8 Verslag Europese top

Aan de orde is het debat over het verslag van de Europese top van 22 mei 2013.

De voorzitter:

Ik heet de minister-president, de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier het debat volgen van harte welkom.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. "Doorpakken met hervormingen en niet bezuinigen op onderwijs". Die aanbevelingen doet de Europese Commissie vandaag aan Nederland. D66 kan zich hierin goed vinden. Helaas heeft het kabinet anders besloten. Hervormingen zijn uitgesteld onder druk van de vakbonden en op onderwijs wordt een half miljard bezuinigd. Dus luidt mijn eerste vraag: gaat het kabinet hervormingen versnellen en onderwijsbezuinigingen schrappen?

"I want my money back". Dat was zo'n beetje de boodschap waarmee de VVD het kabinet op pad stuurde. 500 miljoen extra betalen was onverteerbaar, we lazen het allemaal. Geïrriteerd en boos was de VVD. Collega Verheijen besteedde vorige week 30% van zijn inbreng aan de 500 miljoen. Dat gold ook voor al zijn mediaoptredens en voor zijn enige motie, die heel scherpe motie, die met 150 stemmen werd aangenomen, die motie-Verheijen die zoveel zei dat de SP, de PVV en D66 ervoor konden stemmen. Maar wat heeft het kabinet met die motie gedaan? Wij hebben twee verslagen ontvangen van het kabinet, zes pagina's vol. Hoeveel gaat er over die 500 miljoen? Zeven regels. Ik ben zeer benieuwd naar de reactie van collega Verheijen hierop.

Ooit moet het kabinet toch wel naar hem luisteren. Naar zijn oproep in november om totaal te stoppen met de Europese steun aan Turkije. Het is geen afspraak, zei hij, maar dat was het wel, en dus ging het door. Naar zijn verbazing en boosheid in januari over de Europese steun aan Egypte, maar die ging ook gewoon door. Naar zijn aanval in april op de Benelux, waar hij de stekker uit wilde trekken, maar waarvoor hij tegelijkertijd een cheque tekende van € 360.000 extra.

Sinds 2005 steeg de energieprijs, voor Europese bedrijven zelfs met 35%, terwijl voor Amerikaanse bedrijven de gasprijs in die periode daalde met 66%. De consument was 35% duurder uit in Europa maar 3% duurder uit in de Verenigde Staten. In de aanloop naar de top vroeg mijn fractie aandacht voor twee dingen: het voltooien van de versnipperde Europese energiemarkt en de hervorming van de verzwakte Europese CO2-markt. Beide zijn namelijk noodzakelijk, want de cijfers spreken voor zich.

Dan de belastingen die zijn behandeld bij de top. Goed dat er extra aandacht was voor belastingontduiking, die de Europese Unie per jaar 1000 miljard euro kost, het bnp van de Benelux en de hele Europese begroting voor zeven jaar. In dat kader is het van belang om bankgegevens ook uit te wisselen. Waarom zegt de premier in zijn verslag dat de Europese Raad die noodzaak onderstreepte, terwijl hij vorige week woensdag tegen de media zei dat het geregeld is, dat alle bankgegevens worden uitgewisseld en dat Oostenrijk en Luxemburg hun bezwaren lieten vallen? Graag een reactie op die discrepantie.

Wij waren hem even uit het oog verloren, maar hij is helemaal terug, de, zoals het kabinet dat noemde, "Nederlandse subsidiariteitsexercitie die voortvloeit uit het regeerakkoord". Dat is dus de lijst van zaken die Nederland wil terughalen uit de Europese Unie. Wij gaan in ieder geval onze restaurantolijfoliebevoegdheid niet overdragen, heb ik begrepen! Maar, is mijn scherpe politieke vraag, wat wordt er nog meer niet overgedragen? Hoe gaat het met die lijst? Is hij in een vergevorderd stadium? Wanneer krijgen wij hem? De fractie van D66 is niet alleen benieuwd hoe het staat met de restaurantolijfolielobby, maar ook naar andere vorderingen.

We hebben de tweets weer gelezen die verschenen na de brief van minister Asscher over het sociale Europa. Dit is een belangrijke koerswijziging, riep collega Servaes van de PvdA. Er komt eindelijk aandacht voor de sociale gevolgen van de crisis, vond hij. De heer Verheijen twitterde echter: kabinet trapt op rem. Hij schreef dat sociaal beleid onwenselijk, onnodig en onbetaalbaar is. Dit zijn twee verschillende geluiden uit één coalitie. Daar zit de D66-fractie dan tussenin. Ik vraag het kabinet wat er nu eigenlijk staat in die brief. Gaan we naar dat socialere Europa van collega Samsom of niet, zoals minister Asscher suggereert?

Ik wil afronden met iets dat buiten de agenda valt. Het gaat niet over Syrië, want daarover wil mijn fractie later uitvoerig spreken in een inhoudelijk debat. We spreken vandaag over 500 miljoen, we spreken over energie, over belastingen en over lijsten. Dat zijn allemaal heel belangrijke onderwerpen. Maar ik wil eindigen met iets anders, omdat ik vind dat Europa meer is. Vandaag trouwen in Montpellier Vincent Autin en Bruno Boileau. Voor het eerst in de Franse geschiedenis trouwen twee personen van hetzelfde geslacht. Dat doen zij op de dag dat wij hier de kwestie van de weigerambtenaren bespreken. Honderdduizenden Fransen hebben jarenlang gedemonstreerd. Ze gingen de straat op tegen het huwelijk voor iedereen. Het huwelijk van vandaag in Montpellier wordt dan ook zwaar beveiligd. Er zijn 50 tot 100 agenten aanwezig en 80 man mobiele eenheid van de gendarmerie staan paraat. Sinds Nederland het in 2001 iedereen toestond om te trouwen, zijn er zeven landen in de Europese Unie die dit nu ook toestaan. Ja, de landen van Europa groeien steeds meer naar elkaar toe, maar er is nog een lange weg te gaan.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Het was een saaie top. Maar ook als een top saai is, geldt dat er verantwoording over moet worden afgelegd in de Tweede Kamer. Dat is goed.

Het zou daarbij wel helpen als er in het verslag explicieter dan nu wordt ingegaan op wat precies de bijdrage is geweest van de Europese regeringsleiders aan de besluiten die formeel zijn genomen. Ik doel ook op het handelen van onze eigen premier. Zo lezen we in het verslag wel over verschillende pleidooien die hij tijdens de Europese Raad en bij andere bijeenkomsten heeft gehouden, maar vervolgens blijkt uit de conclusies niet altijd waartoe deze oproepen hebben geleid. De premier heeft bijvoorbeeld in het gesprek met Commissievoorzitter Barroso en in een brief die met een aantal andere lidstaten is geschreven aan de Commissie, een lans gebroken voor het Nederlandse initiatief inzake rechtsstatelijkheid. Gisteren kregen we echter een brief waarin de Commissie stelde dat de genomen initiatieven op dit punt al voldoende zijn. Is dat niet gemeld in het gesprek en, zo ja, waarom staat dat dan niet in het verslag? Als het is gemeld, hoe heeft de premier dan gereageerd?

Verder vraag ik de premier of volgens hem deze thematische bijeenkomsten wel een meerwaarde hebben ten opzichte van wat er al in de vakraden wordt afgehandeld. Een Europese top mag toch niet enkel de functie hebben, het belang van een onderwerp te benadrukken?

Bij het onderwerp energie werden vooral prioriteiten en doelstellingen benoemd waarover was afgesproken dat ze allang behaald zouden moeten zijn. Ik zeg niet dat wij daarover heel treurig zijn, want het geloof dat meer marktwerking en verduurzaming van de energievoorziening zonder meer samengaan, blijft bij de Europese regeringen helaas overeind. Het is dan ook een gemis dat op geen enkele manier het falen van het emissiehandelssysteem daarbij is betrokken. Volgens de premier ligt dit gevoelig, maar daarvoor is toch niet de bespreking in de Europese Raad bedoeld? Anders kun je dit net zo goed aan de vakraden overlaten. De premier heeft dit punt wel naar voren gebracht, maar in de conclusies lezen we dat pas in maart 2014 hierover zal worden gesproken. Waarom eerst meer concurrentie organiseren, zonder het oneerlijke concurrentienadeel van duurzame energie aan te pakken? Ik vraag de premier dan ook, zich in te zetten voor een snellere behandeling dan maart volgend jaar.

Over belastingen heeft de premier gezegd dat het een grote doorbraak is dat Oostenrijk en Luxemburg niet langer de onderhandelingen blokkeren over een spaartegoedenrichtlijn met niet-EU-staten. In de conclusies staat dat de Europese Raad hierover een akkoord wil voor het einde van dit jaar. Betekent dit dat de Commissie nu kan gaan onderhandelen? Of kunnen deze landen de onderhandelingen op een bepaalde manier alsnog frustreren?

Minder te spreken zijn wij over het gebrek aan maatregelen om belastingontwijking door multinationals aan te pakken. Daar zit natuurlijk het grote geld. Natuurlijk is met een internationale aanpak meer te regelen, maar waarom niet ook gekeken naar maatregelen die de EU zelf kan nemen? PvdA-Europarlementariër Thijs Berman deed hiertoe een aantal suggesties die ik wil memoreren. Geen EU-subsidies of -aanbesteding voor bedrijven die gevestigd zijn in belastingparadijzen en het stoppen van belastingovereenkomsten met die landen. Dat laatste staat ook in het door ons gepresenteerde achtpuntenplan. Wil de premier zich hiervoor sterk maken?

Klopt het dat de regering heeft geblokkeerd dat het mandaat is uitgebreid van de EU-werkgroep die verdachte belastingconstructies onderzoekt? Zo ja, dan vernemen wij graag wat de beweegredenen hiervoor zijn geweest. De premier roept hard dat niemand hem tijdens de top heeft aangesproken over de grote hoeveelheid brievenbusmaatschappijen in Nederland die gebruikt worden om belasting te ontwijken. Dan moet je ook niet bang zijn om dat te laten toetsen. Verder is ons niet duidelijk hoe de Europese lidstaten de aanpak van belastingontwijking in de G8, OESO en andere fora gaat coördineren. Kan de premier hierover helderheid verschaffen?

Helaas lezen wij weinig over de manier waarop de voorbereidingen verlopen voor de Europese Raad in juni over de toekomst van de Europese Monetaire Unie. Heeft Van Rompuy dan helemaal niet gerapporteerd? In de brief over de sociale dimensie van de EMU lezen wij: "benadrukt moet worden dat de verschillende voorstellen en ideeën zich nog verder moeten uitkristalliseren, ook tussen de lidstaten en binnen de Commissie. (...) Noch ER-voorzitter Van Rompuy, noch de Europese Commissie hebben tot nog toe concrete voorstellen gedaan voor de versterking van de sociale dimensie van de Europese Monetaire Unie." Dit was toch een van de punten die Van Rompuy moest uitwerken? Tegelijkertijd zegt het kabinet dat eigenlijk al alle middelen voor een sociale dimensie voorhanden zijn in de EU. Moeten wij concluderen dat het kabinet eigenlijk niet zit te wachten op concrete voorstellen?

