31 936 Luchtvaartbeleid

AJ VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 december 2022

De leden van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking1 en voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving2 hebben kennisgenomen van de brief3 van 3 juni 2022 inzake locatiekeuze nieuw radarstation Herwijnen. De leden van de fractie van de SP hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de fracties van CDA, GroenLinks, Fractie-Nanninga, Partij van de Arbeid, Partij voor de Dieren, SGP, Fractie-Otten en Forum voor Democratie sluiten zich graag aan bij de vragen van de leden van de SP-fractie.

Naar aanleiding hiervan is op 4 oktober 2022 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Defensie.

De Staatssecretaris heeft op 28 oktober 2022 aangegeven dat het beantwoorden van de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn mogelijk is.

De Staatssecretaris heeft op 9 december 2022 inhoudelijk gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Staatssecretaris van Defensie

Den Haag, 4 oktober 2022

De leden van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) en voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief4 van 3 juni 2022 inzake locatiekeuze nieuw radarstation Herwijnen. De leden van de fractie van de SP hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen. De leden van de fracties van CDA, GroenLinks, Fractie-Nanninga, Partij van de Arbeid, Partij voor de Dieren, SGP, Fractie-Otten en Forum voor Democratie sluiten zich graag aan bij de vragen van de leden van de SP-fractie.

De leden van de fractie van de SP hebben kennisgenomen van uw brief van 3 juni 2022 met nieuwe informatie die voor de zomer naar het parlement is gestuurd. Daarnaast hebben deze leden kennis kunnen nemen van door belanghebbenden verkregen informatie op basis van de WOB/WOO.5

Deze nieuwe informatie levert bij deze leden veel vragen op in relatie tot eerdere, binnen en buiten het parlement, verstrekte informatie zowel over de gevolgde procedure als over de inhoudelijke argumenten en afwegingen.

De bij de brief van 3 juni jl. behorende vijf bijlagen met betrekking tot alternatieve locatie onderzoeken en integrale afweging zijn daags voor het samenkomen van de commissie Defensie van de Tweede Kamer pas aan de Kamer toegezonden. In totaal gaat het om meer dan 224 pagina’s en 19 alternatieve locaties. Bovendien zijn de rapporten, naar eigen zeggen van de onderzoekers, nog niet af. Wanneer waren de resultaten van de onderzoeken in uw bezit? Vindt u deze werkwijze in het belang van een zorgvuldige parlementaire afweging waarbij het parlement tijdig en volledig wordt geïnformeerd?

Proces

Per brief van 3 juni 2022 heeft u vier onderzoeken naar de Kamer gestuurd, waaronder een onderzoek naar alternatieve locaties, en een integrale afweging op basis van dit onderzoek.6 In de integrale afweging valt te lezen dat het locatieonderzoek eigenlijk nog drie tot zes maanden extra doorlooptijd nodig had. Er is ervoor gekozen om dit niet te doen, en te starten met de integrale afweging, welke vijf maanden in beslag heeft genomen. De leden van de SP-fractie hebben daarover de volgende vragen.

Waarom is gekozen voor deze versnelde procedure? Waarom is Herwijnen meegenomen als mogelijke alternatieve locatie terwijl eerder in de Tweede Kamer aangenomen moties7 aangaven dat Herwijnen geen optie meer was? Waarom wordt in de versnelde besluitvorming de actuele situatie van de oorlog in Oekraïne als reden voor versnelling genoemd en wordt gekozen voor de plaatsing in Herwijnen terwijl realisatie van plaatsing daar nog minimaal vier jaar in beslag zal nemen? Waarom is, indien de actuele situatie van de oorlog in Oekraïne om snelheid van handelen vraagt, niet gekozen voor MC Lopik als locatie, waar plaatsing in 4 maanden mogelijk is? In bijlage 1, luchtruimbewaking Nederland, wordt locatie MC Lopik beschreven. Dit betreft een groot Defensieterrein (500m x 200m = 100.000 m2), ruim een kilometer van de bebouwde kom gelegen.

