31 250 Beleidsbrief Ontwikkelingssamenwerking

Nr. 76 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DE STAATSSECRETARIS VOOR ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 januari 2011

Graag bieden wij u hierbij de reactie aan op het verzoek van de commissie voor Buitenlandse Zaken betreffende een actualisering van de door u op 12 januari 2010 ontvangen voortgangsrapportage (kamerstuk 31 250, nr. 14) van de notitie «Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden» van 8 mei 2008 (hierna te noemen landbouwnotitie) (kamerstuk 31 250, nr. 71).

Deze reactie gaat kort in op recente beleidsmatige ontwikkelingen, de multilaterale inzet, de samenwerking tussen de ministeries van BZ en EL&I en benoemt een aantal concrete in het oog springende resultaten. Hierbij wordt de systematiek van de vijf sporen van de landbouwnotitie gevolgd: spoor 1 (onderzoek en innovatie); spoor 2 (publieke dienstverlening en instituties); spoor 3 (duurzame ketenontwikkeling); spoor 4 (verbetering markttoegang); spoor 5 (voedselzekerheid en overdrachtsmechanismen). In Bijlage 1 wordt uitgebreider op de verschillende multilaterale organisaties ingegaan en worden meer concrete resultaten per spoor opgesomd.

Recente ontwikkelingen

De met de landbouwnotitie ingezette trend om meer aandacht te besteden aan het brede thema voedselzekerheid in ontwikkelingslanden wordt door het huidige Kabinetsbeleid versterkt. Het Regeerakkoord spreekt vanuit een oriëntatie op mondiale vraagstukken over water en landbouwproductie. Ook de WRR benoemt deze thema’s voor ontwikkelingssamenwerking. In de Basisbrief Ontwikkelingssamenwerking van november 2010 heeft de regering voedselzekerheid inmiddels benoemd tot prioriteit.

Multilaterale context

Hoewel de financieel-economische crisis menig agenda van internationaal overleg domineerde in de laatste jaren, is toch ook voedselzekerheid een prioriteit gebleven voor de internationale gemeenschap. Achtergrond hiervan vormt de aanhoudende precaire situatie ten aanzien van voedselprijzen en de sociaal-politieke spanningen die daaruit voortkomen. Hierbij is de G-20, gesteund door de United Nations High Level Tasks Force on the Global Food Security Crisis (UNHLTF) een cruciale rol gaan spelen, naast de VN en de Romeinse Instituten (FAO, WFP en IFAD). De VS blijven eveneens een belangrijke aanjager. Door zijn substantiële financiële inzet op het terrein van landbouw, rurale ontwikkeling en voedselzekerheid, de algemeen erkende kennis en kunde op dit terrein en zijn uitstekende netwerken, speelt Nederland een actieve rol in het mondiale debat.

Een voorbeeld hiervan is de internationale conferentie over Landbouw, Voedselzekerheid en Klimaatverandering die Nederland van 31 oktober tot 5 november 2010 samen met de diverse internationale partners, waaronder de Wereldbank en de FAO, in Den Haag heeft georganiseerd. Op 23 november 2010 is aan u een verslag van het verloop en de resultaten van deze conferentie toegezonden (Kamerstuk 30 196, nr. 118). De conferentie had als doel om verdere concrete stappen te initiëren richting een transitie in de landbouw naar meer duurzame, klimaatbestendige sector (climate smart agriculture). Tijdens de Klimaatconferentie in Cancun is gerapporteerd over die conferentie en het en marge van de conferentie ontwikkelde actieplan (Road Map for Action). Nederland zal het implementatietraject tot de vervolgconferentie in Vietnam in 2012 blijven begeleiden. Hierbij zal ook de succesvolle samenwerking met de FAO en de Wereldbank verder worden uitgebouwd.

Samenwerking EL & I en BZ

De notitie «Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid» heeft een nauwe samenwerking in gang gezet tussen onze departementen. Doel van deze samenwerking is duurzaam te investeren in de landbouw in ontwikkelingslanden om economische groei op gang te brengen, armoede te bestrijden en voedselzekerheid te realiseren.