De coalitie is in ieder geval verdeeld over de vraag of het kabinet nog met iets moet komen. Collega Verheijen noemde al gebrek aan concrete acties van het kabinet. Collega Servaes daarentegen ziet een koerswijziging in de EU en noemt de kabinetsinzet een prima aanzet voor een debat. Of krijgen wij een herhaling van zetten, waarbij het kabinet afwacht waar men in Brussel mee komt om vervolgens het belang van de voorstellen te bagatelliseren en de coalitiepartijen elk hun eigen lezing kunnen geven van wat er besloten is?

Dat er in juni wordt gesproken over de aanpak van de jeugdwerkloosheid, is duidelijk. Merkel heeft aangekondigd dat hierover een conferentie wordt georganiseerd op 3 juni, daags na de top. Hoe verhouden deze initiatieven zich tot elkaar?

Bij het besluit over de omvang van de Europese Commissie wordt verwezen naar het Verdrag betreffende de Europese Unie en het besluit uit 2008 om Ierland in ruil voor steun aan het Verdrag van Lissabon, ook een EU-Commissaris te gunnen. Deelt de premier de opvatting van mijn partij dat die lijn onhoudbaar is? Wij kunnen niet doorgaan met het steeds verder uitbreiden van de Europese Commissie op basis van de uitbreiding met ministaatjes op de Balkan. Dat worden Commissarissen van niks, maar reken maar dat de berg papier die ze opleveren, weer verder zal groeien. Dat moet toch ook de premier een doorn in het oog zijn?

De premier heeft helaas de kans laten lopen om de extra Nederlandse bijdrage aan de EU-begroting van wellicht een half miljard van tafel te krijgen. Uit het verslag van de Raad Algemene Zaken daags daarvoor bleek ook dat minister Timmermans geen voet aan de grond kreeg om hier nog iets aan te veranderen. De premier had zijn verantwoordelijkheid tijdens de top moeten nemen, maar hij had klaarblijkelijk andere prioriteiten. Daarover is de SP-fractie zeer teleurgesteld.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Wij vinden het een heel mooie innovatie dat wij hier vandaag een debat voeren over het verslag van de Europese top. Immers, in het kader van de controle op wat de regering doet, is het goed om niet alleen vooraf te kijken wat er gebeurt, maar ook achteraf te bekijken of er gebeurd is wat we hoopten dat er zou gebeuren. Wat dat betreft is het initiatief dat vooral collega Verheijen heeft genomen buitengewoon welkom in de parlementaire democratie, vooral ook omdat er de komende jaren steeds meer en belangrijker besluiten zullen worden genomen tijdens de Europese top.

Ook al was dit niet de top met het grootste aantal besluiten, de CDA-fractie heeft toch een aantal vragen die zij wil voorleggen aan de minister-president. De eerste vragen gaan over de belastingen. Er wordt inderdaad gesteld, mijn twee voorgangers brachten dit al te berde, dat er nu meer automatische gegevens worden uitgewisseld. Maar wat is precies de positie van Oostenrijk en Luxemburg? Zijn zij door de pomp en gaan we verder met de automatische gegevensuitwisseling? Of komt er de komende weken nog een blokkade? Is hierover een afspraak gemaakt met niet alleen de EU-landen maar ook de landen in de Europese Economische Ruimte? In het geval van het bankgeheim vinden wij Zwitserland en Liechenstein toch twee erg belangrijke landen in Europa. We zouden graag willen dat zij meedoen in dit nieuwe voorstel, anders krijgen we weer een grote verschuiving van spaargelden binnen de Europese Unie.

Ik heb nog een klein vraagje op dit punt. Zou het ook mogelijk zijn om in de nieuwe richtlijn met terugwerkende kracht gegevens uit te wisselen? Dus vandaag een nieuwe richtlijn en dan ook de gegevens van vorig jaar en het jaar daarvoor uitwisselen. Dat zou ons zeer welkom zijn.

In juni 2012 heeft de Kamer bijna Kamerbreed een motie van mijn hand aangenomen over de tax gap. Deze diende ertoe om het verschil in Nederland te verkleinen tussen de belastingen die betaald zouden moeten worden en de belastingen die geïnd worden. Daar zitten dus twee zaken tussen: de hoeveelheid belastingen die wel opgelegd worden maar niet worden geïnd, en de hoeveelheid belastingen die wel opgelegd hadden moeten worden maar waarbij mensen zich weten te onttrekken aan het toezicht van de Nederlandse Belastingdienst. Er werd toen om een plan van aanpak gevraagd. Dat plan van aanpak heeft de Kamer nooit bereikt. Wel is er gezegd dat er in het coalitieakkoord 167 miljoen extra is voor het bestrijden van belastingfraude. Nu we dit echter met zijn allen in Europa gaan aanpakken, lijkt het voor mijn partij een uitgesproken moment om dat plan alsnog naar de Kamer te sturen. Het zou in Nederland om ten minste 4 miljard tot 5 miljard gaan. Dat zijn overigens de laagste schattingen; er zijn ook hogere. Het lijkt ons zaak dat we, als we dan toch nog 6 miljard moeten bezuinigen of iets dergelijks, dit plan in ieder geval nu ontvangen. Het moet ergens in een bureaulade liggen.

Ik kom nog even terug op het punt van die bezuinigingen. Nu de minister-president toch in de Kamer aanwezig is, zou ik graag zijn appreciatie horen van wat er de komende jaren precies nodig is.

In de twee pagina's verslag konden wij de enige motie die we hier hebben aangenomen, namelijk de motie-Verheijen c.s. (21501-20, nr. 790), niet terugvinden. Wellicht kan de minister-president ingaan op de vraag wat hij uiteindelijk met deze motie heeft gedaan tijdens de plenaire top. Is die motie ter sprake gekomen met iemand? Is er een soort handelen uit voortgekomen?

Wij zijn geschrokken van de voorstellen van de Europese Unie om de cofinanciering buiten de nationale begrotingen te halen. Je mag dus alleen maar meer geld uitgeven als je het via de Europese Unie doet. Deelt de minister-president met ons dat dit geen goed idee is?

Wij betreuren de 28 Commissarissen, maar goed, we hebben ons er ook bij neergelegd. Welke afspraak is er gemaakt om ervoor te zorgen dat ze niet met zijn 28'en vooral heel erg druk worden met dingen waarvan iedereen last heeft? Het is natuurlijk een succes dat Nederland die olijfolieflesjes nu, eindelijk, geregeld heeft, maar het zou handiger zijn als dergelijke ideeën niet meer van tevoren worden gedaan. Ik hoor de minister-president nu buiten de microfoon zeggen dat hij de reacties weleens had willen horen als het níét was gelukt. Ik kan hem zeggen dat hij dan van mij had gehoord dat er veel belangrijker zaken zijn, bijvoorbeeld hetgeen wij net met zijn collega Timmermans hebben besproken. Echt waar, mijnheer de minister-president: die olijfolieflesjes vinden wij belangrijk, maar wat wij nog veel belangrijker vinden, zijn bijvoorbeeld de hervorming van de Europese ambtenaren en de ambtenarensalarissen in Brussel. Dat is belangrijker.

Commissaris Barnier heeft aangegeven niet verder te gaan met de pensioenfondsenrichtlijn tijdens deze periode. De minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken schrijven dit al in hun verslag. Ik stel dit buitengewoon op prijs, zowel in mijn capaciteit van CDA-Kamerlid als in mijn capaciteit van pensioenrapporteur. Dit is wat de Kamer wilde. Op welke wijze kan de minister-president werken aan uitstel en vervolgens afstel? Dat streefden wij hier toch na?

De minister-president heeft zijn ongenoegen geuit over de tweede aanvullende begroting. Met wie is hij op dit moment bezig een coalitie te vormen om te bewerkstelligen dat die tweede aanvullende begroting er niet komt?

Voor de Europese top van juni aanstaande komt het plan van Van Rompuy. De kans bestaat dat dit een veelomvattend plan is. Wij vernemen graag wanneer wij dat plan in de Kamer kunnen zien, samen met de appreciatie van het kabinet. Dit plan vinden wij te belangrijk om het 's avonds te ontvangen en er de volgende morgen een debat over aan te gaan, om vervolgens de minister-president het mandaat te geven om met bepaalde zaken akkoord te gaan. Graag ontvangen wij op dit punt een heldere toezegging.

Voor zover de minister-president nog iets kwijt wil over Syrië, horen wij graag wat er precies tussen de regeringsleiders gewisseld is, zeker nu uit de brief van minister Timmermans blijkt dat er in elk geval totaal verschillend gedacht wordt over de juridische vraag of er wapens geleverd mogen worden. Hoe denkt de minister-president over dit vraagstuk en hoe dachten zijn collega's erover? Mag je wapens leveren aan de oppositie, of niet? De positie van de CDA-fractie is duidelijk: het lijkt ons zeer ongewenst om meer wapens naar Syrië te sturen.

De heer Verheijen (VVD):

Voorzitter. In navolging van de heer Omtzigt merk ik op dat wij nu bezig zijn met een zogenaamd terugkomdebat, waarbij wij terugkijken op de top. Ook al was dit geen spannende top, elke top verdient een goede nabeschouwing. Het is overigens niet erg dat er geen sprake was van een spannende top, want het was goed dat er tussen al die spannende toppen van de afgelopen jaren op een aantal beleidsterreinen gewoon vooruit kon worden gekeken, zeker ook op het terrein van de energiebelastingen. Dat is dan ook gebeurd. Voordat ik daar nader op inga, maak ik een aantal opmerkingen over het aantal Commissarissen.

Zoals ik vorige week al heb gezegd, betreuren wij het dat er uiteindelijk 28 Commissarissen komen en dat dit zo blijft. Er is destijds een toezegging gedaan aan Ierland, dus die moeten wij nakomen, maar daardoor blijft er ook in de komende jaren een enorm grote Commissie bestaan. Iedereen is het erover eens dat effectief collegiaal bestuur bijna onmogelijk is met 28 Commissarissen. Dat levert te veel regelzucht en te veel nieuw beleid op. Dat vinden wij jammer. Ik wil het kabinet meegeven, ook met het oog op de installatie van de nieuwe Commissie volgend jaar, om te bezien of met die 28 Commissarissen effectief en efficiënt bestuur mogelijk is en of op dit vlak innovaties kunnen plaatsvinden, zodat het dagelijks bestuur van de Europese Unie daadkrachtig, effectief en efficiënt kan opereren.

De heer Van Bommel (SP):

Deelt de heer Verheijen mijn opvatting dat wij deze zaak structureel moeten regelen? Anders zullen wij er in de komende jaren nog veel meer Commissarissen bij krijgen. Die gaan natuurlijk dingen doen, die hebben een aantal ambtenaren, dus er komt nog meer beleid. Er komen dan nog meer etiketten op olijfolieflesjes of andere flesjes. Dat wil ook de heer Verheijen toch niet? Moeten wij dit daarom niet structureel regelen?