Gebleken is dat deze locatie bij uitstek geschikt is voor plaatsing van de radar wanneer de drie windmolens, die aan het einde van de levensduur zijn, worden gesloopt en/of vervangen worden door een zonnepark. De plaatsing van SMART-L zou zelfs binnen vier maanden gerealiseerd kunnen worden. De leden van de SP-fractie hebben daarover de volgende vragen. Hoe kan het zijn dat de locatie MC Lopik, die voldoet qua radardekking, en waar de SMART-L zelfs in zeer korte tijd kan worden geplaatst, niet is meegenomen in het verdere onderzoek? Is deze locatie niet veel te vroeg afgeschreven als alternatieve locatie? Waarom is Lopik op zijn minst niet verder onderzocht? Klopt het dat de drie windmolens aan het einde van hun economische levensduur zijn? Is het juist dat niet onderzocht is of een eerdere sloop van de windmolens tot de mogelijkheden zou behoren en dat dit alleen niet gebeurd is omdat het onderzoeken of aanwezige uitsluitingscriteria kunnen worden opgeheven, buiten de opdracht van dit locatieonderzoek viel? Zo ja, bent u bereid dit alsnog te onderzoeken en de uitkomsten te delen met het parlement?

Deelt u de mening van de leden van de SP-fractie dat de onzekere uitkomst van de langdurige procedure, zowel wat betreft vergunningen als politiek, als voor plaatsing in Herwijnen vervangen kan worden door een overzichtelijke, zekere en snelle procedure voor MC Lopik? Gaat u ervoor zorgen dat de motie-Valstar en Stoffer8 inhoudelijk volledig uitgevoerd gaat en ook uitgevoerd kan worden? Erkent u dat dit betekent dat alternatieve locaties voor minimaal negen jaar (plaatsing in Herwijnen over vier jaar en daarna evaluatie na vijf jaar) moeten worden zeker gesteld als alternatieve locatie? Hoe gaat u ervoor zorgdragen dat op de drie alternatieve locaties (Meerkerk, Nieuwpoort en Goudriaan) uit het eerste locatieonderzoek (4-2-2020)9 en op de belangrijkste overige alternatieve locaties (Lopikerwaard zuid, MC Lopik, Polsbroek Cabauw en Vlist, Hoenkoop, Snelrewaard, Montfoort, Ottoland, Noordeloos) uit het tweede locatieonderzoek (19-11-2021)10 bijvoorbeeld geen plaatsing van windmolens en hoogbouw zal worden toegestaan om als potentieel gelijkwaardige locatie beschikbaar te blijven voor de komende negen jaar tot de evaluatie conform de motie is afgerond? Kunt u aangeven waarom dit de voorkeur verdient boven een snelle oplossing door plaatsing op MC Lopik? Acht u het bestuurlijk verantwoord om zoveel gemeenten, en de inwoners van Herwijnen, zolang in onzekerheid te laten?

Perceelgrootte

Een alternatieve locatie MASS Soesterberg wordt in het Onderzoek Alternatieve luchtruimbewaking11 afgewezen omdat de locatie volgens deze analyse te klein was. Het radarterrein moet minimaal 10.000 m2 zijn. Het radarterrein in Herwijnen is slechts 7.000 m2 groot. De omgevingsvergunning in WIER geeft aan dat het hek op minimaal 70 meter vanaf de radar moet staan, dat vraagt om een terrein van 19.600 m2 (140x140) (Ontwerpbeschikking ILT), dus de SMART-L moet minimaal 70 meter van de openbare weg staan. Is het juist dat zonder extra grondaankopen de radar in Herwijnen op maximaal 50 meter van de weg zou komen te staan? Heeft de Staatssecretaris aanwijzingen dat de ILT voor Herwijnen andere eisen zal stellen dan voor de radar in WIER?

Het alternatieve locatie onderzoek en de integrale afweging

De integrale afweging roept bij de leden van de SP-fractie de nodige vragen op. Uit bijlage 2, aanvullend alternatieve onderzoek,12 blijkt dat Herwijnen qua afstand, en daarmee gezondheidsrisico’s (én geluidsoverlast), tot het radarterrein als een van de slechtste locaties scoort, met maar liefst acht woningen op 370, 450, 550, 600 meter en dichterbij dan 900 meter, en de bebouwde kom op 950 meter. Dit leidt tot de volgende vragen. Hoe kan het zijn dat de veiligheid van omwonenden wordt genegeerd bij het selecteren van de geschikte locatie? Hoe kan Herwijnen geschikt zijn, gelet op deze score?