Deze samenwerking heeft zich na het Regeerakkoord en de Basisbrief waarin voedselzekerheid als een nieuwe prioriteit in ontwikkelingssamenwerking werd vastgelegd, verder geïntensiveerd. Een taskteam voedselzekerheid (TTV) is opgezet om, vanuit de eigenstandige mandaten van beide ministeries en op basis van de landbouwnotitie, een verdere programmatische samenwerking in een vijftal nader te identificeren ontwikkelingslanden uit te werken. De beoogde nauwere bilaterale samenwerking in deze landen wordt zo vorm gegeven dat er ook verbindingen tot stand worden gebracht met andere interventieniveaus. Voorbeelden hiervan zijn de samenwerking via het VN-systeem, CGIAR1 e.d. op mondiaal niveau, via CAADP2 en AGRA3 op continentaal niveau, op het vlak van stroomgebieden en regionale economische gemeenschappen op regionaal niveau en in samenwerking met thematische/particuliere programma’s en organisaties die relevant zijn voor voedselzekerheid zoals AgriProFocus en GAIN op sectoraal niveau.

Spoor 1: onderzoek en innovatie gericht op productiviteitsverbetering in een veranderende klimatologische context

Het landbouwkundig onderzoek wordt gestimuleerd door concrete beleidsontwikkeling en investering in planning op nationaal niveau. Op het Afrikaanse continent is het Comprehensive Africa Agriculture Development Programme (CAADP) kader stellend. Tevens wordt CAADP gezien als entry point en clearing house voor het bepalen van financiële en technische steun aan de landbouwontwikkeling en voedselzekerheid.

Het landbouwkundig onderzoek zelf wordt gedaan door afzonderlijke onderzoekinstituten die vooral samenwerken via grotere thematische programma’s gericht op concrete vragen van gebruikers: Nederland is als lid van de Consultatieve Group for International Agricultural Research (CGIAR) sinds 2007 nauw betrokken bij de hervormingsprocessen die als doel hebben het onderzoek relevanter te maken voor gebruikers en grote thematische programma’s in plaats van instituut gebonden onderzoekagenda’s te formuleren. Ondertussen worden er vele concrete resultaten tot stand gebracht. Zo werkt ICARDA (International Centre for Agricultural Research in Dry Areas). Dit onderzoekscentrum werkt onder meer in Afghanistan waar nieuwe variëteiten basisvoedselgewassen geïntroduceerd worden waarmee boeren hun inkomsten met 500 tot 1 600 USD per hectare kunnen verhogen. SAADA (Strategic Alliance for Agricultural Development in Africa) draagt bij aan landbouwketenontwikkeling waarbij een inkomensverhoging van 30 procent en een verhoging van de productie met meer dan 50 procent bij 372 000 boeren huishoudens is gerealiseerd. Meer dan 4000 kleine ondernemers hebben eveneens hun inkomens kunnen verhogen dankzij het programma.

Het bedrijfsleven instrumentarium (PSOM4, PSI5, PSI+6, PUM7, MMF8, PPP9), wordt actief ingezet om innovaties te bevorderen in de landbouwsector. Zo zijn er momenteel negen Publiek Private Partnerschappen (PPP’s) specifiek gericht op landbouw en voedselzekerheid. Grofweg een vijfde deel van alle projecten onder PSI en PSI+ (in fragiele staten), richten zich op landbouw en voedselzekerheid. Naast het feit dat meer dan de helft van de PSI-projecten leidt tot duurzame ondernemingen, leverden bijvoorbeeld de PSOM/PSI-projecten een belangrijke impuls aan de bloemensector in Ethiopië. In deze sector is sprake van ongeveer $130 miljoen aan inkomsten en werkgelegenheid voor 500 000 werknemers in 2009 en 2010. Ruim driekwart van de bloemen gaat via Nederlandse veilingen naar de uiteindelijke bestemming.