De heer Verheijen (VVD):

Volgens mij zijn de heer Van Bommel en ik het eens. Wij vinden dat de Europese Commissie kleiner kan en ook kleiner zal moeten worden. De eerstvolgende mogelijkheid daartoe is bij een eventueel nieuw verdrag. Op dat moment zullen wij dat ook zeker inbrengen. Ook binnen het kader van de 28 Commissarissen zal bekeken moeten worden hoe een en ander goed ingebed kan worden, want de heer Van Bommel heeft gelijk: als er een Eurocommissaris voor gezondheidszorg wordt aangesteld, krijgen wij Europees gezondheidszorgbeleid, met de bijbehorende verordeningen. Dat is bijna een automatisme en dat moeten wij niet willen.

De heer Van Bommel (SP):

Is de heer Verheijen het met mij eens dat wij eigenlijk aan de minister-president moeten vragen om op een dergelijke verdragswijziging – wij praten over het Verdrag betreffende de Europese Unie – aan te sturen? Dat moet ruim van tevoren in de week gelegd worden. Alleen maar constateren dat wij een probleem hebben met die 28 Commissarissen, is niet voldoende. Dit moet structureel geregeld worden, anders krijgen wij er straks allemaal Commissarissen bij van al die ministaatjes op de Balkan. Dan is het eind zoek.

De heer Verheijen (VVD):

Ik denk dat de toetreding van nieuwe Balkanstaatjes, zoals de heer Van Bommel die noemt, zeker enige tijd op zich laat wachten, maar ik denk ook dat een nieuw verdrag nog enige tijd op zich zal laten wachten. Wij hebben dat hier al vaker gewisseld. Ik denk daar genuanceerd over. Wij willen een aantal zaken in Europa wijzigen. Daarvoor hebben wij een wijziging van het verdrag nodig. Ik weet ook hoe vreselijk ingewikkeld dat is en dat we ook veel kunnen kwijtraken in nieuwe verdragswijzigingen. Ik koers nu eerst, binnen de kaders van die 28 Commissarissen, aan op een zo effectief mogelijk bestuur. Wellicht heeft de premier daarvoor nog wat suggesties en ik vraag hem of hij daarop in ieder geval wil letten voor volgend jaar.

Op het punt van energie is de VVD-fractie blij met een aantal conclusies over de implementatie van het derde energiepakket. De Commissie zal hierover begin 2014 verslag uitbrengen. Wat gebeurt er echter met lidstaten die weigeren de afspraken na te komen en die zodoende de Europese energiemarkt frustreren en noodzakelijk hervormingen op de energiemarkt in de weg zitten?

Ik ben blij met de conclusies over diversificatie van energiebronnen. In deze tijd kan Europa geen energiebronnen, zoals schaliegas, bij voorbaat afwijzen. Verder is het ook goed dat er is stilgestaan bij het concurrentievermogen van Europa ten opzichte van andere economische grootmachten. Energie speelt daarin een belangrijke rol. Ik lees helaas in de conclusies niets over energie als onderdeel van de Europese veiligheidsstrategie op langere termijn. Een grote mate van energieonafhankelijkheid zorgt voor politieke onafhankelijkheid voor ons continent en geeft de ruimte om onze belangen op economisch en principieel gebied ook buiten dit continent te verdedigen. Ik ben blij dat we later dit jaar nog zullen spreken over het Europese veiligheidsbeleid, dat ook een thema zal zijn op een van de volgende eurotoppen. We zullen dan zeker op dat aspect van energie terugkomen.

Dan heb ik een aantal opmerkingen over belastingen. Ook ten aanzien van dat thema zijn wij blij met een aantal conclusies, zoals de aanpak van de btw-fraudecarrousel, de aanpak van belastingontduiking en de aanpak van zwartsparen. Dat soort zaken is essentieel voor het vertrouwen en voor de solidariteit in ons belastingstelsel. Ook ben ik blij dat de Raad niet is doorgeschoten. Uit een aantal pagina's conclusies haal je echter niet de precieze kwintessens van de gevoerde discussie. Een zinsnede uit de conclusies is bijvoorbeeld dat de besprekingen inzake winstverschuivingen zullen worden voortgezet. Dat is voor mij niet heel geruststellend. Mijn vraag aan de minister-president is dan ook hoe de sfeer bij de bespreking van de belastingaanpak was. Werd er bijvoorbeeld ook gesproken over harmonisatie van de vennootschapsbelastinggrondslag, zoals de GroenLinks-fractie vorige week voorstelde, of over andere eenzijdige Europese voorstellen? Wij zitten daar niet op te wachten en zijn daar niet dol op, maar ik hoor wel graag van de minister-president de achtergrond van die discussie. Ook vraag ik het kabinet of er in de Raad sprake was van verregaande nieuwe bevoegdheden van de EU op het gebied van belastingwetgeving en of daarvoor draagvlak was. Ook daarvan zijn wij geen voorstander. Nieuwe bevoegdheden op het terrein van belastingen voor de EU zijn wat ons betreft onwenselijk en onnodig. Ook plannen van deze of gene, die vorige week in de Kamer ook nog eens naar voren zijn gebracht, om een vetorecht op belastingen op te heffen in Europees verband, moeten we wat ons betreft verre van ons houden. De aanpak daarvan kan enkel in internationaal verband, maar dat is dan een verband dat verdergaat dan Europa.

Naast de aanpak van bovengenoemde aspecten op het gebied van belastingen is het van belang dat Nederland ophoudt met wat ik maar even "fiscal bashing" noem. We mogen ons niet in de hoek laten zetten door andere landen die ons omwille van hun eigenbelang proberen te beschadigen. We mogen er ook wel aan bijdragen om mythes door te prikken. Het gaat dan bijvoorbeeld om de mythes dat Nederland eenzijdig het enige belastingparadijs in Europa zou zijn en dat Nederland alles fout zou doen. Zeker als we onszelf op die manier te kijk zetten, moeten we daar ook stelling tegen durven te nemen. We moeten ook ophouden onszelf te geselen op dit punt. Natuurlijk wachten wij het onderzoek naar ons belastingklimaat en ons vestigingsklimaat af dat in juni zal verschijnen, maar volgens ons hoeft Nederland zich niet te schamen voor zijn uitstekende vestigingsklimaat, inclusief de fiscale aspecten daarvan.

Ik ben blij met de in het verslag gemaakte opmerkingen over het gesprek tussen minister-president Rutte en de heer Barroso. Door de zaak van de olijfoliekannetjes heeft het besef van subsidiariteit en proportionaliteit hopelijk ook in Brussel een nieuwe impuls gekregen. Ik noem het maar een soort "olijfoliewende" die, naar ik hoop, nu eindelijk ook in Brussel is ingedaald. Wij zijn benieuwd naar de voorstellen van het kabinet later dit voorjaar, of in ieder geval voor het zomerreces, over de subsidiariteitsexercitie die wij plegen te doen. Ik hoop dat Brussel wat dat betreft ook aan onze kant staat. Ten slotte, wij gaan op weg richting een eurotop van juni. De heer Omtzigt noemde het al. Dat wordt waarschijnlijk weer een spannende eurotop, waar veel verschillende onderwerpen op de agenda zullen staan. Ik hoop dat de informatievoorziening aan de Kamer zo tijdig mogelijk plaatsvindt, zodat wij in een vroeg stadium bij eventuele discussies worden betrokken en wij ons goed en degelijk kunnen voorbereiden.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind dat de heer Verheijen iets meer spreektijd moet hebben. Ik merk dat hij in zijn tekst heeft moeten schrappen. Hij heeft al zijn belangrijke onderwerpen eruit moeten gooien. Ik kan mij niet voorstellen dat hij vandaag niet wilde terugkomen op die 500 miljoen. Hij heeft er immers zo'n circus van gemaakt. Het stond in alle kranten. Hij was boos, hij was geïrriteerd, het was onverteerbaar en hij heeft het kabinet tot van alles opdracht gegeven. Wij willen toch nog wel iets van de heer Verheijen horen over die 500 miljoen.

De heer Verheijen (VVD):

Ik kan de heer Pechtold geruststellen. Ik ben nog steeds boos en nog steeds geïrriteerd. Voor ons is het nog steeds onverteerbaar. Dit zijn toch de termen die hij graag hoort. Wij menen dit ook. Voor ons ligt het nog steeds op dat niveau van die extra bijdrage. Wij weten ook hoe het traject de komende weken zal zijn. In het verslag van de Raad Algemene Zaken is erover gerapporteerd. Ook in dit verslag – het stond niet op de agenda van de Europese top – zijn er nog enkele zinnen aan gewijd. Ik ga ervan uit, dat het kabinet de motie serieus oppakt. Wij horen dit zo in de bijdrage van de premier. Onze inzet is onverminderd. Weest u gerust, mijnheer Pechtold!

De heer Pechtold (D66):

Ik vind dat niet helemaal duidelijk. Het was eerst onverteerbaar en nu lijkt het alsof de VVD en de heer Verheijen het gaan slikken. Je moet dan een behoorlijk brok door de keel laten gaan. Maar na al dat lawaai van de VVD over die 500 miljoen euro en het beeld dat Nederland dat allemaal extra moet betalen, zag je, als je goed keek, dat in de afgelopen zeven jaar vaak geld is teruggekregen. Wij moeten dit jaar wat bijbetalen, maar bekeken over de hele zevenjaarsbegroting springen wij er positief uit. De VVD heeft dit echter ingezet en de Nederlanders weer verteld dat Brussel slecht is en dat er geld naartoe moet. Brussel is fout. "Onverteerbaar", "boos", "geïrriteerd", dat waren de woorden. Wij gaan het nu toch niet allemaal laten weglopen? Ik vraag de heer Verheijen nu: staat dat nog steeds? Krijgt de premier nog steeds de opdracht dat het geld terug moet? Ik vind dat, nu het niet is gelukt, wij ons vooral moeten richten op de nieuwe begroting, op de toekomst. Of zegt de heer Verheijen dat wij inderdaad daar de aandacht op moeten richten?

De heer Verheijen (VVD):

Ik prijs de heer Pechtold voor zijn enthousiasme vandaag, wederom. Ik ben het met hem eens. De motie staat nog steeds en ook de emotie is er nog steeds. Het besef dat wij gedurende een periode opeens moeten bezuinigen, moet ook de boodschap voor Brussel zijn. Daar is onvoldoende naar gekeken en dat staat nog steeds. Ik ga ervan uit dat dit nog steeds de inzet van het kabinet is, ook naar aanleiding van onze motie, tenzij ik een ander bericht hoor. Ik hoor het zo dadelijk graag van de premier.

