32 605 Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking

Nr. 65 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 januari 2012

In oktober vorig jaar heeft u een brief ontvangen waarin uiteen werd gezet hoe het beleid ten aanzien van het speerpunt voedselzekerheid vorm wordt gegeven (Kamerstuk 31 250, nr. 76). In de Focusbrief OS heb ik toegezegd u tevens schriftelijk te zullen informeren over de voornemens ten aanzien van het speerpunt water. Deze brief gaat in op concrete voornemens die zullen worden gerealiseerd op het gebied van 1) efficiënt watergebruik, vooral in de landbouw, 2) verbeterd stroomgebiedbeheer en veilige delta’s, en 3) verbeterde toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen. Voor elk thema zijn concrete ambities voor 2015 geformuleerd. Er wordt intensief samengewerkt met publieke en private partijen en waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van de inzet van Nederlandse kennis en kunde. Het OS waterprogramma sluit aan bij het topsectorenbeleid, in het bijzonder de topsector water. Bij de uitvoering van het Water OS programma zal worden samengewerkt met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De totale uitgaven voor water zullen stijgen van 156 miljoen euro in 2011 naar 254 miljoen euro in 2015.

1. Waarom water niet kan wachten

Grote delen van de wereld kampen met waterschaarste, andere met overlast. Kwetsbare gebieden in Afrika en Azië strijden tegen droogte. Overstromingen kosten mensenlevens en ontwrichten de economie. Nog steeds sterven dagelijks meer dan vijfduizend mensen door gebrek aan schoon drinkwater en sanitatie, het merendeel kinderen. Er zijn ook zaken die minder in het nieuws komen, maar die niet minder ingrijpend zijn voor de toekomst van de wereldeconomie: de toenemende strijd over stroomgebieden, de waterbehoefte van snel groeiende miljoenensteden, de escalerende verontreiniging van oppervlakte- en grondwater, de uitputting van grondwater in belangrijke voedselproducerende regio’s, en de ongelijke en vaak ongecontroleerde economische ontwikkeling van de weinige overgebleven waterrijke gebieden in Afrika en Centraal-Azië. Destabilisatie van stroomgebieden door houtkap, expansie van monocultuur en het verdwijnen van natte natuurgebieden ontregelt de kringloop van water en leidt tot degradatie van land. Toename van de wereldbevolking tot 9 miljard mensen in 2050 en veranderende consumptiepatronen in opkomende landen zorgen voor exponentieel stijgende vraag naar water. Niet alleen leidt dit er toe dat in 2025 bijna 2/3 van de mensheid leeft in gebieden met waterschaarste – er dreigen vooral ook «trade offs» tussen belangen tussen economische sectoren, tussen bevolkingsgroepen en tussen landen. Klimaatverandering, resulterend in onvoorspelbare en onregelmatige regenval, zet dit alles op scherp.

Inzetten op water voor ontwikkeling is een voor de hand liggende keuze. Verbeterd waterbeheer kan en moet op veel niveaus: van akkers, visgronden, waterschappen en stroomgebieden tot landen en regio’s. Omgekeerd verdient het beheer van bossen en land meer aandacht in verband met de gevolgen voor de waterkringloop. Waterbeheer is onlosmakelijk verbonden met voedselzekerheid, het beheer en behoud van belangrijke ecosystemen, klimaatverandering en energievoorziening. In lage inkomenslanden is verbeterd waterbeheer essentieel om van armoede tot zelfredzaamheid te komen, in groeiende economieën is het een randvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling.

Op huishoudniveau is toegang tot veilig drinkwater en een leefomgeving vrij van ziekten een basisbehoefte en een erkend mensenrecht. Hoewel er de laatste jaren veel is bereikt op de Millenniumdoelstelling voor drinkwater en sanitatie, is het niet genoeg. In afgelegen plattelandsgebieden en in de sloppenwijken van grote steden worden de doelstellingen voor veilig drinkwater en sanitatie niet gehaald. Dit geldt met name voor drinkwater in Sub-Sahara Afrika en voor sanitatie wereldwijd. Slecht onderhoud en uitval van systemen verergert dit probleem, met als gevolg dat armen vaak ziek zijn, hun productiviteit daalt en ze onevenredig veel geld uit moeten geven aan water en ziektekosten.

Maar er is ook reden tot optimisme. De praktijk laat zien dat een betere organisatie, toepassing van nieuwe methodes en benaderingen en institutionele daadkracht oplossingen bieden. Door verbeterd watergebruik in de landbouw kan de voedselproductie nog aanzienlijk worden verhoogd; in regen- en overstromingsafhankelijke landbouw zijn op veel plaatsen verdubbelingen mogelijk. In de geïrrigeerde landbouw kan door preciezer beheer zowel water worden bespaard als de productie worden verhoogd. Voor zulke verbeteringen zijn geen extra kunstmest, energie of grondstoffen nodig. Waterbuffers kunnen worden gecreëerd door op grote schaal te investeren in het infiltreren van water naar grondwater – zeker als de waterkwaliteit geborgd is. Zowel in droge als in natte gebieden kan water beter worden vastgehouden en droogte worden overbrugd zonder productieverlies. Dat vraagt een koppeling met ruimtelijke ordening en ecosysteembeheer.

De communicatierevolutie van de laatste tien jaar heeft een scala aan opties geopend. Via mobiele telefoons kunnen mensen worden gewaarschuwd voor overstromingen, worden geïnformeerd over de beste tijd om te zaaien en kan zelfs voor rurale watervoorzieningen worden betaald. Betere technieken en een zakelijker bedrijfsvoering, gedragen door lokaal leiderschap, hebben bij stedelijke drinkwaterbedrijven tot sterk verbeterde resultaten geleid. Het economische rendement is groot genoeg om investeringen zichzelf terug te laten betalen. In toenemende mate moet dat het model zijn; het nuttige met het zakelijke verbinden, de weg inzetten naar zelfredzaamheid en duurzame economische ontwikkeling.

Gezien de kennis en ervaring die Nederland heeft op het gebied van water is het voor Nederland een kans en onze taak om aan waterbeheer, watervoorziening en sanitatie een fundamentele bijdrage te leveren. Deze brief gaat in op de Nederlandse kracht (deel 2), de prioriteiten en keuze (deel 3), de partners (deel 4) en de gezamenlijke ambities (deel 5).

