Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 38, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 38, item 5 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018 ( 34775-XV ).
De voorzitter:
We gaan verder met het debat over de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en we zijn toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik geef de heer De Graaf namens de PVV het woord.
De heer De Graaf (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst bedankt voor de mooie kerstkaart. Ik hoop dat de andere Kamerleden die ook hebben gekregen. Dan ten eerste.
Het is snel gegaan, voorzitter. Vroeger hadden we een minister die regelmatig de plantjes doodpraatte. Dat duurde heel lang en nu hebben we een minister die op één onderwerp het debat doodpraat. Dat is ook een manier en dat vind ik niet netjes, maar ik ga wel vijf moties indienen. De eerste motie dien ik toch alvast in, voorafgaand aan het antwoord van de minister over de Moslimbroederschap. Ik kan de motie altijd nog aanhouden, eventueel.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Moslimbroederschap wereldwijd tot doel heeft om seculiere democratische regeringen te vervangen door een islamitisch kalifaat onder de sharia;
overwegende dat de Moslimbroederschap in sommige landen openlijk actief is, maar ook geïnfiltreerd is in politieke partijen, organisaties en moskeeën, zo ook in Nederland;
overwegende dat de Moslimbroederschap zowel de geweldloze alsmede de gewelddadige jihad aanhangt;
constaterende dat een dergelijke organisatie de democratie, rechtsstaat, cultuur en veiligheid van Nederland bedreigt;
verzoekt de regering om de AIVD opdracht te geven diepgravend onderzoek te doen naar de aanhangers, het netwerk, de belangen en de invloed van de Moslimbroederschap in Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Diyanet (Islamitische Stichting Nederland) de hand en de lange arm van Erdogan in Nederland is;
overwegende dat de inmenging van Diyanet een ontwrichtende werking heeft op de Nederlandse samenleving en uiteindelijk op de openbare orde;
van mening dat een nieuwe voorzitter van Diyanet in Nederland nog steeds Erdogan vertegenwoordigt;
verzoekt de regering Diyanet Nederland en alle daaraan gelieerde stichtingen en moskeeën te ontmantelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Toch even voor de mensen die dit debat volgen en voor de orde: ik steek met collega's mijn hand op, niet omdat ik dit soort verwerpelijke aanvallen op de godsdienstvrijheid steun maar omdat ik de motie van de heer De Graaf de kans wil geven om in stemming te komen. Dan zal mijn fractie daar vol overtuiging tegen stemmen.
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer De Graaf.
De heer De Graaf (PVV):
Dat was een stemverklaring. Iedereen die de islam wil faciliteren in Nederland, heeft daartoe het recht. Het is alleen niet zo slim.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat asieleisers voorrang krijgen op sociale huurwoningen;
constaterende dat asieleisers gratis zorg en scholing krijgen, alsmede stageplaatsen en leefgeld;
overwegende dat Nederlanders daardoor achtergesteld worden, aangezien zij langer moeten wachten op een sociale huurwoning en de kosten van de "ontzorging" van asieleisers op zich moeten nemen;
verzoekt de regering te stoppen met de discriminatie van Nederlanders,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer De Graaf (PVV):
Ik ben bijna klaar, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering statushouders wil ontzorgen door gemeenten alles voor ze te laten regelen, met gratis leefgeld toe;
overwegende dat dit geperfectioneerde hangmatbeleid van Nederland een zoete inval voor asieleisers zal maken;
verzoekt de regering dit beleid niet in te stellen en streng te gaan handhaven op de geldende inburgeringseisen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer De Graaf (PVV):
De laatste motie is de kortste en is medeondertekend door mijn collega Wilders.
De heer De Graaf (PVV):
En dan heb ik nog een minuut over ook. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord nu aan de heer De Jong, namens de PVV.
De heer De Jong (PVV):
Hartelijk dank, voorzitter. In dit debat zijn veel onderwerpen voorbijgevlogen. Ik hoop wel dat we in de komende tijd veel meer en veel uitgebreider kunnen debatteren. Dat zal ook wel moeten, want het gaat helemaal de verkeerde kant op. Ik begin met het indienen van een motie over het pensioenstelsel, het mooiste pensioenstelsel van de wereld, dat geweld wordt aangedaan. Dat moeten we niet willen, dus daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering de voorgenomen herziening van het pensioenstelsel in te trekken en te komen tot een reële rekenrente voor pensioenfondsen waardoor kortingen kunnen worden voorkomen en indexering op korte termijn mogelijk wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer De Jong (PVV):
Het is ook nodig dat we Brussel, de EU, geen toegang laten krijgen tot ons pensioenstelsel. Daarom de volgende motie.
De heer De Jong (PVV):
Politiek is keuzes maken. Op dit moment wordt door dit kabinet de keuze gemaakt om het geld niet uit te geven aan onze eigen mensen, maar wel bakken vol geld uit te geven aan bijvoorbeeld ontwikkelingshulp. Wij vinden dat dat geld moet worden uitgegeven aan onze eigen mensen. Het moet besteed worden aan de verlaging van de AOW-leeftijd. Daarom dien ik de volgende motie in.
De heer De Jong (PVV):
Op het gebied van arbeidsmarktbeleid dien ik graag de volgende motie in.
De heer De Jong (PVV):
Voorzitter. Het is ook enorm belangrijk dat we de verzorgingsstaat, waar we trots op mogen zijn, beschermen. Om dat te kunnen doen, hebben wij als politiek nu echt een keuze te maken. Dat zou wat ons betreft de keuze moeten zijn om te erkennen dat we een verzorgingsstaat zijn en geen immigratieland. Want die combinatie, dus een immigratieland én een verzorgingsstaat zijn, kan niet. Daarom heb ik de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
spreekt uit dat Nederland geen immigratieland is;
verzoekt de regering de verzorgingsstaat te beschermen en derhalve de Nederlandse grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en voor alle immigranten uit islamitische landen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer De Jong (PVV):
Om die verzorgingsstaat houdbaar te houden voor de toekomst moeten we een aantal maatregelen nemen. De eerste luidt als volgt.
De heer De Jong (PVV):
De volgende motie.
De heer De Jong (PVV):
Dan mijn laatste motie, voorzitter.
De heer De Jong (PVV):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Wiersma van de VVD.
De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter, dank. En vooral ook dank aan de minister en de staatssecretaris voor al hun antwoorden. Ik dank uiteraard ook hun ambtenaren voor het helpen daarbij. Het was heel prettig om daar vanmorgen al veel resultaat van te zien. Ik kan me voorstellen dat dat best een klus is geweest. Veel dank dus aan beide kanten, des te meer omdat daaruit al snelheid bleek. Snelheid — of "de turbo", zo u wilt — was ook onderwerp van het debat dat wij gevoerd hebben. Wij hebben hier met heel veel partijen geconstateerd dat er op de arbeidsmarkt wel werk aan de winkel is. Er is veel gewisseld over hoe we dat doen, waar we dat doen en hoe snel we dat doen. Ik ben blij dat we daar in het brede gezelschap van deze Kamer een goed debat over hebben gehad.
Er zijn twee elementen waar wij onze zorgen over hebben uitgesproken. Het ene was de snelheid als het gaat om de zzp-regelingen. Het andere element was het breder kijken naar de fundamentele discussie rond de arbeidsmarkt en de toekomst daarvan. Op die twee elementen zal ik ook moties indienen.
De eerste motie gaat over de zzp'ers.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de minister in zijn arbeidsmarktbief aangeeft nieuwe wet- en regelgeving ten aanzien van zelfstandigen wegens uitvoeringstechnische redenen pas in 2020 te kunnen laten ingaan;
overwegende dat het van belang is om zelfstandigen en opdrachtgevers zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen ten aanzien van de gezagsverhouding en handhaving van de huidige DBA-wetgeving;
constaterende dat bijvoorbeeld de criteria voor de opdrachtgeversverklaring ten behoeve van de webmodule eerder beschikbaar zullen zijn dan 1 januari 2020;
overwegende dat de opdrachtgeversverklaring vooraf zekerheid geeft over het (niet) verschuldigd zijn van loonbelasting en werknemersverzekeringspremies zolang inderdaad wordt gewerkt conform de aangeleverde informatie voor de opdrachtgeversverklaring;
verzoekt de regering de gezagsverhouding — binnen de huidige wettelijke kaders — al voor 1 januari 2019 spoedig te verduidelijken en de Kamer hierover te informeren;
verzoekt de regering voor 1 januari 2019 aan te geven op welke wijze de overige afspraken in het regeerakkoord betreffende de Wet DBA zullen worden vormgegeven, waaronder de opt-out voor de groep met een tarief boven de €75 per uur, opdat ook daarover al meer duidelijkheid ontstaat;
verzoekt de regering voorts de Kamer op korte termijn te informeren over de nadere opschorting van de handhaving,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Wiersma (VVD):
Dank, dat was een hele mond vol. Ik heb nog een motie. Die gaat over onderzoek en over de verantwoordelijkheid die we met elkaar hebben om voortdurend te kijken naar hoe de arbeidsmarkt klaar is voor de toekomst. Er loopt bijvoorbeeld een onderzoek naar de kluseconomie. De suggestie die wij in eerste termijn hebben gedaan, hebben wij nu omgezet in een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er op dit moment een onderzoek loopt naar de aard en de omvang van de kluseconomie en deze naar verwachting in het begin van het voorjaar 2018 gereed zal zijn;
overwegende dat de arbeidsmarkt de komende jaren aan verandering onderhevig is door onder meer nieuwe vormen van werk zoals de kluseconomie en contracting;
overwegende dat het daarom voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt van belang is om beter inzicht te krijgen in de ontwikkelingen en uitdagingen op de arbeidsmarkt in relatie tot het arbeidsrecht en de arbeidsovereenkomst;
verzoekt de regering in navolging op het onderzoek naar de kluseconomie een vervolgonderzoek in te stellen naar de toekomst van de arbeidsmarkt op het gebied van het arbeidsrecht en de arbeidsovereenkomst en hierbij ook met oplossingsrichtingen te komen;
verzoekt de regering tevens bij dit onderzoek ook alle relevante veldpartijen te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Wiersma (VVD):
Dan ben ik aan het einde van mijn bijdrage gekomen. Ik dank nogmaals de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording en ik wens hen succes met hun tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Nijkerken-de Haan namens de VVD.
Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
Dank, voorzitter. Ik zal ook de turbo erop zetten en de zes minuten spreektijd die ik nog heb hopelijk niet gebruiken, gelet op de drukte van vandaag. In aanvulling op mijn collega ook namens mij een hartelijk woord van dank voor alle antwoorden, ook richting de ondersteuning, want wij hebben heel veel vragen gesteld.
Even terug naar het debat van vandaag. De VVD vindt het goed om te horen dat de staatssecretaris nogmaals heeft benadrukt dat haar ambitieniveau echt hoog ligt waar het gaat om dienstverlening aan werkgevers in de arbeidsmarktregio's. Ik ben blij dat we een oordeel Kamer hebben gekregen op het amendement dat wij hebben ingediend met de coalitie. Zo kunnen we een extra slag maken voor de mkb'ers in de arbeidsmarktregio's, want zij zorgen immers voor de banen. Dat vinden wij echt cruciaal, niet alleen voor de werkgevers, maar ook voor alle potentiële kandidaten en de mensen die nog aan de kant staan.
Ik heb gezegd dat werkgevers en potentiële kandidaten elkaar nog steeds te veel mislopen. Ik sprak over een doorontwikkeling van de kandidaatverkenner, waarover we de afgelopen jaren al veel gesproken hebben. Gemeenten mogen daarin wat mij betreft echt nog wel een tandje bij zetten. Ik zei ook dat we toe moeten naar een doorontwikkeling van het instrument, een soort Tinder-achtige app. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat werkgevers zitten te springen om personeel en dat er nog steeds een grote groep mensen is die afhankelijk is van een uitkering;
constaterende dat beide partijen elkaar nog steeds moeilijk kunnen vinden;
overwegende dat om vraag en aanbod beter bij elkaar te brengen, eerder al de "kandidaatverkenner" ontwikkeld is voor de doelgroep Banenafspraak;
verzoekt de regering te onderzoeken of een doorontwikkeling van de "kandidaatverkenner" mogelijk is, waarbij kandidaten die dat zelf graag willen via bijvoorbeeld een app zich kunnen presenteren, zodat werkgevers en potentiële kandidaten elkaar sneller en beter kunnen vinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
Dan nog kort over integratie. Werk maakt daar wat de VVD betreft een heel belangrijk onderdeel van uit. Een praktische oriëntatie op de arbeidsmarkt als onderdeel van het inburgeringstraject hoort daar wat de VVD betreft dan ook echt bij. Daarom ook daarover een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het SCP vaststelt dat de arbeidsparticipatie van mensen met een migratieachtergrond in Nederland achterblijft en zelfs is verslechterd de afgelopen jaren;
overwegende dat werk juist een belangrijke sleutel is tot integratie;
constaterende dat het onderdeel "oriëntatie op de arbeidsmarkt" in het inburgeringstraject theoretisch is en niet een praktijkervaring inhoudt;
overwegende dat een te grote groep inburgeraars weliswaar hun inburgeringsexamen haalt, maar vervolgens in de bijstand blijft zitten;
verzoekt de regering er via de herziening van het inburgeringstraject voor te zorgen dat nieuwkomers als onderdeel van het inburgeringstraject actief praktijkervaring op de werkvloer gaan opdoen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
Volgens mij ben ik ruim binnen de tijd. Ik kijk uit naar het oordeel van de staatssecretaris en de minister. Daar houd ik het bij. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bisschop, namens de SGP. Zo te zien gaat het ietsje beter dan gisteren met de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Dank voor uw medeleven, dat doet ook altijd goed. Ik kan al af en toe zelfs even zonder sjaal, dus het gaat vooruit.
Allereerst dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording van de vragen, ook schriftelijk. In die dank begrijp ik ook graag de ondersteunende ploeg, die een stevige klus heeft geleverd. Ik heb verschillende begrotingsbehandelingen meegemaakt, maar volgens mij heeft de ploeg van deze bewindspersonen de topprestatie geleverd door misschien wel de meeste vragen in de kortste termijn te beantwoorden. Meestal zat er ongeveer 24 uur tussen, maar hier was het echt korter, dus dank daarvoor.
De inhoud van de antwoorden vond ik af en toe een beetje sober. Dat geldt niet voor allemaal, maar voor die antwoorden waar dat wel het geval is, heb ik toch nog een motie. Ik beperk mij ertoe om die voor te lezen. Dan wordt vanzelf wel duidelijk waarom.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ouders die om sociale of medische redenen gebruik moeten maken van kinderopvang geen wettelijk recht op financiële ondersteuning hebben, terwijl de noodzaak daartoe juist bij deze groep sterk aanwezig is;
constaterende dat gemeenten zich bij de ondersteuning van deze doelgroep vaak beperken tot lage inkomens en dat het evaluatierapport aangeeft dat ten minste wettelijke minimumnormen nodig zijn voor financiële ondersteuning van deze ouders;
verzoekt de regering wettelijk te borgen dat ouders die vanwege sociale of medische noodzaak gebruik moeten maken van kinderopvang kunnen rekenen op een gelijkwaardig niveau van financiële ondersteuning,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat financiële drempels geen belemmering mogen vormen voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en dat de wet veronderstelt dat ouders een aanmerkelijke financiële bijdrage leveren aan de studie van hun kinderen;
constaterende dat ouders van kinderen die als minderjarige gaan deelnemen aan het hoger onderwijs duizenden euro's financiële ondersteuning verliezen, terwijl dit in het middelbaar beroepsonderwijs niet aan de orde is en dat zelfs de aanvullende beurs voor lage inkomens onvoldoende soelaas biedt;
verzoekt de regering te waarborgen dat ook ouders van minderjarigen die deelnemen aan het hoger onderwijs tot de leeftijd van 18 jaar kunnen rekenen op kinderbijslag,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
Even ter toelichting. Ik denk dat iedereen de redelijkheid van deze regeling inziet, alleen er zijn wat formele drempeltjes die het onmogelijk maken om een doorlopende lijn te krijgen. Het verzoek in deze motie is om die regels niet bepalend te laten zijn, maar om vooral het doel te realiseren dat we bij deze regeling voor ogen hebben.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zowel werkgevers als werknemers in de land- en tuinbouwsector er netto op achteruitgaan wanneer de fiscale verrekening van onkosten door het verbod op inhoudingen niet meer mogelijk is;
overwegende dat het mogelijk is om bij algemene maatregel van bestuur uitzonderingen te regelen op het verbod op inhoudingen, zoals al geregeld is voor huisvesting;
verzoekt de regering ook voor de fiscale verrekening van onkosten een uitzondering te regelen, zodat de positie van werkgevers en werknemers in de land- en tuinbouwsector niet onnodig wordt geschaad,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
U schrikt ervan natuurlijk, voorzitter, want ik heb zelfs een vierde motie. Dat is heel ongebruikelijk voor de SGP, maar dat betekent wel dat het er echt eventjes om spant.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat nog steeds zorgen bestaan over het risico dat in het niet-bekostigde onderwijs radicalisering kan worden gekweekt, bijvoorbeeld door het oprichten van salafistische scholen;
constaterende dat de aangenomen motie-Bisschop (34412, nr. 20) heeft verzocht om vanuit het perspectief van de openbare orde het toezicht op niet-bekostigd onderwijs te laten onderzoeken, maar dat dit onderzoek nog niet is uitgevoerd;
verzoekt de regering te laten onderzoeken welke mogelijkheden de grondwettelijke functie van het toezicht op niet-bekostigd onderwijs biedt om voor de rechtsorde gevaarlijke invloeden tegen te gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
En dit was mijn bijdrage, voorzitter. Dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Dan geef ik nu het woord aan de heer Özdil namens GroenLinks.
