32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 1395 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR KLIMAAT EN ENERGIE EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 mei 2024

Met deze brief informeren wij, de Minister voor Klimaat en Energie en de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK), uw Kamer over de voortgang van het waterstofbeleid. Waterstof is een essentiële bouwsteen voor de energietransitie. Het kabinet heeft zich de afgelopen jaren ingezet om deze markt te ontwikkelen. De inzet van het kabinet is gericht op de tijdige realisatie van wettelijke en fysieke randvoorwaarden, en de opschaling van hernieuwbare waterstof door steun voor productie, import en gebruik. Het kabinet ziet daarnaast een belangrijke rol voor koolstofarme waterstof in de transitiefase naar een volwassen hernieuwbare waterstofmarkt en voor het realiseren van kosteneffectieve CO2-reductie. Daarom bestaat hier ook ondersteuning voor (bijvoorbeeld de SDE++ voor toepassing van CO2-afvang) en werkt Nederland nauw samen met andere landen om voldoende aanbod van koolstofarme waterstof te realiseren.

Deze brief gaat in op de voortgang van: i) het instrumentarium voor hernieuwbare waterstof, ii) de regulering, iii) de waterstofkwaliteit, iv) de waterstofopslag en v) de regionale infrastructuur en -initiatieven. Met deze brief komen wij tevens tegemoet aan een aantal toezeggingen en moties.1 Verder informeren wij uw Kamer nog voor de zomer over de ordening van waterstoftransport op zee, de Delta Rhine Corridor en de uitrol van het landelijke transportnetwerk.

I. Instrumentarium voor hernieuwbare waterstof

De overheid heeft een belangrijke rol om voldoende productie en import van hernieuwbare waterstof te realiseren, vooral voor gebruik in de industrie vanwege de groeiende uitdagingen daar.2 We herkennen de signalen uit rapporten en de markt dat het vooral gaat om het dekken van de onrendabele top en het oplossen van coördinatieproblemen tussen aanbieders en afnemers. Door gestegen kosten (rente, energie, grondstoffen en nettarieven) is de onrendabele top van projecten de afgelopen jaren toegenomen. Als deze trends doorzetten, kan dat een rem zetten op de opschaling van hernieuwbare waterstof. Het is aan een volgend kabinet om te bepalen of aanvullende overheidsinterventies en -middelen nodig zijn.

De inzet van het reeds beoogde instrumentarium is no regret; dit is minimaal nodig om de waterstofdoelen in 20303 te halen. Het kabinet ontwikkelt zowel subsidies als verplichtingen om de juiste balans tussen flexibiliteit en zekerheid te creëren. Deze instrumenten (hieronder nader toegelicht) moeten een oplossing bieden voor zowel de toegenomen onrendabele top als coördinatieproblemen. We verkennen daarbij of voor de benodigde import aanvullende overheidsinterventies nodig zijn, gericht op importinfrastructuur en het omzetten van waterstofdragers naar waterstofgas. Ook zoeken we naar oplossingen om de netkosten in de industrie te verlagen.4 Tot slot zetten we ons samen met andere EU-lidstaten in om zo snel mogelijk de laatste details van het REDIII-waterstofdoel voor de industrie5 vast te laten leggen, zodat er duidelijkheid komt voor de markt. Dit is ook nodig om te beoordelen of het beoogde instrumentarium en het budget toereikend zijn.

De afgelopen maanden heeft het kabinet belangrijke stappen gezet die realisatie van de eerste grote elektrolyseprojecten mogelijk maken:

  • We hebben aan 7 aanvragers uit de OWE-regeling6 € 245 miljoen subsidie verleend, goed voor 101 megawatt aan capaciteit uiterlijk in 2028. De tender was met € 600 miljoen aan aanvragen zwaar overtekend.

  • Voorbereidingen voor een tweede ronde van de OWE-regeling zijn bijna afgerond. De openstelling staat direct na de zomer gepland met een budget van bijna € 1 miljard; de uitkomsten staan gepland voor voorjaar 2025.