Met deze brief wordt mede uitvoering gegeven aan:

  • de moties Ferrier over het samenbrengen van specifieke op duurzaamheid gerichte kennis en ervaring van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties bij het ontwikkelen van een duurzame lokale economie (32 500 V, nr. 36), de inzet van Nederlandse kennis en kunde waarbij de behoeften van ontwikkelingslanden voorop staan (32 605, nr. 7) en het mainstreamen van milieu en klimaat als dwarsdoorsnijdende thema’s in de speerpunten voedselzekerheid en water (32 605, nr. 45);

  • de motie Dikkers over het meenemen van duurzame armoedebestrijding en bereiken van gemarginaliseerde groepen als criteria bij ontwikkelingsbeleid dat door of in samenwerking met het bedrijfsleven wordt uitgevoerd op het gebied van voedselzekerheid en water (32 605, nr. 28);

  • de moties El Fassed over het stellen van heldere voorwaarden op het gebied van milieuproblematiek en de gevolgen voor de lokale bevolking bij de besluitvorming over financiering van multilaterale instellingen en het bedrijfsleven voor waterinfrastructuurprojecten (32 605, nr. 34), het gebruik van het FIETS kwaliteitsmodel bij de toekenning van financiering aan publiek-private partnerschappen als richtsnoer voor duurzaamheidscriteria (33 000 V, nr. 51), en het doen van voorstellen aan de Wereldbank voor strikte controle op de naleving van voorwaarden op het gebied van duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen bij projecten die door bedrijven worden uitgevoerd (33 000 V, nr. 101);

  • de motie Voordewind over een vergrote deskundigheid op het terrein van de prioriteiten binnen ontwikkelingssamenwerking op ambassades (32 605, nr. 41);

  • en de motie Eigeman c.s. over het ontwerpen van een beleidskader voor het stimuleren van bedrijvigheid in OS-landen, met meer samenhang in de thema’s onderwijs, gezondheid en focus op voedsel en water (32 500 V, K).

2. Nederlandse kracht

De Nederlandse reputatie en leidende positie als waterland bieden in het licht van de mondiale uitdagingen een kans. Een kans voor Nederland om een drijvende kracht te zijn voor verbeterd waterbeheer in de wereld en het veiligstellen van de toegang tot schoon drinkwater en sanitatie. En een kans om de ervaring met en kennis van waterbeheer in Nederland te matchen met een groeiende behoefte aan brede en praktische ondersteuning om de uitdagingen het hoofd te bieden1.

De Nederlandse kennis is sterk gerelateerd aan de huidige mondiale uitdagingen en behelst effectief watergebruik (vooral in landbouw), verbeterd stroomgebiedbeheer, veilige delta’s, opslag en berging van grondwater, waterbuffers in duingebieden, verbeterde drainage, de ontwikkeling van natte natuurgebieden, een verbeterde toegang tot veilig drinkwater en sanitatie, het winnen van nutriënten uit afvalwater en goed waterbestuur. Nederland is koploper op het gebied van integraal waterbeheer en het beheer van waterketens. Het Nederlandse poldermodel zorgt voor overleg en afstemming tussen de verschillende gebruikers en verbruikers van water en bevordert lange-termijn oplossingen en investeringen. Behalve de kennis die in Nederland is opgedaan is er een jarenlange stevige reputatie opgebouwd in ontwikkelingslanden en opkomende markten. Een aantal toonaangevende internationale opleidingsinstituten en de bijbehorende kennisnetwerken dragen verder bij aan de internationale positionering van de Nederlandse watersector.

In het vernieuwde programma staat een aantal punten centraal waarmee we het verschil willen maken en leiderschap willen tonen.

Focus

Verschil maken vergt duidelijke keuzen en focus. Binnen het waterprogramma ligt de nadruk op de volgende drie thema’s:

  • Efficiënt watergebruik, met name in de landbouw

  • Verbeterd stroomgebiedbeheer en veilige delta’s

  • Verbeterde toegang tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen

waarbij inspanningen op het gebied van waterbeheer, voedselzekerheid en delta’s op minimaal hetzelfde ambitieniveau worden gebracht als die op drinkwater en sanitatie. De 15 partnerlanden zijn de belangrijkste doelgroep bij de inzet van de intensiveringsmiddelen voor water.

Synergie

Leiderschap betekent samenwerking, complementariteit en synergie zoeken en stimuleren. Zowel binnen de overheid (via interdepartementale samenwerking), tussen overheden (door partnerschappen met andere landen, zowel in het westen als in ontwikkelingslanden) als tussen de publieke sector en maatschappelijke actoren. Buitenlandse Zaken zal daarbij expliciet een makelaarsrol vervullen, als initiatiefnemer optreden en samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en private sector en maatschappelijke organisaties actief bevorderen. Vooral het ontsluiten van Nederlandse waterkennis ten behoeve van lokaal duurzaam waterbeheer en ontwikkeling staat daarbij centraal. Het instrumentarium wordt daarop deels aangepast.

Partnerschappen met een gezicht

Nederland is een betrokken speler, meer dan een donor alleen. We investeren substantieel in toekomstgerichte waterprogramma’s. We brengen Nederlandse inzichten en betrokkenheid in via de internationale en bilaterale programma’s die we ondersteunen. De Nederlandse watersector (bedrijven, kennisinstellingen en NGO’s) is hoogwaardig en goed georganiseerd en heeft laten zien een bijdrage te kunnen leveren aan effectieve armoedebestrijding en verbeterde levensomstandigheden. Wel bestaat de watersector uit een relatief groot aantal kleine spelers en kan het concurrerend vermogen op een aantal terreinen nog worden verbeterd. Via een nieuw op te richten faciliteit voor publiek-private samenwerking in water worden maatschappelijke partijen uitgedaagd elkaar op hun meerwaarde aan te spreken en als consortium een financieringsaanvraag in te dienen. Waar nodig acteren we via onze betrokkenheid als hefboom voor verandering binnen internationale initiatieven. Dit gebeurde bijvoorbeeld al in het kader van het European Water Initiative (EUWI) en Sanitation and Water for All (SWA), waar Nederland een leidende rol speelde in de nieuwe effectiviteitsagenda en in het bundelen van verschillende initiatieven.

Duurzaam en transparant

Internationale concurrentie in water vergt een duidelijk profiel en inzet op het onderscheidend vermogen van de Nederlandse watersector. Op prijs kan Nederland niet concurreren met enkele, vooral Aziatische, aanbieders. Bij de opzet en uitvoering van waterprogramma’s binnen ontwikkelingssamenwerking zijn duurzaamheid en transparantie uitgangspunt. Duurzaamheid zal consequent worden gehanteerd als uitgangspunt bij het beoordelen van financieringsaanvragen, zowel financieel, institutioneel, ecologisch, technisch en sociaal2. Het is een inzet op kwaliteit, op waar voor je geld. Inzet dus op kwalitatief hoogstaande kennis, producten en diensten. Dat is goed voor onze partners, en goed voor de Nederlandse sector. Zo wordt zowel de maatschappelijke- als ook een economische functie bediend.

Integrale benadering

Investeren in water draagt bij aan duurzame economische groei. Dat betekent ook dat we een lange termijn visie en betrokkenheid van de publieke en private partners vragen. Vanuit dat perspectief biedt Nederland geen «quick fix» oplossingen, maar sturen we op een integrale benadering, op vraag-gestuurde programmering, op brede participatie en accountability met en voor de lokale bevolking, op hervormingen bij structurele institutionele problemen, op flexibiliteit bij onzekerheden en het incorporeren van nieuwe inzichten, op kennisopbouw daar waar huidige kennis te kort schiet en op een langjarig toekomstperspectief. De Nederlandse integrale deltabenadering dient hierbij als inspiratie. Implementatie van deze benadering in landen als Bangladesh, Colombia en Vietnam op verzoek van de (lokale) overheid getuigt van een internationaal gevoelde behoefte aan een dergelijke aanpak.

