32 500 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2011

Nr. 67 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 11 november 2010

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 8 november 2010 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het onderdeel Visserij van de begroting van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Maandag 8 november 2010

Aanvang 18.30 uur

Voorzitter: Koopmans

Aanwezig zijn 11 leden der Kamer, te weten:

De Jong, Dijkgraaf, Houwers, Jacobi, Koopmans, Koppejan, El Fassed, Ouwehand, Slob, Van Gerven en Van Veldhoven,

en de heer Bleker, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Aan de orde is de behandeling van:

  • de vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2011 (32 500-XIV);

  • de vaststelling van de begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2011 (32 500-F);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 13 juli 2010 over de aanbieding van de publicatie VIP-20 (29 675, nr. 96);

  • de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat d.d. 25 augustus 2010 inzake de uitvoering van de motie-Jacobi/Koppejan over strenge nadere voorwaarden aan de toepassing van Actief Biologisch Beheer (21 501–32, nr. 393) voor wat betreft het beleidsterrein Verkeer en Waterstaat (21 501–32, nr. 408);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 12 juli 2010 over het verslag van een schriftelijk overleg inzake blueports (29 675, nr. 98);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 30 september 2010 betreffende de ontwikkeling van de Blueport (29 675, nr. 102);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 april 2010 over actief biologisch beheer april 2010 (29 664, nr. 98);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 6 april 2010 over het evaluatierapport sportvisserij (28 286, nr. 387);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 13 juli 2010 betreffende de visie Duurzame Visserij in de Waddenzee (29 684, nr. 86);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 29 september 2010 over het beleid met betrekking tot visstandbeheercommissies (VBC's) en visplannen (29 664, nr. 101);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 29 september 2010 inzake de uitkomsten van de gesprekken met de experimenteerders van mosselzaadinvanginstallaties (MZI's) (29 675, nr. 101);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 27 september 2010 over de reactie van de Stichting DUPAN met betrekking tot Madagascar-paling en de stand van zaken wat betreft praktijkproeven voor het doden van paling (32 500-XIV, nr. 4).

De voorzitter: Ik heet iedereen van harte welkom bij dit wetgevingsoverleg over wat ik kortheidshalve samenvat als «de vis». Excuses aan degenen die een halfuur eerder hier aanwezig waren, maar het voorgaande wetgevingsoverleg heeft wat langer geduurd en daarom beginnen wij nu om 18.30 uur. De planning is nog steeds dat wij om 22.00 uur eindigen.

Vanmiddag is het een beetje uit de hand gelopen. Wij houden elkaar daarom strikt aan een spreektijd van negen minuten per fractie en twee korte interrupties per persoon. Als het te lange interrupties worden, dan sta ik slechts één interruptie toe.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik hoef de staatssecretaris niet opnieuw te feliciteren, maar het is vast de eerste keer dat hij over vis spreekt. Hij vindt het best, begrijp ik.

De onderwerpen die ik in dit wetgevingsoverleg aan de orde wil stellen, hebben allemaal te maken met de duurzaamheid van de visserij. Ik begin met de herziening van het gemeenschappelijke visserijbeleid. De PvdA acht het moment aangebroken om de visserij te verduurzamen. Naar verwachting komt de Europese Commissie begin 2011 met vier voorstellen voor verordeningen ter hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het betreft een nieuwe verordening, met principes, doelstellingen, maatregelen en reikwijdten van het vernieuwde gemeenschappelijke visserijbeleid, inclusief de aquacultuur, en een nieuwe verordening over de gemeenschappelijke marktordening. Er komt een vervolg op de technische bepalingen over de vraag op welke manier en op welke plaatsen mag worden gevist.

Er moet worden voorkomen dat alleen het kortetermijndenken beloond wordt; het beleid moet voorbij het in de lucht houden van visserij die uiteindelijk geen toekomst heeft. Immers, met doorgaan op de huidige voet worden heel veel wateren leeggevist en dan is het ergste: geen toekomst voor onze vissers. Ik wil graag van deze staatssecretaris een visie op het gemeenschappelijke visserijbeleid en de vraag hoe wij in Nederland en andere Europese lidstaten maatregelen treffen die ertoe doen. In het vorige debat kreeg de staatssecretaris de naam «bulldozer-Henkie». Ik zie dit als een eretitel, want hieruit blijkt dat hij tot maatregelen kan overgaan. Laat de vissers en de natuur daarmee ook hun voordeel doen.

Ik kom op het MSC-certificaat voor de garnalenvisserij in de Waddenzee. Ik ben afkomstig uit dit gebied. Er zijn daar nog veel garnalenvissers die hard hun best doen om het MSC-certificaat te krijgen, maar andere garnalenvissers doen daar juist niets aan. In de afgelopen periode heeft er een behoorlijk ernstige uitbarsting plaatsgevonden, doordat afnemers zoals Heiploeg de garnalen ver onder de kostprijs aanboden. De niet-MSC-vissers profiteren daarvan meer dan degenen die bijna het MSC-certificaat in handen hebben.

Gedeputeerde Hollenga sprak in dit verband in Visserijnieuws een goede stelling uit: de garnalenvloot kan niet om sanering heen. De heer Hollenga is op dit moment bezig met de verduurzaming van de Waddenzee. Ik wil graag een korte visie van de staatssecretaris op de vraag hoe wij voor deze problematiek zodanige maatregelen kunnen nemen, dat wij verder kunnen. De garnalenvissers die MSC-gecertificeerd worden, moeten hier baat bij hebben. Ik heb in een vorige periode samen met mijn collega Koppejan gevraagd naar de uitvoering van de mededingingswet. Toen zou worden uitgezocht hoe het zit met de ecologische bepaling. Die geeft namelijk ruimte in zo'n traject. De bepaling houdt in dat je, ook als de prijs hoog is, om ecologische redenen toch minder blijft vangen. Daarover kunnen afspraken worden gemaakt. Tot op heden hebben wij hierover niets meer vernomen. Graag zou ik willen weten of wij in Nederland daarop kunnen sturen, want dat zou wel helpen op dit punt.

Dan kom ik nu op het keurmerk MSC in relatie tot het ASC-keurmerk voor kweekvis. ASC staat voor Aquaculture Stewardship Council. Door stevige concurrentie is het niet gelukt om het ASC-keurmerk onder te brengen bij het MSC-keurmerk. Kweekvis is erg in opkomst en volgens mij zou het dus goed zijn om met twee keurmerken te werken, waarbij de consument heel duidelijk weet of hij met kweekvis of volgens het MSC-keurmerk gevangen niet-kweekvis te maken heeft. Graag zou ik dan voor het ASC-keurmerk voor kweekvis eenzelfde traject uitgewerkt willen zien als ik de vorige keer voor het MSC-keurmerk heb voorgesteld, samen met mijn collega Koppejan.

Ik maak nu weer even een sprongetje naar de Waddenzee en naar vissersplaatsen aan de Noordzee, met betrekking tot kleinschalige duurzame vismarkten. Wie daarvoor een aanvraag indient, zoals in Lauwersoog is gebeurd, blijkt terecht te komen bij de Dienst Regelingen. Met alle respect, maar de Dienst Regelingen is niet bedoeld voor dit soort innovatieve initiatieven. Mensen lopen aan tegen heel veel regels en uiteindelijk krijgen zij te horen dat hun initiatief niet innovatief genoeg is; weg kleinevismarktgedachte. Deze zaken zouden in principe beter thuishoren bij het Visserij Innovatieplatform. Ik bepleit daarom dat de kleinschalige duurzame vismarkten hun juiste plek krijgen en dat dit soort aanvragen niet meer terechtkomt bij de Dienst Regelingen, tenzij een en ander heel erg wordt aangepast. Het leidt tot niets en veroorzaakt veel frustratie.

Dan kom ik te spreken over de visbeheercommissies en de visplannen. Ik had gehoopt dat het anders zou gaan, maar de beroepsvisserij en de sportvisserij werken moeizaam samen. Volgens mij gaat het met de visplannen en met een goede visbeheercommissie ook niet goed komen. Ik zou graag willen dat er van het ministerie een plan van aanpak komt om met een paar wijze mensen te bezien hoe het verder moet met de verhouding tussen de beroepsvisserij en de sportvisserij. Ik zou dit als overweging willen meegeven. Wij hebben bij de provincies wildbeheereenheden. Ik pleit ervoor, te onderzoeken of provincies niet ook de regie kunnen krijgen over de visbeheercommissies.

Wij hebben al veel geprobeerd om stroperij van vis aan te pakken. Het is inmiddels een economisch delict, maar het gaat volgens mij niet goed en de aanpak gaat niet ver genoeg. De indruk bestaat dat in veel vissersplaatsen veel illegale vis wordt geleverd aan restaurants. Wij zouden graag zien dat de restauranthouders kunnen bewijzen waar zij de vis hebben gekocht, zodat kan worden achterhaald of de vis van stropers afkomstig is. De sportvissers steunen dit. Bij de slager en overal elders moeten wij laten zien waar wij ons product vandaan halen. Wij doen daarom een voorstel voor omgekeerde bewijslast. De restauranthouder moet aantonen waar de vis vandaan komt.

Dan kom ik nu op de staandwantvisserij op de Waddeneilanden. Op Ameland kennen wij de recreatief-historische staandwantvisserij. Ik ben daar zelf gaan kijken. De problematiek van het staand want zoals die zich aan de Noordzeekust voordoet, van Hoek van Holland tot Den Helder, heeft daar eigenlijk niets mee te maken. Ik zou ervoor willen pleiten, de commissie-Hollenga, die zich bezighoudt met de staandwantvisserij in het Waddengebied en daarvoor een oplossing heeft gevonden, te vragen om ook ten spoedigste komen met een oplossing voor de staandwantvisserij in het desbetreffende deel van de Noordzee, waar je volgens mij met een bepaling van recreatief medegebruik tot een oplossing moet kunnen komen.

Ten slotte vraag ik of de MZI's nog toekomst hebben. Verder wil ik graag dat de Natura 2000-gebieden op de Noordzee worden vastgesteld.

De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Houwers, die voor de eerste keer deelneemt aan een vergadering van deze commissie. Wij heten hem daarom, boven anderen nog, van harte welkom. Hij is lid van de VVD-fractie.

De heer Houwers (VVD): Voorzitter, staatssecretaris, collega Kamerleden en overige geïnteresseerden. Namens de VVD-fractie mag ik de visserij behandelen. Als man uit het oosten is die visserij mij totaal nieuw, maar ik hoop dat ik me zo snel mogelijk als een vis in het water zal voelen. Ik verwacht dat dit zal lukken, want ik heb hulp van de VVD-collega's gekregen om de basis te kunnen leggen voor dit overleg.

De VVD-lijn zal natuurlijk niet wijzigen. De VVD-fractie zet nog steeds in op duurzaam en economisch gezond gebruik van visserijbestanden binnen en buiten de Europese wateren. De visserijtak kan door innovatieve ontwikkelingen de kosten reduceren en de bijvangst terugdringen. Een manier waarop dat zou kunnen, is door de bijvangst te laten meewegen in de quotering. Wij hebben hierover al eerder iets gezegd en ik breng dit opnieuw naar voren.

Voor ons is een goede schatting van de visserijbestanden een punt van zorg. Eigenlijk is die schatting cruciaal, maar op zijn zachtst gezegd is het vervelend wanneer je vaststelt dat er afwijkingspercentages van 30 tot 40 zijn. Dan is het lastig om wegingen en keuzes te maken en om die te verdedigen en aan de mensen uit te leggen. Wij wensen dat er iets zal worden gedaan om preciezer te kunnen schatten.

De VVD-fractie is voor een eerlijke concurrentie, daarom moet er volgens ons naar worden gestreefd dat de regels die wij binnen de Europese wateren stellen ook van toepassing worden verklaard op de vissen die wij importeren. We denken dat dit zeker moet gelden voor vis uit landen als Peru, Argentinië en China, omdat we sterk de indruk hebben dat daar op ecologisch onverantwoorde wijze wordt gevist en de mondiale visstand schade wordt toegebracht. We zien graag dat daarop wordt toegezien en dat al het mogelijke wordt gedaan om eerlijke concurrentie op die manier vorm te geven.

Om te komen tot een integrale verduurzaming van de visserij is het essentieel dat de sector gaat investeren in innovatie. Er is nauwelijks Europees beleid op het vlak van innovatie en het nationale beleid is nog niet zo lang van kracht. Wij vinden dat het Europese Visserijfonds breed moet worden ingezet om de innovatieprojecten in de sector te stimuleren. Het doen van onderzoek moet in nauwe samenwerking met de sector gebeuren. Er ligt een belangrijke taak voor de sector om zelf te investeren in innovatie. Dergelijke initiatieven kunnen met geld worden beloond, maar zouden ook in regels beloond moeten worden. Het is natuurlijk zaak dat pioniers op dat vlak ruimte krijgen en dat wij die op de een of andere manier daarin ontzien. Ik kom daar straks op terug in het kader van de MZI's.

Naast vernieuwing is ook sanerings- en structuurbeleid van betekenis. In het verleden is vooral ingezet op het verkleinen van de vloot en het aan de wal houden van schepen, maar daarbij zijn de quota niet aangepakt. We vinden dat een omissie en vinden het getuigen van een weinig integrale aanpak als we daaraan niets zullen doen. Op die manier zouden we namelijk kunnen werken aan een balans tussen ecologische en economische belangen in de visserij. Voor de VVD-fractie betekent dit dat we geen geld meer willen uittrekken voor de vloot, zonder dat er aanvullende maatregelen worden genomen voor het verbeteren van de ecologische duurzaamheid.

Qua controle en handhaving kan de VVD-fractie zich nog steeds voorstellen dat er wordt nagedacht over en nader onderzoek wordt gedaan naar het instellen van vaste visdagen; dit is een bepaald aantal van tevoren benoemde dagen waarop de vissers de zee op kunnen. Dat is volgens ons makkelijker handhaafbaar en duidelijker voor iedereen.

Tot slot heb ik nog twee concrete zaken. Mijn buurvrouw sprak ook over de visbeheercommissies, want die komen niet tot gedragen plannen, omdat er verschil in inzicht blijft over het vissen op schubvissen. We hebben daarover een idee en kunnen dat wellicht naar voren brengen, maar misschien is het verstandiger om een tussenstap te maken. Die zou kunnen zijn: de staatssecretaris oproepen om de betrokkenen nog een keer met elkaar aan tafel te zetten en te bezien in hoeverre er mogelijkheden zijn om de beroeps- en sportvisserij met elkaar te laten overleggen. Natuurlijk verdienen de beroepsvissers hun brood met de visserij, maar ook de sportvisserijtak heeft belangen bij de rechten die er zijn, en achter de sportvisserijtak zit vrij veel werkgelegenheid en een behoorlijk belang. Daarom lijkt het ons wenselijk om te proberen die partijen bij elkaar te brengen. We zijn teleurgesteld dat dit tot zover niet gelukt is, ondanks diverse inspanningen. We zouden er echt alles aan willen doen om toch tot een gedragen plan te komen.

Dan kom ik op de MZI-pioniers. De VVD-fractie is van mening dat innovatieve initiatieven beloond moeten worden en daarom willen wij graag ruimte bieden aan mensen die investeringen hebben gedaan om die investering terug te verdienen. Vandaar dat wij de staatssecretaris willen vragen om zodanige maatregelen te nemen dat de mensen die de pioniers op de MZI's van voor 2004 zijn, recht te doen en om hen niet te laten stoppen in hun ontwikkeling. We weten dat er eerder een weging is gemaakt en dat er een verdeling is gemaakt, maar we denken dat het toch nog een tikje anders zou kunnen. We zouden graag zien dat de grens daarin net een stuk verderop wordt getrokken. Ik hoop daarvoor steun te krijgen van andere fracties. We willen immers allemaal dat er een verduurzaming plaatsvindt en dat zal alleen lukken als we innovatie mogelijk maken en die innovatie ook steunen. Tot zover mijn bijdrage in eerste termijn.

De voorzitter: Mijnheer Houwers, ruim binnen de u toegemeten tijd! Houd dat vol. Mevrouw Jacobi heeft nog een vraag voor u.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb een vraag over het laatste aspect van de MZI's. Er zijn twee grote pioniers geweest. Wij hebben in de Kamer wel vaker discussie gehad over de vraag in hoeverre hun recht moet worden gedaan.

De voorzitter: En uw vraag is?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Mijn vraag is de volgende. Aan een van de twee pioniers is naar mijn mening meer recht gedaan, terwijl de andere pionier min of meer direct in een mindere situatie terecht is gekomen. Hoe denkt de heer Houwers dat dit gerechtvaardigd zou worden?

De heer Houwers (VVD): Er zijn denk ik maar twee oplossingen. De ene oplossing zou kunnen zijn dat je de tweede pionier die ruimte ook geeft. De tweede oplossing zou kunnen zijn dat je het aantal hectares zou kunnen uitbreiden, als dit tenminste op een ecologisch verantwoorde manier mogelijk is. Dat zijn de mogelijke oplossingen.

De voorzitter: Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Gerven van de SP-fractie.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Misschien kan ik wat tijd lenen van mijn buurman?

De voorzitter: Nee, en ik ga ook geen grappen erover maken dat dit typisch SP is.

De heer Van Gerven (SP): Ik wil de heer Houwers feliciteren met zijn maidenspeech hier en met het feit dat hij die hield binnen zijn spreektijd. Dat kunnen niet velen hem nazeggen. Bovendien bespeur ik zowaar een aantal opmerkingen waar de SP-fractie zich ook in kan vinden en dat komt toch ook niet elke dag voor. Wie weet waar de samenwerking ons nog zal brengen in de toekomst.

Ik ga toch maar van start. Na een wat heftig debat vanmiddag over de natuur komt onze nieuwe staatssecretaris vanavond in iets rustiger vis- of vaarwater terecht, met een vooralsnog wat minder gepolariseerd debat. Het gaat echter wel om belangrijke zaken, namelijk de herziening van het gemeenschappelijke visserijbeleid. Ik moet zeggen dat ik als nieuwkomer bij de commissie LNV schrok bij het lezen van «Vis als duurzaam kapitaal», het groenboek over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Europese Commissie over de situatie van de zeeën. Voor 30% van de visbestanden zijn de biologisch veilige grenzen overschreden en dat betekent wellicht dat zij niet herstellen. Voor 88% van de Europese visbestanden ligt het bevissingspeil boven de maximaal duurzame opbrengst en van elke tien gevangen kabeljauwen uit de Noordzee zijn er negen nog niet geslachtsrijp. Dat moet toch te denken geven. Ik hoop dat de staatssecretaris ook daarvan schrikt, als hij daar niet al van op de hoogte was. We moeten er immers voor waken dat toekomstige generaties van alle vis beroofd worden of van een aantal vissoorten.

Ten aanzien van het duurzame visserijbeleid wil ik allereerst een opmerking maken over de discard-problematiek. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan? Eigenlijk zou dit uitgebannen moeten worden. Ik heb mij laten vertellen dat maar liefst 900 000 ton pasgevangen vis weer overboord wordt gekieperd. Volgens mij wordt het in de Kamer breed gedeeld dat dit een decadentie is die wij ons niet kunnen en mogen veroorloven. Graag ook aandacht voor de problemen die ontwikkelingslanden hebben doordat er enorme Europese vissersschepen zijn, betaald met Europees subsidiegeld, die de wateren van arme landen leegvissen. Ik noem bijvoorbeeld Mauritanië. Die vissers daar maken geen schijn van kans en die vissen dus letterlijk achter het net als die Europese drijvende visfabrieken daar langs zijn gevaren. Mijn voorganger, de heer Polderman, en collega Irrgang hebben daarover een motie ingediend. Die motie werd overigens gesteund door mevrouw Snijder. Ik dank haar alsnog voor haar inzet daarbij. Ook minister Verburg had daar duidelijk oog voor. Graag hoor ik dan ook van de staatssecretaris hoe hij dit ziet.

Ik kom op de inzet op betaling van 50% van de subsidie, zoals die aangegeven is in de visie «Vis als duurzaam kapitaal». Die is wat ons betreft achterhaald. Zou die inzet niet 0% moeten zijn? Ik vind dat dit signaal in ieder geval duidelijk in Europa afgegeven moet worden.

Ik kom op de blauwvintonijn. Ik heb begrepen dat dit onderwerp ter tafel is gekomen tijdens de eerste Europese Visserijraad waarbij deze staatssecretaris aanwezig was. Ook heb ik begrepen dat het vanuit zijn hoek wat stil was, maar het was voor hem de eerste keer. Dan ben je altijd wat verlegen en kijk je de kat uit de boom. Ik stel echter voor dat de staatssecretaris er de volgende keer met dubbel gestrekt been in gaat, op een manier waarbij Nigel de Jong verbleekt. Graag wil ik op dat punt een toezegging van de staatssecretaris.

Ik kom op de aangenomen motie-Polderman met de intentie om aan alle visserijsubsidies de toets van duurzaamheid te koppelen. Die motie is door de meerderheid van de Kamer gesteund. Er worden blueports opgericht. We zijn er echter niet van overtuigd dat verduurzaming het criterium is. Als taak staat er immers ook het gemeenschappelijk ontwikkelen van nieuwe en kansrijke markten. Dat klinkt erg economisch en dat hoeft elkaar natuurlijk niet te bijten, maar wij vinden dat het echt moet gaan om het duurzaamheidsvraagstuk. Dat behoort op de eerste plaats te staan. Wellicht kan de staatssecretaris later in een brief uiteen zetten hoe hij een en ander vorm gaat geven.

Ik kom op de MZI-pioniers; de mosselzaadvanginstallatie. Die pioniers moeten een streepje voor krijgen. Graag wil ik van de staatssecretaris een reactie op de brief van minister Verburg van 29 september. Ik heb begrepen dat deze staatssecretaris wel eens een ander standpunt inneemt dan een vorig kabinet. Wellicht is dat ten aanzien van dit punt ook het geval. We horen het graag.

Ik vraag mij af of er genoeg geld is voor certificering. Vorig jaar waren er twintig inschrijvingen, maar er waren slechts elf partijen ingeloot. Hoe staat het er nu voor?

Ik ga in op de Noordzee. Als ik mij goed heb laten inlichten, is het daar een zootje. Natuurbescherming, visserij, scheepvaart en energiewinning willen daar allemaal een plek in. De Kamer heeft hierover een motie van de heer Polderman aangenomen. Kennelijk heeft hij niet stil gezeten. De heer Polderman heeft gepleit voor een ordeningsinstrument om orde op zaken te stellen. Ik zou graag de visie van de staatssecretaris hebben op het op orde brengen van zaken. Hoe denkt hij dat te realiseren? Ik roep daarbij ook het zeeverdrag OSPAR in herinnering. We moeten nu echt toe naar een ecologisch coherent netwerk van goed beheerde natuurgebieden. Dat zou er in 2010 moeten zijn, maar ik heb begrepen dat het nog lang niet zo ver is.