Als uitvloeisel van de landbouwnotitie is in 2008 besloten tot een bilaterale inzet ten behoeve van de versterking van landbouwontwikkeling in ontwikkelingslanden (Zuid-Afrika, Kenia, Ethiopië, Vietnam en Zuid-Soedan). Het gaat hierbij om samenwerking tussen wetenschap, overheden en bedrijven die zich richt op verschillende aspecten zoals zaaizaad, bodemvruchtbaarheid, land- en waterbeheer en toegang tot markten. Zo leidt de samenwerking op het terrein van geïntegreerde gewasbescherming in de Oost-Afrikaanse tuinbouw tot verhoogde inkomsten en een vermindering van milieulasten. Deze inzet biedt eveneens perspectief voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Spoor 2: Publieke dienstverlening en institutionele ontwikkeling

In dit spoor wordt ingezet op verhoging van de organisatiegraad van boeren en op betere coördinatie tussen Nederlandse bedrijven, NGO’s en bijvoorbeeld de samenwerking onder de paraplu van AgriProFocus. Ook wordt gewerkt aan verbetering van de financiële dienstverlening en aan het belangrijke thema van landrechten.

Het Programma Ondersteuning Producentenorganisaties (POP) biedt een aantal concrete voorbeelden van resultaten: wereldwijd worden ongeveer 4 miljoen boeren en boerinnen direct bereikt; de organisatiegraad in agrarische sectoren is in 2010 met 10 procent gestegen; 40 000 gezinnen in Kenia hebben door hun lidmaatschap van een coöperatie, aanvullende inkomsten uit het verbouwen van passievruchten en ander fruit, oplopend tot een gemiddelde van $ 60 per maand.

Spoor 3: Duurzame ketenontwikkeling

In dit spoor wordt onder meer ingezet op certificering van ketens, duurzame productie van biomassa en het bevorderen van eerlijkheid- en milieukenmerken van producten. Hierbij spelen de ontwikkeling en naleving van sanitaire en fytosanitaire standaarden een rol. Naleving daarvan is niet alleen belangrijk voor duurzame ontwikkeling als mondiaal belang, maar ook voor Nederland als knooppunt in de wereldwijde handel in landbouwproducten.

Concrete resultaten zijn tot stand gekomen in het kader van het IDH (Initiatief Duurzame Handel) dat in Ivoorkust, Ghana en Ecuador ruim 40 000 boeren heeft opgeleid waardoor een totaal van 32 000 ton gecertificeerde cacao is geproduceerd (11–30 procent hogere oogst). Dit heeft tevens geleid tot een betere prijs. In Indonesië is het FSC-certificeringsprogramma van de eerste 600 000 ha bos (van de in totaal geplande 2,7 miljoen ha die in 2012 gecertificeerde moet zijn) in gang gezet.

Spoor 4: Verbeterde markttoegang

Dit spoor behelst verbetering van de toegang van ontwikkelingslanden tot de wereldmarkt via onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde, de Economische Partnerschap Akkoorden (EPA’s), handelsfacilitatie en regionale marktontwikkeling.

Vooralsnog is het onduidelijk óf en zo ja of er een succesvolle Doha-ronde in 2011 zal plaatsvinden die de toegang van de ontwikkelingslanden tot de wereldmarkt zal verbeteren.

Concrete resultaten zijn vooral gerealiseerd in het kader van het programma Marketing Inputs Regionally, een programma van ECOWAS (Economic Community of West African States) en UEMOA (West African Economic and Monetary Union) uitgevoerd door IFDC (International Centre for Soil Fertility & Agricultural Development). Naast het verbeteren van wet- en regelgeving voor zaaigoed, pesticiden en kunstmest, het versterken van capaciteit van handelaren en producenten en het verbeteren van informatie over input in de regio worden er tevens testen uitgevoerd voor het verbeteren van de efficiëntie van kunstmest bij ruim 3000 rijstproducenten in 4 landen.

