevelt Defensie 6,3 mln. over naar Veiligheid en Justitie voor de exploitatiekosten van c2000 (het communicatiesysteem voor ambulancediensten, brandweer, KMar en politie).

Diversen – Niet tot de ijklijn behorend uitgaven

Dit is de som van de compensatie voor de stijging van de ABP-pensioenpremie en de loonbijstelling voor een loongevoelig niet-kaderrelevant begrotingsartikel.

Bijstellen Ontvangsten

Dit is het saldo van het bijstellen van diverse ontvangstenposten op de Defensiebegroting. Ten eerste zijn ontvangsten met betrekking tot Eigen Huishouding naar beneden bijgesteld. Werknemers die een vergoeding ontvangen voor Eigen Huishouding hoeven geen vergoeding meer te betalen voor het slapen op de kazerne. Daarnaast zijn de verkoopopbrengsten van vastgoed van Defensie hoger dan verwacht door de aantrekkende vastgoedmarkt. Ook vindt een gedeelte van de verkoop van civiele dienstpersonenauto’s in 2017 plaats in plaats van 2016.

Diversen – technische mutaties niet-belastingontvangsten

Dit is voornamelijk de winstafdracht van de agentschappen van Defensie (Paresto en Defensie Telematica Organisatie (DTO)).

Infrastructuur en Milieu

XII INFRASTRUCTUUR EN MILIEU: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

7.971,4

8.320,4

8.429

8.571,6

8.776,9

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Eindejaarsmarge 2016

17,8

0

0

0

0

 
   

Kasschuif deltafonds

– 50

0

50

0

0

 
   

Kasschuif infrastructuurfonds

– 250

60

190

0

0

 
   

Regeringsvliegtuig

90

0

0

0

0

 
   

Thermphos

27,7

0

0

0

0

 
   

Diversen

0,1

5,1

0,1

0,1

– 5

 
     

– 164,4

65,1

240,1

0,1

– 5

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Beter benutten

– 46,9

0

0

0

0

 
   

Dbfm projecten

– 270,7

– 73,8

– 62,1

60,9

34,6

 
   

Loon- en prijsbijstelling 2017

110,6

116,1

115,8

117,6

118,9

 
   

Regiospecifiek pakket zuiderzeelijn

– 146,9

0

0

0

0

 
   

Diversen

– 16,2

– 18,1

– 7,9

5,3

– 0,4

 
     

– 370,1

24,2

45,8

183,8

153,1

 

Extrapolatie

1.943,5

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 534,4

89,3

286

183,9

148

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

7.437

8.409,8

8.715

8.755,5

8.925

1.943,5

Totaal Internationale samenwerking

24,1

20,9

20,9

20,9

21,7

18,9

Stand Miljoenennota 2018

7.461,1

8.430,7

8.735,9

8.776,4

8.946,7

1.962,4

                 
XII INFRASTRUCTUUR EN MILIEU: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

244,3

240,7

240,7

240,7

240,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

25

6,8

1,9

1,4

1,3

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

25

6,8

1,9

1,4

1,3

 

Extrapolatie

242,1

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

25

6,8

1,9

1,4

1,3

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

269,3

247,5

242,6

242,1

242

242,1

Totaal Internationale samenwerking

6,4

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

275,7

247,5

242,6

242,1

242

242,1

Eindejaarsmarge 2016

De eindejaarsmarge van 2016 wordt toegevoegd aan de begroting van IenM.

Kasschuif Deltafonds

Er vindt een kasschuif plaats op het Deltafonds van 2017 naar 2019. De middelen zijn later nodig vanwege autonome vertraging in de programmering. Dit heeft voornamelijk te maken met vertraging van het project Markermeerdijk met een jaar omdat verdere consultatie met de regio nodig is.

Kasschuif Infrastructuurfonds

Er vindt een kasschuif op het Infrastructuurfonds plaats van 2017 naar de jaren 2018 en 2019. De kasschuif wordt verwerkt op het artikel Spoorwegen omdat met name op de modaliteit Spoor diverse autonome vertragingen van de programmering optreden.

Regeringsvliegtuig

Voor de vervanging van het regeringsvliegtuig is op de IenM-begroting een reservering van in totaal 90 mln. getroffen. Hiervan komt 40 mln. uit de niet-bestede reservering voor het regeringsvliegtuig uit 2016, zoals gemeld bij Najaarsnota 2016 (TK 34 620 nr. 1). Het koopcontract voor de levering van het nieuwe regeringsvliegtuig is getekend en het oude regeringsvliegtuig is verkocht.

Thermphos

Het Rijk reserveert 27,7 miljoen euro voor de complexe sanering van het Zeeuwse industrieterrein Thermphos in Zeeland, naar aanleiding van het advies van de Commissie onderzoek sanering Thermphos (TK 29 826 nr. 90). Een bijdrage is voorwaardelijk aan het bereiken van een totaalakkoord met de provincie Zeeland en het havenbedrijf, waarbij zij eenzelfde financiële bijdrage leveren. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu treedt op als beleidsverantwoordelijk departement namens het Rijk, waarbij de onafhankelijkheid van de toezichthouder wordt geborgd.

Diversen – beleidsmatige mutaties

Dit betreft vooral een kasschuif van 5 mln. uit 2021 naar 2018 voor het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) waarmee de budgettaire reeks in overeenstemming wordt gebracht met de actuele raming van de contributiebetaling aan EUMETSAT (de Europese organisatie voor de ontwikkeling en het beheer van weersatellieten).

Beter Benutten

Diverse gemeenten en provincies ontvangen een bijdrage van IenM voor projecten binnen het programma Beter Benutten, waaronder decentrale spoorprojecten. De middelen zijn afkomstig van het Infrastructuurfonds en worden conform systematiek via de begroting van IenM overgeboekt naar het Gemeentefonds, Provinciefonds en BTW compensatiefonds.

DBFM

Kenmerk van DBFM-contract is een langjarig en vlak betalingsritme. Bij de afronding van de aanbesteding van een DBFM-contract is het exacte betalingsritme bekend. Het kasritme op het Infrastructuurfonds wordt in die gevallen aangepast aan het betaalritme van het DBFM-contract. Met deze mutaties worden de projectbudgetten voor de DBFM-projecten A1/A27 Utrecht Noord-Eemnes-Bunschoten, N18 Varsseveld-Enschede en de A6 Schiphol-Amsterdam-Almere en de capaciteitsuitbreiding Sluis Eefde omgezet in begrotingsreeksen voor betaling van de jaarlijkse beschikbaarheidsvergoeding.

Loon- en prijsbijstelling 2017

De loon- en prijsbijstelling tranches 2017 worden toegevoegd aan de begrotingen van IenM.

Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn

Dit betreft overboekingen naar het Provinciefonds, het Gemeentefonds en het BTW-compensatiefonds in het kader van het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP). De bijdrage is bestemd voor bereikbaarheidsprojecten in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Flevoland en de gemeente Assen.

Diversen – technische mutaties, uitgaven

Deze post bestaat met name uit de structurele toevoeging van middelen ter compensatie van de ABP pensioenpremiestijging (8,4 mln.). Daarnaast wordt het afgeroomde surplus aan eigen vermogen van de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Nederlandse Emissieautoriteit in 2017 toegevoegd aan de begroting van IenM (5,4 mln.). Dit is conform de Regeling agentschappen. Hier staan overboekingen naar het Gemeentefonds, Provinciefonds en het BTW compensatiefonds tegenover voor onder andere de projecten Grensoverschrijdend spoorvervoer, Zoetwatermaatregelen, IJsseldelta en de A58 aansluiting Goes. Ook worden er middelen overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Defensie voor een investering in een Maritiem Operatiecentrum voor de Kustwacht.

Diversen – technische mutaties, niet-belastingontvangsten

Deze post bestaat hoofdzakelijk uit het afgeroomde surplus aan eigen vermogen van de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Nederlandse Emissieautoriteit (5,4 mln.), de bijdrage van agentschappen aan centraal betaalde apparaatsuitgaven zoals huisvesting, ICT en facilitaire dienstverlening (5,9 mln.), de opbrengsten uit grondverkopen die worden ingezet ten behoeve van hydrologische maatregelen door provincies (5 mln.) en ontvangsten van derden bij het Planbureau voor de Leefomgeving voor enkele EU-onderzoeksprojecten (2 mln.). Daarnaast krijgt de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) structureel ontvangsten uit vergunningverlening en toezichtactiviteiten. ANVS gebruikt deze ontvangsten voor extra capaciteit die nodig is vanwege de nieuwe taken uit de instellingswet ANVS. De ontvangsten en uitgaven van ANVS worden op de IenM begroting verantwoord.

Economische Zaken

XIII ECONOMISCHE ZAKEN: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

4.894,1

5.058

5.630,1

6.290,8

6.198,8

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Eindejaarsmarge 2016

18,1

0

0

0

0

 
   

Ez-brede mee- en tegenvallers

32,7

14,7

– 7,1

– 7,1

– 6

 
   

Invest-nl

15

29

0

0

0

 
   

Kasschuif toekomstfonds

58,6

9,7

24,1

12,4

1,1

 
   

Regionale projecten

20

0

0

0

0

 
   

Diversen

22

10,2

– 0,9

– 8,7

– 9,6

 
     

166,4

63,6

16,1

– 3,4

– 14,5

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Loonbijstelling tranche 2017

31,9

30,8

30,4

30

29,8

 
   

Diversen

68,2

34,8

16,6

13,6

19,9

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Diversen

17,6

15

10

10

10

 
     

117,7

80,6

57

53,6

59,7

 

Extrapolatie

3.214,4

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

284

144,2

73,1

50,2

45,3

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

5.178

5.202,2

5.703,2

6.340,9

6.244,1

3.214,4

Totaal Internationale samenwerking

54,4

52,3

51,5

50,5

50,5

50,6

Stand Miljoenennota 2018

5.232,5

5.254,5

5.754,8

6.391,4

6.294,6

3.265

                 
XIII ECONOMISCHE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

3.770,9

4.044,9

4.690,2

5.259,5

5.161,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

10

0

0

0

0

 
     

10

0

0

0

0

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

43,9

5,2

3,3

2

3,3

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Bijstelling aardgasbaten

– 200

– 250

– 250

– 250

– 250

 
   

Gasbaten

– 250

– 250

– 350

– 350

– 350

 
   

Diversen

18,3

– 10

– 10

– 10

– 10

 
     

– 387,8

– 504,8

– 606,7

– 608

– 606,7

 

Extrapolatie

2.243

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 377,8

– 504,8

– 606,7

– 608

– 606,7

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

3.393

3.540

4.083,4

4.651,5

4.555

2.243

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

3.393

3.540

4.083,4

4.651,5

4.555

2.243

Eindejaarsmarge 2016

Dit betreft de toevoeging van de eindejaarsmarge 2016 aan de begroting van EZ.

EZ-brede mee- en tegenvallers

Als gevolg van nieuwe ramingsinzichten zijn herschikkingen doorgevoerd op vrijwel alle begrotingsartikelen van de EZ-begroting. Het betreft o.a. 4 mln. voor de Green Deals: voor het onderzoeks- en demonstratieproject Ambigo, gericht op het omzetten van biomassa in groen gas. Een deel bestaat uit verhoging van de uitgavenraming 2017 naar aanleiding van voor 2016 geraamde uitgaven die in dat jaar niet plaatsvonden. Zo is bij artikel 4 (een doelmatige en duurzame energievoorziening) de raming 2017 verhoogd met 7,3 mln. omdat een geraamde betaling inzake de Hoge Flux reactor (HFR) niet in 2016 plaatsvond. Verder maakt een kasschuif op het apparaatsbudget deel uit van de wijzigingen. Deze kasschuif is bedoeld voor verschillende ICT-uitgaven in 2017 en 2018, waaronder de overgang naar een Cloudwerkplek voor dienstonderdelen van EZ (Kerndepartement, DICTU, RVO.nl, NVWA, AT en SodM).

Invest-NL

De nationale en internationale ontwikkeltak van Invest-NL ontvangt in 2017 en 2018 generale middelen via de EZ begroting. Voor de jaren na 2018 staat 19 mln. per jaar op de aanvullende post gereserveerd. EZ wordt tevens gecompenseerd voor de transitiekosten die gepaard gaan met het overhevelen van bestaande regelingen van RVO.nl naar Invest-NL.

Kasschuif Toekomstfonds

Dit betreft een kasschuif om de onderuitputting 2016 van het Toekomstfonds mee te nemen naar dit jaar en een meerjarige kasschuif om de beschikbare middelen in het gewenste kasritme te zetten.

Regionale projecten

Ter versterking van de regionale economische structuur in Nederland wordt een aantal projecten ondersteund.

Diversen (beleidsmatige mutaties RBG-eng uitgaven)

Dit betreft diverse mutaties waaronder de toevoeging van 6,2 mln. in verband met lager dan voorziene uitgaven in 2016 voor ETS-compensatie (compensatieregeling energie intensieve bedrijven), compensatie voor een tegenvaller in de raming van de bekostiging van groen onderwijs en de kwijtschelding van de lening van 7 mln. aan de Internationale school in Eindhoven.

Loonbijstelling tranche 2017

De loonbijstelling tranche 2017 wordt overgemaakt naar de departementale begrotingen. Deze tranche bestaat uit een vergoeding voor de contractloonontwikkeling en de ontwikkeling in sociale werkgeverslasten.

Diversen (technische mutaties RBG-eng uitgaven)

Dit betreft diverse mutaties waaronder de compensatie ABP pensioenpremiestijging (11,5 mln.), de prijsbijstelling tranche 2017 (17,5 mln.), een bijdrage aan de stoppersregeling melkveehouderij (17 mln.) en een bijdrage van ZuivelNL aan de uitvoeringskosten die RVO.nl maakt in het kader van de uitvoering Regeling fosfaatreductieplan 2017 (10,6 mln.).

Diversen (technische mutaties niet tot een ijklijn behorend uitgaven)

Dit betreft diverse mutaties waaronder een kasschuif op artikel 5 Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen en een mutatie van 5,8 mln. ten behoeve van de lening aan Energie Centrum Nederland (ECN). In oktober 2014 is aan Energie Centrum Nederland een lening verstrekt ten behoeve van het herstelplan van de Hoge Flux Reactor. Afgesproken is dat de benodigde middelen ten laste komen van het generale beeld.

Diversen (beleidsmatige mutaties RBG-eng ontvangsten)

Dit betreft de ophoging van het budget met 10 mln. i.v.m. het vrijvallen van de begrotingsreserve van de garantie scheepsnieuwbouwfinanciering als gevolg van het beëindigen van de GSF-regeling per 1 juli 2017.

Diversen (technische mutaties RBG-eng ontvangsten)

Dit betreft diverse mutaties waaronder de ontvangsten voor de bijdrage aan de stoppersregeling melkveehouderij (17 mln.) en de ontvangsten van ZuivelNL voor de uitvoeringskosten die RVO.nl maakt in het kader van de uitvoering Regeling fosfaatreductieplan 2017 (10,6 mln.).

Gasbaten

De aardgasbaten zijn naar beneden bijgesteld door macro-economische ontwikkelingen, een daling van de verwachte meerjarige gasprijs en volumebeperking.

Diversen (technische mutaties niet tot een ijklijn behorend ontvangsten)

Dit betreft o.a. een verrekening van de terugbetaling van Veronica vanwege het teveel betaalde geld voor zijn FM-frequentie (8,3 mln.) en 10 mln. te ontvangen dividend van de NOM welke bij de 2e suppletoire begroting 2016 is doorgeschoven naar 2017. Daarnaast betreft het de verlaging van de ontvangsten suikerheffing (10 mln. per jaar vanaf 2018) i.v.m. de afschaffing van de suikerheffing per 1 oktober 2017. Met ingang van deze datum vervallen de opbrengsten voor Nederland en daarmee ook de afdrachten aan de EU.

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

33.601,5

34.236,5

34.663,3

34.660,7

34.728,6

 

Mee- en tegenvallers

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0,8

0

0

0

0

 
 

Sociale zekerheid

           
   

Aio

19,5

13,7

13,6

11,6

9,3

 
   

Bijdrage coa

– 26,6

– 7,3

19,7

7,2

7,7

 
   

Compensatie zez-regeling

0

38

0

0

0

 
   

Dagloonbesluit

– 18

70

0

0

0

 
   

Iow

7,2

16,8

26,4

21,2

25,5

 
   

Kinderbijslag

– 30,2

– 33,5

– 37

– 37

– 38,2

 
   

Kinderopvangtoeslag

24,8

56,6

43,4

31,7

19,1

 
   

Kindgebonden budget

24,8

– 1,6

– 21,6

– 38,4

– 55,4

 
   

Leningen inburgering

41,8

13,3

10,6

21

27,4

 
   

Participatiewet

33,2

– 259,7

– 207,6

16,4

157,4

 
   

Re-integratie wajong

– 22

0

0

0

0

 
   

Toeslagenwet

– 7,9

– 23,3

– 26,6

– 26,4

– 23,1

 
   

Uitvoeringskosten uwv

19,9

– 0,6

– 0,7

– 1,2

– 1,4

 
   

Wajong

1,2

27,2

27,9

26,9

26,8

 
   

Diversen

0,9

3,2

1,5

3,7

4,7

 
     

69,4

– 87,2

– 150,4

36,7

159,8

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Sectorplannen

27,9

0

0

0

0

 
   

Diversen

– 26

15,1

16,4

1,6

5,2

 
 

Sociale zekerheid

           
   

Eindejaarsmarge

86,5

0

0

0

0

 
   

Herijking

10,4

37,6

27,1

25,2

25,9

 
   

Kasschuiven sza

– 100,6

45,1

14,6

– 11,3

9,9

 
   

Nominale ontwikkeling

211,2

234,8

239

243,6

247

 
   

Quotumwet

0

0

15

0

0

 
   

Re-integratie wajong

– 27,5

27,5

0

13

13

 
   

Weglek structurele no-riskpolis

0

0

0

0

– 21

 
   

Diversen

– 0,5

– 21,9

– 22,4

– 14,8

– 12,7

 
     

181,4

338,2

289,7

257,3

267,3

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

11,7

36,4

26,7

26,4

23,9

 
 

Sociale zekerheid

           
   

Kansrijk opgroeien

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

 
   

Verhoging wkb

0

36

36

36

36

 
   

Diversen

9,5

– 11,1

16,9

16,8

16,9

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Bikk aow

25,4

46,1

57,2

68,5

69,9

 
   

Rijksbijdrage vermogenstekort ouderenfonds

– 1.573,5

– 2.412,2

– 2.321,5

– 2.415,9

– 2.460,7

 
   

Transitievergoeding (bijdrage ocw)

0

0

54,8

11

11

 
   

Diversen

10,4

7,3

4

5,4

6,6

 
     

– 1.616,5

– 2.397,5

– 2.225,9

– 2.351,8

– 2.396,4

 

Extrapolatie

32.950,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 1.365,8

– 2.146,6

– 2.086,6

– 2.057,9

– 1.969,4

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

32.235,7

32.089,9

32.576,7

32.602,8

32.759,1

32.950,8

Totaal Internationale samenwerking

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

Stand Miljoenennota 2018

32.236,2

32.090,4

32.577,2

32.603,3

32.759,6

32.951,2

                 
XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

1.768,3

1.782,2

1.796,5

1.812,5

1.792,2

 

Mee- en tegenvallers

           
 

Sociale zekerheid

           
   

Bvdu 2016 ontvangsten declaratie deel

15,5

0

0

0

0

 
   

Kinderopvangtoeslag

– 23,4

26,3

20,7

21,5

21,2

 
   

Kindgebonden budget

– 16,5

– 17,1

– 4

– 0,5

– 1,4

 
   

Ontvangsten wsw

22

0

0

0

0

 
   

Uitvoeringskosten zbo's

15,6

0

0

0

0

 
   

Wajong

18,2

0

0

0

0

 
   

Diversen

24,5

1

1

1

1

 
     

55,9

10,2

17,7

22

20,8

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

Sociale zekerheid

           
   

Diversen

1,9

– 5,7

– 10,1

– 6,6

– 3,8

 
     

1,9

– 5,7

– 10,1

– 6,6

– 3,8

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

– 6,1

– 5,3

– 1,2

– 0,2

– 2,6

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Bijstelling werkgeversbijdrage kinderopvangtoeslag

83

104,1

115,8

129,1

142,6

 
   

Diversen

0,4

0

0

0

0

 
     

77,3

98,8

114,6

128,9

140

 

Extrapolatie

1.952

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

135,1

103,4

122,1

144,4

157

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

1.903,4

1.885,5

1.918,6

1.956,9

1.949,2

1.952

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

1.903,4

1.885,5

1.918,6

1.956,9

1.949,2

1.952

AIO

Op basis van nieuwe realisatiegegevens van de SVB is de AIO-raming meerjarig opwaarts bijgesteld. Dit hangt vooral samen met een opwaartse bijstelling van het aantal verwachte huishoudens in de AIO en in mindere mate met een hogere gemiddelde AIO-uitkering.

Bijdrage COA (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers)

De bijdragen aan het COA hebben betrekking op maatschappelijke begeleiding en voorinburgering. De raming is bijgesteld vanwege de gewijzigde verwachting van de instroom en doorstroom uit opvangcentra van migranten.

Compensatie ZEZ-regeling

Deze middelen zijn bestemd voor de compensatieregeling voor zwangere zelfstandigen tussen 2005 en 2008.

Dagloonbesluit

De wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met de inkomensverrekening in de WW heeft voor enkele groepen geleid tot onbedoeld lagere uitkeringen. Starters, herintreders, flexwerkers en werknemers die na de wachttijd voor de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, kunnen in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming. Het verstrekken van de tegemoetkoming voor deze groepen is in 2017 grotendeels afgerond en valt lager uit dan begroot. Voor 2018 en verder is hierbij ook rekening gehouden met compensatie en reparatie van de groep herlevers en mensen die minder dan104 weken ziek zijn geweest.

IOW (Inkomensvoorziening Oudere Werklozen)

De raming van de uitgaven aan de IOW is opwaarts bijgesteld. Het effect van de AOW-leeftijdsverhoging op de IOW-duur blijkt groter dan eerder verwacht.

Kinderbijslag

De raming van de AKW (Kinderbijslag) is neerwaarts bijgesteld. Dit komt onder andere door een afname van het aantal kinderen ten opzichte van de vorige raming en een, ten opzichte van de vorige raming, lager aantal huishoudens dat in aanmerking komt voor AKW+, een bedrag voor alleenstaanden of alleenverdieners die voor een gehandicapt kind zorgen.

Kinderopvangtoeslag

Het gebruik van kinderopvangtoeslag is in het toeslagjaar 2016 sterker gestegen dan ten tijde van de begroting 2017 werd verwacht. Dit leidt vanaf 2017 tot meer uitgaven. Daarnaast leiden positievere economische vooruitzichten naar verwachting ook tot meer gebruik van de kinderopvangtoeslag. De tegenvaller neemt in latere jaren af, met name door de doorwerking van een lager aantal geboorten in de CBS-bevolkingsraming.

Kindgebonden budget

De meevaller ontstaat vooral door verwerking van een nieuwe meerjarenraming van het CPB. De inkomens van huishoudens stijgen harder dan voorheen aangenomen. Aangezien de WKB een inkomensafhankelijke regeling is dalen hierdoor de uitkeringslasten.

Leningen inburgering

Op basis van uitvoeringsinformatie van DUO is de raming van leningen inburgering opwaarts bijgesteld. Zo is het opnamepatroon van de leningen anders gespreid dan aanvankelijk werd aangenomen, terwijl ook het gemiddeld opgenomen bedrag hoger uitvalt.

Participatiewet

Het macrobudget Participatiewet heeft betrekking op de bijstand, IOAW, IOAZ en Bbz (levensonderhoud starters). De raming van het macrobudget Participatiewet is neerwaarts bijgesteld als gevolg van de daling van de werkloosheid. De uitgaven komen in 2017 echter hoger uit vanwege de verwerking van de realisatiegegevens over 2016 (inclusief de realisatie als gevolg van de hogere asielinstroom). Vanaf 2020 worden de hogere uitgaven ook deels verklaard door de toenemende uitgaven als gevolg van de verhoogde asielinstroom en het extra beroep op de bijstand dat daaruit volgt.

Re-integratie Wajong

De raming van de uitgaven aan re-integratie Wajong in 2017 is aangepast op basis van de Juninota.

Toeslagenwet

De raming van de TW is neerwaarts bijgesteld. Dit komt hoofdzakelijk doordat het geraamde WW-volume lager uitkomt dan voorheen als gevolg van de lagere werkloosheidsverwachtingen van het CPB. Omdat er minder WW-uitkeringen worden verwacht, neemt het aantal toeslagen op WW-uitkeringen ook af. Daarnaast is het verwachte aantal Wajongers met arbeidsvermogen op basis van realisatiecijfers neerwaarts bijgesteld (zie kopje Wajong). Het verwachte aantal toeslagen op deze Wajong-uitkeringen is daardoor ook neerwaarts bijgesteld.

Uitvoeringskosten UWV

De raming van de uitvoeringskosten van het UWV zijn neerwaarts bijgesteld. Dit betreft de doorwerking van de verschillende regelingen, zoals de meevallers op de WW, op de uitvoeringskosten van het UWV.

Wajong

De raming van de uitgaven aan de Wajong is naar boven bijgesteld, met name vanaf 2018. Deze tegenvaller wordt voor het grootste deel veroorzaakt doordat uitkeringsverlaging per 1-1-2018 voor mensen met arbeidsvermogen lager uitvalt omdat er minder mensen met arbeidsvermogen zijn dan eerder geraamd is. Daarnaast is de raming van de uitstroom naar beneden bijgesteld.

Sectorplannen

Dit betreft het via de eindejaarsmarge 2016 naar 2017 doorgeschoven budget voor de sectorplannen.

Eindejaarsmarge

Dit betreft de toevoeging van de eindejaarsmarge 2016 aan de begroting van SZW.

Herijking

Jaarlijks wordt het bekostigingsmodel van UWV herijkt waardoor schuiven tussen begrotingsgefinancierde uitvoeringskosten en premiegefinancierde uitvoeringskosten ontstaan bij een gelijkblijvend totaalbudget (alleen op dit totaalbudget wordt gestuurd). Tegenover de hogere begrotingsgefinancierde uitvoeringskosten UWV staat een gelijke daling van de premiegefinancierde uitvoeringskosten UWV. Deze daling van de premiegefinancierde uitvoeringskosten UWV staat op H40.

Kasschuiven SZA

Deze post betreft verschillende kasschuiven onder het SZA-kader. De grootste betreft een kasschuif voortvloeiende uit de budgettaire verwerking van de voorfinanciering bijstand.

Nominale Ontwikkeling

De toegekende loon- en prijsindexatie is verdeeld over de artikelen. Hiermee worden de begrotingsgefinancierde uitkeringen op het prijspeil van 2017 gebracht.

Quotumwet

Omdat de sector overheid de banenafspraak niet heeft gehaald, heeft het kabinet besloten tot het activeren van de quotumregeling voor de sector overheid. Besloten is niet te heffen in 2019 over 2018, hierdoor treedt een besparingsverlies op van € 15 miljoen.

Re-integratie Wajong

Verwachting is dat het budget voor re-integratie van arbeidsgehandicapten in 2017 minder hard nodig zal zijn. Deze middelen worden doorgeschoven naar budget in 2020 en 2021, omdat het beroep op deze middelen in deze jaren gaat toenemen als gevolg van de recente herindelingsoperatie in het Wajong-bestand. Aanvullend ontvangt het UWV in 2017 ESF gelden voor oude projecten. De bevoorschotting van re-integratie Wajong in 2017 is hierop aangepast en de gelden komen ten goede van dienstverlening aan Wajongers in 2017 en 2018. Hiermee wordt geborgd dat het niveau van dienstverlening op peil blijft.

Weglek structurele no-riskpolis

De uniforme no-risk polis voor de doelgroep banenafspraak en beschut werk is structureel gemaakt. De extra uitgaven, inclusief uitvoeringskosten, voor het Rijk worden gecompenseerd door een verlaging van het macrobudget Participatiewetuitkeringen en de integratie-uitkering sociaal domein. Door middel van een rekenregel op basis van de meest actuele gegevens worden de uitgaven en de daarmee gepaard gaande uitname bij gemeenten om de vijf jaar herijkt. De eerste herijking vindt plaats in 2021. Deze mutatie betreft de verlaging van het macrobudget Participatiewetuitkeringen.

Kansrijk opgroeien

Om te stimuleren dat ook kinderen in een gezin met een laag inkomen kansrijk kunnen opgroeien, heeft het Rijk afgelopen Miljoenennota structureel 100 miljoen euro beschikbaar gesteld voor benodigdheden in natura voor kinderen (0 tot 18 jaar), waardoor ze mee kunnen doen aan activiteiten en die ze nu missen door armoede. Dit betreft voor € 85 miljoen de technische overboeking naar het Gemeentefonds, omdat gemeenten een belangrijke rol spelen in de uitvoering hiervan, en voor de overige € 15 miljoennaar artikel 2 voor subsidies met hetzelde doel.

Verhoging WKB

Het tweede kindbedrag van de Wet Kindgebonden Budget wordt verhoogd met 71 euro op jaarbasis om de inkomenspositie van gezinnen met een laag- en middeninkomen extra te ondersteunen.

Bikk AOW

In de laatste cijfers van het CPB is de raming voor de inkomsten van heffingskortingen verhoogd. De bijdrage in de kosten van de heffingskortingen (Bikk) stijgt mee met de heffingskortingen en wordt daarom ook verhoogd.

Rijksbijdrage Vermogenstekort Ouderenfonds

Op basis van de laatste cijfers van het CPB is de raming voor de rijksbijdrage aan het vermogenstekort van het ouderdomsfonds neerwaarts bijgesteld. In 2017 komt deze bijstelling met name door het verrekenen van het vermogensoverschot uit 2016. In de latere jaren komt de bijstelling doordat het CPB raamt dat de premie-inkomsten hoger zullen uitvallen. De raming van de uitkeringslasten is neerwaarts bijgesteld. Dankzij hogere premie-inkomsten en lagere uitkeringslasten daalt de Rijksbijdrage aan het ouderdomsfonds.

Transitievergoeding (bijdrage OCW)

In de compensatieregeling transitievergoeding compenseert de overheid werkgevers voor de kosten van de transitievergoeding van langdurig arbeidsongeschikten. Het grootste gedeelte van de compensatieregeling transitievergoeding wordt gefinancierd door een verhoging van de AWF-premie. Binnen OCW zijn er echter onderwijsinstellingen die gebruik kunnen maken van de regeling ter compensatie van de transitievergoeding na 2 jaar ziekte, maar geen AWF-premie afdragen en dus niet meebetalen. Voor deze instellingen verstrekt OCW een rijksbijdrage die loopt via de SZW-begroting.

Bvdu 2016 ontvangsten declaratiedeel

Een deel van de uitgaven loopt via declaraties waarvoor gemeenten van te voren een voorschot krijgen. In 2016 hebben een aantal gemeenten een te hoog voorschot gekregen. Dit leidt tot een nabetaling van gemeenten en een ontvangst op de SZW-begroting.

Kinderopvangtoeslag

De ontvangsten over toeslagjaar 2014 zijn lager dan bij de begroting 2016 was verwacht. Dit leidt vooral tot minder terugontvangsten in 2017. Daarnaast komen in 2017 naar verwachting minder terugontvangsten over 2012 binnen. Meerjarig zijn de ontvangsten hoger als gevolg van een licht hogere overfinanciering.

Kindgebonden budget

De raming van de ontvangsten WKB is herijkt op nieuwe realisatiecijfers van de Belastingdienst. Dit resulteert in lager dan eerder verwachte terugvorderingen en daarmee lagere ontvangsten.

Ontvangsten Wsw

Betreft de terugontvangsten Wsw als gevolg van de onderrealisatie arbeidsplaatsen.

Uitvoeringskosten zbo’s

Dit zijn ontvangsten op de uitvoeringskosten van UWV en SVB als gevolg van een te hoge bevoorschotting in 2016.

Wajong

Een ontvangst ten gunste van de uitkeringslasten Wajong en re-integratie Wajong als gevolg van een te hoge bevoorschotting in 2016.

Bijstelling werkgeversbijdrage Kinderopvangtoeslag

Op basis van de laatste CPB-ramingen is de werkgeversbijdrage kinderopvangtoeslag aangepast.

Sociale zekerheid

SOCIALE ZEKERHEID: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017

78.905,4

80.645

81.119,7

82.203,7

83.778,8

 

Mee- en tegenvallers

           
 

Sociale zekerheid

           
   

Anw

– 21,4

– 22,3

– 26,2

– 32,9

– 33,7

 
   

Aow

– 81,4

– 100,7

– 70,6

– 39,5

– 34,8

 
   

Bijdrage coa

– 26,6

– 7,3

19,7

7,2

7,7

 
   

Compensatie zez-regeling

0

38

0

0

0

 
   

Dagloonbesluit

– 18

79,5

9,5

4,5

4,5

 
   

Iow

7,2

16,8

26,4

21,2

25,5

 
   

Iva

63,1

83,8

67,8

46,9

22,6

 
   

Kinderbijslag

– 30,2

– 33,5

– 37

– 37

– 38,2

 
   

Kinderopvangtoeslag

24,8

56,6

43,4

31,7

19,1

 
   

Kindgebonden budget

24,8

– 1,6

– 21,6

– 38,4

– 55,4

 
   

Leningen inburgering

41,8

13,3

10,6

21

27,4

 
   

Nominale ontwikkeling

150,8

311,1

973,1

1.628,4

2.133

 
   

Participatiewet

33,2

– 259,7

– 207,6

16,4

157,4

 
   

Toeslagenwet

– 7,9

– 23,3

– 26,6

– 26,4

– 23,1

 
   

Uitvoeringskosten uwv

19,9

– 62,2

– 55,9

– 46

– 32,4

 
   

Wajong

1,2

27,2

27,9

26,9

26,8

 
   

Wao

– 81,8

– 83,8

– 76,2

– 74,3

– 74,2

 
   

Wga

74,1

96,1

108,1

109,6

98,2

 
   

Ww

– 433

– 835,8

– 929,2

– 799,7

– 590,9

 
   

Zw

13,1

55,8

59,2

64,4

69,3

 
   

Diversen

– 9,2

31,7

39,3

42,2

46,6

 
     

– 255,5

– 620,3

– 65,9

926,2

1.755,4

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Sociale zekerheid

           
   

Aow kostendelersnorm

0

0

214,3

214,4

214,4

 
   

Capaciteit verzekeringsartsen

0

0

44

44

44

 
   

Eindejaarsmarge

86,5

0

0

0

0

 
   

In=uit taakstelling

– 86,5

0

0

0

0

 
   

Kasschuiven sza

– 100,7

42,3

14,5

– 16,3

10

 
   

Re-integratie wajong

– 53,5

27,5

0

13

13

 
   

Wia-taakstelling

0

10

20

30

40

 
   

Diversen

– 0,5

3,9

7,7

15,1

– 20,4

 
     

– 154,7

83,7

300,5

300,2

301

 

Technische mutaties

           
 

Sociale zekerheid

           
   

Brutering

29,8

221

– 68,2

– 101,1

– 285,5

 
   

Kansrijk opgroeien

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

 
   

Transitievergoeding

0

– 787

336,9

450,1

0

 
   

Diversen

41,2

43,3

79,6

127,1

104,4

 
     

– 29

– 622,7

248,3

376,1

– 281,1

 

Extrapolatie

88.005

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 439,1

– 1.159,2

482,9

1.602,5

1.775,2

 

Stand Miljoenennota 2018

78.466,3

79.485,7

81.602,7

83.806,2

85.554

 
                 
SOCIALE ZEKERHEID: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017

1.012,6

1.019,1

1.021,9

1.050,9

1.041,1

 

Mee- en tegenvallers

           
 

Sociale zekerheid

           
   

Kinderopvangtoeslag

– 23,4

26,3

20,7

21,5

21,2

 
   

Nominale ontwikkeling

1,6

9,5

17

24,2

27,8

 
   

Diversen

87,2

– 25

– 12

– 8,4

– 9,4

 
     

65,4

10,8

25,7

37,3

39,6

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Sociale zekerheid

           
   

Diversen

0

– 8

– 13,2

– 9,4

– 6,4

 
     

0

– 8

– 13,2

– 9,4

– 6,4

 

Extrapolatie

1.095,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

65,5

2,8

12,5

27,9

33,1

 

Stand Miljoenennota 2018

1.078,1

1.021,9

1.034,4

1.078,7

1.074,3

 

ANW (Algemene Nabestaandenwet)

Op basis van nieuwe uitvoeringsinformatie van de SVB is de raming meerjarig neerwaarts bijgesteld. Uit de gegevens van de SVB blijkt dat minder personen gebruik maken van de nabestaandenuitkering dan eerder verwacht.