Waarom krijgen alternatieve locaties in de integrale afweging een lagere score dan Herwijnen vanwege de mogelijkheid dat windparken daar niet meer mogelijk zijn, terwijl er in Herwijnen (10 grote windmolens langs A15) en Zuilichem ook plannen zijn voor het plaatsen van windmolens? Waarom worden bij de alternatieve locaties aangegeven dat een radarstation een grote inbreuk in het open landschap is (of dat de bestemming agrarisch is met landschappelijke waarden en daar een zekere terughoudendheid ten aanzien van bouwontwikkelingen vanuit gaat) en daarom mogelijk bezwaren zal oproepen? Waarom maakt dit Herwijnen beter geschikt?

ICNIRP (International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection)

De leden van de SP-fractie lezen dat de SMART-L radar niet voldoet aan de ICNIRP-norm (International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection) binnen 300 meter afstand. Daarnaast zijn de pieken op grotere afstand ook te hoog. De Gezondheidsraad geeft zelfs aan dat blootstelling onder de ICNIRP-limieten de potentie heeft om gezondheid te schaden.

Veel wetenschappelijke onderzoeken rapporteren al gezondheidsrisico’s bij een veldsterkte onder de 1 Volt/meter. In België, Italië en diverse andere Europese landen is deze norm max 6 Volt/meter, uit voorzorg. In Nederland is deze norm maar liefst 47 Volt/meter. De piekniveaus van de SMART-L radar werden eerst berekend op 416 Volt/meter en zijn recent door TNO door andere een interpretatie van ICNIRP zelfs opgehoogd naar 861 Volt/meter (zie laatste rapport in bijlage 3).13 De pieken worden «afgevlakt» door te middelen met de «luistermomenten» dat de SMART-L geen stralingspulsen uitzendt. Per seconde zijn er maar liefst ruim 2200 pulsen in de hoogste piekveldsterkte belasting en dus een kleine 200 miljoen pulsen per dag. Binnen 300 meter afstand van de radar, met doorgaande weg met fietsende schoolgaande kinderen op 200 meter afstand, zijn de stralingsgemiddelden en pieken niet berekend door TNO. Terwijl de contra-expertise van Fraunhofer dit sterk aanbeveelt.14 De leden van de SP-fractie hebben hierover de volgende vragen.

Klopt het dat de stralingsniveaus binnen 300 meter de (al te hoge) norm van 47V/m overschrijden? Hoe kan het dat deze SMART-L radar de ICNIRP normen overschrijdt? Waarom wil de regering een radar plaatsen op een locatie die niet voldoet aan de wettelijke eisen? Waarom heeft TNO de ICNIRP 2020 limiet pieksterkte voor de SMART-L verhoogd van 416 V/m naar een limiet van 861 V/m (laatste rapport bijlage 3)? Waarom is dit opnieuw geïnterpreteerd en mag de limiet van deze gevaarlijke puls straling daarmee ineens 107% hoger zijn?

Acht u het mogelijk en wenselijk dat een radar die wettelijk niet voldoet op een locatie in werking kan worden gesteld? Waarom heeft de regering de blootstelling binnen 300 meter ondanks herhaaldelijke verzoeken van Tweede Kamer en bewoners, nooit laten berekenen en valideren? Erkent u dat er een actieve bewijsplicht is dat er vooraf aangetoond moet worden dat de ICNIRP-limieten nooit overschreden mogen worden?