Ik ga in op de Tweede Maasvlakte. Het gaat over het vissen in het compensatiegebied voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Ik heb begrepen dat daar nog intensief gevist wordt. Dan is de vraag of daar wel sprake is van compensatie. Ik waarschuw ervoor dat certificering niet gebruikt moet worden als excuus om in beschermd gebied te vissen. De norm moet wat ons betreft zijn dat er in beschermd gebied niet gevist wordt.

De voorzitter: Dit is een prachtig einde van uw betoog want de tijd is om.

De heer Van Gerven (SP): Mag ik nog een slotopmerking maken?

De voorzitter: Als het één zin is.

De heer Van Gerven (SP): Wil de staatssecretaris onderzoeken of de stelling «de vervuiler betaalt» bijvoorbeeld kan worden gehanteerd bij het oplossen van het dioxinepalingvraagstuk in de vervuilde rivieren?

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de complimenten voor mijn collega de heer Houwers. Welkom in deze commissie.

De visserijsector: beroepsvissers in de kottersector, de binnenvisserij, de schelpdiersector, de pelagische visserij, de aquacultuur, de circa 2 miljoen sportvissers, ze zijn allemaal heel belangrijk voor de Nederlandse economie, de werkgelegenheid, de vrijetijdsbesteding en de consumptie, al zouden er wat mij betreft best wat meer vis en visproducten mogen worden geconsumeerd in Nederland. Wij weten allemaal dat de marges in de nationale politiek vaak klein zijn. Dat geldt in het bijzonder voor het visserijbeleid, dat in belangrijke mate Europees wordt bepaald. Dit wordt nog eens versterkt door een economisch klimaat waarin de overheid zo'n 18 mld. moet bezuinigen.

Binnen die marges is echter nog heel veel mogelijk. De CDA-fractie zal de komende jaren deze staatssecretaris stimuleren om de kansen die er liggen zo goed mogelijk te benutten. Daarmee willen wij vandaag al beginnen. In de eerste plaats betreffende het versterken van innovatie, duurzaamheid en ondernemerschap in de visserijsector. Wij vragen de staatssecretaris om binnen enkele maanden met een visie, een plan van aanpak te komen waarin hij aangeeft hoe hij verder wil met de blueports. Er zijn diverse initiatieven in ontwikkeling.

Ook een belangrijke innovatie is het vissen met de pulskor. Deze vorm van visserij, zonder bodemberoering, kan nog steeds niet breed worden toegepast omdat van Europa slechts 5% van onze nationale vloot hiermee mag vissen en de vergunning geldig is tot 2013. Dat zet een rem op de ontwikkeling van meer duurzame visserij. Wij doen dan ook een beroep op de staatssecretaris om zich in Europees verband, tijdens de eerstkomende Visserijraad in december, hard te maken voor verhoging van het percentage met 20% en een vergunning voor onbepaalde tijd.

Voor de kottervloot vinden wij het van belang dat het Masterplan transitie kottervloot een faire kans krijgt en bedrijfsleven, banken en overheid hier samen optrekken in een soort taskforceverband. Ook hierop krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.

Over duurzaamheidscertificaten sluit ik mij graag aan bij de opmerkingen van mijn collega Jacobi over het ASC-certificaat. Wij vragen de staatssecretaris om het succesvolle beleid rond MSC-certificering voort te zetten en hiervoor binnen de begroting voldoende financiële middelen beschikbaar te houden. Graag ontvang ik een reactie.

Innovatie, kennis delen, versterking van ondernemerschap en het behalen van doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en een redelijke prijs voor vers gevangen of gekweekte vis of schelpdieren vragen om samenwerking tussen ondernemers, kennisinstellingen en overheid. Deze samenwerking leidt bij een te strikte nationale interpretatie van Europese mededingingsregels door de NMa tot conflicten tussen samenwerkende ondernemers en de NMa. Om die reden heb ik daarover met collega's een motie ingediend. Inmiddels is er een SER-advies uitgebracht waarvan de visserijcasus onderdeel uitmaakt. Het SER-rapport biedt naar onze indruk wel mogelijkheden om tot een oplossing te komen voor het conflict in de garnalensector. Graag ontvang ik een reactie daarop van de staatssecretaris. Ook vraag ik wanneer wij een kabinetsreactie op het betreffende SER-rapport mogen verwachten en hoe dit kabinet mogelijke nationale koppen op Europees beleid op het gebied van mededingingswetgeving de komende tijd denkt te gaan aanpakken.

Wat de garnalensector betreft vraag ik evenals collega's aandacht van de staatssecretaris voor de bijzonder nood waarin deze sector verkeert. Er wordt veel gevangen, maar door de slechte prijzen weinig verdiend. Is de staatssecretaris bereid om gehoor te geven aan de oproep van gedeputeerde Hollenga om op korte termijn met deze sector rond de tafel te gaan zitten?

Ik kom op de staandwantvisserij. Eerder heeft de Kamer aandacht gevraagd voor behoud van de mogelijkheden van recreatieve staandwantvisserij op de wallen. Wij hebben begrepen dat de commissie-Hollenga met een aantal praktische oplossingen zal komen. Wij verzoeken de staatssecretaris om voor 1 januari 2011 in overleg met alle betrokkenen en geïnspireerd door het advies van de commissie-Hollenga tot een oplossing te komen waarmee het totaalverbod van vaste vistuigen in de kustwateren tijdig van tafel gaat.

Ik kom op de sportvisserij. Een kleine 2 miljoen Nederlanders beleven plezier aan de sportvisserij. Dat vraagt ook om voldoende voorzieningen. Daarom stelt mijn fractie voor om standaard bij het ontwerp van waterstaatkundige werken, zoals dijkversterkingen, in overleg met direct betrokkenen, lokale overheden, organisaties voor sportvisserij en recreatie, de mogelijkheden voor sportvisserij te betrekken. Soms kunnen met een kleine aanpassing die geen extra geld hoeft te kosten, bij de realisering van dijkversterkingen voorzieningen worden gerealiseerd die de sportvisser en recreant veel plezier opleveren. De versterking van de dijk bij Westkapelle is een voorbeeld van hoe dit kan. Onderaan de dijk zijn vlakke taluds gemaakt die ook door sportvissers kunnen worden gebruikt. Is de staatssecretaris bereid om in overleg met de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tot afspraken te komen dat in het ontwerp van waterstaatkundige werken standaard rekening wordt gehouden met de mogelijkheden voor sportvisserij en andere vormen van recreatie. Graag een reactie.

De wadpierenwinning in het noorden is met name voor de sportvisserij van belang. Vorig jaar stipte de ambtsvoorganger van de staatssecretaris aan dat zij het huidige uitsterftebeleid best wilde aanpassen mits de sector, eventueel in samenwerking met andere partijen, kan aantonen dat schade aan natuur door technische aanpassingen verminderd kan worden. Wat is de stand van zaken? Is de staatssecretaris bereid om in overleg met de sector naar oplossingen te zoeken, waarmee de wadpierenwinning behouden kan blijven?

Ook bij de sportvisserij dient te worden bekeken waar de administratieve lasten kunnen worden verlicht, zonder afbreuk te doen aan bijvoorbeeld het vispassysteem. In dat kader hebben wij vragen bij nut en noodzaak om van iedere sportvisser te vragen om niet alleen zijn vispas bij zich te hebben, maar ook het boekwerkje waarin staat waar mag worden gevist. Wij zien de verplichting om dat boekwerkje bij je te hebben graag afgeschaft. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Ik kom bij de binnenvisserij. Wij vinden dat de patstelling tussen sportvissers en beroepsvissers nu wel lang genoeg heeft geduurd. Wij roepen de staatssecretaris op om hierin het initiatief te nemen. Wij stellen, evenals de collega van de VVD, voor om naar het voorbeeld van de mosselsector en de kottersector een onafhankelijke bemiddelaar aan te stellen die samen met vertegenwoordigers van beroepsvissers en de sector sportvisserij gaat werken aan een gezamenlijke visie, meerjarenafspraken, gericht op een duurzaam visbestand, en een toekomstperspectief voor zowel de beroepsvisserij als de sector sportvisserij.

Dan de MZI's. De CDA-fractie is er voorstander van om de transitie in de mosselsector voort te zetten, maar dat vraagt om voortgaande innovatie. Er is al een aantal opmerkingen gemaakt over de pioniers van het eerste uur. Wij vinden dat er ruimte moet zijn voor ondernemerschap, ook gelet op de investeringen die in het verleden zijn gedaan. Wij vragen de staatssecretaris nog eens goed te kijken naar de mogelijkheden om extra hectares vrij te maken voor de pioniers van het eerste uur, zonder dat dit ten koste gaat van de verdeling aan bestaande mosselvissers.

Ik kom tot een afronding. Ik wil nog graag weten wat de stand van zaken is met betrekking tot de ratificering van een aantal internationale verdragen rond de visserij, te weten STCW'95 en STCW-F. Het uitblijven van ratificatie maakt dat in de zeevisserij geen enkele standaardisering bestaat voor opleidingen, met alle gevolgen van dien. Graag een reactie van de staatssecretaris. Rest mij de staatssecretaris heel veel succes toe te wensen bij het oppakken van de vele uitdagingen in de sector. Hij moet vooral niet vergeten om veel plezier in zijn werk te houden, want het is niet alleen een uitdagende sector, maar vooral een heel mooie, typisch Nederlandse sector.

De heer De Jong (PVV): Allereerst feliciteer ik de staatssecretaris van harte met zijn benoeming. Ik neem vandaag de honneurs waar voor mijn gewaardeerde collega Karin Gerbrands die met een rugprobleem in het ziekenhuis is opgenomen. Ik wens haar vanaf deze plek veel beterschap toe. Het is voor mij de allereerste keer dat ik in deze commissie spreek. Ik dank iedereen voor het feit dat ik hier het woord mag voeren. Het is een soort maidenspeech als het om de visserij gaat.

In 2011 zullen de gevolgen van de financiële en economische crisis ondanks de eerste tekenen van herstel ook in de visserijsector stevig blijven. De afhankelijkheid van de visserijsector in visserijgemeenschappen lijkt volgens de rijksbegroting iets verminderd, maar de aandacht voor de culturele aspecten van visserij is toegenomen. Verduurzaming, zoals het motto nu is, prima. Dit mag echter niet ten koste gaan van de beroepsgroep. In het kader van die verduurzaming is aan de sportvisserij en de beroepsvisserij de verplichting opgelegd om op regionale schaal in zogenoemde visstandbeheercommissies visplannen te maken. In zo'n visplan moet aangegeven worden wie waar mag vissen, in welke periode van het jaar dat mag en met welke vistuigen. Het gaat vooral om wie, sportvisserij of beroepsvisserij, en om de vragen op welke vissoorten wel en niet mag worden gevist en hoeveel daarvan mag worden geoogst.

Hierdoor mogen veel beroepsvissers alleen nog maar op paling vissen. De overige vissoorten zijn voor de sportvisserij. Mijn collega Karin Gerbrands heeft dit probleem al duidelijk aan de orde gesteld tijdens het algemeen overleg van 6 oktober jongstleden. De toenmalige minister heeft toen de toezegging gedaan om met de partijen om tafel te gaan zitten om tot een oplossing te komen. Collega Dijkgraaf heeft om die reden toen zijn motie, die verzocht om de splitsing van de visrechten te herzien, niet ingediend. We zijn nu een maand verder en helaas bereiken mijn fractie berichten dat er nog steeds geen enkel vooruitgang is geboekt op dit gebied. In een discussie over de visplannen komt men niet verder dan het uitwisselen van standpunten en gewenste maatregelen, die afzonderlijk voor de sport- en beroepsvisserij zijn geformuleerd maar die dus haaks op elkaar staan.

Door de splitsing van visrechten zitten er in de visbeheercommissies gewoon twee ongelijkwaardige partijen aan tafel. De beroepsvisserij heeft meestal alleen het aalvisrecht en kan alleen maar om toestemming vragen om ook op snoekbaars te vissen. De sportvisserij, die schubvisrechten heeft, ook voor snoekbaars, lijkt niet bereid om die toestemming te geven. Op de website van de sportvisserij wordt over de beroepsvisserij terminologie gebruikt als «een kleine, van alle kanten gesubsidieerde, slinkende sector». Als dat de basis moet zijn voor het overleg, vind ik dat in ieder geval apart.

Wat heeft de sportvisserij te verliezen als de rechten gewoon eerlijk verdeeld worden? Ik wil nogmaals wijzen op het Beleidsbesluit Binnenvisserij. Onder punt 7 kunnen we lezen dat er ruimte dient te zijn voor zowel recreatieve als beroepsmatige benutting van de algehele visstand. De PVV wil hier niet de gehele sportvisserij over een kam scheren, want het grootste gedeelte van de leden zijn natuurlijk gewoon de hobbyvissers die lekker ontspannen in het weekend hun hengel willen uitgooien. Dit brengt mij echter wel direct bij het evaluatierapport sportvisserij dat we vandaag ook behandelen.

Als gevolg van de sportvisserij raken vissen gewond; ze lopen een haakwond op en kunnen beschadigd raken. Los van de vraag of vissen pijn registreren dan wel bewust ervaren, kunnen verwondingen en beschadigingen het welzijn van de vis aantasten en zelfs leiden tot de dood. Daarnaast veroorzaakt het te lang uit het water houden van de vis stress bij het dier en kan ook het houden van te veel vissen in een te klein leefnet tot stress leiden. De gedragscode moet dus verbeterd worden, zeker waar het gaat om het welzijn van vissen. Het rapport doet aanbevelingen om opvolging van de gedragsregels door sportvissers verder te verbeteren. De belangrijkste aanbeveling betreft een sterkere positionering van de gedragsregels. Het rapport geeft enkele mogelijkheden voor de wijze waarop dit zou kunnen. De sportvisserij in Nederland heeft aangegeven de aanbevelingen te zullen overnemen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of we moeten wachten op een volgend evaluatierapport of dat we wat intenser kunnen gaan controleren of de aanbevelingen inderdaad zijn overgenomen. Wat mijn fractie betreft worden de controle en de handhaving van de sportvisserij aangescherpt. Ik ontvang graag een toezegging, of in ieder geval een reactie, van de staatssecretaris op dit punt.

Dan kom ik te spreken over de Waddenzee. Om tot een duurzame visserij in de Waddenzee te komen, is het advies gegeven dat er meer mogelijkheden moeten komen voor vissers om flexibel met vergunningen en vangrechten om te gaan. Op deze wijze zouden vissers beter in kunnen spelen op fluctuaties van visbestanden in de verschillende seizoenen en op verschillende prijzen op de markt. Kwaliteit, versheid en streekproducten zijn daarbij sleutelwoorden. De visserij moet gaan passen binnen de grenzen van draagkracht van het waddenecosysteem. Flexibilisering van de vergunningsystematiek en de vangstrechten biedt de vissers meer ruimte om met de natuur mee te bewegen. Wij willen graag van de nieuwe staatssecretaris weten op welke termijn wij zo'n flexibilisering kunnen verwachten en of een gelijk speelveld voor de visserij ook in dezen wordt gewaarborgd.

Ik ga direct door naar de experimenteerders van mosselzaadinvanginstallaties, de MZI's, in het kader van de transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee. Het doel van MZI's is het vervaardigen van mosselzaad. Dit is efficiënter dan de klassieke mosselvangst. Bovendien richten MZI's geen schade aan aan de mosselstand en/of de bodem, een belangrijk detail voor dit dossier. Voor de experimenteerders is gekozen voor een overgangstermijn van vier jaar om hen in staat te stellen hun investeringen terug te verdienen. Uit de brief van 29 september 2010 van de vorige minister blijkt dat hij de MZI-pioniers weliswaar de kans wil geven om hun investeringen terug te verdienen, maar hij beëindigt het project daarmee wel. Daar waar gestreefd wordt naar natuurherstel in de Waddenzee en verduurzaming in het algemeen vindt de PVV dit een onwenselijke uitkomst. Zij zou de staatssecretaris willen verzoeken om weer met de MZI-pioniers om de tafel te gaan zitten en tot een oplossing te komen. Ik doe daarbij een oproep aan alle belanghebbenden om zich tijdens zo'n nieuw overleg ook constructief op te stellen en tot een gezamenlijke oplossing te komen.

Voorzitter. Dit was mijn visserij-maidenspeech.

De voorzitter: Dank u wel, mijnheer De Jong. Ook zelfs binnen de tijd!

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Vanmiddag heb ik gesproken over het risico dat wij een groene schuld doorschuiven; we teren in op onze reserves en we lenen van de natuur in plaats van dat we daarin investeren. Dit geldt net zo goed voor de visserij. Vis die je nu vangt, kun je niet meer vangen over tien jaar. Je betaalt ook rente, want vis die je nu vangt, plant zich ook niet voort. Je kunt zelfs bankroet gaan, want een soort verdwijnt en blijft weg. In plaats van een schuld aan te gaan, pleit ik voor investeringen in de toekomst. Kiezen voor innovatie en duurzaamheid en een herstel van de visstand staan voorop om ook in de toekomst economische activiteit te verzekeren.

Visserijbeleid is Europees beleid. Alleen op Europese schaal kunnen afspraken over vangstbeheer enig nut hebben. Maar dan nog, als ze niet worden nageleefd, als de wetenschappelijke basis voor de afspraken zwak is of als niet-Europese landen er wel mee doorgaan, ziet de toekomst van de vis zwart en niet blauw. De herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid is hier dan ook van belang, evenals kennisontwikkeling en innovatie.

Eerst het gemeenschappelijk visserijbeleid. De vorige minister schreef met betrekking tot de Nederlandse inbreng dat het beleid primair gericht moet zijn op duurzaam gebruik en instandhouding van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is welke rol hij hierin voor certificering ziet. Wat betreft certificering in Nederland: de budgetten zijn op. Is het beleid nu af? Aanvullend lees ik dat de huidige certificaten niet aan de internationale normen van de FAO voldoen. Kan de staatssecretaris dit bevestigen? Wat is hij van plan hieraan te doen?

Ik kom op het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een punt dat mij echt grote zorgen baart, is bijvangst. 13% van alle vis die gevangen wordt, wordt tussentijds overboord gegooid omdat een duurdere vissoort kan worden gevangen of omdat het bijvangst betreft. Dit slaat de bodem onder het totale, zorgvuldige beleid uit. De bijvangst van de Noordzeevloot is wat dat betreft berucht. Nergens ter wereld wordt jaarlijks 900 000 ton vis per jaar teruggegooid. Het onderzoeksinstituut IMARES schrijft dat de Nederlandse boomkorvloot ongeveer 50% teruggooit. Voor elke vis die op je bord ligt, is er dus een weggegooid. Laten we daar eens een campagne tegen verspilling voor beginnen.

Een visser die te veel vangt, moet zijn vangst teruggooien. Het quotum wordt op deze manier gehandhaafd, maar de vissen gaan alsnog dood. Vissers worden hier niet mee geholpen en de visstand ook niet. Hier moet dus een oplossing voor komen. Ook moet het verboden worden om een lading gevangen vis overboord te gooien, omdat er een andere, duurdere vis voor de boeg zwemt. Denemarken, een land dat dit kabinet al eerder inspireerde, heeft hiervoor regelgeving opgesteld en doet op dit moment ook een proef met handhaving daarvan op schepen. Ik vraag de staatssecretaris dan ook om de toezegging dat hij op korte termijn met een plan van aanpak komt om deze misstanden, die ook niet in het belang van de sector zijn, aan te pakken. Ik overweeg een motie op dit punt in te dienen.

Innovatie. D66 kent men als een innovatiepartij. Maar het geld is schaars en dus moeten we scherp kiezen waar we ons overheidsgeld in steken. Wat levert het hier specifiek op? Er zijn namelijk nogal uiteenlopende geluiden te horen over innovatie in de visserijsector. Zo wordt in het rapport over duurzame visserij in de Waddenzee geschreven dat innovaties die nu gebeuren alleen reactief zijn en niet duidelijk leiden tot een beoogd doel. Deelt de staatssecretaris deze visie? Wat zijn anders de concrete doelen die hij voorstaat? Hoe sterk is de Nederlandse kennispositie op die doelen, ook in Europese context? Hoe sluit ons innovatiebeleid aan bij Europees beleid? In andere woorden: laten wij daar geen geld liggen?

Ik kom op herstructurering, een andere stap op weg naar duurzaamheid. De minister schreef zelf al over Europa: de vloten kunnen veel meer vis bovenhalen dan veilig is voor de toekomstige productiviteit van de bestanden. Ook neemt het aantal boten en het aantal vissers voor Nederland al enige tijd af. Dit gaat de komende tijd nog verder, want van de palingvissers komen verzoeken om uitgekocht te worden. Maar andere vissers willen juist meer rechten, bijvoorbeeld op schubvissen. Voor mijn fractie is het geen duurzame oplossing om met dezelfde methode over te stappen op andere vissoorten.

Maar er zijn ook alternatieven. Vissers kunnen wel worden ingezet op het gebied van recreatie en toerisme, net als boeren, of op het gebied van waterbeheer en stroperijbestrijding. We verzoeken de minister dan ook te komen met voorstellen voor herstructurering, rekening houdend met dergelijke alternatieven. Bij het nadenken over eventuele inkomenscompensatie hecht mijn fractie aan een sterke prikkel voor de vissers om zelf op zoek te gaan naar alternatieve inkomsten.

Staatssecretaris Bleker: Herstructurering van welke sector?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): De visserijsector.

Staatssecretaris Bleker: In het algemeen?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ja.

Vissers zijn namelijk ondernemers. Als omstandigheden veranderen, kan dat betekenen dat je bedrijf minder rendeert en dat je creatief op zoek moet om je inkomen aan te vullen. Dat geldt ook voor andere sectoren. Mij lijkt dat een aantal recreatie- en horecaondernemers zich op dit moment op hun toekomst bezint, nu er door de staatssecretaris een streep wordt gezet door natuurontwikkeling, maar wellicht voorziet de staatssecretaris ook daar compensatie als gevolg van overheidsingrijpen.