De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil namens GroenLinks graag u, de minister, de staatssecretaris en alle collega's bedanken voor een mooi begrotingsdebat. Het was een inhoudelijk debat, waar nodig ook scherp, maar altijd constructief. Ik ben ook blij dat we een aantal gezamenlijke doelen delen hier. Om die doelen te helpen realiteit te worden, dien ik graag drie moties in.
De eerste motie gaat over zzp'ers.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering een minimumtarief voor zzp'ers wil invoeren;
constaterende dat de regering het afnemen van sociale verzekeringen voor zzp'ers een vrije keus wil laten;
overwegende dat die vrije keus pas werkelijkheid is als zzp'ers ten minste genoeg verdienen om die keus daadwerkelijk te kunnen maken;
verzoekt de regering bij vaststelling van het definitieve minimumtarief voor zzp'ers te zorgen dat dit tarief hoog genoeg is om ook een pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekering af te kunnen sluiten als zelfstandige,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter. We hebben het hier gisteren en vandaag ook gehad over een betrouwbare overheid. Mijn collega Voortman, ik en anderen hebben niet alleen gesproken over hoe de overheid burgers, helaas soms klanten, bejegent, maar wat GroenLinks betreft is die betrouwbaarheid ook afhankelijk van afspraken die nagekomen dienen te worden, waarbij indien die niet nagekomen worden, we niet bij de pakken neer moeten gaan zitten en we niet de deur moeten sluiten. Daarom de volgende motie over de AOW-leeftijd voor mensen met zware beroepen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bij de verhoging van de AOW-leeftijd afgesproken is een regeling te treffen voor mensen die in zware sectoren werken;
constaterende dat die afspraak nog niet ten uitvoer is gebracht;
overwegende dat het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) een werkbare en financieel haalbare definitie heeft geformuleerd voor zware sectoren;
verzoekt de regering binnen zes maanden in overleg met sociale partners een voorstel te doen voor een regeling voor werknemers in zware sectoren middels het schrappen van de boete op vervroegde uittreding (RVU-heffing),
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Özdil (GroenLinks):
Dan de compensatieregeling voor vrouwelijke zzp'ers die zwanger zijn of waren. Ik wacht nog steeds op de antwoorden van de minister op mijn vragen hierover. Ik dien alvast een motie in, maar ik ga ervan uit dat de minister in zijn beantwoording deze motie overbodig zal maken. Mocht het zo zijn dat de motie iets aangepast moet worden om die gezamenlijke doelen te realiseren, dan sta ik daar ook voor open.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de periode tussen 2004 en 2008 geen publieke regeling in verband met zwangerschap en bevalling bestond;
overwegende dat de regering terecht heeft besloten een compensatieregeling in te stellen voor vrouwen die in die periode zijn bevallen;
constaterende dat niet alle betreffende vrouwen op de hoogte zijn van de regeling, en zij slechts drie maanden na publicatie van de regeling de tijd krijgen om een compensatie-uitkering aan te vragen;
verzoekt de regering de vrouwen die in aanmerking komen voor compensatie zo mogelijk actief te wijzen op de regering;
verzoekt de regering de regeling zo snel mogelijk te publiceren in het Staatsblad zodat de aanvraagperiode kan worden uitgebreid naar zes maanden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil graag mijn dankwoord herhalen aan iedereen. Ik sluit af met: dit smaakt naar meer. Tot ziens!
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Voortman namens GroenLinks.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de overheid een van de grootste schuldeisers is;
overwegende dat minnelijke trajecten moeilijker tot stand komen vanwege de preferente status van de overheid;
verzoekt de regering in het kader van de brede schuldenagenda te onderzoeken of deze preferente status van de overheid aangepast kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat rijke tweeverdieners met een kind er netto twintig keer zoveel op vooruitgaan als een bijstandsmoeder met een kind;
constaterende dat een op de negen kinderen in Nederland in armoede leeft;
van mening dat het voor het tegengaan van armoede onder kinderen nodig is om de financiële positie van de ouders te versterken;
verzoekt de regering in de begroting van 2019 de 250 miljoen die in het regeerakkoord is uitgetrokken voor kinderbijslag in te zetten voor het kindgebonden budget,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het voor gemeenten lastig is de doelgroep voor armoederegelingen te bereiken;
van mening dat er te veel geld naar het verwerken van formulieren gaat, terwijl dit geld ook direct bij arme gezinnen terecht kan komen;
verzoekt de regering met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te bespreken of de mogelijkheid om voor gezinnen categorale bijstand in te kunnen zetten, de problemen met het bereiken van mensen en de bureaucratie kan verminderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Tot slot, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat alle partijen het erover eens zijn dat er voor iedereen perspectief moet zijn op werk en dat werk moet lonen;
van mening dat ieder mens recht heeft op gelijk werk voor gelijk loon met gelijke rechten;
overwegende dat loondispensatie met dit principe op gespannen voet staat, omdat er bij loondispensatie in tegenstelling tot loonkostensubsidie geen pensioen en WW opgebouwd wordt;
verzoekt de regering in overleg te gaan met sociale partners en belangenorganisaties om tot een voor iedereen werkbaar alternatief voor loondispensatie te komen, waarbij in ieder geval het recht op pensioen en WW zijn meegenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zie dat de staatssecretaris echt een luisterende opstelling heeft, maar het is voor een goed, open gesprek ook belangrijk dat de principes wel helder zijn. Daarom diende ik deze motie in, die ook gebaseerd is op de woorden van de staatssecretaris uit haar eerste termijn.
Voorzitter. Ik wil nog een vraag stellen. Of het nou loondispensatie wordt of toch iets anders, waar wij natuurlijk vurig op hopen: is de staatssecretaris bereid om voorafgaand aan dat voorstel in kaart te brengen wat de gevolgen zijn voor de verschillende groepen Wajongers in de verschillende situaties waar zij in zitten, zodat ook duidelijk is waar we aan beginnen en wat de consequenties voor mensen zullen zijn?
Voorzitter. Tot slot een woord van dank aan de ambtelijke ondersteuning. Wij waren gister om 22.30 uur klaar en vanochtend om 07.45 uur zat de schriftelijke beantwoording in onze mailbox. Dank daarvoor.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Voortman. Dan geef ik nu het woord aan de heer Pieter Heerma namens het CDA.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Ik wil de beide bewindslieden danken voor de beantwoording in eerste termijn. Specifiek wil ik een woord van dank richten aan de minister. Hij startte zijn betoog met een verwijzing naar het debatje van gisteren tussen de heer Özdil en mijzelf over de Nederlandse droom. Ik waardeer de woorden van de minister op dit vlak. De heer Özdil sloot zijn termijn af met de woorden "het smaakt naar meer". Ik kan dat op dit punt ook zeggen, want ik heb gisteravond na het debat nog een filmpje van de heer Özdil teruggekeken. Dat is een filmpje van een toespraak die hij eerder voor z'n eigen partij heeft gehouden. Daarin spreekt hij eigenlijk zijn verwondering uit over het feit dat hij aan de ene kant, namelijk uit de exclusief nationalistische hoek, soms "rot op naar je eigen land" te horen krijgt, maar dat hij, als hij een boek schrijft onder de titel "Nederland mijn vaderland", tegelijkertijd van Turks-Nederlandse jongeren te horen krijgt: je bent een landverrader. Zijn verwondering zit in die twee kanten van de discussie, terwijl hij zichzelf herkent in die Nederlandse droom en op zoek is naar dat inclusief nationalisme. Ik heb dat gisteravond laat bekeken. De minister is daar vanochtend op ingegaan. Ik denk dat we hier in de tweede termijn van het AO Integratie ook met elkaar over door kunnen discussiëren. Er werd namelijk ook terecht geconcludeerd dat er, bijvoorbeeld als het gaat om inburgering, wel heel grote verschillen tussen partijen zijn.
De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter, ik heb een klein punt van orde. Allereerst hartelijk dank voor de woorden van mijn collega. Mijn boek is overigens nog steeds verkrijgbaar.
(Hilariteit)
De voorzitter:
Dat is gratis reclame voor de heer Özdil.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voor de volledigheid: dit is niet een heel originele grap van de heer Özdil, want in hetzelfde filmpje dat ik gisteravond keek maakt hij deze grap ook, waaraan hij dan toevoegt: ik ben wel een Nederlander hè!
De heer De Graaf (PVV):
De heer Heerma voelt 'm misschien al aankomen. Hij heeft gisteren een heel betoog gehouden over patriottisme of verlicht patriottisme, maar vorige week stemde zijn partij het CDA juist een motie van mijn collega Beertema weg, die ertoe strekte om die mooie Nederlandse vlag die daar staat, ook in schoolklassen neer te zetten. Daar was het CDA tegen. Maar dat had toch prima gepast bij het betoog van de heer Heerma?
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik heb de afgelopen jaren ook met de heer De Graaf veel debatten op het terrein van integratie gevoerd. Ik zie er natuurlijk naar uit om dat de komende vier jaar te blijven doen. Daarbij zal aan de orde zijn dat de PVV met regelmaat voorstellen zal doen die wij niet zullen steunen. Maar de heer De Graaf herinnert zich ook vele voorstellen van het CDA op het gebied van gezonde vaderlandsliefde, onze tradities en onze cultuur. Daar staat gelukkig ook heel veel over in het regeerakkoord.
De voorzitter:
Tot slot, meneer De Graaf, want het is een tweede termijn. Ik wil niet dat de discussie opnieuw wordt gevoerd.
De heer De Graaf (PVV):
Ik heb nog een korte slotopmerking daarover. Dan gaat waarschijnlijk het CDA-patroon gevolgd worden. Dan zien we exact dezelfde motie als die de heer Beertema had ingediend, over een jaar over drie terug uit CDA-handen. Maar dan weten we meteen weer hoe het zit.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Tegen de heer De Graaf zeg ik: hoop doet leven, maar de realiteit is dat het CDA bij het integratiedebat en zelfs bij het patriottismedebat toch vaak een net wat andere insteek heeft dan de PVV. Maar we gaan daar met elkaar over doordiscussiëren.
We hebben ook een scherp debat met elkaar gevoerd. Dat mag ook binnen de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, want het gaat over zaken. De verschillen ten aanzien van de arbeidsmarkt waren in dit debat heel duidelijk. De bewindslieden kunnen aan hun theewater voelen dat die verschillen in de uitwerking van het debat ook aan de orde zullen zijn. De heer Van Kent gaf heel vaak aan dat we niet weten wat er allemaal gaat komen. Wat we wel weten, is dat die scherpe tegenstellingen in die debatten weer zichtbaar zullen zijn.
Tegelijkertijd zijn er ook thema's waar in deze commissie Kamerbreed druk achter wordt gezet. Dat heb ik ook gewaardeerd toen ik in de vorige periode in de oppositie zat. Ik refereer daarbij graag aan oud-collega Ulenbelt die zich inzette voor een beëindiging van verschrikkelijke toestanden bij de truckstops. Daar kreeg hij de hele Kamer in mee. De hele commissie, van links tot rechts, heeft daar druk op gezet. Ook tijdens de hoorzitting over de platformeconomie en de handhaving daarbij zagen we iets soortgelijks. De heer Van Kent ging er hard in, maar dat gold ook voor de heer Wiersma.
De minister heeft aangegeven dat hij de commissie heeft gehoord en dat hij de Kamer heeft begrepen. Ik hoop dat we die kant, ondanks de scherpe tegenstellingen, ook met elkaar kunnen doorzetten. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de meerderheid van de Kamer schijnzelfstandigheid wil bestrijden;
overwegende dat nieuwe wet- en regelgeving ten aanzien van zelfstandigen wegens uitvoeringstechnische redenen pas in 2020 kan ingaan;
constaterende dat voor aan elkaar gelijke werkzaamheden in de platformeconomie, bijvoorbeeld bij maaltijdbezorging, verschillende vormen van arbeid worden ingezet;
constaterende dat de omstandigheden van de werkzaamheden op deze markt naar verwachting veelal kunnen worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst;
constaterende dat uit de twintigste halfjaarlijkse rapportage van de Belastingdienst blijkt dat sinds januari 2017 slechts bij elf van de onderzochte gevallen mogelijk sprake is van kwaadwillendheid;
verzoekt het kabinet zich uit te spreken over de situatie op de markt voor maaltijdbezorging en met de spelers op deze markt in gesprek te gaan;
verzoekt het kabinet tevens om te kijken of er meer mogelijkheden zijn om bij evidente kwaadwillendheid te handhaven, en of daarbij samenwerking kan worden gezocht met de Inspectie SZW en de risicoanalyse die bij de Inspectie SZW wordt gebruikt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Ik heb nog een tweede en laatste motie. Ik maak het niet zo bont als collega Bisschop, die er met vier kwam. De motie heeft te maken met het amendement van de coalitie over de mismatch op de arbeidsmarkt. De minister heeft daar welwillende woorden over gesproken, maar de schriftelijke beantwoording over de regionale kant daarvan was mij iets te summier. Overigens heb ik er respect voor dat wij vanochtend binnen zo weinig tijd een hele stapel papier kregen. Ook de heer Van Weyenberg, die hier gisteren aandacht voor vroeg, vond dit punt iets te summier. Daarom dienen wij de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het regeerakkoord inzet op een doorbraak op het terrein van "een leven lang leren" en duurzame inzetbaarheid, en hiertoe een individuele leerrekening wil introduceren voor alle Nederlanders die een startkwalificatie hebben behaald;
voorts constaterende dat niet alle werkenden in gelijke mate toegang hebben tot middelen voor om- en bijscholing om hun vakmanschap op peil te houden via bijvoorbeeld O&O-fondsen, en dat niet alle werkenden beschikken over een startkwalificatie op mbo-2-niveau;
overwegende dat het primaat voor een leven lang leren ligt bij werkgevers en werknemers zelf en dat de overheid de juiste institutionele randvoorwaarden dient te scheppen zodat "een leven lang leren" in de praktijk ook echt van de grond komt;
voorts overwegende dat de arbeidsmarkt in belangrijke mate regionaal functioneert, en dat er interessante samenwerkingsinitiatieven zijn die om- en bijscholing tot stand proberen te brengen;
verzoekt de regering om regionale initiatieven die bijdragen aan de realisatie van "een leven lang leren" actief te ondersteunen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer Heerma. Dan geef ik nu het woord aan de heer Peters, ook namens het CDA.
De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter. In eerste termijn heb ik gesproken over een meneer in West-Brabant, in een dorp, die diep in de problemen is geraakt. Niet alleen door zijn eigen schuld, maar vooral ook doordat iedereen die hem probeerde te helpen, dat effectief langs elkaar heen deed. De staatssecretaris refereerde er al aan: we hebben in ons land zo'n 400.000 mensen met problematische schulden. Wij pompen er heel veel geld in om die mensen te helpen en het lukt ons steeds niet. Sterker nog, het lijkt erger te worden. Ik ben erg blij met wat we in het regeerakkoord hebben afgesproken en met de houding van de staatssecretaris, die dat ook tot haar ambitie heeft gemaakt. Ook ben ik blij dat we Kamerbreed vinden dat we er in deze periode echt veel aan gaan doen. Mensen gaan dat merken en daar ben ik erg blij mee.