Proactief en slagvaardig

Er zijn grote uitdagingen op het gebied van waterbeheer die om een proactieve houding vragen. Het is de rol van een middelgrote en sterk betrokken internationale speler als Nederland om de discussie aan te gaan, initiatief te nemen en innovaties te introduceren, testen en implementeren. Een voorbeeld is de formulering van een programma voor lange termijn oplossingen voor de effecten van droogte in de Hoorn van Afrika. Er zal een geïntegreerd plan worden ondersteund voor deze regio op basis van de visie van lokale instituties, waar lokale initiatieven, geïntegreerd bodem- en (grond) waterbeheer, investeringen in voedselproductie, gewasbescherming en het herstel van het productieve ecosysteem deel van zullen uitmaken. Nederland zal ook een meer actieve rol gaan spelen in diplomatieke en politieke inspanningen rond water, milieu en klimaatverandering, zowel in grensoverschrijdende situaties in Azië en Afrika, als in internationale verdragen. Een voorbeeld is het «Verdrag inzake het recht betreffende het gebruik van internationale waterlopen» – Nederland heeft zich steeds sterk ingezet voor de ratificatie van dit VN-verdrag uit 1997 en zal dit blijven doen in de nabije toekomst.

Inzet en vergroten van praktische kennis en kunde

Waar nodig willen we investeren in het vergroten, ontsluiten, verspreiden en toepassen van kennis over goed waterbeheer en water gebruik, onder meer door een sterke link te leggen met know how in Nederland en het buitenland. We ondersteunen internationale kennis- en opleidingsnetwerken zoals het Capacity Building Network for Integrated Water Resources Management, dat meer dan 500 universiteiten over de hele wereld bedient. We gaan meer inzetten op beroepsonderwijs3 – met name voor vrouwen en ook voor het lokale kleinbedrijf.

We zoeken de aansluiting met onderwijs programma’s, zoals NICHE. We ondersteunen UNESCO-IHE Institute for Water Education dat jaarlijks meer dan 200 «water» MSc en PhD studenten uit ontwikkelingslanden aflevert. We dragen bij aan het IRC International Water and Sanitation Centre, de denktank op het terrein van drinkwater en sanitatie. We doen dat om de kwaliteit van de uitvoering over de hele wereld te vergroten en om actief deel te nemen aan de laatste ontwikkelingen.

De uitvoering opzoeken

Meer dan in het verleden het geval was richten we ons op directe uitvoering en investeren we naast capaciteitsopbouw ook in infrastructuur voor verbeterd waterbeheer. We doen dit vooral door sturend deel te nemen aan investeringsfondsen van de Wereldbank, de Asian Development Bank, de African Development Bank en de Europese Unie. We ondersteunen ook investeringen via bedrijven en maatschappelijke organisaties. Doorbraken op het gebied van integraal waterbeheer, irrigatie, grondwateraanvulling, overstromingsbeheer, drinkwatervoorziening, sanitatie en waterzuivering, zowel op kleine als grote schaal, zullen worden gesteund wanneer daar op lokaal niveau vraag naar is. Een integrale aanpak met oog voor sociale en institutionele aspecten staat daarbij centraal. Een voorbeeld is het stimuleren van investeringen door gebruikers in hun eigen sanitaire voorzieningen – onder de zogenaamde Community-Led Total Sanitation programma’s. Naast het gebruik van publieke middelen zullen nieuwe financieringsmodaliteiten worden geïntroduceerd voor de benodigde investeringen, met een grotere rol voor lokaal initiatief en private sector.

3. Prioriteiten en keuzen

Nederland wil wereldleider in water zijn – zowel het kabinet als de sector committeren zich aan die doelstelling. Buitenlandse Zaken fungeert hierbij als makelaar en initiatiefnemer, met een instrumentarium dat varieert van economische diplomatie tot ontwikkelingsfinanciering. In deze nota staat dat laatste aspect centraal.

Er zal actief worden ingezet op synergie tussen inspanningen op de speerpunten water en voedsel. Dit betekent dat in partner- en Water Mondiaal4 landen waar beide speerpunten zijn gekozen, de programma’s elkaar moeten aanvullen en versterken. Binnen de waterprogramma’s zal tevens veel aandacht zijn voor de integratie van milieu en klimaat5, gender en goed bestuur. Het behoud van ecosystemen, verduurzaming van productieketens (hout, soja, palmolie en biomassa) en aanpassing aan klimaatverandering krijgen expliciete aandacht. Specifiek zal worden ingezet op de functie van ecosystemen voor rivier- en deltabeheer, waarbij betalen voor ecosysteemdiensten (zoals schoon water en het vasthouden van grondwater) als instrument kan dienen. Ook binnen programma’s gericht op voedselzekerheid zal het duurzaam gebruik en beheer van ecosystemen centraal staan en zal erop worden toegezien dat een verhoogde landbouwproductie op duurzame wijze gebruik maakt van beschikbare natuurlijke hulpbronnen. De voedselproductie is hiervan op midden- en lange termijn afhankelijk. Omdat het succes van programma’s binnen de drie thema’s afhankelijk zal zijn van goed bestuur op alle niveaus (lokaal, nationaal en regionaal), zullen inspanningen zijn gericht op het verbeteren van de uitvoering van wet- en regelgeving, het voorkomen van corruptie en het bijdragen aan een gelijke toegang tot – en zeggenschap over – water.

a) Thema 1: Efficiënt waterbeheer, met name in de landbouw

Er zal een substantiële bijdrage worden geleverd aan het verbeteren en verduurzamen van waterbeheer in de geïrrigeerde en regenafhankelijke landbouw. De druk om landbouwproductie te verhogen kan resulteren in aantasting van ecosystemen, vervuiling en uitputting van grond en water. Klimaatverandering kan het proces van erosie en verdroging versnellen. De inzet is daarom gericht op een duurzame toename van productie met behoud van natuurlijke hulpbronnen en voedselvoorziening die beter bestand is tegen de gevolgen van klimaatverandering.

Voorbeeld: Rond Lake Naivasha in Kenia vinden veel agrarische activiteiten plaats en is de druk op het beschikbare water groot. Nederlandse bedrijven zijn ook actief in dit gebied. Samen met het lokale bedrijfsleven, de overheid en maatschappelijke organisaties in Kenia zorgen ze ervoor dat goed en voldoende water beschikbaar blijft. WWF Nederland heeft deze samenwerking met succes aangejaagd. Resultaat is een Public-Private-People Partnership gericht op verbeterd waterbeheer, zodat ook in de toekomst voldoende water beschikbaar blijft voor huishoudens, landbouw en industrie.

Geïrrigeerde landbouwprogramma’s zullen worden aangevuld met activiteiten gericht op efficiënt watergebruik (o.a. door gebruik te maken van satellietdata), tegengaan van verzilting, «waterlogging» en watervervuiling als gevolg van gebruik van kunstmest en pesticiden. Om periodes van toenemende droogte te kunnen doorstaan zal ondersteuning worden gegeven aan het opvangen van water en tegengaan van erosie door het creëren van duurzame waterbuffers op landschapsniveau. Zo wordt met VS en Duitsland gewerkt aan een programma in de Hoorn van Afrika ten behoeve van waterzekerheid voor voedselproductie.