Paling. Wij hebben hierover recent nog een debat gevoerd met de toenmalige minister van LNV. Via het programma Zembla kwamen we allerlei misstanden op het spoor en heb ik gepleit voor zekerheid, een vangstverbod, zodat de consument erop kan rekenen dat wat hij koopt veilig is. Deelt de staatssecretaris mijn uitgangspunt dat al het voedsel op de markt in Nederland veilig moet zijn of vindt hij dat de consument op zoek moet naar de sticker «vormt geen gevaar voor de volksgezondheid»? Ik heb hierover afgelopen week nog vragen gesteld en daaruit bleek dat de sector in december weer gewoon wil gaan vissen in de betreffende gebieden en niet met als doel om de vis terug te gooien. Op zijn best wordt deze paling vernietigd, maar op zijn slechtst komt deze weer op de markt, en dat zou ik schokkend vinden. De staatssecretaris laat weten dat de nVWA haar controles zal aanscherpen. Maar wat kosten dergelijke controles eigenlijk? Is het niet van de gekke dat we dingen die we allang weten alsnog gaan controleren?

Over kosten gesproken: ik neem aan dat de sector zelf de kosten zal dragen voor de certificering die hij aan het ontwikkelen is en waarvan hij aankondigt dat deze ergens begin volgend jaar, in de lente of zo, wel geregeld zal zijn. Ik vind dat lang duren.

Ook ben ik benieuwd naar de voorbereiding van een wettelijk vangstverbod. Ik neem aan dat de juristen niet stil hebben gezeten en inmiddels een goed idee hebben van de wettelijke basis die hiervoor gehanteerd kan worden. Graag een reactie. Men merkt het: dit dossier baart mijn fractie nog altijd zorgen. Ik hoop dan ook dat de staatssecretaris bereid is om hier het duidelijke signaal af te geven dat hij het belang van de producent niet boven het belang van de gezondheid van de Nederlandse burgers plaatst. Maar mocht de staatssecretaris niet thuis geven, dan overweeg ik hierover opnieuw een motie in te dienen.

Tot slot de blauwvintonijn. Mijn vraag aan de minister is of hij bereid is om stappen te nemen en om zich aan te sluiten bij de Engels-Duitse coalitie ter behoud van de tonijn, gezien de zeer zorgwekkende ontwikkeling op dit punt.

Conclusie: D66 staart zich niet blind op het heden, maar focust op de lange termijn. Dat is in het belang van de natuur, de vis en de vissers zelf. Met andere woorden: wij koesteren de vis met de gouden eieren en hopen dat de staatssecretaris dat met ons wil doen.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Het visserijbeleid van het vorige kabinet heeft onvoldoende bijgedragen aan de vermindering van overbevissing en heeft niet geleid tot een duurzame visserij, dat is de conclusie van de Balans van de Leefomgeving. De vangstquota van de visbestanden waren niet effectief, hoewel de quota aan de hand van wetenschappelijk advies werden vastgesteld. Het wetenschappelijk advies werd niet gevolgd.

Het vorige kabinet had als doelstelling, de bijvangst in 2013 te reduceren tot 50%. In het regeerakkoord staat dat ook het huidige kabinet zich zal inzetten voor verduurzaming van de visserijsector. Wat wordt er nu volgens de staatssecretaris eigenlijk bedoeld met de term «verduurzaming» in het regeerakkoord? Hoeveel procent van de commerciële visbestanden wil de staatssecretaris in welk jaar verduurzaamd hebben? Met andere woorden: hoe ambitieus is de staatssecretaris?

De GroenLinks-fractie vindt het onbestaanbaar dat in slechts 8% van de visbestanden wetenschappelijk advies wordt gevolgd. Half december zullen de nieuwe vangstquota worden vastgesteld. Deelt de staatssecretaris onze mening dat vangstquota moeten zijn gebaseerd op wetenschappelijk advies? Deelt de staatssecretaris onze mening dat deze vangstquota moeten worden gehandhaafd? Ik overweeg namelijk een motie hierover.

We staan aan de vooravond van belangrijke kansen voor hervormingen van Europees beleid. Niet alleen het landbouwbeleid, maar ook het visserijbeleid zal moeten worden hervormd. De hervorming van het Europese visserijbeleid is hoognodig. In Europa wordt gemiddeld 88% van de visbestanden overbevist. In het groenboek van 2009 concludeert de Europese Commissie dat sprake is van weinig economische efficiëntie, grote gevolgen voor het milieu, een hoog brandstofverbruik en een geringe bijdrage van de Europese visserij aan de voedselvoorziening.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik vind het een mooi punt van de heer El Fassed, over de wetenschappelijke adviezen. Er is de afgelopen jaren al veel gesteggel geweest over het feit dat de wetenschappers het niet eens zijn met de vissers. Die zeggen: kom maar mee. Ik ben er zelf een groot voorstander van dat biologen meegaan met de vissers, om hetzelfde beeld te verkrijgen van de bestanden. Is de heer El Fassed het ermee eens dat dit de beste manier is om de wetenschap en de visserij bij elkaar te brengen?

De heer El Fassed (GroenLinks): Het lijkt mij heel verstandig dat de wetenschap dicht op de vissers zit. We zien echter dat het wetenschappelijke advies áls het er is, slecht wordt nagekomen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Niet als ze samen op een boot zitten.

De heer El Fassed (GroenLinks): We zullen dat zien, maar ik denk dat de eerste stappen in Brussel moeten worden gezet door de staatssecretaris.

Ik vervolg mijn betoog. Wetenschappelijk advies wordt weggewuifd en Europa besluit om vangsten toe te staan die gemiddeld 48% hoger liggen. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Nederland heeft in de afgelopen jaren de visserijvloot gesaneerd. Andere Europese landen hebben nog een enorme vloot met forse subsidie-inkomsten. Denk aan Spanje en in iets mindere mate aan Frankrijk en Italië. Is de staatssecretaris van mening dat Nederland samen met de Noord-Europese landen zou moeten optrekken om deze landen te dwingen tot een duurzamer visserijbeleid? In Natura 2000-gebieden in de Noordzee mag nog altijd worden gevist. Een Nederlands verbod heeft weinig zin als andere landen er vervolgens wel gewoon mogen blijven vissen. Onderzoek van IMARES toont aan dat als slechts een kwart van de Noordzee voor visserij wordt gesloten, het aantal vissen met de helft kan stijgen, het gemiddelde gewicht zal verdubbelen en de biomassa met 200% zal toenemen. Deelt de staatssecretaris de opvatting van mijn fractie dat Nederland zich in Europees verband moet inzetten voor het voorkomen van visserij in bepaalde gebieden en zich hard moet maken voor de afsluiting van grote gebieden?

Uit onderzoek blijkt dat er jarenlang op grote schaal is gefraudeerd met de blauwvintonijn. Ondanks de vrees voor het uitsterven van de soort stelt het internationaal consortium van onderzoeksjournalisten vast dat de industrie tot haar nek in de dubieuze praktijken zit, van visvloten tot kwekerijen, via overheidskantoren tot handelaren in Japan. Het bestand aan blauwvintonijn is de laatste 40 jaar met 75% afgenomen, maar voor Europese lidstaten is het big business. Achter de dalende aantallen zit een decennialange geschiedenis van welig tierende fraude en gebrek aan toezicht. Aangevoerd door Frankrijk, Spanje en Italië schenden vissers doelbewust vangstquota en zijn ze betrokken bij foute rapportages van vangstgrootte en bij het plunderen van de Noord-Afrikaanse wateren, waar inspecteurs van de EU niet mogen komen. Vooral de Franse overheid zou welwillend samenwerken met vissers om te knoeien met officiële vangstcijfers. Nederland heeft de blauwvintonijn altijd goed beschermd. Is de staatssecretaris van mening dat de blauwvintonijn nog steeds moet worden beschermd? Heeft de staatssecretaris tijdens de Visserijraad in Luxemburg actief gepleit voor de bescherming van deze vis? Wat was de reactie daarop van lidstaten Frankrijk, Spanje en Italië?

Voor een economisch rendabele en ecologisch verantwoorde visserij zal Nederland zich bij de hervorming van het Europese visserijbeleid zodanig moeten inzetten dat de Europese vlootomvang en inspanning worden aangepast aan de hoeveelheid vis die nog in onze wateren zwemt. Ook daarvoor zullen quota moeten zijn gebaseerd op wetenschappelijke adviezen en moeten worden opgevolgd.

Voor een effectief beleid zijn transparantie en traceerbaarheid cruciaal. Visproducten moeten van vangst tot verkoop gegarandeerd traceerbaar zijn. Zo kan Nederland in Europa duurzame vis garanderen en een einde maken aan illegale visserij. Tenslotte is een duurzaam visserijbeleid in het belang van de sector zelf. We kunnen onze ogen sluiten, adviezen van wetenschappers blijven negeren en doorgaan alsof er niets aan de hand is, zodat op termijn de zee leeg is, maar dan is er ook geen visserijsector meer.

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Namens de fractie van de ChristenUnie heet ik de staatssecretaris van harte welkom als politiek verantwoordelijke voor de visserij. Het betreft een prachtige en mooie sector, maar die sector verkeert ook in zwaar weer. Het LEI-rapport Visserij in cijfers 2010 dat, naar ik aanneem, in het inwerkdossier van de staatssecretaris zat, spreekt in dat opzicht duidelijke taal. Uit de cijfers over 2009 blijkt namelijk dat de opbrengsten van de Nederlandse vissersvloot fors zijn teruggelopen. De cijfers van 2010 zullen volgens mij niet veel anders zijn. Je merkt dat alle onderdelen van de vloot, de kottervisserij, de grote visserij, de mossel- of de oestercultuur, klappen krijgen. Het aantal vaartuigen is teruggelopen. Er was eigenlijk maar één lichtpuntje in de vorm van iets lagere brandstofprijzen, anders was de schade nog veel groter geweest.

De Nederlandse visafslagen zagen hun opbrengsten teruglopen. Dit kwam niet doordat de hoeveelheid aangevoerde vis verminderde, die steeg zelfs, maar doordat er forse prijsdalingen plaatsvonden. Dit was met name het geval in de schol- en de garnalensector, sectoren waarin Nederland altijd groot is geweest.

Ik vraag aan het begin van deze nieuwe kabinetsperiode de nu verantwoordelijke staatssecretaris voor visserij hoe hij deze ontwikkelingen taxeert en welke ambities hij voor zichzelf ziet, voor het kabinet, om de Nederlandse visserij te ondersteunen om uit deze negatieve spiraal te komen. Ik zeg heel bewust «ondersteunen», want het spreekt voor zich dat de Nederlandse visserij daarbij zelf een heel belangrijke verantwoordelijkheid draagt om op een duurzame wijze – ik zet daar een grote streep onder – de weg omhoog terug te vinden.

In het coalitieakkoord staan een paar dingetjes over de visserij. Ik wil het niet kleiner maken dan het is, want het is belangrijk dat erover gesproken wordt. Het betreft investeren in innovatie en verduurzaming, het woord «ontwikkelingsperspectief» komt voor, maar daarna valt het echter stil. Ook in de financiële paragraaf kom ik niets meer tegen. Ik ben dus benieuwd waar deze staatssecretaris staat op het punt van de visserij. Wat moeten wij met de passages in kwestie?

Ik vraag aandacht voor de platvis. Nederland heeft op dat vlak altijd een leidende rol gehad in Europa en in de wereld. Er is in de afgelopen jaren ontzettend veel geïnvesteerd in verduurzaming. Dat loopt ook nog steeds, maar wij zien wel een toenemende concurrentie vanuit Azië. Volgens mij legde ook de heer Houwers daarbij de vinger. Met name de pangafilet uit Vietnam is een grote concurrent. Dat is geen platvis, maar zo wordt de pangafilet soms wel op de markt gebracht. De pangafilet is in ieder geval concurrerend. Er bestaan twijfels over de voedselkwaliteit van deze kweekvis. Daarover is in de Kamer al vaker gesproken en daarover zijn zelfs moties aangenomen, onder andere van mijn oud-collega Ernst Cramer. Hij trok het probleem in een motie in het wat bredere perspectief van duurzaamheids- en dierenwelzijnseisen aan importproducten van buiten de EU. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? De vorige minister wachtte nog even op de zeehondjes, maar daarna hebben wij niets meer gehoord.

Mijn fractie vindt het van belang dat wij hier aandacht aan besteden. Dat moeten wij misschien niet zo doen als de Verenigde Staten, want die hebben volgens mij in september de importheffingen op pangafilet met 120% verhoogd ter bescherming van de eigen markt. De VS delen ook enorme boetes uit aan groothandelaren die pangafilet als tongfilet verkopen, hetgeen in Nederland ook wel eens voorkomt. Dat is misleidend. De laatste straf daarop was 12 mln. dollar boete en vijf jaar cel. Dat is niet kinderachtig.

Wij zien de visserij vanuit Nederland als een wereldmarkt. Daarvan profiteert Nederland, dus importbeperkingen horen daar in zekere zin niet bij. Er moet echter absoluut een level playing field zijn, een gelijk speelveld, ook voor de kwaliteit van producten die in Nederland worden afgezet, ook als die uit Azië komen. Ik ben ontzettend blij met de huidige ontwikkelingen om ook tot een certificering voor kweekvis te komen, de zogenaamde ASC-certificering. Dit wordt ook door het WWF gestimuleerd. Wij hebben begrepen dat dit keurmerk bijna klaar is. Ik stel de staatssecretaris voor om, op het moment dat het ASC-keurmerk geïmplementeerd is, dit keurmerk als verplichtend te beschouwen en ook alle import vanuit Azië te verbinden aan dit keurmerk. Als de import het keurmerk niet heeft, mag het gewoon niet op onze markt binnenkomen. Dan heb je een eerlijk speelveld, ook voor onze eigen vissers en de productie van kweekvis in Nederland. Graag een reactie van de staatssecretaris. Het zou mooi zijn als de meerval in bredere zin aan het genoemde keurmerk wordt toegevoegd, want die behoort daar nu nog niet toe.

Ik ga verder met innovatie. Het Visserij Innovatieplatform heeft prima werk gedaan in de afgelopen jaren maar gaat wel stoppen, al heeft het nog een kleine verlenging gekregen. In het kader van innovatie hoor ik graag van de staatssecretaris dat hij het Masterplan Duurzame Visserij, dat in een tweede fase terecht is gekomen, gewoon voortzet en stevig ondersteunt. Het is namelijk ongelooflijk belangrijk voor de Nederlandse visserij dat er geen vertraging ontstaat. LNV is ook bezig – ik blijf het departement maar even zo noemen, want ik moet nog erg wennen aan de nieuwe benoeming – met onderzoek naar onder andere de deelsanerings- en garantiestellingsregelingen. Dat onderzoek moet in 2011 zijn afgerond en er lopen ook nog haalbaarheidsstudies. Ik vraag dat ook omdat er nog even een gat valt. De staatssecretaris heeft ons vrijdag laten weten dat hij uiterlijk begin volgend jaar met een beleidsreactie wil komen betreffende blueports, de opvolger van het Visserij Innovatieplatform. Eind dit jaar stopt het VIP echter. Wij moeten niet te veel tijd verliezen; de vaart moet er wel in blijven. Wij steunen overigens de ontwikkeling van de blueports. Minister Verburg heeft er terecht op gewezen dat het goed zou zij als dit regionaal wordt opgepakt. Wij weten dat de blueport Oosterschelde al van start is gegaan en zelfs al een subsidie heeft gekregen, onder leiding van de heer Oostra. Hij wist de weg wel te vinden. Wij kennen hem nog vanuit een andere functie. Zelf was ik in oktober op Urk, waar toen de Maritime & North Sea Fish Expo werd gehouden. Ik was daar samen met de CdK van Flevoland. Wij hebben toen gezien dat de intentieverklaringen al zijn getekend om ook een blueport Urk op te richten. Ik vraag de staatssecretaris, de vaart erin te houden en deze blueport mede financieel te ondersteunen. Voor een deel moet het met eigen financiering, maar er moet ook een stukje rijksgeld bij. Het gaat niet om heel grote bedragen. Ik hoop dat hij dit geld in de randen van zijn begroting kan vinden, maar anders moeten wij een amendement indienen. Ik vind dat dit verder moet worden ondersteund en vraag daar de aandacht van de staatssecretaris voor.

Wij zijn benieuwd naar de stand van zaken rond het e-logboek. Ik heb de indruk dat het nog niet helemaal naar wens verloopt. Wat heeft het Productschap Vis gedaan met de subsidie van 1,3 mln. die het heeft gekregen om de zogenaamde vishub te ontwikkelen? Is die vishub inmiddels in gebruik? Zo ja, hoe veel schepen maken daarvan gebruik? Kan de staatssecretaris aangeven wat de ervaringen van de AID zijn met het e-logboek? Klopt mijn informatie dat ongeveer 150 schepen op dit moment al zijn aangesloten bij E-Catch, dat zonder overheidssteun door de visserijsector zelf is ontwikkeld? Inmiddels maakt ook de Belgische vloot hiervan gebruik. Er zijn onderhandelingen met de Engelse en Schotse vloot om dat ook te gaan doen. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Tot slot kom ik op de windmolens op zee en de ruimtelijke ordening. Wij moeten even de uitspraak van de rechter van volgende week afwachten. Ik vind dat wij dan heel snel op basis daarvan weer met elkaar om de tafel moeten gaan zitten. Wat de mosselsector betreft: er is nog geen overeenstemming bereikt met de mosselzaadpioniers. Anderen vroegen daar ook aandacht voor. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris in dit dossier staat. Wij moeten wel met een betrouwbare overheid te maken blijven hebben. Graag krijg ik daarop een reactie van de staatssecretaris.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Innovatie is cruciaal voor de toekomst van de visserij op de Noordzee. Door de inzet van visserijondernemers en het Visserij Innovatieplatform zijn er de afgelopen jaren goede resultaten geboekt, ik denk aan de pulskor. In het regeerakkoord wordt het belang van gerichte investeringen in innovatie en verduurzaming en van een goede wisselwerking tussen kennis, praktijk en beleid ook voor de visserij benadrukt, en dat is positief. Graag hoor ik van de bewindsman hoe hij hier handen en voeten aan gaat geven. Het Visserij Innovatieplatform zal dit jaar worden opgeheven. Volgend jaar zouden hiervoor één nationale blueport en enkele regionale blueports in de plaats komen. Ik vraag de staatssecretaris, of hij deze lijn inderdaad doorzet. Wij hebben een brief gekregen waarin de staatssecretaris aankondigt dat hij zijn beleidsvoornemens begin volgend jaar kenbaar zal maken. Ik heb er behoefte aan, op dit punt alvast te weten hoe de staatssecretaris hier in zit.

Het Visserij Innovatieplatform zelf adviseert om met name regionale blueports op te zetten, maar wij willen ook het belang van de nationale blueport benadrukken, hoewel het platform dit niet ontkent. Gemeenschappelijke vraagstukken kunnen beter samen worden opgepakt. Ook is een nationale blueport een internationaal visitekaartje.

Vooralsnog mag nog maar 5% van de boomkorvloot met de pulskor vissen. Dat heeft te maken met Europese regels. Er worden meer aanvragen ingediend dan er worden toegekend. Ik vraag de staatssecretaris of hij bereid is, alles in het werk te stellen om toestemming te krijgen voor een groter percentage voor de pulskor.

Volgens mij heeft iedereen het in zijn bijdrage gehad over de MZI-pioniers; ook ik doe dat. Dit is toch wel iets waar een stukje onrecht in zit. Ik zeg «een stukje», maar het onrecht is groot. Twee bedrijven waren voor 2004 al actief bezig met MZI's. Zij waren de voorlopers. Zij hebben ervoor gezorgd dat anderen hierop konden inhaken en dat MZI's nu de toekomst van de mosselzaadvangst gaan bepalen. MZI staat overigens voor mosselzaadinvanginstallatie; dat maakt het voor een hoop mensen een stuk gemakkelijker. Een jaar geleden kregen deze twee bedrijven echter het lid op de neus. Op aandringen van de Kamer heeft minister Verburg naar een oplossing gezocht en tot onze verbazing gaf zij het ene bedrijf het groene licht en zegde ze het andere bedrijf de wacht aan. Maar zij heeft wel meer op die laatste werkdag gedaan wat onze verbazing wekte en wij zullen daar werk van maken, ook in dit geval. Dit is werkelijk tegen het zere been van onze fractie. Ik heb begrepen dat de betreffende ondernemer al goed overleg heeft gehad en volop bezig was met gesprekken met natuurorganisaties en de producentenorganisatie voor mosselen. De ondernemer wilde tot een constructieve oplossing komen en de organisaties zien het belang van verdergaande innovaties, want dat is met name waar die ondernemer mee bezig is met zijn kennis, ervaring en financiële mogelijkheden en dan zet de minister daar een streep door. Ik vraag de staatssecretaris of hij de nodige ruimte wil bieden en de toegestane oppervlakten voor MZI's wil uitbreiden, zodat het behoud van de productiecapaciteit voor de pioniers, die bij ons voorop staan, niet ten koste gaat van andere mosselkwekers? Dat is namelijk het punt. Zo niet, ziet hij dan andere oplossingen? Dat hier een oplossing moet komen, is helder.

In het vorige visserijdebat hebben wij aandacht gevraagd voor het ongelijke speelveld binnen de Visstandbeheercommissies, de VBC's, als gevolg van de splitsing van visrechten. Vanaf de jaren 70 zijn die verdeeld. Dit gaat over de binnenwateren. Het schubvisrecht ging naar de sportvisserij, het aalvisrecht naar de beroepsvisserij. Dit leverde toen weinig problemen op, omdat de palingstand hoog genoeg was voor een goede boterham voor de beroepsvisserij, maar dat is nu duidelijk anders. De beroepsvisserij heeft te maken met een gesloten periode en een alternatieve broodwinning is lastig. Het schubvisrecht zit echter bij de sportvisserij en de praktijk leert dat de sportvisserij nauwelijks ruimte biedt aan de beroepsvisserij om schubvis te vangen. Andersom is die afhankelijkheid er niet en dit ongelijke speelveld wreekt zich bij het opstellen van visplannen voor de staatswateren. In verschillende gebieden hebben de sport- en beroepsvisserij afzonderlijke visplannen ingediend. Minister Verburg haalde in haar vorige overleg nog Friesland aan als het positieve voorbeeld voor andere VBC's. Ondertussen weten wij wat daarvan terecht is gekomen; dit is een teken aan de wand.

Het uitgangspunt voor het opstellen van de visplannen is het Beleidsbesluit Binnenvisserij en het rapport Vissen met verstand. In de visplannen moet het gaan om een duurzame benutting van de hele visstand door zowel sport- als beroepsvisserij. Dat biedt ruimte voor de vangst van schubvis door de beroepsvisserij. Om het gesignaleerde ongelijke speelveld tussen sport- en beroepsvisserij op te heffen, achten wij het terugdraaien van de splitsing van visrechten noodzakelijk. Volgens ons is alleen zo constructief overleg mogelijk en ik hoor graag de staatssecretaris daarover. De vorige keer heb ik een motie boven de markt laten hangen. Ik overweeg sterk om die toch in tweede termijn in te dienen, om duidelijk te maken waar wij, en gelukkig met ons een aantal collega's, voor staan.