In eerste termijn heb ik gesproken over 180.000 mensen die onder schuldbewind vallen. Dat kost €140 per maand; dat is 302 miljoen euro per jaar. Gemeenten gaan dat betalen vanuit het armoedebeleid of vanuit het potje individuele bijzondere bijstand. Nu dacht ik daar eerst een motie over in te dienen, maar wat bleek? Een heel verstandige voorganger van mij, die hier ook aanwezig is, heeft in 2015 al een vergelijkbare motie ingediend over precies dit punt. Hij verzocht de regering om met gemeenten en de rechtspraak in overleg te treden om te komen tot aanpassing van de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap, om te realiseren dat de rechter bij een verzoek tot beschermingsbewind het advies van gemeenten vraagt of een minder vergaande voorziening mogelijk is. Hij verzocht te onderzoeken of meer tijdelijke vormen van beschermingsbewind bij problematische schulden ook mogelijk zijn en te bezien in hoeverre de gemeenten in staat zijn de kosten van beschermingsbewind op te vangen. Nou is mijn vraag in tweede termijn hoe het staat met de uitvoering van deze motie. Heeft het ondersteuning nodig om iets vergelijkbaars nog een keer te doen in een volgend overleg?
Ten slotte heb ik in eerste termijn gesproken over de maatschappelijke opvang. Ik ben met mensen in gesprek gegaan die daar komen om hulp te krijgen. Voordat ze worden geholpen, moeten ze eerst extra in de schulden zijn gekomen doordat allerlei regels langs elkaar heen werken. Ik geef een voorbeeld. U betaalt een eigen bijdrage. Dat is heel terecht en heel goed, maar u moet dat betalen van een uitkering die u nog niet krijgt. Kijk, dan is het natuurlijk heel ingewikkeld. Daarom dien ik samen met de heer Bruins de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat cliënten in de maatschappelijke opvang meerdere problemen hebben, die vooral financieel van aard zijn;
overwegende dat deze problemen erger kunnen worden door gebrek aan afstemming van regelingen op het gebied van inkomen, zorg, opvang en wonen;
verzoekt de staatssecretaris:
-de elkaar tegenwerkende regelingen, waardoor financiële problemen onbedoeld erger worden, in beeld te brengen;
-een interdepartementale werkgroep in te stellen met als opdracht de regelingen beter op elkaar af te stemmen en naar oplossingen te zoeken die de financiële problemen van cliënten verminderen in plaats van verergeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Peters (CDA):
Dit sluit aan bij mijn afsluiting in eerste termijn, mijn cri de coeur zogezegd dat u bij dezen echt mijn aanspreekpunt bent. Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Van Kent namens de SP.
De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. In dit debat zijn een aantal dingen duidelijk geworden. De heer Heerma refereerde bijvoorbeeld aan de opstelling van de Kamer rondom Deliveroo. Ik ben er heel blij mee, want de steun om daar zo snel mogelijk in te grijpen is echt heel erg breed. Dat is ook de reden dat ik de motie van de heer Heerma heb meegetekend. Ik kijk naar de heer Heerma en ik zie dat hij het niet ...
De heer Pieter Heerma (CDA):
Een heel klein punt. Veel dank voor de steun voor de motie, maar ik heb heel bewust geen namen van individuele bedrijven in de motie staan, ook vanwege wat de minister aangaf.
De heer Van Kent (SP):
Dat begrijp ik.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Maar we weten over welk týpe bedrijven we het hebben.
De heer Van Kent (SP):
We weten waar het over gaat: een zekere maaltijdbezorger in Nederland!
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. Ik ben daar heel erg blij mee. Wat mij wel verbaasd heeft in dit debat, is de koppeling die gelegd wordt tussen alle mogelijke maatregelen. Ik heb de minister dan ook gevraagd wat het ontslagrecht nou eigenlijk te maken heeft met het voorkomen dat payrollconstructies worden misbruikt. Die link zie ik niet. Ik begrijp dat er allerlei deals zijn gesloten tussen verschillende partijen in de Kamer. Het lijkt me wel verstandig dat verbeteringen waar we allemaal achter staan, zo snel mogelijk worden ingevoerd. De motie-Hamer, die in het verleden is ingediend, is ook Kamerbreed gesteund; iedereen was daarvoor. Dat soort grote verbeteringen en belangrijke oplossingen voor problemen, waar iedereen achter staat, moeten we gewoon zo snel mogelijk met elkaar werkelijkheid laten worden. Volgens mij moeten we dat niet allemaal gaan verknopen met alle mogelijke andere onderwerpen.
Voorzitter, dan een motie in het kader van de discussie over flexwerk en de proeftijd van vijf maanden. In de ogen van de SP kan dat er echt voor gaan zorgen dat het als schijnconstructie gebruikt gaat worden. Misbruikers kunnen daar misbruik van gaan maken en daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering van plan is een proeftijd tot vijf maanden mogelijk te maken indien direct een contract voor onbepaalde tijd wordt aangeboden;
constaterende dat de regering tevens van plan is een proeftijd tot drie maanden mogelijk te maken voor meerjaarscontracten;
van mening dat een proeftijd van vijf respectievelijk drie maanden misbruik in de hand werkt en tweederangswerknemers creëert;
roept de regering op om de maximale proeftijd ongewijzigd te laten op twee maanden bij meerjaarscontracten en één maand bij jaarcontracten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. Er is ook veel gesproken over de onduidelijkheid rondom de pensioenen. De heer Van Rooijen had daar ook een flink aantal vragen over richting de regering. Het lijkt me dat we daar een uitgebreid debat over moeten gaan voeren. Wat voor mijn fractie wel heel belangrijk is, is dat we weten waar die kosten komen te liggen. Dat is nog allerminst duidelijk en ik heb het dan vooral over het afschaffen van de doorsneepremie, oftewel het verdelen van de kosten van de pensioenregeling tussen jong en oud. Daarom de volgende motie samen met de heer Van Rooijen.
De heer Van Kent (SP):
Dan de discussie over al dan niet mensen de mogelijkheid geven om eerder te stoppen met werken. Zoals u allen weet, hebben de Partij van de Arbeid, de SP en GroenLinks rond Prinsjesdag samen een alternatief plan op tafel gelegd, waarbij er 1 miljard beschikbaar wordt gesteld om regelingen voor eerder uittreden in sectoren mogelijk te maken. Om dat nader in te vullen de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om 1 miljard beschikbaar te stellen aan sectoren om eerder stoppen met werken mogelijk te maken en dit te dekken met een verhoging van de vermogensrendementsheffing voor degenen met een vermogen groter dan 1 miljoen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Kent (SP):
Zolang de AOW-leeftijd niet teruggaat naar 65, zoals onze wens is, zullen heel veel ouderen zinloos moeten solliciteren als we niet oppassen. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel oudere werklozen ontelbare sollicitaties hebben verstuurd waar zij in de meeste gevallen niet eens een reactie op krijgen;
verzoekt de regering de sollicitatieplicht voor ouderen vanaf 60 jaar af te schaffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Kent (SP):
Helemaal tot slot: het heeft mij wel echt verbaasd dat de AOW-leeftijd tegelijkertijd zo omhooggaat. We zien dat de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen, in de WIA, enorm toeneemt. Deze minister besluit om de AOW-leeftijd gewoon door te laten stijgen terwijl hij tegelijkertijd het gebruik van die arbeidsongeschiktheidsverzekeringen gaat bemoeilijken en de eisen gaat aanscherpen. Dat past echt niet bij het grote probleem dat heel veel ouderen hebben. Je probeert daarmee te maskeren dat mensen simpelweg niet door kunnen werken en letterlijk door moeten werken tot ze erbij neervallen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kent. Dan geef ik nu het woord aan de heer Jasper van Dijk, ook namens de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Zo, voorzitter. Ik geloof dat ik nog een minuut of tien spreektijd heb.
De voorzitter:
Die wilt u allemaal vol gaan praten?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, gaat u er eens goed voor zitten!
De voorzitter:
Dat wordt filibusteren voor de heer Jasper van Dijk!
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, dat hebben we al zo lang niet meer gedaan!
Voorzitter. Eerst even over die Dutch dream. Dat idee wordt omarmd. Er klinken allemaal mooie woorden over tegenstellingen tegengaan en gezamenlijke normen en en waarden. Prachtig, maar daar zit een risico in dat het gratuit is. De minister zegt dat het belangrijk en mooi is en dat we daarmee tegenstellingen te lijf gaan, maar ik constateer ook dat het kabinet 1,4 miljard weggeeft aan buitenlandse aandeelhouders en tegelijkertijd een half miljard bezuinigt op arbeidsgehandicapten en Wajongers erop achteruit laat gaan. De premier zegt: iedereen gaat erop vooruit met dit kabinet! Dat is dus niet waar. Erkent de staatssecretaris dat niet iedereen erop vooruitgaat, maar dat Wajongers erop achteruitgaan per 1 januari 2018? Het zou u sieren als u dat straks erkende en dat het dus niet helemaal correct was wat de premier daar zei. Snapt u dus ook dat mensen zich belazerd voelen als er zulke mooie woorden worden gesproken?
Ik dank de staatssecretaris voor haar toezegging over Frits. Frits was iemand die wij gezien hebben bij een sociale werkvoorziening in Amsterdam. Die had 40% loonwaarde, zoals dat dan heet, en woonde bij zijn ouders. De staatssecretaris gaat uitzoeken wat hij gaat krijgen. Mijn vooronderstelling is dat hij er niet op vooruitgaat en dat hij zwaar onderbetaald blijft. Ik wacht het af.
Voorzitter. Je kunt op het minimumloon koersen, maar je kunt het ook waarborgen. Dat laatste is wat wij willen. Vandaar de volgende motie.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ten overvloede zeg ik dat dit een uitspraak is van de Kamer, dus de regering is niet verplicht om hierop te reageren. Maar als de staatssecretaris wel wil zeggen dat ze die motie gaat uitvoeren, omarm ik dat natuurlijk alleen maar. Ik wacht het af.
Voorzitter. Over de Wajong heb ik twee amendementen ingediend. Ik zou toch nog een keer willen vragen om nog eens goed naar dat amendement bij de Najaarsnota te kijken. Belofte maakt schuld. Geen banen, geen korting. Er waren banen afgesproken en er was een quotum afgesproken. Dat quotum is uitgesteld, dus stel dan op z'n minst ook die korting uit.
Voorzitter. Ik heb nog een motie over mensen die er nu al niet op vooruitgaan of zelfs op achteruitgaan, ondanks die belofte van de premier.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat mensen die arbeidsongeschikt zijn of een arbeidshandicap hebben er geregeld niet op vooruitgaan of er zelfs op achteruitgaan indien zij gaan werken vanuit de uitkering;
verzoekt de regering met voorstellen te komen die ervoor zorgen dat arbeidsongeschikten en arbeidsgehandicapten (met een WIA-, WAO- of Wajong-uitkering) erop vooruitgaan als zij gaan werken of als zij meer uren gaan werken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Ja, u kunt langzaam gaan praten, maar ...
De heer Jasper van Dijk (SP):
Nee, ik kijk naar het klokje ...
De voorzitter:
Ja, ik ook.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Drie minuut tien, ik heb nog heel veel tijd.
Mevrouw Voortman heeft drie prachtige moties ingediend die ik heb medeondertekend: over het kindgebonden budget, over de categoriale bijstand en over de loondispensatie, waar we niet aan moeten beginnen en die we tot die tijd liever loondiscriminatie moeten noemen wat mij betreft.
Tot slot een vraag aan de staatssecretaris. Motie 24515, nr. 395 is voor haar tijd ingediend en aangenomen onder oud-staatssecretaris Jetta Klijnsma. Dat is een geweldige motie die gaat over schulden. Veel mensen zitten in de schulden. 90.000 mensen zitten in de schuldhulpverlening, maar het is vaak een oerwoud hoe je die regelingen kunt bereiken. Mijn fractie heeft ervoor gepleit om een eenduidig aanspreekpunt te maken waar alle mensen die in problemen zitten met schulden terecht kunnen. Laten we dat dan noemen "1-5-5, schuld te lijf". Die motie is aangenomen. Uw voorganger was er ook zeer gecharmeerd van: een landelijke schuldhulplijn. Ik vraag de nieuwe staatssecretaris hoe het staat met de voortgang van die briljante motie.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Jasper van Dijk. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Weyenberg namens D66.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn kant dank aan beide bewindslieden voor de beantwoording en inderdaad ook aan alle medewerkers van het ministerie van Sociale Zaken die — ik heb er enige eigen ervaring mee — de hele nacht alle vragen hebben zitten beantwoorden in een bijna militaire operatie, waarvoor wederom mijn complimenten. Ik werd inderdaad wakker met een mooi document in mijn inbox. Zeer gewaardeerd!
Ik heb twee amendementen ingediend. Het eerste gaat over omscholing van met name ouderen die een kwetsbare arbeidsmarktpositie hebben. Daar maken wij 30 miljoen voor vrij met de coalitie. Ik was blij met het "oordeel Kamer" daarover.
Het tweede amendement heb ik ingediend om 0,5 miljoen euro vrij te maken om te experimenteren met het ondersteunen van maatschappelijke initiatieven om mensen die kanker hebben gehad en uit het arbeidsproces zijn gevallen weer een kans op een baan te geven. Het is een experiment. Je weet nooit van tevoren wat de effecten daarvan zijn, maar ik vind het een poging waard, gegeven hun kwetsbare arbeidsmarktpositie. Het amendement is enkele uren geleden rondgestuurd.
Een aantal moties is al mede namens mij ingediend. In het bijzonder vraag ik graag aandacht voor de twee moties over zelfstandigen. Aan de ene kant is er de motie van collega Wiersma en mijzelf met een oproep tot versnelling van de duidelijkheid, de verduidelijking voor 1 januari 2019. Aan de andere kant is er de motie om aan de onderkant, zonder het bedrijf te noemen — we hebben het natuurlijk ook over de maaltijdbezorging, maar het punt is breder — op te treden wanneer er sprake is van evidente kwaadwillendheid. Ik vind het heel fijn dat we daar zo breed gesteund in de Kamer aandacht voor vragen. Het is een manier van werken die mij ook goed bevalt. Natuurlijk zullen we het op momenten ook niet met elkaar eens zijn, maar dit vind ik echt een voorbeeld waarbij we samenwerken. De heer Heerma noemde eerder al het voorbeeld van de parkeerplaatsen voor buitenlandse truckchauffeurs. Ik zie daarnaar uit. Ik zie zelfs dat de oppositie soms bijna dreigt door te slaan in samenwerken. Ik merk dat hoe langer wij praten, hoe meer plannen van de coalitie opeens warm worden bepleit vanuit de oppositie. In die zin kan het debat over de minimumtarieven voor zelfstandigen — ik kijk naar de heer Özdil — mij niet lang genoeg duren.
Met het oog op de klok wil ik zelf nog twee moties indienen. De eerste gaat over krapte.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een op de zes ondernemers aangeeft dat het tekort aan personeel de groei van het bedrijf remt en dat daarmee de toenemende krapte een rem zet op de groei van de Nederlandse economie;
constaterende dat er ondanks de steeds krapper wordende arbeidsmarkt nog steeds 428.000 mensen werkloos zijn, 445.000 deeltijdwerkers aangeven meer uren te willen werken en in totaal 1,3 miljoen mensen tot het onbenut arbeidspotentieel worden gerekend;
overwegende dat een integrale aanpak van krapte, zowel in de marktsector als bij de overheid nog ontbreekt, waardoor kansen worden gemist om van elkaar te leren;
verzoekt de regering voor 1 juni met een aanvalsplan tegen krapte te komen om de mismatch op de Nederlandse arbeidsmarkt structureel te verkleinen en de krapte te verminderen. Het aanvalsplan dient in ieder geval:
-een analyse te bevatten over de aansluiting tussen de huidige tekorten en het nog onbenutte en onderbenutte arbeidspotentieel;
-maatregelen te identificeren die de overheid en sociale partners verder kunnen nemen om het arbeidsaanbod in tekortsectoren op korte termijn te vergroten en de uitwisseling van goede voorbeelden te bevorderen;
-in samenwerking met sociale partners voorstellen te doen die structureel de aansluiting tussen vraag en aanbod verder versterken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Dan zijn er ook nog twee moties meer over de toekomst. De ene met de heer Wiersma. Los van alle hervormingen die al op stapel staan, verandert de arbeidsmarkt snel. Daarom heb ik die motie met plezier meeondertekend. De heer Gijs van Dijk zal nog een motie indienen om daarbij ook de denkkracht van jongerenorganisaties in te zetten. Dat hebben ooit politieke jongerenorganisaties met de pensioenen al succesvol gedaan. Voor de toekomst van de arbeidsmarkt kijk ik naar de jongerenorganisaties van de polder.
Dan heb ik nog een motie over arbeidsmarktdiscriminatie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er helaas nog discriminatie voorkomt op de arbeidsmarkt en dat arbeidsmarktdiscriminatie een hardnekkig probleem is;
overwegende dat het regeerakkoord inzet op voortzetting van het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie en een stevige handhavende rol van de Inspectie SZW;
verzoekt de regering voor 1 juni met een vernieuwd Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie te komen;
verzoekt de regering tevens daarin voorstellen te doen om de handhavende rol van de Inspectie SZW te versterken, en daarbij ook te bezien of en, zo ja, hoe aanpassing van wetgeving de Inspectie SZW een steviger instrumentarium kan geven om op te treden tegen arbeidsmarktdiscriminatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Dan wil ik beide bewindspersonen veel succes wensen om het ambitieuze en gebalanceerde regeerakkoord om te zetten van papier naar praktijk. De uitdagingen zijn groot. Laten we daarmee aan de slag gaan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Weyenberg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Raemakers namens D66.