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Ik sta er even bij stil dat wij vandaag voor de eerste keer een plenair debat voeren na een Europese top. Het voelt een beetje alsof je al heel lang een pijntje hebt, eindelijk naar de dokter gaat en er dan in de wachtkamer achterkomt dat er eigenlijk niets meer aan de hand is. Wij hebben een enorme topper gehad over begrotingsonderhandelingen, over reddingspakketten en wat dies meer zij. Nu wij een terugkijkdebat hebben, is de agenda wat "smal". Laten wij hopen dat wij dit experiment de volgende keer onder nog grotere spanning met elkaar beleven. Dat wil niet zeggen dat tijdens deze Raad niet twee belangrijke onderwerpen besproken zijn: energie en belastingen.

Ik begin met de energie. Uit het verslag maak ik op dat de minister-president het belang heeft benadrukt van de totstandkoming van een goed functionerend emissiehandelssysteem. Mijn partij onderschrijft dat belang, maar constateert dat dit systeem op dit moment gewoon niet werkt. Het zal pas weer werken wanneer een groot aantal rechten voor de uitstoot van CO2 van de markt wordt gehaald. Pas dan immers stijgt de prijs en worden bedrijven gestimuleerd te investeren in schone technologieën. Deelt de minister-president deze analyse en welke concrete acties gaat het kabinet ondernemen om ervoor te zorgen dat de impasse op dit punt doorbroken wordt? Welke landen liggen er eigenlijk dwars op dit punt en hoe gaat de regering hen overtuigen?

Overigens verscheen vandaag een rapport van het Europees Milieuagentschap waaruit blijkt dat Nederland in vergelijking met andere lidstaten achterblijft bij de vermindering van CO2-uitstoot. Geen prestatie dus om trots op te zijn en een extra reden om in eigen land te blijven investeren in duurzaamheid en schone energie.

Dan de belastingen, wat mij betreft het grote succes van de Europese Raad en van andere recente bijeenkomsten. Het thema aanpakken van belastingontwijking is nu echt internationaal op de kaart gezet. In positieve zin vallen de stappen op die gezet zijn op het terrein van de automatische uitwisseling van bankinformatie, het tegengaan van btw-fraude en de zogenoemde country-by-country reporting. Belangrijke stappen waarop al lang wordt aangedrongen. Tegelijkertijd is het duidelijk dat er nog veel werk te doen is. We moeten dit momentum dus vasthouden en de druk niet van de ketel halen. Het opheffen van het bankgeheim en een akkoord over de spaartegoedenrichtlijn zijn volgende stappen. Kan de minister-president toelichten waarom het nog niet mogelijk was op deze belangrijke onderdelen tot overeenstemming te komen? Welke zekerheid bestaat er nu dat Oostenrijk en Luxemburg ook echt hun bankgeheim opgeven? Lopen we niet het risico dat van uitstel toch afstel komt?

Zoals ik in het debat voorafgaande aan de top al zei, hoort bij die volgende stappen ook een discussie over een gemeenschappelijke grondslag en een gemeenschappelijk tarief voor de vennootschapsbelasting, want dat is de enige manier om de concurrentie tussen lidstaten naar een steeds lager tarief een halt toe te roepen. Nederland moet in deze discussie vooroplopen en niet in een defensieve reflex vervallen. Het spijt me te moeten zeggen dat het wat mij betreft enigszins tegenviel dat de premier richting de pers vooral herhaalde dat Nederland zich aan de internationale regels houdt; wij doen niets wat niet mag, zo stelde hij. Dat mag zo zijn en gelukkig is dat zo, maar het is natuurlijk niet het punt van deze discussie. Het punt is hoe we voorkomen dat multinationals erin slagen bestaande regels te omzeilen en zich daarmee onttrekken aan hun belastingplicht. We moeten regels dus niet alleen naleven maar we moeten ze ook aanpassen en aanscherpen, net zolang totdat de mazen gedicht zijn. Hoe moet ik de uitspraken van de minister-president over het naleven van regels nu plaatsen en deelt hij wel die ambitie om internationale regels juist verder aan te scherpen, ook wanneer dat mogelijk het Nederlandse belasting- en verdragenstelsel raakt?

Ik blik ook vooruit op de volgende Raad die immers eind juni plaatsvindt. President Hollande pleitte er onlangs voor een Europese regering in het leven te roepen die iedere maand bijeen moet komen, maar, eerlijk gezegd, die frequentie van iedere maand een top is eigenlijk nu al zo'n beetje staande praktijk. De voorbereiding van die top is ook al in volle gang. Naast belangrijke besluitvorming over de bankenunie, is het duidelijk dat één thema centraal zal staan, het alarmerend aantal werklozen in Europa, vooral onder jongeren. Mijn partij is blij met het gevoel voor urgentie dat op dit punt nu eindelijk is ontstaan. Men weet dat ik debat op debat aandacht voor het thema heb gevraagd en dat ik het kabinet regelmatig heb uitgedaagd om met voorstellen te komen voor gecoördineerde actie in Europees verband. Van Rompuy doet dat nu ook. In zijn brief van afgelopen vrijdag stelt hij dat jeugdwerkloosheid het centrale thema zal zijn tijdens de volgende top. Hij nodigt lidstaten expliciet uit om hun ideeën te presenteren en deze voorafgaand aan de top met elkaar te delen.

Gisteren hebben Duitsland, Frankrijk en Italië al een eerste voorzet hiervoor gegeven. In aanwezigheid van de president van de Europese Investeringsbank spraken zij onder meer over ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf als motor voor nieuwe banen voor jongeren. Duitsland heeft trouwens ook bilateraal een aantal initiatieven ontplooid, gericht op die landen waar de nood het hoogst is, te weten Spanje, Portugal en Griekenland. Bondskanselier Merkel zal op 3 juli een conferentie in Berlijn over jeugdwerkloosheid organiseren waarvoor ook minister Asscher is uitgenodigd. De Commissie presenteerde gisteren een aantal nieuwe voorstellen. Met al deze plannen, ideeën en soms proefballonnetjes is het niet altijd eenvoudig om door de bomen het bos nog te zien. Vooruitblikkend op de top en op de voorbereiding van de top wil ik de premier het volgende vragen. Neemt het Nederlandse kabinet de uitnodiging van Van Rompuy aan en zal Nederland ook zelf met voorstellen komen voor een gecoördineerde Europese aanpak van de jeugdwerkloosheid? Zo ja, is het dan een gedachte om deze voorstellen wellicht samen met een of enkele andere lidstaten te doen, bijvoorbeeld met de andere Benelux-landen?

De heer Omtzigt (CDA):

Hoe zou volgens de heer Servaes de Europese Commissie vanuit Brussel de Europese jeugdwerkloosheid moeten aanpakken en welk geld zou zij daarvoor moeten gaan gebruiken?

De heer Servaes (PvdA):

Het eerste deel van de vraag impliceerde dat de Commissie dat vanuit Brussel zou gaan doen. Natuurlijk kan de Commissie dat niet vanuit Brussel doen. De lidstaten zelf moeten dit doen, maar we kunnen wel afspraken met elkaar maken, zoals we dat tijdens de toppen in december en in april trouwens ook al hebben gedaan, bijvoorbeeld over de jeugdgarantie. Het is nu aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat iedereen onder de 25 jaar in opleiding is, een extra training volgt of een stage, een traineeship of iets dergelijks kan volgen. Met dat type gezamenlijke afspraken kunnen we een eind komen. Een andere suggestie – die heb ik hier al eerder genoemd – is om te bekijken wat je bijvoorbeeld via de Europese Investeringsbank kunt doen. Dat hoeft dus niet per se nieuw geld te betekenen, maar dat kan wel projecten ondersteunen, juist in de landen die het zwaarst zijn getroffen.

De heer Omtzigt (CDA):

Gelooft de heer Servaes dat op dit moment een baangarantie of zo'n jeugdgarantie mogelijk is? Gelooft hij echt dat de Spaanse en de Griekse regering, met een jeugdwerkloosheid die boven de 50% ligt, dit niet allang zouden hebben gedaan als zij dat hadden gekund?

De heer Servaes (PvdA):

Ik geloof één ding, namelijk dat wij een van de grootste problemen waarmee wij op dit moment in Europa te maken hebben, uiterst serieus moeten nemen en alles moeten doen wat in onze mogelijkheden ligt om van het grote probleem van de jeugdwerkloosheid af te komen. Zal één voorstel, als een soort magic wand, de problemen oplossen? Nee, natuurlijk niet, maar daarom is de uitnodiging van Van Rompuy juist zo goed: kom met ideeën, deel die met elkaar en ga met elkaar een discussie aan. Kritische geesten zoals de heer Omtzigt kunnen daar dan kanttekeningen bij plaatsen. Dat is allemaal prima, maar laten we in ieder geval die voorstellen op tafel leggen en alles wat in onze macht ligt, doen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken.

Mijn laatste vraag aan het kabinet op dit punt is of het kabinet bereid is om de Kamer voor de top – nog beter: voor de vakraden die de top voorbereiden, dus voor de Raad Sociale Zaken en de Raad Algemene Zaken – een overzicht te doen toekomen van de diverse voorstellen die inmiddels zijn gedaan of die de komende weken nog gedaan worden en om die voorstellen te voorzien van commentaar, hetzij kritisch – zoals het commentaar van de heer Omtzigt van zojuist – hetzij opbouwend. Wellicht zien we immers ook goede plannen.

De enorme jeugdwerkloosheid is een sociaal drama dat onze aandacht en onze actie vraagt. Vandaag nog waarschuwde de OESO voor de risico's van een verloren generatie. Het maakt mij niet eens vreselijk veel uit of die aandacht en die actie ter bestrijding van jeugdwerkloosheid gemotiveerd zijn door een gevoel van internationale solidariteit, door economische en financiële consequenties van jeugdwerkloosheid voor landen of door de politieke onrust van onrust en instabiliteit. Het belangrijkste is dat wij, zoals ik al zei, alle opties bekijken en overwegen en in elk geval proberen om jongeren in Europa weer een perspectief te bieden in deze crisis.

De heer Van Bommel (SP):

Ik ben blij dat u concreet bent ingegaan op wat in het vorige debat "de sociale dimensie van Europa" heette. Ik heb uw stuk daarover gelezen, maar uw politieke vriend collega Verheijen heeft gezegd dat de hele sociale unie waarnaar u steeds verwijst, "een fopspeen van socialistische politici is, een fata morgana die mensen wordt voorgespiegeld". Ik vermoed dat hij met "socialistische politici" ook u bedoelt. Dat zou kunnen, maar de aantijging is natuurlijk wel een zeer scherpe. Hij zegt niet alleen dat het niet kan, maar ook dat je het niet moet willen. Daarnaast spreekt hij over iets wat mensen wordt voorgespiegeld. Met andere woorden – dat komt ook in het stuk voor – u belooft mensen gratis bier. U belazert de kluit. Dat is eigenlijk de boodschap van zijn verhaal. Wat vindt u nu van zo'n politieke vriend? U hebt geen vijanden meer nodig.