Door water beter vast te houden in het landschap – als bodemvocht, grondwater of in spaarbekkens – wordt voorkomen dat een droog jaar grote consequenties voor de bevolking, het vee en de natuur heeft. Ook zal aandacht uitgaan naar het versterken van de ruimtelijke planningscapaciteit van overheden en het verduurzamen van de landbouwketens. Er zal nauw worden samengewerkt met lokale overheden en organisaties en worden aangehaakt bij lokale initiatieven. Uitgangspunt is de positieverbetering van kleine boeren, arbeiders, veehouders en vissers, met speciale aandacht voor vrouwen.

Ambities voor 2015:

  • Verhoging van de voedselproductie in de partnerlanden via door Nederland ondersteunde programma's geschiedt op ecologisch verantwoorde wijze;

  • In de door Nederland ondersteunde programma’s wordt waterproductiviteit – en de verhouding tussen hoeveelheid water die gebruikt wordt en de landbouwopbrengsten – met minimaal 25%6 verbeterd.

Deze ambities worden gerealiseerd via de landenprogramma’s en ondersteuning van een aantal belangrijke internationale initiatieven. TerrAfrica, een multi-partner platform van Afrikaanse overheden, VN-organisaties, ontwikkelingsbanken en bilaterale donoren, incl. Nederland, heeft als doel landdegradatie tegen te gaan door te investeren in duurzaam landbeheer in dertig Afrikaanse landen. In Ethiopië wordt het Agricultural Growth Project ondersteund met financiële middelen en het opbouwen van uitvoeringscapaciteit voor irrigatie en regenopvang.

b) Thema 2: Verbeterd stroomgebiedbeheer en veilige delta’s

Het is belangrijk dat iedereen kan beschikken over voldoende water van voldoende kwaliteit en dat kleine gebruikers niet lijden onder de onttrekkingen van grootgebruikers. Het beheer van stroomgebieden dient er dus op gericht te zijn dat er voor alle watergebruikersgroepen (huishoudens, landbouw, industrie, waterkracht en natuur) genoeg water is dat aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet. Dit betekent bijvoorbeeld dat er bovenstrooms voor moet worden gezorgd dat er voldoende water in de bodem infiltreert, dat er niet te veel water aan de rivier wordt onttrokken door de landbouw en dat het water niet zodanig wordt vervuild dat het ten koste gaat van het gebruik benedenstrooms. Goed stroomgebiedbeheer richt zich ook op het creëren van een veilige leefomgeving door het voorkomen van rampen als grote overstromingen. Het maakt het mogelijk de gevolgen van klimaatverandering op te vangen en in goede banen te leiden.

Voorbeeld: In het kader van het interdepartementale programma Water Mondiaal is in 2009 een strategische samenwerking gestart op het gebied van waterbeheer en klimaatadaptatie. Nederland adviseert Vietnam ten aanzien van rivierbeheer, zeespiegelstijging, waterkwaliteit en waterbeheer voor voedselzekerheid. Beide overheden, kennisinstellingen, NGO’s en de private sector zijn bij dit samenwerkingsverband betrokken. Er wordt gewerkt aan een integraal Delta Plan voor de Mekong Delta, het klimaatbestendig maken van Ho Chi Minh Stad en een verkenning van stormvloedkering in de omgeving Vung Tau. Duurzaamheid en kwaliteit staan hierbij centraal. Op deze wijze wordt de onderscheidende kwaliteit van Nederland op het gebied duurzame oplossingen, integrale benadering en kwalitatief hoogstaande kennis, services en producten in belang van beide landen benut. Inzet is om ook met andere partnerlanden op het thema water een dergelijke relatie op te bouwen.

Nederland zal ondersteuning bieden aan verbeterd waterbeheer in een aantal vitale stroomgebieden en delta’s. Dit doet ze samen met (lokale) overheden, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties die actief zijn in deze stroomgebieden. Uitgangspunt is duurzame economische ontwikkeling met een focus op positieverbetering van de arme bevolking. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar het betrekken van vrouwen in het besluitvormingsproces, o.a. via deelname aan waterbeheer comités. Afhankelijk van de problemen kan de ondersteuning zich richten op interventies bovenstrooms (zoals het herstel van ecosystemen, incl. bossen), in de landbouw (d.m.v. efficiënter watergebruik, terugdringen van gebruik van kunstmest en pesticiden) of industrie (zuivering van afvalwater). Nederland bevordert dat deze lokale keuzes op een transparante manier worden gemaakt, zodat rekenschap kan worden afgelegd. Veel stroomgebieden en grondwatersystemen zijn grensoverschrijdend en enkele specifieke programma’s zullen worden uitgevoerd om regionaal stroomgebiedbeheer en politieke samenwerking tussen landen te ondersteunen. Dit zal gekoppeld worden aan de landenprogramma’s en aan regionale initiatieven op het gebied van waterdiplomatie. Het ontsluiten van Nederlandse delta-expertise voor OS-partnerlanden zal worden gestimuleerd, bijvoorbeeld via samenwerking met het Nationale Deltaprogramma.

Ambities voor 2015:

  • In ten minste acht stroomgebieden en delta's (in Bangladesh, Benin, Ghana, Indonesië, Kenia, Mali, Mozambique en Vietnam) wordt ondersteuning gegeven aan de ontwikkeling van plannen voor duurzame groei en waterveiligheid en wordt de uitvoering van deze plannen gestart.

  • In ten minste zeven grote grensoverschrijdende stroomgebieden, grondwatersystemen en delta’s (Brahmaputra, Incomati, Mekong, Senegal, West Bank Aquifer en Zambezi) wordt bijgedragen aan grensoverschrijdende bemiddeling en gezamenlijk stroomgebiedbeheer.

Een deel van de activiteiten ter ondersteuning van verbeterd stroomgebiedbeheer en veilige delta’s geschiedt via de bilaterale waterprogramma’s in de partnerlanden en een deel wordt gerealiseerd via medefinanciering van een aantal internationale initiatieven. Voorbeelden hiervan zijn het Cooperation in International Waters (CIWA) programma van de Wereldbank dat is gericht op het beheer van grensoverschrijdende stroomgebieden in Afrika en het Global Water Partnership, dat met partners over de hele wereld werkt aan duurzame ontwikkeling en beheer van water op alle niveaus, incl. stroomgebieden en delta’s.

