32 317 JBZ-Raad

Nr. 170 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2013

Tijdens het Algemeen Overleg over het EURODAC-voorstel van 31 januari 2013 (Kamerstuk 32 317, nr. 163) en het Voorgezet Algemeen Overleg van 28 februari 2013 heb ik uw Kamer een aantal toezeggingen gedaan (Handelingen II 2012/13, nr. 56, debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 31 januari 2013 over Eurodac). Aansluitend, op 5 maart 2013, zijn door uw Kamer drie moties aangenomen over het EURODAC-voorstel (32 317-158, 32 317-159 en 32 317-162). Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van deze toezeggingen en moties.

Allereerst wil ik u informeren over de ontwikkelingen bij de besluitvorming van het EURODAC-voorstel. Op 27 maart 2013 heeft het Ierse Voorzitterschap in Coreper geconcludeerd dat de lidstaten het akkoord, dat tussen de Raad en Europees Parlement is bereikt in de triloog van 21 maart jongstleden, onderschrijven en dat er dus in principe een overeenkomst is bereikt over het EURODAC-voorstel. Ik ben zeer tevreden over deze overeenkomst. De Voorzitter zal dit akkoord in een brief melden aan de voorzitter van het LIBE Comité. Na stemming in het LIBE Comité begin april wordt het EURODAC-voorstel geagendeerd voor de plenaire vergadering van het Europees Parlement. Daarna kan het voorstel als A-punt wordt geagendeerd op een (willekeurige) Raad in april/mei 2013. Voor de besluitvorming betekent dit dat het EURODAC-voorstel niet wordt geagendeerd voor de eerstvolgende JBZ-raad van 6–7 juni 2013.

Toezegging in AO van 31 januari 2013

Tijdens het AO EURODAC van 31 januari 2013 heb ik uw Kamer de toezegging gedaan om het thema stigmatisering onder de aandacht te brengen van de Europese Commissie. Om gestand te doen aan deze toezegging heeft de Nederlandse vertegenwoordiger in het hoogambtelijke Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel (SCIFA) van 21 februari 2013 dit specifieke thema onder de aandacht van de Europese Commissie gebracht. De Europese Commissie heeft hierbij toegezegd dat bij de evaluatie zal worden nagegaan of raadpleging van EURODAC heeft geleid tot indirecte discriminatie. Inmiddels is de strekking van deze toezegging opgenomen in de compromistekst van 21 maart 2013. In artikel 40, vijfde lid, van de compromistekst staat dat de Europese Commissie in zijn evaluatie van de EURODAC-verordening de impact op de grondrechten zal onderzoeken, met inbegrip van de vraag of toegang voor strafrechtelijke doeleinden heeft geleid tot indirecte discriminatie van personen op wie deze verordening van toepassing is.

Toezegging in VAO van 28 februari 2013 en de motie-Schouw (32 317-158)

Tijdens het VAO EURODAC van 28 februari 2013 heb ik u toegezegd om de zorgen van uw Kamer (met name over het risico van stigmatisering en indirecte discriminatie) onder de aandacht te brengen in de Raad wanneer daartoe gelegenheid is. Daarnaast heeft uw Kamer in de aangenomen motie-Schouw (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 32 317, nr. 158) de regering verzocht om over de afwijkingen van het advies van de privacyautoriteiten over het EURODAC-voorstel te rapporteren in het JBZ-verslag. Aan deze toezegging en motie is door de Nederlandse ambassadeur voldaan in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (COREPER) van 20 maart 2013. In een verklaring heeft de Nederlandse ambassadeur de zorgen van uw Kamer toegelicht en uitleg gegeven waarom de Nederlandse regering afwijkt van het advies van de Europese Toezichthouder voor Gegevensbescherming. Hierbij is ook aandacht gevraagd voor het thema stigmatisering. De verklaring is in het Engels voorafgaande aan de bijeenkomst onder de vertegenwoordigers van de lidstaten verspreid. Deze verklaring heb ik bijgevoegd.

De reden dat de verklaring in in het kader van de Raad (in Coreper) is uitgesproken en niet in de JBZ-Raad zelf, is dat er geen gelegenheid was om in de Raad een verklaring uit te spreken. Het EURODAC-voorstel was namelijk niet geagendeerd voor de Raad van 7–8 maart jongstleden. Ook voor de eerstvolgende JBZ-raad van 6–7 juni aanstaande zal het onderwerp naar verwachting niet worden geagendeerd.

Motie- Gesthuizen (32 317-162)

In de door uw Kamer aangenomen motie-van Gesthuizen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 32 317, nr. 162) wordt de regering verzocht om de voorwaarde dat in het opsporingsonderzoek aanwijzingen moeten zijn te veronderstellen dat men in de richting van een asielzoeker moet zoeken, alsnog aan de orde te stellen bij de onderhandelingen over het EURODAC-voorstel en daarmee te benadrukken dat EURODAC geen verkapt opsporingssysteem mag worden.