In het debat over de Rijkscoördinatieregeling radarstation Herwijnen in de Eerste Kamer in december 201915 heeft de Staatssecretaris van Defensie uiteengezet dat de SMART-L Radar zonder enig gezondheidsrisico op de beoogde locatie in Herwijnen kan staan, terwijl de TNO onderzoeken met betrekking tot de ICNIRP normering nog niet beschikbaar waren. De leden van de SP-fractie constateren dat deze pas zijn opgeleverd in februari 2020. Hoe kan TNO vaststellen dat er geen risico’s bestaan, zonder onderzoek te dien naar effecten binnen 300 meter? Waarom is er geen aanvullend onderzoek uitgevoerd, terwijl TNO door Fraunhofer gewezen is op dit hiaat? Volgens de VNG-normering valt de SMART-L radar in klasse 6. Daarbij hoort een afstand tot bewoning van minimaal 1.500 meter. De staatsecretaris heeft in het debat in 2019 aangegeven dat zij mag afwijken van deze richtlijn omdat de SMART-L kan worden beschouwd als een civiele zendinstallatie met vermogen van maximaal 100.000 Watt en daarmee in klasse 3.2 valt (veilige afstand 100 meter). Erkent u dat het in 2019 geschetste piekvermogen en het gemiddelde vermogen van 100.000 Watt onjuist zijn? In de via de WOB16 verkregen vergunningsaanvraag (omgevingsvergunning ILT) voor de SMART-L in Wier (gelijk aan Herwijnen) kan worden gelezen dat het gemiddelde vermogen van de radar 225.000 Watt is, en uit een ander rapport (Meetrapport Dekra Wier) valt af te leiden, dat het piekvermogen een factor 10 tot 11 hoger ligt tot ca. 2.250.000 tot 2.500.000 Watt. Kunt u dit bevestigen? Wat betekent dit in het licht van de actieve informatieplicht aan het parlement? Waarom is deze nieuwe informatie niet actief gedeeld met het parlement? Dat de toenmalige Staatssecretaris op de hoogte was van de onjuistheid van de aan het parlement gegeven informatie blijkt onder andere uit WOB documenten 1212, 1402, 1403, 1408, 1416,17 waarin valt te lezen dat de Staatssecretaris ontstemd was over deze informatie.

Hoe gaat u, nu dit werkelijke vermogen bekend is, om met de VNG-richtlijn van 1.500 meter? Gaat u de juist informatie alsnog aan het parlement verstrekken met een uitleg over de gang van zaken op dit punt?

Gezondheidsonderzoek cumulatieve of samengestelde stralingsblootstelling

De leden van de SP-fractie constateren dat de onderzoeken naar en berekeningen van de (samengestelde) stralingsblootstelling nooit is uitgevoerd binnen de 300 meter van de radar. Dit is noodzakelijk omdat op plaatsen buiten de inrichting die toegankelijk zijn voor derden, de elektromagnetische velden die door de in de inrichting aanwezige radarinstallatie gezamenlijk wordt opgewekt, niet hoger mogen zijn dan in de ICNIRP vastgestelde basisrestricties en referentieniveaus. De vergunninghouder dient dit te allen tijde te kunnen aantonen (zie Ontwerpbeschikking ILT Wier 5.1). In Herwijnen is in tegenstelling tot Wier de radar toegankelijk voor derden tot op 50 meter.

In het TNO-onderzoek wordt er slechts verwezen naar het engineering analysis rapport van Thales binnen de 300 meter. Deelt u de mening van de leden van de SP-fractie dat, gezien de discussie over de geluidsnorm en geluidsproblemen in Wier met Thales, het terecht is dat de eigen onderzoeken van de fabrikant om nadere onafhankelijke onderbouwing vragen, conform de wensen van het parlement? Wat kunt u zeggen over de stralingslimieten van de SMART-L als enkele stralingsbron binnen de 300 meter? Wat kunt u zeggen over de cumulatieve of samengestelde stralingslimieten van de SMART-L met andere stralingsbronnen binnen de 300 meter? Bent u bekend met het feit dat zelfs Fraunhofer opmerkingen maakt over het TNO-rapport dat er op dichtere afstand gevaarlijk hoge straling kan ontstaan en doet aanbevelingen voor verder onderzoek? Erkent u dat indien bij berekeningen binnen de 300 meter en buiten het hek van de radar, blootstellingen zelfs boven ICNIRP kunnen voorkomen, de SMART-L radar niet geplaatst mag worden? Klopt het dat binnen de 300 meter volgens laatste rapport (Bijlage 3)18 TNO geen blootstellingsberekeningen kan maken maar alleen verre veldberekeningen op meer dan 300 meter? Waarom is dit niet eerder aan het parlement gemeld, terwijl het parlement hier sinds 2019 al om vraagt en juist deze afstanden doorslaggevend zijn om te berekenen of de SMART-L aan ICNIRP voldoet. Bent u bereid dit onderzoek alsnog uit te laten voeren?