  • We hebben met de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat overeenstemming bereikt over de vormgeving van de raffinageroute, als onderdeel van de systematiek energie voor vervoer, waarmee een afzetmarkt voor hernieuwbare waterstof wordt gecreëerd, goed voor ten minste een halve gigawatt elektrolyse.7 Hiermee komen we tegemoet aan de eerder gemaakte afspraken en de motie Bontenbal en Grinwis.8 In de brief over de voortgang van de implementatie van RED-III vervoer is beschreven hoe de raffinageroute bijdraagt aan het behalen van de RFNBO-subverplichtingen in de mobiliteit en de opschaling van de elektrolysecapaciteit.9 U ontvangt uiterlijk na de zomer meer informatie van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de verdere vormgeving van de raffinageroute.

De komende periode zal het kabinet ook de laatste onderdelen van het beoogde instrumentarium uitwerken, zoals toegezegd in de brief van 30 oktober 2023.10 Het betreft onderstaande instrumenten die bedrijven helpen om de investeringen te doen in de benodigde productie- en importcapaciteit voor de waterstofdoelen. De definitieve vormgeving van de instrumenten is aan een volgend kabinet.

  • Het kabinet stelt in het Meerjarenprogramma 2025 van het Klimaatfonds onder voorwaarden middelen beschikbaar voor de verdere opschaling van hernieuwbare waterstof.11 We beogen een derde ronde van de OWE-regeling in het voorjaar van 2025 te publiceren. De openstelling stemmen we qua timing af op de procedures voor de windparken op zee die in de tweede helft van 2025 zullen plaatsvinden.

  • Uw Kamer ontvangt deze zomer nog een brief over de twee demonstratieprojecten voor waterstofproductie op zee, waar het kabinet ook middelen uit het Klimaatfonds voor beschikbaar heeft gesteld.12 Ter voorbereiding is recent een publieke interessepeiling georganiseerd.13 De uitkomsten van de interessepeiling zullen in de aanstaande Kamerbrief over de voortgang van de demonstratieprojecten worden toegelicht.

  • Samen met Duitsland heeft het kabinet inmiddels een voorstel voor een gezamenlijke tender onder H2-Global uitgewerkt ter ondersteuning van import.14 Duitsland en Nederland hebben voor deze tender elk € 300 miljoen beschikbaar gesteld (in totaal dus € 600 miljoen). Dit voorstel ligt nu ter goedkeuring bij de Europese Commissie als onderdeel van de staatssteunprocedure.

  • Tot slot bereiden we momenteel de internetconsultatie van de voorstellen voor de eerder aangekondigde vraagsubsidies en de beoogde jaarverplichting RFNBO’s15 in de industrie voor (voorheen: RFNBO afnameverplichting). Met deze consultatie willen wij marktpartijen (in het bijzonder de bedrijven die onder de jaarverplichting zouden gaan vallen) de ruimte geven om duidelijk te maken wat de impact van deze voorstellen is en wat in hun ogen nodig is voor een succesvolle ontwikkeling van de waterstofmarkt. De voorbereidingen om de consultatie te starten zijn eind juni gereed, waarna het aan een nieuw kabinet is om deze te starten. Na de consultatie zal het volgende kabinet een besluit moeten nemen over de definitieve vormgeving van het instrumentarium.

Invoering van deze vraagsubsidies en van de jaarverplichting RFNBO’s in de industrie moet hand in hand gaan: een verplichting zonder subsidies lijkt met beperkt aanbod van hernieuwbare waterstof onvoldoende effectief en lijkt alleen mogelijk met een laag ingroeipad (zie het rapport van CE Delft in de bijlage16). CE Delft concludeert dat de zekerheid in de eerste periode (tot minimaal 2030) nog niet van de beoogde jaarverplichting komt, maar vooral van het flankerend beleid in de vorm van vraagsubsidies. Het kabinet vindt verplichtingen wel wenselijk, omdat ze meer zekerheid geven over de vraag naar waterstof. Bij de vormgeving van deze instrumenten houden we het speelveld tussen binnenlandse productie en import én het beleid in buurlanden scherp in de gaten.