De heer Servaes (PvdA):

Ik neem aan dat het "u" aan mij was gericht en niet aan de voorzitter. Voor wie dat socialistische precies was bedoeld, laat ik in het midden. Dat had u echt aan de heer Verheijen zelf moeten vragen, mijnheer Van Bommel.

Ik heb het stuk gelezen en ik heb erop gereageerd. Dat hebt u gezien. Ik hoor net dat ik ook "u" zei. De heer Van Bommel heeft kennis kunnen nemen – dat zei hij zojuist al – van mijn stuk dat is gepubliceerd op de website van de Volkskrant. Ik geloof echt dat de sociale dimensie van de Unie bestaat en dat wij die concreet moeten maken. In mijn stuk heb ik drie punten genoemd. Het eerste is dat wij de jeugdwerkloosheid serieus moeten nemen. Dat heb ik net uitgebreid uiteengezet. Het tweede is – dat is een betoog dat ik hier ook vaker heb gehouden – dat wij moeten kijken of de manier waarop wij de eurocrisis bestrijden, namelijk door ons te concentreren op begrotingsnormen, wel verstandig is en of wij niet ook naar sociaaleconomische factoren in landen moeten kijken. Ik heb daar voorstellen voor gedaan, bijvoorbeeld om indicatoren toe te voegen aan de exercitie waar wij vandaag weer een hoofdstuk van beleven. Het derde punt is dat ik denk dat de krachten van de interne markt, van het vrije verkeer van werknemers in de Unie, ook een tegenwicht nodig hebben, een sociale bodem noemen wij dat wel. Dat zijn concrete punten waarop voortgang wordt geboekt, soms langzaam en soms wat sneller, en waarvoor mijn partij in elk geval zal blijven strijden.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter, ik begrijp dat de heer Servaes hier graag nog even een korte samenvatting van zijn stuk geeft, want zo druk wordt die website niet bezocht

De voorzitter:

Mijnheer Van Bommel, ik begrijp ook dat u graag nog een punt wilt maken, maar wij doen interrupties hier in tweeën.

De heer Van Bommel (SP):

Ja, dit is mijn tweede.

De heer Servaes (PvdA):

Dat klopt, het is zijn tweede.

De voorzitter:

Oké. Ik keek opzij. Sorry.

De heer Van Bommel (SP):

Dat is niet zo'n ingewikkelde rekensom toch, voorzitter?

De voorzitter:

Nou, ja. Soms zijn ze zo lang dat ik denk dat het er twee zijn. Maar gaat u gerust verder.

De heer Van Bommel (SP):

De wezenlijke vraag is niet beantwoord. Dank voor de samenvatting, maar de vraag is wat de heer Servaes nu moet met zo'n politieke vriend, die hem er eigenlijk van beschuldigt dat hij de kluit belazert. Ik vind de sociale bodem die de heer Servaes wil leggen mooi. Misschien kan hij zijn punten bij een andere gelegenheid nog een keer herhalen. Zijn politieke vriend, met wie hij zaken moet doen, zegt echter niet alleen dat het allemaal niets is wat hij zegt. Hij zegt ook nog dat hij de kluit belazert. De heer Servaes wordt dus helemaal niet vertrouwd met zijn agenda. Ik stel vast dat er sprake is van een vertrouwenscrisis in de coalitie op dit punt. Daar wil ik de heer Servaes graag voor waarschuwen, want ik zou het heel vervelend vinden als hij pootje wordt gelicht door zijn collega.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mijnheer Van Bommel?

De heer Van Bommel (SP):

Mijn vraag is of de heer Servaes dit allemaal wel doorheeft.

(hilariteit)

De heer Servaes (PvdA):

Ik dank de heer Van Bommel voor zijn haast vaderlijke advies, zijn vaderlijke waarschuwing aan mijn adres. Het stuk was mij opgevallen en het prikkelde mij ertoe om over het weekend de reactie te schrijven die hij en duizenden mensen met hem tot zich hebben kunnen nemen. Het is ongetwijfeld nog steeds te lezen op de website. Wij hebben van het begin af aan gezegd dat waar het Europa betreft wij het allemaal van belang vinden om hier open het debat te voeren, ieder vanuit zijn eigen overtuiging. De PvdA en de VVD zitten, zoals eerder te zien was, niet op alle onderdelen van het Europees beleid helemaal op één lijn. Wij vinden het dus prima om daarover het debat te voeren. Tegelijkertijd constateer ik – ik meen dat wij dat in februari of maart hebben gedaan – dat er een heel stevige basis ligt, keurig opgeschreven door de minister van Buitenlandse Zaken in de Staat van de Unie, waarmee wij uitstekend uit de voeten kunnen. Dat wij daarbinnen nog op onderdelen het debat voeren, zou de heer van Bommel moeten aanspreken en ik hoop dat hij daaraan meedoet.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Allereerst zou ik de premier willen vragen of hij het debat tussen de Kamer en de heer Timmermans zojuist gevolgd heeft. Ik zou willen weten wat voor gevoel hij daaraan overhoudt, zeker als het gaat om de pensioenen van de Europese ambtenaren, die al op 63 jaar ingaan. Een vroegpensioen op 55 jaar schijnt zelfs tot de mogelijkheden te behoren. De verhoging van de pensioenleeftijd duurt nog heel erg lang. In Nederland worden de pensioenen gekort terwijl het in Brussel feest blijft.

Verder hebben wij hier in het debat een nabeschouwing van de Europese top. Er stond niet bijster veel op de agenda. Gelukkig, kan ik zeggen. Wij zijn benieuwd naar het zetelaantal van de Europese Commissie. Heeft de premier nog pogingen ondernomen om dat zetelaantal terug te brengen, ondanks de afspraak die kennelijk bestaat om die op een per lidstaat te houden?

Dan kom ik op de vraag die de heer Pechtold al uitgebreid heeft gesteld, namelijk: hoe zit het met de wens van de Kamer verwoord in die motie van de VVD-fractie over die 500 miljoen? Die is al ingeboekt. Daar horen wij niets meer over, maar daar hebben wij wel een heleboel herrie over gehoord van de VVD. Dat blijkt kennelijk weer niets waard. Ook daar krijg ik graag een toelichting op.

Wij zijn blij dat die oliekannetjesaffaire van tafel is. Ik verwacht van het kabinet nog een hele reeks andere voorbeelden van bevoegdheden die wij terug naar de lidstaten halen. Maar ja, de top is nog maar net afgelopen en Van Rompuy laat weten dat hij de onderhandelingen met Turkije wil intensiveren. Dat staat niet zozeer op de agenda, maar het is wel actueel. Daar is inmiddels ook op gereageerd door zowel de PvdA-fractie, die daar heel blij mee is, als de VVD-fractie, die dat absoluut geen goede zaak vindt. Ik ben heel benieuwd naar wat het kabinet daarvan vindt, want laten wij wel wezen: Turkije geeft niet veel aanleiding om daar toenaderingspogingen naar te ondernemen. Turkije islamiseert in een hoog tempo. Turkije heeft zich behoorlijk misdragen jegens Israël. Turkije is nog steeds kampioen journalisten in de bajes gooien omdat ze een andere mening hebben. De alcohol gaat aan banden. De Turkse pianist Fazil Say is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor het beledigen van de islam. Erdogan heeft gezegd: islamofobie is een misdaad tegen de menselijkheid. Zo kan ik nog wel even doorgaan. De Cypriotische bezetting door Turkije, het boren naar aardgas in Cyprus; dat zijn allemaal zaken waarvan ik mij afvraag waarom dat wangedrag van Turkije wordt beloond met nieuwe toetredingsonderhandelingen. De PVV is tegen een Turks lidmaatschap – dat moge duidelijk zijn – maar ik wil graag opheldering van de premier over deze stap.

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. De premier heeft gevraagd om tien minuten voorbereidingstijd.

De vergadering wordt van 17.40 uur tot 17.54 uur geschorst.

Minister Rutte:

Mevrouw de voorzitter. Ik begin met een paar vragen over de onderwerpen van de top. Verder is het een vrij breed vragenuur geworden; er zijn vragen gesteld over heel veel andere onderwerpen. Ik zal proberen daar zo goed mogelijk antwoord op te geven. Er waren twee onderwerpen op de top, namelijk energie en belastingen. Ik zal met de vragen daarover beginnen.

Ik begin met energie en de vragen over het emissiehandelssysteem, ETS. Wij hebben het voorstel gesteund voor back-loading, dus versterking van ETS door rechten tijdelijk uit het systeem te halen. De weerstand zit op dit moment niet bij de Raad maar bij het Europees Parlement, dat het voorstel blokkeerde. Daarom ligt de bal nu bij de Commissie om te bezien of een nieuw voorstel wel kans maakt in het Europees Parlement. Het zal aan Nederland niet liggen. Het kabinet zal blijven aandringen op versterking van ETS, ook omdat Nederland op dit terrein voortgang wil maken.

In Brussel is een proces afgesproken om te komen tot discussies over de duurzaamheid. Het groenboek speelt nu. De Commissie werkt aan een impact assessment, dat eind 2013 klaar moet zijn. Dat betekent dat de zaak niet wordt genegeerd tot volgend jaar maar dat er hard wordt gewerkt aan de voorbereiding. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat de discussie in de Europese Raad in maart 2014 alleen zinvol is als de Commissie ook tijd heeft gehad voor het uitwerken van de voorstellen. Nogmaals, het groenboek ligt er, of is er bijna, en we wachten nu het impact assessment af.

Hoe gaan we om met lidstaten die weigeren de afspraken na te komen en zodoende de energiemarkten frustreren? Het energiepakket zal straks bestaan uit een aantal richtlijnen, die moeten worden vormgegeven en door de lidstaten moeten worden vertaald in nationale wetgeving. Er is de normale juridische gang als lidstaten dat niet doen. Uiteindelijk kan de Commissie, zoals bekend, een lidstaat dan voor het Hof dagen. Die procedures gebruikt de Commissie ook nu al. Zij stelt waar nodig lidstaten in gebreke om hen te dwingen, wetgeving te implementeren.

Ik ga nu in op de vragen over de belastingen, om te beginnen die over de spaartegoedenrichtlijn. De doorbraak is dat in ieder geval het principiële bezwaar van Oostenrijk en Luxemburg nu weg is. Dat is heel goed nieuws. De tekst in de conclusies is ambigu voor wat betreft de vraag of Oostenrijk en Luxemburg nu ook akkoord gaan puur vanwege het feit dat de onderhandelingen met Zwitserland en de kleinere landjes over deze kwestie gestart zijn, of dat hun akkoord gaan conditioneel zal zijn aan een akkoord met die landjes. Als je de conclusies leest, zijn die eenduidig, namelijk: die conditie is eruit. Als je ze hoort, lijkt het erop dat ze die conditie nog wel voelen. In de conclusies wordt gesteld dat de Europese Raad nu vraagt om "adoption", dus "het aannemen van", later dit jaar, en dat laat Luxemburg en Oostenrijk nog ruimte om dat weer te blokkeren als er nog geen akkoord zou zijn met Zwitserland en de kleinere landjes. Het is dus goed nieuws dat de principiële blokkade weg is, maar het is verder nog wel spannend hoe de onderhandelingen lopen en hoe Oostenrijk en Luxemburg uiteindelijk definitief zullen reageren op de conclusies van de onderhandelingen.