Enkele weken geleden is ook gesproken over de palingvisserij op vervuilde rivierbodems. Minister Verburg heeft toen aangegeven dat zij afspraken zou maken met de vissers in de betreffende gebieden over het niet vangen en verkopen van paling in de maand december. De maanden erna zou de gelegenheid te baat worden genomen om een bestendige oplossing voor de problematiek te vinden. Ik vermoed dat die tijdelijke afspraak, die nu moeilijk ligt, met de riviervissers zeker te maken is als de compensatiegelden voor het huidige aalvangstverbod voor het eind van dit jaar overgemaakt worden en niet pas in de loop van volgend jaar. Is de staatssecretaris hiertoe bereid in het kader van het oplossen van de aalproblematiek ter plekke?

Op de binnenwateren is visstroperij helaas geen onbekend fenomeen. Zeker nu de beroepsvisserij in de maanden september tot november veel minder het water opgaat in verband met de gesloten periode voor de aalvisserij, neemt de stroperij toe en neemt in ieder geval het belang om een extra en steviger oogje in het zeil te houden toe. Ik denk aan een bericht uit Friesland van een beroepsvisser, die in de gesloten periode bij een vishandelaar kisten vol met snoekbaars zag staan en te horen kreeg: jullie moesten eens weten wat er gaande is. Ik doe daarom graag twee voorstellen.

Al geruime tijd ligt de toezegging van minister Verburg op tafel om de visstroperij harder aan te pakken door die strafbaar te stellen via de Wet op de economische delicten. Een wetsvoorstel heeft deze Kamer nog niet bereikt. Ik heb de indruk dat het een kolfje naar de hand van deze staatssecretaris en mogelijk van zijn college van Veiligheid en Justitie is om dit snel te doen: de handen uit de mouwen, een Rotterdamse aanpak.

Tot slot. Het kabinet heeft het voornemen om het politiekorps uit te breiden met 500 animal cops. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat een deel van hen, mogelijk een klein deel, ingezet wordt ter bestrijding van de visstroperij? Gelet op de inbreng van collega Graus van de PVV in de visserijdebatten van de afgelopen jaren zal hij daar geen bezwaar tegen hebben. Dank u wel.

De voorzitter: Dan tot slot van de zijde van de Kamer in eerste termijn mevrouw Ouwehand van de PvdD.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Voordat de staatssecretaris denkt: dit gaat makkelijk – ik hoorde de heer Van Gerven al zeggen dat er in dit debat wat minder polarisatie is – wij zijn van de partij die meent dat de Waddenzee geen particulier viswater is en de Noordzee ook niet. Ik zeg dit om de boel dus aan het einde van de eerste termijn nog wat scherper neer te zetten, dus dan toch nog polarisatie, die overigens wat mij betreft helemaal niet verkeerd hoeft te zijn. Daar krijg je mooie debatten van.

Mooie debatten of niet, wij maken ons ernstige zorgen over de toestand van de zeeën en oceanen. Het gekke is dat iedereen die je daarover spreekt en die met deze materie bezig is, het wel met je eens is. De minister, de Europese Commissie, we erkennen allemaal dat het Europese visserijbeleid gefaald heeft. 88% overbevissing, enorme overcapaciteit, enorme bijvangsten, het gaat helemaal niet goed. We hadden vanmiddag al even een debatje over mooie woorden, We erkennen dat biodiversiteit en in dit geval mariene biodiversiteit belangrijk is. Daarmee zijn we er echter nog niet. Het Europees visserijbeleid had ook al tot doel om gezamenlijk te komen tot een duurzame exploitatie van de gezamenlijke wateren. 25 jaar later zijn we ondanks die mooie woorden van de regen in de drup beland, en dan zeg ik het nog voorzichtig.

Ik wil de staatssecretaris vragen wat hij precies verstaat onder duurzaamheid. Ik wil niet vervallen in debatjes over verduurzaming, terwijl je niet precies weet wat je daar nu mee bereikt. Ik voel me gesteund door het rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2007, waar toen al uit bleek dat het Nederlandse beleid voor de verduurzaming van de visserij eigenlijk nergens op uitgelopen was. Mijn eerste vraag is dan ook: heeft de staatssecretaris een voortgangsrapportage met betrekking tot de resultaten van dat beleid? De belangrijkste vraag is: wat verstaan we onder duurzaamheid? Minister Verburg schreef dat ze de ecosysteembenadering wilde hanteren. Dat is prachtig, maar niet als je definitie daarvan dan is: het zo veel mogelijk nut halen uit de levende natuurlijke hulpbronnen in zee en tegelijkertijd de gevolgen daarvan voor het milieu te minimaliseren. Het behoud moet voorop staan. Is de staatssecretaris dat met ons eens? Graag daar duidelijkheid over, want als we niet goed beginnen met een goede definitie, dan voorspel ik u dat we over tien, vijftien jaar opnieuw het herziene Europese visserijbeleid beoordelen en opnieuw moeten concluderen dat het nergens op uitgelopen is.

Een van de belangrijkste onderdelen in het visserijbeleid en in het beschermen van de mariene biodiversiteit is het schrappen van de overcapaciteit. Daar zie ik te weinig inzet op. Een van de allerbelangrijkste dingen is het beschermen van de mariene ecosystemen in zee. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij een aantal gebieden gaat aanwijzen. Mij is niet duidelijk welke gebieden de staatssecretaris voor ogen heeft. We hebben in een aantal richtlijnen afspraken vastgelegd. Ik noem de Kaderrichtlijn Water, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie, de Vogel- en Habitatrichtlijn, maar ook het OSPAR-Verdrag. Als je al die afspraken bij elkaar optelt, dan zouden we toch tot acht, negen, misschien wel tien gebieden kunnen komen in onze eigen Noordzee die voor bescherming in aanmerking komen. Kan de staatssecretaris een concrete update geven en een planning wanneer die gebieden hetzij onderzocht worden op hun beschermwaardigheid dan wel daadwerkelijk worden aangewezen? Echt structurele verduurzaming is immers hard nodig. Ik noem dan ook even de boomkorvloot. De overcapaciteit is een groot probleem dat we niet oplossen met een beetje innovatie en een keurmerkje hier en een keurmerkje daar. Erkent de staatssecretaris het probleem van de overcapaciteit en welke oplossingen ziet hij daarvoor?

Ten aanzien van de innovaties die al zijn ingezet en waarmee nog geëxperimenteerd wordt, wil ik de staatssecretaris op het hart drukken dat bijvoorbeeld een techniek als de pulskor nog steeds open eindjes laat voor wat betreft de duurzaamheid. We weten dat de pulskor met name de kabeljauw weer ernstige schade toebrengt en de kabeljauw kan dat nu juist niet hebben. Wat is de status daarvan? Is het wellicht een oplossing dat wij tussentijdse rapportages krijgen van wat die innovaties en die zogenaamde verduurzaming daadwerkelijk voor effecten hebben? We maken ons ook hele grote zorgen over de blauwvintonijn. Gelukkig deelde minister Verburg die zorgen van de Kamer. Ik vraag deze staatssecretaris hoe het tijdens de afgelopen Landbouw- en Visserijraad is gegaan. De Kamer heeft een motie aangenomen met de intentie dat de Europese wateren gesloten moeten worden voor de vangst van blauwvintonijn. Toen minister Verburg daarmee naar Europa ging, was daarvoor nog geen meerderheid. Blijft de staatssecretaris daarvoor pleiten? Blijft hij pleiten voor een Europees import- en een handelsverbod voor tonijn? Ik vraag mij af hoe het ermee staat. We kunnen naar mijn idee wel concluderen dat we onze hoop niet hoeven te vestigen op de ICCAT. Graag wil ik een reactie van de staatssecretaris daarop.

Een andere zorg kwam overwaaien uit Amerika, waar genetisch gemanipuleerde zalm door de FDA lijkt te worden goedgekeurd. De zorg is dat we Europees niet zouden zijn toegerust om die genetisch gemodificeerde zalm van onze markt te weren. Ik zou graag van de staatssecretaris horen welke mogelijkheden hij daartoe ziet. Ik denk namelijk dat dit voor de biodiversiteit extra gevaren met zich mee zal brengen.

Over de bijvangsten vraag ik de staatssecretaris hoe het zit met de uitvoering van de motie die tot doel heeft dat in het kader van de herziening van het visserijbeleid gewerkt zal moeten worden aan het verplicht aanlanden van alle vangsten. Dan noem je het dus ook geen bijvangsten meer. Wat is de status daarvan?

Wat de paling betreft sluit ik me graag aan bij de vragen die mevrouw Van Veldhoven daarover heeft gesteld. De Kamer heeft een motie aangenomen met de intentie dat in elk geval een vangstverbod wordt voorbereid. Hoe staat het daarmee? Ik kan me zo maar voorstellen dat het tijd wordt om die af te kondigen.

Ik sluit af met het feit dat ik ben geschrokken van een artikel dat ik onlangs tegenkwam van de Environmental Justice Foundation waaruit blijkt dat er op grote schaal mensenrechten worden geschonden op vissersschepen ten behoeve van de Europese markt. Er wordt zeker vanaf die schepen aan Europa geleverd. Ik weet niet of de staatssecretaris dat rapport kent. Anders kan ik hem dat direct meegeven. Ik zie hem knikken. Dat is heel goed.

Staatssecretaris Bleker: Geef maar mee!

Mevrouw Ouwehand (PvdD): O, dan zal ik u dat rapport doen toekomen.

Ik weet dat Nederland de inzet heeft om ten strijde te trekken tegen de ongereguleerde visserij, maar ik vraag toch ook – het komt dus op die schepen voor – of we kunnen garanderen dat vis die op die schepen gevangen is, niet op Europese markten komt. Als dat niet zo is, wat zouden we dan moeten doen? Mensen moeten op die schepen onder mensonterende omstandigheden werken. Er werd zelfs gesproken van slavernijboten. De organisatie waarop ik doel, drukt zich over het algemeen rustig uit. Zij komt dus niet snel met zulke termen.

De voorzitter: Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. Ik heb overlegd met de staatssecretaris over de vraag hoe lang hij nodig heeft om zijn termijn voor te bereiden. Hij heeft gezegd dat hij daarvoor ongeveer twintig minuten nodig heeft.

De vergadering wordt van 19.50 uur tot 20.20 uur geschorst.

De voorzitter: Ik heropen de vergadering zodat de regering kan antwoorden bij monde van de staatssecretaris. Ik had mij voorgenomen dat de leden twee interrupties zouden krijgen, maar de staatssecretaris is bijna tien minuten te laat dus ik maak er drie interrupties van. Dat zijn dan wel heel korte. Als het lange interrupties zijn, worden het er toch twee. Het woord is aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de heer Bleker.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik kan sinds vandaag enig vergelijkend warenonderzoek doen. In het wetgevingsoverleg Natuur nam de Kamer in eerste aanleg ongeveer drieënhalf uur. U neemt nu één uur. In een uur kun je het de staatssecretaris moeilijker maken dan in drieënhalf uur. Het aantal vragen, ook qua type, dat de commissie in zeer compacte tijd heeft gesteld, liegt er niet om. Ik doe mijn uiterste best, maar er zal ongetwijfeld nog wel een restproblematiek blijven liggen, die in tweede termijn op de een of andere manier tot een beantwoording komt.

Ik begin aan het begin en aan het eind. Het was heel opvallend: mevrouw Jacobi en mevrouw Ouwehand begonnen als eerste en laatste spreker met duurzaamheid, evenals de heer El Fassed. Dus zowel de opening, de tussenset als de eindset stonden in het teken van duurzaamheid. Dat is ook een soort geloofsbelijdenis van hoe je ertegenover staat. Ik zie het zo dat het beleid tot nu toe, en ook in de toekomst, er in eerste aanleg op is gericht om een zodanig beheer van onze visstanden te plegen, zowel nationaal als Europees, als internationaal, dat ze een eigen vermogen hebben om zich in stand te houden en waar nodig te herstellen.

Mevrouw Ouwehand heeft gezegd dat het niet al te best is gesteld met de visstanden. Dat is een beetje te somber. Ik bespeur bij de fractie van de Partij voor de Dieren wel vaker wat te grote somberheid, maar ook hier is er een aantal vissoorten waarmee het redelijk goed gaat, ook door gericht beheer en gerichte maatregelen, onder andere op de Noordzee. Dat is wat mij betreft het criterium: een zodanig beheer plegen dat verschillende vissoorten, de populatie, in staat zijn om zichzelf in stand te houden en te herstellen waar dit nodig is, waarbij de visserij plaatsvindt op een sociaal en economisch duurzame manier.

Ik heb mijn eerste Europese Visserijraad meegemaakt. Dat was in Luxemburg. Ik ben ervan overtuigd geraakt dat de tegenstellingen tussen enerzijds het langetermijnbelang van duurzaamheid van zowel de visserij als de visstanden soms erg op gespannen voet kan komen met het kortetermijnbelang van een land, van de sector of van de werkgelegenheid. Ik was tijdens die Visserijraad onder de indruk van de commissaris, die naar mijn gevoel in zekere zin de ondankbare taak heeft om bijna altijd de nationale lidstaten te waarschuwen: pas op beste vrienden en vriendinnen, je kunt het misschien voor de korte termijn vanuit economisch belang, voor je werkgelegenheid en voor je achterban wel willen, maar wij raken hier de grens en wij raken over de grens. Dat betekent op de lange termijn een gevaar voor ons allemaal.

Die algemene benadering van de Eurocommissaris voor Visserijzaken, Maria Damanaki, sprak mij heel erg aan. Ik had op een bepaald moment met de Eurocommissaris op dat punt te doen, want het is soms echt bikkelen tegen nationale belangen om verder te gaan dan voor de duurzaamheid, zoals ik die aan het begin formuleerde, verantwoord is.

Een tweede punt is onderzoek. Biologen doen onderzoek. Er liggen dan biologische adviezen op tafel over quota en over wat verantwoord is. Het gaat om zaken die voor Nederland spelen. Ik heb die biologische rapporten gezien. Daarin worden vaak marges aangegeven. Als je in 2020 bijvoorbeeld dat en dat wilt bereiken, dan moet je nu dit en dit doen. Dan heb je 80% kans dat je bereikt wat je wilt bereiken in 2020. Als je het iets anders doet, of als je het wat minder doet, dan heb je bijvoorbeeld 70% of 60% kans om te bereiken wat je wilt bereiken. Dat wil zeggen dat er steeds bestuurlijk en politiek moet worden afgewogen hoeveel zekerheden en hoeveel kansen je voor jezelf wilt inbouwen om de beoogde visstand in 2020 of in een verder liggend jaar, bijvoorbeeld 2025, te bereiken. Ik denk dat wij wat dit betreft in het algemeen aan de voorzichtige kant moeten zitten. De kans is namelijk groter, door allerlei ontwikkelingen, dat het minder goed uitpakt dan dat het beter uitpakt. Je hoeft ook niet altijd voor het maximum te gaan. Je moet er bij voorbaat niet op rekenen dat het allemaal wel meevalt.

De discussie over de blauwvintonijn is hier ook gevoerd. Die vis wordt vooral in Japan geconsumeerd. Er worden onder andere in de Middellandse Zee vangstmethoden gehanteerd waarbij complete scholen tonijn naar een soort voederplek, een soort intensieve tonijnhouderij, worden gevoerd. Vervolgens gaan ze naar Japan en komen ze in allerlei producten misschien ook weer deze kant op. Kijk je naar de cijfers over de blauwvintonijn, dan moet je constateren dat er sprake is van een kritische grens. Toch zag je ook wat dit betreft een tegenstelling tussen de Europese lidstaten in het algemeen en vooral de landen in Zuidoost-Europa, zoals Griekenland, Malta en Italië. Het is daar een heel belangrijke sector waar behoorlijk veel geld in wordt verdiend. Die landen zijn dus van mening dat er op een redelijke manier met de vangst moet worden doorgegaan.

In een Kamerbreed aangenomen motie hier hebben de minister en staatssecretaris de opdracht gekregen om wat betreft de blauwvintonijn te kiezen voor een benadering waarbij deze soort de kans krijgt te blijven voortbestaan en zich te herstellen. Mijn ambtsvoorganger, mevrouw Verburg, heeft zich ook in die zin uitgesproken in de Europese Visserijraad. Ik ben inmiddels op mijn eerste Europese Visserijraad geweest. Ik was onder de indruk van de strakheid waarmee de Eurocommissaris dit dossier verdedigde. Misschien had ik de Nederlandse stellingname nog een keer moeten bevestigen, misschien had ik de Eurocommissaris wat dit betreft moeten ondersteunen, maar ik was van mening dat zij op de goede koers zat. Ik vond het niet nodig, net binnenkomend, om haar woorden te onderstrepen en aan te geven dat wij haar mening ook waren toegedaan. In die zin was dat een soort Nederlandse zuinigheid met woorden in de zin van: iemand doet het al goed, waarom moet je dan nog eens aangeven dat dit ook moet? Daar komt bij dat wij geen blauwvintonijnen vangen. De Eurocommissaris zit wat dit betreft op de goede koers. Ik heb haar wel toegeknikt, maar dat staat natuurlijk niet in de notulen. Ik had een heel goed contact met deze Eurocommissaris. Ik hoop dat dit ook het geval is als het straks gaat om de quota in de Noordzee. Dit was mijn algemene inleiding, voorzitter.

De voorzitter: Dan geef ik nu de gelegenheid voor enkele interrupties.

De heer El Fassed (GroenLinks): Ik begrijp dat de staatssecretaris in zijn eerste Europese Visserijraad glimlachend knikt als de Eurocommissaris spreekt, maar ik had wel verwacht dat hij, nu wij weten dat er zoveel mis is met de blauwvintonijn, met een aantal lidstaten van gedachten had gewisseld. Is de staatssecretaris bereid om dit bij de volgende Europese Visserijraad hardop en volmondig te doen?

Staatssecretaris Bleker: Als de kwestie weer aan de orde komt, dan zal ik het standpunt hier anders dan de vorige keer niet alleen non-verbaal, maar ook verbaal verwoorden. Ik deel dat overigens. Ik moet dat dus niet, ik ben het ermee eens.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik had die vraag ook. De motie ligt er nog steeds. De Kamer wil dat de Europese wateren worden gesloten voor de vangst op blauwvintonijn. Het gebeurt daar nog steeds in de Middellandse zee. Dat is allemaal heel vreselijk. Ik wil eigenlijk aan de staatssecretaris vragen om de volgende keer niet alleen zijn mening te geven als het aan de orde komt, maar om het onderwerp te blijven agenderen. Blijft hij met de motie onder de arm pleiten voor een vangstverbod, in elk geval in de Middellandse Zee?

Staatssecretaris Bleker: Ik blijf pleiten voor een zeer stringent beleid dat ertoe leidt dat de blauwvintonijn voor overbevissing en bijna uitsterving wordt behoed.

Dan kom ik meteen op iets wat misschien dichter bij huis ligt, namelijk de aal.

De voorzitter: Kunt u ons melden wat de blokjes zijn?

Staatssecretaris Bleker: Sorry. Ik kom nu op alles wat met quota, bijvangsten en certificering van doen heeft.

De voorzitter: En daarna? Dan weten we dat.

Staatssecretaris Bleker: Dan kom ik op de MZI's. Daarna kom ik op de visstandbeheercommissies en dan op alles wat van doen heeft met controle en dergelijke. Daarna heb ik een categorie «overig», die omvangrijk is.

De heer Slob (ChristenUnie): Zit de ambitie van de staatssecretaris in het blokje «overig»? Dat kan ik mij bijna niet voorstellen. Ik had het eigenlijk bij de inleiding verwacht.

Staatssecretaris Bleker: De ambitie zit eigenlijk bij het nu volgende punt. Ik heb de ecologische ambitie verwoord: pas op, wees voorzichtig, onderzoek is belangrijk, je kunt een soort maar één keer om zeep helpen. Daar zit ik dus aan de veilige kant. Dat betreft het onderdeel duurzaamheid, zoals ik dat zojuist heb geformuleerd. Ik kom straks op het punt van de overcapaciteit en alles wat daarmee van doen heeft, alsmede op modernisering en innovatie.

De voorzitter: Gaat u verder met het tweede blok: quota et cetera.

Staatssecretaris Bleker: Er zijn vragen gesteld over quota en bijvangsten. Mevrouw Van Veldhoven dringt terecht aan op aandacht voor het Deense experiment. Dit is een experiment waarbij er harde prikkels worden ingebouwd om bijvangsten te beperken en daar op een goede manier mee om te gaan. Wij willen ons inzetten om dit Deense experiment breder in Europees verband geïntroduceerd te krijgen. Wij zijn er een groot voorstander van.

Dan kom ik op de aal. Er is gevraagd of we niet moeten komen tot een vangstverbod in de vervuilde gebieden. Wij zien dit als een middel dat we gereed moeten hebben staan, zodat we het kunnen toepassen als de ontwikkeling het nodig maakt. Het is nu in voorbereiding. Het is een middel dat we achter de hand willen hebben. We willen er niet alleen mee kunnen zwaaien, in de zin van «we doen het eventueel», maar we willen het ook echt snel kunnen doen. Dit is in voorbereiding en ligt redelijk op schema.

Dan kom ik op de overcapaciteit in de sector. Ons uitgangspunt is dat de visserijsector een sector is van ondernemers die in de markt opereren. Dit was trouwens ook het uitgangspunt van mijn ambtsvoorganger en werd gesteund door de Kamer. Dit uitgangspunt betekent dat het komen en gaan van ondernemers en het teruglopen van het aantal ondernemers een gevolg is van marktbeweging. Dat kan schaalvergroting zijn, of concurrentie, of dat er minder te vangen is, dus overcapaciteit, zodat er voor een deel van de individuele ondernemers niet meer genoeg te verdienen is. Ik vind dat we die sector op die manier moeten bezien, tenzij het gaat om een heel specifieke situatie waarin de overcapaciteit ontstaat omdat we met zijn allen vanuit een gemeenschappelijk belang van mening zijn dat er zeer specifieke ecologische redenen zijn om de vangstcapaciteit vergaand te beperken. Dan is er als het ware een specifiek ecologische belang in het geding. Dan gaat het niet alleen meer om de normale «sanering» in de markt, maar kun je nadenken over het ondersteunen van de modernisering van een subsector, die op dat specifieke terrein actief is waar de ecologische maatregelen worden genomen om de vangstcapaciteit terug te dringen. De generieke lijn zou moeten zijn dat het een zaak is van de markt die zich zo ontwikkelt, met deze uitzondering voor de specifieke gevallen. In het verleden zijn daar ook voorbeelden van getoond. Ik wijs op de maatregelen die voor de Waddenzee zijn genomen, ook met bekostiging uit het Waddenfonds. Destijds ging het om de kokkelvisserij en daar was een specifieke, ecologische reden om in te grijpen. Dat is onze algemene lijn. Ik ben nog steeds bezig om mijn ambities te tonen, maar ik zie de heer Slob toch nog een beetje donker kijken. Ik weet dus niet of ik er voldoende in geslaagd ben, maar ik heb er nu drie genoemd. Duurzaamheid als algemeen principe heb ik geduid. Ik heb gesproken over de markt en gezegd dat uitzonderingen mogelijk zijn om specifieke, ecologische redenen en wat betreft quota gaan wij aan de veilige kant zitten. Wij zoeken een verantwoorde lijn als er verschillende biologische rapporten zijn. Wat betreft de bijvangsten kijken wij naar het Deense model.