Daarnaast wordt ondersteuning gegeven aan regionale en internationale organisaties die een bijdrage leveren aan een gebiedsgerichte benadering waarin duurzaam water- en ecosysteembeheer en verduurzaming van productieketens integraal worden aangepakt. Voorbeelden hiervan zijn Stichting Tropenbos, de International Tropical Timber Organisation (ITTO), de Amazon Cooperation Treaty Organization (ACTO) en het FLEGT actieplan van de EU gericht op het tegengaan van illegale houtkap en handel. Het Water and Nature Initiative (WANI), uitgevoerd door IUCN, werkt in twaalf stroomgebieden in meer dan 30 landen en werkt daar met overheden en lokale gemeenschappen aan verbeterd waterbeheer en behoud van ecosystemen zodat de bevolking die in het stroomgebied leeft in haar levensonderhoud kan blijven voorzien. Het ADAPTS programma (Adaptatie en lokaal watermanagement) vergroot de aanpassingscapaciteit van ontwikkelingslanden door ze te laten inspelen op klimaatverandering in zes stroomgebieden. In Mali wordt geïnvesteerd in het vasthouden en hergebruik van water in de binnendelta van de Niger.

c) Thema 3: Toegang tot veilig drinkwater en sanitatie

Het rendement van investeren in drinkwater en sanitatie is hoog – zeker waar betere hygiëne onderdeel van het geheel is. Drinkwater en sanitatie zijn basisbehoeften met een enorme impact op de volksgezondheid – en daarmee op de productiviteit. Drinkwatersystemen worden niet alleen gebruikt als drinkwater voor huishoudens, maar in veel gevallen ook voor vee en het bewateren van moestuinen (de zgn. «multiple use systems»). Op deze manier dragen drinkwatervoorzieningen ook bij aan zelfredzaamheid en economische groei – met name voor de armste groepen. Een grote uitdaging in de drinkwatersector is het realiseren van een verbeterde duurzaamheid en het terugdringen van uitval van systemen. Dit vraagt een sterke rol van het lokale midden- en kleinbedrijf om deze diensten te leveren. Hetzelfde geldt voor sanitaire voorzieningen. Sanitatie, afvalwaterverwerking en waterkwaliteit zijn vaak grote problemen in veel snelgroeiende steden. Een stedelijke omgeving die vrij is van wateroverlast en uitbraken van ziekten is een motor voor economische groei. Nederlandse drinkwaterbedrijven en waterschappen zijn al in diverse ontwikkelingslanden actief en kunnen hier een belangrijke bijdrage aan leveren.

Ambities voor 2015:

  • Het leveren van een substantiële bijdrage aan de mondiaal vastgelegde drinkwater- en sanitatiedoelstelling MDG 7c door middel van het realiseren van duurzame toegang tot veilig drinkwater en sanitatie voor 25 miljoen mensen meer ten opzichte van 2010, zowel in steden als op het platteland.

  • In dit kader wordt in tenminste 8 landen, waaronder Bangladesh, Benin, Ghana, Kenia en Mozambique nieuwe samenwerkingsverbanden ontwikkeld om het management en beheer van watervoorzieningen (ruraal en urbaan) aantoonbaar te verbeteren met inzet van WSP, IRC, WSSCC, UNICEF en de private sector via ondersteuning van PPP’s en Water Operaters Partnerships (WOP’s).

  • In tenminste 10 steden7 wordt een integrale benadering van watermanagement en milieu toegepast als het kader voor het beheer van drinkwatervoorziening, sanitatie (inclusief vast afval), afvalwater en afwatering.

Om deze ambitieuze doelstellingen te halen wordt ingezet op beter beheer en bestuur, meer zakelijke en efficiëntere bedrijfsvoeringen, en meer aandacht voor milieu en klimaatverandering, de kwaliteit van het water en de stedelijke leefomgeving. De aandacht in de programma’s die we ondersteunen van het Bangladesh Rural Advancement Committee (BRAC), het International Water and Sanitation Centre (IRC), het Water and Sanitation Program (WSP) en het Water Supply and Sanitation Collaborative Council (WSSCC) zal liggen op systeemverbeteringen – met name het terugdringen van de uitval van systemen en het werken aan verbeterde kwaliteit op het niveau van huishoudens. Er wordt speciale aandacht besteed aan vrouwen en meisjes, omdat die vaak verantwoordelijk zijn voor drinkwater en op het gebied van «menstrual hygiëne» speciale behoeften hebben. Daarnaast gaat speciale aandacht uit naar de «unserved»-groepen mensen die moeilijk bereikbaar zijn en vaak tot de armsten behoren.

Voorbeeld: Het Bangladesh Rural Advancement committee (BRAC) is er in de periode 2007–2010 met behulp van Nederland in geslaagd ruim 13 miljoen mensen op het platteland van Bangladesh toegang te geven tot sanitaire voorzieningen. Vanaf 2011 wordt in een tweede fase specifiek ingezet op mensen die wonen in moeilijk toegankelijke gebieden, incl. de zuidelijke delta. Uitgangspunt is duurzaamheid van voorzieningen. Lokale gemeenschappen en overheden spelen een belangrijke rol in de planning, uitvoering en het beheer. Het IRC geeft BRAC technisch advies. Via een innovatiecomponent wordt de Nederlandse sector uitgenodigd deel te nemen aan «calls for proposal» om met oplossingen te komen voor sanitaire voorzieningen onder moeilijke geo-fysieke omstandigheden.

Ook de Dutch WASH Alliance en het «Sanitation and Water for All» programma richten zich op moeilijker bereikbare groepen en landen die ver achterlopen op de mondiale drinkwater- en sanitatiedoelstelling. UNICEF ontwikkelt nieuwe drinkwatersystemen in verschillende landen in Afrika die tegelijkertijd mogelijkheden bieden voor kleine landbouw en veehouderij. Aqua4All investeert in vernieuwende aanpakken door te partneren met lokale initiatieven. In stedelijke gebieden als Accra en Cotonou wordt stedelijke watervoorziening bedrijfsmatig ondersteund. In Ethiopië wordt gewerkt aan het verbeteren van stedelijke waterkwaliteit. Ook wordt er aandacht besteed aan het verbeteren van publieke sanitaire faciliteiten en het aanleggen van sanitaire faciliteiten in scholen, zoals via het «WASH in Schools» programma dat uitgevoerd wordt door UNICEF. Dit heeft positieve invloed op de gezondheid en schoolgang van kinderen – met name meisjes.

d) Het belang van goed bestuur

Verbeterd waterbeheer en betrouwbare voorzieningen voor drinkwater en sanitatie zijn niet los te zien van goed bestuur. Dit is een dwarsdoorsnijdend thema dat bijzondere vermelding behoeft. Veel verbeteringen vragen geen investeringen maar betere afspraken, betere regulering en naleving van die afspraken tussen verschillende gebruikers. Dit geldt ook voor het betalen voor water. Water heeft weliswaar een groot verdienpotentieel, maar betalen voor water – of het nu drinkwater, water voor irrigatie, waterzuivering of waterbescherming betreft – is vooral in ontwikkelingslanden een groot probleem. Toegang tot en bescherming voor water wordt niet door marktmechanismen maar door maatschappelijke factoren gedomineerd. Centrale, regionale en lokale overheden moeten daarom zorgdragen voor adequate watervoorziening en -bescherming.

Voorbeeld: In het waterprogramma in Benin is de afgelopen jaren actief ingezet op goed bestuur, zowel op nationaal niveau (bv in de aanbestedingsprocedures en in het beheer van financiële middelen), als op lokaal niveau. Samen met Beninse partners en met hulp van organisaties als SNV en VNG-Internationaal zijn door het delegeren van verantwoordelijkheid en financiële middelen naar gemeentes, via training en aandacht voor transparantie en noodzaak van «accountability», voorwaarden geschapen voor meer participatieve planning en voor verbeterde controle door de bevolking op de kwaliteit van uitvoering en onderhoud van drinkwater- en sanitatievoorzieningen. Meer dan 50 van de 77 Beninse gemeentes hebben intussen, op verschillende niveaus van intensiviteit, van die inzet geprofiteerd. Deze activiteiten zullen de komende jaren worden voortgezet waarbij, naast uitvoering van drinkwater- en sanitatieactiviteiten in gemeentes, ook groeiende aandacht gaat naar stroomgebiedbeheer.

