9 Politie

Aan de orde is het VAO Politie (d.d. 09/04).

De voorzitter:

Er zijn zes deelnemers aan de zijde van de Kamer. De eerste spreker is mevrouw Tellegen van de VVD-fractie. Net als de andere sprekers heeft zij twee minuten spreektijd.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Voorzitter. Tijdens het AO Politie op 9 april is onder andere gesproken over de uitlatingen van korpschef Bouman van de politie, die de taaleis als toelatingsvoorwaarde voor nieuwe agenten bij de Politieacademie zou willen loslaten. De korpschef deed deze uitlating in het kader van zijn ambitie om meer diversiteit binnen het politiekorps te krijgen. De taaleis zou een barrière zijn bij het werven van agenten met een allochtone achtergrond. Voor de VVD geldt: een Nederlandse agent spreekt Nederlands, ook aan het begin van zijn of haar opleiding. Een Nederlandse agent die onze taal niet eigen is, kan niet functioneren op straat en kan geen proces-verbaal opmaken. Kortom, een Nederlandse agent spreekt Nederlands. Het laten varen van de taaleis omdat we anders niet aan genoeg agenten met een allochtone achtergrond zouden komen, is de omgekeerde wereld. Kwaliteit gaat altijd boven kwantiteit. Voor de VVD geldt dan ook dat nu, maar ook in de toekomst de taaleis als toelatingseis tot de Politieacademie moet blijven bestaan. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voldoende beheersen van de Nederlandse taal essentieel is voor het functioneren van een Nederlandse politieagent;

overwegende dat een minimaal taalniveau nodig is om met succes deel te kunnen nemen aan het onderwijs van de Politieacademie;

overwegende dat de minister van Veiligheid en Justitie heeft aangekondigd te zullen gaan onderzoeken op welke wijze de taaleis effectiever ingezet kan worden;

verzoekt de regering, de taaleis te handhaven als vereiste voor toelating van agenten tot hun opleiding aan de Politieacademie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tellegen, Oskam, Van der Staaij en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 523 (29628).

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diversiteitsbeleid positieve discriminatie is en dus discriminatie;

constaterende dat de regering een divers personeelsbestand van de politie een voorwaarde acht voor een effectieve aanpak van criminaliteit;

constaterende dat zowel de korpschef van de Nationale Politie als de minister mede om die reden hebben aangegeven te willen bezien hoe de taaltoets als selectiemiddel bij de vervulling van vacatures dan wel als toelatingseis tot de opleidingen van de Politieacademie effectiever kan worden ingezet;

van mening dat niet een divers personeelsbestand, maar een personeelsbestand met voor de betreffende functie geschikte personen, ongeacht huidskleur, geslacht of afkomst, zorgt voor een effectieve aanpak van criminaliteit;

van mening dat de taaltoets als toelatingseis, dus aan het begin van de opleiding, hiervoor een effectief middel is;

verzoekt de regering, een einde te maken aan het diversiteitsbeleid en zorg te dragen voor een personeelsbestand met daarin de meest geschikte personen voor de betreffende functie binnen de Nationale Politie;

verzoekt de regering voorts, in dat kader de taaltoets als selectiemiddel en/of toelatingseis te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 524 (29628).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Duitsland buitenlandse inbrekers het land uit worden gezet en een verbod krijgen om zich ooit nog in Duitsland te vertonen, waarna ze in het land van herkomst vervolgd en berecht worden;

constaterende dat de Nederlandse politie bekend is met de aanpak van Duitsland en benieuwd is of deze aanpak ook in Nederland kan helpen en dat de politie het zeker het onderzoeken waard vindt of een dergelijke aanpak in Nederland realiseerbaar zou zijn;

overwegende dat het weliswaar sinds begin 2011 mogelijk is om EU-burgers met meerdere veroordelingen tot ongewenst vreemdeling te verklaren en het land uit te zetten, maar dat hierbij als voorwaarde geldt dat de betreffende persoon een veelpleger is die tevens een gevaar is voor de openbare orde;

verzoekt de regering, te onderzoeken of de Duitse aanpak praktisch en juridisch haalbaar is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 525 (29628).

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. We constateren al enige tijd dat alle partners in de veiligheidsketen in de rode cijfers zitten. We hebben ook geconstateerd dat Partij van de Arbeid en VVD hebben gezegd dat er geen nieuwe bezuinigingen meer mogen plaatsvinden. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de coalitiepartners begin februari 2015 bekend hebben gemaakt dat ze nieuwe bezuinigingen op Veiligheid en Justitie niet zullen steunen;

overwegende dat nieuwe bezuinigingen onverantwoord worden geacht;

verzoekt de regering, niet verder te bezuinigen op de Nationale Politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 526 (29628).