De MSC-certificering loopt behoorlijk. Wij hebben dat gestimuleerd en gefaciliteerd en het is verder aan de bedrijven om dat vorm en inhoud te geven. Ook het ASC willen wij ondersteunen en wij kijken naar mogelijkheden in overleg met de sector.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik wil even kort ingaan op de antwoorden van de staatssecretaris over paling en over het Deense experiment. Ik hoop dat de voorzitter mij toestaat dit in één interruptie te doen.

De voorzitter: Als u het maar heel kort doet, kan alles hier.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): De staatssecretaris is bereid tot een vangstverbod in vervuilde gebieden als blijkt dat dit nodig is. Wanneer is voor hem het punt bereikt dat dit nodig is?

Ik ben heel blij dat de staatssecretaris aandacht zal besteden aan het Deense experiment. Hij zal in Europees verband pleiten voor uitbreiding van dat experiment. Gezien het feit dat hij het met mij eens is dat dit zo'n groot probleem is, vind ik het pleiten in Europees verband echter wel wat zwak. Wat gaat hij er concreet aan doen in Nederland?

Staatssecretaris Bleker: Wij zijn voor een level playing field. Als wij dat introduceren, moeten wij dat in Europees verband doen. Daarom is ook het Deense experiment gaande om te kijken hoe het werkt. Als het goed werkt, krijgt het steun in Europees verband. Meerdere lidstaten hebben zich daar tijdens de Europese Visserijraad positief over uitgelaten en wij gaan ons daar volop voor inzetten.

Wat betreft de vervuilde gebieden en de vangst van aal of paling, zijn er afspraken gemaakt. Wij willen monitoren of dat allemaal redelijk loopt. Als wij aanwijzingen hebben dat het niet goed loopt, hebben wij het middel van een wettelijk vangstverbod. Ik kan dat nu niet nader concretiseren.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik bied de staatssecretaris er mijn excuses voor aan dat mijn blik wat donker leek. Ik was mij daar niet van bewust. Ik moet hem echter zeggen dat ik zijn ambities wel redelijk algemeen vind. Ik heb wat kengetallen genoemd. We weten waar de Nederlandse visserij op dit moment staat en dat betekent echt zwaar weer. Ik verwacht eigenlijk wel iets meer scherpte en concreetheid van de staatssecretaris, ook in de doelen die hij de komende jaren voor zichzelf en het kabinet stelt om die Nederlandse visserij er weer bovenop te helpen en om de verduurzamingsslag van de afgelopen jaren ook door te trekken. Dan kunnen we niet blijven hangen in wat begrippen als «verduurzaming» en dergelijke. Dat weten we allemaal wel. Hoe gaat de staatssecretaris dat concreet doen? Wat gaat hij doen?

Staatssecretaris Bleker: Eerlijk gezegd, vind ik dat wel een terechte opmerking. Ik kan wel proberen een beter algemeen verhaal te houden, maar dat heb ik gewoon nog niet op dit moment. Ik wil het volgende afspreken. De Kamer heeft de notitie over het Europees visserijbeleid en de inzet van Nederland besproken. Geeft u mij de kans om in januari een brief met een actualisatie van die inzet te schetsen. Dan zijn we allemaal goed ingewerkt; ik tenminste wel, want de heer Slob was het al. Ik heb geen zin om hier algemene verhalen te houden. Dat lijkt mij een manier die de heer Slob misschien niet direct blij maakt, maar wellicht wel in januari.

De voorzitter: Ik zie wel een blij gezicht bij de heer Slob. Wij noteren dit als toezegging, zodat wij die nader kunnen bespreken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik vraag me even af of ik mijn vraag wel moet stellen, maar ik doe het toch, over de overcapaciteit en de benadering daarvan van de staatssecretaris. Erkent hij dat er in de Nederlandse boomkorsector ecologisch gezien sprake is van overcapaciteit? Moet ik mijn vraag nog toelichten, want ik zie dat de staatssecretaris ...

Staatssecretaris Bleker: Licht maar even toe!

De voorzitter: Daar ga ik over. Ik vond de vraag heel helder.

Staatssecretaris Bleker: Mag de vraag even verduidelijkt worden, voorzitter?

De voorzitter: Oké.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Erkent de staatssecretaris dat er sprake is van overcapaciteit, ecologisch gezien, in de Nederlandse boomkorsector, dan wel is hij daarvan op de hoogte?

Mijn tweede vraag, die hiermee samenhangt, is ...

De voorzitter: Dames en heren. Ik heb het zojuist bij mevrouw Van Veldhoven toegestaan, maar we gaan er geen gewoonte van maken. Een interruptie is op één punt. Anders gaat u allemaal rommelen: twee, drie onderwerpen aansnijden. Dat is allemaal heel handig, maar niet de bedoeling.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Maar ik krijg wel graag antwoord op die ene vraag.

Staatssecretaris Bleker: Er is in ieder geval een overcapaciteit. Ik wil niet meteen zeggen dat de situatie ecologisch gezien ernstig is, maar er is overcapaciteit en met stimulerings- en begeleidingsmaatregelen wordt gepoogd, dat in goede banen te leiden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik snap het uitgangspunt van de staatssecretaris, maar bij de garnalensector zien wij dat door het aan de markt over te laten en pas in te grijpen om ecologische redenen, je een situatie creëert waarin vissers elkaar de tent uit vechten. Hoe ziet de staatssecretaris dat?

Staatssecretaris Bleker: Er is wel een quotum vastgesteld. Het is juist dat het aan de ondernemers is om binnen de randvoorwaarden ondernemer te zijn. Het is duidelijk dat er concurrentie is.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kom terug op de dioxinepaling. De staatssecretaris zegt in antwoord op mijn vraag wanneer het nodig is: als het nodig is. Hij zegt dat hij niet in staat is om verder aan te geven wanneer dat nodig is. Zijn voorgangers waren daartoe wel in staat. Zij hebben namelijk gezegd dat, als de sector zijn verantwoordelijkheid niet neemt, er een vangstverbod wordt ingesteld. De sector is van plan om over drie weken weer giftige vis op de markt te brengen. Vindt hij dat de sector daarmee zijn verantwoordelijkheid neemt? Ik wacht overigens ook nog op een antwoord op mijn vragen ten aanzien van de kosten.

Staatssecretaris Bleker: Mijn antwoord is: nee.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Als u zegt: nee, de sector neemt zijn verantwoordelijkheid niet, bent u dan bereid om de consequentie te trekken die uw voorgangers bereid waren te trekken, en een vangstverbod in te stellen?

Staatssecretaris Bleker: Als de sector zijn verantwoordelijkheid niet neemt in de mate waarin wij het daar nu over hebben, dan zullen dezelfde consequenties worden getrokken als mijn voorganger heeft aangegeven.

De heer Van Gerven (SP): Ik ga nog even door op de dioxinepaling. De SP-fractie heeft in een debat hierover een voorstel gedaan. Zij was niet zozeer voor een totaal vangstverbod, maar wel voor het vangen van de jonge aal en deze over te zetten in schoon water. Dat is goed voor de aalstand en ook voor de toekomstige consument van de aal. Wat ziet de staatssecretaris in dit plan? Hij mag dit ook meenemen in de brief die in januari zal worden gestuurd. Het leek ons een elegante oplossing.

Staatssecretaris Bleker: Ik kan dit nu onvoldoende beoordelen. Dit voorstel zal beoordeeld worden in de brief waarover u sprak.

De voorzitter: Waarvan akte.

Ik verzoek de staatssecretaris verder te gaan met het volgende blok.

Staatssecretaris Bleker: Ik kom op de mosselzaadvanginstallaties, de MZI's. Er zijn meerdere pioniers, in de goede zin van het woord, die aangeven, voor 2004 te zijn gestart. Dat zijn er zelfs 22. Het is van slechts één bedrijf volstrekt duidelijk dat het als eerste is begonnen met de toepassing van deze vangstmethode. Alle andere bedrijven zijn bedrijven die in het kader van de transitie na 2013 doorgaan met de mozzelzaadinvanginstallaties.

De vergroting van het areaal nu is geen reële optie. Daar is eerder naar gekeken en die mogelijkheden zijn er niet. Als we daartoe zouden overgaan, dan gaat ons ook het draagvlak bij andere partijen ontberen en dat is ook verlies. Wat ons betreft, moet het dus blijven bij dat ene bedrijf waarvan duidelijk kan worden vastgesteld dat het als eerste en in ieder geval voor 2004 is gestart met deze installatie. Wij zien juridisch geen andere mogelijkheden. We zien ook verlies en het ontvallen van draagvlak als we nu openingen zouden bieden, bijvoorbeeld in termen van areaalvergroting. De transitie voor na 2013 voorziet in stappen in vergroting van het aantal hectares, mits de draagkracht van het ecologische systeem dat toelaat. Ik heb het over de transitie die met ingang van 2013 haar beslag zou moeten krijgen.

Wat is de visie van de huidige regering op de brief van minister Verburg van 29 september inzake de MZI-pioniers? Dat heb ik zopas aangegeven. Het beleid kan rekenen op een groot draagvlak bij de overige convenantspartijen. Naar onze overtuiging is een periode van vier jaar een redelijke termijn om de investering terug te verdienen zonder dat de transitie in gevaar komt. Natuurlijk kunnen in het algemeen aan experimenten geen rechten worden ontleend.

De heer Koppejan stelde een vraag over de uitbreiding van het aantal hectares. Daar ben ik nu op ingegaan. Als we daartoe zouden overgaan, of als we nog een tweede pionier ruimte zouden geven door hectares uit te breiden, dan brengt dat de uitvoering van het convenant als geheel in gevaar. Dat risico moeten we niet nemen.

Hebben de mosselzaadvanginstallaties nog toekomst? Ja. Daarom is ook het convenant gesloten. Partijen zijn bereid om met het convenant verder te gaan. Daarmee is ook de toekomst van deze methode na 2010 verzekerd, voor zover wij dat kunnen beïnvloeden. Hier waren veel vragen over.

Ik stop nu met dit blokje als u dat goed vindt, voorzitter.

De voorzitter: Als dit uw antwoord is wel. De heer Dijkgraaf, de heer Koppejan, de heer Houwers en mevrouw Jacobi hebben nog vragen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter, ik probeer de stijl van kortheid maar te evenaren. Is dit nieuwe beleid gebaseerd op nieuw overleg sinds de brief van 29 september?

Staatssecretaris Bleker: Volgens mij is dit in lijn met het eerdere beleid.

De heer Dijkgraaf (SGP): Maar daar zit nu precies ons punt. Het overleg was volop gaande. Het is afgebroken omdat er toevalligerwijs een kabinetswisseling was en een minister een schoon schip achter wilde laten. Daar zat ons bezwaar. Als de staatssecretaris had gezegd dat hij een nieuw overleg had gehad met betrokkenen en tot deze conclusie was gekomen, dan zou ik het een andere situatie vinden.

Staatssecretaris Bleker: Het overleg dat is gevoerd, leidde niet tot een andere conclusie, omdat er geen draagvlak, geen blijvende steun was voor het convenant indien we stappen zouden zetten zoals onder anderen door de heer Dijkgraaf gesuggereerd.

De heer Koppejan (CDA): De staatssecretaris spreekt over gebrek aan draagvlak voor uitbreiding van het areaal. Gebrek aan draagvlak bij wie? Gaat het dan met name om de ngo's, de natuurbeschermingsorganisaties, of gaat het om de lokale overheden? Kan de staatssecretaris dat specificeren?

Staatssecretaris Bleker: Het gaat om de natuurorganisaties en de producentenorganisaties.

De heer Houwers (VVD): Er is destijds een keuze gemaakt voor één bedrijf, maar waarom was dit geen probleem voor het draagvlak? Is het juist dat de keuze voor dit bedrijf medegefundeerd is op de breedte, of de smalte, van de activiteiten van dit bedrijf? Als dat zo is, plaats ik daar vraagtekens bij omdat elk bedrijf en elk onderdeel van een bedrijf zelfstandig beoordeeld moeten worden.

Staatssecretaris Bleker: Die keuze is gebaseerd op de waarneming dat het desbetreffende bedrijf als eerste deze techniek is gaan toepassen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Het betreft hierbij wel een van de innovatoren die in mijn beleving ernstig benadeeld wordt: van 65 ha naar 16 ha. Het gaat hierbij om innovatie en dóórinnoveren. Dit stimuleert niet tot verdere innovatie van mosselzaadvanginstallaties. Een van de innovatoren is ernstig benadeeld en ik zie graag dat dit wordt hersteld.

Staatssecretaris Bleker: Wij willen het verantwoord doen, met blijvende steun voor het convenant. Wij willen het eveneens op een juridisch houdbare manier doen en dit is wat ons betreft de manier waarop het moet.

De voorzitter: Ik stel voor dat de staatssecretaris verdergaat met het volgende blok.

Staatssecretaris Bleker: Ik ga eerst even in op het Visserij Innovatieplatform en de blueports. Daar is onder anderen door de heer de Slob en de heer Dijkgraaf naar gevraagd.

Een van de laatste klussen van het Innovatieplatform was een advies over een stelsel van blueports. De Kamer had hierom gevraagd en zij is daarover in de afgelopen week per brief geïnformeerd. Het desbetreffende advies pleit eigenlijk niet voor een soort blauwdruk voor blueports, maar in zekere zin voor maatwerk per visserijregio.

De heer Dijkgraaf sprak over de noodzaak van een nationale blueport. Dat idee ondersteunen wij op zichzelf, want de kernopgave van zo'n nationale blueport wordt het aanjagen van innovatie en ondernemerschap binnen de gehele visserijketen en tussen de verschillende visserijsectoren. Zoals de heer Dijkgraaf al zei, is dit een aanvulling op de regionale blueports. Er wordt door de heer Van Doorn een verkenning verricht naar zo'n nationale blueport. Hij is waarschijnlijk bekend, maar ik ken hem nog niet. Binnen enkele maanden komt er van mijn zijde een reactie op de verkenning en het advies dat is uitgebracht. Misschien kunnen wij dit allemaal mooi meenemen in de januaribrief. Ik was eerder genoodzaakt om die brief toe te zeggen, omdat ik niet alles meteen goed kan beantwoorden.

De heer Koppejan heeft net als zijn collega's een aantal vragen gesteld over de blueports. Volgens mij heb ik die zojuist ook beantwoord. Er worden trouwens ook middelen van het Europees Visserijfonds ingezet om tot projecten te komen die bij dit terrein passen.

De voorzitter: De heer Slob heeft een derde interruptie.

De heer Slob (ChristenUnie): Ja, maar het is vervelend dat je dingen moet vragen die je in eerste termijn hebt ingebracht, maar die door de staatssecretaris niet worden opgepakt. Als dat ook als interruptie geldt, teken ik daartegen protest aan. Bij een wetgevingsoverleg moet je namelijk echt goed antwoord krijgen.

De voorzitter: Mijnheer Slob, ik heb begrip voor uw opmerking.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb aandacht gevraagd voor de blueport Urk. De intentieverklaring daarvoor is inmiddels getekend. Ik constateer dat, doordat het allemaal is stilgevallen en er pas in januari een beleidsvisie komt, de vaart eruit kan gaan. Ik wil graag van de staatssecretaris weten of hij bereid is om in zijn begroting enige steun te geven aan de verdere voortgang van blueport Urk. Dat is de tweede op rij, want blueport Oosterschelde heeft al geld gekregen.

Staatssecretaris Bleker: Die vraag van u heb ik inderdaad ten onrechte overgeslagen. Ik zal bezien of er binnen de begroting mogelijkheden zijn voor enige ondersteuning van de blueport Urk

De voorzitter: Ik kan mij voorstellen dat de heer Slob antwoord wil hebben voordat wij over de amendementen stemmen.

De heer Slob (ChristenUnie): U haalt mij de woorden uit de mond.

De voorzitter: Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris de Kamer voor die tijd daarover bericht.

Staatssecretaris Bleker: Ja.

Voorzitter. Dan kom ik bij de binnenvisserij, de kwestie van de visrechten voor schubvis en de patstelling tussen sport- en beroepsvisserij. De gedachte achter de VBC's en de visplannen die zij maken, is denk ik een goede. Iemand maakte de vergelijking met het wildbeheer, op welk gebied door partijen in de regio zelf wordt gewerkt met WBE's en wildbeheerplannen. Mevrouw Jacobi vroeg of de provincies hierin niet een rol gegeven zou kunnen worden. Welnu, die gedachte heb ik in een overleg met de ambtelijke staven ook op tafel gelegd, maar toen werd er gezegd: soms is het werkterrein voor een deel provinciegrensoverschrijdend en bovendien heb je ook rijkswateren. Ik zie hier nu tegenover mij in het publiek een gedeputeerde zitten. Toen ik indertijd zei dat je misschien de provincie wel verantwoordelijk moest maken, begon hij meteen zijn wenkbrauwen te fronsen. Het is dus maar de vraag of de provincie op die extra taak zit te wachten. Toch vind ik het wel de moeite waard om de suggestie van mevrouw Jacobi de komende tijd nader onder de loep te nemen.

Het punt is natuurlijk, dat een en ander nu niet optimaal functioneert en van de grond komt. Dat zint mij niet. Er werd gevraagd of er niet een bemiddelaar moet komen. Ik vind dat zelf op dit moment een beetje een slappe houding. Ik vind dat ikzelf en het ministerie nog even goed gas moeten geven om te bezien of partijen toch op een redelijke manier over de streep zijn te trekken. Eventueel moeten wij nadenken over de vraag welke «dwangmiddelen» wij zouden moeten creëren om de boel wel in beweging te krijgen. Het kan in elk geval niet zo blijven voortsudderen. De Kamer mag van mij op dit punt de nodige actie en de nodige initiatieven verwachten. Ik vind het eigenlijk doodzonde dat een op zichzelf genomen goed idee, namelijk om partijen zelf de verantwoordelijkheid te geven om met voorstellen en plannen te komen, niet van de grond komt omdat men elkaar in de houdgreep heeft. Er komen dus initiatief en actie van mijn kant.

De heer Koppejan heeft een vraag gesteld over de administratieve lasten voor de sportvisser en over de afschaffing van de verplichting om het boekje met visplekken bij zich te hebben. Als ik ging vissen zou ik ook niet te veel boekjes bij me willen hebben. Ik ben het er op zichzelf genomen dus mee eens, maar wij moeten ons natuurlijk wel aan regels houden. Ik zal eens nagaan of het enigszins te versimpelen is.

De voorzitter: Wanneer laat u dat de Kamer weten?

Staatssecretaris Bleker: Ik begin nu te beseffen dat, zodra ik zeg dat ik ergens over zal nadenken, de Kamer snel moet weten wanneer dat nadenken is afgerond. Ik ga daar wat selectiever mee worden, kan ik u zeggen. Bij onze volgende ontmoeting met de Kamer weet ik het.

De voorzitter: Laten wij zeggen: binnen twee weken.

Staatssecretaris Bleker: Dan hoort u meer van mij.

Ik kom bij de vraag om bij het aanbesteden en uitvoeren van het werk aan de dijkversterking meteen faciliteiten voor de sportvisserij mee te nemen. Dat hebben we overlegd met de collega's van Infrastructuur en Milieu. Ons is gemeld dat het bij de precieze inrichting van dergelijke dijkversterkingswerken en alles wat daarmee te maken heeft, vaak gaat om taken waarover provinciale, waterschaps- of gemeentelijke overheden die daarover moeten beslissen. We zitten te veel op afstand om dit zomaar te kunnen stimuleren.

Het advies van de SER verwoordt voor een deel lopend beleid van het Rijk over innovatie, samenwerking, certificering enzovoorts. Wij kunnen daarmee over het algemeen goed uit de voeten en we zullen een aparte kabinetsreactie opstellen. Die is voorzien in het voorjaar van 2011. Ik zal bekijken of dit te combineren is met de aangekondigde beleidsbrief, dan wel of dit apart moet in een separate reactie in het voorjaar van 2011.

Gevraagd is of ik bereid ben om de splitsing van de visrechten terug te draaien. Ik heb zojuist aangekondigd dat het overleg met de sportvissers en de beroepsvisser gaande is en daarbij kan deze problematiek op de achtergrond een rol spelen. Hetzelfde geldt voor de vraag van de heer De Jong over de stand van zaken rond het ongedaan maken van de splitsing tussen beroeps- en sportvissers inzake de schubvis. Dit komt in een ander verband weer aan de orde.

De heer De Jong (PVV): Ik vraag de staatssecretaris iets meer duidelijkheid te geven over de splitsing tussen beroeps- en sportvissers. Kan hij iets concreter vertellen wat hij in dat kader precies wil doen?

Staatssecretaris Bleker: Ik constateer dat de visbeheerplannen uit de VBC's, waar de partijen bij elkaar zitten, niet goed tot stand komen. Kennelijk komt dit ook doordat de verdeling van de visrechten in beton gegoten is. Ik wil bij mijn interventie om het gesprek op gang te krijgen, meerdere opties achter de hand houden. Ik wil nadenken over de exclusiviteit van de visrechten en de waterscheiding daarin en ik wil met de sector bespreken of dit wel zo moet blijven en of het niet anders kan. Ik vraag u mij de ruimte te geven om dit los te weken, omdat de partijen elkaar nu nog in de houdgreep hebben. Later zien we wel welke instrumenten daarbij kunnen worden ingezet. Dit is er in ieder geval een dat in beeld moet komen. Het overleg start dit najaar, dus het wordt voorjaar voordat ik de Kamer daarover duidelijkheid kan geven.