AOW (Algemene Ouderdomswet)

De raming van de uitkeringslasten AOW is meerjarig neerwaarts bijgesteld. De bijstelling heeft grotendeels te maken met de verwerking van de laatste CPB-cijfers. Verder is nieuwe uitvoeringsinformatie van de SVB in de ramingen verwerkt.

Bijdrage COA (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers)

De bijdragen aan het COA hebben betrekking op maatschappelijke begeleiding en voorinburgering. De raming is bijgesteld vanwege de gewijzigde verwachting van de instroom en doorstroom uit opvangcentra van migranten.

Dagloonbesluit

De wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met de inkomensverrekening in de WW heeft voor enkele groepen geleid tot onbedoeld lagere uitkeringen. Starters, herintreders, flexwerkers en werknemers die na de wachttijd voor de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, kunnen in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming. Het verstrekken van de tegemoetkoming voor deze groepen is in 2017 grotendeels afgerond en valt lager uit dan begroot. Voor 2018 en verder is hierbij ook rekening gehouden met compensatie en reparatie van de groep herlevers en mensen die minder dan 104 weken ziek zijn geweest.

IOW (Inkomensvoorziening Oudere Werklozen)

De raming van de uitgaven aan de IOW is opwaarts bijgesteld. Het effect van de AOW-leeftijdsverhoging op de IOW-duur blijkt groter dan eerder verwacht.

IVA (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten)

Op basis van de uitvoeringsinformatie van het UWV is de raming van de uitgaven aan de IVA opwaarts bijgesteld. Dit is gedeeltelijk het resultaat van het doortrekken van een hogere instroom in de IVA naar latere jaren. Daarnaast wordt de mutatie op de IVA verklaard door een administratieve correctie bij het UWV. Hierbij zijn uitkeringslasten die ten onrechte als WAO geadministreerd waren gecorrigeerd naar de juiste wet WIA (zie ook WAO en WGA). Bij de IVA (onderdeel van de wet WIA) resulteert dit in een opwaartse bijstelling van de gemiddelde jaaruitkering en daarmee van de uitkeringslasten.

Kinderbijslag

De raming van de AKW (Kinderbijslag) is neerwaarts bijgesteld. Dit komt onder andere door een afname van het aantal kinderen ten opzichte van de vorige raming en een, ten opzichte van de vorige raming, lager aantal huishoudens dat in aanmerking komt voor AKW+, een bedrag voor alleenstaanden of alleenverdieners die voor een gehandicapt kind zorgen.

Kinderopvangtoeslag

Het gebruik van kinderopvangtoeslag is in het toeslagjaar 2016 sterker gestegen dan ten tijde van de begroting 2017 werd verwacht. Dit leidt vanaf 2017 tot meer uitgaven. Daarnaast leiden positievere economische vooruitzichten naar verwachting ook tot meer gebruik van de kinderopvangtoeslag. De tegenvaller neemt in latere jaren af, met name door de doorwerking van een lager aantal geboorten in de CBS-bevolkingsraming.

Kindgebonden budget

De meevaller ontstaat vooral door verwerking van een nieuwe meerjarenraming van het CPB. De inkomens van huishoudens stijgen harder dan voorheen aangenomen. Aangezien de WKB een inkomensafhankelijke regeling is dalen hierdoor de uitkeringslasten.

Leningen inburgering

Op basis van uitvoeringsinformatie van DUO is de raming van leningen inburgering opwaarts bijgesteld. Zo is het opnamepatroon van de leningen anders gespreid dan aanvankelijk werd aangenomen. Inburgeraars kunnen hun leningen over een langere periode opnemen, terwijl ook het gemiddeld opgenomen bedrag hoger uitvalt.

Nominale Ontwikkeling (uitgaven en ontvangsten)

Deze mutatie betreft een aanpassing in de geraamde nominale ontwikkeling binnen het SZA-kader als gevolg van nieuwe ramingen van loon- en prijsontwikkeling door het CPB en als gevolg van mutaties in uitgavenramingen binnen de Sociale Zekerheid. Daarnaast is de raming van de indexatie van verschillende regelingen aangepast, waardoor deze beter aansluiten bij de wettelijke indexatie.

Toeslagenwet

De raming van de TW is neerwaarts bijgesteld. Dit komt hoofdzakelijk doordat het geraamde WW-volume lager uitkomt dan voorheen als gevolg van de lagere werkloosheidsverwachtingen van het CPB. Omdat er minder WW-uitkeringen worden verwacht, neemt het aantal toeslagen op WW-uitkeringen ook af. Daarnaast is het verwachte aantal Wajongers met arbeidsvermogen op basis van realisatiecijfers neerwaarts bijgesteld (zie kopje Wajong). Het verwachte aantal toeslagen op deze Wajong-uitkeringen is daardoor ook neerwaarts bijgesteld.

Participatiewet

Het macrobudget Participatiewet heeft betrekking op de bijstand, IOAW, IOAZ en Bbz (levensonderhoud starters). De raming van het macrobudget Participatiewet is neerwaarts bijgesteld als gevolg van de daling van de werkloosheid. De uitgaven komen in 2017 echter hoger uit vanwege de verwerking van de realisatiegegevens over 2016 (inclusief de realisatie als gevolg van de hogere asielinstroom). Vanaf 2020 worden de hogere uitgaven ook deels verklaard door de toenemende uitgaven als gevolg van de verhoogde asielinstroom en het extra beroep op de bijstand dat daaruit volgt.

Uitvoeringskosten UWV

De raming van de uitvoeringskosten van het UWV is neerwaarts bijgesteld. Dit betreft de doorwerking van de verschillende regelingen, zoals de meevallers op de WW, op de uitvoeringskosten van het UWV.

Wajong

De raming van de Wajong-uitgaven is naar boven bijgesteld, met name vanaf 2018. Deze tegenvaller wordt voor het grootste deel veroorzaakt doordat uitkeringsverlaging per 1-1-2018 voor mensen met arbeidsvermogen lager uitvalt omdat er minder mensen met arbeidsvermogen zijn dan eerder geraamd is. Daarnaast is de raming van de uitstroom naar beneden bijgesteld.

WAO (Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering)

De mutatie op de WAO wordt voor het grootste deel verklaard door een administratieve correctie bij het UWV. Hierbij zijn uitkeringslasten die ten onrechte als WAO geadministreerd waren gecorrigeerd naar de juiste wet WIA. Bij de WAO resulteert dit in een neerwaartse bijstelling van de gemiddelde jaaruitkering en daarmee van de uitkeringslasten. Uit de realisatiecijfers van het UWV blijkt daarnaast dat de uitstroom hoger is en de gemiddelde jaaruitkering (naast de administratieve correctie) lager is dan eerder verwacht. Dit werkt voor 2017 en verder door in lagere uitkeringslasten.

WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten)

Op basis van de uitvoeringsinformatie van het UWV is de raming van de uitgaven aan de WGA opwaarts bijgesteld. De mutatie op de WGA wordt voor het grootste deel verklaard door een administratieve correctie bij het UWV. Hierbij zijn uitkeringslasten die ten onrechte als WAO geadministreerd waren gecorrigeerd naar de juiste wet WIA (zie ook WAO en IVA). Bij de WGA (onderdeel van de wet WIA) resulteert dit in een opwaartse bijstelling van de gemiddelde jaaruitkering en daarmee van de uitkeringslasten. Daarnaast is er sprake van tegen elkaar in werkende effecten. De instroom in de WGA is opwaarts bijgesteld evenals de uitstroom uit de WGA.

WW (Werkeloosheidswet)

De raming van de WW is neerwaarts bijgesteld. Dit wordt met name veroorzaakt door verwerking van de lagere werkloosheidsverwachtingen van het CPB.

ZW (Ziektewet)

De raming van de ZW is per saldo opwaarts bijgesteld als gevolg van volumestijgingen en gemiddelde prijsdalingen. De volumestijgingen worden met name veroorzaakt door zieke werklozen en eindedienstverbanders (werknemers die ziek uit dienst gaan). De prijsdaling is hieraan gerelateerd aangezien eindedienstverbanders een lagere gemiddelde jaaruitkering hebben.

AOW Kostendelersnorm

Het Kabinet Rutte/Asscher heeft besloten de AOW kostendelersnorm niet meer in te voeren.

Capaciteit verzekeringsartsen

Vanaf 2019 wordt 44 mln. vrijgemaakt voor het behoud van de artsencapaciteit UWV.

Eindejaarsmarge

Dit betreft de toevoeging van de eindejaarsmarge 2016 aan de begroting van SZW.

In = uit taakstelling

Departementen kunnen onbestede middelen in 2016 met behulp van de eindejaarsmarge doorschuiven naar 2017. Als tegenhanger van de uitgekeerde eindejaarsmarges is de in=uit-taakstelling op de aanvullende post ingeboekt, onder de veronderstelling dat departementen ieder jaar een soortgelijk bedrag doorschuiven met behulp van de eindejaarsmarge. De in=uit taakstelling zal gedurende de uitvoering van begrotingsjaar 2017 worden ingevuld met onderuitputting.

Kasschuiven SZA

Deze post betreft verschillende kasschuiven onder het SZA-kader. De grootste betreft een kasschuif voortvloeiende uit de budgettaire verwerking van de voorfinanciering bijstand.

Re-integratie Wajong

Verwachting is dat het budget voor re-integratie van arbeidsgehandicapten in 2017 minder hard nodig zal zijn. Deze middelen worden doorgeschoven naar het budget in 2020 en 2021, omdat het beroep op deze middelen in deze jaren gaat toenemen als gevolg van de recente herindelingsoperatie in het Wajong-bestand. Aanvullend ontvangt het UWV in 2017 ESF gelden voor oude projecten. De bevoorschotting van re-integratie Wajong in 2017 is hierop aangepast en de gelden komen ten goede van dienstverlening aan Wajongers in 2017 en 2018. Hiermee wordt geborgd dat het niveau van dienstverlening op peil blijft. Aanvullend is de raming van de uitgaven in 2017 aangepast op basis van de Juninota.

WIA-taakstelling

Omdat er geen zicht is op concrete maatregelen van sociale partner om het beroep op de WIA te verminderen, is de WIA-taakstelling uitgeboekt. Dit zorgt voor een besparingsverlies.

Brutering

Het bruteringseffect wordt veroorzaakt doordat enkele uitkeringen, de grootste zijnde de bijstand en de AOW, worden afgeleid van het netto minimumloon. Wijzigingen in belastingen en premies hebben effect op de bruto hoogte van deze uitkeringen. Deze wijzigingen kunnen daarmee tot hogere of lagere uitgaven in het SZA-kader leiden. In de begrotingsregels is afgesproken dat het SZA-kader voor de effecten van deze belasting- en premiewijzigingen gecorrigeerd wordt, zodat geen mee- of tegenvallers in het SZA-kader ontstaan als gevolg van belasting- en premiewijzigingen.

Kansrijk opgroeien

Om te stimuleren dat ook kinderen in een gezin met een laag inkomen kansrijk kunnen opgroeien, heeft het Rijk afgelopen Miljoenennota structureel 100 miljoen euro beschikbaar gesteld voor benodigdheden in natura voor kinderen (0 tot 18 jaar), waardoor ze mee kunnen doen aan activiteiten die ze nu missen door armoede. Dit betreft voor € 85 miljoen de technische overboeking naar het Gemeentefonds, omdat gemeenten een belangrijke rol spelen in de uitvoering hiervan, en voor de overige € 15 miljoen naar artikel 2 voor subsidies met hetzelfde doel.

Transitievergoeding

De beoogde inwerktreding van het wetsvoorstel aanpassing transitievergoeding bij bedrijfseconomsiche redenen en langdurige arbeidsongeschiktheid is uitgesteld naar 1 juli 2019. Daarmee zijn de middelen verschoven van 2019 naar 2019 en 2020.

Kinderopvangtoeslag

De ontvangsten over toeslagjaar 2014 zijn lager dan bij de begroting 2016 was verwacht. Dit leidt vooral tot minder terugontvangsten in 2017. Daarnaast komen in 2017 naar verwachting minder terugontvangsten over 2012 binnen. Meerjarig zijn de ontvangsten hoger als gevolg van een licht hogere overfinanciering.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

14.366,2

14.421

14.601,9

15.063,4

15.334,3

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Arbeidsmarktagenda

25

25

15

7

0

 
   

Schuif middelen compensatieregeling pgb 2016

20

0

0

0

0

 
   

Subsidie transitie jeugd

19

16

0

0

0

 
   

Uitvoeringskosten wanbetalersregeling

– 21

– 14,5

– 12

– 9,5

– 7

 
   

Diversen

– 5,6

34,4

21,2

20,5

14,2

 
 

Zorg

           
   

Informatieuitwisselingsprogramma ggz

0

– 25

25

0

0

 
   

Diversen

– 19,1

11,6

– 0,8

– 0,8

– 0,8

 
     

18,3

47,5

48,4

17,2

6,4

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Amendement harbers en nijboer

– 33

– 8

– 8

– 8

– 8

 
   

Buurtsportcoaches

– 46,9

0

0

0

0

 
   

Loonbijstelling

37,7

36,3

36,3

35,7

35,1

 
   

Uitvoeringskosten pgb sociaal domein

6,4

35,6

0

0

0

 
   

Diversen

86,4

110,6

102,1

85

81,9

 
 

Zorg

           
   

Informatieuitwisselingsprogramma ggz

0

50

0

0

0

 
   

Transitiekosten kwaliteitskader: arbeidsmarktbeleid

5

67,5

67,5

67,5

67,5

 
   

Diversen

– 0,8

24,5

24,4

– 4,7

– 4

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Bikk wlz

53,4

88,5

107,3

126,7

129,6

 
   

Rijksbijdrage 18-

0

75,4

96,3

118,7

193,3

 
   

Verhoging zorgtoeslag

0

310

310

310

310

 
   

Zorgtoeslag

219,5

– 36,3

– 10,6

– 81,8

178,7

 
   

Diversen

– 0,9

– 0,9

– 0,9

– 0,9

– 0,9

 
     

326,8

753,2

724,4

648,2

983,2

 

Extrapolatie

16.762,4

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

345,3

800,8

772,9

665,4

989,6

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

14.711,5

15.221,9

15.374,7

15.728,7

16.323,9

16.762,4

Totaal Internationale samenwerking

8,4

8,8

8

5

5

5

Stand Miljoenennota 2018

14.719,9

15.230,7

15.382,8

15.733,8

16.329

16.767,4

                 
XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

89,5

94,5

92,9

92,8

92,8

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Ontvangsten wanbetalersregeling

15

2

0

0

0

 
   

Diversen

25,8

3,1

1

1

1

 
     

40,8

5,1

1

1

1

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

28,8

0

0

0

0

 
     

28,8

0

0

0

0

 

Extrapolatie

93,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

69,6

5,1

1

1

1

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

159,1

99,6

93,9

93,8

93,8

93,8

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

159,1

99,6

93,9

93,8

93,8

93,8

Arbeidsmarktagenda

De arbeidsmarktagenda speelt in op de veranderingen in de zorg en de (dreigende) tekorten aan verzorgend en verpleegkundig personeel. Deze middelen worden onder andere ingezet voor strategisch personeels- en opleidingsbeleid en investeringen in duurzame inzetbaarheid van personeel.

Schuif middelen compensatieregeling pgb 2016

In 2016 heeft de aanloopfase van de compensatieregeling trekkingsrechten meer tijd gekost dan beoogd. De aanloopfase bestond uit het realiseren van de uitvoeringstoets en het doorlopen van een aanbestedingsproces. De voor de regeling gereserveerde middelen zijn daarom doorgeschoven van 2016 naar 2017. In 2017 is 12,5 mln. beschikbaar ten behoeve van de uitvoering en uitkering van de compensatieregeling. Tevens is in de periode 2017–2020 in totaal 7,5 mln. beschikbaar voor het verder verbeteren van het trekkingsrecht door middel van subsidies aan Per Saldo (vereniging van mensen met een pgb) en de Branchevereniging Kleinschalige Zorg (BVKZ).

Subsidie transitie jeugd

Omdat het transitieproces in de jeugdhulp meer tijd nodig heeft is de instellingsduur van de Transitie Autoriteit Jeugd met 1 jaar verlengd (conform de mogelijkheid in het Instellingsbesluit). Tegen de achtergrond van de verlenging is de onderuitputting in 2016 (– 35 mln.) doorgeschoven naar 2017 (19 mln.) en 2018 (16 mln.).

Uitvoeringskosten wanbetalersregeling

De raming van de uitvoeringskosten van de wanbetalersregeling wordt in lijn gebracht met de wijze waarop het CAK de uitvoeringskosten per burgerregeling doorrekent en met de verwachte daling van het aantal wanbetalers. De daling van het aantal wanbetalers is onder andere het gevolg van de invoering van de Wet verbetering wanbetalersmaatregelen per 1 juli 2016.

Diversen – Beleidsmatige mutaties – Rijksbegroting in enge zin

Deze post betreft onder meer middelen voor de systeemverantwoordelijkheid van VWS voor de Wmo en implementatie van het VN-verdrag handicap (9,7 mln. in 2017) en hogere uitgaven aan de uitkeringen voor oorlogsgetroffenen en verzetsdeelnemers (aflopend van 7,8 mln. in 2017 tot 5,4 mln. in 2021).

Informatieuitwisselingsprogramma ggz

In het actieplan GGZ is afgesproken dat er wordt geïnvesteerd in de informatievoorziening in de GGZ. VWS stelt hiervoor samen met aanbieders en patiënten een integraal actieplan op vergelijkbaar met het informatieuitwisselingsprogramma in de medisch-specialistische zorg (VIPP). Voor dit actieplan wordt in 2018 50 mln. overgeboekt van het GGZ-kader binnen het BKZ naar begrotingsgefinancierd BKZ (mutatie in de tabel zichtbaar onder technische mutaties). Tegelijkertijd wordt 25 mln. geschoven van 2018 naar 2019 (mutatie in de tabel zichtbaar onder beleidsmatige mutaties). Voor dit programma is hierdoor 25 mln. beschikbaar in zowel 2018 als 2019.

Diversen – Beleidsmatige mutaties – Zorg

Deze post betreft voornamelijk een kasschuif van 12,4 mln. van 2017 naar 2018 bij het informatieuitwisselingsprogramma in de medisch-specialistische zorg (VIPP).

Amendement harbers en nijboer

Dit betreft de verwerking van het amendement Harbers en Nijboer dat bij de begrotingsbehandeling van de VWS-begroting 2017 is aangenomen. Het amendement ziet erop toe dat er middelen van de VWS-begroting worden overgeheveld naar de begroting van Defensie (ter dekking van het toekomstige AOW-gat bij Defensie) en de begroting van OCW (ter dekking van het aanhouden van het wetsvoorstel afschaffing monumentenaftrek).

Buurtsportcoaches

De brede impuls combinatiefunctie (buurtsportcoach) is een onderdeel van het programma «Sport en bewegen in de buurt». In 2017 hebben 373 gemeenten een aanvraag ingediend voor de brede impuls combinatiefuncties. Het Rijk draagt hieraan bij. De middelen worden toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering buurtsportcoaches in het Gemeentefonds.

Loonbijstelling

Dit betreft de overboeking van de loonbijstelling tranche 2017. Deze tranche bestaat uit een vergoeding voor sociale werkgeverslasten en de contractloonontwikkeling.

Uitvoeringskosten pgb sociaal domein

Dit betreft de bijdrage van gemeenten aan de uitvoeringskosten van de SVB voor de uitvoering van de pgb trekkingsrechten in het sociaal domein.

Diversen – Technische mutaties – Rijksbegroting in enge zin

Deze post betreft onder meer een overboeking van extra middelen van voor sport (10 mln.), een overboeking naar het Gemeentefonds voor de verlenging van de regeling Gezond in de stad (-14 mln.) en een reservering voor generieke digitale infrastructuur (GDI) van het Rijk (8,6 mln.).

Transitiekosten kwaliteitskader: arbeidsmarktbeleid

Implementatie van het kwaliteitskader levert een forse ontwikkelopgave op voor de verpleeghuissector. Om de bedrijfsvoering van de instellingen aan te passen aan de normen die worden opgelegd, wordt rekening gehouden met een transitie van 4 jaar en bijbehorende transitiekosten van 125 mln. per jaar. Een deel van de transitiekosten (67,5 mln. in 2018–2021) wordt ingezet voor arbeidsmarktbeleid. Dit wordt bekostigd vanaf begrotingsgefinancierd BKZ.

Diversen – Technische mutaties – Zorg

Deze post bevat onder meer vrijval van middelen voor zorgopleidingen (12 mln. structureel), een overboeking naar begrotingsgefinancierd BKZ voor bekostiging van de Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT) (26 mln. in 2018 en 2019) en de overboeking van de loon- en prijsbijstelling voor het begrotingsgefinancierde deel van het BKZ (tussen de 5,9 en 6,9 mln. per jaar).

Bikk wlz

Dit is de bijstelling Bijdrage in Kosten van Kortingen (BIKK) naar aanleiding van de MEV-raming van het Centraal Planbureau. De BIKK is een rijksbijdrage die is ingesteld bij de invoering van het nieuwe belastingstelsel in 2001 en wordt ingezet om de lagere premieopbrengst als gevolg van de grondslagverkleining van de Wlz te compenseren. De BIKK volgt de ontwikkeling van de heffingskortingen. De bijstelling ontstaat doordat de heffingskortingen hoger uitvallen.

Rijksbijdrage 18-

Dit betreft de bijstelling van de Rijksbijdrage 18- naar aanleiding van de MEV-raming van het Centraal Planbureau.

Verhoging zorgtoeslag

In het kader van de koopkrachtbesluitvorming over 2018 is de zorgtoeslag vanaf 2018 structureel verhoogd.

Zorgtoeslag

Dit is de bijstelling van de uitgavenraming zorgtoeslag naar aanleiding van de MEV- raming van het Centraal Planbureau. In 2017 valt de zorgtoeslag hoger uit doordat de standaardpremie hoger is vastgesteld.

Diversen – Technische mutaties – Niet tot een ijklijn behorend

Het betreft een bijdrage in de uitvoeringskosten van de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten.

Ontvangsten wanbetalersregeling

Ondanks de daling van het aantal wanbetalers vallen de ontvangsten als gevolg van de aan wanbetalers opgelegde bestuursrechtelijke premie hoger uit. Dit is het onder andere het gevolg van een succesvollere incasso van oude vorderingen en relatief meer mensen waarbij de bestuursrechtelijke premie door middel van broninhouding wordt geïnd.

Diversen – Niet-belastingontvangsten – Beleidsmatige mutaties – Rijksbegroting in enge zin

Deze post bevat een verhoging van de ontvangsten (en uitgaven) in verband met de tijdelijke Projectdirectie Antonie van Leeuwenhoekterrein (PD ALT) (8,7 mln. in 2017) en een terugontvangst van de over 2015 uitgekeerde mantelzorgcomplimenten (6,8 mln. in 2017).

Diversen – Niet-belastingontvangsten – Technische mutaties – Rijksbegroting in enge zin

Deze post betreft onder meer een terugontvangst door de eindafrekening van verschillende bevolkingsonderzoeken en screenigsprogramma's (8,3 mln.). Daarnaast is 5,8 mln. afgeroomd van het eigen vermogen van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (aCBG) dat hoger was dan toegestaan conform de regeling agentschappen. Ook leidt de eindafrekening van enkele ZonMw-programma's tot een terugbetaling van 5,0 mln.

Zorg

ZORG: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017

73.546,2

76.435,3

79.398,3

82.917,9

86.966,7

 

Mee- en tegenvallers

           
 

Zorg

           
   

Genees- en hulpmiddelen

– 60

– 60

– 60

– 60

– 60

 
   

Grensoverschrijdende zorg

– 106,4

– 131,7

– 131,7

– 131,7

– 131,7

 
   

Nominale ontwikkeling

29

1.171,0

2.141,2

2.977,0

3.639,6

 
   

Uitvoeringsproblematiek wlz-recht volledig pakket

176

242

259

276

293

 
   

Wlz buiten contracteerruimte

59,8

3,7

3,7

3,7

3,7

 
   

Zorginfrastructuur

0

– 59,7

0

0

0

 
   

Diversen

33,1

33,1

33,1

33,1

33,1

 
     

131,5

1.198,4

2.245,3

3.098,1

3.777,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Zorg

           
   

Besparing zorgakkoorden 2018

0

– 280

– 280

– 280

– 280

 
   

Besparingsverlies werelddekking

45

45

45

45

50

 
   

Flankerend beleid zorgakkoorden 2018

64,8

35,9

36,6

38,3

35,6

 
   

Grensoverschrijdende zorg

– 45

– 45

– 45

– 45

– 50

 
   

Grondslagverlegging

– 3,8

0,9

4,7

14,6

34,2

 
   

Informatieuitwisselingsprogramma ggz

0

– 25

25

0

0

 
   

Kwaliteitskader verpleeghuiszorg (incidenteel)

100

0

0

0

0

 
   

Kwaliteitskader verpleeghuiszorg tranche 2017

100

100

100

100

100

 
   

Kwaliteitskader verpleeghuiszorg tranche 2018

0

335

335

335

335

 
   

Kwaliteitskader verpleeghuiszorg tranches 2019 en verder

0

0

603,3

1.200,4

1.710,5

 
   

Medische vervolgopleidingen

0

– 20

65

70

30

 
   

Nominaal en onverdeeld wlz

29,9

– 20,5

8,7

22,2

22,2

 
   

Nominaal en onverdeeld zvw

– 91,1

– 67

– 70

– 73

– 73

 
   

Onderuitputting zorg in natura

– 26

– 101

– 101

– 101

– 101

 
   

Openstaande reeks

0

0

– 136,2

– 207,6

– 213,2

 
   

Ramingsbijstelling groeiruimte wlz

0

0

– 70

– 75

– 75

 
   

Transitie- en uitvoeringskosten kwaliteitskader

11,8

142,2

141

132

132

 
   

Diversen

12

48,5

32,5

17,3

14,2

 
     

197,6

149

694,6

1.193,2

1.671,5

 

Technische mutaties

           
 

Zorg

           
   

Eigen bijdrage wmo

50

50

50

50

50

 
   

Diversen

– 52,7

– 88,6

– 71,1

– 53,7

– 51,9

 
     

– 2,7

– 38,6

– 21,1

– 3,7

– 1,9

 

Extrapolatie

97.710,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

326,5

1.308,8

2.918,9

4.287,7

5.447,3

 

Stand Miljoenennota 2018

73.872,6

77.744,1

82.317,2

87.205,6

92.414

 
                 
ZORG: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017

5.002,4

5.183,7

5.379,9

5.580,3

5.819,3

 

Mee- en tegenvallers

           
 

Zorg

           
   

Eigen bijdrage wlz

56,8

56,8

56,8

56,8

56,8

 
   

Nominale ontwikkeling

0

22,8

82,6

148,8

187,9

 
   

Opbrengst eigen risico

0

– 44,7

– 57,7

– 65,7

– 75,7

 
     

56,8

34,9

81,7

139,9

169

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Zorg

           
   

Diversen

– 14,1

– 31,1

– 31,1

– 31,1

– 31,1

 
     

– 14,1

– 31,1

– 31,1

– 31,1

– 31,1

 

Extrapolatie

6.232,4

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

42,7

3,8

50,6

108,8

137,9

 

Stand Miljoenennota 2018

5.045,1

5.187,5

5.430,5

5.689,1

5.957,2

 

Genees- en hulpmiddelen

Op basis van de voorlopige realisatiecijfers over 2016 van het Zorginstituut Nederland is de raming van de uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) geactualiseerd. Bij de hulpmiddelen is er sprake van een meevaller die met name wordt veroorzaakt door lagere uitgaven aan hoortoestellen, verzorgingsmiddelen en diabetesmateriaal.

Grensoverschrijdende zorg

Bij de grensoverschrijdende zorg is ook op basis van de voorlopige realisatiecijfers over 2016 van het Zorginstituut een onderschrijding te zien. Deze onderschrijding wordt veroorzaakt doordat het grensoverschrijdend zorggebruik in de afgelopen jaren nauwelijks is gegroeid, terwijl in de begrotingsramingen wel van groei is uitgegaan.

Nominale ontwikkeling

Op basis van de Macro Economische Verkenningen (MEV) 2018 van het CPB is de ontwikkeling van de zorguitgaven bijgesteld. Ten opzichte van de MEV 2017 zijn de ramingen van lonen en prijzen naar boven bijgesteld. Dit betreft ook een actualisering van de volumegroei van uitgaven en ontvangsten op basis van de middellangetermijnraming van het CPB.

Uitvoeringsproblematiek Wlz-recht volledig pakket

Vanaf 1 januari 2017 stelt het CIZ bij de Wlz-indicatiestelling alleen nog vast of iemand wel of geen toegang krijgt tot de Wlz. Het CIZ stelt niet meer vast of specifieke zorgfuncties noodzakelijk zijn. Wie toegang krijgt tot de Wlz, krijgt daarmee aanspraak op een volledig zorgprofiel met een totaal pakket aan Wlz-zorg. Hierdoor krijgen bepaalde groepen Wlz-cliënten aanspraak op meer zorg dan voorheen. Het gaat om aanspraken op dagbesteding, vervoer en huishoudelijke hulp. Dit leidt tot extra uitgaven binnen de Wlz.

Wlz buiten contracteerruimte

Op basis van voorlopige realisatiecijfers 2016 is de raming van de uitgaven onder de Wet langdurige zorg (Wlz) geactualiseerd. Bij de Wlz-uitgaven buiten de contracteerruimte is in 2016 per saldo sprake van een tegenvaller. Deze werkt door naar latere jaren en wordt in 2017 met name verklaard door hogere nacalculeerbare kapitaallasten dan geraamd. Vanaf 2018 maken de kapitaallasten volledig onderdeel uit van de reguliere bekostiging in de Wlz (zzp-tarieven) waardoor deze tegenvaller zich na 2017 niet meer voor zal doen.

Zorginfrastructuur

De tijdelijke subsidieregeling zorginfrastructuur eindigt per 1 januari 2018. Een deel van de voor 2018 gereserveerde middelen valt vrij.

Diversen (mee- en tegenvallers)

Deze post betreft het saldo van diverse kleinere mee- en tegenvallers waaronder een tegenvaller bij de eerstelijnszorg (22 mln.) en een meevaller bij de geriatrische revalidatiezorg (-14 mln.).

Besparing zorgakkoorden 2018

Het kabinet heeft voor 2018 zorgakkoorden gesloten met de sectoren medisch-specialistische zorg (MSZ), huisartsen- en multidisciplinaire zorg,wijkverpleging en paramedische zorg. Ook zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Als gevolg van de gematigde groei die is afgesproken vallen de geraamde zorguitgaven vanaf 2018 280 mln. lager uit.

Besparingsverlies werelddekking

Het kabinet heeft eerder besloten om de maatregel afschaffen werelddekking niet door te voeren, omdat de onderliggende wet na behandeling in de Tweede Kamer afgelopen zomer complex en onuitvoerbaar zou worden. Het bijbehorende besparingsverlies wordt gedekt door een ramingsbijstelling in de grensoverschrijdende zorg.

Flankerend beleid zorgakkoorden 2018

Om de zorgakkoorden en bestuurlijke afspraken voor 2018 met een aantal sectoren binnen de Zvw tot stand te brengen heeft het kabinet middelen vrijgemaakt voor een aantal gerichte intensiveringen, zoals het versterken van het eerstelijns verblijf.

Grensoverschrijdende zorg

De uitgaven aan grensoverschrijdende zorg vallen lager uit dan eerder geraamd. Deze ramingsbijstelling is ingezet als dekking voor het besparingsverlies van de werelddekking.

Grondslagverlegging

Als gevolg van het invoeren van de nieuwe grondslagen om de loon-prijsontwikkeling voor de zorguitgaven te berekenen vindt er een technische correctie plaats van de nominale uitgaven.

Informatieuitwisselingsprogramma GGZ

In het actieplan GGZ is afgesproken dat er wordt geïnvesteerd in de informatievoorziening in de GGZ. VWS stelt hiervoor samen met aanbieders en patiënten een integraal actieplan op vergelijkbaar met het informatieuitwisselingsprogramma in de medisch-specialistische zorg (VIPP). Voor dit actieplan wordt in 2018 50 mln. overgeboekt van het GGZ-kader binnen het BKZ naar begrotingsgefinancierd BKZ (in de tabel onderdeel van de post diversen bij technische mutaties). Tegelijkertijd wordt 25 mln. geschoven van 2018 naar 2019 (in de tabel zichtbaar onder de post beleidsmatige mutaties). Voor dit programma is hierdoor 25 mln. beschikbaar in zowel 2018 als 2019.

Kwaliteitskader verpleeghuiszorg

Met ingang van 13 januari 2017 is het kwaliteitskader verpleeghuiszorg van kracht. In de brief van 13 januari 2017 heeft het kabinet incidenteel 100 mln. beschikbaar gesteld voor de verpleeghuislocaties waar verbetering van kwaliteit het hardste nodig is. In aanvulling op deze incidentele regeling, heeft het kabinet bij Voorjaarsnota besloten om daarnaast vanaf 2017 structureel 100 mln. beschikbaar te maken voor de verbetering van de kwaliteit in de verpleeghuizen op basis van het nieuwe kwaliteitkader verpleeghuiszorg. In de begroting 2018 zijn de kosten voor de volledige implementatie van het kwaliteitskader verwerkt, uitgaande dat instellingen de ontwikkeling maken naar de best presterende instellingen. Voor de jaren 2018–2022 is hierbij sprake van een ingroeipad. Dit ingroeipad is in hoofdzaak afhankelijk van de restricties op de arbeidsmarkt en de absorptiecapaciteit van de verpleeghuizen. De bekostiging van de verpleeghuizen wordt aangepast om de ontwikkelopgave naar best presterende instellingen te realiseren. De structurele kosten van het kwaliteitskader komen uit op ruim 2 mld.

Medische vervolgopleidingen

In oktober 2016 heeft het Capaciteitsorgaan een nieuw advies uitgebracht over de instroom in de diverse zorgopleidingen die uit publieke middelen worden bekostigd. De begroting wordt met deze mutatie in lijn gebracht met dit advies.

Nominaal en onverdeeld Wlz

Dit betreft onder andere middelen voor een aantal technische correcties op de overheveling van budgetten in het kader van hervorming langdurige zorg.

Nominaal en onverdeeld Zvw

Er heeft een ramingsbijstelling plaatsgevonden omdat niet alle gereserveerde middelen voor groeiruimte, nominale bijstelling en migratieproblematiek binnen de Zvw nodig zijn. Daarnaast zijn de uitgaven aan voorwaardelijke toelating in 2017 lager dan geraamd.

Onderuitputting zorg in natura

De raming van de Wlz-uitgaven aan zorg in natura 2017 wordt neerwaarts bijgesteld. Dit is ten opzichte van de verwachte onderuitputting van 1,0% die reeds in de begroting 2017 was verwerkt voor het jaar 2017. Vanaf 2018 wordt uitgegaan van een percentage onderbenutting van 0,6%. Dit betekent een verlaging van de verwachte uitgaven van 101 mln., terwijl het beschikbare Wlz-kader niet verandert.

Ramingsbijstelling groeiruimte Wlz

In de raming van de Wlz-uitgaven is rekening gehouden met een jaarlijkse groei van de uitgaven (groeiruimte). De raming van de groeiruimte Wlz wordt verlaagd met 70 mln. in 2019 oplopend naar 75 mln. in 2020–2022.

Openstaande reeks

In het afgelopen voorjaar is de raming van diverse BKZ-uitgaven aangepast. Per saldo leidden deze bijstellingen tot een verhoging. Ter dekking hiervan is binnen het BKZ vanaf 2019 een openstaande reeks opgenomen, die binnen het BKZ moet worden ingevuld.

Transitie- en uitvoeringskosten kwaliteitskader

Implementatie van het kwaliteitskader levert een forse ontwikkelopgave op voor de verpleeghuissector. Om de bedrijfsvoering van de instellingen aan te passen en zichzelf te ontwikkelen tot de best presterende instellingen en aan de normen voor de personeelssamenstelling te voldoen, wordt rekening gehouden met een transitie van 4 jaar en bijbehorende transitiekosten van 125 mln. per jaar in de periode 2018–2021. Een deel van de transitiekosten (67,5 mln. in 2018–2021) wordt ingezet voor arbeidsmarktbeleid. Dit wordt bekostigd vanaf begrotingsgefinancierd BKZ. Naast transitiekosten zijn er uitvoeringskosten bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de zorgkantoren en overige implementatiekosten.

Diversen (beleidsmatige mutaties)

Dit is de optelsom van diverse mutaties waaronder hogere uitgaven aan verloskundige zorg (19 mln.) en kosten voor een domeinoverstijgend experiment in 2018 voor kwetsbare ouderen die gebruik van zorg in verschillende domeinen (12 mln.)