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Binnen het budget van de Nationale Politie wordt op een rare manier geschoven met geoormerkte gelden. In het regeerakkoord staat namelijk dat er meer geld komt voor "blauw op straat" en voor versterking van de recherchecapaciteit. De minister heeft ons in het AO gezegd dat hij vindt dat de kamertjes voor advocaten daar ook onder vallen. Wij zijn het daar niet mee eens. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de financiële dekking voor de implementatie van de wetsvoorstellen betreffende het recht op bijstand politieverhoor (34157 en 34159) zoekt in het extra budget van de Nationale Politie van 105 miljoen euro per jaar;

overwegende dat dit bedrag bij de totstandkoming van het regeerakkoord toegezegd was voor "meer blauw op straat" en versterking van de recherchecapaciteit;

verzoekt de regering, een alternatieve dekking te zoeken voor de genoemde wetsvoorstellen en de Kamer hierover bij de Voorjaarsnota te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 527 (29628).

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Onze politiemensen verdienen een hoger salaris. Het zware werk verdient meer waardering. Ik roep de minister nogmaals op om snel met een beter cao-voorstel te komen.

De kwaliteit van het politiekorps moet altijd vooropstaan. Daarom dien ik de volgende motie over de taaltoets in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de taaltoets voor aspirant-agenten effectiever wil gaan gebruiken, zodat er voldoende allochtone kandidaten overblijven;

overwegende dat dienders die de taal niet beheersen, slecht zijn voor de geloofwaardigheid en het gezag van de politie;

verzoekt de regering, te garanderen dat de taaltoets een doorslaggevende factor blijft bij de aanstelling van nieuwe agenten en het huidige niveau van de taaltoets niet omlaag zal worden bijgesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 528 (29628).

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. In het algemeen overleg over de politie zijn grote, complexe en heel belangrijke onderwerpen ter sprake gekomen, bijvoorbeeld de Nationale Politie, de nationale meldkamer en de taaltoets. Een van de dingen waarover ik kort met de minister heb gesproken, is de alarmering door sirenes, die vervangen zal worden door NL-Alert. Ik hoor hierover regelmatig zorgen van burgers. Het is een klein onderwerp vergeleken met het geweld van de rest van het AO, maar ik ben volksvertegenwoordiger en wil toch stem geven aan de mensen die zich zorgen maken over het verdwijnen van die signalering door sirenes. De Partij van de Arbeid vindt niet zozeer dat die sirenes moeten verdwijnen als wel dat aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan voordat kan worden overgegaan tot een volledige vervanging door NL-Alert. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering overweegt om de alarmering door middel van sirenes medio 2017 te beëindigen en te vervangen door NL-Alert;

constaterende dat er bij eerdere controleberichten veel klachten waren over het niet of laat ontvangen van NL-Alert berichten;

overwegende dat het bereik van NL-Alert 's nachts een stuk kleiner zal zijn omdat veel mensen hun mobiele telefoon dan uitzetten;

overwegende dat het gebruik van een mobiele telefoon voor alarmering juist voor kwetsbare groepen als ouderen problematisch kan zijn en hiervoor nog geen alternatieven ontwikkeld zijn;

verzoekt de regering, de alarmering door middel van sirenes niet te beëindigen voordat NL-Alert een zeer ruim bereik heeft, stabiel functioneert en door gebruikers vertrouwd wordt, en er voor kwetsbare groepen alternatieven zijn;

verzoekt de regering voorts om het voornemen tot beëindiging van het gebruik van sirenes aan de Kamer voor te leggen voordat er een definitieve beslissing wordt genomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wolbert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 529 (29628).

Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors de vergadering voor vijf minuten opdat de minister naar de moties kan kijken.

De vergadering wordt van 16.03 uur tot 16.07 uur geschorst.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik begin met de motie van mevrouw Tellegen op stuk nr. 523. Deze motie is een correcte weergave van mijn uitspraken in het algemeen overleg over de rol die de taaltoets zou moeten hebben. Ik ben het geheel eens met mevrouw Tellegen dat een Nederlandse agent ook Nederlands moet kunnen spreken, ten eerste omdat een Nederlandse agent met zijn collega's op het juiste niveau moet kunnen communiceren, en ten tweede omdat agenten natuurlijk een belangrijke rol vervullen in onze samenleving en zij in staat moeten zijn om in het Nederlands met die samenleving te communiceren. Daarmee is de motie ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel over de motie aan uw Kamer.

De voorzitter:

Ik sta één vraag per motie toe, en bij voorkeur is dat een vraag door de eerste ondertekenaar. Maar voor u maak ik bij dezen een uitzondering, mevrouw Berndsen-Jansen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Wat bent u toch vriendelijk, voorzitter. Ik heb een vraag aan de minister omdat hij deze motie ondersteuning van beleid vindt. In de tweede overweging wordt gesproken van "een minimaal taalniveau" en in het dictum staat "de taaleis". Kan de minister mij uitleggen of dat hetzelfde is, of dat daar een verschil tussen zit?