De heer Koppejan (CDA): Het gebruik van de term «slappe hap» als het gaat over bemiddeling gaat mij iets te ver. De voorganger van de staatssecretaris heeft met name grote resultaten geboekt bij hoogoplopende conflicten, bijvoorbeeld in de mosselsector tussen mosselvissers en milieubeweging, door partijen onder haar leiding bij elkaar te brengen en gezamenlijk tot een convenant te komen. Hetzelfde is gebeurd in de kokkelsector. Dat wil ik graag van de staatssecretaris zien als het gaat om de binnenvisserij- en de sportvisserijsector.

Staatssecretaris Bleker: Mijn excuus voor het gebruik van de term «slappe hap». Mij gaat het erom dat het instrument van de bemiddeling moet worden ingezet op het moment dat dit opportuun is. Ik vind dat we het aan onszelf verplicht zijn om extra inzet te plegen om precies te kijken of de partijen waartussen het conflict ligt bij elkaar kunnen worden gebracht, zodat het conflict in alle scherpte duidelijk wordt en aan de bemiddelaar een duidelijke opdracht kan worden verstrekt. Ik sluit uiteindelijk het inzetten van een bemiddelaar niet uit, maar in deze fase vind ik dat te vroeg en zou ik het voor mijzelf een te makkelijke oplossing vinden.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. De toon van de staatssecretaris spreekt mij wel aan in dit dossier. Ik zit nog wel met het punt dat hij zegt: in het voorjaar. Volgens mij moesten de visplannen officieel voor 1 november ingediend zijn. Daar zijn wij al overheen. Eerlijk gezegd heb ik ook niet helemaal scherp hoe het precies zit. Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris ons op korte termijn informeert wat dit proces nu betekent voor de data die verbonden zijn aan het indienen van plannen en de rechten, want daar zit ook een ongelijkheid tussen de verschillende spelers.

Staatssecretaris Bleker: Laten wij het zo doen dat in de januaribrief de voortgang dan wel een eventuele echte stap voorwaarts wordt gemeld.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik zou echt op korte termijn geïnformeerd willen worden hoe het nu precies zit met de timing, alleen maar op dat punt, omdat ik begrepen heb dat het voor verschillende partijen toch wel een probleem kan worden als dat lang over 1 november heen getild wordt.

Staatssecretaris Bleker: Op welk punt wenst u precies duidelijkheid?

De voorzitter: Met name over de rechtsgevolgen, over wat er op het gebied van het recht allemaal aan de orde is inzake de verplichting om op 1 november die plannen klaar te hebben. Daar gaat het om. Het lijkt mij heel handig dat u daar ...

Staatssecretaris Bleker: Daar is eigenlijk maar één antwoord op mogelijk, namelijk dat die plicht er ligt: 1 november.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ja, maar het punt is dat bepaalde partijen, de beroepsvissers volgens mij, er meer last van hebben als die datum niet gehaald wordt dan andere partijen. Zeker als we over het voorjaar gaan praten, hebben wij het niet alleen over onderhandelen over nieuwe visplannen, maar ook over een tijdsdruk die voor bepaalde partijen vervelend gaat uitpakken. Dus ik zou daar wel graag over geïnformeerd worden. Ik heb het beeld ook niet scherp op dit moment, maar de tijdsdimensie gaat wel meespelen. Dat de Kamer daar goed over geïnformeerd wordt, lijkt mij essentieel.

Staatssecretaris Bleker: Ja, dat lijkt mij ook essentieel. Ik zit even te kijken naar wat dan de meest gangbare en efficiënte route is om dat te doen.

De voorzitter: Ik heb een tussenvoorstelletje. De staatssecretaris heeft in antwoord op een vraag van de heer Koppejan met betrekking tot het verplichte bewijs voor sportvissers al toegezegd dat hij daarover binnen twee weken een brief zal schrijven. Ik stel voor om dat een beetje te vervroegen. We maken daar tien dagen van en hij beantwoordt daarin ook deze vraag even. Voor de rechtszekerheid van alle betrokkenen lijkt het mij van belang dat hij inzicht geeft in wat een en ander met betrekking tot zijn mogelijke beleidsvoornemens – bemiddeling en weet ik het allemaal – betekent.

Staatssecretaris Bleker: Goede praktische oplossing.

De voorzitter: Dan gaat u zo verder.

Staatssecretaris Bleker: Ik was bij maatregelen ter bestrijding van de stroperij. Net als in voorgaande jaren zijn er drie stroperijteams actief, in de regio Friesland, IJsselmeer en de randmeren, en op de Zeeuwse wateren. Deze aanpak wordt geïntensiveerd. Er is bij de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit extra capaciteit beschikbaar voor de handhaving van het aalvisverbod en de bestrijding van stroperij. Een vierde stroperijteam zal zich richten op de overige Nederlandse binnenwateren. We werken samen met de regionale milieuteams van de regiopolitie. Voor de jaren vanaf 2011 heeft het KLPD toegezegd, zich te willen blijven inzetten voor de aanpak van de grove visstroperij. De nVWA en het KLPD werken nauw samen om tot een hogere pakkans te komen. Dit komt voort uit het rijksbrede programma Vernieuwing Toezicht. Ten slotte wil ik ook overleg met Binnenlandse Zaken over de vraag of de nieuwe animal cops kunnen worden ingezet voor de stroperijbestrijding dan wel ander handelen dat onder vismishandeling zou kunnen worden verstaan. Daar komt bij dat er binnenkort een wetsvoorstel naar de Kamer komt om het stropen onder de Wet economische delicten te brengen.

De voorzitter: Ik ga ervan uit dat wij antwoord krijgen op de hier gestelde vragen in de brief waarin de minister van Binnenlandse Zaken de Kamer informeert over de manier waarop hij met de animal cops wil omgaan.

Staatssecretaris Bleker: Mevrouw Jacobi heeft gevraagd of het mogelijk is om te gaan werken met een omgekeerde bewijslast in de stroperijbestrijding. Restaurants zouden moeten aantonen dat hun vis niet afkomstig is van stroperij. Naar ons oordeel is dit niet een begaanbare weg. Wij denken dat dit uit praktisch oogpunt een heel moeilijk uitvoerbaar traject is en het is naar ons gevoel ook niet echt nodig, omdat we ook de intensivering plegen van de stroperijbestrijding. Wij verwachten dus dat wij met datgene wat ik net zei over de bestrijding van de stroperij en de intensivering daarvan, een stap verder kunnen komen. Dit was het blokje handhaving.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Sta mij toe dat ik een heel korte inleiding houd. Bij de stroperijteams gaat het erom dat er op heterdaad wordt betrapt. Dat is enorm veel werk. Je maakt er een economisch delict van, maar je hebt ontzettend veel mensen nodig om uiteindelijk maar mondjesmaat stropers te pakken. Het gaat er mij om dat je aan de andere kant begint: iedereen mag slechts twee vissen voor zichzelf meenemen. Als men die met bakken verkoopt aan een restaurant of aan een visboer, is het gemakkelijk voor de VWA om te vragen bij wie die vis gekocht is en om naar het bewijs te vragen. Het is dus op die manier veel gemakkelijker om stroperij aan te pakken dan met het bij nacht en ontij inzetten van allerlei mensen. Waarom vindt de staatssecretaris het een onbegaanbare weg? Ik heb volgens mij een handigere aanpak.

Staatssecretaris Bleker: Dit klinkt nog redelijk plausibel ook. Het is een beetje vergelijkbaar met hoe dat bij jagers gaat. Die moeten een bepaalde kwalificatie hebben. Men spreekt dan van gekwalificeerde personen. Pas dan mogen zij wild afleveren aan de poelier. Het is dan mogelijk om te beoordelen of er geen rommel in zit, of er geen sprake is van ziektes enzovoorts. Pas als de jager dat certificaat heeft, mag hij leveren. Het wordt dan ook geoormerkt. Nu blijkt dat dit in deze wereld uit praktisch oogpunt kennelijk moeilijker is. Ik zou het als volgt willen doen: ik heb intensivering toegezegd ten aanzien van controle op het toezicht op stroperij. In de januaribrief zal de Kamer meer lezen over hoe we dat precies gaan doen. Dan zal ik nog eens gemotiveerd kijken naar de suggestie van mevrouw Jacobi op dit punt.

De heer De Jong (PVV): Wellicht heb ik het antwoord gemist, maar ik heb ook een vraag gesteld over handhaving. Die had te maken met de evaluatie van de sportvisserij. Ik doel dan op de gedragscode. De sportvisserij heeft toegezegd dat zij de aanbevelingen overneemt. Gaat de staatssecretaris de controle op en de handhaving van de sportvisserij aanscherpen? Ik doel dus op de aanbevelingen die door de sportvisserij zijn overgenomen.

Staatssecretaris Bleker: Ik vind dat wel een bijzondere vraag van de heer De Jong, want die gedragscode is door de sportvisserij zelf ontwikkeld. Dat is een aangescherpte gedragscode. Als dat zo werkt en de leiding van de sportvisserij en de sportvissers zelf daarmee actief bezig zijn, vind ik dat een mooi voorbeeld van mensen in de samenleving – in dit geval zijn het sportvissers – die zelf de verantwoordelijkheid nemen om beter en op een diervriendelijke manier hun sport te beoefenen. Dat vind ik geen aanleiding om het toezicht aan te scherpen. Je mag er toch van uitgaan dat er enige sociale controle bestaat om dat op een nette manier te doen als die sportvissers dat samen zo willen. Dat is een heel reële veronderstelling. Ik vind dat een mooi voorbeeld van hoe mensen zelf verantwoordelijkheid nemen en vind niet dat de overheid er meteen weer een batterij controle bovenop moet gooien.

De heer De Jong (PVV): Het doet mij deugd dat de staatssecretaris hierin zo veel vertrouwen heeft. Dat hebben wij op voorhand ook. Wij hebben vertrouwen in mensen, maar er moet toch wel een soort toezicht zijn om te kijken of het op een gegeven moment niet verslapt. Heeft de staatssecretaris daarvoor zelf een termijn? Wil hij over een jaar nog eens kijken of het dan goed gaat?

Staatssecretaris Bleker: Er vindt wel administratieve controle van de vispas plaats. Mochten er aanwijzingen zijn dat er geheel tegen de verwachting in in toenemende mate onverantwoord wordt opgetreden, dan is sprake van een nieuwe situatie. Dan zou de bizarre situatie bestaan dat mensen met elkaar een gedragscode afspreken en vervolgens contragedrag gaan vertonen ten opzichte van die code. Als dat zich voordoet, hebben wij een reëel probleem. Dan moeten wij opnieuw kijken wat er speelt. Ik kom echt heel veel langs de waterkant. Er zal ongetwijfeld een keer een verkeerde tussen zitten. Dat is overal zo, maar door de bank genomen denk ik dat deze sector het beste voor heeft met zo'n gedragscode.

De voorzitter: Mevrouw Ouwehand, derde interruptie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ja voorzitter, dat realiseer ik mij. Mijn vraag gaat over de toezegging die de staatssecretaris zojuist heeft gedaan om met BZK op te nemen of de dierenpolitie ook kan worden ingezet op stroperij. Daar zit precies onze zorg met dat plan. De stroperij viel altijd onder handhaving en toezicht uit het potje van LNV. De AID moest daarop controleren. Daar gaan wij schrappen. Nu gaan wij de nieuw uitgevonden dierenpolitie op taken zetten die wij eigenlijk al uitvoerden en moesten betalen. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Ik kan mij best voorstellen dat hij denkt: zo, dat gaat mooi van mijn begroting af en ik schuif het erop bij die van de minister van BZK. Is dat ook de bedoeling van dat plan?

Staatssecretaris Bleker: Zo zie ik het niet, maar nu in het regeerakkoord sprake is van 500 animal cops moet je wel kijken welk probleem je ermee wilt oplossen en waar die problemen zitten. Zitten die alleen bij de gezelschapsdieren of ook bij de bedrijfsmatig gehouden dieren? Zitten die ook in de wijze waarop bijvoorbeeld de sportvisserij met dieren omgaat? Waar zit het probleem? Vervolgens moet je kijken hoe de extra capaciteit zo effectief mogelijk kan worden ingezet, met een zo hoog mogelijke kans op terugdringen van dierenleed. Ik vind dit helemaal geen spelletje waarbij het ene balletje naar het ene departement en het andere balletje naar het andere departement gaat. Je moet redeneren van het probleem naar de oplossing. Dat wil zeggen: een betere aanpak van dierenleed en een hogere pakkans voor mensen die dat veroorzaken en vervolgens kijken hoe je dat het slimst organiseert. Dat zou mijn invalshoek zijn.

De voorzitter: Ik stel voor dat de staatssecretaris verder gaat met het blokje overig. U bent er echt doorheen, mevrouw Ouwehand. Wij hebben zojuist al een overleg gevoerd waarbij u aan het eind streng moest worden toegesproken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter, nu heb ik mijn vragen kort gehouden. Ik houd het nu ook kort. Als de staatssecretaris zegt dat het hem gaat om het aanpakken van de dierenmishandeling, dan ben ik tevreden. Maar voor een vis maakt het niet uit of hij wordt gevangen door iemand met een vergunning of niet. Is dat het criterium dat wordt meegenomen? Als het puur om de stroperij gaat, om de vraag of je ergens mag vissen of niet, dan hoort het bij de AID. Blijft dat zo? Gaat het om het opsporen van vissenmishandelaars – dat zou ik graag zien – dan hoor ik dat graag.

Staatssecretaris Bleker: Ik heb helemaal niets aan het antwoord toe te voegen. Ik ben ook door mijn quota van antwoorden heen, zoals mevrouw Ouwehand bijna door haar quota van interrupties heen is. Gedeelde smart is halve smart. Ik kom bij de commissie-Hollenga. De PvdA-fractie heeft een vraag gesteld over de staandwantvisserij. Er is de staatssecretaris verzocht om voor 1 januari 2011 tot overeenstemming te komen met betrokkenen, verenigd in de commissie-Hollenga. Ik ben bereid om voor 1 januari 2011 tot overeenstemming te komen, mits de oplossing van de heer Hollenga voldoet aan een aantal criteria die vooraf aan de heer Hollenga zijn gemeld. Ik zie aan de non-verbale reactie van mevrouw Jacobi dat zij de voorwaarden kent die vooraf zijn gesteld. Ik benoem die dus niet nader.

Ik kom bij de vraag van de heer Koppejan over het uitsterfbeleid met betrekking tot de wadpierwinning. Voor het mechanisch winnen van wadpieren geldt een uitsterfbeleid. Dat is bekend. Het aantal vergunningen voor het mechanisch winnen van wadpieren mag niet worden uitgebreid. Vergunningen voor deze activiteiten worden slechts afgegeven aan de huidige vergunninghouders en zijn niet overdraagbaar. Daarover hebben wij nog een conflict gehad met de provincie Noord-Holland. Wij hebben toen een duidelijke aanwijzing gegeven hoe wij het willen. Het uitsterfbeleid is ingezet vanwege de schadelijke effecten van deze activiteit op de bodem en de flora en de fauna ter plaatse. Als blijkt dat het in de toekomst mogelijk is om door technische verbeteringen de schade aan de natuur door machinale winning te verminderen, dan kan het uitsterfbeleid voor mechanische pierenwinning worden heroverwogen. Dan zullen wij, als die situatie zich voordoet, op dat moment samen met de sector bezien of er oplossingen zijn.

Ik kom bij de vraag van de heer De Jong over flexibilisering van de vergunningen op de Waddenzee. De vergunningverlening wordt nu al zoveel mogelijk afgestemd op de betreffende visseizoenen. Dat is de situatie nu. Op basis van het advies van de heer Hollenga wordt in het Programma «Naar een rijke Waddenzee» het advies over onder andere de flexibilisering van de genoemde rechten verder uitgewerkt.

Ik kom bij de visserij in de Natura 2000-gebieden op zee. Het gaat daarbij om gebieden met een aantal welluidende namen. In de twaalfmijlszone gaat het om de Vlakte van de Raan. Dat aanwijzingsbesluit is gereed ter ondertekening. De aanwijzing vindt plaats voor het eind van het jaar. Het aanwijzingsbesluit voor de Noordzeekustzone ligt ook klaar. Het aanwijzingsbesluit voor de Doggersbank is voorzien voor medio 2011. Dat geldt ook voor het besluit voor de Klaverbank en voor het Friese Front. De genoemde Natura 2000-gebieden zullen worden beschermd tegen de negatieve effecten van bodemberoerende visserij. De afsluiting van gehele gebieden is niet aan de orde. Het gaat om het beperken van de negatieve effecten van de bodemberoerende visserij en niet om een afsluiting. Er vindt nu intensief overleg plaats met het bedrijfsleven en de natuurorganisaties. Binnenkort wordt het eerste resultaat bekend gemaakt.

De heer Slob heeft een vraag gesteld over de pangavis. Ik heb daar veel van gegeten, maar ik had nooit het gevoel dat ik iets verkeerds deed. Toen ik de heer Slob hoorde spreken, vroeg ik mij af of dat wellicht toch het geval is geweest. Hij vroeg hoe het staat met de uitvoering van de motie-Cramer over duurzaamheids- en dierenwelzijnseisen aan importproducten van buiten de EU. De Kamer is in april geïnformeerd over de uitvoering van de motie. Zodra de uitspraak over de procedure tegen de EU, aangespannen door Canada en Noorwegen, over het EU-importverbod op zeehondenbont er ligt, kunnen wij de Kamer verder informeren. Die procedure is mede op initiatief van Nederland ingesteld. Het gaat hier namelijk om vragen die direct met de WTO en de WTO-kaders van doen hebben. De WTO staat wel allerlei mogelijkheden voor importverboden vanwege voedselveiligheid toe, maar niet vanwege duurzaamheidscriteria of overwegingen van dierenwelzijn. Dat is de situatie van nu. Dat wil zeggen dat wij de pangasius voorlopig in de schappen blijven aantreffen, met alle kanttekeningen die er al bij zijn geplaatst.

Dit was de eerste categorie «overigen». Ik heb ook nog een tweede categorie.

De voorzitter: Maakt u eerst dit onderdeel geheel af.

Staatssecretaris Bleker: De heer Van Gerven vraagt of er gevist wordt in het compensatiegebied van de Tweede Maasvlakte. In het compensatiegebied geldt dat visserij met wekkerketting verboden is. Garnalen- en schelpdierenvisserij zijn alleen toegestaan met een vergunning volgens de Natuurbeschermingswet. In de rustgebieden vindt geen visserij plaats. Er is dus geen intensieve visserij in de compensatiegebieden.

Mevrouw Ouwehand heeft een vraag over de import van genetisch gemanipuleerd materiaal uit de Verenigde Staten. Voor het toestaan van de import van genetisch gemodificeerd voedsel zijn Europese kaders van toepassing. Tot op heden is er een vrij stringent beleid van kracht. Er vindt discussie plaats. Binnenkort komt dit onderwerp aan de orde in een overleg met de Kamer.

De heer Dijkgraaf wil weten of de aalvissers voor 1 december compensatiegelden krijgen. Dat lukt gewoon niet. De beschikkingen worden uiterlijk 1 februari verstuurd. Binnen enkele weken daarna wordt het geld naar de rekening overgemaakt.

De laatste vraag van algemene aard betreft de aanvragen voor kleinschalige vismarkten, die niet via de Dienst Regelingen zouden moeten lopen. Het gaat hier om subsidies uit het Europees Visserijfonds. De Europese Commissie heeft de Dienst Regelingen aangewezen als uitvoerende instantie. Ook bij het VIP ziet de Dienst Regelingen toe op de juiste uitvoeringen; het gaat immers om publieke middelen. Het is dus een zaak van de Europese Commissie. Deze heeft de Dienst Regelingen als uitvoerende en betalende instantie aangewezen.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter: Dank u wel. De heren Slob en Koppejan en mevrouw Van Veldhoven hebben nog een vraag. Houd het alstublieft kort, anders wordt een tweede termijn heel ingewikkeld.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vragen over de Europese verplichting van het e-logboek.

De heer Koppejan (CDA): Mijn vraag gaat over de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden. De staatssecretaris heeft vanmiddag duidelijk aangegeven dat hij Natura 2000-gebieden op het land toch nader tegen het licht wil houden. Mijn vraag is of dat ook geldt voor de Noordzee en dan met name de kustzone. De doelstelling is daar herstel. Dat zou volgens mijn fractie behoud moeten zijn, want ook voor de Waddenzee is dat de doelstelling.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb een vraag over de certificering in Nederland. De budgetten zouden op zijn, maar de staatssecretaris zegt dat hij toch het ASC-keurmerk wil stimuleren. Trekt hij daar extra geld voor uit? Waar komt dat geld dan vandaan?

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb nog twee overgebleven vragen. Ten eerste. Is de staatssecretaris bereid zich in te zetten om het percentage wat de pulskor mag gebruiken verhoogd te krijgen in Brussel? Ten tweede. Is het mogelijk om de compensatie voor het stilleggen van de visrechten op de aal voor 31 december naar betrokken partijen over te maken? Dat zou helpen om het probleem daar op te lossen.

Staatssecretaris Bleker: Op de laatste vraag van de heer Dijkgraaf heb ik al geantwoord. Er moet een aanvraagtermijn zijn. Vervolgens wordt er beschikt op 1 februari. Zo snel mogelijk daarna wordt er betaald.

Dan de vraag over de 20% voor de pulskormethode. Wij willen ons inzetten om dat te bereiken in Europees verband. In december stel ik dat aan de orde in de Visserijraad.

Mevrouw Van Veldhoven vraagt of er geld beschikbaar is voor de certificering van ASC. Ja, wij zullen wat geld vrijmaken om dit onderwerp een stimulans te geven.

Dan kom ik op de vraag over de Natura 2000-gebieden. Het land is weer iets anders dan de zee. Er zijn nu geen aanwijzingen, zoals we die bij een veertig- tot zestigtal gebieden op land wel hebben, dat we op zee moeite zullen hebben om daar maatregelen te treffen die het haalbaar, betaalbaar en voor de omgeving werkbaar houden. Vandaar dat we uitstellen. De aanwijzing hebben we nog niet een-twee-drie voor de gebieden die hier gelden. Daarbij komt dat de aanwijzing daar gepland is voor eind 2010, 2011. Daar zit dus wat meer termijn op.

De heer Koppejan (CDA): Mag ik één vraag ...

De voorzitter: U bent er doorheen.

Staatssecretaris Bleker: Nee hoor.

De voorzitter: Ik had het tegen de heer Koppejan.

Staatssecretaris Bleker: Sorry.

De heer Koppejan (CDA): Is de staatssecretaris bereid om toch eens met de vissers te gaan praten over de vraag of zij deze positieve inschatting met hem delen?

Staatssecretaris Bleker: Ja.

Ik kom op het e-logboek. Een organisatie heeft € 440 000 ontvangen om ... Ik kan dit handschrift van een van de medewerkers niet lezen.