Waarom staan er zoveel disclaimers in de diverse onderzoeken van TNO, Defensie en Rijksvastgoedbedrijf over voldoen aan de ICNIRP? Wat betekent dit voor de betrouwbaarheid van de informatie waar een besluit op moet worden gebaseerd?

Geluidsnormen/-overlast

De leden van de SP-fractie constateren dat de SMART-L radar de geluidsnorm overschrijdt. Dat is in Wier ondervonden, en vanwege die norm moest de radar in de avonduren en ‘s nachts uitgezet worden. Op dit ogenblik, door de «dreiging met betrekking tot oorlog in Oekraïne» staat de radar in Wier 24/7 aan en kunnen bewoners niet met hun raam open slapen door de herrie. Uit WOB-verzoeken gedaan in opdracht van Wier (aanvraag omgevingsvergunning ILT en prognose onderzoek TNO)19 blijkt dat het Ministerie van Defensie in 2018 al wist dat de SMART-L radar niet voldoet aan de geluidsnormen in de avond en ‘s nachts. Waarom is dit niet gemeld aan het parlement, en waarom is het niet vermeld in de aanvraagbrief voor de RCR? Vindt u dat het parlement op dit punt volledig en juist is geïnformeerd?

Acht u het opstarten van de RCR voor Herwijnen en de kamerbrief van 7 juni 201920 zorgvuldig nu gebleken is dat zaken die toen al bekend waren niet zijn vermeld? Waarom zijn de Eerste Kamer en Tweede Kamer en de burgers van Herwijnen en Wier niet al in 2018 en 2019 geïnformeerd over het feit dat de SMART-L niet voldoet aan de juiste geluidsnormen voor in de avond en de nacht, terwijl dit in 2018 al bekend was gezien de ingediende vergunningsaanvraag bij ILT?

Voor de geluidsproblemen is reeds aan Thales opdracht verstrekt om te werken aan een oplossing waarbij een koepel over de radar heen wordt geplaatst. Echter, deze koepel verstoort de werking van de hypergevoelige radar (als een extra filter). In eerdere communicatie is steeds gemeld dat een koepel technisch niet mogelijk zou zijn. Is het juist dat het plaatsen van een koepel als effect heeft dat de SMART-L met meer vermogen moet stralen om een vergelijkbaar radarbeeld van «zonder koepel» te krijgen. Betekent dit dat alle berekeningen van TNO over stralingsniveaus in verschillende modi van de SMART-L radar mogelijk niet meer correct zijn en moeten worden overgedaan? Heeft u overleg gehad met TNO en Thales over de effecten van de koepel op de werking van de radar en op de stralingsniveaus in de omgeving? Zo ja, wat zijn daarvan de resultaten? Zo nee, waarom niet en gaat dit alsnog gebeuren? Erkent u dat vanuit een zorgvuldige procedure en vergunningsaanvraag er nieuwe berekeningen zullen moeten worden gedaan? Erkent u dat deze uitkomsten invloed kunnen hebben op de mogelijkheid tot plaatsing van de radar op de beoogde locatie in Herwijnen?

WOB/WOO documenten

In oktober 2020 zijn WOB-verzoeken ingediend. Pas in december 2021 zijn er 3.000 pagina’s documenten verstrekt. Hieruit blijkt onder andere dat het Ministerie van Defensie de locatie Nieuw Millingen altijd als Plan B of back-up heeft gehad. Ook blijkt hieruit dat Defensie de stralingsnorm ondergeschikt acht aan het uitvoeren van haar haar grondwettelijke hoofdtaak, zo concluderen de leden van de SP-fractie. Deelt u de mening van deze leden dat ook het Ministerie van Defensie zich te houden heeft aan wetten en vergunningsvoorschriften bij het uitvoeren van haar taken? Wat is uw oordeel over het feit dat uit WOB-documenten blijkt dat Defensie zich zorgen maakt over het niet voldoen aan ICNIRP en ook boven deze veel te hoge stralingslimieten toch wil blijven uitzenden om te kunnen voldoen aan haar grondwettelijke hoofdtaken? Deelt u de zorgen van de inwoners van Herwijnen over deze verkregen informatie aangezien het Ministerie van Defensie aan de knoppen van de radar zit (op grote afstand vanuit Nieuw Millingen) en bewoners niet weten op welk moment er welk stralingsniveau wordt gerealiseerd door de SMART-L Radar? (WOB-document 1510)21.

