Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 32440 nr. 74 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 32440 nr. 74 |
Vastgesteld 4 oktober 2012
Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet (Aanbestedingsbesluit) evenals enkele aanverwante brieven. De volledige agenda is opgenomen aan het eind van dit verslag.
De op 28 september 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van 3 oktober 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie, P. Jansen
De adjunct-griffier van de vaste commissie, Van de Wiel
Inhoudsopgave |
||
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Vragen van de leden van de VVD-fractie |
2 |
|
Vragen van de leden van de PvdA-fractie |
3 |
|
Vragen van de leden van de PVV-fractie |
4 |
|
Vragen van de leden van de SP-fractie |
5 |
|
Vragen van de leden van de CDA-fractie |
6 |
|
Vragen van de leden van de D66-fractie |
7 |
|
Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie |
7 |
|
Vragen van de leden van de SGP-fractie |
7 |
|
II |
Antwoord / Reactie van de minister |
8 |
III |
Volledige agenda |
18 |
Vragen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet. Deze leden zien de noodzaak voor een nieuwe wet waarin de overheid op een transparante en effectieve manier inkoopt tegen de beste prijs-kwaliteitverhouding, waardoor ondernemers een goede en eerlijke kans maken op een opdracht.
Het proportionaliteitsbeginsel, dat inhoudt dat de keuzes die een aanbestedende dienst maakt en de eisen en voorwaarden die zij stellen, in redelijke verhouding dienen te staan tot de aard en omvang van de aan te besteden opdracht, is een van de dragende beginselen van het aanbestedingsrecht. De leden van de VVD-fractie zijn dan ook verheugd dat er een Gids proportionaliteit tot stand is gekomen waarin invulling wordt gegeven aan dat begrip en waar de schrijfgroep achter staat en die tevens aan alle juridische en wettechnische vereisten voldoet. Door de uitgebreide procedure om die gids tot stand te laten komen, via onder meer een klankbordgroep en consultatie geeft de Gids proportionaliteit een breed gedragen invulling van het proportionaliteitsbeginsel.
De leden van de VVD-fractie hebben nog wel enkele vragen en opmerkingen welke hieronder staan weergegeven.
Uitvoering van de motie van het lid Koppejan c.s. (32 440, nr. 56) over een meer professionele inkoop Vernieuwing van de rijksdienst
In de brief van 3 juli 2012 geeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan dat het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksoverheid tot een besparing leidt op inkoop van € 180 miljoen. Uitgaande van de totale aankopen en investeringen van de overheid in 2011 (exclusief de zorguitgaven) van € 51 miljard euro, betreft dit een (volgens de leden van de VVD-fractie) niet-substantiële besparing van 0,35%. Welke procentuele besparing op de totale aankopen en investeringen van de overheid stelt het kabinet als doelstelling (zie ook bladzijde 2 en 4 van de betreffende brief)?
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties schrijft in deze brief op bladzijde 3 verder dat zij intern onderzoek laat doen naar de vraag in hoeverre de begrotingsproblematiek van het Rijk belemmerend is voor een inkoopaanpak die is gebaseerd op de Total Cost of Ownership. Het is de nadrukkelijke wens van deze leden dat de totale kosten van de levenscyclus van een product of dienst centraal staan bij het inkoopbeleid van de overheid. Wat is de stand van zaken in dit onderzoek?
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties schrijft tevens op bladzijde 3 dat zij van plan is om in 2013 pilots te starten die gericht zijn op interbestuurlijke samenwerking op inkoopgebied. Is zij bereid het principe van Total Cost of Ownership leidend te maken in de opzet van deze pilots? Wat kan de minister vanuit haar coördinerende rol nog meer doen om er voor te zorgen dat ook kleine decentrale overheden dit principe centraal gaan stellen in hun inkoopbeleid?
Verder zouden de leden van de VVD-fractie graag een toelichting willen ontvangen van de minister over de concrete wijze waarop Rijk, provincies en gemeenten (na hun overeenkomst hierover) bestaande voorbeelden van interbestuurlijke shared services breder onder de aandacht gaan brengen (bladzijde 4 van de brief). Welk platform wordt hiervoor gebruikt?
Ook horen de leden van de VVD-fractie signalen dat zogenoemde speciale-sectorbedrijven van mening zijn dat zij niet onder de Gids proportionaliteit zouden hoeven vallen. Wat betreft de leden van de VVD-fractie zouden alle overheidsinstanties moeten voldoen aan proportioneel en goed aanbesteden, dus ook deze speciale-sectorbedrijven. Hoe staat de minister hierin?
Vragen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerp-Aanbestedingsbesluit. Deze leden hebben nog enkele opmerkingen en vragen.
Na de behandeling van het Aanbestedingsbesluit in de Tweede Kamer wordt het besluit voorgelegd aan de Raad van State, en daarna vastgesteld. Betekent dit dat zowel de Raad van State als de regering nog inhoudelijke wijzigingen kunnen aanbrengen? Hoe wordt de Kamer in dat geval betrokken bij deze wijzigingen?
Voor de zomer was er een serieus geschil tussen de minister en de schrijfgroep van de Gids Proportionaliteit, dat overigens later weer opgelost werd. Kan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een beschrijving geven van de aard van dat conflict?
De leden van de PvdA-fractie vragen verder waarom een aanbestedende dienst pas na het verstrijken van de uiterste termijn van indiening mag kennisnemen van de verzoeken tot indiening?
Kan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een andere uitleg geven van art. 5 lid 5 sub h, waarin staat dat «openbaar gemaakte informatie uitsluitend toegankelijk blijft voor de tot inzage gemachtigde personen»?
Artikel 7 verplicht speciale-sectorbedrijven om een dossier bij te houden over een aanbestedingsprocedure, zodat achteraf de gemaakte keuzes kunnen worden gemotiveerd. Dit is een implementatie van art. 50 van Rl. 2004/17/EG. Voor aanbestedende diensten bestaat deze verplichting niet. Op basis waarvan is voor dit verschil in regelgeving gekozen?
Waarom wordt een deel van de voor de gedragsverklaring relevante misdrijven in de wet geregeld en een ander deel in deze AMvB?
Wanneer is publicatie van de Gids proportionaliteit en het Aanbestedingsreglement werken te verwachten? Valt dat samen met de publicatie van de Aanbestedingswet?
De Gids proportionaliteit en het Aanbestedingsreglement werken zijn lijvige documenten geworden. Is reeds bekend of toekomstige gebruikers de Gids en het aanbestedingsreglement verduidelijkend en vereenvoudigend vinden bij aanbestedingsprocedures?
Vragen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het Ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet en willen het kabinet nog enkele vragen voorleggen.
Ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet (Aanbestedingsbesluit)
Is het volgens de huidige of voorliggende regels mogelijk om van Europese aanbesteding af te zien wanneer als onderdeel van hetgeen uitbesteed is persoonsgegevens worden verwerkt? Indien dit niet mogelijk is, hoe kan het kabinet dan garanderen dat persoonsgegevens van Nederlanders niet in handen komen van vreemde mogendheden, aangezien wetgeving in andere lidstaten deze lidstaten in staat kan stellen om gegevens van private organisaties te vorderen, ook wanneer het persoonsgegevens van Nederlandse staatsburgers betreft waarover zij in verband met een aanbesteding kunnen beschikken?