De voorzitter: Ik stel voor dat dit in tweede termijn wordt beantwoord. Dan is er nog de vraag van mevrouw Van Veldhoven en de centen voor certificering.

Staatssecretaris Bleker: Die heb ik net beantwoord.

De voorzitter: Ik doe ook mijn best om alles bij te houden! Dat kwam er wat knorrig uit.

Ik schors de vergadering voor een minuut. Daarna volgt de tweede termijn. Het lijkt mij het handigst als die zich beperkt tot twee minuten spreektijd per fractie, inclusief het voorlezen van moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter: Ik besluit bij dezen dat de eindtijd 22.30 uur wordt. Dan hebben wij iets meer tijd en dat betekent dat de leden drie minuten spreektijd per fractie krijgen, inclusief het voorlezen van de moties. Er zijn geen interrupties mogelijk.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn goede en uitgebreide beantwoording. Ik ben in ieder geval blij met de opmerking dat er voor de staand want aan de Noordzeekant bij de eilanden voor historisch-educatief gebruik voor 1 januari onder voorwaarden een oplossing komt. Ik denk dat dit zal lukken.

Ik dien drie moties in. De eerste gaat over het ASC-keurmerk.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat certificering van het internationale Marine Stewardship Council voor duurzame visserij inmiddels een breed bekend keurmerk is en bijgedragen heeft zowel aan de verbetering van de duurzame visvangst als aan het imago van de Nederlandse vis;

constaterende dat naast het MSC-keurmerk voor wilde vis, sinds kort door het Aquaculture Stewardship Council standaarden worden ontwikkeld door breed gedragen ronde tafels en dat het door concurrentie tussen wilde en kweekvis niet mogelijk gebleken is, het ASC onder te brengen bij het MSC;

van mening dat op duurzame wijze gekweekte vis een betere positie op de afzetmarkt dient te krijgen door middel van een Aquaculture Stewardship Council keurmerk, zodat ook kweekvis de slag naar verduurzaming kan maken;

verzoekt de regering, de ontwikkeling van het ASC-keurmerk op soortgelijke wijze als het MSC-keurmerk te steunen en te faciliteren op het moment dat deze voldoet aan de VN-richtlijnen voor ecolabels voor visserij en aquacultuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi, Koppejan, Slob, Van Veldhoven en Houwers.

Zij krijgt nr. 48 (32 500-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kleine vismarkten voor dagverse vis van toeristische waarde zijn en passen bij duurzame visserij;

overwegende dat de inrichting van kleine vismarkten voor dagverse vis bij uitstek past bij de doelstelling en intentie van het Europees Visserijfonds;

overwegende dat de Dienst Regelingen ongeschikt blijkt voor de aanvragen van deze kleine vismarkten voor dagverse vis;

verzoekt de regering, de aanvragen en financiering van kleine vismarkten voor dagverse vis onder te brengen bij het Visserij Innovatie Platform,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi, Koppejan en Houwers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49 (32 500-XIII).

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ten slotte dien ik een motie in over de omgekeerde bewijslijst bij het tegengaan van stroperij. De staatssecretaris kwam een heel eind in de richting, maar ik dien toch maar de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat visstroperij een negatieve invloed heeft op verduurzaming van de reguliere visserij;

constaterende dat het verkopen van illegaal gevangen vis verboden is, maar het aankopen en doorverkopen niet, dat hierdoor diverse restaurateurs illegaal gevangen vis op het menu kunnen plaatsen en dat de consument niet weet of hij legaal gevangen vis geserveerd krijgt;

van mening dat de aanpak van visstroperij gediend zou zijn bij het instellen van omgekeerde bewijslast bij visverkoop;

verzoekt de regering, te onderzoeken of het instellen van een dergelijke omgekeerde bewijslast een adequaat instrument zou kunnen zijn in het tegengaan van stroperij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi, Koppejan en Houwers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (32 500-XIII).

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Hij heeft uitgesproken dat er wat de MZI's betreft in zijn beleving geen mogelijkheden zijn voor areaaluitbreiding, waarbij met name het gebrek aan draagvlak blijkbaar de overweging is. Dat is een inschatting. Daar staat tegenover dat, als je enige innovatie wilt behouden, innovatieve bedrijven de ruimte moet worden gegeven. Dat is voor ons de overweging om de volgende motie in te dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • innovatie wezenlijk is voor de Nederlandse economie en zeker in de huidige situatie;

  • innovaties en innovatieve ondernemers noodzakelijk blijven voor een succesvolle uitvoering van het Mosselconvenant;

  • de Kamer grote waardering heeft voor innovatieve ondernemers die risicodragend en met lef aan het MZI-traject zijn begonnen ver voor 2004;

  • de brief d.d. 31 augustus 2009 als uitwerking had dat MZI-pionierbedrijven werden geliquideerd;

  • de minister per brief van 29 september 2010 een onvolledige oplossing biedt voor de pionierbedrijven van voor 2004;

  • de gesprekken over de – broodnodige – innovatieprojecten met PO en NGO nog lopend waren en met deze brief eenzijdig worden afgebroken;

spreekt uit dat:

  • het ongewenst is dat de eerder genoemde MZI-bedrijven worden beëindigd vanuit de ministeriële regeling;

  • de ministeriële regeling op dit punt dient te worden aangepast, binnen de ecologische ruimte van de Waddenzee en zodanig dat de uitvoering van een volledige transitie door de bodemzaadvissers niet wordt belemmerd;

en draagt de staatssecretaris op:

  • de MZI-bedrijven die bedrijfsmatig voor 2004 bezig waren, niet te beëindigen en geen productiecapaciteit af te nemen;

  • innovatieve projecten te bevorderen door het lopende overleg over innovatie tussen MZI'ers, NGO en PO hierop uit te dagen;

  • hierover uiterlijk voor het kerstreces de Kamer een eindrapportage voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Houwers, Dijkgraaf, Jacobi en Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (32 500-XIII).

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik begin met het indienen van drie moties en zal daarna nog enkele opmerkingen maken. Allereerst de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat jonge paling die in de sterk vervuilde rivierbodems opgroeit, te hoge dioxinegehaltes krijgt;

overwegende dat paling met te hoge dioxineniveaus niet geschikt is voor de voortplanting;

overwegende dat paling een bedreigde diersoort is;

verzoekt de regering, een plan op te stellen waarbij de jonge paling weggevangen wordt uit dit met dioxine vervuilde gebied en overgezet naar schone wateren, waar deze bedreigde diersoort de kans heeft om op te groeien met acceptabele dioxineniveaus,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (32 500-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen voor sanering van de met dioxine vervuilde rivierbodems;

verzoekt de regering tevens, te onderzoeken in hoeverre vervuilende fabrieken zoals Thermphos mee kunnen betalen aan kosten ten gevolge van de betreffende rivierbodemvervuiling dan wel hier aansprakelijk voor gesteld kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (32 500-XIII).

De heer Van Gerven (SP): Dit is mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, een onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de ecologische kwaliteit van de compensatie van de Tweede Maasvlakte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (32 500-XIII).

De heer Van Gerven (SP): Ik heb nog enkele korte opmerkingen. Ik had de staatssecretaris gevraagd of hij de motie-Polderman/Irrgang zou willen uitvoeren. Die gaat over de visserij in Noordwest-Afrika bij Mauritanië en over de subsidiestroom die daar nog steeds is. Wil de staatssecretaris zich sterk maken voor het afbouwen van die subsidie van 50% naar 0%?

Hoe gaat de staatssecretaris de aangenomen motie uitvoeren over het stoppen met zoutbaden als methode om vissen te doden?

Tot slot kom ik op de visie van de duurzame visserij in de Waddenzee. Wij zouden graag zien dat ook het element van dierenwelzijn daarbij wordt betrokken en dat de Dierenbescherming wordt betrokken bij de ontwikkeling van die visie. Ik krijg graag de toezegging dat dit zal gebeuren.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Ik krijg nog graag antwoord op de vraag over het ratificeren van internationale verdragen.

Ook wil ik de staatssecretaris wijzen op de motie-Atsma/Koppejan, waarin de regering wordt opgeroepen om mogelijke gevolgen van het uitbreiden van de Natuurbeschermingswet naar de Europese economische zone in kaart te brengen. Misschien kan de staatssecretaris dat combineren met zijn gesprek met de vissers over het Natura 2000-beleid.

Ik dien twee moties in. De eerste gaat over de sector sportvisserij en de sector beroepsvisserij.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sportvissers en beroepsbinnenvissers in dezelfde wateren vissen en daarmee een gezamenlijk belang hebben bij de ontwikkeling van een duurzaam visbestand in de binnenwateren;

overwegende dat er al jaren sprake is van een patstelling tussen de beroepsvisserij en de sportvisserij over diverse onderwerpen waaronder het functioneren van VBC's, het opstellen van gezamenlijke Visplannen en het benutten van schubvis op de binnenwateren;

verzoekt de regering, naar het voorbeeld van de mosselsector en de kottersector, een onafhankelijke bemiddelaar aan te stellen die samen met vertegenwoordigers van de sector beroepsvisserij en de sector sportvisserij gaat werken aan een gezamenlijke visie en meerjarenafspraken gericht op een duurzaam visbestand en toekomstperspectief voor zowel de beroepsvisserij als de sportvisserij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan, Jacobi, Houwers, Van Veldhoven, Slob en Dijkgraaf.

Zij krijgt nr. 55 (32 500-XIII).

De heer Koppejan (CDA): Mijn tweede motie gaat over sportvisserijfaciliteiten en waterstaatkundige werken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bijna 2 miljoen Nederlanders plezier beleven aan sportvisserij;

overwegende dat er de komende jaren nog veel waterstaatkundige werken waaronder een groot aantal dijkversterkingen gerealiseerd moeten worden;

overwegende dat met relatief kleine aanpassingen aan het ontwerp, zoals vlakke taluds en de bekleding van de dijken, veel extra mogelijkheden voor sportvissers en recreanten worden gecreëerd die vaak zonder substantiële meerkosten gerealiseerd kunnen worden binnen de bestaande begroting;

overwegende dat wanneer er sprake is van meerkosten voor deze extra faciliteiten voor sportvisserij er in overleg met direct betrokkenen (lokale overheden, organisaties voor sportvisserij en recreatie) altijd een beroep mag worden gedaan op cofinanciering;

verzoekt de regering, standaard bij het ontwerp van waterstaatkundige werken, in overleg met direct betrokkenen (lokale overheden, organisaties voor sportvisserij en recreatie) de mogelijkheden voor sportvisserij te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan, Houwers, Jacobi, Van Veldhoven, Slob en Dijkgraaf.

Zij krijgt nr. 56 (32 500-XIII).

De heer De Jong (PVV): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor de beantwoording. Ik wil nog benadrukken dat de PVV absoluut niet de totale sportvisserij over één kam wil scheren. Het is belangrijk om dit te onderstrepen. Wij maken ons wel zorgen over het ongelijke speelveld. Dat is de reden waarom ik de motie mede heb ondertekend die zo dadelijk door de heer Dijkgraaf zal worden ingediend.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Duurzaamheid staat voor D66 voorop. Wij zijn dan ook erg blij met de toezegging van de staatssecretaris dat duurzaam beheer van de visstanden uitgangspunt is van zijn beleid. Uiteraard gaan wij de staatssecretaris daar de komende jaren graag aan houden. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Noordzeevloot wereldwijd de grootste hoeveelheid bijvangst binnenhaalt;

overwegende dat het grootste gedeelte van de teruggegooide vissen dit niet overleeft;

overwegende dat de visstand in de Noordzee kwetsbaar is en dat er juist quota zijn opgesteld om de visstand te verduurzamen;

overwegende dat er experimenten lopen in bijvoorbeeld Denemarken met een verscherpte controle op bijvangst door middel van camera's;

verzoekt de regering, de Europese uitrol van het Deense experiment of andere oplossingen ter voorkoming van bijvangst actief in Brussel te promoten bij de herziening van het gemeenschappelijke visserijbeleid, en in de tussentijd te bezien welke maatregelen in Nederland alvast kunnen worden genomen zonder het level playing field te verstoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, El Fassed en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (32 500-XIII).

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik ga verder met mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer eerder haar grote zorg heeft uitgesproken over de paling uit de grote rivieren en de Biesbosch, die in de voedselketen is gekomen;

overwegende dat de regering ervoor koos om de sector nogmaals de gelegenheid te geven om haar verantwoordelijkheid te nemen, onder andere door de sector te verzoeken in december niet te vissen en snel een keurmerk te ontwikkelen, terwijl intussen door de regering aan het voorbereiden van een juridische basis voor het vangstverbod werd gewerkt;

overwegende dat de sector heeft laten weten in december gewoon de vangst te hervatten met de intentie de vis op de markt te brengen;

overwegende dat de kosten voor het testen van deze vis op een te hoog dioxinegehalte nu ten laste van de algemene middelen komen in plaats van ten laste van de sector zelf, zoals onder het reguleringsregime zoals door de regering voorgesteld;

verzoekt de regering, te concluderen dat de sector haar eigen verantwoordelijkheid niet neemt, en dus conform toezegging over te gaan tot het aankondigen van een vangstverbod voor paling uit de vervuilde gebieden, in het belang van zowel de sector als de consumenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, El Fassed, Ouwehand en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (32 500-XIII).

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris voor het beantwoorden van de vragen en opmerkingen. Ik dank de staatssecretaris ook voor de heldere maar toch zeer korte duiding van duurzaamheid in het visserijdossier. Ik begrijp dat zijn aanwezigheid bij de Visserijraad op het moment van de installatie van het nieuwe kabinet niet heeft geleid tot een stevig optreden tijdens die Raad. Des te groter is het belang om tijdens de volgende Visserijraad en op de korte termijn bij de hervorming van het Europees visserijbeleid, stevig in te zetten op de duurzaamheid. Zo heeft de staatssecretaris het in het algemeen, weliswaar wat kort, geduid.

Ik kijk uit naar de actualisatie van de Nederlandse inzet voor het Europees visserijbeleid in januari. Voor de aankomende Visserijraad in december en de Nederlandse inzet daarna, dien ik de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Balans voor de leefomgeving 2010 stelt dat het huidige visserijbeleid onvoldoende heeft bijgedragen aan de vermindering van de overbevissing en nog niet heeft geleid tot een duurzame visserij;

overwegende dat slechts een derde van de commerciële visbestanden in de Noordzee in 2008 duurzaam werd bevist;

overwegende dat vangstquota van de visbestanden niet effectief waren hoewel de quota aan de hand van adviezen van internationale onderzoekers werden vastgesteld;

overwegende dat slechts voor 8% van de visbestanden wetenschappelijk advies daadwerkelijk werd gevolgd;

verzoekt de regering, bij de onderhandelingen over vangstquota in de Visserijraad van december te pleiten voor vangstquota op basis van wetenschappelijk advies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden El Fassed en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (32 500-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het bestand aan blauwvintonijn de laatste 40 jaar met 75% is afgenomen en meer dan de helft van dit verlies ontstond tussen 1997 en 2007;

overwegende dat Franse, Spaanse en Italiaanse vissers doelbewust vangstquota van blauwvintonijn schenden;

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat er jarenlang op grote schaal gefraudeerd is met de blauwvintonijn;

overwegende dat Nederland de blauwvintonijn altijd goed heeft beschermd;

verzoekt de regering, in de Visserijraad te pleiten voor een verkoopverbod van blauwvintonijn, en als dit niet haalbaar blijkt, zich aan te sluiten bij het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Zweden door steun uit te spreken voor een harde maximumgrens en het afsluiten voor visserij van paaigebieden in de Mediterraanse Zee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden El Fassed en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (32 500-XIII).

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris ook voor zijn antwoorden. Ik onderdruk enig gevoel van teleurstelling over een deel van de gegeven antwoorden, met de wetenschap dat de staatssecretaris eerlijk heeft aangeven dat hij iets meer tijd nodig heeft om zich verder in te werken in dit weerbarstige dossier. Hij heeft mij de toezegging gedaan dat hij in januari met een nader uitgewerkte visie komt. Waarvan akte.

Ik ben uiteraard ook blij met zijn toezegging dat hij op zoek gaat naar geld voor blueport Urk. Wij kennen zijn politieke lenigheid inmiddels wel, dus het zal wel lukken.

Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de overwegend duurzaam gevangen Nederlandse platvis in toenemende mate zware concurrentie ondervindt van Aziatische kweekvis, waaronder de pangasiusfilet uit Vietnam;

overwegende dat de Verenigde Staten als enige land in de wereld importheffingen opleggen voor pangasius om de eigen visserijsector te beschermen;

constaterende dat in 2011 wereldwijde certificering voor kweekvis door de Aquaculture Stewardship Council (ASC) wordt geïntroduceerd;

overwegende dat importheffingen op gespannen voet staan met het principe van visserij als wereldmarkt, maar dat er geen twijfel mag zijn over de productiewijze van kweekvis;

spreekt uit dat het wenselijk is dat vanaf het moment dat ASC-certificering mogelijk is en redelijkerwijs door de markt kan zijn geïmplementeerd, alleen nog import van pangasius toe wordt gestaan welke ASC-gecertificeerd is;

verzoekt de regering, in Europees verband steun te verwerven voor dit standpunt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Koppejan, Jacobi, Dijkgraaf en Houwers.

Zij krijgt nr. 61 (32 500-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2011 wereldwijde certificering voor kweekvis door de Aquaculture Stewardship Council (ASC) wordt geïntroduceerd;

overwegende dat er binnen ASC nog geen standaard in ontwikkeling is voor de meerval;

overwegende dat de Milieukeur standaard een goede kwantitatieve basis biedt om een aquacultuurdialoog voor de meerval te starten met het oog op de ontwikkeling van een ASC-standaard voor de meerval;

overwegende dat pangasius een meervalsoort is en de toepassing van de ASC-standaard voor pangasius mogelijk verbreed kan worden naar andere meervalsoorten;

verzoekt de regering, te bevorderen dat er een ASC-standaard komt voor meerval, door een aquacultuurdialoog voor de meerval te starten, te verkennen of de toepasbaarheid van de ASC-standaard voor pangasius kan worden verbreed, de beschikbare kennis van de Milieukeur hiervoor in te zetten en de Kamer hierover binnen een jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Koppejan, Jacobi en Houwers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (32 500-XIII).

De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb nog een antwoord tegoed over het e-logboek; dat zou ik graag in tweede termijn willen krijgen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Zijn stijl staat mij wel aan; een beetje Rotterdamse aanpak, maar ook de Groningse aanpak. De uiteinden van het land verbinden elkaar weer. Ik ga ervan uit dat de januaribrief dermate concreet is dat wat daarin staat afrekenbaar is op doelen. Ik denk dat dit ook bij die stijl hoort.

Over één punt was ik duidelijk minder tevreden, namelijk de aanpak rond de mosselzaadinvanginstallaties, de MZI's. Die stelt mij eerlijk gezegd teleur. Ik vind niet dat wij in dit land zo met innovatieve ondernemers moeten omgaan die hun nek uitsteken. Ik weet dat zij geen rechten hebben, maar als het plan zo aanslaat en de desbetreffende ondernemer ook bereid is om opnieuw fors te investeren, dan vind ik echt dat wij ons, als land als geheel, tekort doen als wij dat niet belonen met het bieden van een oplossing. Er zijn oplossingen en er is een motie over ingediend door de heer Houwers, die ik van harte ondersteun. Ik vind dat het eigenlijk bij deze staatssecretaris hoort om daar een oplossing voor te vinden.

De staatssecretaris zei dat er geen waterscheiding is van de visrechten. Dat deel ik en ik wil hem graag helpen in zijn kordate aanpak om daarvoor een oplossing te vinden, door het indienen van de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de beroepsvissers en sportvissers van verschillende Visstand Beheer Commissies op de staatswateren geen gezamenlijk visplan hebben ingediend vanwege gebrek aan overeenstemming;

constaterende dat door de splitsing van visrechten beroepsvissers in veel gevallen de beschikking hebben over het aalvisrecht en sportvissers over het schubvisrecht;

overwegende dat beroepsvissers vanwege de wettelijke beperking van de aalvisserij op zoek zijn naar alternatieve inkomstenbronnen, waaronder de schubvisserij;

overwegende dat door de splitsing van visrechten de beroepsvisserij voor het vissen op schubvis afhankelijk is van de bereidwilligheid van de sportvisserij en dat daarmee binnen de Visstand Beheer Commissies sprake is van een ongelijk speelveld;

overwegende dat een duurzame benutting van de gehele visstand door zowel sport- als beroepsvisserij het uitgangspunt van het Beleidsbesluit Binnenvisserij is;

van mening dat het voor een duurzame benutting van de visstand noodzakelijk is dat overeenstemming bereikt wordt over de visplannen en dat een gelijk speelveld tussen sport- en beroepsvisserij hier een voorwaarde voor is;

verzoekt de regering, de splitsing van visrechten op de staatswateren te herzien en zowel sport- als beroepsvisserij het recht op duurzame benutting van de volledige visstand te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf, Houwers en De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (32 500-XIII).

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik kan de eerlijkheid van de staatssecretaris waarderen. Hij zegt namelijk dat hij nog niet helemaal is ingewerkt en in januari 2011 met een aanvullende brief zal komen. Ik vraag hem daarin duidelijk te maken hoe hij de duurzaamheid precies ziet waar ik naar heb gevraagd. Ik vraag hem ook om schriftelijk te reageren op het rapport waarover ik heb gesproken. Ik kan mij voorstellen dat dit nu nog even niet kan.

Binnen Europa wordt over de genzalm gesproken. Ik vraag of we voor de eerstvolgende Landbouw- en Visserijraad een schriftelijke reactie kunnen krijgen op het nieuws uit Amerika. Het lijkt er namelijk op dat we met de huidige Europese regels de genetisch gemanipuleerde zalm niet uit Europa kunnen weren. Ik weet graag hoe dit zit voor de volgende bespreking.

Ik maak nog een opmerking over de bescherming van de gebieden. De staatssecretaris heeft gesproken over de Natura 2000-gebieden met klinkende namen. Er zijn er meer, zoals de Centrale Oestergronden en de Gasfonteinen, gebieden die mogelijk aan de criteria van OSPAR voldoen. Is de staatssecretaris bereid om de Kamer een brief te sturen met de gebieden welke nog worden beoordeeld op het voldoen aan de criteria van ofwel de Habitatrichtlijnen ofwel OSPAR, zodat wij daarover mogelijk in januari a.s. kunnen spreken?