Minister Van der Steur:

Dat is een aardige vraag. De motie is overigens niet door mij opgesteld maar door mevrouw Tellegen. Ik kan met beide termen leven. Ik denk dat het eerste waar is, namelijk dat een minimaal taalniveau nodig is om met succes deel te kunnen nemen aan het onderwijs. Daarnaast is er sprake van een taaleis. Er is een taaltoets bij de toelating tot de opleiding aan de politieacademie, en een tweede taaltoets bij het verlaten van de opleiding aan de politieacademie. Beide voldoen aan de eisen zoals we die hebben geformuleerd.

Dan kom ik op de motie van mevrouw Helder op stuk nr. 524. In die motie wordt eigenlijk in algemene zin het belang van de taaltoets onderstreept. Wat dat betreft kan mevrouw Helder misschien ook de motie van mevrouw Tellegen en anderen ondersteunen. Mevrouw Helder vraagt in deze motie echter ook om het diversiteitsbeleid te beëindigen en daartoe ben ik niet bereid. Ik vind het namelijk van groot belang dat de Nationale Politie streeft naar een afspiegeling van de samenleving. Ik heb in het algemeen overleg overigens ook al gezegd dat daarbij de kwaliteit van politieagenten natuurlijk vooropstaat. Het is echter ontegenzeglijk van belang dat er zo veel mogelijk verschillende bevolkingsgroepen vertegenwoordigd zijn bij de politie, niet alleen omdat dat voor het beeld van de politie goed is, maar met name ook omdat het goed en zelfs belangrijk is voor de opsporing en vervolging en het optreden in bepaalde regio's, steden en zelfs ook binnen bepaalde wijken. Het kan dan bijvoorbeeld heel onhandig zijn als de politie onmiddellijk herkenbaar is, omdat de agenten allemaal uit een specifieke bevolkingsgroep afkomstig zijn. Het diversiteitsbeleid is dus van essentieel belang. Daarom moet ik de motie ontraden.

Dan kom ik op de motie van mevrouw Berndsen en mevrouw Kooiman op stuk nr. 526. Hierin wordt de regering opgeroepen om niet verder te bezuinigen. In de begrotingen die de Kamer heeft goedgekeurd, wordt voorzien in een reeks van bezuinigingen voor de door mevrouw Berndsen en mevrouw Kooiman genoemde organisaties, namelijk de Nationale Politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Wij bespreken bezuinigingen altijd bij de begrotingsbehandeling. Dat zal ook in dit najaar het geval zijn, wanneer de begroting van mijn departement over 2016 wordt besproken. Ik weet niet precies welke bezuinigingen mevrouw Berndsen bedoelt met haar motie, maar nieuwe of andere bezuinigingen — als ze daarop doelt — moeten echt besproken worden tijdens de begrotingsbehandeling. De motie is dan ook voorbarig. Om die reden moet ik haar ontraden.

De heer Oskam refereerde met zijn motie op stuk nr. 527 aan het debat dat hij en ik gevoerd hebben tijdens het algemeen overleg. Hij vindt het vervelend dat het bedrag van 105 miljoen euro onder andere is gebruikt voor het voldoen aan internationale wet- en regelgeving voor de opvang van advocaten. De reden daarachter is echter dat dit bedrag bedoeld is voor meer blauw op straat. Efficiencymaatregelen om agenten eerder weer op straat te krijgen, zoals het sneller afwikkelen van het verhoor van politieagenten, kunnen dus onderdeel zijn van dat bedrag. Om die reden ben ik het niet eens met de motie, zoals ik ook al tijdens het algemeen overleg heb verteld aan de heer Oskam. Daarom ontraad ik de motie.

De heer Bontes heeft in algemene zin gezegd dat hij het wenselijk vindt dat politieagenten een hoger salaris krijgen. Ik kan dat met de heer Bontes eens zijn. In een wereld waarin mijn departement en de begroting daarvan daarvoor ruimte zouden laten, zou ik dat ook allang met de politieagenten hebben afgesproken. Ik realiseer me heel goed dat als je al bijna vijf jaar zonder salarisverhoging je werk moet doen, je er wel behoefte aan hebt om een keer iets extra's te krijgen. De heer Bontes heeft mij opgeroepen om een beter cao-voorstel te doen. Ik kan hem berichten dat ik sinds kort de bonden weer bereid heb gevonden om op mijn uitnodiging in te gaan. Die had ik overigens al een paar maal herhaald. Het is niet zo dat ik weiger om in overleg te gaan met de bonden. Tot op heden was het andersom. De bonden weigerden om in overleg te gaan met mij. Ik heb de bonden hiertoe uitgenodigd en zeer recent hebben we, zoals dat heet, een stevig maar goed gesprek gevoerd over een groot aantal onderwerpen, waaronder de cao en andere aspecten die samenhangen met de vorming van de Nationale Politie.