II. Regulering

Private partijen bereiden momenteel investeringen voor waterstofterminals voor. Onder het Europese waterstof- en gasdecarbonisatiepakket (hierna: decarbonisatiepakket) moet dit type infrastructuur voldoen aan het principe van onderhandelde derdentoegang. Dit principe is van belang voor: i) de diversificatie van herkomstlanden van waterstof, ii) de borging van strategische autonomie en iii) het ontstaan van een gelijk speelveld tussen marktpartijen die als leverancier actief willen worden op de Europese markt voor gasvormige waterstof en afhankelijk zijn van deze toegang.

Vooruitlopend op de nationale implementatie van het decarbonisatiepakket, is het van belang duiding te geven aan wat het principe van onderhandelde derdentoegang tot waterstofterminals inhoudt. Het uitgangspunt bij onderhandelde derdentoegang is dat de onderhandelende partijen zelf een grote mate van vrijheid hebben om het proces van de onderhandelingen te bepalen. Het betreft onder meer de onderwerpen waarover afspraken gemaakt moeten worden en met name de toegangsvoorwaarden, zoals de tarieven die noodzakelijk zijn om de investering terug te verdienen. Er dient bij het verlenen van toegang zowel op inhoud als op proces sprake te zijn van objectiviteit, transparantie en non-discriminatie. Objectiviteit en non-discriminatie betekenen dat gelijksoortige toegangsverzoeken, bijvoorbeeld in de vorm van capaciteit en contractduur, gelijk behandeld moeten worden. Transparantie betekent dat iedere partij die actief wil zijn op de markt voor gasvormige waterstof in de gelegenheid moet worden gesteld om bekend te zijn met de toegangsvoorwaarden en allocatieregels die uitbaters van terminals zullen hanteren. Onderhandelde derdentoegang betekent niet dat tarieven gereguleerd zijn en er worden ook geen beperkingen gesteld aan de duur van contracten. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) zal na de zomer een verdere toelichting publiceren over uitgangspunten bij derdentoegang.

Naar aanleiding van mijn toezegging tijdens het wetgevingsoverleg over de Energiewet van 15 april jl. ga ik hierbij in op de rol van netwerkbedrijven in waterstofterminals17. Waar concurrentie tussen private partijen in de ontwikkeling van waterstofterminals kan plaatsvinden, wil ik die ruimte ook bieden. Indien de markt initiatieven voor waterstofterminals echter onvoldoende oppakt, kan sturing via een staatsdeelneming mogelijk zijn. Daarom is een voorstel in de Energiewet opgenomen om Gasunie de mogelijkheid te geven om deel te kunnen nemen aan initiatieven voor de ontwikkeling en exploitatie van waterstofterminals. Er zal echter geen verplichting zijn voor private initiatiefnemers van waterstofterminals om Gasunie te betrekken bij de bouw en exploitatie. Het wetsvoorstel beoogt nadrukkelijk niet om Gasunie een rol te geven op een andere markt dan de markt voor gasvormige waterstof.

III. Waterstofkwaliteit

Op 9 oktober 2023 ontving uw Kamer een onderzoeksrapport over de waterstofkwaliteit.18 Uit contacten met onze omringende landen blijkt dat er in toenemende mate steun is voor harmonisatie van een minimale zuiverheidseis van 99,5%. De Europese Commissie verwacht dit jaar, na inwerkingtreding van het decarbonisatiepakket, een normalisatieverzoek bij CEN-CENELEC (Europees Comité voor Elektrotechnische Standaardisatie) neer te leggen voor een Europese norm over de specificaties van waterstof. Een dergelijk traject duurt circa drie jaar. In Nederland, België en Duitsland komen waterstofstromen in het netwerk echter eerder op gang. Daarom is een aantal transportbedrijven, waaronder Gasunie, gestart met het uitwerken van een gezamenlijke specificatie op basis van een zuiverheid van 99,5%. Zo’n specificatie kan worden gebruikt in contracten, interconnectie-overeenkomsten en kan als input dienen voor het Europese normalisatieproces. Wij zullen de resultaten van deze gezamenlijke kwaliteitsspecificatie afwachten voordat we een besluit nemen over de waterstofspecificaties van het Nederlandse waterstoftransportnetwerk.