Hoe voorkomt het kabinet dat Nederlandse bedrijven die privacygevoelige gegevens verwerken in een spagaat terecht komen wanneer zij, omwille van de bescherming van de privacy van hun klanten, niet Europees willen aanbesteden?
Ontwikkelingen in het proces tot aanpassing van de Gids proportionaliteit naar aanleiding van het amendement Schouten/Ziengs (32 440, nr. 50) bij het wetsvoorstel Aanbestedingswet
Wat waren de punten op basis waarvan de schrijfgroep aanvankelijk haar naam niet langer aan de Gids wilde verbinden?
Uitvoering van de motie van het lid Koppejan c.s. (32 440, nr. 56) over een meer professionele inkoop Vernieuwing van de rijksdienst
Is er een uniforme en beschreven methodiek voor het uitvoeren van Gateway reviews? Zo ja, kan het kabinet bevestigen dat deze gevolgd is en kan deze tevens naar de Kamer gestuurd worden? Bevatten alle Gateway reviews tevens een beschrijving van de gekozen onderzoeksmethode en een beschrijving van de methodologie?
Brengt het «volledig duurzaam inkopen» waarop de Rijksoverheid zich heeft vastgelegd meer kosten (in financiële zin) met zich mee dan wanneer dit criterium niet wordt gehanteerd? Zo nee, kan het kabinet dit nader onderbouwen? Zo ja, kan de regering aangeven waarom hiervoor gekozen wordt? Wanneer het beleid volgens de minister is om substantiële overheidsbesparingen te realiseren, hoe kan het kabinet dit dan uitleggen?
Wordt duurzaam hierbij geïnterpreteerd als «een product met een lange levensduur» of wordt duurzaam hier op andere (wellicht politiek gekleurde) manier uitgelegd?
Vragen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Deze leden hebben hier dan ook enkele vragen en opmerkingen over.
Het wetsvoorstel heeft als doel om aanbestedende diensten in staat te stellen op een doelmatige en rechtmatige wijze in te kopen waarbij ondernemers (met aandacht voor het midden- en kleinbedrijf en ZZP-ers) een eerlijke kans krijgen om mee te dingen naar overheidsopdrachten. De leden van de SP-fractie onderschrijven deze doelstelling. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bleek echter dat essentiële punten, die naar mening van de SP-fractie in de wet hadden moeten staan, welke te maken hebben met onder andere de eisen die de overheid mag stellen aan ondernemers, niet in de wet maar in de Gids proportionaliteit kwamen te staan. Mede hierdoor zagen de leden van de SP-fractie zich genoodzaakt niet akkoord te gaan met het wetsvoorstel. De leden wensen hierbij te benadrukken nog altijd van mening te zijn dat deze essentiële punten in de wet opgenomen behoren te worden. Het opnemen van deze punten in een richtsnoer is in de ogen van de leden van de SP-fractie dan ook zeer onwenselijk.
In zowel de nota van toelichting als het rapport van SIRA-consulting wordt gesteld dat de kosten van geschillen over de voorschriften uit de Gids proportionaliteit laag gehouden kunnen worden door niet direct een juridische procedure te starten maar eerste de geschillen voor te leggen aan de Commissie van aanbestedingsexperts. De leden van de SP-fractie zouden graag vernemen wat de status van deze commissie is? Ook over hoe de samenstelling van de commissie tot stand komt en wanneer de commissie operationeel wordt, ontvangen de leden graag meer informatie.
Wat is de reactie van de minister op het opiniestuk «Last van administratieve lasten» welke op 18 september jl. is gepubliceerd in het magazine Deal van de NEVI? Hierin spreekt een lid van de schrijfgroep Gids proportionaliteit zijn twijfels uit over de conclusies die SIRA-consulting trekt in het rapport «Lasteneffecten van de Gids proportionaliteit». Klopt het dat het rapport wegens tijdgebrek zich slechts richt op de voorschriften uit de gids? Deelt de minister de mening dat hierdoor een onzuiver beeld ontstaat over de effecten van de Gids proportionaliteit? Acht de minister het daarnaast voldoende dat er bij dit onderzoek slechts twee interviews zijn afgenomen? Ook zouden de leden van de SP-fractie graag vernemen of de minister de mening deelt dat op basis van dit onderzoek het onmogelijk lijkt te zijn om de kostenbesparingen van de invoering van de gids zo gedetailleerd te concluderen?
In de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit stelt de minister bij artikel 2 dat in dit artikel de onderwerpen worden genoemd die in de eigen verklaring aan de orde komen. Vervolgens stelt de minister dat het specifieke model bij ministeriële regeling wordt vastgesteld omdat deze technisch en gedetailleerd is. Graag vernemen wij van de minister of het mogelijk is deze verklaring te ontvangen? Indien dit niet mogelijk is ontvangen de leden graag de reden waarom deze niet gegeven kan worden. De leden van de SP-fractie wensen zelf te kunnen beoordelen of de verklaring te technisch en gedetailleerd is. Graag vernemen zij ook of de mogelijkheid bestaat om over het specifieke model met de minister van gedachte te wisselen.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) vreest dat het omvangrijker worden van het wettelijk kader zal leiden tot juridisering van het inkoop- en aanbestedingsproces. Zij verwachten daarnaast een toename in het aantal rechtszaken tussen aanbestedende diensten en ondernemers over de toepassing van de Aanbestedingswet en de verschillende richtsnoeren. Op welke wijze verwacht de minister de gevreesde juridisering van het inkoop- en aanbestedingsproces te voorkomen? Deelt de minister de mening dat in geval van juridische procedures grotere (markt)partijen een voordeel hebben omdat het voeren van een procedure voor hen een relatief minder groot beslag zal leggen op de beschikbaarheid van werkenden zowel als mogelijk op de middelen binnen het bedrijf en dat hiervan het midden- en kleinbedrijf dus de dupe zou kunnen worden?
De te verwachten herziening van de Europese Aanbestedingsrichtlijn zal hoogstwaarschijnlijk resulteren in aanpassingen van de Nederlandse Aanbestedingswet. Is de minister van mening dat indien de nieuwe Aanbestedingswet niet per 1 januari 2013 in werking treedt het wellicht verstandig is om pas op de plaats te maken gezien de te verwachten herziene Europese Aanbestedingsrichtlijn?
Tot slot vragen de leden de minister of het verstandig is dat PIANOo en NEVI reeds cursussen, welke inkopers leren hoe om te gaan met de nieuwe Aanbestedingswet, inplannen en aanbieden hoewel de wet nog niet door de Eerste Kamer is en tevens onderhavig stuk (Kamerstuk 32 440, nr. 72) nog door de Tweede Kamer dient te worden behandeld.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nieuwe regels omtrent aanbestedingen. Het ontwerpbesluit is op 10 juli 2012 voor voorhang naar de Kamer verzonden. De voorhangperiode strekt zich uit tot 8 oktober 2012. Deze leden hebben niettemin nog enkele vragen.