Bestuursaspecten zijn ook op regionaal of internationaal niveau van belang omdat er tussen landen of regio’s geregeld geschillen ontstaan over water. Waterschaarste neemt wereldwijd toe en is in Azië, het Midden-Oosten en delen van Afrika het meest urgent. Op het terrein van internationale arbitrage en conflictoplossing heeft NL de nodige kennis, die goed ingezet kan worden. Samen met o.a. Instituut Clingendael, het Water Governance Centre en The Hague Institute for Global Justice worden de mogelijkheden voor waterdiplomatie onderzocht. Tegelijkertijd is de ambitie met de toegenomen aandacht voor water ook in te zetten op verhoogde transparantie in besluitvorming en uitvoering van wetten en regels.

Ambities voor 2015:

  • In vijf stroomgebieden (Nijl, Niger, Brahmaputra, Senegal en West Bank Aquifer) is sprake van verminderde spanning over waterbeheer; Nederland draagt hieraan bij door inzet van technische assistentie, organiseren van trainingen en workshops.

  • In vijf landen (Benin, Kenia, Palestijnse Gebieden, Rwanda en Zuid Sudan) is sprake van verbeterde regelgeving op het gebied van water.

Het Water Integrity Network (WIN) wordt ondersteund om in en tussen landen tot heldere uitvoering van goede regels te komen. BZ waardeert het initiatief van de Unie van Nederlandse Waterschappen tot vorming van het Water Governance Centre en onderzoekt of samen met dit centrum een programma kan worden opgezet op het gebied van waterbestuur.

4. Wie zijn onze partners?

De nadruk in programma’s ligt op zichtbare en tastbare resultaten en het creëren van synergie tussen de verschillende activiteiten. Sturing, meting en transparante communicatie zijn daarbij essentieel.

Bilaterale samenwerking. In de partnerlanden kan dankzij de vrijkomende middelen door afbouw op andere thema’s en landen de inzet op de speerpunten worden verhoogd en activiteiten beter worden gebundeld. In elf van de vijftien partnerlanden worden waterprogramma’s geformuleerd of uitgevoerd. Tot de groep van elf partnerlanden waar Nederland met OS-middelen actief is, behoren drie Water Mondiaal landen (Bangladesh, Indonesië en Mozambique); in de andere acht landen gaat Nederland waterprogramma’s formuleren (Palestijnse Gebieden en Rwanda) of intensiveren (Benin, Ghana, Kenia, Mali en Zuid-Sudan); dit is het zogenaamde Water OS programma. Posten zullen hierbij worden ondersteund bij het vormgeven en uitwerken van hun bilaterale activiteiten. Het water OS programma wordt, evenals het programma Water Mondiaal, vormgegeven in nauwe samenwerking met de brede Nederlandse watersector (kennisinstellingen, bedrijven en NGO’s). Het programma in Jemen zal worden hervat zodra de rust daar is hersteld. Ook in de drie transitielanden Colombia, Vietnam en Zuid Afrika zullen met beperkte ODA-middelen activiteiten in de watersector via de transitiefaciliteit worden ondersteund.

Samenwerking met maatschappelijke organisaties. Via het Medefinancieringsstelsel wordt samengewerkt met Nederlandse NGO’s. Een alliantie van NGO’s (Simavi, AKVO, AMREF, ICCO, Rain Foundation en WASTE) werkt samen op het gebied van drinkwater en sanitatie (de zogenaamde WASH-alliantie) en voert programma’s uit in acht verschillende landen in Afrika en Azië. Een andere alliantie van NGO’s (IUCN, Wetlands International en Both ENDS) werkt aan duurzame armoedebestrijding binnen een ecosysteembenadering waarbij integraal waterbeheer een sleutelpositie inneemt. Daarnaast worden NGO’s gevraagd een bijdrage te leveren aan de programmering en uitvoering van de bilaterale programma’s met het oog op hun kennis van lokale omstandigheden, hun focus op arme bevolkingsgroepen en inzicht in sociaal-politieke processen.

Samenwerking met kennisinstellingen en (semi-)private sector. Veel van de Nederlandse «waterkracht» zit in nationale programma’s, internationale kennisinstellingen, bedrijfsleven, drinkwaterbedrijven en waterschappen. Het gaat hier om praktische kennis en grote netwerken. Verschillende instellingen en bedrijven zijn al actief in ontwikkelingslanden. Maatschappelijke instellingen hebben in veel landen de inzichten en contacten om de doelgroepen te bereiken, inclusief de «least-served». Er wordt extra ruimte gecreëerd binnen verschillende programma’s om deze instellingen en bedrijven in staat te stellen hun kennis en kunde beschikbaar te maken en hun positie te consolideren – bij voorkeur gezamenlijk. Om creatieve vraag-gestuurde samenwerkingen te stimuleren en instellingen en bedrijven met relevante kennis en ervaring te stimuleren programma’s te ontwikkelen en uit te voeren, zal tevens een faciliteit voor publiek-private partnerschappen (PPP) op het gebied van water worden opgezet. Doel van deze faciliteit is duurzame armoedebestrijding, waarbij het bereiken van gemarginaliseerde groepen en ecologische duurzaamheid centraal staan8. De PPP faciliteit stimuleert de interactie tussen bedrijven, ngo’s en kennisinstellingen, evenals betrokkenheid van lokale actoren. De totale omvang van de PPP faciliteit bedraagt 150 miljoen Euro voor 5 jaar, voor projecten tussen de 0,5 en 15 miljoen Euro. Via de faciliteit zal er via leverage (eigen inbreng van indieners van voorstellen) minimaal 150 mln Euro extra beschikbaar komen voor water in ontwikkelingslanden.

In het kader van het vernieuwde OS kennisbeleid zal een platform worden opgericht, mede op basis van bestaande netwerken. Uitgangspunt vormen de vraag en behoeften zoals gearticuleerd door partnerlanden9 en de vertaling van Nederlandse kennis en ervaring naar deze behoeften, met een focus op ontwikkelingen rond de integrale deltabenadering, waterbestuur en -diplomatie, de optimalisatie van watergebruik in de landbouw en technologische innovaties ten behoeve van duurzaamheid. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij kennisbehoeften van de relevante topsectoren, waaronder de Topsector water.

Multilaterale samenwerking. Binnen het multilaterale programma zal worden voortgebouwd op de contacten met de ontwikkelingsbanken (Wereldbank, IFC, Asian Development Bank en African Development Bank) en VN-organisaties zoals UNESCO-IHE, UNICEF, UNEP, UN-HABITAT en het International Fund for Agricultural Development (IFAD). Daarnaast wordt gewerkt met internationale maatschappelijke organisaties zoals IRC, de Water Supply and Sanitation Collaborative Council (WSSCC), de International Union for the Conservation of Nature (IUCN), World Wildlife Fund (WWF), de Global Environmental Facility (GEF) en het World Resources Institute (WRI). Naast lopende programma’s is er ruimte voor nieuwe initiatieven. Bij deze multilaterale programma’s zet Nederland zich in om de rol van Nederlandse deskundigen, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en bedrijven te vergroten. Er zal ook gestreefd worden naar strategische detacheringen van Nederlandse deskundigen bij internationale organisaties, met name de toonaangevende ontwikkelingsbanken.