Spoor 5: Voedselzekerheid en overdrachtsmechanismen

In dit spoor wordt gestreefd naar bevordering van voedselzekerheid, veelal in noodsituaties die duurzame landbouwontwikkeling in de weg staan en veroorzaakt worden door conflict, HIV/aids, voedselprijzencrises, klimaatverandering en natuurrampen. BZ faciliteert de samenwerking tussen de Nederlandse actoren op 5 deelterreinen10.

Naast de door Nederland gefinancierde humanitaire hulp wordt er ook concreet bijgedragen aan schoolvoeding zoals het Ghana School Feeding Initiative dat geleid heeft tot een voedzame maaltijd voor honderdduizenden schoolkinderen, meer onderwijsdeelname en de bijbehorende voorlichting op het terrein van voeding.

Investeringen in social protection vonden al plaats in Rwanda, Zimbabwe, Ethiopië, Mozambique en Egypte en sinds kort ook in Jemen.

Tot slot

Samenvattend, de aanhoudende voedselonzekerheid in ontwikkelingslanden noopt meer dan ooit tot een coherent en effectief beleid op het terrein van duurzame landbouwontwikkeling, lokale economische ontwikkeling en voedselzekerheid. Nederland kan hier, in al zijn geledingen een belangrijke en zichtbare bijdrage aan geven. Het gedachtegoed, neergelegd in de landbouwnotitie zal in de komende periode en in relatie tot het Regeerakkoord en de Basisbrief verder worden uitgewerkt.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M.. Knapen

De staatssecretaris voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Bijlage Multilaterale context

Ter ondersteuning van de noodzakelijke voortgang in de 5 sporen, is een toename van Nederlandse invloed in de multilaterale context wenselijk. Om die reden wordt er toegewerkt naar nauwere betrokkenheid van Nederland bij de hervormingsagenda van de het VN-systeem die direct relevant is voor landbouw en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden. Daarnaast wordt er ingezet op een intensievere beleidsdialoog met onder meer de Romeinse Instituten.

L’Aquila Food Security Initiative (AFSI)

Het in juli 2009 op de G8 gelanceerde initiatief door onder andere Nederland om actiever te werken aan het verbeteren van de voedselzekerheid in de wereld en dat resulteerde in een gezamenlijk commitment van € 22 miljard, heeft geleid tot een nieuwe dynamiek in de samenwerking tussen het VN-systeem, donor- en ontvangende landen. Het tijdens deze G-8-top op initiatief van de VS aangekondigde fonds ter ondersteuning van nationale programma’s op het terrein van landbouw en voedselzekerheid, het Global Agriculture and Food Security Programme (GAFSP), is inmiddels operationeel. Nederland bereidt deelname voor aan het onderdeel van dit fonds dat is gericht op de private sector. De AFSI-werkgroep, waaraan Nederland deelneemt, heeft de commitments van de verschillende donorlanden helder in beeld gebracht en heeft de ondersteuning aan de betrokken ontwikkelingslanden in het coördineren van de fondsen op landenniveau in handen gelegd van het Committee on Food Security (CFS/FAO). De UNHLTF – als spil van de AFSI-group, heeft Nederland met name aangesproken op haar expertise om de private sector, inclusief de producentenorganisaties, bij landbouwontwikkeling en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden te betrekken.

FAO

FAO is in 2010 op de ingeslagen weg van de hervorming en de resultaten van de Wereldvoedseltop van 2009 doorgegaan. In de technische comités waar Nederland zich actief heeft opgesteld, is ingezet op verduurzaming van de intensieve veehouderijsector, preventie van grensoverschrijdende dierziekten, versterking van voedingsaspecten, versterking van de statistische analyse en onderzoek naar de effecten van prijsvolatiliteit op voedselzekerheid. Nederland streeft naar versterking van de rol van FAO als normzettende en standaard zettende organisatie. Geconstateerd is echter dat de FAO-statistieken te wensen over laten. De betrokken ministeries (EL&I en BZ ) beraden zich over mogelijkheden om gebruikmakend van Nederlandse kennis aanwezig bij instituten zoals SOW-VU en WUR de helpende hand te bieden. Door middel van strategische detacheringen en een multi-partner Memory of Understanding (MoU) geeft Nederland uiting aan dit streven. Het MoU is eind 2010 met FAO afgesloten. Zweden heeft zich inmiddels hierbij aangesloten, terwijl andere donoren aansluiting overwegen.