In hoeverre wordt de strekking van de motie van het lid Koppejan (Kamerstuk 32 440, nr. 56) over inkoopbesparingen gefaciliteerd in dit ontwerpbesluit?
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geeft aan dat het totale bedrag aan inkoopbesparingen aanmerkelijk lager ligt dan € 120 miljard. Wellicht is dit bedrag wat aan de hoge kant. Toch is er zeker meer mogelijk dan het nu genoemde bedrag van € 180 miljoen. De leden van de CDA-fractie zouden graag een nadere specificatie ontvangen van de mogelijke besparingen in de geest van de genoemde motie. Graag een overzicht van de mogelijkheden.
Tot slot merken de leden van de CDA-fractie het volgende op. Stel dat een partij zich inschrijft op een aanbesteding die is uitgeschreven door Ministerie A en vervolgens doen deze zelfde partij bij hetzelfde ministerie of bij Ministerie B wederom mee aan een aanbesteding. Levert dit ontwerpbesluit een bijdrage om ervoor te zorgen dat inschrijvende partijen niet verschillende malen al hetzelfde voorbereidende werk voor een aanbesteding moeten inleveren? Met andere woorden, zijn hier besparingen in lasten voor de inschrijvende partijen mogelijk? Zo nee, kan hier alsnog rekening mee worden gehouden?
Vragen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben tevreden kennisgenomen van het Ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet (Aanbestedingsbesluit) en hebben geen nadere vragen.
Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet. Zij zijn van mening dat de nieuwe Aanbestedingswet en het Ontwerpbesluit een forse verbetering op het gebied van toegang tot opdrachten, vermindering van administratieve lasten en meer uniformiteit. Genoemde leden waarderen de inzet van de schrijfgroep om te komen tot een breed gedragen Gids proportionaliteit, die tevens aan de juridische en wetstechnische vereisten voldoet.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen verduidelijking over de uitwerking van het amendement van de leden Schouten en Ziengs (Kamerstuk 32 440, nr. 50) voor speciale-sectorbedrijven. Genoemde leden hebben het uitgangspunt dat in de uitwerking van het amendement dezelfde regels gelden voor aanbestedende diensten en voor speciale-sectorbedrijven (BASS-bedrijven). Zij vragen bevestiging van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie dat speciale-sectorbedrijven in de uitwerking van het amendement aan dezelfde voorschriften moeten voldoen als aanbestedende diensten.
Vragen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerp Aanbestedingsbesluit en de bijbehorende Gids proportionaliteit. Zij hebben een vraag over de aansluiting van de in de Gids proportionaliteit opgenomen voorschriften op de onderliggende wetsartikelen. Met de voorschriften uit de Gids proportionaliteit moet handen en voeten gegeven worden aan de artikelen 1.10, 1.13 en 1.16 van de nieuwe Aanbestedingswet (zoals deze nu bij de Eerste Kamer ligt). Deze wetsartikelen regelen toepassing van het proportionaliteitsbeginsel ten aanzien van de «eisen, voorwaarden en criteria» die aan inschrijvers worden gesteld. Volgens de leden van de SGP-fractie strekken verschillende voorschriften uit de Gids proportionaliteit echter verder dan de «eisen, voorwaarden en criteria» die aan inschrijvers worden gesteld. Zij noemen de voorschriften voor de wijze waarop een raamovereenkomsten aangekondigd moeten worden (3.3B), voor de keuze van een aanbestedingsprocedure (3.4A), voor het aantal inschrijvers (3.4B) en voor het toestaan van varianten (3.7). Hoe verhouden deze voorschriften zich tot de wetsartikelen 1.10, 1.13 en 1.16? Wat is de juridische basis van deze voorschriften? Waarom is ervoor gekozen om deze voorschriften niet als aanbeveling, maar als wettelijk voorschrift op te nemen in de Gids proportionaliteit?
De leden van de SGP-fractie hebben ook een vraag over de delen van de Gids proportionaliteit waar geen voorschriften voor geformuleerd zijn. In de Gids proportionaliteit wordt aangegeven dat het proportionaliteitsbeginsel en de toepassing daarvan ook gelden voor de delen van de Gids waar geen voorschriften voor geformuleerd zijn. Wat is de juridische status van deze delen?
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de gestelde vragen over het ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet (Aanbestedingsbesluit) evenals over enkele aanverwante brieven. Hieronder worden deze vragen beantwoord.
Vragen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie gaven aan dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in haar brief van 3 juli 2012 heeft aangegeven dat het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksoverheid tot een besparing op inkoop leidt van € 180 miljoen. Volgens de leden van deze fractie betreft dit een niet-substantiële besparing van 0,35%. Deze leden vroegen welke procentuele besparing op de totale aankopen en investeringen van de overheid het kabinet als doelstelling stelt. De maatregelen uit de Compacte Rijksdienst hebben tot doel inkoop slimmer en efficiënter te laten plaatsvinden, waardoor inkoopbesparingen kunnen worden gerealiseerd. In de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) die geschreven is naar aanleiding van de motie Koppejan is ingegaan op de verantwoordelijkheid van BZK ten opzichte van medeoverheden (Kamerstukken II, 2011/12, 31 490 nr. 92). De Minister van BZK gaat over de organisatie en de bedrijfsvoering van het Rijk. De medeoverheden zijn zelf verantwoordelijk om te bezien hoe zij met inkoop besparingen kunnen realiseren. Het bedrag van € 51 miljard dat in de vraag wordt genoemd, heeft betrekking op de totale inkoopuitgaven van alle overheden tezamen. Dit is niet het bedrag waar de Minister van BZK invloed op kan en wil uitoefenen. Zoals in de brief is aangegeven, bedragen de inkoopuitgaven van het Rijk ca. € 12 miljard. De genoemde inkoopbesparingen van € 180 miljoen euro, waarover BZK op verzoek van de Tweede Kamer rapporteert in de jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk, komen er dus op neer dat de inkoopbesparing bij het Rijk hoger is dan het genoemde percentage van 0,35%. Daarnaast is bovenop de inkoopbesparing uit de Compacte Rijksdienst (de genoemde € 180 miljoen) in het begrotingsakkoord van dit voorjaar een departementale taakstelling opgenomen van € 875 miljoen waarvan € 125 miljoen specifiek aan inkoop is toegewezen.
De leden van de VVD-fractie vroegen voorts naar de stand van zaken rond het onderzoek naar de vraag in hoeverre de begrotingsproblematiek van het Rijk belemmerend is voor een inkoopaanpak die is gebaseerd op de Total Cost of Ownership. Dit onderzoek is inmiddels afgerond. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft de Tweede Kamer hierover op 17 september jl. geïnformeerd. De conclusie is dat onderscheid tussen investering- en exploitatiebudgetten in de Rijksbegroting geen onoverkomelijke belemmering voor verduurzaming behoeft op te werpen.