5. Gezamenlijke ambities

In het nieuwe beleid voor ontwikkelingssamenwerking zijn structurele armoede bestrijding en duurzame economische groei het uitgangspunt – of het nu gaat om productieve kleinschalige landbouw, een betere waterverdeling, bescherming tegen overstromingen of een verbeterde toegang tot veilig drinkwater en sanitatie. In het breder buitenlandse beleid staat het verbeteren van de economische positie van Nederland centraal, naast het voorkomen van conflicten en het bevorderen van de internationale rechtsorde. In het waterprogramma zoals dat er nu ligt worden deze doelen bij elkaar gebracht en versterkt.

Inzet Nederlandse kennis en kunde

In de uitvoering van het waterprogramma wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de Nederlandse watersector – (inter)departementale inspanningen, nationale (kennis)programma’s, publieke instanties, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector, inclusief drinkwaterbedrijven en waterschappen.10 Nederlandse organisaties actief op het gebied van water zijn verenigd in een koepelorganisatie, het Netherlands Water Partnership (NWP). Dit is een belangrijke partner bij het vormgeven van de intensivering in de partnerlanden via het eerder genoemde Water OS programma. Daarnaast wordt er sterk ingezet op investeringsbevorderende programma’s zoals ORIO, het Private Sector Investeringsprogramma (PSI) en Private Infrastructure Development Group (PIDG). Momenteel is ongeveer de helft van de investeringen via deze instrumenten gericht op water, hetgeen zowel een indicatie geeft van de ontwikkelingsnoodzaak als de marktkansen.

Water als Economische Topsector

Water is aangemerkt als Topsector. De kennis die Nederland heeft van watertechnologie (m.n. zuivering en hergebruik van afvalwater) en deltatechnologie behoort tot de beste ter wereld. Toegang tot water, «more crop per drop», water en informatietechnologie zijn thema’s die nauw aansluiten bij de prioriteiten in het nieuwe beleid voor ontwikkelingssamenwerking. Hierbij wordt nauw samengewerkt en afgestemd met de ministeries van I&M en EL&I, zowel t.a.v. de ontwikkeling van de topsectoren als binnen het Water Mondiaal programma. Dit interdepartementale programma, getrokken door I&M en met deelname van EL&I en BZ/OS, wordt gefinancierd vanuit HGIS non-ODA en levert een bijdrage aan verbeterd waterbeheer in vijf deltalanden (Bangladesh, Egypte, Indonesië, Mozambique en Vietnam) en daarmee aan de profilering van de Nederlandse watersector in deze landen.

Deskundigheid en de rol van de jonge generatie

De samenwerking op water moet worden verankerd in de toekomstige economische samenwerking tussen de partnerlanden en Nederland. Een belangrijke rol ligt bij de jeugd. In de landen waarmee we samenwerken is het in veel gevallen de jeugd die om beter land- en waterbeheer vraagt; zij willen niet worden opgescheept met een erfenis van kaalslag en slecht waterbeheer. Het is ook de jonge generatie die het vermogen heeft op een andere manier te communiceren en die om grotere transparantie van besluitvorming en uitvoering vraagt. Inzetten op en aanboren van jonge talenten is hard nodig, ook in Nederland. Willen we op de lange termijn water als topsector voor Nederland behouden, dan moeten we investeren in jonge deskundigen in Nederland. Jonge deskundigen met een hart voor verdelingsvraagstukken en ontwikkelingssamenwerking. Zij zullen in de praktijk met buitenlandse collega’s samenwerken, maar ook het vermogen moeten hebben nieuwe benaderingen en technologieën te ontwikkelen. Samen met de brede Nederlandse sector wordt daarom gewerkt aan het opzetten van een Young Expert Program, die samen met betrokken partijen wordt gefinancierd en uitgevoerd. Op deze wijze zal ook de benodigde deskundigheid op departement en posten11 worden gewaarborgd voor de lange termijn. Die strategische inzet kan ook plaatsvinden bij internationale organisaties. Ook wordt geprobeerd jonge mensen op andere manieren te prikkelen en te enthousiasmeren – een voorbeeld is het WASH United programma dat een verbinding legt tussen water en een ander Nederlands boegbeeld, het internationale voetbal. Met de KNVB wordt gewerkt aan en vernieuwend bewustwordingsprogramma op het gebied van veilig water, een schone leefomgeving en een goede hygiëne.

Nieuwe financieringsvormen

Een andere belangrijke verbinding is die met de financiële instellingen. Nederland heeft een grote reputatie op het gebied van verzekeringen, bancair financieren en pensioenen. Evenals bij pensioenen gaat het bij waterbeheer ook om lange-termijn investeringen. Er wordt speciaal aandacht besteed aan de inzet en het mobiliseren van zulke financieringsvormen op nationaal en lokaal niveau, om uiteindelijk een veel groter momentum voor investeringen te creëren dan alleen de middelen die beschikbaar zijn via ontwikkelingsprogramma’s. Ook in samenwerking met het actieve en vaak vernieuwende MKB en met maatschappelijke organisaties die een internationale reputatie hebben als professionele «ontwikkelaars» zullen nieuwe financieringsvormen worden ontwikkeld – van speciale microkredieten tot het betalen voor «environmental services». Ook zullen met FMO mogelijkheden worden geïnventariseerd voor geschikte financieringsvormen voor waterinfrastructuur en -voorzieningen, voortbouwend op bestaande innovatieve programma’s op dit terrein.

Nederland aan kop

Naast de aandacht voor het belang van sociale en institutionele aspecten is er tevens aandacht voor technologische vernieuwing; dit sluit aan bij de koppositie die Nederland – op basis van een lange geschiedenis – inneemt op het gebied van water en die we op de lange duur willen behouden. En er zal ook ruimte zijn om robuuste vernieuwing te blijven zoeken die aansluit op technologische doorbraken – dat kan gaan om vernieuwende methoden voor het bouwen van dijken, het voorspellen van overstromingen, het herwinnen van grondstoffen uit afvalwater (bijvoorbeeld fosfaat) of het monitoren van drinkwatersystemen met nieuwe communicatiemiddelen zoals mobiele telefoons en internet. We hebben de middelen om met verfijnde satellietinformatie watergebruik en weerpatronen tot op meters nauwkeurig in kaart te brengen, wat van grote waarde is voor zowel voedselproductie als het tijdig kunnen waarschuwen voor overstromingen. Op deze manier zal vanuit de ontwikkelingsprogramma’s een voorschot worden genomen op langdurige economische relaties met partnerlanden en transitielanden. Ook zal de impact van ontwikkelingsprogramma’s innovatief en transparant worden gecommuniceerd om het belang ervan uit te dragen. Samenwerking met de Topsector water complementeert de eigen inzet op en aandacht voor innovatie.

Ten slotte

Grotere vraag naar water in combinatie met klimaatverandering en grotere variëteit in regenval zullen regionale spanningen doen toenemen. Het is complex en gevoelig – en een oplossing vergt naast effectiever watermanagement ook – juist – politieke, sociale en institutionele transformatie processen. Bij verdelingsvraagstukken en brede maatschappelijke participatie in besluitvormingsprocessen, binnen landen en tussen landen, kan internationale samenwerking en diplomatieke steun helpen. Dit vergt synergie tussen geo-politiek en ontwikkelingssamenwerking, tussen verdelingsvraagstukken en diplomatie.