Moet Nederland niet meer doen wat betreft het aanscherpen van de internationale belastingregels? Wat ik zei, klopt, namelijk dat wij voldoen aan alle internationale fiscale regels en dat we bezig zijn met onderzoeken naar winstverschuivingen en grondslagerosie. De heer Servaes noemt vele mogelijke aanpassingen van de Nederlandse wetgeving. Ik zou willen voorstellen om daar niet op vooruit te lopen. We wachten nog op onderzoeken hierover van SEO en de OESO. Die rapporten zullen in juni verschijnen. Het moge wel duidelijk zijn dat dit kabinet niet met voorstellen zal komen voor een CCCTB.

De heer Van Bommel heeft gevraagd hoe de coördinatie van de fiscale standpunten eruitziet. Die zal natuurlijk nog moeten worden uitgewerkt. Dat betekent dat de lidstaten in verband van G20 en OESO standpunten aan elkaar zullen doorgeven en dat de soevereiniteit van de lidstaten op het terrein van de belastingen overeind blijft, maar dat wij zullen proberen om zo goed mogelijk te coördineren in verband van de multilaterale organisaties.

Er is nog één vraag gesteld over de belastingen, namelijk over de code of conduct. De Europese Raadsconclusies geven aan dat werk verricht moet worden aan het versterken van de code of conduct. Dat heeft te maken met het aanpakken van schadelijke belastingregimes. Wij menen dat het mandaat daarvoor nu voldoende is. Uitbreiding van het onderwerp zou afbreuk doen aan de kerntaak van de codegroep, namelijk het aanpakken van schadelijke regimes. Ook de andere lidstaten hebben meermaals aangegeven dat voor deze belangrijke taak uitbreiding van het mandaat niet nodig is. Ik wijs er nog eens op dat de discussie over dat mandaat in 2012 uitgebreid is gevoerd. Toen is ook vastgesteld dat dit mandaat goed is.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik verwees naar de motie-Omtzigt c.s. (31066, nr. 144) van 5 juli 2012. Die is Kamerbreed ondertekend en aangenomen. Daarin werd de regering verzocht met een plan te komen om de tax gap – dat is namelijk het probleem in Nederland – in kaart te brengen en te halveren, dan wel te verkleinen en het plan daarvoor aan de Kamer te doen toekomen. Dat plan is echter nog steeds niet bij de Kamer beland. Kan de premier toezeggen dat dit plan komende week aan de Kamer wordt toegestuurd?

Minister Rutte:

Ik zal de vraag waar dat plan precies blijft, doorspelen aan de collega's van Financiën. Hoe het met de uitvoering van de motie en met het plan zit, voert wat ver binnen dit debat. Dat heb ik niet paraat, maar ik zal het doorspelen. Inhoudelijk wil ik wel ingaan op de vraag van de heer Omtzigt over het invoeren van een scan om de tax gap over belastingfraude en -ontwijking te meten, want daar praten we dan over. Daar ben ik in ieder geval geen voorstander van. De cijfers hieromtrent zijn werkelijk boterzacht. Het is sowieso heel lastig te meten wat we precies zouden moeten ontvangen en om daarover aannames vast te stellen. We weten het namelijk gewoon niet. De realisatie kan ook om allerlei redenen tegenvallen. Dat kan ook door allerlei exogene factoren zijn, bijvoorbeeld door de crisis. Kijk maar naar de recente Nederlandse ontwikkelingen. Dat is het inhoudelijke antwoord. Voor een procedureel antwoord en een reactie op de motie zal ik dit doorspelen naar de collega's van Financiën.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik neem aan dat de premier het met mij eens is dat een motie die Kamerbreed is aangenomen gewoon uitgevoerd moet worden. De voorzitter is het daar natuurlijk helemaal mee eens. Ik hoop dus dat het plan snel komt. Ik snap dat het vrij lastig is om belastingontwijking te meten, maar er werd gewoon gevraagd naar een overzicht van gerichte acties. Dat zouden we graag binnen een week ontvangen omdat we denken dat dit ook heel relevant kan worden in de discussie over de 6 miljard.

Minister Rutte:

Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord, voorzitter.

De heer Servaes heeft een vraag gesteld over de jeugdwerkloosheid. Wij steunen uiteraard het agenderen van dit thema. Ook voor Nederland is dit een prioriteit. Dat is ook de inzet van de minister van Sociale Zaken, Lodewijk Asscher. Tegelijkertijd merkte de heer Servaes terecht op dat we geen toverstokje hebben. De visie van Nederland is dat het sociaal beleid in de lidstaten vooral gericht zou moeten zijn op het weer naar de arbeidsmarkt brengen van mensen die geen baan hebben en het bieden van bescherming waar dat nodig is. De primaire verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de lidstaten. In Europa kunnen we wel van elkaar leren en kunnen we elkaar ondersteunen. Ik kom zo nog apart terug op de brief over de sociale dimensie, maar voor de jeugdwerkloosheid geldt het ook in het bijzonder. Er zijn veel goede instrumenten en die kunnen we ook inzetten. Denk aan het groeipact. Er is 55 miljard voor de jeugdwerkloosheid in acht kwetsbare landen. In het nieuwe Meerjarig Financieel Kader zit 6 miljard. Er wordt ook door de Europese Investeringsbank bekeken welke rol die kan spelen. Ik wijs ook op het Europees semester en de discussie over het goed functioneren van de arbeidsmarkt. Ik wijs ook op de aanbevelingen van de Commissie dienaangaande. In reactie op de concrete vragen van de heer Servaes zou ik willen voorstellen dat wij in de geannoteerde agenda voor de EPSCO Raad in juni een overzicht geven van wat er op tafel ligt, wat Nederland daarvan vindt en welke actie Nederland onderneemt. Ik denk dat zijn vraag daarmee het best beantwoord is.

Dan kom ik op de sociale dimensie. De essentie van het kabinetsstandpunt is dat wordt gekozen voor een zorgvuldige en evenwichtige benadering van de sociale dimensie van de Unie. Wij zijn niet voor grotere bevoegdheden voor Europa. Wij vinden dat sociaal beleid nationaal beleid is. Tegelijkertijd wil het kabinet binnen Europa komen tot een betere afstemming van het sociaaleconomisch beleid van de lidstaten en effectievere inzet van de bestaande financiële middelen. In Europa is een betere samenwerking ook van belang voor het bestrijden van misstanden op de arbeidsmarkt. Ook het streven naar een eerlijke beloning van werknemers hoort daar uiteraard bij.

De motie van de heer Verheijen over de hier breed afgewezen extra claim op Nederland en andere landen vanwege de tweede aanvullende begroting stond niet op de agenda van deze Raad. Ik heb daar niettemin over gesproken met de voorzitter van het parlement, de voorzitter van de Commissie en de huidige voorzitter van de Europese Unie, mijn Ierse collega. Ik heb expliciet onze teleurstelling over de ontwikkelingen geuit. Ik heb aangedrongen op een constructieve houding van het Europees Parlement in de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader. Het Europees Parlement moet nu stappen zetten en niet steeds met nieuwe eisen komen. Conform de motie zal het kabinet zich in coalitie met het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Denemarken en Finland blijven inzetten tegen zowel de bestaande claim als eventuele nieuwe claims. Ik herhaal wat ik daar vorige keer over heb gezegd, namelijk dat, gegeven het feit dat dit geen blokkerende minderheid is, de kans van slagen op voorhand niet gezekerd is, integendeel.

De heer Pechtold (D66):

De minister van Financiën heeft dit openlijk al als probleem voor de begroting aanvaard. 150 parlementariërs steunen de minister-president in het gevoel dat het mooier zou zijn als het niets is. De minister-president zei zojuist iets belangrijks in een bijzin. Hij richt zich ook op het Meerjarig Financieel Kader voor de toekomst. Mijn fractie heeft in alle debatten voorgesteld om de credit points die wij bij andere landen hebben, vooral daarop in te zetten. Is de minister-president het met mij eens dat er, als die 500 miljoen niet doorgaat, nog een wereld te winnen valt in de begroting voor de komende zeven jaar?

Minister Rutte:

Met de tweede helft van wat één vraag leek te zijn, ben ik het eens. Ik ben het echter zeker niet eens met de eerste helft van de vraag. Wij hoeven namelijk niet te slijmen bij anderen om daarmee een al overeengekomen MFK door de Raad heen te krijgen. Ik stel vast dat er een politiek besluit is genomen, waarbij een kwalificerende meerderheid van de lidstaten heeft gezegd dat zij, onder de aanname dat er een deal komt over het Meerjarig Financieel Kader, akkoord wil gaan met de aanvullende begroting. Daar zijn wij dus tegen. Ik heb er alleen op gewezen dat het bizar is dat er eerst om aanvullend geld wordt gevraagd en dat het Europees Parlement vervolgens eigenlijk zoiets heeft van: dat lijken wij in de knip te hebben, maar wij negeren de politieke deal die de kwalificerende meerderheid met het Europees Parlement wil sluiten. Tegen de Ierse voorzitter, de vertegenwoordiger van de kwalificerende meerderheid, en ook tegen het Parlement – voor wat betreft zijn rol – heb ik gezegd dat wij grote moeite hebben met het besluit, maar dat wij het helemaal bizar zouden vinden als de randvoorwaardelijkheid van dat besluit ook nog eens zou worden losgelaten.

De heer Pechtold (D66):

Ik hoop van harte dat de minister-president zijn energie vooral steekt in de ruimte die er nog is om met het Europees Parlement naar de toekomst te kijken. De PVV oefent natuurlijk een zodanige druk uit op de fractie van de VVD dat dit symbolisch toch een beetje moet doorrollen. Daarom worden er van die nietszeggende moties ingediend. Ik hoop vooral dat de premier de minuten onderhandelingstijd met zijn collega's kan inzetten voor de portefeuille van Kroes, waarvoor het Europees Parlement misschien nog eens wat kan doen door het bedrag weer te verhogen, en andere belangrijke zaken, zoals kennis in plaats van koeien. Wij zullen de minister-president afrekenen op zijn daden.

Minister Rutte:

Ik was nu juist zo blij dat de heer Pechtold zich geschaard had in het koor van partijen dat dit geen goede zaak vindt. Hij zei namelijk letterlijk dat 150 Kamerleden hiervoor zijn. Nu brengt hij dit weer terug tot de PVV, alsof die dit zou willen. Ik begrijp nu dat D66 grote moeite heeft met deze aanvullende begroting. Ik vind dat winst, want dat maakt mijn positie alleen maar sterker. Vervolgens zegt de heer Pechtold dat ik er niets meer aan hoef te doen, ondanks het feit dat 150 Kamerleden mij steunen. Wat is nou de opdracht?