De leden van de VVD-fractie vroegen voorts of de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bereid is het principe van Total Cost of Ownership leidend te maken in de opzet van de pilots die gericht zijn op interbestuurlijke samenwerking op inkoopgebied. Zoals de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in haar brief heeft aangegeven, heeft het afronden van het programma Compacte Rijksdienst prioriteit. Dit programma zal de komende jaren nog veel aandacht vragen. Niettemin is aangegeven dat BZK openstaat voor pilots die gericht zijn op interbestuurlijke samenwerking op het terrein van bedrijfsvoering. Voorwaarde is wel dat daar voor alle partijen aantoonbare efficiëntie vanuit gaat. Mocht Total Cost of Ownership een logisch onderdeel zijn van de pilotprojecten die zich aandienen dan neemt BZK dat uiteraard mee, maar daar zal niet vooraf op worden gestuurd.
Verder vroegen de leden van de VVD-fractie om een toelichting van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de concrete wijze waarop Rijk, provincies en gemeenten bestaande voorbeelden van interbestuurlijke shared services breder onder de aandacht gaan brengen en welk platform hiervoor wordt gebruikt. Het platform dat voor inkoopvraagstukken wordt gebruikt, is het kenniscentrum PIANOo. PIANOo is een belangrijk instrument om kennis die inkopers bij het Rijk opdoen te verspreiden onder medeoverheden. Ook worden via verschillende andere platforms (zoals «platform shared service bij de overheid» en «slim samenwerken» van de VNG), alsook via ronde tafels, leerateliers en bijeenkomsten in het land bestaande voorbeelden van interbestuurlijke shared services (ook buiten het veld van inkoop) breder onder de aandacht gebracht.
De leden van de VVD-fractie gaven aan dat alle overheidsinstanties moeten voldoen aan proportioneel en goed aanbesteden, dus ook de speciale-sectorbedrijven. De leden van deze fractie vroegen hoe de minister hierin staat. Ik ben het met de genoemde leden eens dat zowel de aanbestedende diensten als de speciale sectorbedrijven proportioneel en goed moeten aanbesteden. Om dit te bewerkstelligen zijn de beginselen en uitgangpunten van gelijkheid, non-discriminatie, transparantie en proportionaliteit van toepassing op zowel de aanbestedende diensten als de speciale-sectorbedrijven. Ook voor de speciale-sectorbedrijven geldt dus dat zij gedurende het gehele aanbestedingsproces proportioneel moeten handelen.
Vragen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie vroegen of zowel de regering als de Raad van State nog inhoudelijke wijzigingen in het concept-Aanbestedingsbesluit kunnen aanbrengen. De Afdeling advisering van de Raad van State brengt advies uit, maar kan geen wijzigingen aanbrengen. Dat is aan de regering. Ik zeg gaarne toe dat, mocht het advies van de Afdeling aanleiding geven tot wezenlijke wijzigingen, ik de Kamer hierover zal informeren.
De leden van de PvdA-fractie vroegen of de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een beschrijving kan geven van de aard van het voor de zomer gerezen geschil tussen de minister en de schrijfgroep van de Gids proportionaliteit. Naar aanleiding van het amendement van de leden Schouten en Ziengs (Kamerstukken II, 2011/12, 32 440 nr. 50) moest de Gids proportionaliteit worden aangepast. Om de Gids hanteerbaar te maken, moesten in de Gids voorschriften uit de bestaande tekst worden gelicht, zodat aanbestedende diensten weten waar ze precies aan moeten voldoen. Deze aanpassingen zijn door de schrijfgroep, in overleg met het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, gedaan. Om tot juridisch en wettechnisch correcte voorschriften te komen, was er een redactionele slag nodig om formuleringen te concretiseren. In eerste instantie kon een aantal van deze aanpassingen niet op steun van de schrijfgroep rekenen. Daarom heeft uitvoerig overleg plaatsgevonden met leden van de schrijfgroep, VNO-NCW, MKB-Nederland, de VNG en de NEVI. In dit overleg is een versie van de Gids proportionaliteit tot stand gekomen waar de schrijfgroep achter staat en die tevens aan alle juridische en wetstechnische vereisten voldoet (zie voor verdere uitleg ook Kamerstukken II, 2011/12, 32 440 nr. 71).
De leden van de PvdA-fractie vroegen waarom een aanbestedende dienst pas na het verstrijken van de uiterste termijn van indiening kennis mag nemen van de verzoeken tot indiening. Artikel 3, vierde lid, van het Aanbestedingsbesluit bepaalt dat een aanbestedende dienst of een speciale-sectorbedrijf pas na het verstrijken van de uiterste termijn voor de indiening kennis neemt van de inhoud van de verzoeken tot deelneming. De bepaling implementeert artikel 48, derde lid, tweede volzin, van richtlijn 2004/17/EG en artikel 42, derde lid, tweede zinsdeel, van richtlijn 2004/18/EG. De overwegingen bij de desbetreffende richtlijnen laten zich niet uit over de achtergrond van deze bepaling.
Naar aanleiding van de vraag van de leden van de fractie van de PvdA een andere uitleg te geven aan artikel 5, vijfde lid, sub h, van het Aanbestedingsbesluit wordt het volgende opgemerkt. De in de vraag aangehaalde bewoordingen uit het desbetreffende artikelonderdeel zijn overgenomen uit bijlage XXIV, onderdeel h, van richtlijn 2004/17/EG en bijlage X, onderdeel h, van richtlijn 2004/18, ter implementatie waarvan het desbetreffende artikelonderdeel in het besluit strekt. Deze bewoordingen worden ook in het huidige Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (artikel 42, tiende lid, onderdeel h) en het Besluit aanbestedingen speciale sectoren (49, tiende lid, onderdeel h) gebruikt. Met de bewoordingen «openbaar gemaakte informatie» wordt in de context van het desbetreffende artikel bedoeld dat het informatie betreft die niet langer onder de uitsluitende controle van de verzender is. De aanbestedende dienst die of het speciale-sectorbedrijf dat langs elektronische weg een inschrijving heeft ontvangen, zou die namelijk kunnen verspreiden of breed toegankelijk kunnen maken. Uit het desbetreffende artikelonderdeel volgt dat dit niet mag en dat de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf er zorg voor moet dragen dat die informatie uitsluitend toegankelijk blijft voor de tot inzage gemachtigde personen.
De leden van de PvdA-fractie informeerden onder verwijzing naar artikel 7 van het Aanbestedingsbesluit naar het verschil in regelgeving tussen aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven ten aanzien van het bijhouden van een dossier over een aanbestedingsprocedure. Voor aanbestedende diensten geldt op grond van artikel 2.132 van de Aanbestedingswet 20.. een verplichting tot het opstellen van een proces-verbaal, terwijl voor speciale-sectorbedrijven een plicht tot het opstellen en bewaren van een dossier geldt. Dit verschil in regelgeving is terug te voeren op de uiteenlopende voorschriften in richtlijn 2004/17/EG en 2004/18/EG over de wijze waarop rekening en verantwoording moet kunnen worden afgelegd. Artikel 50 van richtlijn 2004/17/EG regelt een dossier- en bewaarplicht daarvan, terwijl op grond van artikel 43 van richtlijn 2004/18/EG een plicht tot het opstellen van een proces-verbaal geldt. Uit oogpunt van volledige en juiste implementatie keert dat verschil daardoor ook terug in het wetsvoorstel Aanbestedingswet 20.. en het daarop berustende Aanbestedingsbesluit.