IV. Waterstofopslag

Waterstof moet kunnen worden opgeslagen voor gebruik in de periodes dat er onvoldoende wind- of zonne-energie is of wanneer er een discrepantie is tussen vraag en aanbod. De opslag van waterstof vormt hiermee een essentiële schakel in de energietransitie en het realiseren van een fossielvrij energiesysteem. De ontwikkeling van de eerste vier zoutcavernes voor waterstofopslag is voorzien bij Zuidwending (project Hystock). Er worden middelen uit het Klimaatsfonds ingezet om die realisatie mogelijk te maken. Daarnaast is in de voorjaarsnota aangegeven dat extra middelen uit het Klimaatsfonds zijn gereserveerd voor de realisatie van verdere waterstofopslag na project Hystock. De ontwikkeling van opslaglocaties op land vergt een zorgvuldig participatieproces en betrokkenheid vanuit de omgeving. Er is daarom een gezant ondergrondse energieopslag aangesteld. De gezant is bezig met het voeren van eerste verkennende gesprekken met stakeholders in de regio. In lijn met de routekaart energieopslag19 wordt ook een visie ontwikkeld op het algehele belang van duurzame energieopslag in Nederland, de benodigde hoeveelheid waterstofopslag en hoe dit ruimtelijk en sociaal-maatschappelijk inpasbaar is.

V. Regionale waterstofinfrastructuur en -initiatieven

Rapport naar mogelijke uitrol van regionale waterstofinfrastructuur – HyRegions

Hynetwork Services (hierna: HNS) werkt momenteel aan de realisatie van de eerste delen van het landelijke transportnetwerk. Het landelijke transportnet bereikt echter niet alle bedrijven (waaronder cluster-6 bedrijven) die hun processen met waterstof willen of moeten verduurzamen en evenmin alle bedrijven die waterstof willen produceren. Het is belangrijk dat er duidelijkheid ontstaat over de toekomstige aansluitmogelijkheden van deze bedrijven. Zoals in eerdere brieven aangekondigd, heeft EZK daarom samen met het interprovinciaal overleg (IPO), Netbeheer Nederland en Gasunie een extern onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijke uitrol van een regionale waterstofinfrastructuur en bijbehorende ordeningsaspecten. Eind april is het HyRegions rapport afgerond, welke als bijlage is toegevoegd aan deze Kamerbrief.20

Het rapport beschrijft allereerst dat het onzeker is in welke mate en op welke termijn voldoende waterstof tegen een concurrerende prijs beschikbaar zal zijn. Deze schaarste en de bijbehorende hoge prijs kunnen volgens de onderzoekers een dempend effect hebben op de waterstofvraag in de regio. Verwacht wordt wel dat op de middellange termijn, ten opzichte van het huidige uitrolplan van het landelijke transportnet, uitbreiding van de waterstofinfrastructuur noodzakelijk wordt. Deze veelal nieuwe aanleg zal ook met (financiële) risico’s omgeven zijn, waaronder het risico op onderbenutting (vollooprisico’s). Het rapport concludeert dat steun van de overheid gerechtvaardigd kan zijn voor het faciliteren van de opstartfase. Om realisatie mogelijk te maken, is commitment van netgebruikers en een netbeheerder nodig. Tot slot benadrukt het rapport dat het van groot belang is dat de overheid tijdig duidelijkheid verschaft over het toekomstige wetgevingskader en marktordeningsmodel en geeft daarbij een aantal aanbevelingen en mogelijke tijdlijnen.