Eigen bijdrage Wmo

Het kabinet heeft in het najaar van 2016 besloten om vanaf 2017 eenverdienerhuishoudens waarin een van de partners chronisch ziek is, financieel tegemoet te komen door middel van een landelijke aanpassing van de maximale eigen bijdrage voor ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Gemeenten worden voor de derving van deze inkomsten gecompenseerd.

Diversen (technische mutaties)

Dit betreft het saldo van diverse technische mutaties. Dit zijn met name ijklijnmutaties om premiegefinancierde middelen op het budgettair kader zorg over te hevelen naar het uitgavenkader Rijksbegroting in enge zin. Zo zijn er bijvoorbeeld middelen overgeheveld voor de arbeidsmarktagenda (-12 mln.), voor de systeemverantwoordelijkheid Wmo, de implementatie van het VN-verdrag handicap (samen – 10 mln.) en voor de generieke digitale infrastructuur (GDI) van het Rijk (-9 mln.).

Eigen bijdrage Wlz

De ontvangsten aan eigen bijdragen in de Wlz vallen hoger uit. De hogere ontvangsten zijn in lijn met het toegenomen zorggebruik in de Wlz, gecorrigeerd voor de verschillende leveringsvormen waar een cliënt uit kan kiezen.

Opbrengst eigen risico

De (neerwaartse) bijstellingen van de Zvw-uitgaven leiden tot een lagere geraamde opbrengst van het eigen risico.

Diversen (beleidsmatige mutaties)

Dit betreft een aantal mutaties van ontvangsten in de Wlz. Als gevolg van de overheveling van het eerstelijnsverblijf van de Wlz naar de Zvw zijn de ontvangsten aan eigen bijdragen in de Wlz lager. Daarnaast is in het Belastingplan het algemeen heffingsvrij vermogen verhoogd per 1 januari 2016. Hierdoor daalt de grondslag waarop de eigen bijdrage in de Wlz wordt berekend en is sprake van een lagere eigen bijdrage.

Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

XVII BUITENLANDSE HANDEL & ONTWIKKELINGSSAMENWERKING: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

0

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0

0

0

0

0

 
             

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

0

0

0

0

0

Totaal Internationale samenwerking

2.831,5

2.466,3

2.412

2.499,8

2.719,8

2.716,3

Stand Miljoenennota 2018

2.831,5

2.466,3

2.412

2.499,8

2.719,8

2.716,3

             
XVII BUITENLANDSE HANDEL & ONTWIKKELINGSSAMENWERKING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

18,1

15,7

13,4

13,1

9,8

 

Technische mutaties

           
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

9,6

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0

0

0

0

0

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

18,1

15,7

13,4

13,1

9,8

9,6

Totaal Internationale samenwerking

72,1

63,1

63

62,9

62,8

62,8

Stand Miljoenennota 2018

90,2

78,8

76,3

75,9

72,5

72,3

De begroting voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking bestaat uit HGIS-uitgaven en ontvangsten, en niet-HGIS-ontvangsten. De HGIS-uitgaven en ontvangsten worden in de VT HGIS toegelicht. Er hebben zich geen mutaties voorgedaan op de niet-HGIS-ontvangsten op de begroting van Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking.

Wonen en Rijksdienst

XVIII WONEN & RIJKSDIENST: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

4.312,2

4.586,1

4.679,5

4.660,8

4.851,3

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Huurtoeslag

28

– 42,5

– 57,6

– 85,7

– 107,8

 
   

Kasschuif (trshv)

– 52,3

– 5

33,8

23,5

0

 
   

Revolverend fonds energiebesparing huursector

73,2

0

0

0

0

 
   

Diversen

– 2,3

– 1

1,6

0,9

– 0,3

 
     

46,6

– 48,5

– 22,2

– 61,3

– 108,1

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Afdracht 2016 nhg

30

0

0

0

0

 
   

Surplus ev rvb

79,8

0

0

0

0

 
   

Diversen

1,7

– 11,9

– 16,5

– 16

– 16,2

 
     

111,5

– 11,9

– 16,5

– 16

– 16,2

 

Extrapolatie

4.908,4

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

158,2

– 60,4

– 38,8

– 77,4

– 124,3

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

4.470,3

4.525,7

4.640,7

4.583,4

4.727

4.908,4

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

4.470,3

4.525,7

4.640,7

4.583,4

4.727

4.908,4

                 
XVIII WONEN & RIJKSDIENST: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

563,8

563,8

577,8

593,9

547,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Huurtoeslag

47

62

103

105

57

 
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

47

62

103

105

57

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Afdracht 2016 nhg

30

0

0

0

0

 
   

Surplus ev rvb

79,8

0

0

0

0

 
   

Wet stroomlijning invordering

0

0

– 17,1

– 44,2

0

 
   

Diversen

3,3

– 16,8

– 16,8

– 17,3

– 18,3

 
     

113,1

– 16,8

– 33,9

– 61,5

– 18,3

 

Extrapolatie

573,4

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

160,1

45,2

69,1

43,5

38,7

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

723,9

609

646,9

637,4

586,4

573,4

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

723,9

609

646,9

637,4

586,4

573,4

Huurtoeslag (beleidsmatige mutaties: uitgaven-ontvangsten)

Zoals ook gemeld in de voorjaarsnota is naar de huidige demografische en economische inzichten op basis van het Centraal Economisch Plan 2017 (CEP) van het Centraal Planbureau (CPB) in de periode 2017 – 2022 sprake van een meerjarige meevaller in de huurtoeslag (uitgaven en ontvangsten). De dalende werkloosheid en een hogere inkomensontwikkeling zorgen voor minder huurtoeslaggerechtigden. Dit verklaart een groot deel van de meevaller. Een ander deel van de meevaller wordt veroorzaakt door een lagere instroom van statushouders.

Kasschuif (trshv)

Met de tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders (TRSHV) is meerjarig in totaal 87,5 mln. beschikbaar gesteld voor de sobere huisvesting van 14.000 vergunninghouders. De regeling is sinds begin vorig jaar van kracht en loopt tot en met 2018. In 2016 is minder dan verwacht gebruik gemaakt van deze subsidieregeling. Op basis van de realisaties, is een nieuwe meerjarenraming opgesteld en heeft er een kasschuif plaats gevonden. Daarbij is ervan uitgegaan dat in 2017 eenzelfde hoeveelheid aanvragen wordt ingediend als in 2016 en dat het restant van de aanvragen in 2018 plaatsvindt.

Revolverend fonds energiebesparing huursector

Eind 2014 is het Fonds Energiebesparing Huursector (FEH) opengesteld voor woningcorporaties en voor overige verhuurders. Omdat het aantal aanvragen achter bleef bij de verwachtingen, zijn de niet bestede middelen meegenomen naar 2017.

Afdracht 2016 nhg (Beleidsmatige mutaties: uitgaven-ontvangsten)

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) betaalt jaarlijks een achtervangvergoeding voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). De jaarlijkse vergoeding wordt gestort in de daarvoor bestemde risicovoorziening NHG.

Surplus ev rvb (beleidsmatige mutaties: uitgaven-ontvangsten)

Conform de regeling Agentschappen dient het eigen vermogen van een agentschap binnen de daarvoor geldende bandbreedte (tussen nihil en de maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet) te worden gebracht. Het surplus eigen vermogen van het Rijksvastgoedbedrijf bedroeg in 2016 79,8 mln. en is deels door WenR ingezet om het negatieve eigen vermogen bij andere shared service organisaties (SSO’s) van WenR aan te vullen. Het restant is teruggegeven aan de afnemers van het RVB.

Diversen (technische mutaties: uitgaven-ontvangsten)

Onder deze post vallen o.a. de zakelijke lasten van het RVB. Het RVB is belast met de betaling van door gemeenten en waterschappen opgelegde belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom (bij de Staat). Dit wordt bekostigd vanuit de begroting voor Wonen en Rijksdienst. Daar staat tegenover dat het RVB middelen ontvangt van de gebruikers en deze vervolgens weer afdraagt aan Wonen en Rijksdienst. Besloten is om deze budgettaire rondpomp te beëindigen (ca. 18,3 mln. in 2017 ev.).

Wet stroomlijning invordering

Op de begroting van BZK (VII) zijn de hogere ontvangsten bij de huurtoeslag als gevolg van de Wet Stroomlijning invordering Belastingdienst gereserveerd op nominaal onvoorzien. In deze wet wordt de standaardtermijn voor betalingsregelingen teruggebracht van 2 naar 1 jaar, wat tijdelijk ca. 61 mln. oplevert. Deze hogere ontvangsten in 2019 en 2020 zijn meerjarig ingezet op de begroting van WenR om de lagere ontvangsten bij de huurtoeslag op te vangen. De lagere ontvangsten zijn een gevolg van de Wet Beslagvrije voet, waarmee beter rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet bij lage inkomens.

Gemeentefonds

B GEMEENTEFONDS: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

27.143,2

26.967,3

26.843,4

26.687,8

26.627,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Verhoogde asielinstroom

27

0

0

0

0

 
   

Wijziging betalingsverloop

58

0

0

0

0

 
   

Diversen

1

0

0

0

0

 
 

Sociale zekerheid

           
   

Correctie extrapolatie iusd participatie 2021

0

0

0

14,8

– 22,8

 
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

Zorg

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

86

0

0

14,8

– 22,8

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Accres tranche 2016

87,7

43,9

43,9

43,9

43,9

 
   

Accres tranche 2018

0

804,6

804,6

804,6

804,6

 
   

Afrekening bcf

– 52,6

0

0

0

0

 
   

Buurtsportcoaches

58

0

0

0

0

 
   

Kansen voor alle kinderen

85

85

85

85

85

 
   

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017

33,3

34,6

34,6

34,6

35

 
   

Rsp zuiderzeelijn assen

36,3

0

0

0

0

 
   

Uitvoeringskosten svb trekkingsrechten

– 6,4

– 35,6

0

0

0

 
   

Diversen

48,9

– 1,6

– 1,1

– 7,5

– 7,2

 
 

Sociale zekerheid

           
   

Loonbijstelling tranche 2017

51,9

49,1

47,1

45,1

45,5

 
   

No risk polis

0

0

0

0

– 36

 
   

Diversen

10,1

0,4

0,3

0,3

0,3

 
 

Zorg

           
   

Eigen bijdrage wmo

50

50

50

50

50

 
   

Extramuralisering tranche 2018

0

41,9

41,9

41,9

41,9

 
   

Groeiruimte 2018 wmo

0

60

60

60

60

 
   

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017

132,1

132,4

132,6

132,7

133,7

 
   

Uitname correctie herinstromers

30

30

30

48

48

 
   

Diversen

28,5

20

– 7,9

– 25,9

– 7,9

 
     

592,8

1.314,7

1.321

1.312,7

1.296,8

 

Extrapolatie

27.724,5

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

678,7

1.314,5

1.321,2

1.327,6

1.274

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

27.821,9

28.281,9

28.164,6

28.015,4

27.901,7

27.724,5

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

27.821,9

28.281,9

28.164,6

28.015,4

27.901,7

27.724,5

                 
B GEMEENTEFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

0

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0

0

0

0

0

 
             

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

0

0

0

0

0

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0

0

0

0

0

0

Verhoogde asielinstroom

Vanwege de verhoogde asielinstroom is in het Uitwerkingsakkoord Verhoogde Asielinstroom overeengekomen dat gemeenten extra middelen ontvangen. Uiteindelijk lag het aantal asielzoekers in 2016 lager dan geraamd. Het niet gebruikte budget voor 2016 wordt doorgeschoven naar 2017.

Wijziging betalingsverloop

De uitbetalingen in 2016 aan de gemeenten waren lager dan geraamd, omdat niet al het geld tijdig kon worden verdeeld tussen gemeenten. Dit komt doordat niet alle verdeelmaatstaven konden worden vastgesteld in 2016. Op het moment dat de definitieve verdeelmaatstaven beschikbaar zijn, wordt het verschil tussen begroting en uitbetalingen verrekend. Het Gemeentefonds wordt daarom voor 2017 met het overgebleven bedrag opwaarts bijgesteld.

Diversen (beleidsmatige mutaties)

In 2016 was er geld over van het onderzoeksbudget. Hiervan wordt 1 mln. meegenomen naar 2017.

Correctie extrapolatie IUSD

Bij de extrapolatie is per abuis een verkeerde correctie doorgevoerd. Door de huidige correctie sluiten de bedragen weer aan bij het macrobudget van SZW.

Accres tranche 2016

De omvang van het Gemeentefonds ademt mee met een deel van de Rijksbegroting. Omdat het Rijk in 2016 meer heeft uitgegeven dan het jaar ervoor, ontvangen gemeenten accres. De structurele reeks bedraagt 44 mln. voor de komende jaren. Incidenteel komt daar in 2017 nog 44 mln. bij.

Accres tranche 2018

Op basis van de begroting van het Rijk voor 2018 bedraagt het accres tranche 2018 voor het Gemeentefonds 805 mln.

Afrekening BCF

Gemeenten kunnen uitgaven aan btw terugvragen via het BTW-compensatiefonds (BCF). Wanneer er geld overblijft in het BCF wordt dit aan het gemeente toegevoegd. Bij de voorlopige afrekening (Miljoenennota 2017) is er geld teruggestort van het BCF naar het Gemeentefonds. Uiteindelijk bleek het overgebleven bedrag bij de realisatie kleiner te zijn dan verwacht, waardoor er nu een verrekening plaatsvindt van 53 mln.

Buurtsportcoaches

Dit betreft overboekingen van de begroting van VWS (47 mln.) en OCW (11 mln.) ten behoeve van buurtsportcoaches. Dit is onderdeel van het programma «Sport en bewegen in de buurt».

Kansen voor alle kinderen

Dit betreft een overboeking van de begroting van SZW ten behoeve van de impuls «Kansen voor alle kinderen».

Loon- en prijsbijstelling tranche 2017 (Rijksbegroting in enge zin, Sociale zekerheid en Zorg)

Jaarlijks worden de integratie-uitkering sociaal domein en de integratie-uitkering Wmo (huishoudelijke hulp) van het Gemeentefonds gecorrigeerd voor loon- en prijsbijstellingen.

Rsp Zuiderzeelijn Assen

IenM boekt 36 mln. over naar de gemeente Assen voor bereikbaarheidsprojecten voor het Regiospecifiek Pakket (RSP) Zuiderzeelijn.

Uitvoeringskosten svb trekkingsrechten

In het bestuurlijk overleg van 28 augustus 2017 tussen de VNG, BZK en VWS is overeengekomen om een bedrag uit de integratie-uitkering Sociaal domein te nemen in verband met hogere uitvoeringskosten van de svb voor de PGB trekkingsrechten en hogere uitvoeringskosten door een stijging van het aantal zorgovereenkomsten en reorganisatiekosten.

Diversen (technische mutaties, Rijksbegroting in enge zin)

Dit betreft diverse overboekingen voor 2017 vanuit de begroting van OCW (10 mln.), EZ (9 mln.), IenM (9 mln.), VenJ (6 mln.), VWS (6 mln.), WenR (5 mln.) en BZK (2 mln.). Zo boekt OCW 8 mln. over voor extra huisvesting onderwijs als gevolg van de hogere asielinstroom, VenJ boekt 6 mln. over voor het versterken van de lokale aanpak van jihadisme, EZ boekt 5 mln. over voor het wegwerken van wachtlijsten voor internationaal onderwijs in Amsterdam en Den Haag, IenM boekt 5 mln. over voor extra bereikbaarheid in de metropoolregio Amsterdam, VWS boekt 5 mln. over naar de gemeente Breda voor de aanpak van Fort Oranje en WenR boekt 5 mln. over voor twee deelprojecten binnen het programma Energiebesparing Koopsector. Daarnaast zullen per 2018 vier gemeentelijke taken vanuit het Ministerie van VWS gefinancierd worden. Het gaat om de kindertelefoon, vertrouwenswerk jeugd, de anonieme hulplijn (in de Wmo het «luisterend oor» genoemd) en de doventolkvoorziening.

No risk polis

Een no-risk polis is bedoeld voor werknemers met een arbeidshandicap of ziekte. Vanaf 2021 verschuift de verantwoordelijkheid voor de no-riskpolis deels van gemeenten naar het Rijk, als gevolg van de wet stroomlijning loonkostensubsidie Participatiewet. Daarom wordt er vanaf 2021 geld overgeboekt (36 mln.) vanuit het Gemeentefonds naar het Rijk.

Diversen (technische mutaties, Sociale zekerheid)

Dit betreft voornamelijk de vrijval van het niet benodigde budget voor de decentralisatie-uitkering Bonus Beschut Werk (10 mln.). Dit bedrag wordt toegevoegd aan de integratie-uitkering sociaal domein.

Eigen bijdrage Wmo

Dit betreft een maatregel van het kabinet om chronisch zieken tegemoet te komen via een verlaging van de eigen bijdrage in de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning).

Extramuralisering tranche 2018

Doordat steeds meer ouderen langer zelfstandig thuis blijven wonen, maken minder mensen gebruik van zorg in intramurale instellingen. Als een gevolg daarvan doen meer mensen een beroep op extramurale zorg via de Wmo. Gemeenten worden gecompenseerd voor de stijgende kosten van de Wmo.

Groeiruimte 2018 Wmo

De beschikbare volumemiddelen voor de Wmo 2015 worden aan het Gemeentefonds uitgekeerd. Het gaat om 44 mln. voor de integratie-uitkering sociaal domein (onderdeel Wmo) en om 16 mln. voor de integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging.

Uitname correctie herinstromers

VWS doet een correctie op een eerder gedane structurele uitname voor de herinstromers van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het gaat hier om cliënten die vanuit de Wlz naar de Wmo waren overgegaan, maar die relatief snel weer een beroep deden op de Wlz. Met deze correctie wordt een fout in een eerdere berekening hersteld.

Diversen (technische mutaties, Zorg)

Betreft onder andere intensieve zorg van kinderen met somatische aandoening (-13 mln.). Een breder deel voor persoonlijke verzorging komt te vallen onder de Zorgverzekeringswet (in plaats van de Jeugdwet). Hierdoor vindt er ook een budgettaire verschuiving plaats van gemeenten naar het Rijk. Daarnaast zijn er in het bestuurlijk overleg van 28 augustus tussen VNG en VWS afspraken gemaakt over de zorginfrastructuur, Coulancegroep GGZ-B en het transformatiefonds. Een deel van VWS middelen voor de zorginfrastructuur (27,8 mln.) wordt voor gemeenten gereserveerd in 2018. Het budget van de coulancegroep maakt onderdeel uit van het huidige budget beschermd wonen. In 2017 is een aanvullend bedrag van 18 mln. te verdelen voor beschermd wonen. Het transformatiefonds beoogt het bevorderen van vernieuwingen in het zorglandschap. Voor de dekking van het fonds wordt 18 mln. gebruikt van de aanvullende post van VWS en 18 mln. in 2020 dat al aan het gemeentefonds was toegevoegd. Dit bedrag wordt nu teruggeboekt naar VWS om aan het fonds toe te voegen.

Provinciefonds

C PROVINCIEFONDS: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

2.199,6

2.032,6

2.025,2

2.018,7

1.944,1

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Accres tranche 2018

0

116,4

116,4

116,4

116,4

 
   

Beter benutten

44,6

0

0

0

0

 
   

Programma impuls omgevingsveiligheid 2015–2018.

0

14,5

0

0

0

 
   

Rsp zuiderzeelijn

105,1

0

0

0

0

 
   

Zoetwatermaatregelen

9,4

9,6

12,3

0

0

 
   

Diversen

51,4

14,6

13

13

14,3

 
     

210,5

155,1

141,7

129,4

130,7

 

Extrapolatie

2.064,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

210,5

155,2

141,8

129,5

130,7

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

2.410,1

2.187,7

2.166,9

2.148,1

2.074,8

2.064,8

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

2.410,1

2.187,7

2.166,9

2.148,1

2.074,8

2.064,8

                 
C PROVINCIEFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

0

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0

0

0

0

0

 
             

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

0

0

0

0

0

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0

0

0

0

0

0

Accres tranche 2018

De omvang van het Provinciefonds ademt mee met een deel van de Rijksbegroting. Op basis van de begroting van het Rijk voor 2018 bedraagt het accres tranche 2018 voor het Provinciefonds 116 mln.

Beter benutten

Dit betreft een bijdrage van IenM aan provincies voor het programma Beter Benutten. Deze middelen zijn afkomstig van het Infrastructuurfonds en zijn onder andere bedoeld voor snelfietsroutes en decentrale spoorprojecten.

Programma impuls omgevingsveiligheid 2015–2018

Provincies ontvangen geld vanuit IenM voor het Programma Impuls Omgevingsveiligheid. Dit programma is een samenwerking tussen provincies, de VNG, het IPO, IenM en Brandweer Nederland en heeft als doel om bij te dragen aan veiligheid in de omgeving.

Rsp Zuiderzeelijn

Vanuit IenM wordt geld beschikbaar gesteld voor het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn. Hiervan is 89 mln. bestemd voor concrete bereikbaarheidsdoelen en 16 mln. voor de versterking van de economie in de regio.

Zoetwatermaatregelen

IenM stelt middelen beschikbaar voor het uitvoeren van zoetwatermaatregelen uit het Deltaplan Zoetwater. Het doel is om de huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening te verminderen en bij te dragen aan het opvangen van mogelijke gevolgen van klimaatverandering.

Diversen

Dit betreft diverse overboekingen vanuit de begroting van IenM (27 mln.), EZ (17 mln.) en OCW (9 mln.). Zo boekt EZ 10 mln. over naar het Provinciefonds voor de decentralisatie-uitkering Natuur en boekt IenM 9 mln. over voor de exploitatie van de lijn Hengelo-Bielefeld en 6 mln. voor het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport bij de IJsseldelta.

Daarnaast wordt het Provinciefonds met 6 mln. verhoogd vanwege het accres tranche 2016. Omdat het Rijk in 2016 meer heeft uitgegeven dan het jaar ervoor, ontvangen provincies accres.

Ook vindt er een afrekening plaats met het BTW-compensatiefonds. Na afloop van 2016 bleek dat er door provincies meer geld is teruggevraagd uit het BTW-compensatiefonds dan bij de voorlopige realisatie (Miljoenennota 2017) was geraamd. Dit verschil van 8 mln. komt ten laste van het Provinciefonds.

Infrastructuurfonds

A INFRASTRUCTUURFONDS: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

5.878,3

6.240,4

6.262,8

6.356,6

6.234

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Ontvangstenschuiven

– 11,1

23,1

– 7,6

– 13,4

54,4

 
   

Saldo 2016

579,1

0

0

0

0

 
   

Diversen

0,1

0

0

0

0

 
     

568,1

23,1

– 7,6

– 13,4

54,4

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Afrekening prorail vierde kwartaal 2016

51,9

0

0

0

0

 
   

Afroming eigen vermogen rijkswaterstaat

32,5

0

0

0

0

 
                 
   

Beter benutten

– 63,4

– 12

– 8,6

– 4,6

0

 
   

Dbfm projecten

– 270,7

– 73,8

– 62,1

60,9

34,6

 
   

Eenvoudig beter

– 46,3

– 33,4

– 12,9

– 4,6

0

 
   

Kasschuif infrastructuurfonds

– 250

60

190

0

0

 
   

Loon- en prijsbijstelling 2017

66,7

74,4

74,8

76,1

74,2

 
   

Regiospecifiek pakket zuiderzeelijn

– 146,9

0

0

0

0

 
   

Diversen

– 41,1

– 35,6

– 26,6

– 18,8

24,5

 
     

– 667,3

– 20,4

154,6

109

133,3

 
                 
 

Stand miljoenennota

           
     

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

6.500,2

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 99,1

2,8

147,1

95,6

187,7

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

5.779,2

6.243,2

6.409,8

6.452,2

6.421,7

6.500,2

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

5.779,2

6.243,2

6.409,8

6.452,2

6.421,7

6.500,2

                 
A INFRASTRUCTUURFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

5.878,3

6.240,4

6.262,8

6.356,6

6.234

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Ontvangstenschuiven

– 11,1

23,1

– 7,6

– 13,4

54,4

 
   

Saldo 2016

28,3

0

0

0

0

 
   

Diversen

0,1

0

0

0

0

 
     

17,3

23,1

– 7,6

– 13,4

54,4

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Afrekening prorail vierde kwartaal 2016

51,9

0

0

0

0

 
   

Afroming eigen vermogen rijkswaterstaat

32,5

0

0

0

0

 
   

Beter benutten

– 63,4

– 12

– 8,6

– 4,6

0

 
   

Dbfm projecten

– 270,7

– 73,8

– 62,1

60,9

34,6

 
   

Eenvoudig beter

– 46,3

– 33,4

– 12,9

– 4,6

0

 
   

Kasschuif infrastructuurfonds

– 250

60

190

0

0

 
   

Loon- en prijsbijstelling 2017

66,7

74,4

74,8

76,1

74,2

 
   

Regiospecifiek pakket zuiderzeelijn

– 146,9

0

0

0

0

 
   

Diversen

– 41,1

– 35,6

– 26,6

– 18,8

24,5

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Saldo 2016

550,8

0

0

0

0

 
     

– 116,5

– 20,4

154,6

109

133,3

 
                 
 

Stand miljoenennota

           
     

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

6.500,2

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 99,1

2,8

147,1

95,6

187,7

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

5.779,2

6.243,2

6.409,8

6.452,2

6.421,7

6.500,2

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

5.779,2

6.243,2

6.409,8

6.452,2

6.421,7

6.500,2

Ontvangstenschuiven

Diverse bijdragen van derden aan projecten zijn in de tijd verschoven, waardoor de ontvangstenramingen worden bijgesteld. De uitgavenramingen worden aangepast aan de nieuwe ontvangstenramingen, om zo binnen een modaliteit tot een sluitende programmering te komen. Het gaat hierbij onder andere om de projecten A1/A6/A9 Schiphol-Amsterdam-Almere, A15 Maasvlakte-Vaanplein, A7 Zuidelijke Ringweg Groningen, Zeetoegang IJmond, Keersluis Limmel, Nieuwe Sluis Terneuzen, HSL-Zuid en ERTMS.

Saldo 2016

Het voordelig saldo over 2016 is in 2017 toegevoegd aan de begroting van het Infrastructuurfonds. Het saldo 2016 bedraagt – 579,1 mln. op de uitgaven en – 28,3 mln. op de ontvangsten, waardoor het netto saldo (uitgaven minus ontvangsten) uitkomt op – 550,8 mln.

Afrekening ProRail vierde kwartaal 2016

Dit betreft de afrekening over het vierde kwartaal van 2016 van te hoog bevoorschotte projecten aan ProRail. ProRail ontvangt voor in uitvoering zijnde aanlegprojecten ieder kwartaal voorschotten. Deze voorschotten worden het daaropvolgende kwartaal afgerekend op basis van de werkelijke gemaakte kosten.

Afroming eigen vermogen Rijkswaterstaat

Het surplus aan eigen vermogen bij Rijkswaterstaat wordt conform de Regeling agentschappen afgeroomd. De middelen worden toegevoegd aan de begroting van het Infrastructuurfonds in 2017.

Beter Benutten

Diverse gemeenten en provincies ontvangen een bijdrage van IenM voor projecten binnen het programma Beter Benutten, waaronder decentrale spoorprojecten. De middelen zijn afkomstig van het Infrastructuurfonds en worden via de begroting van IenM overgeboekt naar het Gemeentefonds, Provinciefonds en BTW compensatiefonds (– 47,4 mln.). Daarnaast worden voor het innovatiepartnership Talking Traffic meerjarig middelen overgeheveld naar de begroting van IenM, zoals gemeld in de Kamerbrief van 21 november 2017 (TK 34 550 A, nr. 19). Tot slot wordt in totaal 6 mln. overgeboekt naar de begroting van IenM voor de ombouw van de huidige programmadirectie Beter Benutten.

DBFM

Kenmerk van DBFM-contract is een langjarig en vlak betalingsritme. Bij de afronding van de aanbesteding van een DBFM-contract is het exacte betalingsritme bekend. Het kasritme op het Infrastructuurfonds wordt in die gevallen aangepast aan het betaalritme van het DBFM-contract. Met deze mutaties worden de projectbudgetten voor de DBFM-projecten A1/A27 Utrecht Noord-Eemnes-Bunschoten, N18 Varsseveld-Enschede en de A6 Schiphol-Amsterdam-Almere en de capaciteitsuitbreiding Sluis Eefde omgezet in begrotingsreeksen voor betaling van de jaarlijkse beschikbaarheidsvergoeding.

Eenvoudig Beter

In de begroting van het Infrastructuurfonds 2017 is een reservering gemaakt voor de stelselherziening van de Omgevingswet, het programma Eenvoudig Beter. De gereserveerde middelen worden ingezet ten behoeve van de investering in het Digitaal Stelsel Omgevingswet en worden hiertoe overgeheveld naar de begroting van IenM waar de uitgaven voor de stelselherziening Omgevingswet worden verantwoord. Een deel van de middelen uit 2017 wordt op het Infrastructuurfonds doorgeschoven naar 2018 en 2019. De middelen zijn later nodig vanwege vertraging van het wetgevingstraject.

Kasschuif Infrastructuurfonds

Er vindt een kasschuif op het Infrastructuurfonds plaats van 2017 naar de jaren 2018 en 2019. De kasschuif wordt verwerkt op het artikel Spoorwegen omdat met name op de modaliteit Spoor diverse autonome vertragingen van de programmering optreden.

Loon- en prijsbijstelling 2017

De loon- en prijsbijstelling tranche 2017 wordt vanuit de begroting van IenM toegevoegd aan het Infrastructuurfonds. Daarnaast worden enkele bijdragen van derden geïndexeerd naar het prijspeil van 2017.

Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn

Dit betreft overboekingen naar het Provinciefonds, het Gemeentefonds en het BTW-compensatiefonds in het kader van het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP). De bijdrage is bestemd voor bereikbaarheidsprojecten in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Flevoland en de gemeente Assen.

Diversen – technische mutaties

Deze post bestaat uit diverse desalderingen waaronder een meerjarige overboeking voor een investering in een Maritiem Operatiecentrum voor de Kustwacht waarbij middelen op het Infrastructuurfonds via de begroting van IenM worden overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Defensie. Ook worden middelen overgeheveld naar de begroting van IenM voor onder andere de renovatie van de haveninfrastructuur op Bonaire, de Basisregistratie Ondergrond en voor de Brede Doeluitkering, waarvan een deel voor projecten binnen het programma Beter Benutten. Tot slot wordt er een meerjarige EU-subsidie ontvangen voor het programma ERTMS

Diergezondheidsfonds

F DIERGEZONDHEIDSFONDS: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

32,6

32,6

32,6

32,6

32,6

 

Technische mutaties

           
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Toevoeging eindsaldo 2016

11,7

0

0

0

0

 
   

Diversen

0

2

2

2

2

 
     

11,7

2

2

2

2

 

Extrapolatie

34,5

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

11,7

2

2

2

2

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

44,2

34,5

34,5

34,5

34,5

34,5

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

44,2

34,5

34,5

34,5

34,5

34,5

                 
F DIERGEZONDHEIDSFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

32,6

32,6

32,6

32,6

32,6

 

Technische mutaties

           
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Toevoeging eindsaldo 2016

11,7

0

0

0

0

 
   

Diversen

0

2

2

2

2

 
 

11,7

2

2

2

2

 

Extrapolatie

34,5

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

11,7

2

2

2

2

 
             

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

44,2

34,5

34,5

34,5

34,5

34,5

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

44,2

34,5

34,5

34,5

34,5

34,5

Toevoeging eindsaldo 2016 (uitgaven en ontvangsten)

Het eindsaldo van 2016 wordt toegevoegd aan de begroting 2017.

Diversen (technische mutaties niet tot een ijklijn behorend uitgaven en ontvangsten)

Dit betreffen voormalige EZ-opdrachten gezondheidsdienst (EZ-percelen) die nu via het DGF gefinancierd worden. Tevens zijn uitgaven opgenomen voor de High Containment Unit, een onderzoekslaboratorium van de NVWA. Tenslotte zijn er hogere uitgaven voor onderzoek naar brucellose (een infectieziekte die kan worden overgedragen van dieren op mensen) en hogere uitgaven voor de bewaking en preventie van salmonella bij pluimvee.

Accres Gemeentefonds

ACCRES GEMEENTEFONDS: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

212,9

700,6

1.167,9

1.670,5

2.069,4

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Accres tranche 2016

87,7

43,9

43,9

43,9

43,9

 
   

Accres tranche 2017

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

 
   

Accres tranche 2018

0

384,2

384,2

384,2

384,2

 
   

Accres tranche 2019

0

0

45

45

45

 
   

Accres tranche 2020

0

0

0

15,5

15,5

 
   

Accres tranche 2021

0

0

0

0

53,9

 
   

Accres tranche 2022

0

0

0

0

0

 
   

Bijstelling bcf

– 108,5

– 3,8

2,9

5

13,8

 
   

Extrapolatie

0

0

0

0

0

 
     

– 19,4

425,7

477,4

495

557,7

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Accres tranche 2016

– 87,7

– 43,9

– 43,9

– 43,9

– 43,9

 
   

Accres tranche 2017

– 1,4

– 1,4

– 1,4

– 1,4

– 1,4

 
   

Accres tranche 2018

0

– 804,6

– 804,6

– 804,6

– 804,6

 
   

Afrekening bcf

52,6

0

0

0

0

 
   

Bijstelling bcf

1,9

0

0

0

0

 
     

– 34,6

– 849,9

– 849,9

– 849,9

– 849,9

 

Extrapolatie

2.321,7

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 53,9

– 424,2

– 372,4

– 354,8

– 292,2

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

159

276,4

795,5

1.315,7

1.777,2

2.321,7

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

159

276,4

795,5

1.315,7

1.777,2

2.321,7

                 
ACCRES GEMEENTEFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

0

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0

0

0

0

0

 
             

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

0

0

0

0

0

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0

0

0

0

0

0

Tranche 2017–2022

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. Op basis van dit vastgestelde accrespercentage heeft de afrekening dit voorjaar plaats gevonden. De accressen voor de jaren 2017 e.v. zijn aangepast aan de uitkomsten van de normeringssystematiek. De geraamde accressen voor 2017 en 2018 zijn overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het Gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het Gemeentefonds en het Provinciefonds. De toevoeging of onttrekking wordt over het Gemeentefonds en het Provinciefonds verdeeld conform de aandelen gezamenlijke gemeenten en provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

Accres Provinciefonds

ACCRES PROVINCIEFONDS: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

29,8

97,1

157,7

222,8

274,5

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Accres tranche 2016

6,3

3,1

3,1

3,1

3,1

 
   

Accres tranche 2017

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

 
   

Accres tranche 2018

0

59,5

59,5

59,5

59,5

 
   

Accres tranche 2019

0

0

6,5

6,5

6,5

 
   

Accres tranche 2020

0

0

0

2,4

2,4

 
   

Accres tranche 2021

0

0

0

0

6,9

 
   

Accres tranche 2022

0

0

0

0

0

 
   

Bijstelling bcf

– 14,9

– 1

– 0,1

0,1

1,4

 
   

Extrapolatie

0

0

0

0

0

 
     

– 7,4

62,8

70,2

72,8

81

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Accres tranche 2016

– 6,3

– 3,1

– 3,1

– 3,1

– 3,1

 
   

Accres tranche 2017

– 1,2

– 1,2

– 1,2

– 1,2

– 1,2

 
   

Accres tranche 2018

0

– 116,4

– 116,4

– 116,4

– 116,4

 
   

Afrekening bcf

8,4

0

0

0

0

 
   

Bijstelling bcf

– 1,9

0

0

0

0

 
     

– 1

– 120,7

– 120,7

– 120,7

– 120,7

 

Extrapolatie

303,9

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 8,5

– 58

– 50,6

– 48

– 39,8

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

21,4

39,1

107,1

174,8

234,7

303,9

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

21,4

39,1

107,1

174,8

234,7

303,9

                 
ACCRES PROVINCIEFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

0

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0

0

0

0

0

 
             

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

0

0

0

0

0

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0

0

0

0

0

0

Tranche 2017–2022

Het accres kent jaarlijks twee bijstellingsmomenten, Voorjaarsnota en Miljoenennota, en één vaststellingsmoment, bij het Financieel Jaarverslag Rijk. Op basis van dit vastgestelde accrespercentage heeft de afrekening dit voorjaar plaats gevonden. De accressen voor de jaren 2016 e.v. zijn aangepast aan de uitkomsten van de normeringssystematiek. De geraamde accressen voor 2017 en 2018 zijn overgeboekt naar het Provinciefonds.