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, u snapt dat ik mij nu aangesproken voel.

De voorzitter:

Uiteraard.

De heer Pechtold (D66):

Misschien moet de minister-president eens wat vaker naar informatieve programma's kijken. De heer Mingelen heeft dit alles onlangs nog eens laten zien bij Nieuwsuur. Dat was zeer leerzaam. Het is jammer dat wij hem dadelijk niet meer hebben. In zijn bijdrage zag je zeven balkjes, waarvan vijf groene. Dat waren de vijf begrotingsjaren waarin Nederland geld terugkreeg van Europa. Vervolgens waren er twee rode balkjes, waarvan één voor dit jaar, voor de jaren waarin Nederland iets extra moest betalen. Als je naar het totaal van de zeven balkjes keek, dan was het groen. De premier doet nu alsof wij helemaal onverwacht een tegenvaller hebben. Misschien moet hij de heer Balkenende nog eens opbellen, want in de afgelopen zeven jaar hebben wij ook geld teruggekregen. Als wij voor dit jaar nog geld terug kunnen krijgen, steunt D66 natuurlijk die een beetje losse motie van de VVD. Die was nodig. De premier is er zelfs blij mee. Dan zijn wij allemaal blij. Mijn oproep is echter: richt je op de toekomst, want daar valt zeker nog geld te halen.

Minister Rutte:

De heer Pechtold heeft steun verleend aan een motie van de VVD. De hele Kamer heeft dat gedaan. Ik voer die motie uit. De heer Pechtold zegt eigenlijk: hoewel ik die motie gesteund heb, hoef je die niet uit te voeren. Ik begrijp het nu zo – laat ik helpen, voordat ik weer een vervolgreactie uitlok – dat de heer Pechtold de motie steunt, maar dat hij wil dat ik die motie op een dusdanige manier uitvoer dat die de relaties geen schade berokkent. Hij vindt dat ik vooral naar de toekomst moet kijken. Mijn reactie daarop is dat wij in Brussel beide zaken kunnen doen: dit voorkomen en dus de motie van de VVD-fractie voortvarend uitvoeren, zoals de heer Pechtold ongetwijfeld van mij verwacht, en tegelijkertijd onze belangen in de toekomst veiligstellen.

Er is ook gevraagd hoe wij aankijken tegen het idee dat in de kringen van de Commissie lijkt te leven, namelijk om investeringen tijdelijk toe te staan binnen de regels van het Stabiliteits- en Groeipact. Wij willen geen verzwakking van het SGP. Bestaande regels moeten worden gerespecteerd. Wij willen bovendien niet dat de regelgeving ingewikkelder wordt. Wij staan dus zeer kritisch tegenover deze voorstellen.

Over het rechtsstaatinitiatief heb ik onder anderen met de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, gesproken. Dit initiatief is genomen door de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken en enkele van zijn collega's, onder anderen de Duitse collega. Dit onderwerp is ook aan de orde geweest tijdens de Nederlands-Duitse top die vorige week in Kleef gehouden werd. Wij hechten zeer aan dit initiatief. Je hebt nu slechts twee mogelijkheden: niks doen of voor de nucleaire optie kiezen, die naar ik meen in artikel 8 staat, namelijk een land min of meer uit de Unie zetten. Er zit niks tussen die twee opties. De kracht van het voorstel dat minister Timmermans en anderen gedaan hebben, is dat je daartussen nog andere technieken en middelen krijgt. De reactie van de Commissie blijft helaas afhoudend. Mevrouw Reding, die hier vorige week was, en voorzitter Barroso waren niet meteen enthousiast. Ik heb opnieuw aangedrongen op een initiatief van de Commissie. Niettemin zal Nederland ook de mogelijkheden te baat nemen om dit zonder de Commissie te doen. Wij zullen de discussie voortzetten met gelijkgezinden in de Raad.

De subsidiariteitslijst komt in de tweede helft van juni naar de Kamer, voor de zomer, zoals is afgesproken. Er is nog niet bekend of de heer Van Rompuy komt met een rapport omtrent zijn voorstellen. De Kamer heeft al de nodige informatie: de kabinetsreactie op de mededelingen van de Commissie over contracten en ex-antecoördinatie van hervormingen ligt in de Kamer, evenals de kabinetsvisie op de sociale dimensie van de EMU. Wanneer nadere informatie bekend wordt over de voorbereiding van de juniagenda, zullen wij dat melden, uiterlijk in de geannoteerde agenda. Inmiddels heeft de Kamer ook toegang tot interne EU-documenten, zoals de conceptconclusies van de Raad, maar voor deze top zijn die nog niet beschikbaar.

De heer Omtzigt (CDA):

Voor dat laatste ben ik de regering zeer erkentelijk, want ik browse daar graag in. Ik ga even twee stappen terug: wanneer komt dat subsidiariteitslijstje precies naar de Kamer? Ik wil niet dat wij dit een dag voor het reces nog moeten gaan behandelen of dat wij het twee uur voor de top krijgen. Ik zou het graag zeer ordentelijk kunnen bespreken.

Minister Rutte:

Ik kan mij voorstellen dat de Kamer hierover apart wil spreken, los van de top, hoewel de Kamer hier natuurlijk zelf over gaat. Wij gaan het namelijk ook niet bij de top indienen. Het staat er los van. Onze planning is de tweede helft van juni, zodanig dat er niet op de laatste dag voor het reces nog over gediscussieerd moet worden. Ik dacht dat het reces in juli begon. Als de subsidiariteitslijst in de tweede helft van juni komt, hebben wij nog een of twee weken om hierover een debat in te plannen.

De heer Omtzigt (CDA):

Kan het ook voor de top van 25 juni naar de Kamer komen? Dan kunnen wij hierover nadenken. Ik ben bang dat het anders uitmondt in een nachtelijk uurtje praten over de vraag wat wij de kerntaken van de EU vinden.

Minister Rutte:

Dat wil ik wel proberen, maar ik schrik een beetje dat de heer Omtzigt dit blijkbaar niet belangrijk genoeg vindt om er apart over te discussiëren. Ik kan mij voorstellen dat wij hierover een keer een apart debat voeren. Dit gaat om een fundamenteel initiatief van het kabinet. Ik voel daarvoor steun in de Kamer. Maar nogmaals, dit staat los van de top. De heer Omtzigt wil dat de subsidiariteitslijst voor 25 juni naar de Kamer komt. Ik kijk even of men niet in paniek raakt in de ambtelijke loge als ik ja zeg tegen dit verzoek. Dat is niet het geval. Dan is het antwoord ja.

Hiermee meen ik alle vragen uit de eerste termijn te hebben beantwoord. Als iemand nu boos wordt, hoor ik het wel.

De voorzitter:

De heer Madlener is niet boos, maar heeft nog wel een vraag. U bent toch niet boos, mijnheer Madlener?

De heer Madlener (PVV):

Niet boos, wel teleurgesteld!

Ik heb gevraagd wat de heer Rutte, gezien het vorige debat met de heer Timmermans, vindt van het feit dat de Nederlandse regering niet de gevraagde informatie kan krijgen over de Europese salarissen en pensioenen. Ik weet niet of de heer Rutte dat debat gevolgd heeft …

Minister Rutte:

Nee.

De heer Madlener (PVV):

Het ging om een concrete vraag van de Kamer om een gegroepeerd overzicht waarin staat welke ambtenaren welk bedrag netto verdienen. Het was niet mogelijk om dit te geven. Wij willen bovendien weten welke Europese ambtenaren in welk pensioenregime vallen, nu en in de toekomst. De Europese Commissie weigert ook daarop in te gaan. Dat geldt ook voor de bonnetjes van de Commissarissen. Ik wil dus graag weten of de premier het onwenselijk vindt dat dit inzicht niet gegeven kan worden en wat hij daaraan gaat doen. Voorts had ik gevraagd …

De voorzitter:

Mijnheer Madlener, ik geef u zo meteen de kans om de andere vraag te stellen.

Minister Rutte:

Ik heb dat debat niet gevolgd, maar ik ben het volledig eens met de reactie die de minister van Buitenlandse Zaken Timmermans in dat debat gegeven heeft. Het wordt ietwat ingewikkeld als ik een debat dat in de Kamer door het kabinet is gevoerd, na afloop moet becommentariëren. Er geldt eenheid van kabinetsbeleid, dus alles wat minister Timmermans daar gezegd heeft, heeft mijn volledige politieke, inhoudelijke en materiële steun.

De heer Madlener (PVV):

Ik begrijp dat u het debat niet gevolgd hebt, anders had u dit vast niet gezegd.

Mijn andere vraag had betrekking op de oproep van de heer Van Rompuy, van vlak na de top. Hij kwam, naar ik meen afgelopen maandag, met een soort belofte om de onderhandelingen over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie nieuw leven in te blazen, terwijl er toch alle reden is om dat niet te doen. Is de Nederlandse regering het daarmee eens, of niet?

De heer Rutte (VVD):

Ten aanzien van Turkije moeten we vaststellen dat de toetredingsonderhandelingen tussen de Europese Unie en Turkije al jaren vastzitten. Dat komt doordat de Turken geen uitvoering willen geven aan het Ankaraprotocol over de toegang van Cypriotische schepen en vliegtuigen tot Turks grondgebied. Dat is ook de reden waarom de Europese Unie acht onderhandelingshoofdstukken blokkeert; er kunnen ook geen nieuwe hoofdstukken gesloten worden. Daarnaast is er een aparte zaak aan de hand: Frankrijk heeft unilateraal vijf hoofdstukken geblokkeerd en Cyprus nog eens zes hoofdstukken. Ten aanzien van die kwestie van de unilateraal door Frankrijk geblokkeerde hoofdstukken geldt dat president Hollande in februari heeft aangekondigd dat Frankrijk bereid is om de blokkade op een van die hoofdstukken, namelijk hoofdstuk 22 over regionaal beleid, op te heffen. Als de Raad daarmee instemt, kan dit hoofdstuk op 26 juni aanstaande in de Raad Algemene Zaken worden geopend. Dat past ook in de Nederlandse lijn. Wij hebben nooit de hoofdstukken geblokkeerd en we zien ook geen reden om dat nu wel te doen. In die zin kan dat dus. Als men mij echter vraagt of ik grote hoop heb dat dit allemaal heel snel gaat, dan zeg ik: nee. Wij volgende de strikte en faire lijn; wij houden vast aan de Kopenhagencriteria en alle andere afspraken binnen de Unie over de toetreding van nieuwe lidstaten. Dat betekent dat Turkije het niet voor niets krijgt. Het land moet aan alle voorwaarden van de Europese Unie voldoen. Het openen van een hoofdstuk is wat dat betreft slechts één stap in een lang en moeizaam proces waarvan het eind nog lang niet in zicht is. Turkije is dan ook heel ver verwijderd van het lidmaatschap van de Europese Unie.