Het HyRegions onderzoek is de eerste stap in de verkenning naar de uitrol van regionale waterstofinfrastructuur en de bijbehorende marktordeningsaspecten. Er moet een marktordeningsmodel ontworpen worden waarbij netbeheerders de transportdiensten leveren tegen de juiste voorwaarden voor de netgebruikers. Het rapport geeft een aantal opties voor een marktordeningsmodel. EZK zal de komende maanden deze opties verder uitwerken en bij de markt toetsen. Verder geeft het rapport een eerste beeld van de regionale gebieden waar zich geconcentreerde waterstofvraag kan ontwikkelen. De gebieden die volgen uit het rapport zijn gebaseerd op modelmatig onderzoek. Daarom is het noodzakelijk om verdiepend onderzoek te doen naar de vanuit de markt verwachte waterstofvraag. In dat kader wordt momenteel gewerkt aan de provinciale Cluster Energie Strategieën (pCES’en)21, die rond de zomer worden opgeleverd. EZK wil op basis van het HyRegions rapport en de pCES’en na de zomer samen met netbeheerders, provincies en vertegenwoordigende organisaties van netgebruikers (producenten, importeurs en afnemers) mogelijk kansrijke gebieden en de bijbehorende aansluitopties verder uitwerken. Dit proces zal worden afgestemd met de provinciaal Meerjarenprogramma’s Infrastructuur Energie en Klimaat (pMIEK’s)22 die in februari 2025 worden opgeleverd. De Kamer zal naar verwachting begin 2025 verder geïnformeerd worden. Met de gemaakte analyse in het HyRegions rapport en de aangekondigde stappen met betrekking tot onderzoek naar aansluitbeleid geven we gedeeltelijk invulling aan de motie van het lid Grinwis c.s.23. Het resterende deel van deze motie zal worden afgedaan in de Kamerbrief over de Delta Rhine Corridor die na de zomer naar de Kamer zal worden verstuurd.

In het verlengde hiervan is, naar aanleiding van een toezegging aan Kamerleden Postma en Vermeer, uw Kamer op 28 maart jl. geïnformeerd over lokale waterstofinitiatieven24. Momenteel verkennen we de mogelijkheden voor waterstofhubs in de regio (buiten de vijf industriële clusters). Daarbij kijken we ook naar de mogelijke rol die dergelijke waterstofhubs kunnen spelen in het flexibiliseren van ons energiesysteem (bijv. het ontlasten van het net) en het toekomstbestendig houden van de regio. Ook verkennen we hoe waterstofhubs in de regio kunnen bijdragen aan onze nationale en Europese doelen en het opschalen van de waterstofmarkt met inbegrip van de opschaling van de Nederlandse waterstofmaakindustrie. Hiervoor hebben we actief contact met lopende initiatieven op diverse plekken in het land om ervaringen op te halen25.

Maximacentrale

Het vraagstuk over de mogelijke uitbreiding van de geplande waterstofinfrastructuur, waar in het HyRegions rapport onderzoek naar is gedaan, is al actueel in de provincie Flevoland. In het Commissiedebat Gasmarkt en Leveringszekerheid van 3 april jl. heb ik, de Minister voor Klimaat en Energie, aan het lid Flach toegezegd om in deze brief op de Maximacentrale in te gaan. Engie, de eigenaar van deze centrale, wil waterstof bijmengen in de centrale. Het uitrolplan van het landelijke transportnet voor waterstof voorziet echter niet in de realisatie van een transportnet in Flevoland en hier is momenteel ook geen financiële dekking voor. De afgelopen periode hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de verschillende stakeholders, waaronder HNS, over eventuele aansluiting van de Maximacentrale aan het landelijke transportnet. Een individuele aansluiting van de Maximacentrale bedraagt naar inschatting van HNS circa € 112 miljoen. Aansluitkosten dienen door de aangeslotene betaald te worden. Naast een individuele aansluiting bestaat de optie dat HNS het transportnet uitbreidt met een verbinding naar Flevoland, indien meerdere partijen gebruik willen maken van het transportnet en bereid zijn de transportcapaciteit te contracteren. De kosten van uitbreiding van het transportnet worden zo onderdeel van de totale kosten van het transportnet en worden in de toekomst betrokken bij het vaststellen van de transporttarieven. Om uitbreiding van het transportnet mogelijk te maken moet onderzocht worden of er andere bedrijven zijn in de regio die gebruik willen maken van het transportnet en bereid zijn de capaciteit te contracteren.

De provincie Flevoland heeft aangegeven de waterstofvraag en koppelkansen te gaan inventariseren. Ik waardeer het zeer dat de provincie hierin het voortouw neemt. Deze inventarisatie past binnen de (verdere) ontwikkeling van de energievisie van de provincie Flevoland. Daarnaast bestaat het FLHY (Flevoland Hydrogen Valley) initiatief waar veel bedrijven bij zijn aangesloten en waar tevens een inventarisatie naar waterstofvraag wordt gedaan. Deze trajecten kunnen een betere inschatting geven van de waterstofvraag en het concrete commitment dat bedrijven willen geven op gebruik van het transportnet. Op basis van deze inschatting kan ik samen met HNS en andere stakeholders, zoals representatieve organisaties van bedrijven die het net gaan gebruiken, bezien of uitbreiding van het transportnetwerk mogelijk is.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Toezegging over de rol van netwerkbedrijven in waterstofterminals (Wetgevingsoverleg Energiewet 15 april jl.), toezegging Maximacentrale commissiedebat Gasmarkt en Leveringszekerheid 3 april jl. (TZ202404-005), motie Bontenbal en Grinwis (Kamerstuk 32 813, nr. 1030) en motie Grinwis (Kamerstuk 29 826, nr. 193).