Bent u bekend met het feit dat vanuit de WOB-documenten (WOB-documenten 89 en 92)22 is aangegeven door bevoegde ambtenaren (Hoofd Afdeling C4ISR | Commando Luchtstrijdkrachten en Plaatsvervangend Directeur Projecten Defensie Materieel) dat de locatie Nieuw Millingen wel een plan B was en een back-up indien de toenmalige gemeente Lingewaal niet zou instemmen met het bestemmingsplan? Hoe oordeelt u over de informatie in WOB-documenten, waaruit blijkt dat vanwege nieuwe EMV besluiten Defensie zich zorgen maakt dat de Minister van EZK/ Agentschap Telecom de radar kan uitzetten indien deze de ICNIRP limieten overschrijdt? (WOB 1510). Kunt u verklaren waarom de taak van Defensie in dit EMV besluit onvoldoende is belicht? In hoeverre schuurt dit tegen de al hoge ICNIRP limieten in Nederland? (WOB 1510). Wat is de reden dat WOB-document nr. 1510 niet meer online te raadplegen is en uit de openbaarheid is gehaald? Kunt u verklaren waarom het Ministerie van Defensie zich zorgen maakt over overschrijding van de ICNIRP-limieten terwijl bij voortduring gecommuniceerd wordt dat de radar ver onder de ICNIRP-limieten blijft? Het stralingsniveau in Nederland zal toenemen door 5G/6G/7G. Het Ministerie van Defensie geeft richting het Ministerie van EZK aan dat zij hun radar in zendvermogen niet willen beperken in de toekomst ook al hebben zij de grootste stralingsbron in de omgeving.

Erkent u dat met de plaatsing van de radar toekomstige beperkingen worden opgelegd aan de omgeving van Herwijnen? Wat is uw oordeel over het feit dat Defensie en TNO, zoals blijkt uit de beschikbare WOB documenten (nummers 240, 576, 1065, 1484 en 151023), te kennen geven dat ze voor de SMART-L zich niet aan het ALARA-principe (voorzorgsprincipe) kunnen en willen houden?

Klopt het beeld dat na onderzoek van WOB-correspondentie (WOB-document 554) binnen het ministerie Defensie is geopperd dat bij het verhogen van de radarlocatie Herwijnen indien het radarbeeld verbetert, Defensie met opgeheven hoofd zou kunnen zeggen dat Defensie de omgeving met zo’n gebaar tegemoet komt vanwege minder straling?

Rijkscoördinatieregeling

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het democratisch proces rond de plaatsing van de radar in Herwijnen ernstig gemankeerd is. Hoe beoordeelt u het democratische proces waarin Defensie en het kabinet zijn opgedragen om de RCR te stoppen vanuit de motie-Van Helvert24 en dat er 16 maanden later een besluit uit de ministerraad komt, dat Defensie toch weer uitkomt bij plaatsing in Herwijnen? Wat betekent dit voor het vertrouwen van burgers in een democratisch proces? Kunt u het meldingsformulier toepassing Rijkscoördinatieregeling op energie-infrastructuurprojecten (geldend van 23-02-2017 t/m heden) voor de aanvraag van de RCR Herwijnen in 2019 ter informatie aan de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet? Waarom is in de brief25 aan de Kamer van 7 juni 2019 over de RCR het belang van windmolenbouw in Flevoland als argument genoemd (de radar moest vanwege dit belang verplaatst worden vanuit Nieuw Millingen naar Herwijnen), terwijl door het Ministerie van Defensie achteraf een Verklaring Van Geen Bezwaar is afgegeven voor de bouw van windparken in Flevoland en de MPR radar hier geen onacceptabele hinder ondervindt? Hoe verhoudt zich dit met het argument van landsbelang?