Committee on Food Security (CFS)

Het voedselzekerheidscomité van de FAO heeft in 2009, mede naar aanleiding van de voedselcrisis, een grondig hervorming ondergaan. NGO’s hebben inspraak gekregen, het Bureau is uitgebreid met WFP en IFAD en er is een groep met experts aangesteld (High Level Panel of Experts) om het comité te ondersteunen. Met deze nieuwe opzet kan het CFS, hét centrale, wereldwijde platform worden voor beleidsontwikkeling gericht op voedselzekerheid.

International Fund for Agricultural Development (IFAD)

IFAD’s portefeuille voor 2010–2012 is beduidend omvangrijker dan de voorgaande periode als gevolg van de extra middelen die de organisatie heeft gekregen bij de zogeheten achtste middelenaanvulling in 2008. IFAD heeft zich in de afgelopen periode sterk gepositioneerd als niche speler op het terrein van landbouwontwikkeling en voedselzekerheid. Het fonds richt zich daarbij specifiek op ondersteuning van kleine boeren in ontwikkelingslanden. Voorts geeft de organisatie op dit moment op voortvarende wijze invulling aan noodzakelijke institutionele hervormingen. IFAD is nauw betrokken bij de activiteiten van het CFS en is een van de belangrijke uitvoerders van het GAFSP.

World Food Programme

WFP heeft de aflopen periode onder het nieuwe Strategisch Plan (2008–2013), een aantal belangrijke stappen gezet binnen haar rol als bridging and handover agency, om zo een soepele overgang van noodsituaties naar duurzame ontwikkeling mogelijk te maken. Het WFP ondergaat hiermee een belangrijke transitie van een Food Aid naar een Food Assistance organisatie.

WFP zet in tegenstelling tot voorheen meer in op lokale inkopen van voedsel en maakt met name in landen met stabielere markten gebruik van cash vouchers. Dergelijke hulpvormen geven een betere impuls aan de lokale economie en dit leidt niet tot ontmoediging van lokale landbouwproductie. De lokale aankoop door WFP van voedsel heeft een nieuwe impuls gekregen onder het Purchasing for Progress (P4P) Programma. Hierbij wordt op kleine schaal met boerenorganisaties samengewerkt en via innovatieve aankoopmethoden en kennisoverdracht gewerkt aan duurzame ontwikkeling.

Voortgang in de uitvoering van de 5 sporen van de landbouwnotitie (2009–2010)

Spoor 1: onderzoek en innovatie gericht op productiviteitsverbetering in een veranderende klimatologische context

  • Nederland maakt veel gebruik gemaakt van het onderzoek van IFPRI bij de vormgeving van het beleid en de programma’s voor voedselzekerheid11. Door middel van een speciaal programma in het kader van het Comprehensive Africa Agriculture Development Programme (CAADP), wordt tevens steun gegeven aan sector analyses en programmering voor voedselzekerheid in Afrika.

  • Het Forum for Agricultural Research in Africa (FARA) heeft in 2009 en 2010 meer dan 20 landen in Afrika ondersteund bij beleidsformulering en programmering voor hervormingen van het landbouwkundig onderzoeksysteem op nationaal niveau, versterking van de capaciteiten van producenten om de onderzoeksagenda te beïnvloeden, verbetering van voorlichtingsdiensten en versterking van onderwijs en training in de landbouwsector.

  • CAADP: In de periode 2009–2010 hebben 21 landen nieuw beleid ontwikkeld voor de landbouwsector (incl. voedselzekerheid). Ook hebben deze landen sectorbrede investeringsplannen gemaakt. Als deel van de CAADP-agenda verricht het Forum for Agricultural Research in Africa (FARA) onderzoeksprogramma’s en capaciteitsversterking. FARA heeft in 2009 en 2010 meer dan 20 landen in Afrika ondersteund bij beleidsformulering en programmering voor hervormingen van het landbouwkundig onderzoeksysteem.