De leden van de PvdA-fractie wilden weten waarom een deel van de door de gedragsverklaring relevante misdrijven in de wet wordt geregeld en een ander deel in deze amvb. De in het wetsvoorstel genoemde misdrijven zien op de verplichte uitsluitingsgronden van de aanbestedingsrichtlijnen. De in artikel 8 van het concept-besluit opgesomde misdrijven betreffen een gedetailleerde invulling van de gronden van artikel 2.87, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet. Hierbij worden enige tientallen artikelen uit het Wetboek van Strafrecht genoemd, alsmede bepalingen in de Algemene wet rijksbelastingen, de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. Als gevolg van wijzigingen in de regelgeving zal die opsomming aan regelmatige wijziging onderhevig zijn. De vorm van een algemene maatregel van bestuur is hiervoor dan ook beter geschikt.
De leden van de PvdA-fractie vroegen wanneer de Gids proportionaliteit en het Aanbestedingsreglement Werken zullen worden gepubliceerd en of dat samenvalt met de publicatie van de Aanbestedingswet. De Gids proportionaliteit en het Aanbestedingsreglement Werken zullen in de Staatscourant worden gepubliceerd. De Aanbestedingswet en het Aanbestedingsbesluit worden gepubliceerd in het Staatsblad. Mijns inziens is het wenselijk documenten waarvan de besluitvorming is afgerond zo spoedig mogelijk bekend te maken. De Aanbestedingswet zal worden gepubliceerd zodra het wetsvoorstel door de Eerste Kamer is aanvaard. Het Aanbestedingsbesluit, de Gids proportionaliteit en het Aanbestedingsreglement Werken worden bekend gemaakt zodra het Aanbestedingsbesluit is vastgesteld.
De leden van de PvdA-fractie vroegen of reeds bekend is of toekomstige gebruikers de Gids proportionaliteit en het Aanbestedingsreglement Werken verduidelijkend en vereenvoudigend vinden bij aanbestedingsprocedures. De Gids proportionaliteit geeft invulling aan het proportionaliteitsbeginsel en in het Aanbestedingsreglement Werken staan de procedures voor aanbestedingen voor werken stapsgewijs uitgeschreven. De Gids proportionaliteit en het Aanbestedingsreglement Werken zijn beide opgesteld door een schrijfgroep bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en vertegenwoordigers van aanbestedende diensten. Daarnaast is voor beide documenten een klankbordgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, vertegenwoordigers van aanbestedende diensten en adviseurs, waarin onder meer de opzet en de conceptversies zijn voorgelegd. Bovendien zijn beide documenten breed geconsulteerd. Het Aanbestedingsreglement Werken wordt momenteel al veel gebruikt en aanbestedende diensten zijn er overwegend positief over. De Gids proportionaliteit heeft de steun van de leden van de schrijfgroep, VNO-NCW, MKB-Nederland, de VNG en de NEVI en daarmee een breed gedragen draagvlak. Ik reken er daarom ook op dat deze documenten verduidelijking bieden en bruikbaar zijn in de praktijk.
Vragen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de fractie van de PVV vroegen zich af of het volgens de huidige of voorliggende regels mogelijk is om van Europese aanbesteding af te zien wanneer als onderdeel van hetgeen uitbesteed is persoonsgegevens worden verwerkt. De leden van de fractie van de PVV wilden weten – indien dit niet mogelijk is – hoe het kabinet dan kan garanderen dat persoonsgegevens van Nederlanders niet in handen komen van vreemde mogendheden, aangezien wetgeving in andere lidstaten deze lidstaten in staat kan stellen om gegevens van private organisaties te vorderen, ook wanneer het persoonsgegevens van Nederlandse staatsburgers betreft waarover zij in verband met een aanbesteding kunnen beschikken. De Europese aanbestedingsrichtlijnen bevatten geen specifieke bepalingen die een uitzondering op de aanbestedingsregels mogelijk maakt in geval persoonsgegevens betrokken zijn bij de opdracht. Voor een antwoord wordt verwezen naar de uitvoerige reactie op de motie Elissen en Schouw waarin de regering wordt verzocht bij aanbestedingen met betrekking tot opslag en beheer van gegevens van Nederlandse burgers, daar waar die gegevens het hoogste niveau van dataprotectie behoeven, de voorwaarde op te nemen dat in geval van conflicterende jurisdictie of om zulks te voorkomen exclusief het Nederlands recht van toepassing dient te worden verklaard (Kamerstukken II 2011/2012, 32 761, nr. 14). De Europese Commissie heeft op 25 januari 2012 een voorstel gedaan voor een Verordening betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van
persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming) (COM (2012) 11), die de huidige richtlijn 95/46/EG moet vervangen. Blijkens overweging 90 van het voorstel wordt ook beoogd een regeling te treffen voor de gevallen waarin verplichtingen van buitenlands recht, in de vorm van wetgeving of rechterlijke beslissingen, leiden tot de doorgifte van gegevens naar de overheid van een derde land. De besprekingen over deze ontwerpverordening zijn nog gaande in de Raad van Ministers en het Europees Parlement. De staatsecretaris van Veiligheid en Justitie heeft eerder dit jaar aan beide Kamers de toezegging gedaan hen op de hoogte te houden van de vorderingen van de onderhandelingen.
De leden van de PVV-fractie wilden weten hoe het kabinet voorkomt dat Nederlandse bedrijven die privacygevoelige gegevens verwerken in een spagaat terecht komen wanneer zij, omwille van de bescherming van de privacy van hun klanten, niet Europees willen aanbesteden. Zoals eerder in antwoorden op vragen van Tweede Kamerlid Van Raak is aangegeven (Kamerstukken II, 2011/12, nr. 1913) kan het, onder omstandigheden, voorkomen dat een bedrijf krachtens de wet of krachtens een rechterlijke uitspraak verplicht wordt informatie, waaronder
persoonsgegevens, waarover het de beschikking heeft aan de autoriteiten te verstrekken. Het betrokken bedrijf zal zich dan moeten afvragen of voor de doorgifte van de gegevens uit de Europese Unie een rechtsgrondslag valt aan te wijzen in richtlijn 95/46/EG (richtlijn betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens) en de toepasselijke nationale wettelijke voorschriften. Van geval tot geval zal moeten worden bezien welke rechtsgrondslag in het derde land wordt ingeroepen voor de vordering van de gegevens en welke rechtsgrondslag in het Europese en nationale recht kan worden ingeroepen om de doorgifte te rechtvaardigen. Een bedrijf moet goed analyseren of die rechtsgrondslag aanwezig is. Bedrijven dienen een eigen afweging te maken of zij – als het risico aanwezig is dat zij privacygevoelige gegevens moeten verstrekken aan een derde land – mee willen dingen met een Europese aanbesteding.