Naar mijn mening was deze voorwaarde al impliciet opgenomen in het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie. In dat voorstel stond namelijk dat er redelijke gronden moeten zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat de vergelijking met de EURODAC-gegevens zal bijdragen aan de voorkoming, opsporing of het onderzoeken van ernstige strafbare feiten. De verzoekende lidstaat zal derhalve een aantoonbare reden moeten geven waarom er een vermoeden is dat raadpleging van EURODAC zal leiden tot een treffer. Omdat EURODAC bestaat uit de gegevens van vreemdelingen die een asielverzoek hebben ingediend en/of zijn aangehouden in verband met illegale buitengrensoverschrijding, zal de aantoonbare reden in de regel het vermoeden zijn dat de verdachte een vreemdeling is die tot één van deze twee categorieën behoort. Dit standpunt is verwoord in de brief van 3 december 2012 aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 32 317, nr. 147). Tijdens de triloog bleek dat het LIBE-comité niettemin wenste dat in het voorstel expliciet wordt opgenomen dat sprake moet zijn van het vermoeden dat de verdachte asiel heeft aangevraagd. In lijn met de motie-Gesthuizen heeft de Nederlandse regering dit amendement gesteund. Dit amendement is overigens ook in lijn met ons nationale stelsel voor bevraging van de Basisvoorziening Vreemdelingen, dat als voorwaarde stelt dat sprake moet zijn van een redelijk vermoeden dat de verdachte van een strafbaar feit een vreemdeling is. In artikel 20, eerste lid, onder c, van de compromistekst is opgenomen dat er sprake moet zijn van redelijke gronden dat vergelijking van vingerafdrukken van een verdachte of spoor met EURODAC-gegevens wezenlijk bijdraagt tot het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten. Deze redelijke gronden bestaan met name wanneer er een gegrond vermoeden bestaat dat de verdachte, dader of slachtoffer van terroristische of andere ernstige strafbare feiten valt in een categorie onder deze verordening (personen die asiel hebben aangevraagd of illegaal de buitengrens hebben overschreden).

Motie-Schouw (32 317-159)

Tenslotte, heeft uw Kamer in motie-Schouw (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 32 317, nr. 159) de regering verzocht om bij de evaluatie van het Eurodac-voorstel en de audit ook expliciet in te gaan op de effecten van het gebruik van Eurodac op de grondrechten, waaronder het verbod van discriminatie. De Europese Commissie heeft toegezegd dat bij de evaluatie zal worden nagegaan of raadpleging van Eurodac heeft geleid tot indirecte discriminatie. Zoals ik heb toegezegd tijdens het AO EURODAC van 31 januari 2013 en het VAO EURODAC van 28 februari 2013 zal ik, als uit de evaluatie blijkt dat dat er op dit punt zorgen zijn over het raadplegen van Eurodac voor strafrechtelijke doeleinden, dat ik mij ervoor zal inzetten om de Verordening aangescherpt.

Tijdens het VAO EURODAC van 28 februari 2013 heb ik toegelicht dat een audit, anders dan een evaluatie, niet het juiste instrument is om te beoordelen welke impact de onderhavige wijziging van de verordening zal hebben op grondrechten. Bij een audit staat namelijk niet de grondwettelijkheid van een regeling centraal, maar wordt slechts toezicht gehouden op het rechtmatig gebruik van persoonsgegevens. Op grond van de ontwerpverordening zal in iedere lidstaat de nationale dataprotectieautoriteit op de rechtmatigheid van de verwerking van de vingerafdrukken van de asielzoekers toezien. In ons land is dat het College bescherming persoonsgegevens. Ik zal nader overleggen met het College welke mogelijkheden er zijn om aan de wens van uw Kamer uitvoering te geven.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Verklaring van Nederland voor het verslag van Coreper II Nr 2445, 20 maart 2013, over het EURODAC-voorstel:

Nederland is voorstander van het EURODAC-voorstel en het creëren van de mogelijkheid om de vingerafdrukken die worden bewaard in EURODAC onder strikte voorwaarden te mogen gebruiken voor strafrechtelijke onderzoeken naar ernstige strafbare feiten.

Er is echter een kritisch advies van de Europese Toezichthouder voor Gegevensbescherming.

De kritiek richt zich met name op de noodzaak en proportionaliteit van de bevoegdheid om de vingerafdrukken van sporen en verdachten van ernstige strafbare feiten te vergelijken met die van asielzoekers.

Op dit punt verschilt Nederland van mening met de Europese toezichthouder. Al sinds 1989 worden in Nederland onder strikte voorwaarden vingerafdrukken die zijn aangetroffen bij ernstige strafbare feiten onder strikte voorwaarden vergeleken met die van asielzoekers. Het percentage treffers toont aan dat dit middel noodzakelijk is voor de opsporing van ernstige strafbare feiten.

Toch zijn er in het Nederlandse parlement er zorgen over dit voorstel en met name is er bezorgdheid over het risico op indirecte discriminatie.

In het voorstel voor aanpassing van de EURODAC-verordening is voorzien in een toezichts- en evaluatiemechanisme.

Bij de evaluatie zal worden nagegaan of de raadpleging van EURODAC ten behoeve van «het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten» heeft geleid tot indirecte discriminatie van personen die internationale bescherming zoeken.

Nederland hecht groot belang aan dit element van de evaluatie.

Nederland wil de Europese Commissie vragen vanaf de inwerkingtreding van de verordening aandacht te geven aan dit onderdeel van de evaluatie.

Als het nodig is na de inwerkingtreding van de EURODAC-verordening bepaalde gegevens bij te houden om eventuele stigmatiserende effecten te bepalen dan moeten de betrokken autoriteiten daarvan op de hoogte zijn.

Naar boven