  • De discussies met de Alliance for a Green Revolution in Africa (AGRA) zijn gestart om te komen tot concrete afspraken over samenwerking. Momenteel wordt door El & I en BZ gewerkt aan een voorstel voor een strategisch partnerschap met AGRA in samenwerking met International Center for Soil Fertility (IFDC) om het programma Farmers to Markets uit te breiden naar meerdere landen.

  • In 2008 is besloten tot een bilaterale inzet op landbouw en voedselzekerheid voor de periode 2008–2011 ten behoeve van de versterking van landbouwontwikkeling in ontwikkelingslanden (Zuid-Afrika, Kenia, Ethiopië, Vietnam en Zuid-Soedan). Het gaat hierbij om een samenwerking tussen wetenschap, overheden en bedrijven die zich richt op verschillende aspecten als zaaizaad, bodemvruchtbaarheid, land- en waterbeheer en toegang tot markten. Zo leidt de samenwerking op het terrein van geïntegreerde gewasbescherming in de Oost-Afrikaanse tuinbouw tot verhoogde inkomsten en een vermindering van milieulasten terwijl het tegelijkertijd perspectief oplevert voor het Nederlandse bedrijfsleven.

  • In 2010 is het Centre for Sustainable Development in Wageningen van start gegaan. Het centrum richt zich op toegepast onderzoek en onderwijs gerelateerd aan duurzame ontwikkeling.

  • In april 2009 is met de Afghaanse ministers van onderwijs en landbouw een MoU ondertekend voor de samenwerking op het gebied van landbouwonderwijs met het oog op verbetering van de landbouwproductie en voedselzekerheid in Afghanistan. Nederland is lead-donor op dit terrein. Een beleidskader is opgesteld dat als raamwerk dient voor verdere implementatie van een nationaal landbouwonderwijsbeleid.

Spoor 2: Publieke dienstverlening en institutionele ontwikkeling

  • Op 22 ambassades worden programma’s uitgevoerd die direct of indirect betrekking hebben op landbouwontwikkeling. Daarnaast is er in vele landen een dialoog met de verschillende overheden; in Afrika met name in de context van CAADP. De nationale brede landbouwbeleidsplannen en investeringsplannen hebben mede door de Nederlandse inbreng aandacht voor verbetering van de randvoorwaarden, zoals infrastructuur (inclusief waterbeheerplanning en transport), dienstverlening en -bemiddeling, regelgeving en (de)regulering voor open en transparante (financiële) markten etc.

  • In Benin wordt er via FUPRO (de nationale boerenorganisatie) gewerkt aan verbetering en verhoging van de ananasproductie. Voor een groep van 1200 boeren heeft dit geleid tot een gemiddelde productiestijging van 25 ton naar 65 ton per hectare. Verder voldoet hiervan 48 procent aan de exporteisen. De individuele inkomens zijn hierdoor nog verder stegen.

  • De in 2009 gestarte samenwerking en afstemming tussen de Nederlandse organisaties op het gebied van landbouwontwikkeling verloopt positief. Agri ProFocus (APF) speelt hierbij een cruciale coördinerende rol. De landen programma’s zijn inmiddels in 7 landen in uitvoering (Kenia, Mozambique, Ethiopië, Oeganda, Rwanda, Niger en Zambia). Zo hebben in Rwanda 9 Nederlandse leden van APF samen met tientallen van hun lokale partnerorganisaties inmiddels een aantal agri-business-clusters opgezet rondom de rijst-, de maïs- en de aardappelketens.

  • Binnen de financiële sector worden aan landbouw gerelateerde activiteiten uitgebouwd. Zo overweegt Nederland deel te gaan nemen aan twee Multi donor fondsen bij de International Finance Corporation IFC: één is specifiek voor de ondersteuning van MKB. Dit fonds werd gelanceerd in juni 2010 door de G20. Voorts beheert IFC het private sector loket van het eerdergenoemde GAFSP.