De leden van de PVV-fractie vroegen wat de punten waren op basis waarvan de schrijfgroep aanvankelijk haar naam niet langer aan de Gids proportionaliteit wilde verbinden. Ik ben hier bij een vraag van de leden van de PvdA-fractie uitgebreid op ingegaan, daarom verwijs ik graag naar het antwoord dat ik eerder heb gegeven.
De leden van de PVV-fractie stelden een aantal vragen over Gateway reviews. De Nederlandse rijksoverheid gebruikt de reviewmethode OGC Gateway™ om meer grip te krijgen op risicovolle programma's en projecten. Met deze methode kunnen ministeries per mijlpaal toetsen of een programma of project klaar is voor de volgende fase. Collega-ervaringsdeskundigen (peers) voeren deze compacte review in één werkweek uit. Deze peer reviewmethode is sinds september 2009 zo'n negentig keer toegepast. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties rapporteert elk jaar in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering over de toepassing van de Gateway (jaarrapportage Bedrijfsvoering 2011, Kamerstukken II 31 490, nr. 88). Algemene informatie over de methodiek is te vinden op http://www.bureaugateway.nl.
De leden van de PVV-fractie vroegen naar de kosten van «volledig duurzaam inkopen» waarop de Rijksoverheid zich heeft vastgelegd en wilden weten hoe dit zich verhoudt tot het kunnen realiseren van substantiële overheidsbesparingen. De Rijksoverheid heeft zich vastgelegd om in 2010 100% duurzaam in te kopen. Dat betekent dat voor alle inkopen waarvoor door de overheid duurzaamheidcriteria zijn ontwikkeld, moet worden voldaan aan de eisen die voor deze productgroepen gelden. Bij het opstellen van deze eisen is er rekening mee gehouden dat deze duurzaamheideisen er niet toe mogen leiden dat de inkoop substantieel duurder wordt.
Uit het advies van het bedrijfsleven over duurzaam inkopen van juni 2011, blijkt dat duurzaamheid in veel gevallen geld oplevert. Van belang is dat niet alleen naar de aanschafprijs wordt gekeken, maar naar alle kosten en opbrengsten gedurende de hele levensduur van een product. Duurzaam inkopen leidt veelal tot kostenbesparing op de (middel)lange termijn. Daarnaast blijkt uit het advies dat professioneel opdrachtgeverschap en samenwerking met de markt tot kostenbesparingen en duurzaamheidwinst leiden.
De leden van de PVV-fractie vroegen hoe duurzaam in het kader van duurzaam inkopen wordt geïnterpreteerd. In het huidige overheidsbeleid wordt onder duurzaam inkopen verstaan dat bij het inkopen rekening wordt gehouden met milieu- en sociale omstandigheden. Bij sociale omstandigheden moet worden gedacht aan betere arbeidsomstandigheden in de productieketen.
Vragen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie gaven aan dat zij graag zouden vernemen wat de status van de Commissie van Aanbestedingsexperts is. Ook gaven zij aan graag meer informatie te ontvangen over hoe de samenstelling van de commissie tot stand komt en wanneer de commissie operationeel wordt. De Commissie van Aanbestedingsexperts die op grond van het wetsvoorstel zal worden ingesteld, beoogt een laagdrempelige vorm van klachtenafhandeling te bieden, waardoor de gang naar de rechter (ook voor kleine ondernemers) minder vaak hoeft te worden gevolgd. Een schrijfgroep met vertegenwoordigers van ondernemers en aanbestedende diensten heeft onder leiding van een onafhankelijke voorzitter het kader opgesteld voor de wijze van inrichting en de werkwijze van de Commissie van Aanbestedingsexperts. De schrijfgroep heeft voor ogen dat de Commissie van Aanbestedingsexperts bestaat uit een onafhankelijke voorzitter en vice-voorzitter en een aantal experts. De Commissie van Aanbestedingsexperts kan bemiddelen bij klachten over aanbestedingen of over een klacht een niet-bindend advies geven. De leden van de commissie dienen deskundig te zijn op het gebied van aanbestedingen en/of inkoop. Daarnaast dienen zij gezag en draagvlak te hebben in de kring van aanbestedende diensten en ondernemers. De samenstelling van de commissie zal tot stand komen na consultatie van vertegenwoordigers van aanbestedende diensten en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Zodoende wordt bereikt dat de commissie uit leden bestaat die over voldoende gezag beschikken. Het voorstel van de schrijfgroep zal binnenkort openbaar worden geconsulteerd en ter kennisneming aan uw Kamer worden gestuurd. De verwachting is dat de commissie in de eerste helft van 2013 operationeel wordt.
De leden van de SP-fractie vroegen naar de reactie van de minister op het opiniestuk «Last van administratieve lasten» welke op 18 september jl. is gepubliceerd in het magazine Deal van de NEVI. De leden van deze fractie vroegen of het klopt dat het rapport zich wegens tijdgebrek slechts richt op de voorschriften uit de gids. Ook vroegen zij of de minister de mening deelt dat hierdoor een onzuiver beeld ontstaat over de effecten van de Gids proportionaliteit en of de minister het voldoende acht dat er bij dit onderzoek slechts twee interviews zijn afgenomen. Tenslotte gaven de leden van de SP-fractie aan graag te vernemen of de minister de mening deelt dat op basis van dit onderzoek het onmogelijk lijkt te zijn om de kostenbesparingen van de invoering van de Gids proportionaliteit zo gedetailleerd te concluderen. Het is gebruikelijk dat bij nieuwe regelgeving onderzoek wordt gedaan naar de effecten op de lasten. Op grond van het amendement Schouten en Ziengs (Kamerstukken II, 2011/12, 32 440 nr. 50) is in het wetsvoorstel opgenomen dat voor de voorschriften in de Gids proportionaliteit het principe van «pas toe of leg uit» geldt. Daarom heb ik laten doorrekenen wat de effecten van deze voorschriften op de lasten zijn. Het onderzoek naar de lasten bestond uit drie fasen. In de eerste fase is voor elk van de voorschriften uit de Gids proportionaliteit kwalitatief beschreven welke effecten worden verwacht op de (administratieve) lasten voor bedrijven en aanbestedende diensten. In de tweede fase is voor elk voorschrift met kwantitatieve effecten met het Kostenmodel Aanbesteden een berekening gemaakt van de wijziging van de administratieve en overige lasten voor bedrijven en de uitvoeringslasten van de aanbestedende diensten. De resultaten van deze fase zijn getoetst in twee interviews met aanbestedende diensten. De twee interviews die zijn afgenomen, zijn dus niet gedaan om de kosten te berekenen, maar om de berekeningen te verifiëren. In de derde fase zijn de resultaten en uitgangspunten van het onderzoek samengevat in de eindrapportage. Op deze manier is duidelijk in beeld gebracht wat de effecten op de uitvoeringslasten van aanbestedende diensten en wat de administratieve en overige lasten voor ondernemers zijn. De uitkomsten van dit onderzoek zijn even betrouwbaar als die van voorgaande onderzoeken. Het model op basis waarvan de lasteneffecten zijn berekend, is een uitgebreid en gedetailleerd model waarin alle handelingen in het aanbestedingsproces zijn opgenomen. Ik ben daarom van mening dat dit onderzoek een goed beeld geeft van de te verwachten effecten op de uitvoeringslasten voor aanbestedende diensten en de lasten voor ondernemers.