De koppeling met niche-diplomatie ten aanzien van water, milieu, klimaat en grondstoffen is evident en draagt bij aan de agenda voor mondiale publieke goederen. Maar ook sanitaire en drinkwatervoorzieningen in noodsituaties en de wederopbouwfase zijn voor verbetering vatbaar en we zullen de kennis die we op dit terrein hebben bundelen en toepasbaar maken. De brug tussen ontwikkelingssamenwerking en buitenlandse zaken geldt ook voor het opereren in EU en ander internationaal verband. Het is een groot goed om «posten» te hebben in de vorm van ambassades die in de partnerlanden inhoud geven aan de «partnerships met een gezicht» en die het voortouw nemen bij zowel lokale beleidsdiscussies als in economische diplomatie. Waar nodig zullen de capaciteiten en vaardigheden op dit terrein worden versterkt11. We zijn ervan overtuigd dat door gecoördineerde en toegewijde inspanning op het terrein van water Nederland, publiek en privaat, nu en in de toekomst een belangrijke bijdrage zal leveren aan duurzame economische ontwikkeling en een veiliger wereld.

Samengevat de concrete besluiten:

  • Opzetten van een PPP Faciliteit Water met bedrijven, kennisinstellingen en NGO’s (waarvan tenminste 1 lokale partner) voor waterprojecten gericht op duurzame armoede bestrijding. De PPP Faciliteit kent een omvang van 150 miljoen Euro over 5 jaar en moet leiden tot een additionele leverage van betrokken partners van dezelfde omvang;

  • Starten van een Young Expert Program, te financieren en uit te voeren met betrokken partijen in de Nederlandse watersector. Met dit programma zal de benodigde deskundigheid worden gewaarborgd op de lange termijn. Voor dit programma is maximaal euro 5 miljoen per jaar beschikbaar;

  • Formuleren en uitvoeren van het bilaterale Water OS programma in zes partnerlanden (Benin, Ghana, Kenya, Mali, Rwanda, Zuid Sudan) met betrokkenheid van de Nederlandse en lokale watersector. In Bangladesh, Indonesië en Mozambique wordt deze betrokkenheid vormgegeven via het Water Mondiaal programma. Het totale geraamde budget voor de uitvoering van de bilaterale waterprogramma’s in deze 9 landen bedraagt in de periode 2012–2015 gemiddeld euro 125 miljoen per jaar;

  • Opnieuw vormgeven van programma’s met multilaterale partners (Wereldbank, Asian Development Bank en Global Water Partnership), met inschakeling van de Nederlandse expertise op terreinen waar deze een duidelijk toegevoegde waarde heeft. Voor deze programma’s is euro 12 miljoen per jaar beschikbaar;

  • Realiseren van duurzame toegang tot veilig drinkwater en sanitatie voor 25 miljoen mensen extra ten opzichte van 2010, met internationale en Nederlandse partners, zowel in steden als op het platteland. Nieuwe en bestaande programma’s, bijvoorbeeld met UNICEF in West-Afrika, zullen met betrokkenheid van de Nederlandse sector worden vormgegeven en uitgevoerd. Voor nieuwe programma’s op dit terrein wordt euro 20 miljoen per jaar gereserveerd;

  • Met het International Water and Sanitation Centre (IRC) wordt een nieuw programma gestart met een totale financiering van ruim euro 10 miljoen voor 5 jaar;

  • Opzetten van een substantieel programma in de Hoorn van Afrika ten behoeve van waterzekerheid voor voedselproductie (in samenwerking met VS en Duitsland);

  • Extra aandacht voor integrale gebiedsontwikkeling in stroomgebieden en delta’s. Zo wordt in Bangladesh, Benin, Ghana, Indonesië, Kenia, Mali, Mozambique en Vietnam ondersteuning gegeven aan de ontwikkeling van integrale plannen voor duurzame groei en waterveiligheid en wordt de uitvoering van deze plannen gestart. Hiervoor is euro 20 miljoen gereserveerd;

  • In dit kader wordt in tenminste 8 landen, waaronder Bangladesh, Benin, Ghana, Kenia en Mozambique nieuwe samenwerkingsverbanden ontwikkeld om het management en beheer van watervoorzieningen (ruraal en urbaan) te verbeteren via PPP’s en Water Operators Partnerships  (WOP’s). Samenwerking tussen Nederlandse partijen en lokale en internationale organisaties wordt gestimuleerd. Uitvoering vindt o.a. plaats via eerder genoemde PPP Faciliteit Water;

  • In tenminste 10 steden wordt een integrale benadering van watermanagement en milieu toegepast als het kader voor het beheer van drinkwatervoorziening, sanitatie (inclusief vast afval), afvalwater en afwatering;

  • Extra aandacht gaat uit naar conflictbeheersing in grensoverschrijdende stroomgebieden, delta’s en grondwatersystemen (Nijl, Niger, Brahmaputra, Senegal, Zambezi, Incomati, Mekong en West Bank Aquifer). Er worden onder meer programma’s gesteund voor technische assistentie en capaciteitsopbouw gericht op het voorkomen van conflicten over waterbeheer.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen


X Noot
1

Motie Ferrier 32 500 V, nr. 36.

X Noot
2

Moties El Fassed 33 000 V, nr. 51 en nr. 101.

X Noot
3

Motie Eigeman 32 500 V, K.

X Noot
4

Water Mondiaal is een interdepartementaal programma gefinancierd uit HGIS non-ODA dat een bijdrage levert aan verbeterd waterbeheer in vijf deltalanden (Bangladesh, Egypte, Indonesië, Mozambique en Vietnam) en de profilering van de Nederlandse watersector in deze landen; zie ook pp’s 8, 12 en 14.

X Noot
5

Motie Ferrier 32 605, nr. 45.

X Noot
6

Water productiviteit, of «crop per drop», is het resultaat van waterbeheer op het veld, bodembeheer en gewassystemen. Recente studies van het International Water Management Institute en de FAO laten een grote variatie zien in waterproductiviteit. Voor hoofdvoedselgewassen, zoals tarwe, rijst en mais, kan gemakkelijk één tot twee keer zoveel worden geproduceerd met dezelfde hoeveelheid water dan nu het geval is.

X Noot
7

Binnen deze groep vallen steden als Accra, Cotonou, Jakarta, Ho Chi Minh en Parakou. Daarnaast worden samen met Vitens-Evides en Waterschap Friesland diverse steden in Mozambique ondersteund en zal de nieuwe PPP Faciliteit voor Water nieuwe partnerschappen opleveren die zijn gericht op geïntegreerd waterbeheer in urbane gebieden.

X Noot
8

Motie Dikkers, 32 605, nr. 28 en motie El Fassed 32 605, nr. 34.

X Noot
9

Motie Ferrier, 32 605, nr. 7.

X Noot
10

Motie Ferrier, 32 500 V, nr. 36.

X Noot
11

Motie Voordewind, 32 605, nr. 41.

Naar boven