Btw compensatiefonds (BCF)

Het plafond van het BCF is per 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het Gemeentefonds en het Provinciefonds. De toevoeging of onttrekking wordt over het Gemeentefonds en het Provinciefonds verdeeld conform de aandelen gezamenlijke gemeenten en provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

BES-fonds

H BES-FONDS: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

32,7

32,7

32,8

32,8

32,8

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

8,9

8,6

0,3

0,3

0

 
     

8,9

8,6

0,3

0,3

0

 

Extrapolatie

33

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

8,9

8,6

0,3

0,3

0

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

41,6

41,4

33,1

33,1

32,9

33

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

41,6

41,4

33,1

33,1

32,9

33

                 
H BES-FONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

0

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0

0

0

0

0

 
             

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

0

0

0

0

0

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0

0

0

0

0

0

Diversen (technische mutaties – uitgaven)

De vrije uitkering van het BES-fonds is vastgelegd in dollars. Door een lagere stand van de dollar zijn er tegenvallers. Deze worden gedekt door een overboeking vanuit de wisselkoersreserve op de begroting van Koninkrijksrelaties.

Deltafonds

J DELTAFONDS: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

904,7

1.098,1

1.088,8

1.170,3

1.343,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Saldo 2016

120

0

0

0

0

 
   

Diversen

– 0,7

– 0,9

– 0,9

– 0,8

– 0,8

 
     

119,3

– 0,9

– 0,9

– 0,8

– 0,8

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Kasschuif deltafonds

– 50

0

50

0

0

 
   

Diversen

9,1

22,1

26,1

40,4

25,9

 
     

– 40,9

22,1

76,1

40,4

25,9

 
                 
 

Stand miljoenennota

           
     

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

1.247,9

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

78,4

21,2

75,2

39,6

25,1

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

983

1.119,3

1.164,1

1.209,8

1.368,7

1.247,9

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

983

1.119,3

1.164,1

1.209,8

1.368,7

1.247,9

                 
J DELTAFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

904,7

1.098,1

1.088,8

1.170,3

1.343,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

– 7,7

– 0,9

– 0,9

– 0,8

– 0,8

 
     

– 7,7

– 0,9

– 0,9

– 0,8

– 0,8

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Kasschuif deltafonds

– 50

0

50

0

0

 
   

Diversen

9,1

22,1

26,1

40,4

25,9

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Saldo 2016

127

0

0

0

0

 
     

86,1

22,1

76,1

40,4

25,9

 
                 
 

Stand miljoenennota

           
     

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

1.247,9

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

78,4

21,2

75,2

39,6

25,1

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

983

1.119,3

1.164,1

1.209,8

1.368,7

1.247,9

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

983

1.119,3

1.164,1

1.209,8

1.368,7

1.247,9

Saldo 2016

Het voordelig saldo over 2016 is in 2017 toegevoegd aan de begroting van het Deltafonds. Het saldo 2016 bedraagt – 120,0 mln. op de uitgaven en 7,1 mln. op de ontvangsten, waardoor het netto saldo (uitgaven minus ontvangsten) uitkomt op – 127 mln.

Kasschuif Deltafonds

Er vindt een kasschuif plaats op het Deltafonds van 2017 naar 2019. De middelen zijn later nodig vanwege autonome vertraging in de programmering. Dit heeft voornamelijk te maken met vertraging van het project Markermeerdijk met een jaar omdat verdere consultatie met de regio nodig is.

Diversen – technische mutaties

Deze post bestaat hoofdzakelijk uit de loon- en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit de begroting van IenM wordt toegevoegd aan het Deltafonds. Daarnaast vinden diverse desalderingen plaats, waaronder ontvangsten vanuit provincies voor het project IJsseldelta. Ook wordt een bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken ontvangen voor het project Wind op zee. Verder worden er middelen overgeheveld naar het Provinciefonds en BTW-compensatiefonds ten behoeve van de uitvoering van zoetwatermaatregelen door provincies. Tot slot worden de op het Deltafonds gereserveerde middelen voor de Basisregistratie Ondergrond (BRO) in tranches overgeheveld naar de begroting van IenM (XII) waar de uitgaven voor BRO worden verantwoord.

Prijsbijstelling

PRIJSBIJSTELLING: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

190,7

644,5

1.151,3

1.710,7

2.359,9

 

Mee- en tegenvallers

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Nominale ontwikkeling

145,4

247,3

323,1

376,3

427,9

 
 

Sociale zekerheid

           
   

Diversen

3,8

5,4

5

5,7

6,4

 
 

Zorg

           
   

Diversen

0,7

0,8

1,1

0,6

– 0,7

 
     

149,9

253,5

329,2

382,6

433,6

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

Sociale zekerheid

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

Zorg

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Uitkeren prijsbijstelling 2017

– 325,9

– 336,1

– 334,8

– 330,4

– 331,2

 
 

Sociale zekerheid

           
   

Diversen

– 6

– 5,6

– 4,8

– 4,8

– 4,8

 
 

Zorg

           
   

Diversen

– 1,5

– 1,4

– 1,4

– 1,3

– 1,3

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Nominale ontwikkeling

8,5

41,7

65,5

86

108,7

 
   

Diversen

– 15,7

– 16

– 16,1

– 16,4

– 16,7

 
     

– 340,6

– 317,4

– 291,6

– 266,9

– 245,3

 

Extrapolatie

3.314,3

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 190,7

– 63,8

37,6

115,8

188,2

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

580,7

1.188,9

1.826,5

2.548,2

3.314,3

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0

580,7

1.188,9

1.826,5

2.548,2

3.314,3

                 
PRIJSBIJSTELLING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

0

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0

0

0

0

0

 
             

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

0

0

0

0

0

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0

0

0

0

0

0

Nominale ontwikkeling

De prijsbijstelling wordt berekend door de grondslag (de prijsgevoelige gedeelten van de departementale begrotingen) te vermenigvuldigen met de betreffende prijsontwikkeling. De prijsontwikkeling wordt geactualiseerd op basis van de ramingen van het CPB; dit is de nominale ontwikkeling. Als gevolg van een sterkere prijsontwikkeling dan werd verwacht bij Miljoenennota 2017 is de nominale ontwikkeling voor alle jaren omhoog bijgesteld.

Uitkeren prijsbijstelling 2017

De prijsbijstelling tranche 2017 is uitgekeerd aan de departementen.

Diversen

Bij de mee- en tegenvallers bevat de post diversen de nominale ontwikkeling van de prijsbijstelling voor de uitgavenkaders Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en het Budgettair Kader Zorg. Bij de technische mutaties bevat de post diversen het uitkeren van de prijsbijstelling tranche 2017 aan deze twee uitgavenkaders, evenals de prijsbijstelling voor de uitgaven die niet tot een ijklijn behoren. Vanwege de kleine omvang van de betreffende mutaties vallen deze onder de post «diversen».

Arbeidsvoorwaarden

ARBEIDSVOORWAARDEN: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

925

1.984,3

2.954,7

4.096,6

5.288,8

 

Mee- en tegenvallers

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Nominale ontwikkeling

6,4

200

574,8

919,5

1.111,80

 
   

Diversen

0

0

0

0

0,0

 
 

Sociale zekerheid

           
   

Nominale ontwikkeling

10,3

13,1

36,5

53,6

64

 
 

Zorg

           
   

Diversen

1,5

1,7

4,7

4,1

0,8

 
     

18,2

214,8

616

977,2

1.176,6

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

Sociale zekerheid

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
 

Zorg

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

0

0

0

0

0

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Loonbijstelling tranche 2017

– 876,1

– 862,3

– 854,6

– 850,5

– 849,6

 
 

Sociale zekerheid

           
   

Loonbijstelling tranche 2017

– 59

– 55,4

– 52,9

– 50,6

– 51

 
 

Zorg

           
   

Diversen

– 6,9

– 6,4

– 6,5

– 5,9

– 6

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Diversen

– 1,3

0,4

6,5

10,4

15,4

 
     

– 943,3

– 923,7

– 907,5

– 896,6

– 891,2

 

Extrapolatie

7.112,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 925

– 708,9

– 291,4

80,6

285,4

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

1.275,4

2.663,3

4.177,2

5.574,2

7.112,8

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0

1.275,4

2.663,3

4.177,2

5.574,2

7.112,8

                 
ARBEIDSVOORWAARDEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

0

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0

0

0

0

0

 
             

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

0

0

0

0

0

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0

0

0

0

0

0

Nominale ontwikkeling

Ten opzichte van de vorige Miljoenennota wordt de loonontwikkeling voor 2017 en verder nu hoger geraamd. Deze ontwikkeling volgt uit de macrobijstellingen, waaronder de middellange termijn raming van het CPB.

Loonbijstelling tranche 2017

De loonbijstelling tranche 2017 wordt overgemaakt naar de departementale begrotingen. Deze tranche bestaat uit een vergoeding voor sociale werkgeverslasten en de contractloonontwikkeling.

Koppeling Uitkeringen

KOPPELING UITKERINGEN: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

193,9

383,1

572,9

804,6

1.093,7

 

Mee- en tegenvallers

           
 

Sociale zekerheid

           
   

Nominale ontwikkeling

28,8

115,5

269,2

423,9

544,4

 
     

28,8

115,5

269,2

423,9

544,4

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Sociale zekerheid

           
   

Nominale ontwikkeling

– 211,2

– 234,8

– 239

– 243,6

– 247

 
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

– 211,2

– 234,8

– 239

– 243,6

– 247

 

Technische mutaties

           
 

Sociale zekerheid

           
   

Brutering

– 10,9

– 7,9

– 17,4

– 21,3

– 38,6

 
   

Temporisering afbouw ahk

0

19,9

29,7

31,4

32,5

 
   

Diversen

– 0,5

– 0,5

– 0,5

– 0,5

– 0,6

 
     

– 11,4

11,5

11,8

9,6

– 6,7

 

Extrapolatie

1.782,1

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 193,9

– 107,7

42,1

189,9

290,8

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

275,4

614,9

994,5

1.384,4

1.782,1

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0

275,4

614,9

994,5

1.384,4

1.782,1

                 
KOPPELING UITKERINGEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

1,9

2

3,1

4,8

8,6

 

Mee- en tegenvallers

           
 

Sociale zekerheid

           
   

Diversen

0

2,3

4,8

7,7

8,1

 
     

0

2,3

4,8

7,7

8,1

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Sociale zekerheid

           
   

Diversen

– 1,9

– 2,3

– 3

– 2,8

– 2,7

 
     

– 1,9

– 2,3

– 3

– 2,8

– 2,7

 

Technische mutaties

           
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Nominale ontwikkeling

0

26

56

85

116

 
     

0

26

56

85

116

 

Extrapolatie

167,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 1,9

26

57,7

89,9

121,4

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

28

60,8

94,8

130

167,8

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0

28

60,8

94,8

130

167,8

Nominale ontwikkeling (mee- en tegenvallers)

De mutatie betreft een aanpassing in de geraamde nominale ontwikkeling binnen het SZA-kader als gevolg van CPB-ramingen van loon- en prijsontwikkeling en als gevolg van mutaties in uitgavenramingen binnen de Sociale Zekerheid.

Nominale ontwikkeling (beleidsmatige mutaties)

Dit is een overboeking naar de begroting van SZW(hoofdstuk 15) om de begrotingsgefinancierde uitkeringen op prijspeil 2017 te brengen.

Brutering

Het bruteringseffect wordt veroorzaakt doordat enkele uitkeringen, de grootste zijnde de bijstand en de AOW, worden afgeleid van het netto minimumloon. Wijzigingen in belastingen en premies hebben effect op de bruto hoogte van deze uitkeringen. Deze wijzigingen kunnen daarmee tot hogere of lagere uitgaven in het SZA-kader leiden. In de begrotingsregels is afgesproken dat het SZA-kader voor de effecten van deze belasting- en premiewijzigingen gecorrigeerd wordt, zodat geen mee- of tegenvallers in het SZA-kader ontstaan als gevolg van belasting- en premiewijzigingen.

Temporisering afbouw AHK

De overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting in de bijstandsregelingen en de Anw wordt sinds 2012 afgebouwd. In de periode 2014–2017 is het tempo waarin dit gebeurt gehalveerd. Deze maatregel voorziet in het verlengen van deze temporisering tot en met 2018.

Nominale ontwikkeling (technische mutatie ontvangsten)

Dit betreft de nominale ontwikkeling van de ingeboekte werkgeversbijdrage kinderopvangtoeslag.

Algemeen

ALGEMEEN: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

145,9

396,8

355,1

335,5

335,5

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Afpakken crimineel vermogen

0

30

0

0

0

 
   

Compensatie abp-pensioenpremiestijging

341,5

341,5

341,5

341,5

341,5

 
   

In=uit taakstelling

– 1.480,7

– 105,8

– 20,8

0

0

 
   

Belastingdienst

0

75

0

0

0

 
   

Invest-nl ontwikkelkosten

0

0

19

19

19

 
   

Kasschuif ia-middelen

– 60

0

30

30

0

 
   

Kasschuif investeringsagenda

63

0

0

0

0

 
   

Nvwa

0

25

0

0

0

 
   

Diversen

5

– 1,2

– 1,2

– 1,2

– 1,2

 
 

Sociale zekerheid

           
   

In=uit taakstelling

– 86,5

0

0

0

0

 
     

– 1.217,7

364,5

368,5

389,3

359,3

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Besparingsverlies eigen bijdrageregeling strafvordering

– 47

– 20,4

– 7,2

– 5,6

– 4,7

 
   

Intensivering veiligheid

– 69,5

– 73,3

– 69,4

– 70,5

– 70,5

 
   

Investeringsagenda

– 81,7

– 47,8

– 12,7

– 12,7

– 12,7

 
   

Terugbetalen voorschot vertrekregeling

0

40

40

21,5

10

 
   

Uitkering compensatie abp-pensioenpremiestijging

– 340,1

– 340,1

– 340,1

– 340,1

– 340,1

 
   

Diversen

– 40,8

– 55,5

– 24,9

– 25,2

– 25,2

 
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

– 579,1

– 497,1

– 414,3

– 432,6

– 443,2

 

Extrapolatie

252,1

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 1.796,9

– 132,7

– 45,8

– 43,3

– 83,9

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

– 1.651

264,2

309,3

292,2

251,6

252,1

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

– 1.651

264,2

309,3

292,2

251,6

252,1

                 
ALGEMEEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

0

0

0

0

0

 

Extrapolatie

0

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

0

0

0

0

0

 
             

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

0

0

0

0

0

0

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

0

0

0

0

0

0

Afpakken crimineel vermogen

Voor 2018 wordt 30 mln. gereserveerd voor de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen. Hiertoe maakt VenJ een plan van aanpak, waarbij ook aandacht is voor de verbetering van de registratie van de opbrengsten bij het OM en de Belastingdienst.

Compensatie ABP-pensioenpremiestijging

Per 1 januari 2017 heeft het ABP de pensioenpremie verhoogd. Ter compensatie van de pensioenpremiestijging wordt 342 mln. aan de loonruimte 2017 toegevoegd. Deze middelen worden vanuit de Aanvullende Post overgemaakt naar de departementale begrotingen.

In=uit taakstelling (RBG-eng en SZA)

Departementen kunnen onbestede middelen in 2016 met behulp van de eindejaarsmarge doorschuiven naar 2017. HGIS middelen kunnen worden doorgeschoven naar de drie opvolgende jaren. Als tegenhanger van de uitgekeerde eindejaarsmarges is de in=uit taakstelling op de aanvullende post ingeboekt, onder de veronderstelling dat departementen ieder jaar een soortgelijk bedrag doorschuiven met behulp van de eindejaarsmarge. De in=uit taakstelling zal gedurende de uitvoering van begrotingsjaar 2017 worden ingevuld met onderuitputting.

Belastingdienst

Er wordt 75 mln. op de Aanvullende Post gereserveerd, vooral ter borging van de continuïteit gedurende de looptijd van de Investeringsagenda, voor zover en waar dat nodig zou blijken.

Invest-NL ontwikkelkosten

De (nationale en internationale) ontwikkeltak van Invest-NL ontvangt in 2017 en 2018 middelen via de EZ begroting. De middelen voor de jaren na 2018 (19 mln. per jaar) zijn gereserveerd op de Aanvullende Post.

Kasschuif IA-middelen

Een deel van de beschikbare middelen voor de Investeringsagenda voor de Belastingdienst voor 2017 komt dit jaar niet tot besteding en wordt middels een kasschuif naar latere jaren geschoven.

Kasschuif investeringsagenda

Op de Aanvullende Post staan middelen gereserveerd voor projecten van de Belastingdienst (Investeringsagenda). De niet uitgeputte middelen over 2016 zijn doorgeschoven naar 2017.

NVWA

Om de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) beter in staat te stellen haar rol als autoriteit uit te oefenen, is er 25 mln. gereserveerd in 2018.

Besparingsverlies eigen bijdrageregeling strafvordering

Voor het wetsvoorstel «eigen bijdrageregeling strafvordering en slachtofferzorg» staat een reservering op de Aanvullende post. Omdat het wetsvoorstel nog niet is aangenomen door de Eerste Kamer is er een besparingsverlies. Een deel van de gereserveerde middelen wordt nu toegevoegd aan de VenJ-begroting en ingezet om het besparingsverlies te dekken.

Intensivering veiligheid

Bij Miljoenennota 2017 is 450 mln. extra beschikbaar gesteld voor de VenJ-begroting. Een deel van deze middelen – de intensiveringen – was gereserveerd op de Aanvullende Post. Op basis van bestedingsplannen zijn deze middelen bij nota van wijziging op de ontwerpbegroting 2017 overgeheveld naar de VenJ-begroting. Het gaat onder andere om middelen voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit, cyberveiligheid en grensbewaking.

Investeringsagenda

Vanuit de Aanvullende Post zijn middelen vrijgegeven voor verschillende ICT-projecten en het aannemen van nieuw personeel in het kader van de Investeringsagenda van de Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 236).

Terugbetalen voorschot vertrekregeling

Vanuit de Aanvullende Post is 122 mln. voorgefinancierd om de vertrekregeling in 2016 te kunnen bekostigen (zie ook Kamerstukken 2016–2017 31 066 nr. 307 bijlage bij feitenrelaas document 37). Met deze mutatie wordt dit voorschot in een geactualiseerd kasritme weer terugbetaald aan de Aanvullende Post.

Uitkering compensatie ABP-pensioenpremiestijging

Per 1 januari 2017 heeft het ABP de pensioenpremie verhoogd. Ter compensatie van de pensioenpremiestijging wordt 342 mln. aan de loonruimte 2017 toegevoegd. Deze middelen worden vanuit de Aanvullende Post overgemaakt naar de departementale begrotingen.

Consolidatie

CONSOLIDATIE: UITGAVEN
     

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

– 6.168,3

– 6.598

– 6.732,3

– 6.880,4

– 7.013,5

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Consolidatie

831

2,7

– 226,3

– 134,9

– 118,5

 
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

831

2,7

– 226,3

– 134,9

– 118,5

 

Extrapolatie

– 7.178,6

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

831

2,7

– 226,3

– 134,9

– 118,5

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

– 5.337,3

– 6.595,3

– 6.958,6

– 7.015,4

– 7.132

– 7.178,6

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

– 5.337,3

– 6.595,3

– 6.958,6

– 7.015,4

– 7.132

– 7.178,6

                 
CONSOLIDATIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017 (excl. IS)

– 6.168,3

– 6.598

– 6.732,3

– 6.880,4

– 7.013,5

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Consolidatie

831

2,7

– 226,3

– 134,9

– 118,5

 
   

Diversen

0

0

0

0

0

 
     

831

2,7

– 226,3

– 134,9

– 118,5

 

Extrapolatie

– 7.178,6

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

831

2,7

– 226,3

– 134,9

– 118,5

 
                 

Stand Miljoenennota 2018 (subtotaal)

– 5.337,3

– 6.595,3

– 6.958,6

– 7.015,4

– 7.132

– 7.178,6

Totaal Internationale samenwerking

0

0

0

0

0

0

Stand Miljoenennota 2018

– 5.337,3

– 6.595,3

– 6.958,6

– 7.015,4

– 7.132

– 7.178,6

De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen die ontstaan door het bruto-boeken van bijdragen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt, als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt daarnaast de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Hierdoor wordt het rekenkundig niveau van de totale rijksuitgaven en de rijksontvangsten hoger dan het feitelijk niveau. Op de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd. De hoogte van de post wordt in belangrijke mate bepaald door de bijdragen van de begroting van Infrastructuur en Milieu aan het Infrastructuurfonds.

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HOMOGENE GROEP INTERNATIONALE SAMENWERKING: UITGAVEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017

4.131,4

4.188,4

4.159,1

4.179,7

4.387,7

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Asielinstroom 2016

170,3

0

0

0

0

 
   

Asielinstroom 2017 e.v.: kasschuif

0

151,2

146,5

53,1

39,7

 
   

Asielinstroom 2017 e.v.: oda-toerekening

0

– 151,2

– 146,5

– 53,1

– 39,7

 
   

Biv trekkingsrechten

60

0

0

0

0

 
   

Biv trekkingsrechten bhos/bz

– 60

0

0

0

0

 
   

Biv trekkingsrechten defensie

– 59,5

0

0

0

0

 
   

Compensatie nacalculatie

75

0

0

0

0

 
   

Correctie extrapolatie

0

0

0

120

283,1

 
   

Dekking nacalculatie

– 75

0

0

0

0

 
   

Financiering brigade speciale beveiligingsopdrachten (bsb)

– 20,8

0

0

0

0

 
   

Hgis eindejaarsmarge

198,6

105,8

20,8

0

0

 
   

Hgis-bijstelling

137,6

230,4

251,8

279,4

288,5

 
   

Inzet eindejaarsmarge

0

– 99,8

– 13,8

0

0

 
   

Kasschuif platslaan bni minreeks

0

48

48

48

– 59

 
   

Noodhulpfonds

63,3

0

0

0

0

 
   

Noodhulpfonds extra inzet

39,7

0

0

0

0

 
   

Noodhulpfonds inzet eindejaarsmarge

– 46,3

0

0

0

0

 
   

Oda-toerekening asielinstroom 2017 en nacalculatie 2016

21,3

0

0

0

0

 
   

Oda-toerekening asielinstroom 2017 en nacalculatie 2016 overheveling

– 21,3

0

0

0

0

 
   

Opvang in de regio

82,2

0

0

0

0

 
   

Opvang in de regio inzet eindejaarsmarge

– 82,2

0

0

0

0

 
   

Terugbrengen taakstellende minreeks

0

135,8

60,8

2,9

0

 
   

Terugbrengen taakstellende minreeks: dekking

0

– 36

– 47

– 2,9

0

 
   

Terugbrengen taakstellende minreeks: kasschuif

0

36

47

2,9

– 85,9

 
   

Veiligheid, stabiliteit, migratiesamenwerking, opvang in de regio

50

0

0

0

0

 
   

Diversen

32,9

– 5,1

4

3,8

5,3

 
     

565,8

415,1

371,6

454,1

432

 

Technische mutaties

           
 

Niet tot een ijklijn behorend

           
   

Deelname aiib

38,5

38,5

38

0

0

 
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

– 27

20,1

0,1

0,1

0,1

 
     

11,5

58,6

38,1

0,1

0,1

 
                 

Extrapolatie

4.570,1

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

577,5

473,7

409,7

454,2

432

 

Stand Miljoenennota 2018

4.708,8

4.662,1

4.568,7

4.633,9

4.819,7

4.570,1

                 
HOMOGENE GROEP INTERNATIONALE SAMENWERKING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Miljoenennota 2017

183,3

134,7

134,6

134,5

134,4

 

Beleidsmatige mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

3,9

0

0

0

0

 
     

3,9

0

0

0

0

 

Technische mutaties

           
 

Rijksbegroting in enge zin

           
   

Diversen

– 27

20,1

0,1

0,1

0,1

 
     

– 27

20,1

0,1

0,1

0,1

 
                 

Extrapolatie

127,8

Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2017

– 23,1

20,1

0,1

0,1

0,1

 

Stand Miljoenennota 2018

160,2

154,8

134,7

134,6

134,5

127,8

Asielinstroom 2016

Bij de Najaarsnota 2016 is de raming voor de asielinstroom in 2016 verlaagd van 58.000 naar 33.000. De verlaging van de instroom in 2016 werkt ook door in 2017, omdat asielzoekers die later in 2016 instromen ook in 2017 opgevangen worden. Het bedrag dat gemoeid is met de verlaging is overgeboekt van de begroting van Veiligheid en Justitie naar het verdeelartikel op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en is ingezet ter dekking van een eerdere negatieve BNI-bijstelling.

Asielinstroom 2017 e.v. (kasschuif en oda-toerekening)

De herziene Meerjarige Productie Prognose (MPP) voor de instroom van asielzoekers leidt tot een bijstelling van de ODA toerekening van eerstejaarsopvangkosten voor de instroom 2017 en 2018. Daarnaast wordt de toerekening van de bestaande raming voor 2019 en verder gefinancierd. De kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers zijn conform de OESO-DAC-systematiek toegerekend aan ODA en overgeheveld naar de begroting van Veiligheid en Justitie. De dekking wordt geleverd door een kasschuif waarbij BNI-ruimte in het jaar 2022 wordt ingezet.

Biv trekkingsrechten

Het betreft de overheveling van middelen uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de begrotingen van Defensie, Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het financieren van uitgaven van deze departementen gerelateerd aan internationale veiligheid.

Compensatie en dekking nacalculatie

Het kabinet heeft 75 mln. vrijgemaakt om de kosten voor leegstand in de eerstejaarsasielopvang in 2016 te dekken. Dit loopt mee in de reguliere nacalculatie over 2016 en wordt via de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking naar de begroting van Veiligheid en Justitie overgeboekt.

Correctie extrapolatie

Op het ODA-budget zijn middelen uit latere jaren naar voren gehaald door middel van kasschuiven, waardoor het niveau van uitgaven in het laatste jaar incidenteel is verlaagd. Deze incidentele verlagingen zijn, per abuis in afwijking van de gebruikelijke systematiek, structureel doorgetrokken in de extrapolatie. Hierdoor is het ODA-budget momenteel structureel 390 mln. lager dan politiek afgesproken. Het ODA-budget wordt hiervoor technisch gecorrigeerd.

Financiering brigade speciale beveiligingsopdrachten (BSB)

Defensie voert in opdracht van Buitenlandse Zaken de beveiliging uit van diplomaten en ambassades in gebieden waar dit noodzakelijk is.

HGIS-bijstelling

De non-ODA uitgaven zijn gekoppeld aan de ontwikkeling van het prijs BBP. De ontwikkeling van de ODA gerelateerde uitgaven is gekoppeld aan de ontwikkeling van het BNI. Naar aanleiding van de laatste macro-economische cijfers van het CPB is het budget van de HGIS opwaarts bijgesteld.

HGIS eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge 2016 is aan de HGIS toegevoegd en is doorverdeeld naar de betreffende HGIS departementen. De HGIS eindejaarsmarge kan over maximaal drie jaar aangewend worden.

Inzet eindejaarsmarge

Het deel van de ODA eindejaarsmarge dat ontstaan is als gevolg van het verlagen van de asielraming bij Najaarsnota 2016 wordt in 2018 en 2019 ingezet als dekking voor het terugbrengen van de taakstellende minreeks op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Kasschuif platslaan bni minreeks

BNI-ruimte in de jaren 2021 en 2022 wordt met een kasschuif naar de jaren 2018–2020 gehaald om de taakstellende minreeks op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gelijkmatiger over de jaren te verdelen.

Noodhulpfonds

Bij Najaarsnota 2016 is gemeld dat er 48 mln. extra beschikbaar komt voor het Noodhulpfonds vanuit de correctie van de toerekening van eerstejaarsopvangkosten asiel. Van dit bedrag wordt 31 mln. via de eindejaarsmarge uit 2016 meegenomen naar 2017; de resterende 17 mln. komt beschikbaar vanuit de asieltoerekening in 2017. Daarnaast wordt 15,3 mln. aan onderuitputting op het Noodhulpfonds in 2016 via de eindejaarmarge naar 2017 meegenomen.

Noodhulpfonds extra inzet

Aanvullend wordt 39,7 mln. toegevoegd aan het Noodhulpfonds vanuit de lagere ODA-toerekening voor eerstejaarsopvangkosten van de asielinstoom in 2017. Per saldo is er daarmee voor 2017 103 mln. extra budget vrijgemaakt ten behoeve van het Noodhulpfonds.

Noodhulpfonds inzet eindejaarsmarge

Zoals hierboven aangegeven wordt vanuit de eindejaarsmarge 2016 46,3 mln. ingezet voor het Noodhulpfonds in 2017.

ODA-toerekening asielinstroom 2017 en nacalculatie 2016 en overheveling

De raming voor de instroom van asielzoekers in 2017 is verlaagd van 42.000 naar 41.000. Dit leidt, samen met de reguliere jaarlijkse herijking van o.a. verblijfsduur en kostprijs, tot een neerwaartse bijstelling van de ODA-toerekening van eerstejaarsopvangkosten asielinstroom 2017. Daarnaast vindt de reguliere nacalculatie over 2016 plaats. Per saldo leidt dit tot een verhoging van de ODA-toerekening voor de eerstejaarsopvangkosten van asielzoekers in 2017 van 21,3 mln.

Deze kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers worden conform de OESO-DAC- systematiek toegerekend aan ODA en overgeheveld naar de VenJ-begroting.

Opvang in de regio

Het kabinet heeft bij Voorjaarsnota 2016 260 mln. extra meerjarige middelen beschikbaar gesteld voor opvang in de regio. De middelen die niet in 2016 tot besteding zijn gekomen worden via de eindejaarsmarge meegenomen naar en ingezet in 2017.

Terugbrengen taakstellende minreeks, kasschuif en dekking

De taakstellende minreeks op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die is ontstaan door bijstellingen als gevolg van de ontwikkeling van het BNI en de verhoogde toerekening van de eerstejaarsopvangkosten van asielzoekers wordt teruggebracht in de jaren 2018–2020. Dit wordt gedaan door een kasschuif waarbij BNI-ruimte in 2021 wordt ingezet in de jaren 2018–2020 en door de inzet van de eindejaarsmarge 2016.

Veiligheid, stabiliteit, migratiesamenwerking, opvang in de regio

Het kabinet maakt 50 mln. extra vrij in 2017 voor veiligheid, stabiliteit, migratiesamenwerking en opvang in de regio in Afrika. Hiermee wordt ingezet op het beperken van irreguliere migratie en mensensmokkel, en op opvang van vluchtelingen in de regio van herkomst. 30 mln. wordt ingezet ten behoeve van opvang in regio in de Hoorn van Afrika, 10 mln. voor veiligheid en stabiliteit en 10 mln. voor migratiesamenwerking.

Diversen (beleidsmatige mutaties)

Deze mutatie betreft onder andere de overheveling van de aanvullende post naar de BHOS-begroting van de structurele reeks van 10 mln. die het kabinet bij Miljoenennota 2017 heeft vrijgemaakt voor de versterking van de concurrentiepositie van Nederland. Tevens betreft deze mutatie een kasschuif van cumulatief 14 mln. vanuit de meerjaren periode naar 2017 om de kosten die verband houden met de extra uitgave die vorig jaar is gedaan als gevolg van een gemaakte afspraak behorende bij de financiering van de nieuwbouw van het International Criminal Court, in het juiste kasritme te dekken.

Deelname AIIB (Asian Infrastructure Investment Bank)

Als gevolg van een besluit van de OESO-DAC is het mogelijk om 83% van de kapitaalinleg te rapporteren als ODA. Mede gelet hierop en gezien het internationale karakter van de kapitaalstorting aan de AIIB worden de middelen per 2017 toegevoegd aan de HGIS.

Diversen (technische mutaties uitgaven en niet-belastingsontvangsten)

Per saldo dalen de ontvangsten binnen de HGIS. Dit wordt veroorzaakt door mutaties op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vanwege lagere raming voor ontvangsten van bedrijfsleveninstrumenten en mutaties op de begroting van Defensie door lagere ontvangsten in 2017 van de VN voor de missie in Mali; deze zijn reeds in 2016 ontvangen.

Diversen (beleidsmatige mutaties niet-belastingontvangsten)

De resterende vrijvallende middelen van het Clean Development Mechanism (CDM) worden terugontvangen van de Wereldbank. Deze middelen zijn ingezet voor de Carbon Pricing Leadership Coalition en voor Partnership for Market Readines.

11. Toelichting op de fiscale regelingen

11.1 Inleiding

In deze bijlage worden de fiscale regelingen nader toegelicht. Voor elke regeling bevat de toelichting een korte beschrijving, de doelstelling, de ramingsgrond, het Ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft en informatie over de laatst uitgevoerde en/of geplande beleidsevaluatie. Daarnaast zijn cijfers opgenomen over de verwachte ontwikkeling van het budgettaire belang van de fiscale regelingen tussen 2017 en 2018.

Het overzicht van fiscale regelingen in deze bijlage is uitgebreider dan in bijlage 6 «Fiscale regelingen». Naast de regelingen die daar vermeld staan, bevat deze bijlage ongeveer twintig regelingen die tot vorig jaar ook in die bijlage stonden, maar vanaf dit jaar niet meer structureel worden gekwantificeerd, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang. Deze regelingen zijn verplicht op basis van Europese wet- en regelgeving of hebben een budgettair belang van kleiner dan € 5 miljoen.

Het departement dat bij elke regeling vermeld staat, is het departement dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft. De Staatsecretaris van Financiën en de bewindspersonen van het betreffende departement dragen ieder verantwoordelijkheid voor de regeling en de evaluatie daarvan, vanuit de invalshoek van hun eigen beleidsterrein. Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van het fiscale beleid en voor de budgettaire verantwoording. Conform de rijksbegrotingsvoorschriften wordt het budgettair belang van de fiscale regelingen ook extracomptabel op de departementale begrotingen opgenomen.

Tenzij anders vermeld, hebben bedragen en tarieven in de toelichting betrekking op het belastingjaar 2017. De jaartallen onder het kopje «Evaluatie» betreffen het beoogde jaar waarin de evaluatie wordt afgerond. Voor de komende kabinetsperiode is een evaluatieprogrammering opgesteld en interdepartementaal afgestemd op de planning van de beleidsdoorlichting van het betreffende begrotingsartikel. In een aantal gevallen worden fiscale regelingen gezamenlijk geëvalueerd, zoals de regelingen in de energiebelasting in 2020. Bij de meeste regelingen waar geen evaluatie is voorzien in de komende kabinetsperiode, staat vermeld dat deze in de periode 2022–2025 worden geëvalueerd. In enkele gevallen wordt geen evaluatie gepland, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang van de regeling. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving.

De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld. In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtsverminderingen in de loonbelasting), in het andere uiterste is er geen enkele informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals bijvoorbeeld de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het CBS en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals bijvoorbeeld de aftrekposten in de inkomstenbelasting. De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom feitelijk niet optelbaar.34 Er wordt ook op gewezen dat het hier vermelde budgettaire belang niet hetzelfde is als de opbrengst in het geval een regeling wordt afgeschaft. Het budgettair belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Ook kan bij afschaffing sprake zijn van samenloop met andere regelingen. Bij regelingen die niet in bijlage 6 «Fiscale regelingen» zijn opgenomen, staat geen ramingsgrond vermeld.