De leden van de SP-fractie vroegen of het mogelijk is de eigen verklaring te ontvangen en daarover van gedachten te wisselen. De basis voor de eigen verklaring is de eigen verklaring die de rijksoverheid momenteel gebruikt en die op 23 september 2011 aan de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstukken II, 2011/12, 32 440 nr. 20). In die verklaring worden momenteel in overleg met aanbestedende diensten en het bedrijfsleven enkele wijzigingen doorgevoerd om het model goed aan te laten sluiten op het wetsvoorstel. De onderwerpen die in de eigen verklaring komen te staan, staan genoemd in het Aanbestedingsbesluit. De eigen verklaring zelf is niet meer dan een uitwerking hiervan. Zodra de definitieve eigen verklaring is vastgesteld, zal ik deze ter kennisneming aan uw Kamer doen toekomen.
De leden van de SP-fractie vroegen op welke wijze de minister de gevreesde juridisering van het inkoop- en aanbestedingsproces verwacht te voorkomen en of de minister de mening deelt dat in geval van juridische procedures grotere (markt)partijen een voordeel hebben. Met het wetsvoorstel wordt beoogd een duidelijk en eenvormig kader te bieden, door een eenduidige terminologie te gebruiken en de regels eenvoudiger op te schrijven met inachtneming van de wijze waarop de aanbestedingsprocedure in de regel verloopt. Dit zorgt voor een betere kenbaarheid van de toepasselijke regelgeving en daarmee voor een verbetering van de naleving. De vrees voor juridisering bestaat voornamelijk ten aanzien van de motiveringsplicht die in een aantal artikelen is opgenomen. Deze verplichting stimuleert juist dat aanbestedende diensten beter nadenken over waarom ze bepaalde keuzes maken. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat aanbestedende diensten een afwijking van bijvoorbeeld voorschriften in de Gids proportionaliteit adequaat zullen motiveren. Zij hebben er geen belang bij om hierover in een procedure bij de rechter te worden betrokken. Daarnaast is de ondernemer door deze motiveringsplicht op de hoogte van de reden waarom bepaalde keuzes worden gemaakt. Dit komt de relatie en het contact van de aanbestedende dienst en de ondernemer ten goede. Hierdoor verwacht ik dat ondernemers minder snel naar de rechter zullen stappen. Het wetsvoorstel zal na 2 jaar worden geëvalueerd. In deze evaluatie zal ook de ontwikkeling van het aantal rechtszaken worden betrokken. Voor met name kleine ondernemers kunnen de kosten die verbonden zijn aan juridische procedures een drempel vormen. Daarom beoogt de Commissie van Aanbestedingsexperts die op grond van het wetsvoorstel zal worden ingesteld, een laagdrempelige vorm van klachtenafhandeling te bieden, waardoor de gang naar de rechter (ook voor kleine ondernemers) minder vaak hoeft te worden gevolgd.
De leden van de SP-fractie vroegen of de minister van mening is dat indien de nieuwe Aanbestedingswet niet per 1 januari 2013 in werking treedt het wellicht verstandig is om pas op de plaats te maken gezien de te verwachten herziene Europese Aanbestedingsrichtlijn. Ik acht het niet wenselijk om op de inwerkingtreding van de herziene Europese aanbestedingsrichtlijnen te wachten. In het voorstel tot herziening van de aanbestedingsrichtlijnen is opgenomen dat de herziene richtlijn uiterlijk op 30 juni 2014 geïmplementeerd moet zijn. De datum van 30 juni 2014 impliceert – met inachtneming van dezelfde implementatietermijn als bij de vorige richtlijnen – dat de richtlijn op 31 augustus 2012 had moeten worden vastgesteld. Gezien de fase waarin de onderhandelingen in Brussel zich bevinden, acht ik de datum van 30 juni 2014 dan ook zeer ambitieus. Zelfs als deze optimistische planning van de Europese Commissie wordt gehaald, zorgt het wetsvoorstel ervoor dat de lastenverlichtende maatregelen en betere toegang voor ondernemers tot overheidsopdrachten aanmerkelijk eerder worden bereikt. Voorts ziet het wetsvoorstel ook op opdrachten onder de Europese aanbestedingsdrempel.
Ook vroegen de leden van de SP-fractie de minister of het verstandig is dat PIANOo en NEVI reeds cursussen inplannen en aanbieden hoewel de wet nog niet door de Eerste Kamer is en het Aanbestedingsbesluit nog door de Tweede Kamer dient te worden behandeld. De plenaire behandeling van de Aanbestedingswet in de Eerste Kamer is gepland op 23 oktober 2012. PIANOo en NEVI hebben in de periode daarna (vanaf november) bijeenkomsten gepland over de nieuwe Aanbestedingswet. Ik steun dit voornemen, omdat het van groot belang is dat de aanbestedende diensten zich goed voorbereiden op de nieuwe regels zodat zij op het moment van inwerkingtreding van deze wet goed op de hoogte zijn van de inhoud van deze wet en de wet meteen vanaf inwerkingtreding in de praktijk kunnen toepassen.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vroegen in hoeverre de strekking van de motie van het lid Koppejan (Kamerstukken II 2011/12, 32 440, nr. 56) over inkoopbesparingen wordt gefaciliteerd in dit ontwerpbesluit. In het Aanbestedingsbesluit wordt ingegaan op de onderwerpen die in de Aanbestedingswet 20.. worden gedelegeerd naar het niveau van algemene maatregel van bestuur. Het betreft onderwerpen die zich door hun technische en gedetailleerde aard, niet lenen voor het niveau van wet. Daarnaast zijn in deze algemene maatregel van bestuur enkele technische bepalingen opgenomen over de inhoud van het model van de eigen verklaring en de wijze van communicatie tussen aanbestedende diensten of speciale -sectorbedrijven en ondernemers. Ten slotte worden de misdrijven aangewezen, die relevant zijn voor de afgifte van de gedragsverklaring aanbesteden. De lastenbesparende maatregelen zijn in het wetsvoorstel opgenomen en niet in het Aanbestedingsbesluit.
De leden van de CDA-fractie zouden graag een nadere specificatie ontvangen van de mogelijke besparingen in de geest van de motie Koppejan. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaat er vanuit dat de leden van de CDA-fractie met «inkoopbesparingen» «inkoopuitgaven»» bedoelen. In dat geval wordt voor het antwoord op deze vraag graag verwezen naar het antwoord dat is gegeven op eenzelfde vraag van de leden van de VVD-fractie.