  • FMO zal kijkend naar de noodzaak voor extra investeringen in landbouw en voedselzekerheid, onderzoek doen naar financieringsmogelijkheden en concrete haalbaarheidsstudies uitvoeren.

  • De International Land Coalition (ILC) is in de laatste 2 jaar sterk gegroeid. Niet alleen qua ledenaantal (bijna 100) maar ook qua budget (verdubbeld) en impact. Voor wat betreft dit laatste is met name de bijdrage die de ILC levert in het debat rond «land grabbing» effectief.

  • In november werd de African Agribusiness Academy (AAA) opgericht. Een samenwerkingverband tussen De Sokoine Agricultural University in Arusha, Tanzania en de Wageningen Universiteit gericht op het stimuleren van Afrikaanse ondernemerschap in de landbouwsector: 15 Succesvolle Afrikaanse agri-bedrijven coachen in samenwerking met een aantal Nederlandse multinationals (Rabobank, Heineken, Flora Holland, AHOLD), kleinere bedrijven in Oost-Afrika. Op basis van deze praktijktraining zal een formeel curriculum wordt opgebouwd.

  • Op het gebied van ontwikkeling van gewas- en landbouwverzekeringen bestuderen Oxfam Novib, Achmea, TU Twente en DGIS de mogelijkheden om in een aantal landen te bekijken hoe in een publiek-private samenwerkingsvorm verder gewerkt kan worden aan de verbetering van de verzekeringsketen.

Spoor 3: Duurzame ketenontwikkeling

  • Nederland ondersteunt de door het bedrijfsleven en NGO’s opgezette multistakeholderprocessen om de palmolie, soja en suikerriet sector te verduurzamen. Hierbij wordt ingezet op een uiteindelijke certificering van de internationale bulkstromen van deze productgroepen. Een voorbeeld is het partnerschap met Solidaridad en ondermeer het WWF en de verschillende round tables gericht op de ondersteuning van kleine producenten om aan certificeringeisen te kunnen voldoen in de sectoren palmolie, soja en suikerriet. Dit partnerschap is eind 2009 van start gegaan. Tenslotte heeft Nederland eind 2010 een actieve bijdrage geleverd aan de totstandkoming van een nieuwe strategie van de Wereldbank/ IFC ten aanzien van palmolie.

  • De kennis over sectoroverstijgende partnerschappen voor duurzame ontwikkeling is gefragmenteerd, onvoldoende ontwikkeld en verspreid over de hele wereld. Eind 2009 is het Partnerships Resource Centre opgericht om kennis over partnerschappen bij elkaar te brengen, te ontwikkelen en beschikbaar te stellen. Het Partnerships Resource Centre staat open voor onderzoekers en professionals uit de hele wereld. Het centrum is zelf ook een partnerschap tussen partners uit de drie belangrijkste geledingen van de samenleving: overheid, NGO’s, bedrijven.

  • Voortgang wordt geboekt op het terrein van de eerlijkheid- en de milieukeurmerken van producten; een gestage toename van het aandeel van duurzaam geproduceerde landbouwgrondstoffen is waar te nemen, wereldwijd en in Nederland. In Nederland drukt dit zich ook uit in het inkoopbeleid van de overheid. Supermarktketens profileren zich daarnaast in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor productie en import, ook uit ontwikkelingslanden.

Spoor 4: Verbeterde markttoegang

  • In de beleidsdiscussies ondersteunend aan de onderhandelingen over Economische Partnerschap Akkoorden (EPA’s) van de Europese Unie met ACS-landen, werd bereikt dat aan deelnemende landen in beginsel volledig vrije markttoegang in de EU wordt geboden, inclusief de voor veel landen belangrijke landbouwsector. Vanwege de kwetsbaarheid van hun regionale en lokale markten, zijn de akkoorden asymmetrisch en kunnen ACS-landen en regio’s – in beperkte mate – voor de vrijmaking van hun eigen markttoegang voor landbouwproducten overgangstermijnen hanteren, of permanente uitzonderingen toepassen.