11.2 Nadere uitsplitsing van de budgettaire ontwikkeling van fiscale regelingen

Tabel 11.2.1. Fiscale regelingen 2017–2018, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

Mutatie t.o.v. MN2017

2017

Beleid 2018

Endogeen 2018

Endogeen in %

2018

 

Persoonsgebonden aftrek

           

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

0

212

0

6

2,8%

218

Giftenaftrek inkomstenbelasting

1

362

0

5

1,5%

367

Aftrek specifieke zorgkosten

– 8

282

0

0

0,0%

282

Aftrek kosten monumentenpanden

57

57

0

1

1,5%

58

Onderhoudsverplichtingen aftrek

nvt

336

0

0

0,0%

336

Belaste ontvangen alimentatie

nvt

– 201

0

0

0,0%

– 201

 

Inkomensvoorzieningen

           

Pensioen niet-belaste premie

– 537

19.178

0

507

2,6%

19.686

Pensioen belaste uitkering

– 76

– 13.175

0

– 274

2,1%

– 13.449

Pensioen vrijstelling box 3

– 69

7.288

0

138

1,9%

7.427

FOR aftrek

nvt

160

0

2

1,1%

162

FOR belaste uitkering

nvt

– 101

0

1

– 1,0%

– 100

Lijfrente premieaftrek

nvt

549

0

16

3,0%

565

Lijfrente belaste uitkering

nvt

– 394

0

– 8

2,1%

– 402

Lijfrente vrijstelling box 3

nvt

218

0

4

1,9%

222

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

nvt

574

0

17

3,0%

591

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

nvt

– 460

0

– 16

3,5%

– 476

Reisaftrek OV

 

nvt

10

0

0

0,0%

10

Middelingsregeling2

nvt

86

0

0

0,0%

86

 

(Eigen) woning

           

Hypotheekrenteaftrek

291

10.648

– 92

– 435

– 4,1%

10.121

Aftrek financieringskosten eigen woning

nvt

280

0

– 30

– 10,6%

250

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

nvt

31

0

2

5,0%

32

Aftrek rente en kosten van geldleningen restschuld vervreemde eigen woning

nvt

27

0

0

0,0%

27

Eigenwoningforfait

32

– 3.280

0

– 3

0,1%

– 3.283

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

– 33

631

0

18

2,9%

649

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

0

190

0

0

0,0%

190

OVB Verlaagd tarief woning

nvt

2.944

0

3

0,1%

2.946

 

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

           

Vermindering verhuurderheffing2

– 12

23

14

23

63,5%

60

Kamerverhuurvrijstelling

– 44

10

0

0

0,0%

10

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

36

979

0

– 8

– 0,8%

971

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

0

27

0

1

4,3%

28

Vrijstelling groen beleggen box 3

– 12

41

0

– 2

– 5,0%

39

Heffingskorting groen beleggen

– 7

27

0

– 1

– 4,0%

26

Heffingvrij vermogen box 3

nvt

1.160

0

– 109

– 9,4%

1.051

 

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

           

Zelfstandigenaftrek

168

1.720

– 19

19

1,1%

1.720

Extra zelfstandigenaftrek starters

31

108

– 1

1

0,9%

108

Meewerkaftrek

1

8

0

0

0,0%

8

Stakingsaftrek

0

14

0

0

1,5%

14

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

– 2

6

0

0

0,0%

6

Willekeurige afschrijving starters

0

8

0

0

0,0%

8

Doorschuiving stakingswinst

0

262

0

11

4,0%

273

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

0

102

0

2

2,0%

104

MKB-winstvrijstelling

– 17

1.635

0

40

2,4%

1.675

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

nvt

17

0

0

0,0%

17

Innovatiebox

322

1.687

– 29

21

1,3%

1.679

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

– 36

405

– 4

9

2,3%

410

Energie-investeringsaftrek (EIA)

– 12

164

– 17

0

0,0%

147

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

0

97

2

0

0,0%

99

VAMIL

0

40

0

0

0,0%

40

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

0

120

0

0

0,0%

120

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

– 261

1.109

0

0

0,0%

1.109

Bosbouwvrijstelling

1

5

0

0

4,9%

6

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

– 1

6

0

0

1,1%

6

OVB Vrijstelling cultuurgrond

1

118

0

5

3,9%

123

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

– 1

16

0

0

0,7%

16

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

– 19

383

0

0

0,0%

383

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

0

211

0

4

1,9%

215

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

nvt

7

0

0

6,9%

7

 

Loonbelasting

           

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

0

1.205

– 42

0

0,0%

1.163

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga’s van startups

0

29

0

0

0,0%

29

30%-regeling

– 1

901

0

54

6,0%

955

Afdrachtvermindering zeevaart

– 8

111

0

0

0,0%

111

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

nvt

121

0

4

3,0%

124

 

Heffingskortingen

           

Algemene heffingskorting

434

20.163

– 140

170

0,8%

20.193

Arbeidskorting

241

18.207

0

450

2,5%

18.657

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

– 48

2.003

0

53

2,7%

2.056

Jonggehandicaptenkorting

– 4

178

0

0

0,2%

178

Alleenstaande ouderenkorting

3

510

– 20

– 9

– 1,7%

482

Ouderenkorting

90

2.971

187

79

2,5%

3.237

 

Energiebelasting

           

Verlaagd tarief glastuinbouw

9

121

7

– 4

– 3,0%

124

Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

– 7

24

1

– 2

– 8,0%

23

Teruggaaf energie-intensieve industrie

2

6

1

0

0,0%

7

Verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

0

0

1

0

0,0%

1

Salderingsregeling

25

120

9

38

29,4%

166

Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

nvt

71

4

1

0,9%

76

Belastingvermindering per aansluiting

19

2.493

0

18

0,7%

2.511

 

Omzetbelasting

           

Laag tarief voedingsmiddelen en water

– 1.757

8.069

0

338

4,2%

8.408

Laag tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

– 75

1.830

– 42

16

0,9%

1.804

Laag tarief culturele goederen en diensten

nvt

1.568

0

78

5,0%

1.647

Laag tarief arbeidsintensieve diensten

163

660

0

20

3,0%

680

Laag tarief overig

nvt

1.877

– 4

83

4,5%

1.957

Kleine ondernemersregeling

1

160

0

10

6,4%

170

Landbouwregeling

1

18

– 18

0

0,0%

0

 

Auto

           

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

nvt

4

0

2

66,5%

6

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

nvt

12

0

7

56,3%

18

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

nvt

86

0

41

47,7%

127

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

nvt

529

– 52

– 110

– 23,1%

367

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

7

51

– 2

– 3

– 5,3%

46

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

2

48

0

0

– 1,0%

47

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

nvt

16

– 1

1

3,5%

16

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

nvt

25

0

1

2,7%

25

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

36

834

0

35

4,1%

868

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

0

15

0

0

2,9%

15

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

nvt

58

– 1

8

13,3%

65

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

nvt

19

0

– 3

– 14,8%

16

MRB Kwarttarieven

2

142

0

11

7,9%

153

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

nvt

38

0

5

13,9%

43

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

Budgettair belang middelingsregeling en vermindering verhuurderheffing is op kasbasis. Beleid vermindering verhuurderheffing is op transactiebasis.

De kolom «Beleid 2018» omvat alle maatregelen uit 2018 en eerdere jaren omtrent de regeling zelf en substantiële wijzigingen in de primaire heffingstructuur (zoals het verleggen van een schijfgrens of het wijzigen van een tarief) die in 2018 invloed hebben op het budgettair belang van de regeling. De kolom «Endogeen 2018» geeft de ontwikkeling van het budgettaire belang ten gevolge van verwachte veranderingen in het gebruik van de regeling die niet het gevolg zijn van beleidsmaatregelen.

11.3 Toelichting individuele fiscale regelingen

Persoonsgebonden aftrek

Regeling:

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

Beschrijving:

Uitgaven boven € 250 ter zake van een opleiding of studie voor het verwerven van inkomen uit werk en woning kunnen onder voorwaarden worden afgetrokken. Het bedrag dat mag worden afgetrokken is, buiten de standaardstudieperiode, maximaal € 15.000. In het wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing is voorgesteld om de huidige fiscale aftrek van scholingsuitgaven om te vormen tot een gerichte uitgavenregeling in de vorm van scholingsvouchers voor lager- en middelbaar opgeleiden. Dit wetsvoorstel is aangehouden.

Doelstelling:

Vergroten van de Nederlandse kennisinfrastructuur.

Ministerie:

OCW, artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.

Evaluatie:

Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven, OCW en CPB, 2016, Notitie Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven, CPB, 2016. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege voorgestelde afschaffing van de regeling.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2014. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Giftenaftrek inkomstenbelasting

Beschrijving:

Giften aan onder andere algemeen nut beogende instellingen (ANBI) zijn aftrekbaar. Periodieke giften geschieden op basis van een bij notariële of onderhandse akte vastgelegde verplichting om gedurende ten minste 5 jaren met onzekerheidsvereiste schenkingen te doen. Voor overige giften aan uitsluitend ANBI’s geldt een drempel van 1% en plafond van 10% van het verzamelinkomen. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s.

Doelstelling:

Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Aftrek specifieke zorgkosten

Beschrijving:

Bepaalde zorgkosten mogen worden afgetrokken. Hiervoor komt in aanmerking het deel van de kosten dat uitkomt boven het drempelbedrag en waarvoor geen vergoeding is gekregen van bijvoorbeeld de (aanvullende) zorgverzekering of de bijzondere bijstand. Onder omstandigheden geldt een verhoging van het in aftrek te brengen bedrag.

Doelstelling:

Tegemoetkoming van chronisch zieken en gehandicapten.

Ministerie:

VWS, artikel 8: Tegemoetkoming specifieke kosten.

Evaluatie:

Onderzoek naar gebruik aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten, 2016, Kamerstukken II 2016/2017, 34 550-IX, nr. 4. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Aftrek kosten monumentenpanden

Beschrijving:

In de Wet IB 2001 is een persoonsgebonden aftrekpost voor monumentenpanden opgenomen. Indien het een eigen woning of een bezitting betreft die in de grondslag van de forfaitaire rendementsheffing wordt betrokken, zijn 80% van de onderhoudskosten (min ontvangen subsidies) aftrekbaar. In het wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing is voorgesteld om de huidige fiscale aftrek van kosten voor monumentenpanden af te schaffen. Dit wetsvoorstel is aangehouden.

Doelstelling:

Behoud van het culturele erfgoed.

Ministerie:

OCW, artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen monumentenzorg, PricewaterhouseCoopers Advisory N.V., 2009. Kamerstukken II 2009/2010, 32 156, nr. 2. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege voorgestelde afschaffing van de regeling.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Onderhoudsverplichtingen aftrek en belaste ontvangen alimentatie

Beschrijving:

Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bij de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bij de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers.

Doelstelling:

Het aansluiten bij draagkracht.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal

Beschrijving:

Deze persoonsgebonden aftrekpost biedt de mogelijkheid om geleden verliezen op beleggingen in durfkapitaal in aftrek te brengen. Deze faciliteit is per 1 januari 2011 vervallen met inachtneming van een overgangsbepaling.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen in bedrijven van startende ondernemers en het bevorderen van de ondernemingszin.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie van de durfkapitaalregeling, Bureau Bartels B.V., 2005, Kamerstukken 2005/2006, 30 300 XIII, nr. 57. Geen evaluatie beoogd, omdat de regeling is afgeschaft.

   

Inkomensvoorzieningen

Regeling:

Pensioen fiscale faciliteiten

Beschrijving:

Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Het getoonde budgettaire beslag is het saldo in het betreffende jaar van de hiervoor genoemde aspecten.

Doelstelling:

Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.

Ministerie:

SZW, artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Gegevens van het CBS voor pensioenvermogen tot 2014 en uitkomsten van MIMOSI voor pensioenpremies en pensioenuitkeringen en de ontwikkeling van het pensioenvermogen na 2014.

   

Regeling:

FOR aftrek en belaste uitkering

Beschrijving:

De FOR (fiscale oudedagsreserve) is een voorziening die ondernemers die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (onder voorwaarden) kunnen gebruiken om maximaal 9,8%, met een maximum van € 8.946, van de winst opzij te zetten om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Uiterlijk bij staking van de onderneming kan deze FOR belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Als bij staking van (een gedeelte van) de onderneming of bij het bereiken van de AOW-leeftijd van de ondernemer blijkt dat de oudedagsreserve het ondernemingsvermogen overtreft, wordt het verschil beschouwd als afneming van de oudedagsreserve. Toevoegingen aan de FOR zijn aftrekbaar van de inkomstenbelasting. Afnemingen van de FOR worden opgeteld bij de belastbare winst. Daaruit betaalde premies voor lijfrenten kunnen worden afgetrokken als persoonsgebonden aftrek. De latere lijfrente-uitkeringen zijn belast.

Doelstelling:

Het creëren van de mogelijkheid voor ondernemers om een oudedagsvoorziening binnen de onderneming op te bouwen. Als direct lijfrenten worden aangekocht, verlaat de premie de onderneming, ten koste van het ondernemingsvermogen.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 31 311, nr. 186. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2014. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Lijfrente fiscale faciliteiten

Beschrijving:

Op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct1 betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1.

Doelstelling:

Het stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening.

Ministerie:

SZW, artikel 8: Oudedagsvoorziening.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015 voor premieaftrek en uitkomsten van MIMOSI voor uitkeringen en vermogens.

   

Regeling:

Arbeidsongeschiktheidsverzekering fiscale faciliteiten

Beschrijving:

Op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1.

Doelstelling:

Het stimuleren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval.

Ministerie:

SZW, artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015 voor premieaftrek en uitkomsten van MIMOSI voor uitkeringen.

   

Regeling:

Reisaftrek OV

Beschrijving:

Onder bepaalde voorwaarden mogen belastingplichtigen een forfaitair bedrag aan reiskosten voor per openbaar vervoer afgelegde woon-werkkilometers aftrekken in de inkomstenbelasting. Het forfait wordt verminderd met de ontvangen reiskostenvergoeding.

Doelstelling:

Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer.

Ministerie:

IenM, artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Middelingsregeling

Beschrijving:

Een belastingplichtige met wisselende jaarinkomens kan op verzoek inkomstenbelasting terugkrijgen door de verschuldigde belasting te herrekenen uitgaande van een gelijkmatige toedeling van het inkomen van drie opeenvolgende kalenderjaren aan die jaren. Teruggaaf wordt alleen verleend voor zover het verschil tussen de geheven belasting over het middelingstijdvak en de herrekende belasting over deze drie jaren meer bedraagt dan € 545.

Doelstelling:

Beperken van het progressienadeel bij (sterk) wisselende jaarinkomens.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aanslagen inkomstenbelasting t/m 2016. Budgettair belang is op kasbasis.

   

(Eigen) woning

Regeling:

Hypotheekrenteaftrek

Beschrijving:

Over eigenwoningschuld betaalde rente is aftrekbaar van het inkomen (hypotheekrenteaftrek). De afgelopen jaren is een aantal beperkende maatregelen doorgevoerd: sinds 2013 dienen nieuwe leningen in dertig jaar volledig en minimaal annuïtair afgelost te worden om in aanmerking te komen voor renteaftrek en sinds 2014 wordt het marginale aftrektarief in de vierde schijf jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd.

Doelstelling:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

Ministerie:

W&R, artikel 1: Woningmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Aftrek financieringskosten eigen woning

Beschrijving:

Kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het marginale aftrektarief in de vierde schijf jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd.

Doelstelling:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

Ministerie:

W&R, artikel 1: Woningmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Aftrek periodieke betalingen voor erfpacht, opstal en beklemming

Beschrijving:

Periodieke betalingen op grond van de rechten van erfpacht, opstal en beklemming, met betrekking tot de eigen woning zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het marginale aftrektarief in de vierde schijf jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd.

Doelstelling:

Het bevorderen van eigenwoningbezit.

Ministerie:

W&R, artikel 1: Woningmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Aftrek rente en kosten van geldleningen restschuld vervreemde eigen woning

Beschrijving:

Als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning worden voor een periode van vijftien jaar na het tijstip van vervreemding van een eigen woning mede aangemerkt de renten en kosten van geldleningen voor een restschuld van die vervreemde woning. Van een restschuld is sprake, wanneer bij een vervreemding van een eigen woning in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 de op deze woning betrekking hebbende schuld tot een negatief vervreemdingssaldo heeft geleid. Het budgettair belang vanaf 2018 betreft de gevallen die gebruik maken van de mogelijkheid om na 2017 voor een periode van maximaal vijftien jaar de aftrek toe te blijven passen. Per 2014 wordt het marginale aftrektarief in de vierde schijf jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd.

Doelstelling:

Tijdelijke crisismaatregel ter bevordering van de doorstroming op de woningmarkt.

Ministerie:

W&R, artikel 1: Woningmarkt.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, aangezien de regeling afloopt na 2017.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Eigenwoningforfait

Beschrijving:

Huishoudens met een eigen woning dienen afhankelijk van de hoogte van de WOZ-waarde een percentage van de WOZ-waarde bij het belastbaar inkomen op te tellen. Deze regeling is de keerzijde van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning.

Doelstelling:

Het doelmatig belasten van het voordeel in natura (het woongenot) van een eigen woning, door een forfaitaire benadering.

Ministerie:

W&R, artikel 1: Woningmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste post is.

   

Regeling:

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Beschrijving:

Aan eigenwoningbezitters zonder eigenwoningschuld of met een lage eigenwoningschuld wordt een aftrek toegekend ter hoogte van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten. Hierdoor hoeven eigenwoningbezitters met geen of een lage eigenwoningschuld per saldo geen belasting te betalen over het eigenwoningforfait.

Doelstelling:

Bevordering aflossing eigenwoningschuld en lastenverlichting eigenaar-bewoners met geen of een lage eigenwoningschuld.

Ministerie:

W&R, artikel 1: Woningmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

Beschrijving:

Voor schenkingen aan personen tussen de 18 en 40 jaar ten behoeve van de eigen woning geldt een eenmalige vrijstelling. De vrijstelling bedraagt € 100.000 in 2017.

Doelstelling:

Verminderen van de eigenwoningschuld van Nederlandse huishoudens.

Ministerie:

W&R, artikel 1: Woningmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m juni 2017. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastingplichtigen in dat jaar zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen.

   

Regeling:

OVB Verlaagd tarief woning

Beschrijving:

Het belastingtarief in de overdrachtsbelasting bedraagt 6%. In afwijking hiervan geldt voor woningen een tarief van 2%. Dit tarief is uitsluitend van toepassing op de verkrijging van woningen of van rechten waaraan deze zijn onderworpen. Onder woningen wordt in dit kader verstaan onroerende zaken die naar hun aard zijn bestemd voor bewoning door particulieren. Het maakt geen verschil of de verkrijger de woning zelf gaat bewonen of dat de verkrijger de woning verhuurt aan een particulier.

Doelstelling:

Structureel bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt.

Ministerie:

W&R, artikel 1: Woningmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Totale ontvangsten overdrachtsbelasting volgens raming CPB.

   

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

Regeling:

Vermindering verhuurderheffing

Beschrijving:

Deze regeling is beschikbaar voor belastingplichtigen in het kader van de verhuurderheffing, die onder andere investeren in huurwoningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens. Het bedrag aan heffingsvermindering dat genoemd is in de investeringsverklaring van RVO, wordt van de verhuurderheffing afgetrokken. Het budget is € 698,5 miljoen over de jaren 2014 tot en met 2021.

Ministerie

W&R, artikel 1: Woningmarkt.

Evaluatie

Rapport evaluatie verhuurderheffing, 2016, Kamerstukken II 2015/2016, 32 847, nr. 248. De volgende evaluatie is beoogd in 2019.

Doelstelling:

Stimulering van maatschappelijk gewenste investeringen (zoals sloop, renovatie, transformatie en nieuwbouw van huurwoningen).

Ramingsgrond:

Gegevens investeringsverklaringen RVO t/m mei 2017. Budgettair belang is op kasbasis.

   

Regeling:

Kamerverhuurvrijstelling

Beschrijving:

Indien de inkomsten uit verhuur van woonruimte die geen zelfstandige woning vormt en onderdeel is van het hoofdverblijf van de verhuurder, niet meer bedragen dan € 5.164 per jaar, blijft het verhuurde deel van de eigen woning vallen onder de fiscale behandeling van de eigen woning, in plaats van de forfaitaire vermogensrendementsheffing in box 3. Het maximumhuurbedrag wordt jaarlijks op basis van de huurontwikkeling geïndexeerd.

Doelstelling:

Vergroten van het particuliere kameraanbod, met name voor studenten.

Ministerie:

W&R, artikel 1: Woningmarkt.

Evaluatie:

De evaluatie is beoogd in 2017.

Ramingsgrond:

Raming zonder recente gegevensbron. Laatst gebruikte bron betreft cijfers VROM uit 2006 over aantal kamers.

   

Regeling:

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

Beschrijving:

In het overgangsrecht van de Wet IB 2001 zijn vrijstellingen voor bepaalde kapitaalverzekeringen, spaarrekeningen en beleggingsrechten opgenomen. Onder voorwaarden geldt een box 1 vrijstelling voor het voordeel (de uitgekeerde rente of het rendement op de premie/inleg) uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW) en beleggingsrecht eigen woning (BEW) waardoor deze niet in box 3 vallen. Per 1 april 2013 is de faciliteit vervallen en voor bestaande contracten ondergebracht in het overgangsrecht. Het kapitaal dan wel de inleg kunnen niet meer worden verhoogd en de looptijd kan niet worden verlengd. Tevens gelden er vrijstellingen voor andersoortige kapitaalverzekeringen waarvan de inkomsten vrijgesteld waren onder de Wet IB 1964.

Doelstelling:

Eerbiedigen van bestaande rechten op bepaalde vrijstellingen kapitaalsuitkeringen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, want de regeling is vervallen voor nieuwe gevallen.

Ramingsgrond:

Gegevens van DNB en het Verbond van Verzekeraars over levensverzekeringen t/m 2015.

   

Regeling:

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

Beschrijving:

Rechten op prestaties uit levensverzekering in verband met het overlijden van de belastingplichtige worden tot een bedrag van maximaal € 6.977 in 2017 vrijgesteld van de rendementsgrondslag. De prestaties kunnen de vorm hebben van een kapitaalsuitkering of een uitkering in natura (het verzorgen van de uitvaart van de verzekeringnemer).

Doelstelling:

Sociaal beleid (aangezien sprake is van financiering van een begrafenis of crematie) en doelmatigheid (het voorkomen van administratieve lasten voor polissen met een financieel beperkte omvang).

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatierapport Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkeringen bij overlijden in box 3, 2005, Kamerstukken II 2005/2006, 30 375, nr. 2, bijlage 11. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Gegevens van DNB over overlijdensverzekeringen t/m 2015.

   

Regeling:

Vrijstelling groen beleggen box 3

Beschrijving:

Op grond van deze regeling is € 57.385 aan groene beleggingen vrijgesteld van de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing. Beleggers met een fiscale partner hebben gezamenlijk recht op een vrijstelling van € 114.770. Het bedrag van de vrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen en beleggingen in groenprojecten.

Ministerie:

IenM, artikel 21: Duurzaamheid.

Evaluatie:

Evaluatie MIA, Vamil en Groen Beleggen 2000–2004, 2007, Kamerstukken II 2007/2008, 30 535, nr. 11. De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2015.

   

Regeling:

Heffingskorting groen beleggen

Beschrijving:

De heffingskorting voor groene beleggingen sluit aan op de vrijstelling in box 3 voor groene beleggingen. De korting bedraagt 0,7% van het bedrag dat is vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen en beleggingen in groenprojecten.

Ministerie:

IenM, artikel 21: Duurzaamheid.

Evaluatie:

Evaluatie MIA, Vamil en Groen Beleggen 2000–2004, 2007, Kamerstukken II 2007/2008, 30 535, nr. 11. De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2014.

   

Regeling:

Heffingvrij vermogen box 3

Beschrijving:

Een algemene vrijstelling in box 3 van € 25.000 per belastingplichtige. Bij een rendementsgrondslag groter dan het heffingvrije vermogen, wordt het meerdere in de heffing betrokken. Belastingplichtigen met een fiscale partner hebben gezamenlijk recht op een vrijstelling van € 50.000. Het bedrag aan heffingvrij vermogen wordt jaarlijks geïndexeerd.

Doelstelling:

Doelmatigheid (vermindering van aantal belastingplichtigen).

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

   

Regeling:

Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap box 3

Beschrijving:

Voorwerpen van kunst en wetenschap vallen niet in de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing ook indien deze niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt. Voorwerpen van kunst en wetenschap die hoofdzakelijk ter belegging worden aangehouden, zijn uitgezonderd van de vrijstelling om een ongerechtvaardigde bevoordeling ten opzichte van andere beleggingen te voorkomen.

Doelstelling:

Het particuliere kunstbezit en de kunstuitleen van particulieren aan musea in Nederland stimuleren.

Ministerie:

OCW, artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, vanwege het beperkte budgettaire belang van de regeling.

   

Regeling:

Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3

Beschrijving:

Deze regeling bewerkstelligt dat voor de forfaitaire rendementsheffing de volgende bezittingen van de grondslag worden uitgezonderd: bossen, bepaalde natuurterreinen en de volgens de Natuurschoonwet als zodanig aangewezen landgoederen. Gebouwde eigendommen vallen niet onder de vrijstelling.

Doelstelling:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Ministerie:

EZ, artikel 8: Natuur en biodiversiteit.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016, Kamerstukken II 2016/2017, 33 576, nr. 106. De regeling zal in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 8.

   

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

Regeling:

Zelfstandigenaftrek

Beschrijving:

De zelfstandigenaftrek is een aftrek in de IB van € 7.280 voor ondernemers die voldoen aan het urencriterium en die aan het begin van het kalenderjaar de pensioengerechtige leeftijd nog niet hebben bereikt. Na de pensioengerechtigde leeftijd wordt de zelfstandigenaftrek gehalveerd.

Doelstelling:

Het stimuleren van ondernemerschap.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 31 311, nr. 186. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2014. Bijbehorend budgettair belang is berekend met MIMOSI, op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Extra zelfstandigenaftrek starters

Beschrijving:

Startende ondernemers in de IB die in één of meer van de vijf voorgaande jaren geen ondernemer waren en bij wie in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, hebben recht op een extra zelfstandigenaftrek van € 2.123.

Doelstelling:

Het stimuleren van ondernemerschap en het bevorderen van de bereidheid om startersrisico te lopen.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 31 311, nr. 186. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2014. Bijbehorend budgettair belang is berekend met MIMOSI, op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

Beschrijving:

De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid in de IB wordt geboden in de startfase van de onderneming ingeval niet aan het normale urencriterium van 1.225 uur wordt voldaan, maar wel aan een verlaagd urencriterium van 800 uur. De aftrekpost bedraagt € 12.000 voor het eerste jaar, € 8.000 voor het tweede jaar en € 4.000 voor het derde jaar. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst.

Doelstelling:

Stimuleren van het starten van een onderneming vanuit een uitkering inzake arbeidsongeschiktheid.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen en SZW, artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 31 311, nr. 186. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

   

Regeling:

Meewerkaftrek

Beschrijving:

Indien de partner van een ondernemer in de IB meewerkt in diens onderneming zonder hiervoor een vergoeding te ontvangen, heeft de ondernemer die voldoet aan het urencriterium recht op de meewerkaftrek. De aftrek is afhankelijk van het aantal door de partner gewerkte uren in de onderneming en bedraagt tussen de 1,25% van de winst (indien ten minste 525 uur wordt meegewerkt) en maximaal 4% van de winst (indien ten minste 1.750 uur wordt meegewerkt).

Doelstelling:

Fiscaal faciliteren van arbeid in de onderneming van de partner zonder de verplichting tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 31 311, nr. 186. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2014. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Stakingsaftrek

Beschrijving:

Bij de staking van een onderneming of een deel ervan is van de behaalde stakingswinst maximaal € 3.630 vrijgesteld van belastingheffing in de IB. Op de in een kalenderjaar berekende stakingsaftrek wordt de in het verleden genoten stakingsaftrek in mindering gebracht.

Doelstelling:

De stakingsaftrek beoogt een verzachting van belastingheffing te geven over de stakingswinst. De stakingsaftrek is de voortzetting – zij het op een lager niveau – van de stakingsvrijstelling van de Wet IB 1964.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2014. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

Beschrijving:

Ondernemers in de IB die voldoen aan het urencriterium en in het kalenderjaar ten minste 500 uur hebben besteed aan werk dat bij een zogenoemde S&O-verklaring kwalificeert als speur- en ontwikkelingswerk, hebben in 2017 recht op een aftrek van € 12.522. Voor starters wordt deze aftrek onder voorwaarden verhoogd met € 6.264.

Doelstelling:

Bevorderen van technologische vernieuwingen.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie WBSO 2006–2010, EIM, 2012, Kamerstukken II 2011/2012, 32 637 nr. 32. De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2014. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Willekeurige afschrijving starters

Beschrijving:

Startende ondernemers in de IB kunnen op basis van deze regeling willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die zijn aangeschaft in een kalenderjaar waarover voor hen de extra zelfstandigenaftrek starters van toepassing was.

Doelstelling:

Het stimuleren van ondernemerschap.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 31 311, nr. 186. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, de budgettaire kosten zijn gebaseerd op een veronderstelling van het aantal gebruikers en hun investeringen.

   

Regeling:

Doorschuiving stakingswinst

Beschrijving:

Op verzoek is onder voorwaarden doorschuiving van stakingswinst zonder inkomstenbelastingheffing mogelijk in het kader van overdracht van (een deel van) de onderneming. Hiervan is sprake in geval van overlijden, echtscheiding, overdracht van de onderneming aan alle medeondernemers die gedurende drie jaar een gezamenlijke onderneming drijven, of in geval van inbreng van de onderneming in een naamloze vennootschap of besloten vennootschap. De belastingplichtige voor wiens rekening de onderneming zal worden voortgezet, is verplicht de oude boekwaarden van de overgedragen vermogensbestanddelen over te nemen.

Doelstelling:

Ondersteunen van de continuïteit van de onderneming, in het kader van liquiditeitsproblemen die kunnen ontstaan als gevolg van de fiscale claim die rust op een bedrijfsoverdracht.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.

   

Regeling:

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

Beschrijving:

Onder voorwaarden wordt (op verzoek) bij bijvoorbeeld een overgang krachtens huwelijksvermogensrecht, erfrecht of schenking, van een aanmerkelijk belang niet als vervreemding aangemerkt. De verkrijgingprijs van de aandelen van de overdrager wordt dan doorgeschoven naar de overnemer.

Doelstelling:

Het waarborgen van de continuïteit van de onderneming, doordat op het moment van overgang niet hoeft te worden afgerekend over het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en de verkrijgingsprijs van de aandelen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.

   

Regeling:

MKB-winstvrijstelling

Beschrijving:

De MKB-winstvrijstelling is een vrijstelling van een deel van de belastbare winst voor ondernemers in de IB. Sinds 2014 bedraagt de MKB-winstvrijstelling 14% van de winst nadat de winst is verminderd met de ondernemersaftrek.

Doelstelling:

Stimuleren van ondernemerschap.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 31 311, nr. 186. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2014. Bijbehorend budgettair belang is berekend met MIMOSI, op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

Beschrijving:

De terbeschikkingstellingsvrijstelling bedraagt 12% van het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit terbeschikkingstellingswerkzaamheden, te weten het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een verbonden onderneming, werkzaamheid of vennootschap.

Doelstelling:

Het voorkomen van arbitrage tussen de verschillende boxen en een beter evenwicht in fiscale behandeling tussen enerzijds ondernemers en anderzijds houders van een aanmerkelijk belang.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers aangifte inkomstenbelasting Belastingdienst t/m 2014. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Innovatiebox

Beschrijving:

Op verzoek en onder voorwaarden worden winsten uit zelf-ontwikkelde immateriële activa belast in de vennootschapsbelasting tegen een effectief tarief van maximaal 5%. Er kan gekozen worden voor toepassing van de forfaitaire regeling voor maximaal 3 jaar. Hierbij wordt van een belastingplichtige met een zelf-ontwikkeld immateriëel activum 25% van de winst aangemerkt als winsten uit immateriële activa met een maximum van € 25.000.

Doelstelling:

Stimuleren, aantrekken en behouden van speur- en ontwikkelingswerk en bevorderen vestigingsklimaat.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie innovatiebox 2010 tot 2012, Dialogic, 2016, Kamerstukken II 2015/2016, 34 302, nr. 111. De volgende evaluatie is beoogd in 2022.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2014.

   

Regeling:

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Beschrijving:

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek over een gedeelte van het investeringsvolume. De hoogte van de aftrek is afhankelijk van de hoogte van de investering. De aftrek bedraagt maximaal € 15.734.

Doelstelling:

Bevorderen van investeringen van relatief geringe omvang, die in het algemeen gedaan zullen worden in het midden- en kleinbedrijf.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 31 311, nr. 186. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2014. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Geraamde endogene groei vanaf 2015 is gelijk aan groei investeringen overige vaste activa volgens raming CPB.

   

Regeling:

Energie-investeringsaftrek (EIA)

Beschrijving:

De EIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst verleend voor door de Minister van EZ aangewezen investeringen in nieuwe energiebesparende bedrijfsmiddelen en maatregelen. In 2017 bedraagt de aftrek 55%. De EIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen ten behoeve van een doelmatig energiegebruik.

Ministerie:

EZ, artikel 4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening.

Evaluatie:

Evaluatie Energie Investeringsaftrek 2006 – 2011, Ecorys, 2012, Kamerstukken II 2013/2014, 33 752, nr. 5. De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2016. Cijfer 2017 en 2018 is budget.

   

Regeling:

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

Beschrijving:

De MIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst voor milieu-investeringen die bij ministeriële regeling worden aangewezen. Er zijn drie verschillende categorieën op de Milieulijst, waarbij respectievelijk 36%, 27% en 13,5% aftrek wordt verleend. De MIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen ter bescherming van het milieu.

Ministerie:

IenM, artikel 21: Duurzaamheid.

Evaluatie:

Evaluatie MIA en VAMIL 2005 – 2010, Ecorys (2013) en Van Heekeren & Firma (2012), Kamerstukken II 2013/2014, 33 752, nr. 5. De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2016. Cijfer 2017 en 2018 is budget.

   

Regeling:

VAMIL

Beschrijving:

Op basis van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) mag willekeurig worden afgeschreven op door de Minister van IenM aangewezen milieu-investeringen (Milieulijst) tot 75% van de aanschaf- of voortbrengingskosten. Deze regeling in de IB en Vpb leidt voor de belastingplichtige tot een liquiditeits- en rentevoordeel. De VAMIL is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.

Doelstelling:

Stimuleren van investeringen ter bescherming van het milieu.

Ministerie:

IenM, artikel 21: Duurzaamheid.

Evaluatie:

Evaluatie MIA en VAMIL 2005 – 2010, Ecorys (2013) en Van Heekeren & Firma (2012), Kamerstukken II 2013/2014, 33 752, nr. 5. De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2016. Cijfer 2017 en 2018 is budget.

   

Regeling:

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

Beschrijving:

Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van het algemeen systeem van winstbepaling in de IB en Vpb, de winst uit zeescheepvaart op basis van deze regeling forfaitair bepaald. Uitgangspunt hierbij vormt de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. Als voor een schip voor de tonnageregeling wordt gekozen, geldt dit voor een periode van 10 jaar.

Doelstelling:

Bevorderen en stimuleren van de zeescheepvaart in Nederland.

Ministerie:

IenM, artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het zeescheepvaartbeleid, Panteia, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 31 409, nr. 67. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Raming zonder actuele gegevensbron; de raming is een conjunctuurvrije, gemiddelde schatting die gemaakt is ten behoeve van de laatste evaluatie.

   

Regeling:

Willekeurige afschrijving zeeschepen

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb biedt de mogelijkheid om vervroegd af te schrijven op zeeschepen. De regeling kan uitsluitend worden toegepast indien niet wordt gekozen voor de forfaitaire winstbepaling en bedraagt per jaar maximaal 20% van de af te schrijven aanschaffings- en voortbrengingskosten.

Doelstelling:

Het stimuleren van ondernemerschap.

Ministerie:

IenM, artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het zeescheepvaartbeleid, Panteia, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 31 409, nr. 67. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

   

Regeling:

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

Beschrijving:

Op grond van deze regeling worden voordelen uit een landbouwbedrijf die verband houden met de waardeverandering van de grond, niet tot de fiscale winst (IB en Vpb) gerekend. De regeling is niet van toepassing als de waardeverandering optreedt in het kader van de bedrijfsuitoefening. Een waardestijging van de grond die de gebruikelijke waarde binnen een landbouwbedrijf te boven gaat is belast.

Doelstelling:

Instandhouding van de fiscale behandeling van grond ten behoeve van voordelen uit een landbouwbedrijf.

Ministerie:

EZ, artikel 6: Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens.

Evaluatie:

IBO Agro-, visserij- en voedselketens, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 30 991, nr. 25. De regeling zal in 2019 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 6.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2014. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.

   

Regeling:

Bosbouwvrijstelling

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb houdt in dat voor- en nadelen uit bosbouwbedrijf niet tot de winst worden gerekend. Het staat de belastingplichtige vrij te opteren voor het buiten toepassing laten van de vrijstelling. Toepassing van de facultatieve regeling blijft, indien gebruik wordt gemaakt van de optie, gelden voor een periode van ten minste 10 jaar.

Doelstelling:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Ministerie:

EZ, artikel 8: Natuur en biodiversiteit.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016, Kamerstukken II 2016/2017, 33 576, nr. 106. De regeling en de uitkomsten van de vorige evaluatie zullen in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 8.

Ramingsgrond:

Inkomensschattingen LEI en cijfers Belastingdienst t/m 2014. Cijfers houtomzet CBS na 2014.

   

Regeling:

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

Beschrijving:

Deze regeling in de IB en Vpb voorziet in een (gedeeltelijke) vrijstelling voor aangewezen subsidieregelingen ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Doelstelling:

Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.

Ministerie:

EZ, artikel 8: Natuur en biodiversiteit.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016, Kamerstukken II 2016/2017, 33 576, nr. 106. De regeling en de uitkomsten van de vorige evaluatie zullen in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 8.

Ramingsgrond:

Subsidiebedragen provincies over 2014–2017.