Voorts vroegen de leden van de CDA-fractie of dit ontwerpbesluit een bijdrage levert om ervoor te zorgen dat inschrijvende partijen niet verschillende malen al hetzelfde voorbereidende werk voor een aanbesteding moeten inleveren. Zij vroegen, met andere woorden, of hier besparingen in lasten voor de inschrijvende partijen mogelijk zijn. Dergelijke lastenbesparende maatregelen staan in het wetsvoorstel zelf en niet in het Aanbestedingsbesluit. Zo is in het wetsvoorstel bepaald dat aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven in eerste instantie aan ondernemers alleen een eigen verklaring mogen vragen in plaats van alle bewijsstukken. In een eigen verklaring verklaart een ondernemer dat hij voldoet aan de gevraagde uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen en selectiecriteria. Uiteindelijk hoeft alleen de winnende ondernemer hiervoor originele bewijsstukken aan te leveren als de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf hiernaar vraagt. Ook de gedragsverklaring aanbesteden leidt tot een lastenreductie. Indien de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf besluit te toetsen op integriteit, doet deze dat in eerste instantie via de eigen verklaring. Voor integriteit geldt vervolgens, net als voor de andere onderdelen van de eigen verklaring, dat aanbestedende diensten of speciale-sectorbedrijven aan de winnaar of geselecteerden om een bewijsstuk kunnen vragen. Dit bewijsstuk is de «gedragsverklaring aanbesteden». De gedragsverklaring aanbesteden is twee jaar geldig. Een ondernemer kan zijn gedragsverklaring aanbesteden dan ook gebruiken bij meerdere aanbestedingen.
Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen verduidelijking over de uitwerking van het amendement van de leden Schouten en Ziengs (Kamerstuk 32 440, nr. 50) voor speciale-sectorbedrijven. De leden van deze fractie vroegen bevestiging van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie dat speciale-sectorbedrijven in de uitwerking van het amendement aan dezelfde voorschriften moeten voldoen als aanbestedende diensten. Zoals ik in het antwoord op een vraag van de leden van de VVD-fractie heb aangegeven, moeten zowel de aanbestedende diensten als de speciale-sectorbedrijven zich houden aan de beginselen en uitgangpunten van gelijkheid, non-discriminatie, transparantie en proportionaliteit. Ten gevolge van het amendement van de leden Schouten en Ziengs is in de wet opgenomen dat bij algemene maatregel van bestuur een richtsnoer wordt aangewezen waarin voorschriften zijn vervat met betrekking tot de wijze waarop door bij die algemene maatregel van bestuur aan te wijzen aanbestedende diensten uitvoering wordt gegeven aan het proportionaliteitsbeginsel. In dit artikellid worden alleen de aanbestedende diensten genoemd. Hierdoor biedt de wet alleen ruimte om bij algemene maatregel van bestuur aanbestedende diensten aan te wijzen voor wie de Gids proportionaliteit geldt. Het proportionaliteitsbeginsel is echter wel van toepassing op de speciale-sectorbedrijven. De Gids proportionaliteit geeft aanbestedende diensten handvatten voor een redelijke toepassing van het proportionaliteitsbeginsel. Door middel van het opnemen van best practices wordt in de Gids proportionaliteit inzichtelijk gemaakt wat in een bepaalde situatie doorgaans wel en niet proportioneel is. De Gids proportionaliteit gaat hoofdzakelijk in op afwegingen die een aanbestedende dienst moet maken om tot proportionele eisen, voorwaarden en criteria te komen en geeft bandbreedtes aan. Daarnaast geeft de Gids proportionaliteit voorbeelden over wat in specifieke gevallen proportioneel is. Hoewel de speciale-sectorbedrijven niet verplicht zijn de Gids proportionaliteit te gebruiken kan deze wel degelijk ook voor hen als nuttig hulpmiddel dienen om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop het proportionaliteitsbeginsel door hen kan worden toegepast. Daarbij wordt opgemerkt dat voor speciale-sectorbedrijven vanuit Europese regelgeving andere regels gelden, waardoor de inhoud van de Gids niet altijd op hen van toepassing zal zijn.
Vragen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie vroegen hoe de voorschriften van de Gids proportionaliteit zich verhouden tot de wetsartikelen 1.10, 1.13 en 1.16 en wat de juridische basis van deze voorschriften is. Voorts vroegen zij waarom ervoor is gekozen om deze voorschriften niet als aanbeveling, maar als wettelijk voorschrift op te nemen in de Gids proportionaliteit. In de wetsartikelen 1.10, 1.13 en 1.16 wordt bepaald dat aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven uitsluitend eisen, voorwaarden en criteria stellen die in een redelijke verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht. Het proportionaliteitsbeginsel heeft betrekking op alle fasen van het aanbestedingsproces, van de keuze van de procedure en het aantal te stellen eisen tot en met de van toepassing te verklaren contractvoorwaarden. De Gids proportionaliteit geeft handvatten voor een redelijke toepassing van het proportionaliteitsbeginsel en gaat op de verschillende fasen van het aanbestedingsproces in. Op grond van het amendement Schouten en Ziengs (Kamerstukken II, 2011/12, 32 440 nr. 50) zijn er voorschriften in de Gids proportionaliteit opgenomen, waarvoor het principe van «pas toe of leg uit» geldt. In de toelichting bij het amendement is aangegeven dat op deze manier gestreefd wordt naar meer uniformiteit, transparantie, ruimte voor innovatie en naar proportionele eisen, voorwaarden en criteria bij aanbestedingen.
De leden van de SGP-fractie vroegen wat de juridische status is voor de delen van de Gids proportionaliteit waar geen voorschriften voor geformuleerd zijn. Zoals in de Gids proportionaliteit is aangegeven, dienen de voorschriften in de Gids te worden gelezen in de context van de volledige tekst van de Gids. Het proportionaliteitsbeginsel en de toepassing daarvan gelden ook voor de delen van de Gids waar geen voorschriften voor geformuleerd zijn. Evenwel geldt alleen voor de voorschriften het in het wetsvoorstel voorgeschreven beginsel: «pas toe of leg uit».
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen
– Ontwerpbesluit houdende de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet (Aanbestedingsbesluit) – brief regering d.d. 10 juli 2012, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen (Kamerstuk 32 440, nr. 72).
– Ontwikkelingen in het proces tot aanpassing van de Gids proportionaliteit naar aanleiding van het amendement Schouten/Ziengs (nr 50) bij het wetsvoorstel Aanbestedingswet – brief regering d.d. 03 juli 2012, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen (Kamerstuk 32 440, nr 71).
– Verruiming van de termijn m.b.t. de eerder aan de Kamer gezonden ontwerp-algemene maatregel van bestuur (zie kamerstuk 332 440, nr. 72) inzake de Aanbestedingswet (Aanbestedingsbesluit) – brief regering d.d. 26 juli 2012, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen (Kamerstuk 32440–73).
– Uitvoering motie Koppejan c.s. (32 440, nr. 56) over een meer professionele inkoop, brief regering d.d. 03 juli 2012, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies (Kamerstuk 31 490-92).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32440-74.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.