Ik sluit af met een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tijdens de afgelopen biodiversiteitstop in Nagoya is afgesproken om vanaf 2020 geen subsidies meer te verstrekken die schade berokkenen aan de biodiversiteit;

overwegende dat mariene ecosystemen vanwege overbevissing, bijvangst en schadelijke vangsttechnieken aanzienlijk worden aangetast door de commerciële visserij;

verzoekt de regering, op korte termijn met voorstellen te komen voor de afbouw van (Europese) visserijsubsidies naar nul in 2020,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (32 500-XIII).

De vergadering wordt van 21.55 uur tot 22.08 uur geschorst.

De voorzitter: De staatssecretaris is gearriveerd en ik geef hem het woord voor zijn antwoorden in tweede termijn. Ik stel voor, dat hij eerst zijn hele betoog afmaakt en alle moties becommentarieert. Ik sluit niet uit dat dan de tijd op is. Ik geef hem nu het woord.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. In de eerste plaats wil ik u en de hier aanwezige leden van de Kamer bedanken voor de clementie die u allen hebt betoond door mij in staat te stellen om in januari met een reactie dan wel een visie te komen op een aantal zaken die ik nu niet toereikend kon beantwoorden. Het heeft absoluut niet aan de ambtelijke ondersteuning gelegen dat ik daartoe nog niet in staat was. Er werd mij heel veel aangeleverd, maar dit is voor mij de beste route om mij en u te bedienen. Dank daarvoor.

Dan ga ik in op de moties. De motie-Jacobi c.s. op stuk nr. 48 over het ASC-keurmerk zie ik als ondersteuning van staand beleid. De aanneming van de motie op stuk nr. 49 over kleine vismarkten voor dagverse vis wil ik ontraden. De regionale projecten vallen onder het Europese Visserijfonds. Het Visserij Innovatie Platform adviseert al over voorstellen en de Dienst Regelingen is uitvoerend orgaan. De motie op stuk nr. 50 over een omgekeerde bewijslast bij stroperij wil ik zien als ondersteuning van staand beleid, zoals verwoord in reactie op onder andere de inbreng van mevrouw Jacobi. Ik zal zien wat daarmee gedaan kan worden.

De voorzitter: Mag ik de leden overigens nog in overweging geven dat een motie die wordt gezien als ondersteuning van staand beleid ook kan worden ingetrokken?

Staatssecretaris Bleker: De motie-Houwers c.s. op stuk nr. 51 gaat over de MZI-innovatie en bedrijven van voor 2004. Ik ontraad de aanneming van die motie, omdat het mosselconvenant daarmee op losse schroeven kan komen te staan. Bovendien wordt de suggestie gewekt dat de bedrijven, behalve dat ene bedrijf, op slot zouden zijn. Ze krijgen echter stapsgewijs als onderdeel van het mosselconvenant uitbreiding van hectares. Dan de motie-Van Gerven op stuk nr. 52 over rivierbodems. Er loopt al een VIP-project waarin dat wordt onderzocht en waarin mogelijkheden worden uitgewerkt. In die zin is deze motie overbodig. Dan kom ik op de motie op stuk nr. 53 over het aanspreken van vervuilende fabrieken.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter ...

De voorzitter: We hebben het over de motie-Van Gerven op stuk nr. 53.

De heer Van Gerven (SP): De vorige motie ging over het wegvangen van de jonge paling.

De voorzitter: De aanneming van die motie is door de staatssecretaris ontraden.

Staatssecretaris Bleker: Omdat die overbodig is.

De heer Van Gerven (SP): Waarom is die overbodig?

De voorzitter: We gaan dit rondje nu even niet doen, mijnheer Van Gerven. Ik heb net gezegd dat de staatssecretaris nu eerst alle moties gaat becommentariëren en dan antwoord geven op nog te stellen vragen, als we daarvoor nog tijd over hebben. De staatssecretaris gaat verder.

Staatssecretaris Bleker: Aanneming van de motie op stuk nr. 53 van de heer Van Gerven wil ik ontraden. Het is onmogelijk om een causaal verband te leggen tussen bepaalde fabrieken in andere landen en de vervuiling. De bronnen zijn te diffuus. Daartoe zien wij geen mogelijkheden. Ook aanneming van de motie-Van Gerven op stuk nr. 54 ontraden wij. De compensatie is afgerond en er zijn geen redenen voor aanvullende onderzoeken.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 55 van de heer Koppejan c.s. Ik stel de indieners voor om de motie aan te houden. Geef mij de tijd om de gesprekken aan te gaan en om eventueel vervolgens over te gaan tot de aanwijzing van een bemiddelaar.

De heer Koppejan (CDA): Dat zullen we doen.

De voorzitter: Op verzoek van de heer Koppejan stel ik voor, zijn motie (32500-XIII, nr. 55) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Bleker: Ik kom op de motie-Koppejan c.s. op stuk nr. 56 over het ontwerp van waterstaatkundige werken. Ik laat het aan de Kamer over om haar oordeel daarover uit te spreken.

Ik kom op de motie-Van Veldhoven c.s. op stuk nr. 57 over de uitrol van het Deense experiment. Die beschouw ik als ondersteuning van beleid.

De motie-Van Veldhoven c.s. op stuk nr. 58 over de paling en vervuilde gebieden is een beetje bijzonder. Feitelijk kunnen we namelijk niet constateren wat daarin geconstateerd wordt. Die motie is dus niet uitvoerbaar. Daarbij komt dat we eerst willen werken met dat keurmerk. U kunt er echt van op aan dat wij op dit punt 100% de vinger aan de pols houden. Ik ontraad de Kamer dus om deze motie aan te nemen.

Ik kom op de motie-El Fassed/Ouwehand op stuk nr. 59. Wij delen de opvatting dat wetenschappelijk advies heel belangrijk is voor de bepaling van quota en de onderhandelingen daarover. Het is echter nimmer zo dat een wetenschappelijk advies een-op-een het besluit is. Je zult dan toch je eigen bestuurlijke afweging moeten maken. Als de indieners bedoelen dat er heel zorgvuldig met die wetenschappelijke adviezen moet worden omgegaan en dat er geen onverantwoorde risico's dienen te worden genomen, deel ik die opvatting. Dat neemt niet weg dat ik de Kamer ontraad om deze motie aan te nemen.

De motie-El Fassed/Van Veldhoven op stuk nr. 60 over de blauwvintonijn beschouw ik als ondersteuning van beleid. De zorgen die de indieners daarover hebben, deel ik. In het eerstvolgende overleg van de Visserijraad met de collega's van Groot-Brittannië, Engeland en Zweden zal ik mij actief opstellen. De vorige keer zijn de onderhandelingen daarover niet tot een afronding gekomen. Dat onderwerp komt dus nog een keer aan de orde in de Visserijraad van december. Ik zal mijn bescheidenheid dan opzij zetten en daarover het woord voeren.

Ik ontraad de Kamer om de motie-Slob c.s. op stuk nr. 61 aan te nemen, omdat het in WTO-verband niet mogelijk is om dit te doen.

De motie-Slob c.s. op stuk nr. 62 beschouw ik als ondersteuning van beleid.

De motie-Dijkgraaf c.s. op stuk nr. 63 beschouw ik als overbodig. Ik zal een en ander meenemen in de gesprekken over het VBC-beleid. Eerder vandaag heb ik dat toegezegd

Tot slot kom ik op de motie-Ouwehand op stuk nr. 64. Ik ontraad de Kamer om die aan te nemen, omdat visserijsubsidies er niet zijn om schade te berokkenen aan de biodiversiteit. De tekst is heel kort door de bocht geformuleerd. Om die reden ontraad ik de Kamer dus om deze motie aan te nemen.

Dit waren de moties.

Er is een aantal vragen gesteld. De heer Koppejan heeft een vraag gesteld die ik nog niet beantwoord heb. Hij vroeg wat de stand van zaken is van de ratificering van internationale verdragen. Het betreft hier verdragen die in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie tot stand zijn gekomen. Deze vallen onder verantwoordelijkheid van het departement Infrastructuur en Milieu. Voor visserij is het verdrag onder STCW-F95 van belang. Dit verdrag is onvoldoende geratificeerd. Het bevat veertien van de minimaal benodigde vijftien ratificaties en is onder andere niet door Nederland geratificeerd. De reden is dat de opleidingseisen in dat verdrag lager zijn dan die in Nederland. Daarbij komt dat dit verdrag verouderd is en een update noodzakelijk is. Dat kan als het verdrag is geratificeerd en in werking treedt. Mondiale standaardisatie van opleidingseisen is naar mijn oordeel wenselijk. Wij gaan natuurlijk niet iets ratificeren dat een lager niveau bereikt dan in Nederland bestaat en dat wij ook mondiaal zouden willen.

Ik kom bij de zoutbaden en de bedwelming. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het bedwelmingsapparaat en is de staatssecretaris voornemens het verbruik daarvan verplicht te stellen, heeft de heer Van Gerven gevraagd. Het bedrijfsleven is zich bewust van de eigen verantwoordelijkheid voor het op een goede manier doden van kweekvis. Zo wordt het bedwelmingsapparaat voor meerval, dat reeds gebruiksklaar is, gebruikt door de grootste verwerker van meerval in Nederland. Hiermee wordt 60% tot 70% van alle in Nederland verwerkte meerval op een welzijnsvriendelijke manier geslacht. Het bedwelmingsapparaat voor paling wordt momenteel in de praktijk getoetst. Daarnaast werkt de stichting Duurzame Palingsector Nederland aan een duurzaamheidslabel voor paling waarbij een welzijnsvriendelijke bedwelmingsmethode is inbegrepen. Dat is de stand van zaken op dat punt.

Wat zijn de ervaringen van de AID met het e-logboek, is gevraagd. Het Productschap Vis heeft € 440 000 ontvangen. Het e-logboeksysteem is onstabiel gebleken. Vissers ondervinden geen hinder. Per 1 januari aanstaande zijn de technische problemen opgelost. Het klopt dat Belgische vaartuigen E-Catch hebben aangeschaft. Engelse en Schotse vaartuigen hebben interesse in het systeem dat wij hebben.

Er is een vraag gesteld over de motie-Polderman. In de motie staat dat partnerschapsovereenkomsten met derde landen belangrijk zijn voor zowel de EU als derde landen. Het gaat om het bevissen zoals bij Mauretanië het geval is. Over het bevissen aldaar vindt overleg plaats met de sector. De initiatieven zijn erop gericht dat het bevissen van die gebieden gepaard gaat met investeringen in de lokale economie en dat gedeeltelijke verwerking plaatsvindt aan land, zodat de lokale economie een stimulans krijgt. Daarvoor zetten wij ons in. Wij hebben daarover eerder een notitie aan de Kamer voorgelegd. Daarmee gaan wij verder.

De voorzitter: Daarmee is de staatssecretaris gekomen aan het einde van zijn termijn. Zijn er nog korte opmerkingen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb een aantal schriftelijke reacties gevraagd. Ik zag de staatssecretaris knikken toen ik daarover sprak, maar ik hoor graag een bevestiging dat mijn vragen schriftelijk zullen worden beantwoord. Het gaat over de genzalm, over de mensenhandel en de uitbuiting op schepen die mogelijk aan Europa leveren en over zijn visie op duurzaamheid in de januaribrief.

Staatssecretaris Bleker: Het antwoord is driemaal ja.

De voorzitter: Dat komt allemaal mee in de brief van januari?

Staatssecretaris Bleker: Ja.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Zo moet het niet. Het antwoord op de vraag over de genzalm ontvang ik graag voor de eerstvolgende Landbouw- en Visserijraad.

De voorzitter: Dat lijkt mij logisch.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): En het rapport ontvang ik graag zo snel als mogelijk.

De voorzitter: Oké, het punt is helder.

De heer Dijkgraaf (SGP): Motie nr. 63 gaat over de splitsing van de visrechten. De staatssecretaris zegt dat die motie overbodig is, maar ik interpreteer zijn antwoord in die zin – de staatssecretaris heeft dat ook aangegeven – dat hij het onderhandelingsproces zo ingaat dat er in ieder geval een herziening van rechten plaatsvindt. Om die reden houd ik de motie aan.

De voorzitter: Op verzoek van de heer Dijkgraaf stel ik voor, zijn motie (32 500-XIII, nr. 63) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik laat de beoordeling van de moties even gaan. Ik concentreer mij op het e-logboek. Gezien de tijd was dit een heel kort antwoord op mijn vraag hierover. Ik herinner mij dat de minister-president heeft aangegeven dat er niet zoveel brieven meer worden gestuurd, maar ik heb er grote behoefte aan om meer informatie te ontvangen over wat er op dit moment gaande is rond het e-logboek. Ik heb het sterke vermoeden dat het vooral bij de AID momenteel absoluut niet klopt. Ik heb daarnaast vragen over de besteding van de verstrekte subsidies. Hoe gaan wij daarmee om? Is de staatssecretaris bereid om ons toch een brief te sturen? Ik wil die op korte termijn ontvangen.

Staatssecretaris Bleker: Ik kan nu niets meer antwoorden op de vraag van de heer Slob. Als hij een brief wil, dan vind ik dat een bijzondere route, maar het is niet anders. Ik kan er nu niet meer over zeggen.

De voorzitter: Ik geef de staatssecretaris in overweging om deze kwestie te betrekken bij zijn uitgebreide brief van januari, of is dat te laat?

De heer Slob (ChristenUnie): Een andere mogelijkheid is dat wij vanuit de commissie hierover een schriftelijke procedure opstarten. Dan kan ik mijn vragen alsnog kwijt. Vervolgens moeten wij zo snel mogelijk een antwoord krijgen.

De voorzitter: Dan volgen er dus nog nadere schriftelijke vragen van de zijde van de Kamer. Die kan de staatssecretaris dan beantwoorden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kom nog even terug op de motie over de dioxinepaling. Ik loop de discussie van zojuist nog even langs. De staatssecretaris gaf aan dat hij, indien nodig, een vangstverbod zou instellen en dat hij, indien nodig, de definitie van zijn voorgangers zou volgen. Voor hen was doorslaggevend: indien de sector zijn verantwoordelijkheid niet neemt. Op mijn vraag of de staatssecretaris vond dat de sector zijn verantwoordelijkheid neemt nu er per december weer wordt gevist, zei hij klip-en-klaar: neen. De staatssecretaris vond dus dat er iets te concluderen was. Ik zie niet in op welk punt mijn motie onuitvoerbaar is. Ik vraag mij af waarom hij doelbewust een risico neemt met de volksgezondheid.

Staatssecretaris Bleker: Als het handelen van de sector ertoe leidt dat er onaanvaardbaar met dioxine vervuilde vis op de wal wordt gebracht en wordt aangeboden, dan heeft de sector zijn verantwoordelijkheid op dat moment niet genomen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dat is precies wat er in december gaat gebeuren, omdat de sector weigert het moratorium op het vangen door te laten lopen. Op de eerste mogelijkheid om zijn verantwoordelijkheid te nemen, zegt de sector: neen. Het zijn geen sportvissers. Het zijn beroepsvissers. Ze halen de vis niet uit het water om die vervolgens terug te gooien, maar om die op de markt te brengen. Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen?

Staatssecretaris Bleker: Precies wat ik zojuist zei. Als dat gebeurt, dan wordt voldaan aan het criterium dat mijn voorganger heeft gemeld. Dan wordt er gehandeld op de manier die mijn voorganger heeft aangegeven.

De heer Koppejan (CDA): Ik kom nog even terug op de motie-Atsma/Koppejan en de vraag of de staatssecretaris de uitvoering van die motie wil betrekken bij zijn gesprek met de visserijsector over de gevolgen van Natura 2000 voor de Noordzee.

Staatssecretaris Bleker: Ja.

De heer Van Gerven (SP): Ik heb de staatssecretaris niet gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de zoutbaden, want die hebben wij al eerder gehoord. Ik was benieuwd hoe hij gaat bewerkstelligen dat daar een eind aan wordt gemaakt. Het mag in de bekende januaribrief, maar er is al een motie over aangenomen. Ik verwacht dus wat meer dan alleen de stand van zaken.

Staatssecretaris Bleker: Ik heb niet gehoord wat de vraag aan mij is.

De heer Van Gerven (SP): Ik heb een vraag gesteld over de zoutbaden. De staatssecretaris heeft verteld wat de stand van zaken is. Die hebben wij al eerder gehoord. Er is daarna echter door de Kamer een motie aangenomen waarin wordt gesteld dat er een einde gemaakt moet worden aan zoutbaden als methode om vissen te doden. Wat gaat de staatssecretaris doen om dit te bewerkstelligen? Hoe gaat hij deze motie uitvoeren? Dat is mijn vraag en die reikt verder dan alleen het vertellen van de stand van zaken.

Staatssecretaris Bleker: De motie is al eerder aangenomen. Daar wordt nu dus al naar gekeken in contact met de sector. Ik hoop en vertrouw erop dat ik de Kamer over een paar maanden daarover kan informeren. Laten we het houden op januari, dan heb ik in die maand alles afgewikkeld.

De heer Van Gerven (SP): Ik begrijp niet dat de staatssecretaris de motie op stuk nr. 52 ontraadt. Ik wijs immers op een mogelijke oplossing voor het probleem, ook met betrekking tot het vangstverbod. Ik meende in het eerdere betoog van de staatssecretaris, een stuk verder terug deze avond, enige positiviteit daarover te ontwaren. Nu ontraadt hij echter de motie. Dat begrijp ik niet.

Staatssecretaris Bleker: Ik heb de motie aangemerkt als overbodig. De voorzitter heeft haar vervolgens op ontraden gezet.

De voorzitter: Ja, dat is een omissie van mijn kant. Ik hoorde mezelf zeggen dat ...

De heer Van Gerven (SP): Vindt de staatssecretaris de motie dan ondersteuning van beleid?

De voorzitter: Mijnheer Van Gerven, ik was nog aan het woord. Ik wil even zeggen dat ik iets te snel was toen ik het zo formuleerde. De staatssecretaris zei «overbodig». Punt. Mijn conclusie daarbij moet weggehaald worden.

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Geen vragen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik heb geen vragen.

De voorzitter: Nog één vraag dan, mevrouw Ouwehand. Uit coulantie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter, de brief met de stand van zaken betreffende de beschermde gebieden mag wat mij betreft worden meegenomen in de brief van januari. Ik ben vergeten hier in tweede instantie een «ja» op te vragen.

De voorzitter: Dat is al eerder toegezegd.

Staatssecretaris Bleker: Inderdaad. Het «ja» was al gegeven voordat u er opnieuw om vroeg, mevrouw Ouwehand.

De voorzitter: Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit overleg, en wel exact op tijd: fantastisch zoals de commissie en de staatssecretaris dit gedaan hebben.

Ik lees de toezeggingen voor.

  • 1. In januari 2011 zal de staatssecretaris met een brief komen waarbij op de volgende punten zal worden ingegaan:

    • een actualisatie van de Nederlandse inzet ten aanzien van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

    • de mogelijkheid om aal in schoon water uit te zetten;

    • een kabinetsreactie op de verkenning naar een nationale blueport door de heer Van Doorn;

    • de intensivering en het verdere beleid ten aanzien van de stroperij;

    • mensenrechtenschending op visserijschepen;

    • dodingsmethoden van paling.

  • 2. Voor de begrotingsbehandeling meldt de staatssecretaris aan de Kamer op welke wijze blueport Urk financieel ondersteund kan of zal worden.

  • 3. De staatssecretaris zegt toe, binnen tien dagen de Kamer te informeren over de mogelijkheid het verplichte boekje voor sportvissers af te schaffen. In deze brief wordt tevens ingegaan op de rechtsgevolgen ten aanzien van verplichtingen voor beroepsvissers in relatie tot de verplichte visbeheersplannen.

  • 4. De staatssecretaris zegt toe een kabinetsreactie op het advies van de SER naar de Kamer te sturen.

Wanneer gebeurt dit?

Staatssecretaris Bleker: In mijn tekst stond «voorjaar». Er zijn meerdere departementen bij betrokken, dus ik kan wel dapper toezeggen het in januari te doen, maar dat lukt niet. Het voorjaar begint volgens mij zo rond 1 maart, dus tussen 1 maart en 15 april kan ik het toesturen.

De voorzitter: Uiterlijk 15 april. De commissie houdt van helderheid en duidelijkheid.

5. De staatssecretaris zegt toe, voor het eerstvolgende algemeen overleg van de Landbouw- en Visserijraad een brief naar de Kamer te sturen over genetisch gemanipuleerde zalm. In de tekst – mevrouw Ouwehand had het hier al over – gaat de staatssecretaris ook nog nader in op alles wat met de aanwijzingen te maken heeft. Hij heeft dit in zijn antwoord aan de heer Koppejan over de Natura 2000-gebieden uitdrukkelijk gemeld.

Staatssecretaris Bleker: Inderdaad.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Gezien uw prachtige samenvatting van allerlei toezeggingen, wil ik de motie op stuk nr. 52 aanhouden. Dat is de motie over de jonge paling die wordt weggevangen in met dioxine vervuild gebied.

De voorzitter: Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (32 500-XIII, nr. 52) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik heb een verzoek van geheel andere orde. Het gaat over de stemmingen. Ik heb net gehoord dat ik morgen met mijn zoontje naar het ziekenhuis moet. Ik vroeg mij af of het bezwaarlijk was om volgende week te stemmen over de moties die vandaag zijn ingediend.

De voorzitter: Dat doen wij sowieso pas volgende week. Wij hebben vanmiddag in het wetgevingsoverleg over natuur afgesproken dat wij ook nog even zouden nagaan of wij op een ander moment stemmen dan normaal in het Presidium is afgesproken, omdat wij ook nog een begrotingsbehandeling hebben op de 23ste. Dat bespreken wij in de procedurevergaderingen.

Ik dank de staatssecretaris en zijn medewerkers, eenieder die de moeite en de tijd heeft genomen om dit te volgen en de ondersteuning.

Sluiting 22.32 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verburg (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), voorzitter, Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Jansen (SP), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Thieme (PvdD), Gesthuizen (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Groot (PvdA), Van Tongeren (GroenLinks), Ziengs (VVD), Braakhuis (GroenLinks), Gerbrands (PVV), Van Vliet (PVV), Dijkgraaf (SGP), Schaart (VVD), Verhoeven (D66) en Leegte (VVD).

Plv. leden: Jadnanansing (PvdA), Elias (VVD), Ormel (CDA), Van Hijum (CDA), Koolmees (D66), Van der Veen (PvdA), Klijnsma (PvdA), Irrgang (SP), Bijleveld-Schouten (CDA), Tony van Dijck (PVV), Ouwehand (PvdD), Van Gerven (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Jacobi (PvdA), Klaver (GroenLinks), Lodders (VVD), El Fassed (GroenLinks), De Mos (PVV), Van Bemmel (PVV), Van der Staaij (SGP), Houwers (VVD), Van Veldhoven (D66) en Taverne (VVD).

Naar boven