De heer Madlener (PVV):

Over dat laatste zijn wij het allemaal eens, maar ik heb het goed begrepen: het kabinet is het eens met de opvatting van de heer Van Rompuy dat Turkije beloond moet worden met de opening van de onderhandelingen tot toetreding.

De heer Rutte (VVD):

Dat heeft de heer Van Rompuy zo niet gezegd. Ik stel alleen vast dat de Franse president de blokkade op een van de unilateraal geblokkeerde hoofdstukken heeft opgeheven. Het gaat daarbij om het hoofdstuk over het regionaal beleid. Daarnaast heeft de Unie zelf acht onderhandelingshoofdstukken geblokkeerd; dat steun ik uiteraard. Ook blijft staan dat er geen nieuwe hoofdstukken gesloten kunnen worden. Als enige moeten we vaststellen dat Frankrijk een door Frankrijk unilateraal geblokkeerd hoofdstuk vrijmaakt. Dat is echter aan de Fransen; dat staat los van de Europese Unie.

De heer Van Bommel (SP):

Misschien wil de premier nog ingaan op de lijn die gekozen is bij het aantal commissarissen.

De heer Rutte (VVD):

Die hebben we volgens mij de vorige keer afgesproken en die heb ik ook gevolgd.

De voorzitter:

Misschien kunt u daar nog even op ingaan.

De heer Rutte (VVD):

De lijn was volgens mij dat we na het debat in de Kamer met elkaar vaststelden dat er een toezegging was gedaan aan de Ieren en dat het daardoor onvermijdelijk was, hoewel daar in de Kamer met verschillende appreciaties naar gekeken werd; daar kan ik mij heel goed van alles bij voorstellen. Er ligt echter een deal met de Ieren, die in 2008 is gesloten rond hun referendum, om akkoord te gaan met de 28.

De heer Van Bommel (SP):

In mijn eerste termijn heb ik al verwezen naar die koehandel. Ik heb de minister-president gevraagd of het niet verstandig zou zijn om toch aan te sturen op een structurele verandering op dit punt. We kunnen niet doorgaan met het alsmaar aanstellen van nieuwe commissarissen bij de toetreding van weer een volgende ministaatje op de Balkan. Dat is toch geen begaanbare weg.

Minister Rutte:

Er komen op dit moment geen nieuwe staten bij. Kroatië is nummer 28; dat komt er nu bij en verder is de wachtkamer redelijk leeg. Daarin zitten wel landen, maar dat is nog heel ver weg allemaal. Ten aanzien van de Commissie zeg ik het volgende. In de Europese Raad speelde de kwestie van de 28 Eurocommissarissen. Daarvan hebben wij toen met elkaar – ik meen zelfs inclusief de SP – vastgesteld dat er een politieke afspraak met Ierland ligt, dat wij voor onze handtekening staan en dat wij niet allemaal gelukkig zijn met het feitelijke effect daarvan, namelijk zo'n grote Commissie. Het lijkt de feestcommissie op zoek naar een feest. Hebben ze genoeg te doen? Ik zie dat probleem natuurlijk ook, maar het is nu eenmaal een politieke afspraak.

De heer Van Bommel (SP):

Mijn punt is ook niet zozeer dat er een 28ste Commissaris komt, hoewel wij met elkaar kunnen vaststellen dat wij dat misschien ook liever niet hadden gewild. Die deal is gemaakt, maar de vraag is hoe wij nu verder moeten. Moeten wij op grond van de ervaring die wij tot nu toe hebben gehad, niet aansturen op een wijziging van het verdrag, zodat dit in de toekomst tot het verleden gaat behoren?

Minister Rutte:

Ik zal die vraag doorspelen aan de collega van Buitenlandse Zaken. Ik kan mij voorstellen dat hij daarop terugkomt bij een volgende behandeling van een Raad Algemene Zaken of een Raad Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik kijk naar de leden om te zien of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. De antwoorden waren duidelijk en uitgebreid. Daarover is geen misverstand. Wij hopen snel het plan te krijgen dat ergens bij Financiën ligt over hoe wij de tax gap kunnen halveren.

Er is nog een vraag blijven liggen over Commissaris Barnier. Hij heeft nu aangekondigd om met de pensioenfondsenrichtlijn te stoppen. Op welke manier werkt de Nederlandse regering eraan dat de richtlijn echt van tafel gaat? Overigens twittert de heer Barnier, terwijl wij dit debat voeren, heel trots dat Frankrijk twee jaar uitstel krijgt. Aangezien hij Commissaris is voor de hele Europese Unie en hij zegt dat Frankrijk dit nodig heeft voor de groei en dergelijke, vind ik dat toch een heel merkwaardige opstelling. Ik wil van de premier weten of hij de mening deelt dat het merkwaardig is dat een Commissaris zich op die wijze opstelt.

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Dit terugblikdebat was nog niet helemaal het vuurwerk dat wij ons ervan voorgesteld hadden, maar wij gaan het in juni nog een keer proberen, zo stel ik mij voor. Wie weet, want er staan dan belangrijke onderwerpen op de agenda. Ik heb ze al benoemd in mijn eerste termijn.

Het klopt inderdaad dat de onderwerpen energie en het ETS vastzitten in het Europees Parlement. Ik heb geconstateerd dat een aantal belangrijke fracties, waaronder de christendemocratische fractie, dit onderwerp feitelijk blokkeren. Ik vind dat echt spijtig. Het zou mooi zijn als er ook vanuit de Tweede Kamer-fractie van dezelfde partijen die dit in het EP tegenhouden, wat druk uitgeoefend wordt richting de Europese collega's.

Ten aanzien van de belastingen is het inderdaad goed om dat SEO-onderzoek en de OESO-analyses af te wachten, maar dan is het wel tijd om een vervolg te geven aan de discussies die nu door deze Raad opgerakeld zijn.

Ik dank de premier voor de toezegging om in de geannoteerde agenda's van, naar ik aanneem, zowel de Raad Algemene Zaken als later de Europese top zelf een overzicht van de voorstellen op het gebied van jeugdwerkloosheid te geven.

De minister-president noemde net een aantal ideeën over hoe de jeugdwerkloosheid volgens Nederland het beste aangepakt kan worden. Is het niet een idee om eens in Benelux-kader bij elkaar te gaan zitten en gezamenlijk een inbreng aan te leveren voor dat debat? De uitnodiging van Van Rompuy ligt er. Laten wij dan ook zelf onze eigen ideeën delen, mogelijk in Benelux-kader, met andere Europese lidstaten.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. De Europese schijnpresident Herman Van Rompuy heeft wel degelijk een hand uitgestoken naar Erdogan en hem uitgenodigd om de onderhandelingen te heropenen. Hij heeft er zelfs bij gezegd dat ook visumvrij reizen tot de mogelijkheden zou moeten behoren. Dat zijn allemaal politieke feiten waar Nederland zich tegen moet verzetten. Daarvoor heb ik een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, zich met hand en tand te verzetten tegen de heropening van de onderhandelingen tussen de EU en Turkije,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Madlener en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 794 (21501-20).

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik ga eerst in op het punt betreffende Commissaris Barnier en de pensioenfondsenrichtlijn. Zoals bekend is die richtlijn er nog niet. Het is een voornemen. Het is goed dat hij heeft gemeld dat hij aan pensioenfondsen niet dezelfde solvabiliteitseisen wil stellen als aan verzekeraars. Ik heb dat na afloop van de Europese Raad ook besproken met Barroso, de president van de Commissie. Ik meen dat het ook was gerapporteerd in het verslag, naast de kwestie van de 500 miljoen en andere zaken, zoals de kwestie van de rechtsstatelijkheid. Ik heb voor deze kwestie ook de aandacht van Barroso gevraagd. Dus los van de flesjes olijfolie werden er ook grote onderwerpen besproken. We zullen op dit punt buitengewoon alert blijven. Ik heb op dit punt geen garanties dat hij niet alsnog met ideeën komt, maar tot nu toe zijn de uitingen van de heer Barnier hoopgevend, zoals de heer Omtzigt terecht zei. Eén zwaluw maakt echter nog geen zomer. We zullen er daarom buitengewoon scherp op blijven sturen dat de Nederlandse belangen op dit punt goed geborgd zijn.

De heer Barnier merkte het een en ander op over de aanbevelingen van de Commissie. Commissarissen hebben soms een column in een krant en laten zich dan uit over nationale zaken. Ik geloof niet dat dit helemaal is te vermijden.

Ik laat het punt van het ETS en de oproep aan de fracties even bij de Kamer, maar ik begrijp heel goed wat de heer Servaes daarmee beoogt. Hij vroeg ook of de Benelux geen initiatief zou kunnen nemen. Mag ik dat voorstel doorsluizen naar de minister van Sociale Zaken? Ik heb het niet met hem kunnen voorbereiden. Hij zal er dan op terugkomen in een debat over de EPSCO of andere zaken die Europa betreffen. Ik zal de suggestie in ieder geval doorgeleiden naar mijn collega van Sociale Zaken.

Ik kom op de motie van de heer Madlener. Er is niets nieuws onder de zon. De onderhandelingen zijn niet afgesloten, dus ze hoeven ook niet te worden geopend. Er zijn helemaal geen afgesloten onderhandelingen. Europa heeft een heel aantal hoofdstukken geblokkeerd en dat blijft zo. We hebben gezegd: we gaan geen hoofdstukken concluderen. Dat blijft ook zo. Daarnaast hebben de Fransen unilateraal vijf hoofdstukken geblokkeerd, waarvan ze er nu weer één openstellen. Ja, dat is aan de Fransen. Daar kan ik verder niets aan doen. Wij hebben ons altijd aangesloten bij Europa, dat heeft gezegd: acht hoofdstukken zijn dicht en die blijven ook dicht, er verandert niets. In die zin mist de motie dus relevantie.

De heer Madlener (PVV):

Ik had nog een andere vraag, over de olijfolieaffaire. Ik was gewoon benieuwd: heeft de minister-president daar nu echt invloed op gehad? In de pers kwam het namelijk een beetje over alsof de Commissaris was geschrokken van de reacties. Maar het kwam wel precies na de top. Dus ik denk: is dit nu echt het werk van de heer Rutte of is het toch een beetje toeval?

Minister Rutte:

Het leven, evenals effectief bestuur, heeft alle baat bij een zekere mate van verborgen houden van de precieze invloed. Maar ik ben blij dat de heer Madlener in ieder geval de optie openhoudt dat het aan mij lag.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de ingediende motie is komende dinsdag.

Ik schors de vergadering tot 20.15 uur. De reden waarom ik zo lang schors, is dat er mensen vanuit Friesland hiernaartoe onderweg zijn. Als we eerder zouden beginnen, zouden ze een deel van dit belangrijke debat over de Friese taal missen.

De vergadering wordt van 18.27 uur tot 20.15 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven