Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 82, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 82, item 7 |
Aan de orde is het VAO Georganiseerde criminaliteit (AO d.d. 12/02).
De voorzitter:
Een hartelijk welkom aan minister Van der Steur. Fijn dat u weer bij ons bent. We hebben drie VAO's voor u. In het eerste VAO zijn er vier deelnemers en drie sprekers; de eerste is de heer Van Nispen van de SP-fractie. Hij heeft net als iedereen twee minuten spreektijd.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Ik begin meteen met de moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de aanpak van georganiseerde criminaliteit één van de prioriteiten in de Veiligheidsagenda 2015-2018 is;
overwegende dat er onvoldoende recherchecapaciteit is om de georganiseerde criminaliteit effectief aan te pakken;
verzoekt de regering, op korte termijn actie te ondernemen om de recherchecapaciteit kwantitatief en kwalitatief adequaat te versterken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onder andere uit eigen onderzoek en waarnemingen blijkt dat er onvoldoende capaciteit is om door te rechercheren en dat de recherche op diverse plekken in het land zaken op de plank moet laten liggen;
van mening dat doorrechercheren van groot belang is om georganiseerde misdaad effectief aan te pakken;
verzoekt de regering om te inventariseren hoeveel zaken bij de recherche op behandeling wachten en hoe lang het gemiddeld duurt voordat behandeling plaatsvindt en de Kamer over de uitkomsten te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de politie soms een risicovolle ruimte moet betreden om bijvoorbeeld te kunnen constateren dat er sprake is van een drugslab of omdat er mogelijk nog verdachten aanwezig zijn;
van mening dat agenten goed materiaal moeten hebben om veilig hun werk te kunnen doen;
verzoekt de regering, agenten die zich bezighouden met synthetische drugs van beschermende kleding te voorzien waarvan ten minste een paar beschermende schoenen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. Tijdens de AO's is gesproken over het WODC-rapport waaruit blijkt dat het overgrote deel van de wietteelt in Nederland bedoeld is voor de export. De toenmalige minister zei hierover: de werkelijkheid is dat het grootste deel van de teelt via export naar het buitenland gaat; de aanpak van reguleren zal dus niet leiden tot het oplossen van deze problematiek.
De huidige minister zei letterlijk: "Wat de discussie over regulering betreft: de regulering gaat niet door." Dat herhaalde hij overigens gisteren nog even in Brandpunt: "Ik kan, en ik ga het ook niet legaliseren." Hulde daarvoor. De burgemeesters van een aantal grote steden denken daar anders over. Het probleem lijkt dat de minister destijds niet durfde in te grijpen bij de gemeenten die nu serieus plannen maken voor een gemeentelijke wietplantage. Kernvraag is: doet deze minister dat wel? Neem nu Rotterdam, een stad die vier jaar geleden nog vooropliep in de strijd tegen het gebruik van softdrugs maar nu serieuze plannen op tafel legt voor wietteelt door de gemeente. Ook in Eindhoven, Heerlen, Nijmegen, Arnhem en Utrecht trekt men zich eigenlijk niets aan van het rijksbeleid. De CDA-fractie vindt dit onacceptabel. We moeten niet normaliseren wat niet normaal is en wat we onze jeugd niet willen voorhouden. Daarom dien ik de volgende twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat diverse gemeenten onderzoeken laten uitvoeren naar de mogelijkheden voor recreatieve gemeentelijke hennepteelt;
overwegende dat dit in strijd is met het door de regering voorgestane beleid dat geen gereguleerde wietteelt moet worden toegestaan;
verzoekt de regering, gemeenten geen enkele ruimte te geven om onderzochte plannen naar gereguleerde wietteelt ook daadwerkelijk in de praktijk te realiseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat diverse gemeenten onderzoeken laten uitvoeren naar de mogelijkheden voor recreatieve gemeentelijke hennepteelt;
overwegende dat dit in strijd is met het door de regering voorgestane beleid dat geen gereguleerde wietteelt wordt toegestaan;
verzoekt de regering, bij gemeenten die onderzoeken laten uitvoeren naar de mogelijkheden van gereguleerde hennepteelt, de kosten hiervan in mindering te brengen op het budget dat van rijkswege aan deze gemeenten wordt verstrekt en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Oosten (VVD):
Voorzitter. Dit VAO grijp ik aan om een vraag te stellen en een motie in te dienen. Mijn vraag is natuurlijk gericht aan de aanwezige minister. In hoeverre past het Openbaar Ministerie in het kader van de georganiseerde criminaliteit de maximale strafmaat toe bij het voorhanden hebben van vuurwapens? Deze vraag is ook al in 2011 gesteld, zo heb ik ontdekt. Toen zou dit slechts sporadisch voorkomen en gaf het OM aan daar middels interne richtlijnen verandering in aan te brengen, zo begreep ik. Ik wil graag van de minister horen of dat inmiddels is gebeurd.
Mijn motie ziet op het toenemende gebruik van zware semiautomatische wapens.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het illegale gebruik van wapens altijd een ontwrichtend effect op de samenleving heeft;
overwegende dat het illegale gebruik van zware (semi)automatische wapens in het criminele circuit lijkt toe te nemen;
overwegende dat de gevolgen en impact van dit illegale gebruik van (semi)automatische wapens verstrekkend en ernstig zijn en voorts grote risico's voor omstanders met zich brengt en de samenleving heftig schokt;
constaterende dat door het kabinet weliswaar op een krachtige bestrijding van illegaal wapenbezit wordt ingezet, maar dat de strafmaat op het illegaal voorhanden hebben van vuurwapens geen onderscheid maakt tussen lichte en zware (semi)automatische vuurwapens;
roept de regering op, te onderzoeken of aanpassing van wetgeving noodzakelijk is voor een effectieve bestrijding van illegaal wapenbezit en daartoe zo nodig onderscheid te maken tussen de maximale strafmaat voor het voorhanden hebben van lichte en zware (semi)automatische wapens en de strafmaat voor de laatstgenoemde categorie te verhogen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik schors de vergadering voor vijf minuten opdat de minister even naar de moties kan kijken.
De vergadering wordt van 15.00 uur tot 15.05 uur geschorst.
Minister Van der Steur:
Voorzitter. Laat ik allereerst vaststellen dat we tijdens het algemeen overleg een goede uitwisseling van gedachten hebben gehad over de georganiseerde criminaliteit en met name over de aanpak daarvan, die we in de afgelopen jaren, met name onder leiding van mijn ambtsvoorganger, zeer stevig hebben aangezet. In de brieven die ik in de afgelopen dagen aan uw Kamer heb gezonden, heb ik aandacht gevraagd voor de successen die daarbij worden gerealiseerd. Ook vandaag is het goede nieuws gekomen dat onderdelen van die georganiseerde criminaliteit steeds weer afnemen in Nederland. Nederland wordt structureel veiliger.
Allereerst geef ik antwoord op de vraag die de heer Van Oosten heeft gesteld hoe het nu zit met de strafmaat als het Openbaar Ministerie geconfronteerd wordt met een situatie waarbij vuurwapens betrokken zijn. Ik heb moeten vaststellen dat ik daarover recentelijk niet met het Openbaar Ministerie heb gesproken. Dat zal ik op korte termijn doen. Ik zeg de heer Van Oosten toe dat ik bij mijn eerstvolgende overleg met het Openbaar Ministerie dit onderwerp zal opwerpen en dat ik de Kamer per brief zal informeren over het antwoord op zijn vraag.
Dan kom ik op de motie van de heer Van Nispen, mede ondertekend door mevrouw Berndsen-Jansen. Die motie ziet erop dat de recherchecapaciteit kwantitatief en kwalitatief adequaat zou moeten worden versterkt. Het is geen nieuws dat er op dit moment binnen de Nationale Politie een grote personele reorganisatie loopt. Dat betekent dat er een vacaturestop is ingezet voor de gewone functies, maar dat er uitdrukkelijk geen vacaturestop is ten aanzien van de recherchecapaciteit, want daarvoor zijn ook in het verleden extra middelen vrijgemaakt.
Op dit moment praten we over een capaciteit van 840 recherchemedewerkers. Het is de bedoeling dat die capaciteit op korte termijn wordt uitgebreid naar 1140. Ik heb de Kamer gisteren bij brief nog de resultaten laten zien van wat er allemaal goed gaat in Zuid-Nederland, waar wij de georganiseerde criminaliteit ook door middel van een extra inzet van recherche steviger aanpakken. De Nationale Politie werkt op dit moment aan een strategische personeelsplanning, die ik hoop te kunnen meenemen in de herijking van de reorganisatie van de Nationale Politie die ik aan uw Kamer heb toegezegd.
Alles bij elkaar is er dus geen reden op dit moment om ons zorgen te maken over de recherchecapaciteit en de versterking daarvan, omdat dat bestaand beleid is. Om die reden stel ik voor dat ik deze motie ontraad.
Dan kom ik bij de motie van de leden Van Nispen en Kooiman met het verzoek om te inventariseren hoeveel zaken er bij de recherche op behandeling wachten en hoe lang het duurt voordat de behandeling plaatsvindt. Ik heb uw Kamer in de brief die ik gisteren heb gezonden over de ontwikkeling in Zuid-Nederland geïnformeerd wat de doorlooptijden daar zijn. Juist door de extra aandacht die wij daaraan geven blijkt dat die doorlooptijden aan het afnemen zijn. Het is natuurlijk de bedoeling dat dat in heel Nederland het geval zal zijn. Daarvoor zijn integrale sturings- en wegingscommissies samengesteld, die juist om die reden overleg met elkaar voeren over de vraag hoe wij ervoor zorgen dat die zaken zo efficiënt mogelijk worden opgepakt en dat dus vooral de werkvoorraad zo snel mogelijk afneemt. Je kunt natuurlijk altijd discussiëren over plankzaken maar het is waarschijnlijk beter om het te hebben over de werkvoorraad. Het is staand beleid om ervoor te zorgen dat die situatie zich niet voordoet. Daarom is de motie in mijn ogen niet nuttig, omdat dit al staand beleid is. Je zou kunnen zeggen dat het dan ook geen zin heeft om dan nu weer extra onderzoek te gaan doen. Ik stel voor dat we gewoon de Nationale Politie aan het werk laten gaan. Om die reden moet ik de motie ontraden.
De derde motie, van de heer Van Nispen en mevrouw Kooiman, vraagt om agenten die zich bezighouden met synthetische drugs van beschermende kleding, in ieder geval van beschermende schoenen te voorzien. Ik ben blij dat die motie er is, want dit behelst de toezegging die ik expliciet heb gedaan aan mevrouw Kooiman in het algemeen overleg, dat ik mij bij mijn eerstvolgende werkbezoek zou buigen over de LFO. Daar heb ik nog niet de gelegenheid toe gehad, maar tot mijn grote vreugde werd ik uitgenodigd door burgemeester Jorritsma van Almere om de Nationale Veiligheidsdag te openen. Daar was de LFO aanwezig met een uitgebreide presentatie van zijn stand. Ik heb zeer uitgebreid met de LFO deze problematiek kunnen bespreken. Het antwoord van de LFO-zegsman was eenduidig en vrij simpel: "Gewone agenten moeten niet —ik herhaal: niet — binnentreden in drugslaboratoria, daar zijn ze niet voor toegerust en de apparatuur en de pakken die wij daarvoor gebruiken, kun je om allerlei redenen niet aan gewone agenten ter beschikking stellen, ik zal daar niet al te ver technisch op ingaan". Om die reden is en blijft het beleid dat alleen de leden van de LFO als zij voldoende beschermd zijn toestemming hebben om een drugslaboratorium binnen te treden. Ik wil dus ook niet de indruk wekken dat het wel de bedoeling zou kunnen zijn dat je zonder beschermend schoeisel zo'n laboratorium binnentreedt, want dat is levensgevaarlijk. Dat mag gewoon niet gebeuren en om die reden moet ik deze motie dan ook ontraden.
De heer Van Nispen (SP):
Ik begrijp deze theorie. Natuurlijk is het ook niet onze bedoeling om agenten levensgevaarlijke situaties in te sturen. De minister kent echter waarschijnlijk ook de praktijk. Hij zal nog op werkbezoek gaan. Volgens de rechercheurs is het wel gebruikelijk om drugslabs binnen te gaan, om vast te kunnen stellen of een ruimte een drugslab is. Natuurlijk, als de dampen uit het dak slaan, dan bellen ze heus wel de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen. Echter, de minister zal toch niet ontkennen dat er situaties zijn dat je ergens moet binnentreden en dat je er dan achter komt dat je met je schoenen in het zoutzuur staat. Dan kun je je nette paar schoenen weggooien. Om die reden is het goed om de rechercheurs die zich met deze problematiek bezighouden, toch uit te rusten met dat beschermende schoeisel.
Minister Van der Steur:
Het is de vraag of de Tweede Kamer moet gaan over welke schoenen door welke politieagenten moeten worden gedragen. Maar één ding is zeker: het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat gewone agenten drugslaboratoria binnentreden. Meestal weet men ook dat er een drugslaboratorium ontruimd gaat worden, daar zijn ontruimingsdagen voor. Ik begrijp het punt van de heer van Nispen en ik zal daar bij mijn werkbezoek — dat ik nog niet heb afgelegd maar dat ga ik wel doen, want dat heb ik beloofd — nog nader naar vragen. Op basis van mijn informatie van de LFO, de deskundige op dit gebied, moet ik deze motie echt ontraden.
De voorzitter:
Doet u een vraag per motie, want anders wordt het iets te laat.
Minister Van der Steur:
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 104 van de heer Oskam. In deze motie wordt de regering verzocht om de gemeenten geen enkele ruimte te geven om onderzochte plannen naar gereguleerde wietteelt ook daadwerkelijk in de praktijk te realiseren. Het staat gemeenten als zelfstandige bestuursorganen in Nederland vrij om onderzoek te laten uitvoeren. Gemeenten hebben in dit verband dan ook de volledige vrijheid om onderzoeken te doen, ook naar gereguleerde wietteelt, als men dat zou willen. Een ander probleem is er op het moment dat men zou besluiten om die gereguleerde wietteelt ook te realiseren. Dat is namelijk op grond van de Opiumwet niet toegestaan. Dat is ook niet toegestaan op grond van de internationale verdragen waar Nederland partij bij is. Ik was laatst bij een overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, die een commissie heeft ingesteld om na te gaan hoe nu aan te kijken tegen de wietteelt in Nederland. Daar heb ik expliciet begrepen dat men op geen enkele wijze voornemens is om in strijd met welke wettelijke regeling dan ook die wietteeltregulering te gaan uitvoeren. Hetzelfde geldt voor de plannen in Rotterdam, die de heer Oskam noemde. Ik heb inmiddels de bevestiging ontvangen dat men ook daar niet van plan is om die plannen ten uitvoer te brengen, aangezien die plannen simpelweg in strijd zijn met de wet. Dat betekent dat ik nog steeds, evenals mijn ambtsvoorganger, ervan uitga dat, als gemeenten in voorkomende gevallen mochten overgaan tot het handelen in strijd met de Nederlandse wetgeving, het Openbaar Ministerie dan tot vervolging overgaat. Daarmee is het beleid dan ook niet gewijzigd. Ik kan de motie-Oskam op stuk nr. 104 wat dat betreft overbodig verklaren. Aan de andere kant kan ik de motie zien als ondersteuning van beleid. Ik laat de motie dan ook aan het oordeel van de Kamer.
In de motie-Oskam op stuk nr. 105 wordt de regering verzocht om gemeenten te korten als zij onderzoeken laten uitvoeren naar de mogelijkheden van gereguleerde hennepteelt. Ik heb al gezegd dat gemeenten onderzoek mogen uitvoeren. Binnen hun eigen bevoegdheid mag dat. Zij hebben op dat punt ook bestedingsvrijheid. Het korten van gemeenten via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds is in strijd met de uitgangspunten die zijn neergelegd in de Financiële-verhoudingswet. Zoals ik al zei, is er ook geen sprake van uitvoering van enig plan. Ik kan niet anders dan deze motie ontraden, omdat er niet de mogelijkheid bestaat om aan het verzoek te voldoen.
De heer Oskam (CDA):
We hadden net een hoorzitting over het nieuwe asielbeleid van deze regering. Gemeenten worden wel gekort via het Gemeentefonds als zij mensen nog steeds bed-bad-brood geven terwijl de regering dat niet wil.
Minister Van der Steur:
Ik was niet bij die hoorzitting. Maar het simpele feit is dat er geen korting zal volgen op grond van de onderzoeken die gemeenten doen, omdat gemeenten nou eenmaal de vrijheid hebben om die onderzoeken te doen. Er is dus geen ruimte voor het toepassen van zo'n korting.
De heer Recourt (PvdA):
De motie-Oskam op stuk nr. 104 is aan het oordeel van de Kamer gelaten. Dat snap ik op basis van het dictum, maar de minister zegt dat de overwegingen in de motie niet kloppen. Is het dan niet logisch om de motie te ontraden? Het staat gemeenten vrij om onderzoek te doen, maar in de overwegingen staat juist dat dat een probleem is.
Minister Van der Steur:
Ik begrijp de motie op stuk nr. 104 zo dat de heer Oskam graag een bevestiging wil van het bestaande beleid dat er geen ruimte bestaat binnen onze geldende wet- en regelgeving voor het realiseren van plannen voor gereguleerde wietteelt. Het antwoord daarop is ja. De eerste overweging luidt: "constaterende dat diverse gemeenten onderzoeken laten uitvoeren naar de mogelijkheden voor recreatieve/gemeentelijke hennepteelt". Daarvan zeg ik: dat mag. De tweede overweging luidt: "overwegende dat dit in strijd is met het door de regering voorgestane beleid dat geen gereguleerde wietteelt moet worden toegestaan." Ook dat is juist. De overwegingen zijn dus juist en ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer, omdat het bestaand beleid is. Ik was in mijn vorige hoedanigheid altijd van de school dat een motie die niets toevoegt aan het beleid kan worden ontraden, omdat zij overbodig is. In dit geval zeg ik: de motie is eigenlijk overbodig, maar ik laat het oordeel daarover aan de Kamer.
De heer Oskam (CDA):
Ik voel mij toch aangesproken door de heer Recourt, die wat verwarring zaait. Wij lopen niet achter de feiten aan. Het punt is nu eenmaal dat die onderzoeken er al zijn geweest. De gemeenten staan nu op het punt om het in praktijk te brengen. Daarvan zegt de minister: dat gebeurt niet. Dat is prima.
Minister Van der Steur:
Als de heer Oskam met mijn antwoord tevreden is, zou ik hem in overweging kunnen geven, de motie in te trekken. Daarmee is aan zijn bedoeling dan eigenlijk al voldaan. Het is echter aan de heer Oskam om daar een beslissing in te nemen.
In de motie-Van Oosten/Marcouch op stuk nr. 106 wordt de regering verzocht, de strafmaat voor het voorhanden hebben van zware semi-automatische vuurwapens te verhogen en daartoe zo nodig de Wet wapens en munitie aan te passen. Ik ben het eens met de heer Van Oosten dat het voorhanden hebben en gebruiken van zware vuurwapens absoluut verwerpelijk is, en overigens ook gelukkig ten strengste verboden. Terecht wijst de heer Van Oosten op de ernstige gevolgen van het gebruik van die wapens, met name ook in het kader van de liquidaties die wij nu zien, en het risico voor onschuldige omstanders. Zoals iedereen weet, is het al voorgekomen dat onschuldige omstanders het slachtoffer van die liquidatiegolf zijn geworden. Dat is ook de reden waarom die liquidatiegolf keihard wordt aangepakt. Dat is niet eenvoudig, omdat het over het algemeen gaat om zware, goed georganiseerde criminaliteit. Met de heer Van Oosten ben ik van mening dat een streng vervolgingsbeleid nodig is tegen het bezit en het gebruik van automatische vuurwapens. Op een aantal terreinen wordt daar ten aanzien van de strafeis al heel behoorlijk op ingezet. Ik laat het oordeel over de motie graag aan de Kamer over. Als de motie door de Kamer mocht worden aangenomen, zal ik samen met de staatssecretaris, die over de Wet wapens en munitie gaat, mij over deze kwestie buigen, in overleg met het Openbaar Ministerie, om te bezien of het nodig is dat strafeisen worden verhoogd. Je zou daarbij niet alleen kunnen denken aan het bezit, zoals de heer Van Oosten in zijn motie schrijft, maar ook aan het gebruik van een zwaar vuurwapen, ook al is het misschien zelfs helemaal automatisch. De heer Van Oosten heeft het over een semi-automatisch wapen, maar het zou ook een automatisch vuurwapens kunnen zijn. Een aantal van die kalasjnikovs zijn namelijk automatische vuurwapens. Het zou misschien nuttig kunnen zijn om een strafverzwarende omstandighheid binnen een al bestaand delict toe te voegen. Dat zijn allemaal zaken waar ik met het Openbaar Ministerie, samen met de staatssecretaris, over zal spreken. Als de motie wordt aangenomen, zullen wij de Kamer daar graag schriftelijk over informeren.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Morgen stemmen wij over de ingediende moties.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-82-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.