De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, dank u wel. Het gaat in dit debat over perspectief. Hoe bieden we mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt perspectief? Dan gaat het bijvoorbeeld over werk, maar kan het ook gaan over studie. Daarover wil ik graag een motie indienen. Die zal D66 indienen samen met het CDA.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de individuele studietoeslag voor mensen met een arbeidshandicap kan bijdragen aan het verbeteren van hun positie op de arbeidsmarkt middels het behalen van een diploma;
overwegende dat uit het Klantonderzoek monitor Participatiewet blijkt dat iets minder dan een kwart van de jongeren met een arbeidsbeperking die sinds de inwerkingtreding in de Participatiewet zijn ingestroomd, bekend is met deze mogelijkheid en dat slechts 7% er gebruik van maakt;
overwegende dat er met het amendement-Van Weyenberg (33161, nr. 121) 35 miljoen euro structureel is vrijgemaakt voor bekostiging van de studietoeslag en dat gemeenten deze toeslag kunnen toekennen, maar dat dit geld voor besteding door gemeenten niet specifiek geoormerkt is;
roept de regering op gemeenten te ondersteunen bij het vergroten van de bekendheid van de regeling van de individuele studietoeslag;
roept de regering tevens op om voor 1 september 2018 de besteding van de vrijgemaakte budgetten te evalueren en daarbij ook de verschillen in gebruik door de diverse gemeenten mee te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Raemakers (D66):
In de tweede plaats wil ik het hebben over het perspectief op werk. Dan gaat het ook over beschut werk. Daar hebben we het vandaag in het debat veel over gehad. Ik zal een motie indienen samen met mijn collega van de ChristenUnie. De heer Bruins zal die zo meteen namens ons twee indienen. Ik wil heel even schetsen dat er echt een verschil is tussen de banenafspraak en beschut werk. Het is echt een of-oftraject. Wanneer mensen in aanmerking komen voor een plaats voor beschut werk, dan betekent dat dat ze niet meetellen bij de banenafspraken. Wij moeten als politiek onderkennen dat het op dit moment nog niet goed genoeg lukt om alle mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt goed te helpen.
Ik heb vandaag en gister goed geluisterd naar het debat. Vaak zeggen oppositiepartijen dat er wordt bezuinigd op deze groep mensen en dat deze vorm van organiseren niet inclusief is. Maar ik wil benadrukken dat we niet bezuinigen. We gaan naar een herallocatie van middelen. We moeten eerlijk zijn en zeggen: dat beschut werk is misschien wel een optie voor veel meer mensen. Als we kijken naar de Wajong, dan zien we meer dan 60.000 jongeren die jarenlang niet aan het werk komen. Misschien voldoet die banenafspraak bij reguliere werkgevers onder reguliere omstandigheden niet voor die groep, dus moeten we daarvoor openstaan en kijken naar nieuwe wegen. Dat geldt ook bij die banenafspraken. Wij hebben echt een plicht, ook als overheid, om meer banen te creëren, maar ik wil nogmaals benadrukken dat die inclusieve arbeidsmarkt voor D66 vooropstaat. Dat is heel belangrijk.
Voorzitter. Ik sluit af met de kandidatenverkenner. Daarover heeft collega Nijkerken van de VVD ook een motie ingediend, die wij mede hebben ondertekend. Ik heb de staatssecretaris vandaag ook gevraagd of zij wat meer aan naming-and-shaming kan doen, maar zij heeft aangegeven eerst te willen inzetten op het beter faciliteren van gemeenten. Ik heb ook een duidelijke toezegging gevraagd over wanneer er meer informatie komt over de verkenning van mogelijkheden om de digitale matchinggegevens beter tussen gemeentes uit te gaan wisselen. Ik wil heel graag dat punt nog benadrukken. Ik hoop dat de staatssecretaris daar nog op terug kan komen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Raemakers. Dan geef ik nu het woord aan de heer Gijs van Dijk namens de PvdA.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik sloot gisteravond af met een oproep voor een discussie tussen werkgevers en werknemers over meer onbereikbaarheid, over af en toe vrij zijn van je werk. Voor de ambtenaren van het ministerie van Sociale Zaken gold dat vannacht niet. Ik heb uitstekend geslapen overigens, dus ik zou zeggen: morgen de hele dag vrij voor het ministerie van Sociale Zaken. Dat kunnen we hier volgens mij wel met elkaar afspreken. Nee, goed werk. Dank!
Maar serieus, voorzitter. Volgens mij hebben we een goed debat gehad. Ik ben nog wat zoekende naar de uitgestoken hand van het kabinet naar de sociale partners, naar de oppositie. Ik weet nog niet precies hoe ik dat moet duiden. We krijgen nog grote debatten over de arbeidsmarkt, over de zekerheden voor werknemers, die zo hard nodig zijn. Want het gaat goed met Nederland, maar met heel veel mensen in Nederland gaat het nog niet zo goed. Daar moeten we oog voor hebben. Daarom zeg ik niet voor niets: vaste grond onder de voeten van mensen is essentieel om weer vooruit te komen. Dat is een opdracht voor ons. Zo zullen we ook het debat ingaan met het kabinet en de coalitie. Voorstellen die daartoe bijdragen, zullen we steunen. Voorstellen die dat niet doen, zullen we bestrijden.
Toch nog even een woord over een van de voorstellen die dat wat mij betreft niet doet: de loondispensatie. Daar zijn veel woorden aan gewijd. Er zijn veel verwijten over en weer gegaan, maar in mijn ogen is die 500 miljoen echt een keiharde bezuiniging op mensen met een beperking. Ik wil daar niet omheen draaien, want het geld dat bedoeld is voor mensen met een beperking, voor aanvulling zodat ze ook pensioen en sociale zekerheid opbouwen, wordt weggehaald voor extra beschutte werkplekken. Dus ik ben heel benieuwd naar de onderbouwing van die 20.000 extra beschutte werkplekken. Ik wil niet dat mensen met een beperking erop achteruitgaan. Erop achteruitgaan betekent ook minder of geen pensioen opbouwen en alleen een AOW opbouwen. Achteruitgaan betekent ook minder socialezekerheidsrechten en leven in een uitkering. Dat is echt een andere wereld dan leven op een werkvloer tussen collega's. Dat gezegd hebbende; daar gaan we het de komende tijd over hebben.
Voorzitter. Ik heb vier moties. De eerste gaat ...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, de heer De Jong.
De heer De Jong (PVV):
Zonder het debat helemaal over te willen doen ... De kleine oorlog die de heer Van Dijk hier als PvdA-Kamerlid voert tegen dit kabinet kan ik mij aan de ene kant wel voorstellen, want ik heb zelf ook grote zorgen. Maar aan de andere kant vind ik het zeer, zeer vreemd. De Partij van de Arbeid heeft er in de afgelopen jaren een ontzettende puinhoop van gemaakt op de arbeidsmarkt en voor arbeidsgehandicapten. Sterker nog, het punt waar de heer Van Dijk zo'n groot probleem mee heeft, de loondispensatie, is al in 2010 door mevrouw Klijnsma, een PvdA'er, in pilotvorm ingezet. Met andere woorden, de heer Van Dijk van de Partij van de Arbeid heeft kilo's boter op zijn hoofd en een enorm grote broek aangetrokken om hier vandaag zo'n oorlog van te maken. Ik ben het ermee eens dat loonkostensubsidie nu de beste weg zou zijn, maar zou de heer Van Dijk in ieder geval willen toegeven dat de moeilijke positie waarin al die mensen zitten mede door de Partij van de Arbeid komt?
De voorzitter:
Helder.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Echt dikke onzin! Ik debatteer graag met de heer De Jong, maar dat doe ik graag in de eerste termijn. We hebben hier gisteravond tijdens mijn bijdrage uitgebreid over gesproken, maar toen heb ik u niet gezien. Die loonkostensubsidie is er, die is in werking. Die heeft onze volledige steun en die wordt inmiddels ook gesteund door gemeenten, werknemers en werkgevers. Daarom is het ook van belang dat we daarmee doorgaan en dat we op dit moment niet tegen mensen met een beperking zeggen: het is toch even anders; u gaat terug naar een uitkering.
De voorzitter:
Dit is echt de tweede termijn. Dat betekent een korte opmerking over moties of een vraag die is blijven liggen, maar we gaan het debat niet opnieuw doen. Een korte reactie, meneer De Jong.
De heer De Jong (PVV):
Er is een familielid van mij opgenomen in het ziekenhuis. Ik had gisteren heel graag met u in debat willen gaan, maar ik heb dat netjes gemeld. Het is jammer dat de heer Van Dijk dit nu naar voren brengt. Maar goed, ik heb nu de mogelijkheid om dit even naar voren te brengen. Ik houd het heel kort, mevrouw de voorzitter. De loondispensatie werd al in 2010 door mevrouw Klijnsma van de Partij van de Arbeid naar voren gebracht. Het betrof een pilot, waar de Partij van de Arbeid voor was. In de afgelopen periode heeft de Partij van de Arbeid de arbeidsmarkt en de positie van arbeidsgehandicapten gesloopt en kapotgemaakt. Dus mijn vraag is nogmaals: wil de heer Van Dijk, met zijn hippe bril waar hij niet zo heel erg goed en helder door kijkt, alsjeblieft de eigen plannen van de Partij van de Arbeid er nog eens bij pakken en bekijken en daarna zijn excuses aanbieden aan zijn kiezers?
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ten eerste een excuus aan de heer De Jong over gisteravond. Dat kan iedereen overkomen, dus dat neem ik bij dezen terug. Maar ik neem niets terug van wat ik zeg over het standpunt van de Partij van de Arbeid. U kunt beginnen met persoonlijke aanvallen; dat vind ik allemaal prima. Ik sta voor mensen met een beperking. We leven in 2017, een tijd van economische voorspoed. Er gaat geld, miljarden, naar bedrijven, maar juist bij de mensen die het hard nodig hebben, halen we het weg. Dat kan niet, daarom dit standpunt.
De voorzitter:
De moties.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
De moties. Er is een brief van de heer Koolmees over de planning voor de komende tijd wat betreft de belangrijke wetten die zekerheden moeten terugbrengen op de arbeidsmarkt. Die brief is op sommige onderdelen nog wat vaag als het gaat over tijd, dus ik wil hem graag vragen om een wetgevingskalender, zodat we weten wanneer we wat kunnen verwachten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het regeerakkoord allerlei wetswijzigingen worden voorgesteld;
overwegende dat deze wetgevingsprocessen complex en langdurig zijn;
van mening dat snelheid maar ook duidelijkheid en zekerheid over deze wetswijzigingen voor werknemers en werkgevers van groot belang zijn;
verzoekt de regering met een wetgevingskalender te komen, waarin de planning en samenhang van de voorgestelde wetswijzigingen indicatief worden weergegeven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. De pensioenleeftijd gaat omhoog. We zien dat sommige groepen mensen het daar lastig mee hebben. Die mensen werken al heel lang en halen niet gezond hun pensioen. Vaak leven ze ook niet zo lang. We hebben het daar in de eerste termijn veel over gehad. De minister heeft toegezegd om dit nadrukkelijk aan de orde te stellen in het overleg met sociale partners. Wat is mogelijk om vormen van minder werken of eerder stoppen sectoraal mogelijk te maken? Om hem daartoe verder op te roepen, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vooral mensen in zware beroepen niet altijd kunnen doorwerken tot de verhoogde AOW-leeftijd;
overwegende dat het aantal kwetsbare ouderen de komende jaren snel toeneemt;
van mening dat eerder stoppen met werk niet alleen haalbaar moet zijn voor wie rijk en gezond is;
verzoekt de regering in overleg met de sociale partners een aantal scenario's uit te werken om eerder stoppen met werk mogelijk te maken voor de groepen waarvoor dat nodig is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. Dan kom ik bij de positie van onze jongeren en vooral bij de vraag hoe zij de toekomst zien. We hebben hier in de Kamer het Jongerenplatform van de Sociaal-Economische Raad ontvangen en zij hebben ons gevraagd om ons weer via de SER te laten adviseren. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat jongeren zekerheid over werk, inkomen, onderwijs, zorg en huisvesting nu en in de toekomst nodig hebben;
constaterende dat ondersteuning en bescherming vanuit de overheid sterk veranderd is, terwijl tegelijkertijd een breder beroep op jongeren wordt gedaan;
constaterende dat verschillende jongerenorganisaties verenigd in het SER Jongerenplatform tijdens de hoorzitting op 28 september 2017 ervoor hebben gepleit om de positie van jongeren te verbeteren;
overwegende dat inzicht in de positie van jongeren relevant is voor hun positie op de toekomstige arbeidsmarkt;
verzoekt de regering het SER Jongerenplatform te vragen een ambitieuze verkenning te laten doen naar de mogelijkheden in het rijksbeleid om jongeren meer zekerheid te geven en toekomstperspectief te bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Tot slot, voorzitter. Al vaak genoemd: wij hebben een ronde tafel georganiseerd over de platformeconomie, over de maaltijdbezorgers. We hebben ook een motie medeondertekend van de heer Heerma, die we zeker ondersteunen. Maar met de drie linkse partijen willen we toch nog één stapje extra doen. De steun voor de motie van de heer Heerma staat natuurlijk, maar de volgende motie is met name gericht op Deliveroo.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Deliveroo al zijn fietskoeriers als zelfstandige wil gaan inzetten, terwijl zij een werkgeversrol voor hen vervullen;
overwegende dat de staatssecretaris van Financiën eerder heeft aangegeven "evident kwaadwillenden" te willen aanpakken;
van mening dat Deliveroo overduidelijk een evident kwaadwillende is, doordat zij hun fietskoeriers als schijnzelfstandigen inzetten;
verzoekt de regering de Belastingdienst direct te laten handhaven op de schijnzelfstandigheid van de fietskoeriers van Deliveroo,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Gijs van Dijk. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bruins namens de ChristenUnie.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording en de ambtenaren die vannacht hebben doorgewerkt. Ook dank aan de mensen achter u, die vanaf hier niet zichtbaar zijn. Het is een grote ploeg mensen die heel hard heeft gewerkt. Ik heb dezer dagen twee bewogen bewindspersonen ontmoet. Het is fijn om zulke sociaal bewogen mensen te zien op het ministerie voor Sociale Zaken. We hebben een debat gehad dat uiteindelijk veel vroeger klaar is dan dat we met zijn allen getimed hadden. We lopen voor op schema, en dat komt natuurlijk omdat we in de beantwoording vooral hebben gehoord dat er heel veel plannen aankomen. Ambitieuze plannen, waarvoor we de tijdlijn hebben gehoord. Dat toont ook wel aan dat het een regeerakkoord is met heel veel ambities op het gebied van arbeidsmarkt, leven lang leren, pensioenen, mensen met afstand tot de arbeidsmarkt, schulden, armoede. Kortom: veel plannen. En door de moties komen er nog meer plannen. Dus als de ambtenaren denken dat dit een zware nacht was: you ain't seen nothing yet.
Er zijn natuurlijk ook best wel heel pijnlijke maatregelen waar we wat minder gelukkig mee zijn. Maar we hebben gezien dat loondispensatie wel degelijk socialer kan worden ingericht dan dat het in eerste instantie leek. Huidige arbeidsrelaties worden niet opengebroken en we gaan richting minimumloon. Ik zie heel erg uit naar de invulling van de contouren zoals de staatssecretaris die eerder heeft geschetst.
We hebben nog wel zorgen over de rompslomp voor de mensen zelf en over wat het met mensen doet als je ineens geld uit meerdere potten ontvangt en geen volledig loon van de werkgever krijgt. Dat doet ook iets met je gevoel van eigenwaarde.