   

Regeling:

OVB Vrijstelling cultuurgrond

Beschrijving:

Vrijgesteld is de verkrijging van cultuurgrond – daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop – die ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. Voorwaarde is dat de exploitatie van de cultuurgrond voor een aaneensluitende periode van tien jaar wordt voortgezet.

Doelstelling:

Versterken van de economische structuur van de land- en tuinbouwsector.

Ministerie:

EZ, artikel 6: Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens.

Evaluatie:

IBO Agro-, visserij- en voedselketens, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 30 991, nr. 25. De regeling zal in 2019 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 6.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2013.

   

Regeling:

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

Beschrijving:

Vrijgesteld van overdrachtsbelasting is de verkrijging door een familielid van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan (de continuering) van een onderneming. De regeling vindt slechts toepassing indien de overdragende ondernemer een ouder of grootouder betreft en de onderneming in zijn geheel (al dan niet in fasen) wordt voortgezet door het verkrijgende familielid.

Doelstelling:

Stimuleren van overdracht onderneming aan de volgende generatie.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2013.

   

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

Beschrijving:

Voor een geërfde of geschonken onderneming geldt, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, een voorwaardelijke vrijstelling van erfbelasting respectievelijk schenkbelasting voor het ondernemingsvermogen. Indien de geërfde of geschonken onderneming voor een periode van 5 jaar wordt voortgezet, wordt de voorwaardelijke vrijstelling definitief. De vrijstelling bedraagt 100% van de going-concern waarde van de onderneming tot een bedrag van € 1.060.298. Voor het meerdere geldt een vrijstelling van 83%.

Doelstelling:

Bevorderen continuïteit van de onderneming.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 32 637, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2014.

   

Regeling:

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s

Beschrijving:

Algemeen nut beogende instellingen zijn per 2006 geheel vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Voor sociaal belang behartigende instellingen is de vrijstelling ingegaan per 2010.

Doelstelling:

Bevorderen van schenken en nalaten aan algemeen nut beogende instellingen en sociaal belang behartigende instellingen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie van de praktijk rondom ANBI's en SBBI's, Dialogic, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2021.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron. Laatste cijfers Belastingdienst uit 2005 toen het nog niet volledig was vrijgesteld, trend is doorgetrokken.

   

Regeling:

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

Beschrijving:

Giften aan onder andere algemeen nut beogende instellingen (ANBI) zijn aftrekbaar. De totale aftrek bedraagt ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s.

Doelstelling:

Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2015.

   

Loonbelasting (LB)

Regeling:

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

Beschrijving:

De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) is van toepassing op werknemers die direct betrokken zijn bij speur- en ontwikkelingswerk. De afdrachtvermindering bedraagt 32% van het S&O-loon van die werknemers (40% voor starters). Voor zover het S&O-loon meer bedraagt dan € 350.000, bedraagt de vermindering 16% van het loon. De WBSO is een gebudgetteerde regeling. Eventuele overschrijdingen of onderuitputtingen van het budget uit t-1 worden ten laste/bate van het budget in t+1 gebracht.

Doelstelling:

Bevordering van speur- en ontwikkelingswerk in het bedrijfsleven.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

Innoveren en ondernemen met beleid, Dialogic, 2015, Kamerstukken II, 2014/2015, 30 991, nr. 23. De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst uit loonbelastingaangiften over gebruik WBSO t/m 2016. Cijfer 2017 en 2018 is budget.

   

Regeling:

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga’s van startups

Beschrijving:

Voor dga’s van startups gelden niet de normale regels voor de bepaling van het gebruikelijk loon. Zij mogen het gebruikelijk loon op het Wettelijk Minimumloon vaststellen.

Doelstelling:

Het stimuleren van startups.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Raming gebaseerd op aantal bedrijven met S&O-startersverklaring op basis van raming RVO, en andere rekenveronderstellingen.

   

Regeling:

Vrijstelling aandelenopties werknemers van startups

Beschrijving:

Indien tussen de werknemer en de startup aandelenopties worden overeengekomen, zorgt de vrijstelling ervoor dat het genoten voordeel uit de vervreemding of uitoefening van deze aandelenopties slechts voor 75% als loon wordt belast, voor zover het genoten voordeel niet meer bedraagt dan € 50.000. Daarnaast dient de toekenning van het optierecht reeds 12 maanden te bestaan en geldt de mogelijkheid tot een vrijstelling voor de duur van 5 kalenderjaren na toekenning.

Doelstelling:

Het stimuleren van het door werknemers investeren in de startup waar zij werkzaam zijn door middel van het aankopen van aandelenopties.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

   

Regeling:

30%-regeling

Beschrijving:

De werkgever mag onder voorwaarden een forfaitair bedrag van maximaal 30% van het loon, inclusief vergoeding, en de uitgaven voor schoolgelden van internationale scholen aanwijzen als onbelaste vergoeding voor ingekomen en uitgezonden werknemers.

Doelstelling:

De 30%-regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van ingekomen en uitgezonden werknemers. De regeling heeft als doel:

(a) het aantrekken van werknemers uit het buitenland met een specifieke deskundigheid die in Nederland niet of schaars voorhanden is,

(b) een bijdrage leveren aan het aantrekkelijk en competitief houden van het Nederlandse vestigingsklimaat,

(c) verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie 30%-regeling, Dialogic, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 34 552, nr. 84. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2016. De opbrengst bij afschaffing van de regeling is lager dan het vermelde budgettair belang, aangezien zonder de regeling de werkelijke kosten belastingvrij vergoed kunnen worden.

   

Regeling:

Afdrachtvermindering zeevaart

Beschrijving:

Deze vermindering mag worden toegepast op het loon van zeevarenden die werken op een Nederlands schip. De vermindering bedraagt 40% van het loon voor zeevarenden die in Nederland of in een ander EU- of EER-land wonen. Voor overige zeevarenden die onderworpen zijn aan de loonbelasting is het percentage vastgesteld op 10%.

Doelstelling:

Ondersteunen van de sector met de daaraan verbonden werkgelegenheid en het in stand houden van een vloot onder Nederlandse vlag.

Ministerie:

IenM, artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het zeescheepvaartbeleid, Panteia, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 31 409, nr. 67. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst uit loonbelastingaangiften van alle inhoudingsplichtigen t/m juni 2017.

   

Regeling:

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

Beschrijving:

De werkgever mag onder voorwaarden maximaal een maandsalaris belastingvrij uitkeren na het bereiken van een diensttijd van tenminste 25 en opnieuw na een diensttijd van tenminste 40 jaar.

Doelstelling:

Sociaal beleid (uitkering bij jubilea buiten de heffing te laten).

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen en CBS-tabellen over banen, leeftijdsklassen en anciënniteit.

   

Regeling:

Levensloopverlofkorting

Beschrijving:

Om de aantrekkelijkheid van de levensloopregeling als alternatief voor het spaarloon te vergroten, werd aan werknemers per jaar waarin een voorziening in het kader van een levensloopregeling is opgebouwd een bij de opname van het tegoed te verzilveren tegemoetkoming toegekend in de vorm van een levensloopverlofkorting. De levensloopregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft voor nieuwe gevallen. Voor deelnemers aan de levensloopregeling die op 31 december 2011 een aanspraak ingevolge levensloopregeling hebben opgebouwd waarvan de waarde in het economische verkeer minimaal € 3.000 bedroeg, geldt een overgangsregeling tot en met 31 december 2021. Onderdeel van deze overgangsregeling is dat sinds 1 januari 2012 bij inleg in de levensloopregeling geen levensloopverlofkorting meer wordt opgebouwd, maar dat de op 31 december 2011 opgebouwde rechten op de levensloopverlofkorting niet vervallen en nog steeds kunnen worden verzilverd bij de opname van het levenslooptegoed. Het bedrag van de levensloopverlofkorting wordt ook na 2011 nog steeds geïndexeerd en bedraagt in 2017 € 210 per jaar waarin vóór 1 januari 2012 een voorziening in het kader van een levensloopregeling is opgebouwd, verminderd met de reeds verzilverde bedragen.

Doelstelling:

Respecteren bestaande rechten.

Ministerie:

SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, omdat de oorspronkelijke regeling is afgeschaft en er slechts sprake is van toepassing van overgangsrecht.

   

Overdrachtsbelasting (OVB)

Regeling:

OVB Vrijstelling stedelijke herstructurering

Beschrijving:

De vrijstelling stedelijke herstructurering bestaat uit drie onderdelen, te weten:

– de vrijstelling die het mogelijk maakt voor wijkontwikkelingsmaatschappijen huizen te verkrijgen zonder overdrachtsbelasting;

– de vrijstelling die het voor woningcorporaties mogelijk maakt om ter financiering van stedelijke herstructurering huizen zonder overdrachtsbelasting over te dragen aan een landelijk werkende toegelaten instelling en

– de vrijstelling die ertoe strekt de verkrijging van onroerende zaken van wijkontwikkelingsmaatschappijen door de deelnemers in een dergelijke maatschappij in bepaalde situaties vrij te stellen van overdrachtsbelasting.

Doelstelling:

Stimulering van stedelijke herstructurering.

Ministerie:

W&R, artikel 2: Woonomgeving en bouw.

Evaluatie:

Evaluatie WOM-regeling, Companen, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 34 552, nr. 79. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

   

Regeling:

OVB Vrijstelling inrichting landelijk gebied

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn verkrijgingen krachtens de Ruilverkavelingwet 1954, de Wet inrichting landelijk gebied en enkele andere vergelijkbare wetten. De vrijstelling bevordert dat de overdracht van de onroerende zaken via kavelruil en herverkaveling zonder fiscale barrière «geruisloos» plaatsvindt naar betrokken partijen. Dit maakt het eenvoudiger om wegen, waterlopen en overige infrastructuur aan te leggen en gronden van eigenaren kunnen zo dichter bij elkaar worden gebracht.

Doelstelling:

Structuurverbetering van het landelijk gebied.

Ministerie:

EZ, artikel 8: Natuur en biodiversiteit.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016, Kamerstukken II 2016/2017, 33 576, nr. 106. De regeling en de uitkomsten van de vorige evaluatie zullen in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 8.

   

Regeling:

OVB Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn verkrijgingen door het Bureau Beheer Landbouwgronden.

Doelstelling:

Structuurverbetering van het landelijk gebied.

Ministerie:

EZ, artikel 8: Natuur en biodiversiteit.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016, Kamerstukken II 2016/2017, 33 576, nr. 106. De regeling en de uitkomsten van de vorige evaluatie zullen in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 8.

   

Regeling:

OVB Vrijstelling natuurgrond

Beschrijving:

Vrijgesteld is de verkrijging van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop. Per 11 juli 2008 is de vrijstelling ook van toepassing op de verkrijging van landbouwgrond, die geschikt is gemaakt voor ontwikkeling tot natuurterrein.

Doelstelling:

Bevorderen en behoud van natuurschoon in handen van private partijen.

Ministerie:

EZ, artikel 8: Natuur en biodiversiteit.

Evaluatie:

Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2016, Kamerstukken II 2016/2017, 33 576, nr. 106. De regeling en de uitkomsten van de vorige evaluatie zullen in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 8.

   

Heffingskortingen

Regeling:

Algemene heffingskorting

Beschrijving:

De algemene heffingskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen. Iedereen heeft recht op de korting, maar de hoogte is inkomensafhankelijk. De korting bedraagt maximaal € 2.254. Vanaf een belastbaar inkomen van € 67.068 bedraagt de korting nul.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

   

Regeling:

Arbeidskorting

Beschrijving:

De arbeidskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen voor werkenden. De hoogte van de korting hangt af van de hoogte van het arbeidsinkomen. De korting bedraagt maximaal € 3.223 en bedraagt nul vanaf een belastbaar inkomen van € 121.972.

Doelstelling:

Stimuleren van arbeidsparticipatie en daarmee samenhangend, het verkleinen van de armoedeval.

Ministerie:

SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

   

Regeling:

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

Beschrijving:

De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een heffingskorting voor ouders met een arbeidsinkomen boven een bepaalde drempel. Een ouder komt in aanmerking als deze een werkende alleenstaande is of de minstverdienende van twee werkende partners, en als deze in het belastingjaar ten minste zes maanden een kind dat aan het begin van het belastingjaar jonger dan 12 jaar oud was, op zijn woonadres heeft staan ingeschreven. De korting bedraagt maximaal € 2.778.

Doelstelling:

Stimuleren van arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen.

Ministerie:

SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

   

Regeling:

Jonggehandicaptenkorting

Beschrijving:

De jonggehandicaptenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die recht hebben op een uitkering volgens de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong-uitkering) of op ondersteuning bij het vinden van werk volgens de wet Wajong. De korting vervalt als de belastingplichtige ouderenkorting krijgt. De korting bedraagt € 722.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning jonggehandicapten.

Ministerie:

SZW, artikel 4: Jonggehandicapten.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

   

Regeling:

Alleenstaande ouderenkorting

Beschrijving:

De alleenstaande ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die een AOW-uitkering voor een alleenstaande ontvangen, of die een AOW-uitkering voor een alleenstaande zouden ontvangen als ze minimaal één jaar verzekerd zouden zijn geweest voor de AOW. De korting bedraagt € 438.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning alleenstaande ouderen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

   

Regeling:

Ouderenkorting

Beschrijving:

De ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die op 31 december van het belastingjaar de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De korting bedraagt € 1.292 voor verzamelinkomens tot en met € 36.057 en € 71 voor verzamelinkomens daarboven.

Doelstelling:

Inkomensondersteuning ouderen.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

MIMOSI.

   

Energiebelasting (EB)

Regeling:

EB Verlaagd tarief glastuinbouw

Beschrijving:

Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt in de eerste twee schijven een verlaagd tarief in de energiebelasting.

Doelstelling:

Het voorkomen van een onbedoelde lastenverzwaring voor de relatief kleinschalige energie-intensieve glastuinbouwsector bij de invoering van de energiebelasting, zoals deze met de degressieve tariefstructuur werd bereikt voor de andere energie-intensieve sectoren.

Ministerie:

EZ, artikel 6: Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens.

Evaluatie:

Evaluatie energiebelastingtarief glastuinbouw, LEI, 2016, Kamerstukken II 2015/2016, 32 627, nr. 24. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2016.

   

Regeling:

EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

Beschrijving:

Non-profitinstellingen en gebouwen die ten dienste staan van de openbare eredienst of het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, hebben recht op teruggaaf van de helft van de betaalde energiebelasting.

Doelstelling:

Bieden van compensatie aan de beheerders van dergelijke gebouwen, aangezien kerken e.d. weinig betaald personeel hebben en geen vennootschapsbelasting betalen waardoor enig voordeel in de vorm van een terugsluis deze doelgroep niet bereikt.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatie van de teruggaafregeling energiebelasting voor kerken en non-profit organisaties, 2005, Kamerstukken II 2005/2006, 30 375, nr. 2, bijlage 12. Deze regeling is tevens geëvalueerd in de Brede heroverwegingen 1. Energie en Klimaat, 2010. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2016.

   

Regeling:

EB Teruggaaf energie-intensieve industrie

Beschrijving:

Teruggaaf van energiebelasting voor het elektriciteitsgebruik boven de 10 miljoen kWh voor energie-intensieve bedrijven die deelnemen aan een convenant ter verbetering van de energie-efficiëntie.

Doelstelling:

Primair maakt de regeling deel uit van de beleidsarme implementatie van de Richtlijn Energiebelastingen per 2004. Secundair wordt deelname aan een convenant ter verbetering van de energie-efficiëntie bevorderd.

Ministerie:

EZ, artikel 4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2016.

   

Regeling:

EB Verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

Beschrijving:

Leden van coöperaties en Verenigingen van Eigenaren waar collectief duurzame energie wordt opgewekt komen in aanmerking voor een belastingkorting van circa 10 cent per kWh. De regeling geldt voor kleinverbruikers die in dezelfde postcoderoos wonen als waar de productie-installatie zich bevindt. De opgewekte duurzame energie wordt geleverd aan de energiemaatschappij. Deze energiemaatschappij past vervolgens de korting van 10 cent per kWh toe op de energiebelasting over de elektriciteit die de leden geleverd krijgen van het net. De korting is gelijk aan het tarief energiebelasting dat drukt op die elektriciteit. Dit leidt er toe dat een lid geen energiebelasting betaalt over zijn energieverbruik van het net voor zover daar aan hem toe te rekenen duurzame opgewekte elektriciteit tegenover staat.

Doelstelling:

Het stimuleren van lokale duurzame opwekking van elektriciteit door particuliere kleinverbruikers.

Ministerie:

EZ, artikel 4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2017.

Ramingsgrond:

Het aantal aangewezen projecten voor toepassing van deze maatregel, t/m juni 2017.

   

Regeling:

EB Salderingsregeling

Beschrijving:

De salderingsregeling in de energiebelasting geldt voor kleinverbruikers die duurzame energie opwekken, bijvoorbeeld met zonnepanelen. Per kalenderjaar wordt de van het net afgenomen elektriciteit weggestreept tegen de teruggeleverde elektriciteit. Voor salderen is de bovengrens het eigen jaarlijkse verbruik. Voor de geproduceerde elektriciteit boven het eigen verbruik ontvangt de kleinverbruiker van zijn energieleverancier een terugleververgoeding.

Doelstelling:

Stimuleren van energieopwekking middels zonnepanelen en het in overeenstemming brengen van de toepassing van energiebelasting met de praktijk van terugdraaimeters.

Ministerie:

EZ, artikel 4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening.

Evaluatie:

De historische impact van salderen, PwC, 2017, Kamerstukken II 2016/2017, 31 239, nr. 251. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers ECN over elektriciteitsproductie uit zon-PV in huishoudens (NEV 2016).

   

Regeling:

EB en kolenbelasting Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

Beschrijving:

Deze post omvat de vrijstelling voor verbruik van aardgas voor metallurgische en mineralogische processen in de energiebelasting, de vrijstelling voor verbruik van elektriciteit voor metallurgische en elektrolytische processen en chemische reductie in de energiebelasting en de vrijstelling voor duaal verbruik van kolen in de kolenbelasting.

Doelstelling:

Beschermen van internationale concurrentiepositie.

Ministerie:

EZ, artikel 4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers CBS over energieverbruik t/m 2014 definitief, t/m 2016 voorlopig.

   

Regeling:

EB Belastingvermindering per aansluiting

Beschrijving:

Per elektriciteitsaansluiting geldt een belastingvermindering. Deze is € 308,54 (exclusief btw). De vermindering geldt alleen voor onroerende zaken met verblijfsfunctie (zoals een huis of kantoor).

Doelstelling:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan energie en ter compensatie van de invoering van het capaciteitstarief (een vast tarief voor transport van elektriciteit in plaats van een tarief per kWh).

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2016.

   

Regeling:

EB en kolenbelasting Inputvrijstelling

Beschrijving:

Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Doelstelling:

Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.

Ministerie:

EZ, artikel 4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

   

Regeling:

EB Verlaagd tarief openbare laadpalen

Beschrijving:

Voor elektriciteit geleverd aan laadpalen met een zelfstandige aansluiting geldt over de eerste 10.000 kWh tijdelijk het lagere tarief van de tweede schijf in plaats van het hogere reguliere tarief van de eerste schijf. Het verlaagde tarief zal vier jaar van toepassing zijn, van 2017 tot en met 2020. Verder geldt een nihiltarief voor de elektriciteit voor laadpalen met een zelfstandige aansluiting op het distributienet in de Wet opslag duurzame energie voor de periode van 2017 tot en met 2020.

Doelstelling:

De businesscase voor openbare laadpalen verbeteren.

Ministerie:

EZ, artikel 4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening.

Evaluatie:

Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege beoogde afschaffing in 2020.

   

Regeling:

EB Stadsverwarmingsregeling

Beschrijving:

De stadsverwarmingsregeling geldt voor installaties voor stadsverwarming die grotendeels gebruik maken van restwarmte. De stadsverwarmingsregeling regelt dat het degressieve tarief in de energiebelasting van toepassing is op het aardgas dat wordt gebruikt voor deze installaties voor stadsverwarming. Zonder de regeling zou dat aardgas worden belast tegen het (hogere) blokverwarmingstarief.

Doelstelling:

Stimuleren van nuttige inzet restwarmte.

Ministerie:

EZ, artikel 4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

   

Omzetbelasting (BTW)

Regeling:

BTW Laag tarief voedingsmiddelen en water

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde leveringen en diensten met betrekking tot water en de levering van voedingsmiddelen die voldoen aan de eisen van de Warenwetgeving, inclusief niet-alcolhoudende dranken, het verlaagde btw-tarief van 6%.

Doelstelling:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan voeding en water.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2014 definitief, t/m 2016 voorlopig.

   

Regeling:

BTW Laag tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van geneesmiddelen die voldoen aan de definitie uit de Geneesmiddelenwet, voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen en voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen het lage btw-tarief van 6%. Ook geldt voor specifiek genoemde medische hulpmiddelen het lage btw-tarief van 6%.

Doelstelling:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan zorg.

Ministerie:

VWS, Financieel Beeld Zorg.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2014 definitief, t/m 2016 voorlopig.

   

Regelingen

BTW Laag tarief culturele goederen en diensten

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van specifieke culturele goederen of diensten het verlaagde btw-tarief van 6%. Het gaat bijvoorbeeld om de levering en verhuur van boeken, tijdschriften, week- en dagbladen en kunstvoorwerpen en toegangverlening tot musea, kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie, circussen, bioscopen, theaters, concerten, e.d.

Doelstelling:

Bevorderen van cultuur, kennisvermeerdering, recreatie en sport c.q. ondersteuning van de desbetreffende sectoren.

Ministerie:

OCW, artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

De evaluatie van btw-regelingen op het gebied van cultuur, 2008, Kamerstukken II 2008/2009, 31 700 VIII, nr. 147. Evaluatie van de verhoging van het btw-tarief op podiumkunsten, 2014, Kamerstukken I 2013/2014, 33 752 M. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2014 definitief, t/m 2016 voorlopig.

   

Regeling:

BTW Laag tarief arbeidsintensieve diensten

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde arbeidsintensieve diensten het verlaagde btw-tarief van 6%.

Het gaat om de diensten van kappers, fietsenmakers, schoenmakers, kleermakers en schoonmakers van woningen. Het verlaagde btw-tarief geldt tevens voor het schilderen, stukadoren, isoleren en behangen van woningen ouder dan twee jaar.

Doelstelling:

Bevorderen van werkgelegenheid in de desbetreffende sectoren, aanpakken problemen op de woningmarkt en bestrijding van het zwarte circuit.

Ministerie:

SZW, artikel 1: Arbeidsmarkt.

Evaluatie:

Monitor effecten btw-verlaging arbeidsintensieve diensten, 2002, Research voor Beleid. Contra-expertise effecten btw-verlaging arbeidsintensieve diensten, CPB, 2003, Kamerstukken II 2002/2003, 28 600 IXB, nr. 24. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2014 definitief, t/m 2016 voorlopig.

   

Regeling:

BTW Laag tarief overig

Beschrijving:

In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde goederen en diensten het verlaagde btw-tarief van 6%. Deze categorie «overig» ziet onder andere op de sierteelt, het vervoer van personen en logiesverstrekking.

Doelstelling:

Bevorderen van werkgelegenheid in de desbetreffende sectoren.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Beleidsevaluatie btw-regeling sierteeltproducten, 2007, LEI, Kamerstukken II 2007/2008, 31 200-XIV, nr. 157. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Bestedingscijfers CBS t/m 2014 definitief, t/m 2016 voorlopig.

   

Regeling:

BTW Kleine ondernemersregeling

Beschrijving:

Tot 2017 kunnen ondernemers een belastingvermindering van maximaal € 1.345 krijgen als de jaarlijks af te dragen btw minder is dan € 1.883. De opzet van de regeling wordt gewijzigd in Belastingplan 2018. Vanaf 2019 geldt: indien de omzet voor een kleine ondernemer minder is dan € 17.500 kan de ondernemer opteren voor een vrijstelling van btw. De kleine ondernemers die hier voor kiezen krijgen bij inwilliging van het verzoek een vrijstelling van btw (en ontheffing van administratieve verplichtingen).

Doelstelling:

Stimuleren en ondersteunen van kleine ondernemers en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

Ramingsgrond:

Cijfers btw-aangifte en aanvullende informatie van de Belastingdienst t/m 2016.

   

Regeling:

BTW Landbouwregeling

Beschrijving:

Landbouwers die gebruik maken van de landbouwregeling worden buiten de algemene btw-heffing gehouden. Er mag onder toepassing van de landbouwregeling geen btw in rekening worden gebracht op landbouwprestaties. Het recht op vooraftrek van btw vervalt daarmee ook. De zakelijke afnemers van deze landbouwers hebben recht op aftrek van een forfaitair btw-bedrag ter compensatie van de in de verkoopprijs verdisconteerde niet aftrekbare btw. De landbouwregeling is facultatief; de keuze om de regeling niet toe te passen geldt telkens voor 5 jaar. Per 1 januari 2018 wordt de btw-landbouwregeling afgeschaft.

Doelstelling:

Deze regeling heeft een historische achtergrond: de landbouwer hoeft geen btw-administratie te voeren.

Ministerie:

EZ, artikel 6: Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens.

Evaluatie:

IBO Agro-, visserij- en voedselketens, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 30 991, nr. 25. Geen evaluatie beoogd, omdat de regeling wordt afgeschaft.

Ramingsgrond:

Raming zonder gegevensbron, raming gebaseerd op realisatie uit 2005 en gemiddelde jaarlijkse afname gebruik van de regeling sindsdien volgens Belastingdienst.

   

Regeling

BTW Vrijstelling sportclubs

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn de diensten van niet-winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen. Het gaat met name om contributie- en lesgelden. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht.

Doelstelling:

Stimuleren c.q. ondersteunen van sportclubs en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

VWS, artikel 6: Sport en bewegen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om te evalueren.

   

Regeling:

BTW Vrijstelling post

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn diensten met betrekking tot de levering van brieven tot een bepaald gewicht, bedoeld in artikel 16 van de Postwet 2009. De vrijstelling geldt alleen voor een verlener van de universele postdienst. Binnen de Europees Unie is een vrijstelling voor openbare postdiensten verplicht.

Doelstelling:

Voorkomen van administratieve lasten.

Ministerie:

EZ, artikel 1: Goed functionerende economie en markten.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om te evalueren.

   

Regeling:

BTW Vrijstelling vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke partijen, kerken

Beschrijving:

Vrijgesteld zijn de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om te evalueren.

   

Regeling:

BTW Vrijstelling fondswerving

Beschrijving:

Deze regeling voorziet in een vrijstelling voor bijkomstige activiteiten van reeds vrijgestelde organisaties. Het gaat met name om activiteiten die zij ontplooien ter verwerving van de benodigde middelen voor hun vrijgestelde doelstelling. Om te waarborgen dat deze prestaties geen ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen veroorzaken, is de vrijstelling beperkt tot omzetgrenzen van € 68.067 per jaar voor leveringen en € 22.689 per jaar voor diensten (€ 50.000 voor sportorganisaties).

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om te evalueren.

   

Regeling:

BTW Vrijstellingen medische zorg

Beschrijving:

Vrijgesteld van btw zijn medische handelingen die gericht zijn op de persoonlijke gezondheidskundige verzorging van de mens, alsmede voor de zorg verleend door instellingen waar men is opgenomen en de zorg op grond van de Wmo 2015.

Doelstelling:

Ondersteunen van de basisbehoefte aan medische zorg.

Ministerie:

VWS, Financieel Beeld Zorg.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om te evalueren.

   

Regeling:

BTW Vrijstelling componisten, schrijvers en journalisten

Beschrijving:

Vrijgesteld van btw zijn diensten die naar hun aard diensten zijn door een journalist, schrijver of componist.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

OCW, artikel 14: Cultuur.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2022–2025.

   

Regeling:

BTW Vrijstelling lijkbezorging

Beschrijving:

Leveringen door lijkbezorgers die in een rechtstreeks verband staan met de door hen verrichte kenmerkende en essentiële diensten zijn vrijgesteld van btw.

Doelstelling:

Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd, vanwege het beperkte budgettaire belang van de regeling.

   

Regeling:

BTW Vrijstelling overig

Beschrijving:

Deze categorie «overig» ziet onder andere op de btw-vrijstelling voor verhuur van onroerende zaken, betalingsverkeer, handelingen inzake waardepapieren, beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen.

Doelstelling:

Diversen, bijvoorbeeld om de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag te verhelpen of omdat het elders belast is.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Geen evaluatie beoogd. De regelingen zijn verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om te evalueren.

   

Auto

Regeling

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

Beschrijving:

Voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer zijn vrijgesteld van BPM. Deze vrijstelling geldt tot 1 januari 2021.

Doelstelling:

Stimuleren van emissievrij rijden.

Ministerie:

IenM, artikel 19: Klimaat.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2016/17» van de Stichting BOVAG-RAI.

   

Regeling

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

Beschrijving:

Voor alle voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer geldt in de MRB een nihiltarief. Deze vrijstelling geldt tot 1 januari 2021.

Doelstelling:

Stimuleren van emissievrij rijden.

Ministerie:

IenM, artikel 19: Klimaat.

Evaluatie:

Evaluatie autogerelateerde belastingen 2008–2013 en vooruitblik automarktontwikkelingen tot 2020, Policy Research Corporation, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 32 800, nr. 24. De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m juni 2017.

   

Regeling:

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto’s

Beschrijving:

Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor nieuwe auto’s vanaf 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 22% van de catalogusprijs. Bij privégebruik van een nulemissieauto van de zaak geldt in 2017 en 2018 een korting van 18% op de bijtelling. Hierdoor komt de bijtelling voor nulemissieauto’s in feite uit op 4%. In 2019 en 2020 is de korting van 18% gemaximeerd op € 9.000.

Doelstelling:

Stimulering van emissievrij rijden.

Ministerie:

IenM, artikel 19: Klimaat.

Evaluatie:

Evaluatie autogerelateerde belastingen 2008–2013 en vooruitblik automarktontwikkelingen tot 2020, Policy Research Corporation, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 32 800, nr. 24. De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op data over nieuwverkopen van de RDW, de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2016/17» van de Stichting BOVAG-RAI en data van de Belastingdienst over de bijtelling.

   

Regeling:

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto’s (overgangsrecht)

Beschrijving:

Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor auto’s van voor 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 25% van de catalogusprijs. Bij auto’s met lagere CO2– uitstoot dan bepaalde grenzen kan in 2017 en latere jaren door overgangsrecht een korting op de bijtelling van toepassing zijn.

Doelstelling:

Bevorderen van het gebruik van milieuvriendelijke auto’s.

Ministerie:

IenM, artikel 19: Klimaat.

Evaluatie:

Evaluatie autogerelateerde belastingen 2008–2013 en vooruitblik automarktontwikkelingen tot 2020, Policy Research Corporation, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 32 800, nr. 24. De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

De raming is gebaseerd op data over nieuwverkopen van de RDW, de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2016/17» van de Stichting BOVAG-RAI en data van de Belastingdienst over de bijtelling.

   

Regeling:

BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling taxi’s

Beschrijving:

Teruggaaf van belasting wordt onder voorwaarden verleend voor personenauto’s die zijn bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer.

Doelstelling:

Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en taxivervoer.

Ministerie:

IenM, artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.

Evaluatie:

Evaluatierapport Openbaar vervoer en taxivervoer in de MRB en BPM, 2006, Kamerstukken II 2005/2006, 30 300 IXB, nr. 32. De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m 2016.

   

Regeling

BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling diverse voertuigen

Beschrijving:

In de BPM en MRB geldt voor diverse voertuigen een vrijstelling of teruggaafregeling. In de MRB betreft dit (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, vuilniswagens, aftrek voor het gewicht van een voor rolstoelinstallatie en voertuigen waar gewoonlijk slechts over een geringe afstand van de weg gebruikt gemaakt wordt. In de BPM betreft het (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, invalidenwagens en vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband.

Doelstelling:

Deze regelingen kennen diverse doelstellingen, waaronder het dienen van het algemeen belang.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatierapport Het dienen van het algemene nut in de MRB en BPM, 2006, Kamerstukken II 2005/2006, 30 300 IXB, nr. 32. Het beperkte en ondergeschikte gebruik van de weg in de MRB, 2007, Kamerstukken II 2006/2007, 30 800 IXB, nr. 17. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m april 2017.

   

Regeling

BPM Vrijstelling en MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

Beschrijving:

Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig (meer dan 10% van het totale gebruik van de bestelauto) in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een vrijstelling van BPM en een verlaagd tarief in de MRB.

Doelstelling:

Stimulering ondernemerschap.

Ministerie:

EZ, artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Het verlaagd tarief in de MRB is geraamd met cijfers van de Belastingdienst t/m april 2017.

   

Regeling:

BPM Teruggaaf en MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

Beschrijving:

Een teruggaaf van BPM en een verlaagd MRB-tarief is van toepassing op een bestelauto die wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine van het voertuig en voor het gelijktijdig vervoeren van een niet-opvouwbare rolstoel van die persoon.

Doelstelling:

Tegemoetkoming voor gehandicapten.

Ministerie:

VWS, Financieel Beeld Zorg.

Evaluatie:

De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Het verlaagd tarief in de MRB is geraamd met cijfers van de Belastingdienst t/m juni 2017.

   

Regeling

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

Beschrijving:

Motorrijtuigen van 40 jaar en ouder zijn vrijgesteld van MRB.

Doelstelling:

Stimulering behoud van mobiel historisch erfgoed.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Kamerbrief: «Budgettaire opbrengst van de oldtimermaatregel», 2015, Kamerstukken II 2014/2015, 34 002, nr. 100. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m april 2017.

   

Regeling

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

Beschrijving:

Voor personen- en bestelauto’s rijdend op benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto’s die op 1 januari 2014 26 jaar of ouder zijn maar nog geen 40 jaar, geldt een kwarttarief met een maximum van € 122 onder de voorwaarde dat er in de maanden januari, februari en december niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt.

Doelstelling:

Behouden van cultureel rijdend erfgoed in deze leeftijdsgroep waarmee niet dagelijks gebruik wordt gemaakt van de weg.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Kamerbrief: «Budgettaire opbrengst van de oldtimermaatregel», 2015, Kamerstukken II 2014/2015, 34 002, nr. 100. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m april 2017.

   

Regeling:

MRB Kwarttarieven

Beschrijving:

Voor kampeerauto’s, voertuigen voor particulier paardenvervoer, kermis- en circusvoertuigen, rijdende werktuigen en rijdende werkplaatsen geldt een kwarttarief in de MRB. Het overgrote deel hiervan betreft kampeerauto’s.

Doelstelling:

Ontzien van voertuigen waarmee beperkt gebruik wordt gemaakt van de weg.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Het beperkte en ondergeschikte gebruik van de weg in de MRB, 2007, Kamerstukken II 2006/2007, 30 800 IXB, nr. 17. De volgende evaluatie is beoogd in 2020.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m juni 2017.

   

Regeling

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

Beschrijving:

Voor auto’s met een CO2– uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer maar minder dan 50 gram per kilometer geldt een halftarief in de MRB.

Doelstelling:

Stimuleren gebruik plug-in hybride auto.

Ministerie:

IenM, artikel 19: Klimaat.

Evaluatie:

Evaluatie autogerelateerde belastingen 2008–2013 en vooruitblik automarktontwikkelingen tot 2020, Policy Research Corporation, 2014, Kamerstukken II 2014/2015, 32 800, nr. 24. De volgende evaluatie is beoogd in 2018.

Ramingsgrond:

Cijfers Belastingdienst t/m juni 2017.

   

Accijns

Regeling:

Accijnsvrijstelling communautaire wateren

Beschrijving:

Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van Richtlijn 2003/96/EG moet voor leveringen van motorbrandstof aan de commerciële zeescheepvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Op grond van een internationaal verdrag, de Akte van Mannheim, moet vrijstelling van accijns ook worden verleend voor motorbrandstof voor de commerciële scheepvaart op de binnenwateren van de verdragslanden. Accijns is alleen verschuldigd voor zover het verbruik van een accijnsgoed in Nederland plaatsvindt. Omdat het overgrote deel van de motorbrandstof voor de zeescheepvaart niet in Nederland wordt verbruikt, zou hierover sowieso geen accijns verschuldigd zijn. Indien wel accijns zou zijn betaald, wordt op verzoek teruggaaf hiervan verleend.

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor vaartuigen.

Ministerie:

IenM, artikel 18: Scheepvaart en Havens.

Evaluatie:

Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, Ministerie van Financiën, 2008, Kamerstukken II 2007/2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.

   

Regeling:

Accijnsvrijstelling luchtvaartuigen

Beschrijving:

Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn 2003/96/EG en internationale verdragen moet voor motorbrandstof voor de commerciële luchtvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Binnenlandse vluchten kunnen wel worden belast, hetgeen in Nederland in de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2012 ook gebeurde.

Doelstelling:

Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor luchtvaartuigen.