In zijn motie op stuk nr. 528 heeft de heer Bontes eigenlijk hetzelfde geschreven als mevrouw Tellegen in haar motie. Mijn suggestie zou zijn dat mevrouw Tellegen en de heer Bontes overwegen om hun moties in elkaar te schuiven. Als dat niet mogelijk is, is het aan de Kamer om te kiezen welke motie zij graag wil, want ook deze motie, waarin de regering wordt verzocht, te garanderen dat de taaltoets een doorslaggevende factor blijft bij de aanstelling van nieuwe agenten, laat ik over aan het oordeel van de Kamer omdat zij ondersteuning van het beleid is.

Ik zie dat ik de motie op stuk nr. 525 van mevrouw Helder heb overgeslagen. Ik zag haar al met een blaadje wapperen en dacht: ik doe iets niet goed. Dat blijkt, want ik heb deze motie overgeslagen. In haar motie schrijft mevrouw Helder dat Duitsland het eigenlijk beter doet dan Europa. Wij hebben dat uitgezocht naar aanleiding van de discussie in het algemeen overleg en wat blijkt? Duitsland en Nederland hebben in principe hetzelfde beleid ten aanzien van criminele vreemdelingen. Volgens mij had ik al toegezegd dat ik hiernaar zou laten kijken en dat ik de Kamer hierover zou informeren. Die toezegging herhaal ik. Dat zal ik doen. Ik verzoek mevrouw Helder dan ook vriendelijk om haar motie aan te houden. Ik zal haar dan per brief informeren over de precieze overeenkomsten en eventuele verschillen. Als wij iets van Duitsland kunnen leren, moeten we dat doen. Als minister van Veiligheid en Justitie doe ik dat graag.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik wil mijn motie aanhouden op voorwaarde dat de minister een termijn noemt waarop hij naar verwachting de Kamer kan informeren.

Minister Van der Steur:

Dat doe ik met vreugde. Ik zal dat voor het zomerreces doen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Helder stel ik voor, haar motie (29628, nr. 525) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van der Steur:

Ik kom op de motie van mevrouw Wolbert op stuk nr. 529. Misschien is het aardig om in dat kader een opmerking te maken naar aanleiding van een gesprek dat ik deze week heb gevoerd met een burgemeester uit het oosten van Nederland. Hij vertelde mij hoe onhandig de sirenes tegenwoordig eigenlijk zijn. Niemand weet namelijk wat hij moet doen als de sirene gaat. Wat gebeurde er in zijn gemeente? Er was een grote brand ontstaan. De sirenes zijn gegaan, maar niemand wist wat hij moest doen. Een hele groep kinderen fietste door de rook — het was nu juist de bedoeling om dat niet te doen — naar school. Toen zij bij school aankwamen, werd er gezegd: de sirenes zijn gegaan; we laten jullie niet binnen; jullie moeten terug naar huis. En de groep kinderen fietste weer door dezelfde rook naar huis.

Dat is precies wat ik heb gewisseld met mevrouw Wolbert in het algemeen overleg: de systematiek die wij tegenwoordig op crisissen loslaten, is veel beter en informatiever dan de oude alarmsignalen. Door het systeem dat we nu hebben, met NL-Alert, de regionale calamiteitenzender, sociale media, www.crisis.nl, de websites van de veiligheidsregio's, eventueel aangevuld met andere middelen die de veiligheidsregio's zelf hebben ontwikkeld, en de doorontwikkeling van NL-Alert in de komende jaren, waarbij ook 4G-berichten zullen worden ontvangen, zal het aantal mensen dat berichten ontvangt enorm toenemen. Inmiddels is al duidelijk dat meer dan 80% van de mensen via via inhoudelijk wordt geïnformeerd over berichten van NL-Alert, zodat zij precies weten wat er aan de hand is en wat zij moeten doen: of zij ramen en deuren moeten sluiten en binnen moeten blijven of dat ze juist naar buiten moeten gaan vanwege de ramp die zich voltrekt. Ik zie dus geen ruimte of reden om het beleid dat door mijn voorganger is ingezet, namelijk het beëindigen van de signalering per 1 januari 2018, te wijzigen. Ik ontraad de motie dan ook.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid bij de drie VAO's. Morgen zullen wij ook over de in dit VAO ingediende moties stemmen.

Wij gaan meteen verder met het volgende VAO.

Naar boven