  • Nederland biedt actief ondersteuning aan onderhandelaars uit de minst ontwikkelde landen maar heeft ook programma’s voor producentenorganisaties en uitwisseling van agrarische kennis. Daarmee wordt de productiecapaciteit vergroot en wordt de belangenbehartiging van kleine producenten in nationale beleidsvorming en internationale onderhandelingen versterkt. Ook is in 2010 mede met bijdragen van Nederland door de onafhankelijke kennisinstelling TRALAC in Zuid-Afrika assistentie verleend aan kleine landen in Sub-Sahara Afrika ten behoeve van EPA-onderhandelingen, implementatie van WTO verplichtingen en regionale integratie. De Trade Facilitation Facility van de Wereldbank, waar Nederland in 2009 geld voor uittrok, is van start gegaan en heeft in 2010 tot de eerste landenprogramma’s geleid, vooral in zogenaamde «moeilijke» landen om zaken te doen.

  • De World Trade Organisation (WTO) ontvangt financiële ondersteuning van Nederland voor capaciteitsopbouw om ontwikkelingslanden in staat te stellen hun positie in de WTO te versterken, effectief deel te nemen aan internationale onderhandelingen op het gebied van handel en ontwikkeling en in te haken op problemen rond productstandaarden. Dit gebeurt door onder meer het opleiden van onderhandelaars uit de armste en meest kwetsbare ontwikkelingslanden en gerichte kennisoverdracht op de diverse gebieden van het WTO-systeem (waaronder landbouw).

Spoor 5: Voedselzekerheid en overdrachtsmechanismen

  • Met betrekking tot toegang tot voedsel/voeding is in 2010 een partnerschap aangegaan tussen BZ, EL&I en de Netherlands Working Group on international Nutrition (NWGN); dit partnerschap richt zich in samenwerking met Nederlandse ambassades op het bevorderen van de voedingszekerheid binnen voedselzekerheidsprogramma’s in twee pilot landen (te weten Ethiopië en Bangladesh).

  • Geleerde lessen uit het door de Nederlandse ambassade ondersteunde home-grown school feeding programme in Ghana worden door het Schoolfeeding Initiative Ghana Netherlands (SIGN) samen met de Gates Foundation in kaart gebracht en zullen op een internationale bijeenkomst in 2011 worden gepresenteerd.

  • Eind 2010 is door de Directie Milieu, Energie, Klimaat en Water van BZ een studie uitgezet bij het IVM die op korte termijn inzicht moet opleveren hoe betaling voor milieudiensten (payment for environmental services – PES) in relatie tot landbouwontwikkeling en geïntegreerd waterbeheer het best uitgevoerd kan worden om maximaal aan voedselzekerheid bij te dragen.

  • Op het deelterrein rural skills building is met name geïntensiveerd door het publiek-private partnerschap Learn4Work (waarbij beroepsopleidingen in Ghana, Kenya, Ethiopië en Zambia wordt ingezet door Nederlandse NGOs en lokale bedrijven).


XNoot
1

Consultative Group for International Agricultural Research.

XNoot
2

Comprehensive Africa Agriculture Development Programme.

XNoot
3

Alliance for a Green Revolution in Africa.

XNoot
4

Programma Samenwerking Opkomende Markten.

XNoot
5

Private Sector Investeringsprogramma.

XNoot
6

Private Sector Investeringsprogramma in Fragiele Staten.

XNoot
7

Programma Uitzending Managers.

XNoot
8

Match Making Facility.

XNoot
9

Publieke Private Partnerschappen.

XNoot
10

Toegang tot voedsel/voeding, social protection inclusief productive safety nets en cash for work programma’s, betaling voor milieudiensten en rural skills building.

XNoot
11

Waaronder ook de recent opgerichte BZ/EL&I task team belast met de identificatie van partnerlanden voor intensivering van programma’s voor voedselzekerheid.

Naar boven