Ministerie:

IenM, artikel 17: Luchtvaart.

Evaluatie:

Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, Ministerie van Financiën, 2008, Kamerstukken II 2007/2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.

   

Regeling:

Accijnzen overige regelingen

Beschrijving:

Overige regelingen die de accijns verminderen, zoals het verlaagd tarief voor kleine brouwerijen en teruggaafregelingen voor LNG en LPG.

Doelstelling:

Verschilt per regeling.

Ministerie:

FIN, artikel 1: Belastingen.

Evaluatie:

Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, Ministerie van Financiën, 2008, Kamerstukken II 2007/2008, 31 200 IXB, nr. 18. De volgende evaluatie van de accijnsteruggaaf LNG is beoogd in 2018. Voor de andere regelingen is geen evaluatie beoogd, vanwege het beperkte budgettaire belang van de regelingen.

   
X Noot
1

Onder lijfrenteproduct worden lijfrentevoorzieningen zoals een oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente en een tijdelijke oudedagslijfrente begrepen, alsmede lijfrenterekeningen en lijfrentebeleggingsrechten. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort en de premieaftrek is alleen binnen wettelijk bepaalde begrenzingen toegestaan (zie art. 3.127, art. 3.128 en art. 3.129 van de Wet IB 2001). Voorts zijn hieronder begrepen de lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen (zie art. 3.124, eerste lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001.

Afkortingen

BPM

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

BTW

Belasting over de toegevoegde waarde

EB

Energiebelasting

IB

Inkomstenbelasting

LB

Loonbelasting

MIMOSI

Microsimulatiemodel van het Centraal Planbureau (CPB)

MRB

Motorrijtuigenbelasting

OVB

Overdrachtsbelasting

VPB

Vennootschapsbelasting

12. Toelichting op de belastingontvangsten

12.1 Inleiding

In deze bijlage lichten we de inschatting van de toekomstige belasting- en premieontvangsten nader toe. We gaan daarbij in op het gebruikte model en welke plaats dit model inneemt binnen het proces om te komen tot een inschatting van de belasting- en premieontvangsten voor het lopende (2017) en komende jaar (2018). De resultaten zijn gepresenteerd in deze Miljoenennota (paragraaf 3.5 en bijlage 2). Vervolgens wordt in deze bijlage ingegaan op de inschatting van de belastingsoorten die als eerste naar belastingjaar (transactiebasis) geraamd worden (loon- en inkomensbelasting, btw en de vennootschapsbelasting), aan de hand van deze raming worden vervolgens de kasontvangsten bepaald. Aan de vennootschapsbelasting (vpb) wordt in deze bijlage extra aandacht gegeven.

Voor de opstelling van de rijksbegroting dient het Ministerie van Financiën een zo goed mogelijke inschatting te maken van de ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten. Voor deze inschatting (raming) van de ontvangsten gebruikt Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten van het meest recente volledige jaar zoals aangeleverd door de Belastingdienst en de ramingen van macro-economische variabelen van het Centraal Planbureau (CPB) voor de toekomstige jaren. Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de macro-economische ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting op de ramingen van het CPB. Naast de geraamde economische ontwikkeling beïnvloeden beleidsmaatregelen de belasting- en premieontvangsten. Beleidseffecten worden ingeboekt in een database, waarna het effect per belastingsoort wordt meegenomen bij de raming.

Vervolgens speelt zogenoemde «expert opinion» een rol. De uitkomsten van het model – de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen – worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten (als daar al sprake van is), informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifieke (beleids)informatie. Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2017 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli van 2017 bekend en meegenomen in de raming.35 Voor een gedeelte is 2017 dus gerealiseerd. De mate waarin een ramingsjaar gerealiseerd is, hangt af van het ramingsmoment. De raming voor de belasting- en premieontvangsten voor 2018 is juist een voorbeeld van een raming, waar nog geen kasgegevens voor beschikbaar zijn. De raming van de belasting- en premieontvangsten voor 2017 werkt wel door op de raming van deze ontvangsten voor 2018.

Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol speelt, is de vpb-raming voor 2016. Zo bleken ondernemingen vaker dan in het verleden om een (aangepaste) voorlopige aanslag gevraagd te hebben om op een later moment geen belastingrente te hoeven betalen. Ook het actiever opleggen van aanslagen door de Belastingdienst vormde een uitvoeringsgerelateerde verklaring voor de sterke stijging van de kasontvangsten in 2016. Deze stijging in 2016 gaat overigens ten koste van de ontvangsten in 2017. Dergelijke «kasschuiven» spelen ook een rol in de overwegingen rond de raming voor de belasting- en premieontvangsten.

Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de bpm. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergelijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar.

12.2 Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten

In het ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten wordt rekening gehouden met beleidsmatige en economische ontwikkelingen. Zo beïnvloeden beleidsmatige keuzes de hoogte van de belastingtarieven en de belastinggrondslagen. Economische ontwikkelingen beïnvloeden tegelijkertijd de belastinggrondslagen. Zo zal een aantrekkende huizenmarkt met gemiddeld stijgende huizenprijzen en een stijgend aantal woningtransacties leiden tot een hogere opbrengst van de overdrachtsbelasting. Het ramingsmodel bestaat ten slotte uit meerdere vergelijkingen. Elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort.

Bovenstaand kan samengevat worden in onderstaande vergelijking:

Tt = Tt–1 + At + Et

Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t

Tt–1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1

At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t

Et = Effect van economische ontwikkelingen op ontvangst belastingsoort in jaar t

De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is dus gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de verandering door beleid en de verandering als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming is dus de recentst gerealiseerde stand van de belasting- en premieontvangsten. Voor deze Miljoenennota is het recentst gerealiseerde jaar 2016. Nadere informatie over de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten over 2016 staat in het Financieel Jaarverslag Rijk 2016. Met deze stand van de belasting- en premieontvangsten in 2016 en de beleidsmatige veranderingen en geraamde veranderingen door economische ontwikkelingen zijn de belasting- en premieontvangsten voor 2017 geraamd. De raming voor de belasting- en de premieontvangsten voor 2018 maakt gebruik van de ramingsstand van de belasting- en premieontvangsten van 2017 en de beleidsmatige en geraamde economische veranderingen van 2018. De systematiek voor de raming voor de beleidsmatige veranderingen en de economische veranderingen wordt hierna toegelicht.

Beleidsmatige ontwikkeling

Beleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de belasting- en premieontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel wordt vanaf de begroting van 2018 ex ante met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect vastgesteld.36 In hoofdstuk 3 van deze Miljoenennota is een box opgenomen over de systematiek van de eerste-orde-gedragseffecten. Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect gaat dus over de best mogelijk inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende grondslag of tarief. Dat staat los van de economische impact. Dat wordt immers apart geraamd en opname zou daarmee leiden tot een dubbeltelling.

Endogene ontwikkeling

De verdere verandering van de belasting- en premieontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier dan bijvoorbeeld om hogere opbrengsten van een belasting door hogere consumptie van huishoudens of hogere lonen door een gunstige economische ontwikkeling. Om de belastingopbrengst van een bepaalde belastingsoort voor het aankomende jaar te ramen moet de endogene ontwikkeling geraamd worden.

De endogene ontwikkeling van elke belastingsoort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de desbetreffende belastingsoort. De raming van de macro-economische variabelen voor de raming van de belasting- en premieontvangsten van deze Miljoenennota heeft het CPB gepubliceerd in de Macro-economische Verkenning 2018 (MEV 2018).

De macro-economische ontwikkeling loopt vaak niet één-op-één met de endogene verandering van de belastingopbrengst. Daarom wordt de relatie tussen de relevante macro(-economische) ontwikkeling en de endogene verandering van de belastingopbrengst weergegeven door een coëfficiënt. In onderstaande tabel met de vergelijkingen staat de grootte van de coëfficiënten weergegeven. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. De coëfficiënten zijn vastgesteld op basis van een empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. Deze coëfficiënten zijn dus niet in beton gegoten.

De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. De grootste belastingsoorten – de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing – zijn uitzonderingen.37 Die belastingsoorten worden op «transactiebasis» geraamd. Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkelijke economische transactie waaruit de belastingopbrengst voortkomt zich heeft voorgedaan. Deze ontvangsten komen verdeeld over verschillende kasjaren binnen. Dat maakt een betere raming mogelijk, mede omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst de kasrealisaties uit naar transactiejaren, maar door deze systematiek zijn de (op transactiebasis) gerealiseerde belastinginkomsten pas enkele jaren later bekend. De transactiebasisraming dient vervolgens vertaald te worden in kasontvangsten. Kas-transparameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasontvangsten. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belastingsoort en uitvoeringsinformatie van de belastingdienst.

Verklarende variabelen

Afkorting

Variabele

arbvu

Arbeidsvolume in arbeidsjaren, mutatie

bbpvu

BBP marktprijzen, volumemutatie

bbpwu

BBP marktprijzen, waardemutatie

Box2

Waardemutatie grondslag box 2

Box3

Waardemutatie grondslag box 3

clpu

Contractloonstijging

hznpu

Huizenverkoop prijsmutatie

hznvu

Huizenverkoop volumemutatie

ihhyptr

Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait

incpu

Incidentele loonstijging

iond

Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers

invpu

Invoer, prijsmutatie

invvu

Invoer, volumemutatie

ivswu

Investeringen in woningen, waardemutatie

oiwu

Overheidsinvesteringen, waardemutatie

pcdwu

Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie

pcvgvu

Consumptie van voeding en genot, volumemutatie

pcwu

Particuliere consumptie, waardemutatie

prpsv

Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie

tcf

Tabelcorrectiefactor

verr

Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen

winstwu

Waardemutatie winst marktsector

wozwu

Waardemutatie gemiddelde wozwaarde

Overzicht ramingsvergelijkingen

Belastingsoort

Ramingsvergelijking voor Et

Accijns op lichte oliën

– 0,005 + 0,2 bbpvut + 1 * tcft

Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën

0,83 * bbpvut + 1 * tcft

Afvalstoffenbelasting

1 * bbpvut + 1 * tcft

Alcoholaccijns

– 0,034 + 1,6 * pcvgvut

Assurantiebelasting

0,85 * pcwut

Bankbelasting

0

Belasting zware motorrijtuigen (bzm)

1,4 * bbpvut

Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm)

– 0,035 + 1 * bbpvut + 1 * tcft

Bieraccijns

0,5 * bbpvut

Dividendbelasting

1 * bbpvut

Energiebelasting

– 0,022 + 0,6 * bbpvut + 1 8 tcft

Erf- en schenkbelasting

1 * hznput

Inkomensheffing

 
 

Box 1 ondernemers

1 * iondt

 

Box 2

1 * box2t

 

Box 3

1 * box3t

 

Eigen woning

1 * ihhyptrt

 

Inkomensheffing overig

1 * verrt

Kansspelbelasting

1 * pcwut

Loonheffing

0,6 * arbvut + 1,6 * clput – 0,6 * tcft – 0,7 * prpsvt

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

1 * bbpvut + 1 * tcft

Omzetbelasting (btw)

0,61 * pcwut + 0,13 * pcdwut + 0,15 * ivswut + 0,11 * oiwut

Overdrachtsbelasting

1 * hznvut + 1 * hznbut

Rechten bij invoer en uitvoer

1 * invvut + 0,7 * invvput

Tabaksaccijns

– 0,007 + 2,1 * pcvgvut

Vennootschapsbelasting

1 * winstwut

Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken

0,9 * pcvgvut

Verhuurderheffing

1 * wozwut

Waterbelasting

0,005 + 1 * tcft

Wijnaccijns

1,2 * pcvgvut

Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort nemen we de bieraccijns, een belastingsoort die op kasbasis wordt geraamd. Volgens bovenstaande vergelijking zijn de geraamde bieraccijnsontvangsten afhankelijk van de volumemutatie van de «consumptie van voeding en genot». De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie. Als het CPB een hogere consumptie van voeding en genot raamt, dan leidt dit tot hogere geraamde bieraccijnsontvangsten. De grootte van de coëfficiënt bedraagt 0,5 en betekent dat de bieraccijnsontvangsten met 1% stijgen ten opzichte van voorgaand jaar als het CPB een stijging van het volume van de consumptie van voeding en genot raamt met 2% in dat jaar. Deze uitkomst is ceteris paribus. Er zijn in dit voorbeeld geen beleidsmatige ontwikkelingen. Voorts wordt deze uitkomst uit het ramingsmodel in het lopend jaar 2017 vergeleken met de reeds gerealiseerde kasontvangsten in dat jaar. Dergelijke overwegingen spelen ook een rol bij de totstandkoming van de geraamde bieraccijnsontvangsten.

Hieronder worden eerst de ontvangsten en raming van de vennootschapsbelasting nader toegelicht en vervolgens de ramingen van de ontvangsten uit de loon- en inkomstenbelasting, de btw en de vpb toegelicht.

12.3 Nadere toelichting op de ontvangsten en raming van de vennootschapsbelasting

De ontvangsten uit de vennootschapsbelasting (vpb) zijn erg volatiel. De afgelopen jaren is de opbrengst op EMU-basis gedaald van bijna 19 miljard euro in 2008 naar ruim 12 miljard in 2013, waarna de opbrengst opliep naar bijna 21 miljard in 2016. Ook als percentage van het bbp was de afgelopen jaren sprake van een sterke stijging, na een forse afname als gevolg van de financiële crisis. In het verleden hebben de ontvangsten uit de vpb zich ook zeer volatiel ontwikkeld. Dit toont figuur 12.3.1.

Figuur 12.3.1: Vpb-kasontvangsten 1970–2016 als percentage bbp

Figuur 12.3.1: Vpb-kasontvangsten 1970–2016 als percentage bbp

Bron: Ministerie van Financiën

Volatiele vpb-ontvangsten zijn in internationaal perspectief niet uitzonderlijk. Ook in andere West-Europese landen zijn de mutaties bij de belastinginkomsten op ondernemingswinsten groot. Dat is in onderstaande figuur zichtbaar: mutaties rond de 20 procent per jaar zijn geen uitzondering. In sommige gevallen lijkt sprake van omvangrijke kasschuiven.

Figuur 12.3.2: Mutatie belastingen op ondernemingswinsten ten opzichte van het voorgaande jaar

Figuur 12.3.2: Mutatie belastingen op ondernemingswinsten ten opzichte van het voorgaande jaar

Bron: database OESO

* De assen van de grafiek zijn afgekapt bij 40%.

Mede door de sterke volatiliteit is de vpb een lastig raambare belastingsoort. Figuur 12.3.3 illustreert dat door het verschil weer te geven tussen de uiteindelijke realisatie en de raming in de Miljoenennota in het voorgaande jaar. Als de economische ontwikkeling anders uitpakt dan waar in de Miljoenennota vanuit is gegaan dan werkt dat extra hard door in de vpb-ontvangsten.

Figuur 12.3.3: Verschil raming begroting en realisatie vpb-ontvangsten (uitgezonderd vpb gas) op EMU-basis

Figuur 12.3.3: Verschil raming begroting en realisatie vpb-ontvangsten (uitgezonderd vpb gas) op EMU-basis

Bron: Ministerie van Financiën

Het verschil tussen de begrotingsraming en de realisatie is onder te verdelen in verschillende categorieën. Als eerste verklaart de ramingssystematiek – waarbij bij de Miljoenennota voortgebouwd wordt op de raming van het dan nog lopende jaar in plaats van een gerealiseerd belastingjaar – een deel van het verschil. Dat is de doorwerking. Daarbovenop komt mogelijk beleid dat na de Miljoenennota van het betreffende jaar tot stand is gekomen. In 2009 werd bijvoorbeeld de verliesverrekening voor bedrijven tijdelijk verruimd, terwijl dit nog niet in de Miljoenennota 2009 werd voorzien en geraamd. In 2016 heeft een wijziging in de uitvoering plaatsgevonden, die nog niet voorzien was in de Miljoenennota van het voorafgaande jaar: de Belastingdienst is actueler aanslagen gaan opleggen wat voor een verschuiving van inkomsten van 2017 naar 2016 heeft gezorgd. Vervolgens verklaart de bijstelling van de relevante macro-economische indicator een deel van het verschil met de raming. Ten slotte is er nog de categorie «overig».38

Figuur 12.3.4 laat de jaar-op-jaar (horizontale) ontwikkeling van de vpb-ontvangsten zien. De totale ontwikkeling van de vpb-ontvangsten wordt niet volledig verklaard door beleidseffecten, de gevolgen van lagere gasproductie (vpb-gas) en de relevante macro-economische indicator. De rest van de ontwikkeling (overig) volgt uit factoren als verschillen tussen de vpb-grondslag en de macrovariabele, de mogelijkheid voor verliesverrekening over de tijd, kas/transverschillen en beleidseffecten die anders uitpakken dan ex ante ingeschat. Deze factoren zijn op basis van de op dit moment beschikbare informatie vooral kwalitatief te duiden. In het vervolg van dit stuk worden de voor de vpb-ontvangsten verklarende factoren nader toegelicht.

Figuur 12.3.4: Ontwikkeling vpb op transactiebasis uitgesplitst naar verklaring

Figuur 12.3.4: Ontwikkeling vpb op transactiebasis uitgesplitst naar verklaring

Bron: Ministerie van Financiën

12.3.1 Volatiele winstontwikkeling

In de winsten van ondernemingen is het grillige karakter van de mutaties in de vpb-ontvangsten al terug te zien. Winsten reageren sterk op omslagpunten in de economie. Onderstaande figuur laat dat zien. De winstontwikkeling beweegt om de economische ontwikkeling heen en reageert over het algemeen sterker. Een bijgestelde economische groei werkt daarom doorgaans relatief sterk door in de vpb-raming.

Figuur 12.3.5: Mutaties bbp (waarde) en financiële en niet-financiële ondernemingen (bron: CBS)

Figuur 12.3.5: Mutaties bbp (waarde) en financiële en niet-financiële ondernemingen (bron: CBS)

Zowel van het grootbedrijf als het mkb zijn winsten volatiel.39 Uit aangiftegegevens blijkt dat de aandelen van het grootbedrijf en het MKB in de vpb-opbrengst in de jaren 2008–2016 vrij constant zijn gebleven. Vanaf 2014 zijn de totale vpb-ontvangsten flink aangetrokken, wat geen verschuiving teweeg heeft gebracht. Wel neemt het aandeel van de financiële sector de afgelopen jaren toe. Op basis van deze gegevens kan gesteld worden dat het herstel van de winsten in deze sector langer heeft geduurd na de financiële crisis. Het aandeel van de vpb-ontvangsten over de gasproductie is sterk teruggelopen de afgelopen jaren door de lagere gasproductie.

Figuur 12.3.6: vpb-opbrengst uitgesplitst naar segmenten

Figuur 12.3.6: vpb-opbrengst uitgesplitst naar segmenten

Bron: Ministerie van Financiën

12.3.2 Verschil fiscale winst en de macrovariabele

Voor de raming op transactiebasis wordt een ramingsvergelijking gebruikt met als input een door het CPB geraamde variabele die een benadering geeft van de ontwikkeling van de winst van de marktsector. Deze macro-economische variabele van het CPB ligt in lijn met de wijze van rapporteren van het CBS over de ontwikkeling van de nettowinst van ondernemingen.

Een complicerende factor voor de raming is dat de (fiscale) winst waarover vpb betaald wordt in veel gevallen afwijkt van de commerciële winst zoals terug te vinden in bijvoorbeeld jaarverslagen. De macro-economische variabele (en de CBS-statistiek waar deze op aansluit) ligt een stuk dichter bij de commerciële dan de fiscale winst. Dat heeft als eerste te maken met winsten van buitenlandse dochters (zowel ingehouden winsten als uitgekeerde dividenden). Deze winsten maken onderdeel van uit van de commerciële winst, maar maken door de deelnemingsvrijstelling geen deel uit van de vpb-grondslag (zie ook figuur 12.3.5). Een ander belangrijk verschil is de behandeling van niet-reguliere baten en lasten zoals herwaarderingen van effecten en andere activa, boekwinsten op activa en bijzondere baten en lasten. Deze meer incidentele posten maken geen onderdeel uit van de macro-economische variabele, maar behoren wel tot de grondslag van de vpb.40

Een volgende verklaring voor de ontwikkeling van de vpb-ontvangsten – bovenop het direct aan de macrovariabele te relateren effect – vormt de mogelijkheid tot verliesverrekening. De grondslag voor de vpb in een jaar wordt niet alleen bepaald door winsten in dat jaar, maar ook door verrekening van verliezen uit eerdere of latere jaren. De mutaties van de vpb-grondslag (het «belastbaar bedrag») wijken daarom vaak sterk af van de mutaties van de nettowinst in een gegeven jaar (figuur 12.3.7). Dat leidt tot een afwijking met de op de nettowinst gebaseerde raming en landt in de categorie «overig» in figuur 12.3.3 en 12.3.4. In de meest recente jaren is bijvoorbeeld bij de categorie overig in beide figuren een positieve mutatie te zien, dat ligt in lijn met de grotere opwaartse mutatie van de vpb-grondslag (belastbaar bedrag) dan van de nettowinst.

Figuur 12.3.7: ontwikkeling belastbaar bedrag en nettowinst

Figuur 12.3.7: ontwikkeling belastbaar bedrag en nettowinst

Bron: Ministerie van Financiën, CBS

Het belastbaar bedrag bestaat uit het saldo van positieve winsten en de verrekende verliezen. Verliezen in bepaalde jaren vergroten de zogenoemde «verliesvoorraad» (zie figuur 12.3.8). Verliezen uit die verliesvoorraad kunnen verrekend worden met jaren waarin wel winst gemaakt wordt om de vpb-grondslag in die jaren te verkleinen. Deze verrekening met toekomstige jaren (carry forward, maximaal 9 jaar) en het voorgaande jaar (carry back, maximaal 1 jaar) zorgen, bovenop de verandering van de winst zelf, voor een sterkere volatiliteit van de vpb-ontvangsten. Dat geldt vooral voor de mogelijkheid tot carry back, wat direct tot lagere kasontvangsten leidt doordat een verlies direct verrekend kan worden met al betaalde vpb in het voorgaande jaar. Carry forward gaat gepaard met een vertraging in de kas, omdat verrekening dan plaatsvindt met winsten die in de toekomst gemaakt worden. Als de opgebouwde verliesvoorraad groot is, kan het een aantal jaren duren voordat de vpb-ontvangsten weer echt aantrekken. Maar zodra deze verliesvoorraad is teruggelopen, kan het ineens hard gaan met de vpb-ontvangsten.

Figuur 12.3.8 Samenhang begrippen nettowinst en belastbaar bedrag

Figuur 12.3.8 Samenhang begrippen nettowinst en belastbaar bedrag

Figuur 12.3.9 laat zien hoe de mutaties van het belastbaar bedrag uiteenvallen in verrekende verliezen en positieve winsten. Beide beïnvloeden zo de hoogte van de vpb-ontvangsten. Over het algemeen zijn (positieve) winsten stabieler dan de nettowinst, terwijl de verliezen een aanzienlijk duidelijkere conjuncturele component hebben. Daarnaast zijn de extra volatiliteit en vertraging door de verliesverrekening goed te zien in de figuur. Een jaar met veel verliezen is direct terug te zien in lagere vpb-ontvangsten (zoals 2008 en 2009), terwijl een jaar met hoge (positieve) winsten niet direct terug te zien is omdat deze extra grondslag vaak verrekend kan worden met openstaande verliezen uit eerdere jaren (zoals 2003).

Figuur 12.3.9: Mutatie belastbaar bedrag (grondslag) uitgesplitst naar positieve winst en verrekende verliezen op transactiebasis in miljarden euro’s

Figuur 12.3.9: Mutatie belastbaar bedrag (grondslag) uitgesplitst naar positieve winst en verrekende verliezen op transactiebasis in miljarden euro’s

Bron: Ministerie van Financiën

Figuur 12.3.10 toont de bij benadering in de kas verrekende verliezen. In de jaren na de financiële crisis zijn veel verliezen in de kas verrekend. Dat vormt een belangrijke verklaring voor het lagere niveau van de vpb-ontvangsten in deze jaren.

Figuur 12.3.10 benadering grondslag in de kas verrekende verliezen op basis van aanslagen in miljarden euro's1

Figuur 12.3.10 benadering grondslag in de kas verrekende verliezen op basis van aanslagen in miljarden euro's

Bron: Ministerie van Financiën

1 Het gaat hier om een zeer grove benadering, aanslag- en aangifteprocessen vallen per bedrijf anders uit – bijvoorbeeld door een verzoek om uitstel van aangifte - een daarmee ook het moment dat de belasting daadwerkelijk wordt afgedragen.

Tot slot blijkt uit de data dat een deel van de door bedrijven opgebouwde verliesvoorraden nooit verrekend wordt. Dat komt doordat bedrijven binnen de termijnen van verliesverrekening niet voldoende winst maken waartegen de hun hele verliesvoorraad kan worden afgezet, of intussen failliet zijn gegaan. Het gaat gemiddeld om iets minder dan één derde van de opgebouwde verliesvoorraad. Voor de raming van de vpb-ontvangsten is de voorraad opgebouwde verliezen van groot belang, maar daarnaast dus ook het gegeven dat een deel daarvan nooit verrekend zal worden.

12.3.3 Kas-transverschillen

De vpb-opbrengst wordt als eerste geraamd naar het jaar waarin de winst wordt gerealiseerd (transactiebasis), maar voor het EMU-saldo gaat het om de opbrengst op kasbasis. De opbrengst op kasbasis wordt afgeleid van de raming op transactiebasis. De grote vertraging tussen het moment van de allereerste aanslag en de definitieve aanslagoplegging zorgt voor flinke kasverschuivingen en daarmee verschillen tussen deze twee ramingen. Met name rond economische omslagpunten loopt dit verschil op. Dat bemoeilijkt de raming van de kasontvangsten en draagt bij aan een groter niet aan de macrovariabele toe te schrijven effect bij de kasontvangsten.

Een deel van de vpb-opbrengst voor een gegeven belastingjaar wordt in datzelfde kalenderjaar door de Belastingdienst via voorlopige aanslagen ontvangen (jaar T in onderstaande tabel). Een ander deel wordt in de jaren daarna ontvangen. In jaren dat de economie beter (of slechter) presteert dan verwacht blijken winsten hoger (lager) dan verwacht in de voorlopige aanslagen, zodat na afloop van het belastingjaar extra afgedragen moet worden (teruggaven plaatsvinden). Dat zien we ook in 2016 met hogere ontvangsten over de jaren t-1 (2015) en t-2 (2024) dan in de jaren ervoor het geval was. Bij nader inzien blijken de ontvangsten op transactiebasis in deze jaren hoger. In een dergelijk jaar liggen de ontvangsten op kasbasis daardoor op een hoger niveau dan op transactiebasis.

Tabel 12.3.1 vpb-ontvangsten op transactiebasis (in miljoenen euro’s) onderverdeeld naar kasjaren
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Totaal trans

11.696

12.800

12.471

14.673

17.730

18.809

 

Jaar T

10.531

10.146

9.597

10.220

11.578

14.565

 

Jaar T-1

1.819

1.097

2.002

2.671

3.837

5.518

 

Jaar T-2

397

576

323

821

445

828

 

Jaar T-3

– 426

– 243

– 295

– 154

– 152

– 172

 

Jaar T-4 en eerder

– 1.472

– 1.372

– 929

– 447

– 101

– 17

Totaal kas

10.849

10.204

10.697

13.111

15.607

20.722

Endogene ontwikkeling trans (%)

– 2,8%

– 4,9%

– 10,7%

13,1%

21,1%

5,7%

Endogene ontwikkeling kas (%)

– 0,5%

– 12,1%

– 8,3%

16,5%

16,9%

32,8%

Vooral bij grote ondernemingen kan het aangifteproces lang duren, zodat de vpb-aanslag met betrekking tot een belastingjaar heel laat definitief is. Zo is het mogelijk dat 10 jaar na afloop van een belastingjaar zich nog steeds wijzigingen voordoen in de vpb-aanslag, met eventuele gevolgen voor de kasopbrengst van de vpb in het lopende jaar. Daarnaast speelt verliesverrekening, met name carry back, een rol bij het verschil tussen beide opbrengstbegrippen. Zo gaat bijvoorbeeld verrekening van een verlies over 2016 met winst uit 2015 ten koste van de opbrengst op kasbasis over het belastingjaar 2015. Als dit verlies in 2018 definitief wordt vastgesteld en in dat jaar vpb wordt teruggegeven, gaat dit ten koste van de kasopbrengst in 2018.

12.3.4 Beleidseffecten

Tot slot spelen beleidseffecten die niet exact uitpakken zoals vooraf voorzien (en ingeboekt) een rol bij de voorspelbaarheid van de vpb-ontvangsten. In figuur 12.3.4 zijn onder andere de (ex ante) beleidsmatig ingeboekte effecten zien. Een afwijking daarvan beïnvloedt de (raming van de) totale vpb-ontvangsten en landt in de categorie «overig» van figuur 12.3.3 en 12.3.4.

Bij de ene maatregel is de onzekerheid groter dan bij de andere. Een maatregel als de willekeurige afschrijving41 is bijvoorbeeld extra onzeker omdat sprake is van een tijdelijke verlaging van de grondslag. Het moment waarop de grondslag weer terug is op het niveau van voor de maatregel is lastig in te schatten. Dat hangt sterk af van de (conjunctuurafhankelijke) investeringsruimte van bedrijven, de spreiding tussen bedrijven kan daarbij groot zijn. Dat gaat in ieder geval gepaard met verschuivingen van de vpb-ontvangsten tussen de verschillende kasjaren.

12.4 De belastingramingen voor 2017 en 2018

De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de belastingramingen. Tabel 12.4.1 toont de ontwikkeling van de realisaties in 2016 naar de Vermoedelijke Uitkomsten in 2017. Tabel 12.4.2 toont vervolgens de ontwikkeling van de Vermoedelijke Uitkomsten in 2017 naar de Ontwerpbegroting 2018. De tabellen zijn op kasbasis. Per belastingsoort is hierbij een opsplitsing gemaakt van de verandering van de ontvangsten naar beleidsmatige mutatie en endogene mutatie. Beleidsmatige mutaties zijn mutaties van de belastingopbrengsten als gevolg van fiscale beleidsmaatregelen of van overige maatregelen. Endogene mutaties zijn mutaties van de belastingopbrengsten hoofdzakelijk als gevolg van de economische ontwikkeling.

Tabel 12.4.1 Raming belastingontvangsten 2017 op kasbasis (in miljoenen euro's)
 

2016

Beleidsmatige mutaties

Endogene mutaties

Endogene mutatie in %

2017

Indirecte belastingen

79.492

176

3.628

4,6%

83.296

Invoerrechten

2.960

0

234

7,9%

3.195

Omzetbelasting

47.379

– 9

2.386

5,0%

49.757

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.590

7

291

18,3%

1.888

Accijnzen

11.656

33

22

0,2%

11.711

– Accijns van lichte olie

4.224

1

59

1,4%

4.283

– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.844

– 1

37

1,0%

3.880

– Tabaksaccijns

2.478

44

– 81

– 3,3%

2.440

– Alcoholaccijns

318

0

– 4

– 1,3%

314

– Bieraccijns

443

0

3

0,7%

446

– Wijnaccijns

351

– 10

9

2,5%

349

Belastingen van rechtsverkeer

4.651

34

439

9,4%

5.123

– Overdrachtsbelasting

2.213

34

453

20,5%

2.700

– Assurantiebelasting

2.438

0

– 14

– 0,6%

2.423

Motorrijtuigenbelasting

4.008

– 37

69

1,7%

4.039

Belastingen op een milieugrondslag

4.890

– 37

163

3,3%

5.015

– Afvalstoffenbelasting

84

– 1

3

3,6%

86

– Energiebelasting

4.511

– 18

158

3,5%

4.651

– Waterbelasting

276

0

2

0,8%

278

– Brandstoffenheffingen

19

– 19

0

– 1,1%

0

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

254

6

3

1,2%

263

Belasting op zware motorrijtuigen

157

0

10

6,5%

167

Verhuurderheffing

1.474

180

10

0,7%

1.664

Bankbelasting

473

0

0

0,0%

473

           

Directe belastingen

75.032

1.505

6.809

9,1%

83.345

Loon- en inkomstenbelasting kas

48.807

1.443

6.240

12,8%

56.490

Dividendbelasting

2.977

5

230

7,7%

3.212

Kansspelbelasting

482

0

19

3,9%

500

Vennootschapsbelasting

20.922

62

309

1,5%

21.292

– Gassector kas

200

0

0

0,0%

200

– Niet-gassector kas

20.722

62

309

1,5%

21.092

Erf- en schenkbelasting

1.845

– 5

10

0,6%

1.850

           

Overige belastingontvangsten

184

0

0

0,0%

184

           

Totaal belastingen op kasbasis

154.708

1.681

10.437

6,7%

166.826

Tabel 12.4.2 Raming belastingontvangsten 2018 op kasbasis (in miljoenen euro's)
 

2017

Beleidsmatige mutaties

Endogene mutaties

Endogene mutatie in %

2018

Indirecte belastingen

83.296

165

2.982

3,6%

86.443

Invoerrechten

3.195

0

180

5,6%

3.375

Omzetbelasting

49.757

24

2.352

4,7%

52.133

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.888

– 41

– 49

– 2,6%

1.798

Accijnzen

11.711

2

162

1,4%

11.875

– Accijns van lichte olie

4.283

0

35

0,8%

4.318

– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.880

– 1

83

2,1%

3.962

– Tabaksaccijns

2.440

4

38

1,5%

2.482

– Alcoholaccijns

314

0

– 3

– 1,0%

311

– Bieraccijns

446

0

3

0,8%

449

– Wijnaccijns

349

– 1

7

1,9%

355

Belastingen van rechtsverkeer

5.123

3

119

2,3%

5.246

– Overdrachtsbelasting

2.700

3

40

1,5%

2.743

– Assurantiebelasting

2.423

0

80

3,3%

2.503

Motorrijtuigenbelasting

4.039

6

85

2,1%

4.129

Belastingen op een milieugrondslag

5.015

172

37

0,7%

5.224

– Afvalstoffenbelasting

86

0

3

3,3%

89

– Energiebelasting

4.651

172

31

0,7%

4.853

– Waterbelasting

278

0

4

1,3%

282

– Brandstoffenheffingen

0

0

0

2,4%

0

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

263

0

4

1,4%

266

Belasting op zware motorrijtuigen

167

0

6

3,5%

173

Verhuurderheffing

1.664

0

85

0,0%

1.750

Bankbelasting

473

0

0

0,0%

473

           

Directe belastingen

83.345

– 1.417

884

1,1%

82.812

Loon- en inkomstenbelasting kas

56.490

– 1.296

131

0,2%

55.325

Dividendbelasting

3.212

– 47

85

2,6%

3.250

Kansspelbelasting

500

18

19

3,9%

538

Vennootschapsbelasting

21.292

– 80

555

2,6%

21.768

– Gassector kas

200

0

– 50

– 25,0%

150

– Niet-gassector kas

21.092

– 80

605

2,9%

21.618

Erf- en schenkbelasting

1.850

– 12

93

5,0%

1.931

           

Overige belastingontvangsten

184

– 1

0

0,0%

183

           

Totaal belastingen

166.826

– 1.253

3.865

2,3%

169.438

Nadere toelichting

De raming voor de totale belastingontvangsten in 2017 komt op kasbasis 12,1 miljard euro hoger uit dan de realisatie van de totale belastingontvangsten in 2016 (zie tabel 12.4.1). Deze stijging is het saldo van de beleidsmatige mutatie van 1,7 miljard euro en de endogene ontwikkeling van 10,4 miljard euro. Voor 2018 geldt een toename van de totale belastingontvangsten op kasbasis met 2,6 miljard euro ten opzichte van 2017. Dit is het totaal van een beleidsmatige mutatie van – 1,3 miljard euro en een endogene ontwikkeling van 3,9 miljard euro (zie tabel 12.4.2). De hierna volgende paragrafen geven een nadere toelichting op deze beleidsmatige en endogene mutaties.

Beleidsmatige mutaties

De belastingontvangsten in 2017 nemen met 1,7 miljard euro toe als gevolg van fiscale en overige maatregelen. In tabel 12.4.3 staat aangegeven welke wijzigingen sinds de Miljoenennota 2017 hebben plaatsgevonden.