X Noot
2

Eindrapport Keuzewijzer Klimaat en Energie, Kamerstuk 32 813, nr. 1317, CE-Delft Rapport Toetsing beleidsontwikkelingen waterstof (zie bijlage brief), TNO Rapport Renewable Hydrogen Cost Element Evaluation tool Project (zie bijlage).

X Noot
3

Het nationale doel van 4 gigawatt elektrolysecapaciteit en de bindende Europese doelen van 42% en 1% gebruik van hernieuwbare waterstofdragers in de industrie respectievelijk de mobiliteit.

X Noot
4

Kamerstuk 32 813, nr. 1372.

X Noot
5

Het gaat hierbij om onderliggende definities en uitzonderingsgronden; de waterstofdoelen zelf zijn reeds vastgelegd in de tekst van de EU-richtlijn voor hernieuwbare energie (RED III).

X Noot
6

Eind 2023 konden aanvragen worden ingediend voor subsidie voor elektrolyseprojecten tot 50 MW via de OWE. Zie meer op: Subsidieregeling Opschaling volledig hernieuwbare waterstofproductie via elektrolyse (OWE) (rvo.nl).

X Noot
7

Kamerstuk 32 813, nr. 1374.

X Noot
8

Kamerstuk 32 813, nr. 1042 en Kamerstuk 32 813, nr. 1030.

X Noot
9

Kamerstuk 32 813, nr. 1383.

X Noot
10

Kamerstuk 32 813, nr. 1314.

X Noot
11

Kenmerk 2024D15110 en Kamerstuk 36 550, nr. 1.

X Noot
12

Idem.

X Noot
14

Uit het Klimaatfonds is € 300 miljoen beschikbaar gesteld om via het H2-Global mechanisme het aanbod van hernieuwbare waterstof geproduceerd in andere EU-landen en landen buiten de EU voor Nederlandse eindafnemers te vergroten en Nederland te positioneren als importhub voor waterstofgebruik in Noordwest-Europa.

X Noot
15

«Renewable fuels of non-biological origin»: hernieuwbare brandstoffen van niet-biogene oorsprong, waaronder waterstof.

X Noot
16

CE-Delft (februari 2024) Rapport Toetsing beleidsontwikkelingen waterstof, zie bijlage.

X Noot
17

Toezegging over de rol van netwerkbedrijven in waterstofterminals (Wetgevingsoverleg Energiewet 15 april jl., TZ202404-005).

X Noot
18

Kamerstuk 32 813, nr. 1304.

X Noot
19

Kamerstuk 29 023, nr. 430

X Noot
20

Trinomics en Blueterra rapport HyRegions – Onderzoek naar de aanpak voor de mogelijke uitrol van regionale waterstof netwerk infrastructuur

X Noot
21

Vanuit het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) wordt momenteel de verwachte energievraag van Cluster 6-bedrijven in kaart gebracht door middel van zogenaamde provinciale Cluster Energiestrategieën (pCES’en).

X Noot
22

De pMIEK’s geven een overzicht van de energie-infrastructuur projecten van groot maatschappelijk belang op regionaal schaalniveau. Hiermee kan prioriteit worden gegeven aan projecten binnen de investeringsplannen van netbedrijven of kan er eerder worden begonnen aan projecten die voorbij de termijn van de investeringsplannen liggen.

X Noot
23

Kamerstuk 29 826, nr. 193.

X Noot
24

Kamerstuk 32 813, nr. 1370.

X Noot
25

Initiatiefnemers kunnen zich zelf ook melden bij het RVO-waterstofloket via waterstof@rvo.nl.

Naar boven