De korting op de Wajong, de tijdens het vorige kabinet onder de heer Asscher op SZW ingezette maatregel, gaat door, maar gelukkig hebben we die als oppositie destijds kunnen verzachten. Het gaat alleen om Wajongers die kunnen werken. Maar het blijft toch pijnlijk, want zij kunnen er alleen op vooruit gaan als er daadwerkelijk werk is. Dat is ook iets waartoe de heer Jasper van Dijk in zijn bijdrage zeer gepassioneerd heeft opgeroepen. Het is dan ook heel erg belangrijk dat er genoeg geschikte plekken komen. Ik dank ondernemers die deze jongeren in de kraag vatten en zeggen: ik heb voor jou een baan. De voorbeeldrol van de overheid is hierbij cruciaal. De overheid moet hier echt aan de bak. Ik heb daarom één motie, en ook nog één plan erbij voor de bewindspersonen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het regeerakkoord de ambitie is opgenomen om 20.000 extra plekken voor beschut werk te creëren;
overwegende dat gemeenten aangeven dat het al een opgave is om de huidige 30.000 plekken voor beschut werk te creëren;
roept de regering op voor het zomerreces met een plan van aanpak te komen over hoe extra plekken beschut werk gecreëerd kunnen worden, daarbij extra aandacht te besteden aan het activeren van Wajongeren die al jaren zonder baan zitten, en daartoe aan te geven of wet- en regelgeving aangepast dient te worden en, zo ja, hoe dan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Bruins heeft het over een aantal pijnlijke maatregelen. Hij noemt terecht de Wajong-korting. Is hij het eens met het principe van belofte maakt schuld? Er zijn banen beloofd aan deze mensen. De heer Bruins zegt zelf dat die banen er niet zijn. Hij komt met een motie die dat aantoont. We hebben Wajongers op het Plein gezien die enorm hun best doen om een baan te vinden, maar die geen baan kunnen vinden. Vervolgens zegt de overheid doodleuk: dat quotum stellen we nog een jaartje uit, maar die korting blijft staan. Ik heb een mooie dekking. Ik heb een mooi amendement. Zullen we deze mensen dan recht doen?
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik kan het gevoel van onrechtvaardigheid van de heer Jasper van Dijk meevoelen. Ik ga er niet in mee. We hebben onze handtekening gezet. Belofte maakt schuld. We hebben ook een belofte gedaan aan deze coalitie. We houden het zoals het is, maar de pijn voel ik mee.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Even een vraag naar aanleiding van de motie over de 20.000 plekken voor beschut werk. Er is in het regeerakkoord een koppeling tussen die 20.000 plekken voor beschut werk en de loondispensatie. Het kabinet heeft gezegd dat het in het voorjaar komt met de uitwerking van de loondispensatie. Dan zou het toch logisch zijn om hetgeen waar de heer Bruins om vraagt in dezelfde periode te plaatsen. Mijn vraag aan hem is dus: zou het niet logischer zijn om de formulering "voor de zomer" in zijn motie te veranderen in "het voorjaar"?
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik zie de koppeling waarop mevrouw Voortman wijst. Ik zie ook uit naar de technische uitwerking en de financiële berekening die wij van de bewindspersonen zullen ontvangen. Laat ik het zo interpreteren: als het samen kan, als het dus vroeger kan en ook die koppeling kan worden gemaakt, heel graag. Ik hoor dat graag terug in de waardering die de bewindspersonen aan deze motie gaan geven. Dan kan dat nog, maar voor nu laat ik de tekst even zoals die is.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bruins. Ik geef het woord aan mevrouw Van Brenk. Zij spreekt namens de fractie van 50PLUS.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Wij zullen de motie van de SP over de vrijstelling van 60-plussers steunen, maar wij zijn op zichzelf nog niet zo ver om zo'n motie in te dienen, omdat wij ons er zorgen over maken dat de inspanning dan vervalt om mensen die de 60 zijn gepasseerd weer aan het werk te helpen. Ik dien daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat circa 70% van de 55-plussers in de WW er niet in slaagt binnen vijf jaar werk te vinden, en dat 55-plussers door de sollicitatieplicht vaker in de Ziektewet terechtkomen;
roept de regering op de generieke sollicitatieplicht voor mensen die 55 jaar of ouder zijn en méér dan een jaar werkloos, te heroverwegen en binnen een halfjaar voorstellen te doen om de sollicitatieplicht beter toe te snijden op de kansen en mogelijkheden van betrokkenen op de arbeidsmarkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat financieel kwetsbare mensen, waaronder ouderen, in 132 gemeenten tussen de 12% en 14% rente moeten betalen voor "sociale" kredieten bij gemeentelijke kredietbanken;
roept de regering op de maximale rentetariefstelling voor gemeentelijke sociale kredietverlening te heroverwegen en te verlagen voor mensen die financieel kwetsbaar zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat cijfers van het Nibud uitwijzen dat bijstandsgezinnen ondanks alle landelijke en gemeentelijke minimaregelingen tot honderden euro's per maand tekort kunnen komen;
overwegende dat landelijke en gemeentelijke regelingen beter op elkaar kunnen en moeten worden afgestemd;
verzoekt de regering toereikendheid, toegankelijkheid, efficiëntie en effectiviteit van het minimabeleid breed te evalueren, en de Kamer hierover vóór Prinsjesdag 2018 te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat macrobudget voor de bijstand (BUIG) de laatste jaren ontoereikend is en dat het regeerakkoord hier geen verandering in brengt;
overwegende dat artikel 108, lid 3 Gemeentewet er wettelijk in voorziet dat het Rijk in deze kosten dient te voorzien;
roept het kabinet op in goed overleg met de VNG incidentele en structurele oplossingen te bieden voor de financiële tekorten, en de Kamer hier binnen een halfjaar over te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de kostendelersnorm realisatie van de participatiesamenleving belemmert en langer zelfstandig wonen en bieden van structurele (mantel)zorg in de thuissituatie ontmoedigt;
van mening dat afschaffing van de kostendelersnorm een investering is in de participatiesamenleving;
roept de regering op geheel af te zien van de kostendelersnorm,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat oudere werknemers na ontslag — al of niet na een faillissement — een relatief kwetsbare positie hebben op de arbeidsmarkt;
overwegende dat bij ontslag het afspiegelingsbeginsel van toepassing is, maar bij aanname niet;
roept de regering op na te gaan hoe het afspiegelingsbeginsel bij doorstart van ondernemingen een meer prominente rol kan krijgen en verzoekt de regering de Kamer hierover binnen een halfjaar te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat levenslange ontwikkeling bijdraagt aan het verkrijgen én behouden van werk;
roept op de in het regeerakkoord voorgestelde individuele leerrekening uit te werken als een persoonlijke ontwikkelrekening voor iedereen, ongeacht het hebben van een startkwalificatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik wil alle ambtenaren bedanken voor het harde werk afgelopen nacht.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Brenk. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Rooijen, ook namens 50PLUS.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, dank u wel. Onder het motto "geen woorden maar daden" dien ik een aantal moties in. Het debat van vanochtend leidde tot weinig.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het regeerakkoord is aangegeven dat het kabinet het collectief omzetten van bestaande aanspraken in persoonlijke pensioenvermogens wil faciliteren;
overwegende dat het kabinet heeft erkend dat dit raakt aan artikel 83 van de Pensioenwet en dat dit artikel derhalve onderdeel zal uitmaken van de verdere uitwerking door het kabinet;
verzoekt de regering het eigendomsrecht van bestaande pensioenaanspraken van werkenden en gepensioneerden, zoals vastgelegd in artikel 83 van de Pensioenwet, integraal te handhaven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om de huidige spectaculaire groei van de economie aanzienlijk meer tot uitdrukking te laten komen in groei van besteedbare inkomens, waarbij een evenwichtige inkomensontwikkeling tussen werkenden, gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden in acht wordt genomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dan een paar mozaïekmoties over de AOW-leeftijd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting vanaf 2022 geen doorgang te laten vinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om de verhoging van de AOW-leeftijd te temporiseren en deze weer in lijn te brengen met de afspraken voorafgaand aan de versnellingswet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om de AOW-leeftijd in 2021 te bevriezen op 67 jaar,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om de AOW-leeftijd in 2018 te bevriezen op 66 jaar,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om de AOW-leeftijd te verlagen naar 65 jaar,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de evaluatie van de Wet werk en zekerheid 2015 (WWZ) pas in 2020 zal plaatsvinden;
overwegende dat de wet onvoldoende bijdraagt aan de balans tussen flex- en vast werk en aanpassing behoeft;
voorts overwegende dat zorgvuldige aanpassing van wet- en regelgeving voorafgaande evaluatie van de WWZ vereist;
verzoekt de regering om de voorgenomen evaluatie van de Wet werk en zekerheid zo veel mogelijk te vervroegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de wijziging van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet bij ministeriële regeling geschiedt;
overwegende dat de wijziging van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet grote impact kan hebben, waaronder op de koopkracht van verzekerden, en dat parlementaire goedkeuring voor wijziging derhalve wenselijk is;
roept de regering op over te gaan tot wijziging van artikel 45, lid 3 van de Zorgverzekeringswet, zodat aanpassing van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet bij wet geschiedt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De aanleiding voor het indienen deze motie was mede de verhoging van de premie met een kwart procent, die per 1 januari tot koopkrachtdaling voor ouderen leidt. We worden nu al bedolven onder de brieven hierover.
De voorzitter:
Dit is de begroting van Sociale Zaken.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, maar dit heeft grote gevolgen voor de koopkracht van de gepensioneerden, al per januari, omdat alleen de gepensioneerden die premie betalen. Lees de kranten van vanochtend, zeg ik tegen de collega's.
Ten slotte, voorzitter. Ik ben buitengewoon teleurgesteld over de beantwoording door de minister, met name ten aanzien van het pensioenstelsel maar ook ten aanzien van de AOW. In eerste instantie gaf hij mij, anders dan aan de andere collega's, geen enkel antwoord. In tweede instantie was de beantwoording ontwijkend of onvolledig, verwijzend naar een eventueel toekomstig AO, terwijl we het pensioenstelsel hier uitvoerig mogen en moeten behandelen. Ik heb nog één vraag aan de minister. Misschien kan hij die toch beantwoorden, beter laat dan niet. De vraag is: kan hij bevestigen dat er geen koppeling zal plaatsvinden tussen de AOW-leeftijd, met name de eventuele vertraging van de verhoging, en een nieuw pensioenstelsel? Dus geen koppelverkoop. Daar wil ik klip-en-klaar een antwoord op krijgen.
Ten slotte constateer ik dat de minister er wel duidelijk over was dat hij de versnelling van de verhoging van de AOW-leeftijd niet gaat vertragen. Dat was een uitdrukkelijke suggestie van de directeur van het planbureau, omdat dat ook een crisismaatregel was. Ook de heer Spekman heeft eerder een keer gezegd dat de Partij van de Arbeid dat nooit had moeten ondersteunen. Ik ben benieuwd wat de Partij van de Arbeid daar nu van vindt. Ten tweede heeft de minister gezegd — ook dat is anders dan de directeur van het planbureau suggereerde — dat hij er niet over piekert om de verhoging van de AOW-leeftijd los te koppelen van de levensverwachting. Dat laatste verplicht tot niets: je zegt alleen maar dat je niet automatisch koppelt, maar dat je, nadat de leeftijd 67 is, gaat beslissen of en wanneer je verdere verhogingsstappen gaat zetten. Zelfs dat is voor de minister niet bespreekbaar. Dat geeft eigenlijk aan dat je kunt praten als Brugman maar dat je geen antwoorden krijgt. En als ze er wel zijn, gooien ze de deur volledig dicht. Dat is iets anders dan uitgestoken handen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef tot slot het woord aan de heer Kuzu van DENK.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. In de eerste plaats dank aan de minister en de staatssecretaris voor de antwoorden in de eerste termijn. Niet in de laatste plaats dank ik de ambtelijke ondersteuning, die waarschijnlijk tot diep in de nacht heeft gewerkt.
Wij van DENK hebben in de afgelopen weken en maanden aan bijna alle begrotingsdebatten deelgenomen. We signaleren niet alleen problemen en we adresseren niet alleen uitdagingen voor de samenleving, maar we proberen ook concrete oplossingsrichtingen aan te dragen. Voor deze begrotingsbehandeling heb ik er ook een aantal.
In de eerste plaats gaat het over een groot probleem, een onrechtvaardigheid in de samenleving: arbeidsmarktdiscriminatie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer nader geïnformeerd zal worden over hoe de regering met betrekking tot het antidiscriminatiebeleid invulling zal geven aan het regeerakkoord;
verzoekt de regering om bij de uitwerking hiervan de mogelijkheid te betrekken om te komen tot:
-een gestandaardiseerd educatief programma voor personen die veroordeeld zijn voor discriminatie;
-een programma dat ziet op de uitvoering van sollicitaties met mysteryguests om discriminatie bij werving en selectie te bestrijden;
-een effectievere en meer zichtbare wijze van naming-and-shaming van bedrijven die onherroepelijk veroordeeld zijn voor discriminatie;
verzoekt de regering tevens om de Kamer over de uitkomst hiervan te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering in het emancipatiebeleid bij de sociale acceptatie van homoseksualiteit middels een standaardmeetinstrument een indicator met een streefwaarde hanteert;
van mening dat dit goed is, maar dat de uitdagingen op het gebied van emancipatie en acceptatie groot zijn;
van mening dat afrekenbaarheid van beleid door middel van het stellen van targets de beoordeling van de kwaliteit van de uitvoering ten goede komt;
verzoekt de regering om binnen het antidiscriminatiebeleid standaardmeetinstrumenten te hanteren die worden benut ten behoeve van het opstellen van streefwaarden op het gebied van de sociale acceptatie van groepen mensen in Nederland die relatief veel te kampen hebben met discriminatie, zoals religieuze groepen, ouderen, lhbtqi en mensen met een migratieachtergrond,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om in te zetten op continuering en versterking van het team arbeidsdiscriminatie bij de Inspectie SZW en bij de besluitvorming hieromtrent in het derde kwartaal van 2018 de mogelijkheid te betrekken om het mandaat van het team arbeidsdiscriminatie dusdanig uit te breiden, dat het tevens een rol kan spelen in de bestrijding van discriminatie bij werving en selectie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. De een-na-laatste alweer.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om bij de verdere uitwerking van het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt een ambassadeur en/of rolmodellen op te nemen als maatregel om de positie van jongeren met een migratieachtergrond op de arbeidsmarkt te verbeteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kuzu (DENK):
De laatste motie gaat over het AOW-gat van Surinaamse Nederlanders. Ik heb gezien dat de minister daar uitgebreid op in is gegaan in de schriftelijke beantwoording. Dat is een stap in de goede richting, maar nog niet helemaal wat wij willen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er 28.000 Nederlanders met een Surinaamse achtergrond zijn die een AOW-gat hebben;
constaterende dat dit komt door een onrechtvaardig verloop van onze geschiedenis, waarbij het Statuut voor het Koninkrijk en de AOW-wetgeving als gevolg hebben dat staatsburgers van het Koninkrijk der Nederlanden te kampen hebben met een achtergestelde inkomenssituatie ten opzichte van andere staatsburgers van het Koninkrijk;
verzoekt de regering om het AOW-gat onder Surinaams-Nederlandse ouderen te compenseren, zonder dat zij vallen onder het strenge bijstandsregime,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kuzu (DENK):
Dank u vriendelijk.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. Er zijn 66 moties ingediend. Ach, de heer Van Weyenberg is heel blij met dat getal, zie ik. Er is natuurlijk behoefte aan een schorsing om de moties te bestuderen. Daarom stel ik voor om te schorsen tot 16.05 uur. O, liever 16.15 uur, hoor ik van de bewindspersonen. Het zijn inderdaad 66 moties.
De vergadering wordt van 15.34 uur tot 16.14 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met de tweede termijn van de kant van de regering. Er zijn 66 moties ingediend. Dat betekent dat de bewindspersonen echt snel alle moties moeten gaan beoordelen, te beginnen met de moties op het terrein van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het woord is aan de minister.
Minister Koolmees:
Dank, mevrouw de voorzitter. Dank voor alle inbreng, het debat en alle vragen die vandaag en gisteren zijn gesteld. Het was een interessant debat. Ik kijk uit naar meer. Nogmaals heel veel dank aan alle ambtenaren voor de beantwoording. Vannacht om 4.45 uur kreeg ik mijn conceptspreektekst en om 8.30 uur zaten ze alweer klaar. Hulde, prachtig. Ik ga alle complimenten van de Kamer doorgeven aan het departement.
In eerste termijn zijn er drie vragen blijven liggen waar ik op terug zou komen in tweede termijn. Dat was de vraag over de zwangere zelfstandigen van de heer Özdil, de vraag over de Moslimbroederschap van de heer De Graaf en de vraag van de heer Wiersma over zzp. Die onderwerpen zitten allemaal verwerkt in de moties. Ik denk dus dat ik het antwoord meeneem in mijn reactie op de moties. Dan kan ik er snel doorheen, voorzitter.
Voordat ik aan de moties kom, merk ik op dat ik de moties doe die op mijn terrein liggen. De staatssecretaris doet de moties op haar terrein. Dat gaat allemaal niet heel overzichtelijk, want dat loopt een beetje door elkaar heen. Dus let vooral goed op de stuknummers.
Voordat ik met de moties begin, wil ik stilstaan bij het amendement van de heer Van Weyenberg dat in de loop van de eerste termijn is ingediend en waarover nog geen oordeel is gegeven. Dat amendement wil ik graag oordeel Kamer laten. Dat wilde ik graag van tevoren nog meedelen.
De motie op stuk nr. 19 van de heer De Graaf gaat over de Moslimbroederschap. Ik deel de overwegingen niet. Dit is bovendien niet het debat over het werkprogramma van de AIVD. Daar gaat de minister van JenV over. Derhalve ontraad ik deze motie.
De motie op stuk nr. 20 is ook van de heer De Graaf. Zoals hij weet, hecht het kabinet aan de vrijheid van godsdienst. Daarom ontraad ik ook deze motie.
De motie op stuk nr. 21 van de heer De Graaf gaat over discriminatie van Nederlanders. Van discriminatie van Nederlanders is geen sprake, dus daarom ontraad ik deze motie.
Wat betreft het inburgeringsbeleid en de inburgeringseisen wil ik juist het stelsel hervormen. Ontzorgen moet ertoe leiden dat integratie en participatie sneller gaan. Mensen hebben juist een grotere kans om te gaan werken en de taal te leren. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 22.
De motie op stuk nr. 23 van de heer De Graaf en de heer Wilders vraagt de-islamisering tot doelstelling van beleid maken. Nogmaals, dat is dezelfde vrijheid van godsdienst. Daarom ontraad ik ook deze motie.
De motie op stuk nr. 24 van de heer De Jong gaat over een reële rekenrente voor pensioenfondsen. Het is van groot belang dat we nu echt vaart maken met een nieuw pensioenstelsel. Ik heb al tegen de heer Van Rooijen gezegd dat we niet moeten morrelen aan de rekenrente. Daarom ontraad ik ook deze motie.
De motie op stuk nr. 25 is ook van de heer De Jong en gaat over het implementeren van de EU-richtlijn op pensioengebied. Daar hebben we al een debatje over gehad. Ik heb aangekondigd dat op 13 januari 2019 de IORP-richtlijn geïmplementeerd moet worden. Daarom ontraad ik deze motie. Excuses voor deze stortvloed aan ontraden, maar het is niet anders.
De motie op stuk nr. 26 van de leden De Jong, Van Weerdenburg en Wilders over de AOW-leeftijd moet ik ook ontraden. Er is een integrale afweging gemaakt in het regeerakkoord. Er is ook geen dekking voor. We hebben het daar in de eerste termijn ook een paar keer over gehad. Het budget voor ontwikkelingssamenwerking is 4,2 miljard. Dit kost 13,5 miljard. Daarmee is er dus geen dekking voor deze motie. Daarom ontraad ik deze motie.
De voorzitter:
Een heel korte toelichting op de motie van de heer De Jong.
De heer De Jong (PVV):
Het is niet waar. Aan ontwikkelingshulp wordt per jaar 4 miljard euro uitgegeven. De AOW terug naar 65 wordt door het CPB voor de komende vier jaren op datzelfde bedrag gezet. Voor daarna zijn er ook miljarden nodig en die dekking hebben we: ontwikkelingshulp. De minister zit hier echt fout. Kijk maar naar het CPB.
Minister Koolmees:
Ontwikkelingssamenwerking geeft per jaar 4,2 miljard euro uit. Als je tijdelijk zou bevriezen, zou je dit een aantal jaren kunnen financieren, maar dan zou je in een keer een klap moeten maken naar een hogere AOW-leeftijd, nog los van de belastinginkomsten die we mislopen. Daar hebben we het in eerste termijn over gehad. Ik ontraad deze motie.
De motie-De Jong op stuk nr. 31 over de tewerkstellingsvergunning voor werknemers is in strijd met het EU-verdrag over vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie en daarmee moet ik deze ontraden.
De motie van de leden De Jong, Fritsma en Wilders op stuk nr. 28 om de grenzen te sluiten voor asielzoekers en voor alle immigranten uit islamitische landen is in strijd met de ideeën, principes en internationale afspraken en met het Nederlandse belang, en daarmee ontraad ik ook deze motie.
De motie-De Jong op stuk nr. 30 verzoekt dat alle bijstandsuitkeringen van statushouders per direct worden ingetrokken. Ook dit is in strijd met de principes, de rechtsstaat, internationale afspraken en het maatschappelijk belang, en daarmee ontraad ik ook deze motie.
Dan kom ik op de motie-Wiersma/Van Weyenberg op stuk nr. 32. Deze ging inderdaad over de discussie over zzp en over wat er sneller zou kunnen. Na de eerste termijn heb ik daarover nagedacht en overleg gehad over wat er kan op de turbo, om in de termen van de heer Wiersma te blijven. De motie roept op om snel te laten weten hoe het kabinet omgaat met het handhavingsmoratorium en het verduidelijken van het gezagscriterium. Dat zeg ik u toe. In januari ontvangt u een brief van mij en de staatssecretaris van Financiën; een soort roadmap richting 2020. Daarmee kan ik deze motie op stuk nr. 32 oordeel Kamer laten.
Over de motie-Wiersma/Van Weyenberg op stuk nr. 33 heb ik een verzoek. Als het onderzoek naar de kluseconomie er is — en dat zal omstreeks maart 2018 zijn — kan ik bezien of er nog meer vragen zijn. Als ik deze motie mag zien in relatie tot de uitwerking van de herijking van het gezagscriterium, dan laat ik het oordeel aan de Kamer. Anders wil ik u vragen om deze even aan te houden om het in samenhang te bezien.
De heer Wiersma (VVD):
Het is geen zzp-motie, maar de motie gaat over de toekomst van allerlei vormen van werk die we hebben, die zich ontwikkelen in relatie tot het arbeidsrecht en de arbeidsovereenkomst.
Minister Koolmees:
Ik begrijp dat. Mijn brief met antwoorden aan de heer Van Weyenberg over de ondernemingsovereenkomst en aan de heer Wiersma over de toekomst van het arbeidsrecht zitten op één spoor, maar de motie is nu heel erg gekoppeld aan het onderzoek naar de kluseconomie. Ik zou het iets breder willen bekijken, in relatie tot wat er uit het onderzoek naar de kluseconomie komt, om het daarna op te pakken.
De voorzitter:
Alleen als u hem aanhoudt.
Minister Koolmees:
Als ik hem zo mag uitleggen, is het oordeel Kamer.
De heer Wiersma (VVD):
Daar komen we niet uit, maar het gaat over de kluseconomie. Volgens mij zijn de vormen die we op de arbeidsmarkt zien breder, dus het verzoek is om als vervolg op die kluseconomie ook delen te bekijken.
Minister Koolmees:
Over de motie over de toekomst van de arbeidsmarkt laat ik het oordeel aan de Kamer.
We gaan door. De motie-Nijkerken-De Haan/Becker op stuk nr. 35 vraagt bij de herziening van de inburgeringstrajecten voor nieuwkomers actieve praktijkervaring op de werkvloer. Zoals ik al gezegd heb in eerste termijn, vind ik dat een interessant voorstel. Ik neem het graag mee bij de hervorming. Natuurlijk moet het wel passen binnen de budgettaire kaders, maar dat zal de VVD aanspreken, als het gaat om de uitwerking. De vraag is ook hoe je dit praktisch vorm geeft, maar de ideeën vind ik sympathiek en daarmee is het oordeel Kamer.
Dan de motie-Bisschop op stuk nr. 38 over de fiscale verrekening voor werkgevers en werknemers in de land- en tuinbouwsector. Ik heb hierover een debat gehad met de heer Dijkgraaf, die helaas nog steeds ziek is. Ik heb vorige week ook een brief gestuurd richting mevrouw Nijkerken-De Haan en de heer Dijkgraaf over de gastouderopvang en over dit punt voor de LTO, waarin ik inhoudelijk ben ingegaan op de belemmeringen die er nu zijn om dit voor elkaar te krijgen. Daarom moet ik deze motie ontraden. In die brief heb ik wel geschetst wat er de komende tijd moet gebeuren om dit mogelijk te maken. Daarom verwijs ik graag naar die brief die ik aan de heer Dijkgraaf heb gestuurd.
Dan kom ik op de motie van de leden Bisschop en Jasper van Dijk op stuk nr. 39 over de grondwettelijke functie van toezicht op niet-bekostigd onderwijs. Dit gaat over private en religieuze instellingen en daar heeft de overheid geen rol in. Het gaat ook over de vrijheid van godsdienst. Er is wel eerder onderzoek gedaan, omdat er zorgen waren over moskee-internaten. Toch zou ik deze motie willen ontraden, maar meneer Bisschop komt al naar voren rennen.
De voorzitter:
Een korte vraag van de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Dit is een beetje het standaardantwoord. Natuurlijk zijn de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van onderwijs ook voor onze fractie een groot goed. Daar staan we voor.
Minister Koolmees:
Dat begrijp ik.
De heer Bisschop (SGP):
Alleen, er is ook in de sfeer van het grondwettelijk artikel, behoudens het toezicht — dat kan dus ook openbare orde zijn — wel het een en ander mogelijk. Deze motie beoogt om dat nu in beeld te brengen. Welke mogelijkheden zijn er binnen onze rechtsstatelijke verhoudingen om daar eventueel preventief in op te kunnen treden ten behoeve van de veiligheid?
Minister Koolmees:
Mag ik dan een beweging vragen van de heer Bisschop? Dan ga ik namelijk ook een beweging maken. Zou de heer Bisschop de motie even willen aanhouden? Dan ga ik namelijk even in conclaaf met mijn collega van Justitie en Veiligheid. Na het reces kom ik dan met een kort briefje zijn kant op met een oordeel over deze motie. Dan kunnen we het misschien een stap verder brengen.
De voorzitter:
Houdt u de motie aan?
De heer Bisschop (SGP):
Dat kunnen we doen. Dan houden we die aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bisschop stel ik voor zijn motie (34775-XV, nr. 39) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Koolmees:
Dank voor de fijne werkhouding.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 40 van de heer Özdil over het minimumtarief voor zzp'ers. Ik zou de indiener willen vragen om de motie aan te houden tot de uitwerking er is. In eerste termijn hebben we een gedachtewisseling gehad over hoe die 125% tot stand is gekomen. Eigenlijk ben je onder de 125% WML in loondienst, waarvoor dan weer andere regels gelden. Boven de 125% kan het een zzp-contract zijn. Ik ga het uitwerken. Ik zou de heer Özdil willen vragen of hij tot die tijd deze motie wil aanhouden.
De heer Özdil (GroenLinks):
Heeft de minister een indicatie van wanneer die uitwerking ons toe zal worden gezonden?
Minister Koolmees:
Als het aan de heer Wiersma ligt in januari 2018. In ieder geval zo snel mogelijk. Het wetgevingspakket komt in het derde kwartaal van 2018, maar al eerder komen er dingen ter consultatie rond. Dus als dit al duidelijker wordt, zal ik vast een debat met uw Kamer hebben en iets uw richting opsturen.
De heer Özdil (GroenLinks):
Ik neem dit in overweging en kom er later op terug.
Minister Koolmees:
Ja, dank u wel.
De voorzitter:
Stel dat de heer Özdil de motie in stemming brengt, wat is dan uw oordeel?
Minister Koolmees:
Als hij de motie in stemming brengt, moet ik die ontraden, maar dat vind ik eigenlijk zo'n hard "nee". Als hij de motie zou willen aanhouden dan kan ik die in de uitwerking meenemen.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 41 van de heer Özdil over de zware beroepen en het Economisch Instituut voor de Bouw. Zoals ik in eerste termijn al heb aangegeven, zijn er heel veel kanttekeningen te plaatsen bij het onderzoek van het EIB. Er is een langlopende discussie geweest over de definitie van "zware beroepen". Instroom in de arbeidsongeschiktheidsregeling hangt van veel meer factoren af dan alleen maar de zwaarte van het beroep. Het is een ingewikkelde indicator. Ook de SER, ook de sociale partners hebben geconstateerd dat het moeilijk te definiëren valt. Dus eigenlijk wil ik mij in het overleg met de sociale partners focussen op de hoofdlijnen van het pensioenakkoord. Daarom zou ik deze motie willen ontraden.
Vervolgens kom ik op de motie op stuk nr. 42 van de heer Özdil over de vrouwelijke zelfstandige waarvoor tussen 2004 en 2008 geen zwangerschapsuitkering beschikbaar was. De heer Özdil vroeg om een brief om potentieel 20.000 vrouwen te alerteren op deze regeling. Het ingewikkelde is nu juist dat we die adresgegevens niet hebben. We weten niet over wie het gaat. Er wordt wel een publiekscampagne gestart en we gaan mensen wel op de hoogte stellen van het bestaan van die regeling. Die staat drie maanden open, juist ook vanuit de gedachte dat we het ook snel willen afronden en het dus in 2018 afgerond kan worden. Die publiekscampagne gaat lopen, evenals de voorlichting, maar aangezien we niet weten om wie het gaat, is zo'n brief sturen onmogelijk. Ook het langer openstellen zorgt ervoor dat je weer de vertraging ingaat, wat ik onverstandig zou vinden. Derhalve moet ik de motie ontraden, alhoewel ik die wel sympathiek vind en ik ook wel heb gekeken naar waar de ruimte zit. Ik denk dat dit de meest werkbare oplossing is om ervoor te zorgen dat de mensen over wie het gaat, sneller die uitkering krijgen.
De voorzitter:
Een korte reactie graag. Aanhouden of in stemming brengen?
Minister Koolmees:
Nee, ontraden.
De heer Özdil (GroenLinks):
Even ter verduidelijking, als dat mag.
De voorzitter:
Nou, ik weet niet of dat helpt.
De heer Özdil (GroenLinks):
Ik begrijp heel goed wat de minister zegt. Daarom staat in mijn motie ook niet "een brief" maar staat er "zo mogelijk actief te wijzen". Dus volgens mij is die ruimte er ook in de motie. Wat dat betreft kan het ook in de Handelingen worden opgenomen, want ik begrijp dat de minister geen brieven kan sturen.
Minister Koolmees:
Er zijn twee dingen die in de motie staan die ingewikkeld zijn. Ten eerste staat er in de motie "actief te wijzen op", terwijl we niet weten wie het zijn, dus we hebben het over een generieke voorlichtingscampagne. Dat gaan we doen; dat gaat het UWV doen. Maar erop wijzen lukt niet. Het tweede wat ingewikkeld is, zijn die zes maanden na publicatie in de Staatscourant, want dan heb je het risico dat het uit 2018 loopt, waardoor de regeling niet meer goed afgesloten kan worden en niet netjes snel uitgevoerd kan worden. Ik heb gevraagd hoe snel het maximaal kan. Het advies is om het drie maanden open te houden, omdat je anders het risico hebt dat het uit 2018 gaat lopen. Vanwege die twee factoren heb ik de motie ontraden.
De voorzitter:
Ja. Gaat u verder.
Minister Koolmees:
De motie op stuk nr. 47 is ondertekend door Heerma, Wiersma, Van Weyenberg, Bruins, Gijs van Dijk, Özdil en Van Kent en is dus breed gedeeld. De motie gaat over de mogelijkheden om te handhaven bij evidente kwaadwillendheid. Deze motie laat ik graag over aan het oordeel van de Kamer.
De motie-Heerma/Van Weyenberg op stuk nr. 48 gaat over regionale initiatieven. Vanuit het perspectief van een leven lang leren kunnen we goed uit de voeten met de overwegingen in de motie. De heer Heerma heeft in eerste termijn aangegeven dat het niet gaat over financiële claims, maar over andere vormen van ondersteuning. Dat wil ik graag benadrukken. Met die aantekening laat ik de motie aan het oordeel van de Kamer.
In de motie-Van Kent/Gijs van Dijk op stuk nr. 50 wordt de regering ertoe opgeroepen om de voornemens uit het regeerakkoord ten aanzien van de vijf maanden proeftijd en de ketenbepaling niet uit te voeren; daar gaat het eigenlijk om. Derhalve moet ik de motie ontraden, omdat zij in strijd is met het regeerakkoord. Dat zal geen verrassing zijn voor de heer Van Dijk.
De motie-Van Kent/Van Rooijen op stuk nr. 51 gaat over de verdeling van de pensioenpremie tussen jong en oud bij de afschaffing van de doorsneesystematiek. Een eventuele overgang naar een nieuw pensioenstelsel is een gezamenlijke opgave voor werkgevers, werknemers en de overheid. Daarvoor hebben we in het regeerakkoord ook een financiële ruimte opgenomen, zowel aan de fiscale kant als aan de kant van de overheid en werkgevers. De sociale partners zullen een bijdrage moeten leveren aan de transitie naar een nieuw systeem. Ik kan nu niet vooruitlopen op de uitkomst van dit traject. Het advies over de hoofdlijnen moet nog komen, als er een akkoord komt; en ik hoop dat. Derhalve moet ik de motie ontraden.
De voorzitter:
Een korte vraag, de heer Van Kent.
De heer Van Kent (SP):
Ik heb niet eens een vraag. Ik zou deze motie graag even willen aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Kent stel ik voor zijn motie (34775-XV, nr. 51) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Koolmees:
In de motie op stuk nr. 52 wordt de regering verzocht om 1 miljard beschikbaar te stellen om eerder te stoppen met werken, te betalen uit de vermogensrendementsheffing. Dat is echt niet in lijn met het regeerakkoord. Het is te grof en te generiek. Er zijn afspraken gemaakt over de omvorming van de vermogensrendementsheffing in het regeerakkoord. Derhalve moet ik de motie ontraden.
De motie-Van Kent op stuk nr. 53 gaat over de afschaffing van de sollicitatieverplichting voor ouderen vanaf 60 jaar. Ik heb aangegeven de sollicitatieverplichting ook voor oudere werklozen belangrijk te vinden. Ook mevrouw Van Brenk gaf dat aan in haar inbreng. Ik ga er ook niet van uit dat het allemaal zinloos zou zijn. Derhalve ontraad ik deze motie.
De motie op stuk nr. 56, ondertekend door Van Weyenberg, Heerma, Wiersma, Bruins en Özdil, gaat over een aanvalsplan tegen krapte om de mismatch te verkleinen. Allereerst is natuurlijk het aantrekken van de arbeidsmarkt bijzonder gunstig. Dat de werkloosheid zo snel daalt, is gewoon goed nieuws. Ik vind het aantrekken van personeel primair een verantwoordelijkheid van werkgevers zelf. Dat gezegd hebbende, ondersteunen we werkgevers natuurlijk in het verlagen van de lasten, een betere dienstverlening en een betere aansluiting met het onderwijs. Een aanvalsplan maken vind ik sympathiek, maar daarin moet wel de rol van werkgevers, die belangrijk is, worden meegenomen. Ik laat derhalve het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De motie-Gijs van Dijk op stuk nr. 59 gaat over een indicatieve wetgevingskalender. Ik ben van mening dat mijn brief van vorige week vrijdag over de balans op de arbeidsmarkt al een dergelijke indicatieve wetgevingskalender bevat, omdat in de vijf sporen wordt aangegeven wat wanneer wordt ingediend. Ik stuur overigens in januari een planningsbrief naar de Kamer. Daarom kan ik de motie overlaten aan het oordeel van de Kamer.
Dan de motie-Gijs van Dijk c.s. op stuk nr. 60 met het verzoek in overleg met de sociale partners een aantal scenario's uit te werken om eerder stoppen met werken mogelijk te maken. Ik begrijp de richting die deze motie zoekt. Op zich ben ik het ermee eens dat we breder moeten kijken om ervoor te zorgen dat we het mogelijk maken dat mensen bijvoorbeeld via het deeltijdpensioen of het generatiepact gezond de AOW-leeftijd halen. Ik heb het hele rijtje in eerste termijn genoemd. Ik vind deze motie te beperkt. Die is alleen maar gericht op stoppen met werken, terwijl we ook moeten nadenken — de heer Heerma gaf het ook aan — over wat we aan de andere kant doen, bijvoorbeeld met scholing, om ervoor te zorgen dat mensen ook gezond de pensioenleeftijd halen. Ik heb richting de heer Van Dijk wel aangegeven — en dat zeg ik ook graag nog een keer toe — dat ik met de sociale partners in overleg ga over die alternatieve mogelijkheden om te kijken wat er mogelijk is tussen werkgevers en werknemers. Zoals het nu in de motie staat, moet ik het ontraden. Ik vind het wel belangrijk om richting de heer Van Dijk te betogen dat de richting zeer goed is gehoord.
Dan de motie-Gijs van Dijk/Van Weyenberg op stuk nr. 61. Ik vind het een sympathieke motie. Ik zit met één probleempje: ik weet niet precies hoe ik dit moet regelen, om het maar eens huiselijk te zeggen. Ik weet niet of ik dit bij de SER moet neerleggen of bij het SER Jongerenplatform. Mijn verzoek aan beide heren is om deze motie even aan te houden. Dan kunnen we even uitzoeken hoe dit precies zit en dan kom ik hier na het kerstreces op terug, als u mij dat toestaat.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik wil de minister best een handje helpen, want ik heb enige kennis van hoe het bij de SER werkt.
Minister Koolmees:
Oké!
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
In feite vraagt het kabinet een advies van de SER. De SER moet dan vervolgens overwegen of hij dat aan het Jongerenplatform geeft. We hebben de motie zo verwoord dat we het Jongerenplatform echt in die positie zetten, maar uiteindelijk is het een afweging van de SER. De minister vraagt het dus aan de SER en dan wordt het verder doorgeleid.
Minister Koolmees:
De motie verzoekt dus eigenlijk de SER om dit te doen? Ik merk enig verschil van inzicht over hoe we dit zouden moeten doen. Ik stel voor de motie nog even aan te houden. Dan kom ik snel na het kerstreces met een reactie richting uw Kamer. Dan kunnen we het oppakken. Er lopen overigens ook nog wat andere initiatieven.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Prima.
De voorzitter:
Goed.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Gijs van Dijk stel ik voor zijn motie (34775-XV, nr. 61) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Koolmees:
Dan de motie-Gijs van Dijk c.s. op stuk nr. 62 met het verzoek om de Belastingdienst direct te laten handhaven op de schijnzelfstandigheid van de fietskoeriers van Deliveroo. Ik heb in de eerste termijn al aangegeven dat ik geen uitspraken doe over individuele bedrijven. Bovendien is er de motie-Heerma c.s. op stuk nr. 47, die ook meeondertekend is door deze heren. De motie-Gijs van Dijk c.s. op stuk nr. 62 ontraad ik en voor de motie-Heerma c.s. op stuk nr. 47 geldt oordeel Kamer.
Dan de motie-Van Brenk/Van Rooijen op stuk nr. 64 over de generieke sollicitatieplicht voor mensen die 55 jaar of ouder zijn en meer dan een jaar werkloos. De sollicitatieplicht bij het UWV is veel minder generiek dan mevrouw Van Brenk beweert. Het UWV krijgt volgens het regeerakkoord ook meer middelen om maatwerk te leveren. Dat traject zal ik verder intensiveren. In die zin moet ik deze motie ontraden.
Overigens, mevrouw Van Brenk had nog een antwoord tegoed op de vraag uit de eerste termijn over de burgerservicenummers. Ik heb dat laten nazoeken. Het gaat om een experiment met de dienstverlening aan mensen. Daarvoor is er een experimentgroep en een controlegroep. Men is dus bezig met het samenstellen van een controlegroep om te kijken wat het effect is van de dienstverlening rondom het bsn-nummer. Dat is een kort traject en geen standaard beleid. Het is meer om inzicht te krijgen in welke trajecten wel of niet werken bij het aan het werk helpen van mensen. Daar komt misschien de verwarring vandaan, maar het is geen standaard beleid.
De motie op stuk nr. 69 van mevrouw Van Brenk en de heer Van Rooijen gaat over het afspiegelingsbeginsel bij de doorstart van ondernemingen. Dit onderwerp maakt deel uit van het wetgevingsprogramma inzake de herijking van het faillissementsrecht van de minister voor Rechtsbescherming. De Kamer is hierover door hem geïnformeerd. Het is dus staand beleid. Daarmee kan het oordeel aan de Kamer laten.
De motie op stuk nr. 70 van de leden Van Brenk en Van Rooijen gaat over de individuele leerrekening zonder startkwalificatie. In het regeerakkoord is een andere keuze ... Ik kan, eerlijk gezegd, niet lezen wat hier staat. Voor mensen zonder startkwalificatie zijn reeds andere budgetten en regelingen van het ministerie van OCW beschikbaar. Ik wil nu niet vooruitlopen op een verdere uitwerking van de voornemens uit het regeerakkoord. Ik kom samen met de minister van Onderwijs voor de zomer met een brief. Derhalve moet ik deze motie in deze vorm ontraden.
De motie op stuk nr. 71 van de leden Van Rooijen en Van Brenk gaat over artikel 83. Ik merkte dat er wat irritatie bij de heer Van Rooijen was over de beantwoording in eerste termijn. Dat zit misschien ook een beetje in het onbegrip van mijn kant. Het antwoord zat namelijk in de schriftelijke set antwoorden. Ik heb in de schriftelijke beantwoording aangegeven dat het onderdeel is van een breder traject. De heer Van Rooijen vatte dat op als zijnde onwelwillendheid van mijn kant. Ik dacht echter dat ik de vraag al beantwoord had. Nogmaals, de motie in deze vorm over artikel 83 is prematuur. Ik heb in de schriftelijke set aangegeven dat het inderdaad onderdeel kán zijn van een akkoord met de SER, maar dat moet er dan begin 2018 komen. En dan hebben we nog minimaal anderhalf jaar de tijd voor de wetgeving waarin dit zeker aan de orde zal komen. De motie is dus echt prematuur. Daarom wil ik de motie ontraden.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
...
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, u staat te interrumperen, maar niemand heeft u gehoord.
Minister Koolmees:
De microfoon stond niet aan.
De voorzitter:
Dat klopt. De microfoon stond niet aan. Een korte vraag.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De motie vraagt klip-en-klaar of artikel 83 integraal in stand blijft. De minister zegt: het kan best zijn dat ik het toch afschaf.
Minister Koolmees:
In de schriftelijke set antwoorden van vanmorgen staat expliciet dat artikel 83 hierin wordt meegenomen. En hoe het zal worden, dat weten we simpelweg nog niet, omdat het SER-advies er nog niet is. Daarom is het prematuur. Daarmee is de motie op stuk nr. 71 dus overbodig. Daarom ontraad ik de motie.
De motie op stuk nr. 72, eveneens van de heer Van Rooijen en mevrouw Van Brenk, gaat over de koopkracht, het besteedbaar inkomen en een evenwichtige inkomensontwikkeling. Het kabinet vindt dat het beeld evenwichtig is. We hebben in ieder geval maatregelen genomen om het evenwichtiger te maken, ook als je kijkt naar het effect van het plan in het regeerakkoord ten opzichte van het basispad, om het maar eens technisch te duiden. Daarmee ontraad ik deze motie.
De motie op de stukken nrs. 73 tot en met 77 gaan allemaal in een of andere vorm in op de AOW-leeftijdsverhoging. Er wordt gesproken over 67 jaar en 3 maanden, 67 jaar, 66 jaar, 65 jaar. Ik denk dat ik daar één oordeel over kan vellen. Voor alle moties geldt dat er geen dekking voor is. Het loopt in de miljarden. Er is gewoon geen financiële dekking voor. Daarmee moet ik al deze moties ontraden. Het kabinet is van mening dat het verstandig is om de AOW-leeftijd te koppelen aan de levensverwachting voor de houdbaarheid van onze oudedagsvoorziening. Derhalve ontraad ik al deze moties.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Er zijn er een paar bij die niets kosten, maar dat zal de minister wel duidelijk zijn. Er zijn ook moties bij die wel geld kosten. Wij zullen zorgen voor een dekking als we met de wetsvoorstellen daarover komen. Niemand weet hoe je dat moet doen, maar het kan wel met een initiatiefwetsvoorstel. Wij zullen ervoor zorgen dat ook de komende vier jaar het terugbrengen naar 65 jaar gedekt wordt. Dat kost netto 3 miljard. Ik kijk naar de SP. Er is een doorberekening van het Planbureau waaruit blijkt dat het 3,1 miljard kost. Dan is bruto met netto vergeleken. Dan zal er een integrale dekking zijn via fiscale voorstellen.
Minister Koolmees:
Ik kijk uit naar de voorstellen van 50PLUS en de dekking. Ik denk overigens dat de rekening iets groter is, maar daar komen we later op terug. Sorry, dit is uitlokking van mijn kant, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, dat mag u niet meer doen. Gaat u verder.
Minister Koolmees:
De motie op stuk nr. 78 is ook van de heer Van Rooijen. Die gaat over de Wet werk en zekerheid. Ik heb vorige week de brief "Balans op de arbeidsmarkt" gestuurd. Daarin staat bij route 3 een passage over lopende evaluaties, het muizengaatje en de overbruggingsregeling. Die worden meegenomen bij de uitwerking van het wetsvoorstel. Voor alle andere belangrijke punten hebben we in het regeerakkoord een keuze gemaakt. Daar ga ik mee aan de slag bij de uitwerking van het wetsvoorstel. Dat komt uw kant op. Daarom moet ik deze motie ontraden.
De motie op stuk nr. 79 is ook van de heer Van Rooijen. Die gaat over de Zorgverzekeringswet en de inkomensafhankelijke bijdrage. Dit hoort naar mijn idee thuis bij de begroting van het ministerie van VWS of in een debat met de minister van VWS. Ja, het heeft repercussies voor de koopkracht, waar ik dan weer verantwoordelijk voor ben, maar het gaat hierbij echt om de Zorgverzekeringswet en daar ga ik niet over.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar u bent verantwoordelijk voor het koopkrachtbeleid. Mijn vraag is of u deze motie kunt ondersteunen en of u er met uw collega van Volksgezondheid voor wil zorgen dat dit in de toekomst bij wet gebeurt. Anders zal ik een initiatiefwetsvoorstel hierover indienen.
De voorzitter:
Dat staat u altijd vrij.
Minister Koolmees:
Ja, dat staat u vrij, mijnheer Van Rooijen. In deze vorm moet ik de motie ontraden.
De motie op stuk nr. 84 van de heer Kuzu gaat over het opnemen van een ambassadeur en/of rolmodellen in de uitwerking van de VIA, Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt. Ik vind het een sympathiek idee. Ik ben bezig om een ambitieus plan neer te zetten. Het is dus in de maak. We zullen dat optuigen. Rolmodellen kunnen daarbij een rol spelen, maar ik ben er nog niet uit. Bovendien is er ook nog geen dekking voor. In deze vorm moet ik de motie ontraden, maar dan wel met deze uitleg erbij voor de heer Kuzu. We komen hier zeker over te spreken bij de verdere uitwerking van het plan dat ik op 13 december in het AO heb aangekondigd. U kunt de motie ook aanhouden, mijnheer Kuzu.
De voorzitter:
Wat is uw reactie hierop, mijnheer Kuzu?
Minister Koolmees:
Mag ik gelijk de motie op stuk nr. 85 van de heer Kuzu bespreken? Dan kunnen we misschien twee in één doen. Deze laatste motie gaat over AOW voor mensen met een Surinaamse achtergrond. In de schriftelijke set van vanmorgen is een uitgebreid antwoord gegeven. Daarin staat ook dat het in 2008 en 2010 een aantal keer echt intensief is uitgezocht, dat het heel erg ingewikkeld is en dat het ook weer leidt tot rechtsongelijkheid. Bovendien is het ook niet gedekt. Daarmee moet ik deze motie ontraden. Ik ben er zelf ook echt ingedoken. In 2008 en 2010 is het echt uitvoerig besproken en uitgezocht.
De heer Kuzu (DENK):
Die tweede motie breng ik wel graag in stemming, maar wat betreft de eerste motie geef ik de minister ...
De voorzitter:
Over welk nummer gaat het?
De heer Kuzu (DENK):
Het gaat over de motie op stuk nr. 85.
De voorzitter:
Over de AOW?
De heer Kuzu (DENK):
Ja, de motie over de AOW brengen we wel in stemming. Maar dat geldt niet voor de motie over de ambassadeur en/of de rolmodellen. Ik zie dat de minister daar sympathiek tegenover staat, dus ik geef hem graag het voordeel van de twijfel als het gaat om de verdere uitwerking. Voor nu houden we die motie dus even aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Kuzu stel ik voor zijn motie (34775-XV, nr. 84) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Koolmees:
Tot slot. De heer De Jong had in de eerste termijn de vraag gesteld: hoeveel mensen hebben een baan onder de twaalf uur? Op basis van CBS-statistieken weten we dat er in het derde kwartaal van 2017 932.000 werkenden minder dan twaalf uur werkten en dat 673.000 werkenden tussen de twaalf en de twintig uur per week werkten. Ik weet niet hoeveel mensen precies twaalf uur werken, want ik weet niet precies welke groep twaalf uur werkt.
Daarmee ben ik aan het einde gekomen van mijn beantwoording, mevrouw de voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Ark:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal eerst even door de vragen heen lopen die nog gesteld waren in de tweede termijn en dan door de moties. Ik heb een vraag gekregen van de heer Jasper van Dijk van de SP over 115 schuldenlijn. Dat is inderdaad door de vorige staatssecretaris besproken met de gemeenten. Dat was ook de toezegging bij die motie. De gemeenten wilden het op andere manieren regelen, dus daarmee is voldaan aan die motie.
De heer Jasper Van Dijk heeft tevens gevraagd om een reactie op de uitspraak "als iedereen erop vooruit zou gaan". Die was dat 95% van de mensen erop vooruit zal gaan.
De heer Peters heeft een vraag gesteld over het Wsnp-traject. Ik zou graag willen toevoegen aan het schriftelijke antwoord dat wij de problematiek die de heer Peters schetst scherp op het netvlies hebben staan. Ik deel de urgentie om tot een oplossing te komen. Wij zijn met de departementen van Economische Zaken en Klimaat en Justitie en Veiligheid in overleg over de nadere analyse van het probleem en over een passende oplossing.
De heer Peters heeft ook een vraag gesteld over de eerder ingediende motie-Heerma over beschermingsbewind. Op dit moment lopen pilots in een zestal gemeenten en bij drie rechtbanken. De inzet is om bij een verzoek tot onderbewindstelling de samenwerking tussen rechtbanken, gemeenten en beschermingsbewindvoerders te bevorderen. In deze pilots kan de gemeente nog bezien of een alternatief aanbod passender is dan bewind. De uitwerking hiervan, waaronder ook de uitrol naar andere gemeenten en rechtbankregio's, zal ik uw Kamer begin volgend jaar doen toekomen.
Mevrouw Voortman van GroenLinks heeft gevraagd of ik bereid ben in kaart te brengen wat loondispensatie betekent voor verschillende groepen mensen. Daar ben ik zeker toe bereid. Ik zal dat ook betrekken bij de uitwerking.
Dan is er nog een aantal vragen gesteld door de fractie van D66, de heer Raemakers. Wanneer zijn de verkenningen van matchen op werk gereed? Dat zal voor de zomer van 2018 zijn. Hoe verder met naming-and-shaming dan wel best practices? Op de website Samen voor de klant wordt voor alle gemeenten het aantal klantprofielen geregistreerd. In die zin kan ik u de heugelijke mededeling doen dat aan uw verzoek reeds wordt voldaan.
U hebt ook een vraag gesteld over het kader voor beschut werk. Ik zie op dit moment geen aanleiding om dat aan te passen. Wajongers kunnen ervoor in aanmerking komen. Dat gebeurt nu ook. De criteria voor beschuit werk zijn daarbij leidend. Die zijn zorgvuldig tot stand gekomen. Bij de evaluatie van beschut werk in 2019 nemen wij ook de werking van de criteria mee.
De heer Raemakers heeft ook gevraagd om twee keer per jaar een update te sturen over de kandidatenverkenner en de overzichten daarvan. Op 5 december heb ik de Kamer per brief geïnformeerd over het versterken van de werkgeversdienstverlening en ook aangegeven dat ik aan het verkennen ben of het mogelijk is om digitaal matchingsgegevens uit te wisselen tussen de systemen van de partijen die publieke re-integratietaken hebben. Dat gaat verder dan de doelgroep van de Kandidatenverkenner banenafspraak. Ik wil het gemakkelijker maken om passende profielen te vinden bij een vacature, dus niet alleen van de doelgroep banenafspraak, maar van alle werkzoekenden, ook die van gemeenten. Ik zal dit straks ook betrekken bij het antwoord op de vraag over de app die is gesteld, bij de motie.
De heer Gijs Van Dijk heeft gevraagd naar de 20.000 extra beschut werkplekken. In het regeerakkoord is opgenomen dat het budget voor activering en dienstverlening wordt verhoogd, waarmee voor 20.000 extra personen de mogelijkheid van beschut werk ontstaat. Het gaat om een opbouwmodel. Het aantal van 20.000 betreft een structurele situatie, dus in 2050. Ik wil de ervaringen die gemeenten nu hebben, betrekken bij de uitwerking van de maatregel in het regeerakkoord. In de uitwerking van de notitie die u in het eerste kwartaal ontvangt, kom ik terug op mijn gedachte over de invulling van beschut werk.
Dan kom ik nu toe aan de moties.
De voorzitter:
Een korte opmerking. De heer Gijs van Dijk.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Het ging mij om de onderbouwing waarom er 20.000 extra nodig zijn. Het gaat dus op zich niet om de financiële onderbouwing, maar met name om de vraag: is het nodig?
Staatssecretaris Van Ark:
Ja. Verder dan wat ik net heb gezegd, kan ik op dit moment niet gaan.
De voorzitter:
Gaat u verder met de moties.
Staatssecretaris Van Ark:
Kom ik bij de elfde motie, op stuk nr. 30. Ik zal de nummering hanteren zoals die aan mij is doorgegeven. De motie op nummer 30 is een motie van de heren De Jong en De Graaf. Die motie moet ik ontraden. Ik krijg in het eerste kwartaal van 2018 wel CBS-gegevens en zoals ook in het regeerakkoord staat, ga ik daarover met gemeenten in gesprek.
De motie op stuk nr. 31. De gemeenteraad is controlerend. Dus ook deze motie ik ontraden. Maar zoals aangegeven in het regeerakkoord ga ik ook hierover met gemeenten in gesprek.
De motie op stuk nr. 34. Zoals ik zojuist aangaf in antwoord op de heer ...
De voorzitter:
Wat is uw oordeel over de motie op stuk nr. 31?
Staatssecretaris Van Ark:
Ontraden.
De motie op stuk nr. 34 van mevrouw Nijkerken-de Haan cum suis: "een soort vinder-app" heb ik voor mezelf genoteerd. Out of the box denken is nodig. "Vinder" zei ik, hè. Vinder met een v! Ik wil graag kijken wat er aan out-of-the-boxmaatregelen mogelijk is. Het gaat verder over een onderzoek en daarom geef ik haar oordeel Kamer.
Dan de motie van de heer Bisschop op stuk nr. 36 over sociaal-medische kinderopvang. Die motie moet ik ontraden. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten en het wordt ook gefinancierd uit het Gemeentefonds.
Dan is er de motie van de heer Bisschop op stuk nr. 37 over de kinderbijslag en de studiefinanciering voor 18-minners. Deze motie moet ik ontraden, want als je jonger bent dan 18 jaar, krijg je studiefinanciering, en studiefinanciering en kinderbijslag sluiten elkaar uit. Het is verder een bijdrage vanuit de overheid aan de jongeren zelf en niet aan de ouders. Dit voorstel heeft helaas ook geen deugdelijke dekking en dus moet ik haar ontraden.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 43 over de overheid als preferente schuldeiser. Dat is een motie van mevrouw Voortman en de heer Peters. Deze motie sluit aan bij het onderzoek naar de effecten van de bijzondere incasso-instrumenten en de preferente vordering op onder meer de schuldhulpverlening. Het kabinet zal in het kader van de brede schuldenaanpak bezien welke vervolgstappen nodig zijn en derhalve geef ik de motie oordeel Kamer.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 44 over het kindgebonden budget. Deze motie ontraad ik. Het kabinet heeft een integrale koopkrachtafweging gemaakt en deze uitwerking past daar niet bij.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 45 over de categorale bijstand. Deze motie ontraad ik, omdat individueel maatwerk het uitgangspunt is. Categoraal verstrekken past daar niet bij.
De motie op stuk nr. 46 ontraad ik. Ik wil daar wel bij aangeven dat de tweede overweging, dat er geen pensioen en WW wordt opgebouwd, onderdeel is van de uitwerking. Ik ondersteun verder ook dat het voor iedereen werkbaar moet zijn, maar deze motie ontraad ik.
Dan de motie op stuk nr. 49.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De staatssecretaris sloeg aan op de overweging dat er bij loondispensatie geen pensioen en WW worden opgebouwd. Betekent dat dat zij er bij de gesprekken die ze gaat voeren met al die organisaties, wel degelijk van uitgaat dat er een oplossing komt waarbij pensioen en WW wel opgebouwd zullen worden?
Staatssecretaris Van Ark:
Ik heb bij de behandeling hiervan aangegeven dat we hierover vorige week een brief hebben doen uitgaan. Daarin staat dat er duidelijkheid is over het loon en dus ook over basale zaken als de AOW. Alles wat secundair is, bijvoorbeeld het pensioen, hangt ook af van de productiviteit van mensen, het aantal uur dat zij werken. Dat betrek ik bij de uitwerking en daarop kom ik terug in de notitie die ik de Kamer in het eerste kwartaal zal doen toekomen. Ik kan er nu gewoon nog niets over zeggen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dat is heel erg jammer, want als de staatssecretaris dat wel zou doen, dan had ik de motie kunnen intrekken. Nou moet ik haar helaas wel in stemming brengen.
Staatssecretaris Van Ark:
Ja, maar dit onderwerp komt terug in het eerste kwartaal bij de uitwerkingsbrief.
Dan kom ik bij de motie Peters/Bruins op stuk nr. 49 over de maatschappelijke opvang. Er lopen diverse trajecten waarin gemeenten en betrokken organisaties ondersteund worden om ruimte in de regelgeving beter te benutten. Ik ga graag voortvarend door op deze weg en geef deze motie daarom oordeel Kamer.
De motie-Jasper van Dijk c.s. op stuk nr. 54 vraagt een Kameruitspraak. Daar zal ik mij niet over uitspreken.
Achter de motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 55 zit een hele wereld met betrekking tot de weging, zou je kunnen zeggen, tussen bestaande rechten en prikkels, maar deze motie moet ik ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 57 van de heren Van Weyenberg en Gijs van Dijk over arbeidsmarktdiscriminatie. Voor 1 juni komt er een vernieuwd actieplan. Zij stellen voor de rol van de inspectie te verstevigen. Met deze motie wordt het hardnekkige probleem van de arbeidsmarktdiscriminatie onderschreven. Ik ga hier actief mee aan de slag. Ik kijk ook naar de rol van de inspectie, naar sollicitatieprocedures en naar discriminatie bij zwangerschap. Dus deze motie geef ik oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 58 van de heren Raemakers en Peters. Er loopt bij het departement van OCW een onderzoek waar ik deze motie graag bij zou willen betrekken. Het gaat wel om de beleidsvrijheid van gemeenten. Het is gedecentraliseerd, maar omdat het hier ook gaat om voorlichting, geef ik binnen die context oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 81 ... Nee, excuus voorzitter, ik sla er een paar over.
Ik ga verder met de motie op stuk nr. 63 van de heren Bruins en Raemakers. Zij vraagt erom, voor het zomerreces met een plan van aanpak te komen over extra plekken beschut werk. Ik heb aangegeven dat ik na de zomer met het wetsvoorstel over loondispensatie wil komen. Daarbij zal ik ook de plannen voor beschut werk naar de Kamer sturen. Ik wil een uiterste inspanning doen om dat voor de zomer te doen, dus als dat zou kunnen, prima. Maar het is wel van belang dat dit ook zorgvuldig en met elkaar in samenhang wordt bezien. Als ik deze motie als een inspanningsverplichting mag beschouwen, geef ik de motie oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 66 van mevrouw Van Brenk over de effectiviteit van het minimabeleid moet ik ontraden, want de verantwoordelijkheid voor de evaluatie van het minimabeleid ligt op lokaal niveau.
De motie op stuk nr. 67 van mevrouw Van Brenk, de heer Van Rooijen en mevrouw Voortman over het BUIG-budget moet ik ook ontraden. Over de jaren heen is er namelijk geen sprake van systematische tekorten op het BUIG-budget. Per saldo loopt het rond over de afgelopen vijf jaar. Maar ik zeg daar wel bij dat ik uiteraard spreek met de VNG over de financiële situatie van gemeenten.
De voorzitter:
De heer Peters. Over welke motie heeft u een opmerking, voor mijn helderheid?
De heer Peters (CDA):
De motie op stuk nr. 65, want die heb ik gemist. Maar ik wil het oordeel toch wel weten.
De voorzitter:
De motie van mevrouw Van Brenk, de heer Van Rooijen en Gijs van Dijk. Ik dacht dat die is behandeld door de minister. Ik heb hem hier. De bode is al onderweg ermee naar vak-K, zie ik.
Staatssecretaris Van Ark:
Hartelijk dank. Even kijken. Dank voor uw opmerkzaamheid, meneer Peters. Ik ga even terug naar de motie op stuk nr. 65 van mevrouw Van Brenk, de heer Van Rooijen en Gijs van Dijk over maximale rentetariefstelling.
De verlaging van de rente voor specifieke sociale kredietverlening treedt in de lokale verantwoordelijkheid. Het invoeren van een maximumtarief voor kredietbanken moet ik daarom ontraden.
De motie op stuk nr. 68 van mevrouw Van Brenk en de heer Van Rooijen gaat over de kostendelersnorm. Die ontraad ik. Deze motie heeft geen dekking en is ook strijdig met het beleid.
Dan de motie-Kuzu op stuk nr. 82 over standaardmeetinstrumenten. We doen op dit moment veel onderzoek, maar dit is niet de plek en de tijd om het over streefcijfers te hebben. Dus deze motie ontraad ik.
Dan de motie op stuk nr. 83 van de heer Kuzu over de rol van de Inspectie SZW bij arbeidsdiscriminatie. In het derde kwartaal van 2018 willen wij graag met de Kamer spreken over de toekomstplannen van de inspectie. Ik wil daar op dit moment niet op vooruitlopen, dus die motie wil ik ontraden.
De heer Kuzu (DENK):
De staatssecretaris gaf aan dat dit niet de plek is om het over streefcijfers te hebben. Ik heb eigenlijk één vraag: waarom niet?
Staatssecretaris Van Ark:
Het emancipatiebeleid wordt sowieso gecoördineerd vanuit het ministerie van OCW. Wat betreft arbeidsdiscriminatie heb ik, ook in reactie op het voorstel van de heer Van Weyenberg, aangegeven dat we in juni plannen naar de Kamer sturen en die dan inhoudelijk willen bespreken. Ik wil daar nu nog geen voorschot op nemen.
De heer Kuzu (DENK):
De motie vraagt om vergelijkbaar met het emancipatiebeleid van OCW streefcijfers op te stellen voor SZW.
Staatssecretaris Van Ark:
Ja, maar toch handhaaf ik mijn advies ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 81, staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Ark:
De motie op stuk nr. 81 van de heer Kuzu gaat over mystery guests. Het is de motie met al die Engelse termen, voorzitter. Ik wil de heer Kuzu vragen om deze motie aan te houden. Dat heeft te maken met de planning van het actieplan, dat in juni naar de Kamer komt. Als de motie nu in stemming zou worden gebracht, zou ik haar moeten ontraden. Want ik wil niet vooruitlopen op het actieplan.
De heer Kuzu (DENK):
Vooruit. Laten we haar aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Kuzu stel ik voor zijn motie (34775-XV, nr. 81) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Van Ark:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 82 had ik reeds ontraden. Dat was de motie over de streefcijfers.
De motie op stuk nr. 83 had ik ontraden, want die loopt vooruit op het plan voor de toekomst van de Inspectie SZW.
Ik kijk even naar de voorzitter. Volgens mij ben ik door de moties heen.
De voorzitter:
Ja. De heer Van Weyenberg heeft nog een vraag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, voorzitter. Het is een beetje ongebruikelijk, maar de motie op stuk nr. 83 raakt aan de motie op stuk nr. 57 die ik samen met collega Gijs van Dijk heb ingediend. U ontraad die motie. Ik neem aan dat de ideeën die erin staan wel worden meegenomen in het denken over het Actieplan arbeidsmarkdiscriminatie voor juni, zeg ik ook met een schuin oog naar de heer Kuzu. Dit los van de vraag of ze erin terechtkomen.
Staatssecretaris Van Ark:
Zeker. Dat is ook aan de orde geweest in de eerste termijn van het debat. Ik handhaaf wat daar is besproken.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Heel veel moties hebben het advies oordeel Kamer gekregen. Ik vroeg me af of het kabinet wellicht bereid is om die moties over te nemen. Dat zou echt een hoop stemmingen schelen vanavond.
De voorzitter:
Dan moeten we helemaal terug, per motie. Dat kost meer tijd dan stemmen.
Staatssecretaris Van Ark:
De Kamer is de baas. Voorzitter, mag ik nog een kort afsluitend woord spreken?
De voorzitter:
Ja, dat mag.
Staatssecretaris Van Ark:
Ik wil aan het eind van mijn termijn de Kamer nadrukkelijk bedanken. Een begrotingsdebat is toch een beetje, om het huiselijk te zeggen, alsof je een taartje bakt. Wat mij betreft hebben we hier een goede bodem gelegd. Ik hoop dat ik al uw inbrengen, los van de moties, met een soort staafmixer de komende tijd tot een mooie mix kan maken en dat we er dan allemaal een goed stuk van kunnen nemen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor deze mooie afsluiting. Ik dank de bewindspersonen en de Kamerleden.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de moties en de begroting zullen we vanavond stemmen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Voorzitter: Martin Bosma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-38-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.