Tabel 12.4.3 Effecten beleidsmaatregelen (waaronder nabetalingen) op belastingontvangsten in 2017 op kasbasis in mln euro
 

Kas 2017

Totaal maatregelen, zoals gemeld in Miljoenennota 2017 (internetbijlage)

1.619

Mutatie vanwege nabetalingen

65

Mutatie vanwege beleid (fiscale maatregelen)

– 3

Totaal maatregelen

1.681

Beleidsmatige wijzigingen vloeien onder andere voort uit het Regeerakkoord 2012–2017 en de maatregelen die het kabinet sindsdien heeft genomen. Daarnaast hebben er mutaties plaatsgevonden als gevolg van nabetalingen tussen het Rijk en de sociale fondsen. Deze nabetalingen vinden plaats, omdat via de inkomensheffing en de loonheffing de belastingen en premies volksverzekeringen geïntegreerd worden geheven. De verdeling van deze ontvangsten tussen het Rijk en de sociale fondsen gebeurt op basis van voorlopige verdeelsleutels. Wanneer de Belastingdienst de gegevens over de feitelijke inkomens van mensen binnen heeft, kan nauwkeurig worden bepaald welk deel van de heffingen naar het Rijk had gemoeten en welk deel naar de sociale fondsen. Bij de loonheffing gebeurt dit na twee jaar, omdat dan het grootste deel van de aanslagen en aangiften is afgehandeld. Bij de inkomensheffing gebeurt dit om dezelfde reden pas na vier jaar. Hierdoor vinden er in de jaren nadat een transactiejaar is afgesloten nog nabetalingen plaats tussen het Rijk en de sociale fondsen. Tabel 12.4.3 laat zien dat dit in 2017 dit tot een mutatie in de belastingontvangsten voor het Rijk heeft geleid van 0,1 miljard ten opzichte van wat in Miljoenennota 2016 aan nabetalingen werd verwacht. Omdat het hier onderlinge nabetalingen betreft tussen premieontvangsten (volksverzekeringen) en de ontvangsten uit de loon- en inkomstenbelasting, zijn eventuele verschuivingen sowieso niet relevant voor het EMU-saldo of het lastenbeeld.

Voor 2018 bedraagt de geraamde beleidsmatige mutatie van de belastingontvangsten per saldo – 1,3 miljard euro (tabel 12.4.2). Deze mutatie betreft voor – 0,8 miljard euro aan verwachte onderlinge nabetalingen tussen premieontvangsten (volksverzekeringen) en ontvangsten uit de loon- en inkomstenbelasting. Deze verschuivingen zijn zoals hierboven vermeld niet relevant voor het EMU-saldo. Het «echte» – dat wil zeggen voor het EMU-saldo relevante – beleidsmatige deel van de mutatie bij de belastingontvangsten (exclusief premieontvangsten) betreft de mutatie van – 0,4 miljard euro. Een toelichting op de beleidsmatige mutatie van de totale belasting- en premieontvangsten is te vinden in bijlage 2 van de Miljoenennota 2018.

Endogene mutaties

De belastingontvangsten (exclusief premies volksverzekeringen) nemen in 2018 met 3,9 miljard euro toe als gevolg van de endogene ontwikkeling. Dit betekent een groei van 2,3 procent. Bijlage 2 van de Miljoenennota bevat een toelichting van de endogene ontwikkeling voor het totaal van de belasting- en premieontvangsten. Dat zijn de totale belastingen inclusief premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en premies zorgverzekeringen. Deze paragraaf geeft voor enkele specifieke belastingsoorten een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling. De aandacht gaat hierbij uit naar de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belastingdeel en het premiedeel van de loon- en inkomensheffing) en de omzetbelasting, die bij elkaar meer dan 80 procent van de totale belastingontvangsten inclusief premies volksverzekeringen vormen.

Vennootschapsbelasting

Bij de vennootschapsbelasting wordt onderscheid gemaakt tussen een deel dat afkomstig is van bedrijven uit de gassector en een deel dat afkomstig is van bedrijven uit de niet-gassector. Voor de vennootschapsbelasting afkomstig uit de gassector wordt een aparte raming opgesteld op basis van de winstontwikkeling in die sector, die in belangrijke mate afhangt van de beursprijs van TTF-gas, de olieprijs en de ontwikkeling van de dollarkoers. Voor een toelichting op de aardgasbatenraming, inclusief de vpb-afdracht uit de gassector, wordt verwezen naar de begroting van Economische zaken, (Begroting XIII). Deze bijlage bespreekt alleen de ontwikkeling van de vpb-opbrengst in de niet-gassector.

Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. In juli / augustus van het daaropvolgende jaar (T+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats en dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert wel.

Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 12.4.4 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Hieruit blijkt duidelijk dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt nog door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over voorgaande jaren, maar als gevolg van verliesverrekening is de bijdrage van jaar T-3 en ouder over het algemeen negatief.

Tabel 12.4.4 Opbrengst en ontwikkeling van de vennootschapsbelasting (exclusief gas) op kasbasis naar transactiejaar (in miljoenen euro's)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Jaar T

9.597

10.220

11.578

14.565

16.685

16.956

Jaar T-1

2.002

2.671

3.837

5.518

3.739

4.057

Jaar T-2

323

821

445

828

887

837

Jaar T-3

– 295

– 154

– 152

– 172

– 149

– 171

Jaar T-4 en ouder

– 929

– 447

– 101

– 17

– 69

– 62

Totaal kasopbrengst VPB niet-gas

10.697

13.111

15.607

20.722

21.092

21.618

Per saldo is de verwachte endogene mutatie van 2016 naar 2017 0,3 miljard euro bij de niet-gassector. Beleidsmaatregelen hebben in 2016 per saldo een klein positief effect op de ontvangsten (62 miljoen euro). De totale mutatie in 2017 komt daarom uit op 0,4 miljard euro. In 2018 bedraagt de endogene toename van de vpb-ontvangsten bij de niet-gassector naar verwachting 0,6 miljard euro. Het beleidsmatige effect is beperkt neerwaarts (– 80 miljoen euro). Per saldo bedraagt de totale toename in de vpb-ontvangsten van de niet-gassector in 2018 afgerond ook 0,5 miljard euro.

Loon- en inkomensheffing

De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In de eerste instantie dragen particulieren maandelijks loonbelasting af op basis van hun inkomen uit arbeid. Na het verstrijken van het kalenderjaar moet vervolgens voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte worden gedaan. Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is (met inachtneming van andere bronnen van inkomen, belastingkortingen en aftrekposten). Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. Hierdoor zijn per saldo de opbrengsten van de inkomensheffing negatief, al komt de «nulgrens» in zicht. In onderstaande analyse wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, welke geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffingsniveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen. De premieontvangsten worden echter niet in deze bijlage verantwoord.

Loonheffing

De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.

Tabel 12.4.5 Ontwikkeling loonheffing op transactiebasis (in miljoenen euro's)
 

2016

2017

2018

Opbrengst op transactiebasis

94.469

99.294

102.338

       

Mutatie

 

4.825

3.044

 

waarvan endogeen

 

2.464

4.569

 

waarvan beleidsmatig

 

2.360

– 1.524

       

Endogene groei (in %)

 

2,6%

4,6%

In tabel 12.4.5 is de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2016 en 2017 te zien. De verwachte endogene ontwikkeling bedraagt in 2017 2,5 miljard euro. In 2018 wordt een endogene groei van 4,6 miljard euro geraamd. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende premies en de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen. Onderstaande tabel 12.4.6 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro Economische Verkenning 2018 van het CPB.

Tabel 12.4.6 Relevante economische indicatoren voor de loonheffing
 

2017

2018

Arbeidsvolume in arbeidsjaren

2,2%

1,6%

Contractloonstijging

1,4%

2,0%

Incidentele loonstijging

0,4%

0,9%

Tabelcorrectiefactor

0,3%

0,8%

Arbeidsinkomensquote bedrijven (niveau in procenten)

72,5%

73,0%

Uit de economische indicatoren kan de ontwikkeling van de loonheffing worden verklaard. In 2017 neemt de werkgelegenheid toe met 2,2 procent. De contractloonstijging komt uit op 1,4 procent en ook de incidentele loonontwikkeling zorgt met 0,4 procent voor een plus. Dat leidt gezamenlijk tot een endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2017 van 2,5 miljard op transactiebasis. In 2018 neemt de werkgelegenheid met 1,6 procent toe. De loonontwikkeling valt met een contractloonontwikkeling en een incidentele loonstijging van respectievelijk 2,0 procent en 0,9 procent in 2018 positief uit. Per saldo leidt dit in 2018 tot een endogene ontwikkeling van de loonheffing van 4,6 miljard euro op transactiebasis.

Inkomensheffing

De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen wordt de ontwikkeling daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.

De raming van de ontvangsten van de inkomensheffing is opgesteld op basis van de beleidsmaatregelen, de geraamde endogene ontwikkeling en de kasrealisaties tot en met juli.

Tabel 12.4.7 Ontwikkeling inkomensheffing op transactiebasis (in miljoenen euro's)
 

2016

2017

2018

Inkomensheffing op transactiebasis

– 1.887

198

1.965

       

mutatie

 

2.085

1.767

 

waarvan endogeen

 

1.556

1.795

 

waarvan beleidsmatig

 

529

– 29

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten inkomensheffing is in zowel 2017 als 2018 positief, met een groei van respectievelijk 2,1 en 1,8 miljard euro. Onderliggend is er sprake van een negatieve ontwikkeling van de hypotheekrenteaftrek. Dit heeft met vertraging een positief effect op de ontvangsten uit de inkomensheffing tot gevolg. Tegelijkertijd trekken de inkomens van zelfstandigen, die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting aan in beide jaren.

12.3.2.3 Omzetbelasting

De omzetbelasting is verantwoordelijk voor circa 30 procent van de totale belastingontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze bestedingscategorieën zijn samengevat in onderstaande tabel.

Tabel 12.4.8 Raming van de procentuele ontwikkeling van bestedingen in 2017 en 2018
 

2017

2018

Particuliere consumptie, waardemutatie

3,9%

3,9%

Investeringen in woningen, waardemutatie

13,2%

8,3%

Overheidsinvesteringen, waardemutatie

1,4%

2,3%

Bij de particuliere consumptie speelt ook de samenstelling van de consumptie een rol, omdat er verschillende bestedingscategorieën zijn waarvoor een verschillend btw-tarief geldt. Bij laagconjunctuur is het bijvoorbeeld geen ongebruikelijk verschijnsel dat er een verschuiving plaatsvindt van consumptie waarvoor een hoger tarief geldt («luxe goederen») naar consumptie waarvoor een laag btw-tarief geldt. Hierdoor neemt het gemiddelde btw-tarief over de totale particuliere consumptie af en daarmee de btw-ontvangsten.

De ontwikkeling van de btw-ontvangsten op transactiebasis bedraagt naar verwachting 50,3 miljard euro in 2017. Ook in 2018 wordt een positieve ontwikkeling naar 52,7 miljard euro verwacht.

Tabel 12.4.9 Raming van de omzetbelasting op transactiebasis (in miljoenen euro's)
 

2016

2017

2018

Omzetbelasting op transactiebasis

47.927

50.313

52.686

       

mutatie

 

2.386

2.373

 

waarvan endogeen

 

2.408

2.346

 

waarvan beleidsmatig

 

– 22

27

       

Endogene mutatie in procent

 

5,0%

4,7%

De ontwikkeling van de btw-ontvangsten wordt voor een groot deel bepaald door de waardeontwikkeling van de particuliere consumptie. Deze is in 2017 positief: 3,9 procent. De investeringen in woningen vallen met een mutatie van 13,2 procent positief uit. Voorts nemen de overheidsinvesteringen met 1,4 procent toe. Op basis van de ontwikkeling van deze relevante macro-economische indicatoren wordt per saldo een positieve endogene ontwikkeling (2,4 miljard euro) van de btw-ontvangsten op transactiebasis in 2017 verwacht. In 2018 nemen de particuliere consumptie en de investeringen in woningen toe met respectievelijk 3,9 en 8,3 procent. De overheidsinvesteringen ontwikkelen zich met 2,3 procent in 2018 positief. Dat leidt tot een positieve endogene ontwikkeling (2,3 miljard) van de btw-ontvangsten op transactiebasis.

13. Overzicht interventies financiële sector

Sinds het najaar van 2008 heeft het kabinet geïntervenieerd om het financiële stelsel gezond te houden en bij te dragen aan het herstellen van de rust op de financiële markten. Vanaf 2010 heeft de overheid ook aan Europese faciliteiten bijgedragen, in het bijzonder door het verstrekken van garanties. Deze bijlage geeft middels een aantal tabellen een overzicht van alle met de krediet- en Eurocrisis verband houdende interventies.42

Tabel 13.1 geeft de kasstromen en de garanties die met de interventies gepaard gaan en de vindplaatsen ervan in de begroting IX integraal weer. Daarnaast zijn de effecten van de maatregelen op achtereenvolgens: het EMU-saldo, de EMU-schuld en de staatsschuld per thema becijferd. De kolom «telling» geeft hierbij aan welke posten bij elkaar moeten worden opgeteld.

Tabel 13.1 Budgettair overzicht interventies Kredietcrisis (in mln. euro)

#

Stand: MN 2018 (– = ontvangst)

Telling

2008–2014

2015

2016

2017

2018

Bron:

 

A. Fortis/RFS/AA

             
                 

1

Aanschaf ABN AMRO Group – ASR Verzekeringen – RFS Holdings (incl. Z-share en residual N-share)

 

27.955

       

IX art.3

2

waarvan relevant voor de EMU-schuld

 

27.852

       

CBS/Eurostat

3

waarvan relevant voor het EMU-saldo

 

3.088

       

CBS/Eurostat

4

Beursgang ABN AMRO Group N.V.

 

0

– 3.828

– 1.326

– 1.479

 

IX art.3

5

Beursgang a.s.r.

 

0

 

– 1.057

– 1.692

 

IX art.3

6

Overbruggingskrediet (voormalig) Fortis

 

3.550

– 1.800

– 950

0

0

IX art. 11

7

Renteontvangsten overbruggingskredieten (voormalig) Fortis

 

– 1.896

– 84

– 40

– 34

– 34

IX art. 11

8

Dividend ABN Amro Group

 

– 975

– 625

– 608

– 246

– 252

IX art.3

9

Dividend a.s.r.

 

– 258

– 139

– 170

– 60

– 25

IX art.3

10

Dividend RFS Holdings

 

– 6

0

0

   

IX art.3

11

Premieontvangsten capital relief instrument

 

– 193

       

IX art.3

12

Premieontvangsten counter indemnity

 

– 116

       

IX art.3

                 
 

Verleende garanties

             

13

Capital Relief Instrument ABN-AMRO (CRI)

 

32.611

       

IX art.3

14

waarvan vervallen

 

– 32.611

       

IX art.3

15

Counter Indemnity ABN-AMRO

 

950

       

IX art.3

16

waarvan vervallen

 

– 950

       

IX art.3

                 
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

1, 4 t/m 12

28.061

– 6.476

– 4.151

– 3.511

– 311

 
 

Effect op EMU-saldo

3, 7 t/m 12

356

848

818

340

311

 
 

Effect op EMU-schuld

2, 4 t/m 12

27.958

– 6.476

– 4.151

– 3.511

– 311

 
 

Effect op staatsschuld

2, 4 t/m 12

27.958

– 6.476

– 4.151

– 3.511

– 311

 
                 
 

B. SNS Reaal

             
                 

17

Kapitalisatie SNS Reaal Holding N.V. (SRH)

 

300

       

IX art.3

18

Kapitalisatie SNS Reaal Bank N.V.

 

1.900

       

IX art.3

19

waarvan relevant voor het EMU-saldo

 

1.130

       

CBS/Eurostat

20

Aankoop SNS Bank N.V.

 

0

1.100

     

IX art.3

21

waarvan vordering SRH

 

0

1.598

     

IX art.3

22

waarvan inbrenging overbruggingskrediet SRH

 

0

1.100

     

IX art.3

23

Overbruggingskrediet SRH

 

1.100

– 1.100

     

IX art.3

24

Dividend SNS Bank N.V.

 

0

 

– 100

– 115

– 100

IX art.3

25

Renteontvangsten overbruggingskrediet SRH

 

– 28

– 12

     

IX art.3

26

Overheveling liquiditeit SRH

 

0

   

– 161

 

IX art.3

27

Resolutieheffing

 

– 1.005

         

28

Kapitalisatie Propertize

 

500

       

IX art.3

29

Verkoopopbrengst Propertize

 

0

 

– 873

   

IX art.3

30

Overdracht schuldtitels Propertize

 

0

 

– 2.355

1.750

 

IX art.3

31

Dividend Propertize

 

0

 

– 46

   

IX art.3

32

Premieontvangsten garantie Propertize

 

– 2

– 9

– 8

– 4

 

IX art.3

                 
 

Verleende garanties

             

33

Garantieverlening VBO

 

4.166

       

IX art.3

34

waarvan vervallen

 

– 566

– 977

– 2.623

   

IX art.3

                 
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

17, 18, 20, 23 t/m 32

2.765

– 21

– 3.382

1.470

– 100

 
 

Effect op EMU-saldo

19, 24, 25, 27, 31, 32

– 95

21

154

119

100

 
 

Effect op EMU-schuld

17, 18, 20, 23 t/m 34

6.254

– 998

– 3.382

1.470

– 100

 
 

Effect op staatsschuld

17, 18, 20, 23 t/m 32

2.765

– 21

– 3.382

1.470

– 100

 
                 
 

C. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.)

             
                 

35

Verstrekt kapitaal ING

 

0

       

IX art.3

36

Verstrekt kapitaal Aegon

 

0

       

IX art.3

37

Verstrekt kapitaal SNS Reaal

 

565

       

IX art.3

38

waarvan afgeboekt

 

– 565

       

IX art.3

39

Couponrente ING

 

– 839

       

IX art.3

40

Couponrente Aegon

 

– 177

       

IX art.3

41

Couponrente SNS Reaal

 

– 38

       

IX art.3

42

Repurchase fee ING

 

– 2.692

       

IX art.3

43

Repurchase fee Aegon

 

– 910

       

IX art.3

44

Repurchase fee SNS Reaal

 

0

       

IX art.3

                 
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

35 t/m 37, 39 t/m 44

– 4.091

         
 

Effect op EMU-saldo

39 t/m 41

1.054

         
 

Effect op EMU-schuld

35 t/m 37, 39 t/m 44

– 4.091

         
 

Effect op staatsschuld

35 t/m 37, 39 t/m 44

– 4.091

         
                 
 

D. Back-up faciliteit ING

             
                 

45

Meerjarenverplichting aan ING

 

0

       

IX art.3

46

Alt-A-portefeuille

 

0

       

IX art.3

47

waarvan relevant voor de EMU-schuld

 

0

       

CBS/Eurostat

48

Back-upfaciliteit ING totaal:

 

– 1.455

       

IX art.3

a

waarvan funding fee (rente + aflossing)

 

21.720

       

IX art.3

b

waarvan management fee

 

204

       

IX art.3

c

waarvan portefeuilleontvangsten (rente + aflossing)

 

– 21.829

       

IX art.3

d

waarvan garantiefee

 

– 448

       

IX art.3

e

waarvan additionele garantiefee

 

– 479

       

IX art.3

f

waarvan additionele fee

 

– 229

       

IX art.3

g

waarvan verhandelbaarheidsfee

 

– 34

       

IX art.3

h

waarvan eenmalige uitkering

 

– 379

       

IX art.4

i

waarvan incidentele uitgave

 

19

       

IX art.3

                 
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

48

– 1.455

         
 

Effect op EMU-saldo

48 b, f, g

59

         
 

Effect op EMU-schuld

47, 48

– 1.455

         
 

Effect op staatsschuld

48

– 1.455

         
                 
 

E. Garantiefaciliteit bancaire leningen

             
                 

49

Premieontvangsten garanties bancaire leningen

 

– 1.379

       

IX art.2

50

Schade-uitkeringen

 

0

       

IX art.2

51

Garanties bancaire leningen

 

50.275

       

IX art.2

52

waarvan vervallen

 

– 50.275

       

IX art.2

                 
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

49, 50

– 1.379

         
 

Effect op EMU-saldo

49, 50

1.379

         
 

Effect op EMU-schuld

49, 50

– 1.379

         
 

Effect op staatsschuld

49, 50

– 1.379

         
                 
 

F. IJsland

             
                 

53

Vordering op IJsland

 

159

– 159

     

IX art.2

54

Tussenrekening «recovery oude topping up'

 

106

       

IX art.2

55

Uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave

 

1.428

       

IX art.2

56

Uitvoeringskosten IJslandse DGS door DNB

 

1

       

IX art.2

57

Renteontvangsten lening IJsland

 

0

       

IX art.2

58

Aflossing hoofdsom lening IJsland

 

– 1.428

       

IX art.2

59

Schikking IJsland

 

0

– 58

       
                 
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

55 t/m 59

1

– 58

       
 

Effect op EMU-saldo

56, 57

– 1

49

       
 

Effect op EMU-schuld

55 t/m 59

1

– 58

       
 

Effect op staatsschuld

55 t/m 59

1

– 58

       
                 
 

Totaal

             
 

Toerekenbare rentelasten

 

8.085

648

477

359

303

 
 

Effect op EMU-saldo

 

– 3.806

270

495

100

108

 
 

Effect op EMU-schuld

 

27.288

– 7.532

– 7.533

– 2.041

– 411

 
 

Effect op staatsschuld

 

23.799

– 6.555

– 7.533

– 2.041

– 411

 
                 

#

Stand: MN 2018 (– = ontvangst)

Telling

2008–2014

2015

2016

2017

2018

Bron:

 

G. Griekenland

             
                 

60

Lening aan Griekenland

 

3.199

0

0

0

0

IX art.4

61

Rente lening Griekenland

 

– 226

– 13

– 5

– 3

– 6

IX art.4

62

Rentevergoeding Griekenland (ANFA)

 

39

0

0

0

0

IX art.4

63

Teruggave winsten SMP

 

238

0

0

0

104

IX art.4

                 
 

H. Europese instrumenten

             
                 

64

Verstrekt kapitaal EFSF

 

2

 

0

0

0

IX art.4

65

Verstrekt kapitaal ESM

 

4.573

0

0

0

0

IX art.4

66

Crisisgerelateerde winst DNB

 

– 1.659

– 552

– 122

– 37

– 6

IX art.3

67

waarvan relevant voor het EMU-saldo

 

– 1.465

– 482

– 122

– 37

– 6

IX art.3

                 
 

Garanties

             

68

Garantieplafond Nederland EFSF

 

49.640

0

– 15.486

0

0

IX art.4

a

effect verstrekte garantie op EMU-schuld:

 

11.606

– 671

0

0

0

CBS/Eurostat

b

voor Ierland

 

1.122

0

0

0

0

CBS/Eurostat

c

voor Portugal

 

1.675

0

0

0

0

CBS/Eurostat

d

voor Griekenland

 

8.809

– 671

0

0

0

CBS/Eurostat

69

Garantieverlening NL-aandeel ESM

 

35.445

0

0

0

0

IX art.4

70

Garantieverlening DNB i.v.m. ophoging middelen IMF

 

13.610

0

– 13.600

13.729

0

IX art.4

71

Garantieverlening DNB

 

5.700

0

0

0

– 5.700

IX art.3

72

Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting

 

2.778

39

3

0

0

IX art.4

                 
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

60 t/m 66

6.166

– 565

– 127

– 40

92

 
 

Effect op EMU-saldo

61 t/m 63, 67

1.414

495

127

40

– 92

 
 

Effect op EMU-schuld

60 t/m 66, 68a

17.772

– 1.236

– 127

– 40

92

 
 

Effect op staatsschuld

60 t/m 66

6.166

– 565

– 127

– 40

92

 
                 
 

Totaal

             
 

Toerekenbare rentelasten

 

502

118

104

92

116

 
 

Effect op EMU-saldo

 

912

377

23

– 52

– 208

 
 

Effect op EMU-schuld

 

17.772

– 1.236

– 127

– 40

92

 
 

Effect op staatsschuld

 

6.166

– 565

– 127

– 40

92

 
                 

In tabel 13.2 staan de bezittingen en schulden die vanwege de interventies (kredietcrisis en Europa) zijn ontstaan. Balansonderdelen zijn hierbij opgenomen tegen historische aankoopprijs, conform de bepalingen van de RBV die van toepassing zijn op het onderliggende departementale jaarverslag IX. De bezittingen zijn grotendeels gefinancierd met staatsschuld (zichtbaar in tabel 13.1). Verder is er het cumulatief saldo van kosten en opbrengsten («het resultaat») dat een deel van de bezittingen financiert (vanuit tabel 13.3).

Tabel 13.2 Balans interventies (in mln. euro)

Bezittingen

ultimo 2018

Bron:

Schulden

ultimo 2018

Bron:

             

ABN AMRO, a.s.r. en RFS

         
 

ABN AMRO (63,17%)

13.685

art. 3

Staatsschuld

12.785

tabel 1

 

a.s.r. (20,10%)

734

art. 3

Cumulatief resultaat

3.311

tabel 3

 

RFS

2.642

art. 3

Vordering SRH op Staat

1.759

art. 3

 

Overbruggingskrediet ABN AMRO (voormalig Fortis)

800

art. 11

Nog te betalen schuldtitels Propertize

605

art. 11

             

SRH, SNS Holding en Propertize

   

Cumulatieve rente

10.804

tabel 3

 

Kapitalisatie SRH

300

art. 3

Cumulatieve uitvoeringskosten

65

tabel 3

 

Kapitalisatie SNS Bank

1.900

art. 3

     
 

Kapitalisatie Propertize (na verkoop)

0

art. 3

     
 

Aankoop SNS Bank

1.598

art. 3

     
             

Griekenland

         
 

Lening

3.199

art. 4

     
             

EFSF

         
 

Deelneming

2

art. 4

     
             

ESM

         
 

Deelneming

4.573

art. 4

Overige kosten en technische aansluiting

102

 
             

Totaal:

29.432

 

Totaal:

29.432

 
             

Tabel 13.3 geeft een overzicht van de kosten en opbrengsten van de interventies. Het resultaat betreft het jaarlijkse saldo dat op kasbasis gerealiseerd wordt. Eventuele afwaarderingen van activa worden eveneens in het resultaat meegenomen, maar pas op het moment dat deze daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Deze behandeling wijkt af van de systematiek van het EMU-saldo.

Tabel 13.3 Overzicht toerekenbare kosten en opbrengsten (in mln. euro)

Kosten en opbrengsten

2008–2014

2015

2016

2017

2018

Cumulatief

ABN AMRO, a.s.r. en RFS

           
 

Dividend ABN AMRO, a.s.r. en RFS

1.239

764

778

306

277

3.364

 

Premieontvangsten Counter Indemnity ABN AMRO

116

       

116

 

Renteontvangsten overbruggingskrediet ABN AMRO

1.896

84

40

34

34

2.088

 

Premieontvangsten CRI ABN AMRO

193

       

193

 

Beursgang en tranches ABN AMRO

0

– 1.154

– 172

– 19

0

– 1.345

 

Beursgang en tranches a.s.r.

0

0

– 268

100

0

– 168

               

SNS Reaal

           
 

Couponrente SNS Reaal

38

       

38

 

Afboeking core-tier-1 securities

– 565

       

– 565

 

Dividend SNS Bank

0

0

100

115

100

315

 

Premieontvangsten garantie Propertize

2

9

8

4

 

23

 

Renteontvangsten overbruggingskrediet SRH

28

12

     

40

 

Afboeking overbruggingskrediet SRH

0

– 1.100

     

– 1.100

 

Resolutieheffing

1.005

       

1.005

 

Dividend Propertize

0

0

46

   

46

 

Verkoop Propertize

0

 

373

0

 

373

               

Aegon

           
 

Couponrente Aegon

177

       

177

 

Repurchase fee Aegon

910

       

910

               

ING

           
 

Couponrente ING

839

       

839

 

Repurchase fee ING

2.692

       

2.692

 

Resultaat ING Back-upfaciliteit

1.455

       

1.455

               

Griekenland

           
 

Rente en servicefee

226

13

5

3

6

253

 

Rentevergoeding Griekenland (ANFA)

– 39

0

0

0

0

– 39

 

Teruggave winsten SMP

– 238

0

0

0

– 104

– 342

               

IJsland

           
 

Topping up

– 106

       

– 106

 

Recovery topping up

106

       

106

 

Aangegroeide rente

159

– 159

     

0

 

Schikking IJsland

0

58

     

58

               

Europese instrumenten

           
 

Crisisgerelateerde winst DNB

1.659

552

122

37

6

2.376

               

Overige

           
 

Premieontvangsten garanties bancaire leningen

1.379

       

1.379

 

Overige kosten

– 49

– 9

– 3

– 2

– 2

– 65

 

Toerekenbare rentelasten op staatsschuld

– 8.587

– 766

– 581

– 451

– 419

– 10.804

               

Resultaat

4.535

– 1.696

448

127

– 102

3.311

In tabel 13.4 staan de uitstaande garanties die in het kader van de kredietcrisis en Europa verstrekt zijn. Het cumulatieve saldo geeft de stand van de uitstaande garanties per einde 2018 weer.

Tabel 13.4 Garantieoverzicht (in mln. euro)

Garanties «kredietcrisis en Europa»

2008–2014

2015

2016

2017

2018

Bron:

               

A. Fortis/RFS/AA

           
 

Capital Relief Instrument ABN-AMRO (CRI)

32.611

       

IX art.3

 

waarvan vervallen

– 32.611

       

IX art.3

               
 

Counter Indemnity ABN-AMRO

950

       

IX art.3

 

waarvan vervallen

– 950

       

IX art.3

               

B. SNS Reaal

           
 

Garantieverlening VBO

4.166

0

0

   

IX art.3

 

waarvan vervallen

– 566

– 977

– 2.623

   

IX art.3

               

E. Garantiefaciliteit bancaire leningen

           
 

Garanties bancaire leningen

50.275

       

IX art.2

 

waarvan vervallen

– 50.275

       

IX art.2

               

H. Europese instrumenten

           
 

Garantieplafond Nederland EFSF

49.640

0

– 15.486

0

0

IX art.4

 

effect verstrekte garantie op EMU-schuld:

11.606

– 671

0

0

0

CBS/Eurostat

 

voor Ierland

1.122

0

0

0

0

CBS/Eurostat

 

voor Portugal

1.675

0

0

0

0

CBS/Eurostat

 

voor Griekenland

8.809

– 671

0

0

0

CBS/Eurostat

               
 

Garantieverlening NL-aandeel ESM

35.445

0

0

0

0

IX art.4

 

Garantieverlening DNB i.v.m. ophoging middelen IMF

13.610

0

– 13.600

13.729

0

IX art.4

 

Garantieverlening DNB

5.700

0

0

0

– 5.700

IX art.3

 

Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting

2.778

39

3

0

0

IX art.4

               

Totaal

110.773

– 938

– 31.706

13.729

– 5.700

 
               

Cumulatief

110.773

109.835

78.129

91.858

86.158

 

X Noot
1

De belasting en premie volksverzekeringen op EMU-basis zijn voor de meeste ontvangstensoorten gelijk aan de 1-maands verschoven ontvangsten op kasbasis. Dit betekent dat de ontvangsten op EMU-basis voor een bepaald jaar worden bepaald door de kasontvangsten van februari van dat jaar tot en met januari van het daaropvolgende jaar. Op deze wijze wordt zo goed mogelijk de opbrengst benaderd die samenhangt met de economische transacties uit het lopende jaar. Alleen de erf- en schenkbelasting, de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de inkomensheffing zijn hiervan uitgezonderd. Voor deze belastingsoorten geldt dat EMU-basis gelijk is aan kasbasis, omdat voor deze belastingsoorten de 1-maands verschoven ontvangsten op kasbasis geen betere aansluiting vormt met de onderliggende economische transacties.

X Noot
2

De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing, particulieren dragen maandelijks loonbelasting af op basis van hun inkomen uit arbeid. Op basis van de belastingaangifte na afloop van het jaar wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen wordt de ontwikkeling van de inkomensheffing daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.

X Noot
3

Naast de bpm en MRB heeft Autobrief II ook effect op de bijtelling voor de inkomstenbelasting.

X Noot
4

Met dit in 2016 gepresenteerde pakket beoogt het kabinet een aantal knelpunten in de Wet werk en zekerheid (Wwz) weg te nemen.

X Noot
5

Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten ten behoeve van het EMU-saldo voor 2018 zijn dat de relevante kasontvangsten in de maanden van februari 2018 tot en met januari 2019. De inkomensheffing, de vennootschapsbelasting, erf- en schenkbelasting en de dividendbelasting zijn uitzonderingen. Voor deze belastingsoorten is de EMU-basis gelijk aan kasbasis (januari tot en met december).

X Noot
6

Het effect op het inkomstenkader in enig jaar wordt ook wel het lastenrelevante effect van beleidsmaatregelen in dat jaar genoemd. Formeel is er geen inkomstenkader in 2018. Wel heeft het kabinet de beleidsmatige astenontwikkeling voor 2017 en 2018 ten opzichte van de Macro Economische Verkenning 2017 constant gehouden.

X Noot
7

Het relevante effect van deze maatregel voor inkomstenkader slaat neer in 2017 en betreft de contante waarde van de langjarige kasstroom (62 miljoen euro).

X Noot
8

In het jaren waarin de liquiditeitsverruimende maatregelen zijn genomen, oftewel de betreffende transactiejaren 2009, 2010 en 2011, waren deze maatregelen wel relevant voor het inkomstenkader.

X Noot
9

Er zijn ook enkele regelingen opgenomen die de belastingopbrengst verhogen, als deze de keerzijde zijn van een belastingverminderende regeling. Bij pensioenen worden bijvoorbeeld zowel de niet-belaste premie als de belaste uitkering gekwantificeerd, om een compleet beeld van de fiscale faciliteiten op dit gebied te geven.

X Noot
11

Enkele uitzonderingen hierop zijn gemaakt voor regelingen waarvan wordt verwacht dat het budgettaire belang in de toekomst nog oploopt.

X Noot
12

Als voor twee regelingen afzonderlijk het verschil in belastingheffing wordt berekend met en zonder deze aftrekposten, is het berekende budgettaire belang kleiner dan als voor de twee samen het budgettaire belang wordt berekend, omdat in het tweede geval de aftrek groter is en daardoor een groter deel van de aftrek aan een hogere schijf wordt toegerekend.

X Noot
28

Zie Kamerstuk 21 501-03, nr. 101

X Noot
29

Zie Kamerstuk 21 501-03, nr. 99

X Noot
30

Zie Kamerstuk 21 501-03, nr. 106

X Noot
31

Zie Kamerstuk 21 501-03, nr. 106

X Noot
32

Zie Kamerstuk 21 501-03, nr. 99

X Noot
33

Zie Kamerstuk 21 501-03, nr. 103

X Noot
34

Als voor twee regelingen afzonderlijk het verschil in belastingheffing wordt berekend met en zonder deze aftrekposten, is het berekende budgettaire belang kleiner dan als voor de twee samen het budgettaire belang wordt berekend, omdat in het tweede geval de aftrek groter is en daardoor een groter deel van de aftrek aan een hogere schijf wordt toegerekend.

X Noot
35

Voor de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis, welke relevant zijn voor het EMU-saldo, gaat het om de één-maands-verschoven-kas. Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten ten behoeve van het EMU-saldo voor 2017 zijn dat de relevante kasontvangsten in de maanden van februari 2017 tot en met januari 2018. De inkomensheffing, de vennootschapsbelasting, erf- en schenkbelasting en de dividendbelasting zijn uitzonderingen. Voor deze belastingsoorten is de EMU-basis gelijk aan kasbasis.

X Noot
36

In het verleden bevatte een deel van de ramingsvergelijkingen een variabele om de uiteindelijke raming te corrigeren voor gedragseffecten. Met het meenemen van eerste orde gedragseffecten in de ex-ante inschattingen van beleid is daar geen noodzaak meer toe en zijn de ramingsvergelijkingen aangepast.

X Noot
37

De inkomensheffing neemt aanvullend daarop een aparte positie in: de verschillende onderdelen van de IH (box 1 ondernemers, box 2, box 3, overig (voornamelijk verrekende heffingskortingen en dividendbelasting) worden apart op transactiebasis geraamd, mede op basis van de meest recente aanslaggegevens uitgesplitst naar onderdeel.

X Noot
38

De categorie overig komt afgerond gemiddeld uit op 0% voor de periode 2003–2016.

X Noot
39

Grootbedrijf is gedefinieerd als een onderneming met meer dan 250 werkenemers of een belanstotaal groter dan 40 miljoen euro.

X Noot
40

Een voorbeeld is een ondernemer die op een investering wil afboeken omdat de waarde van de investering is gedaald tot onder historische kostprijs (of lagere boekwaarde). Hij heeft daardoor een lagere winst voor de Vpb, terwijl het CBS een dergelijke correctie niet meeneemt in haar berekening van de winst.

X Noot
41

Vanwege de economische crisis werd ondernemers toegestaan om in 2009, 2010 en 2011 de afschrijvingstermijn van nieuwe investeringen terug te brengen tot 2 jaar zodat zij in die jaren meer konden afschrijven dan volgens het reguliere afschrijvingsregime.

X Noot
42

Stand 11 september 2017

Naar boven