Kunt u iedere twijfel uitsluiten over de rechtsgeldigheid van de RCR? Wat is uw oordeel over de kritische kanttekeningen die staatsrechtsgeleerden Voermans en de Vries plaatsen bij de rechtsgeldigheid van toepassing en proces van de RCR voor plaatsing van de radar in Herwijnen, zo vragen de leden van de SP-fractie26

De leden van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) en voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking E.B. van Apeldoorn

Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving H.J. Meijer

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2022

De leden van de Eerste Kamerfracties van de SP, CDA, GroenLinks, Fractie-Nanninga, Partij van de Arbeid, Partij voor de Dieren, SGP, Fractie-Otten en Forum voor Democratie, hebben op 4 oktober jl. schriftelijke vragen gesteld over mijn brief van 3 juni 2022 inzake de locatiekeuze nieuw radarstation.

U heeft mij verzocht deze vragen binnen vier weken te beantwoorden. Vanwege de hoeveelheid vragen en de mate van detail van de vragen is er meer tijd nodig om de vragen zorgvuldig te beantwoorden. Ik verwacht de beantwoording uiterlijk begin december 2022 aan uw Kamer te sturen.

De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2022

Op 4 oktober jl. heb ik van u, namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, 79 vragen omtrent het nieuwe radarstation in Herwijnen ontvangen. Deze vragen stelt u in reactie op mijn brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 940) waarin ik het besluit toelicht om de Rijkscoördinatieregeling (RCR)-procedure voor het radarstation voort te zetten.

Voordat ik reageer op uw vragen, maak ik van de gelegenheid gebruik om in te gaan op het parlementaire proces rondom de RCR-procedure. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat een besluit tot toepassing van de RCR-procedure wordt toegezonden aan de beide Kamers der Staten-Generaal. Zowel uw Kamer als de Tweede Kamer hebben het besluit van 7 juni 2019 tot het van toepassing verklaren van de RCR-procedure voor het plaatsen van de radar in Herwijnen (Kamerstuk 31 936, nr. 637) in behandeling genomen. Uw Kamer heeft op 17 december 2019 ingestemd met de RCR-procedure voor de plaatsing van het radarstation in Herwijnen.27 Met het verwerpen van de moties Karabulut & Kerstens28 en Kerstens & Karabulut29 in 2019 is door de toenmalig Staatssecretaris aangenomen dat ook de behandeling in de Tweede Kamer was afgerond. Vervolgens is het RCR-besluit op 14 februari 2020 gepubliceerd.

Vanaf juni 2020 heeft de Tweede Kamer diverse moties omtrent het radarstation aangenomen; waarvan meest recentelijk de motie Valstar & Stoffer (Kamerstuk 27 830, nr. 366). Deze motie verzoekt het kabinet na plaatsing van de radar in Herwijnen jaarlijks metingen uit te voeren en vijf jaar na realisatie te evalueren. Tijdens het debat heb ik opgemerkt dat het kabinet instemming met deze motie beschouwt als instemming van de Tweede Kamer met de keuze voor Herwijnen als locatie en met de voortzetting van de RCR-procedure voor Herwijnen.30 De motie is vervolgens aangenomen. Daarmee is de parlementaire behandeling van het besluit tot toepassing van de RCR-procedure voor het plaatsen van de radar in Herwijnen afgerond en kon de RCR-procedure worden voortgezet.

Op dit moment loopt de voorbereiding van het rijksinpassingsplan inzake de plaatsing van de SMART-L radar te Herwijnen. In de RCR-procedure worden vragen en zorgen van belanghebbenden over het radarstation zorgvuldig in behandeling genomen. Het is mijn verantwoordelijkheid als (mede-)bevoegd gezag om hier met de Minister van Binnenlandse Zaken op toe te zien.

Beantwoording van uw vragen

Het besluit om de RCR-procedure voort te zetten heeft bij een aantal van uw leden tot vragen geleid. Een aantal van deze vragen lijken op onjuiste aannames te zijn gebaseerd. In het algemeen verwijs ik voor nadere verdieping naar eerdere brieven en bijbehorende bijlagen voor de onderbouwing en toelichting over onder meer straling en alternatieve locaties. In deze brieven is toegelicht dat er geen reden is tot zorg over straling en gezondheid en dat Herwijnen de meest geschikte locatie is. Uiteraard ga ik in mijn beantwoording daar nader op in.

De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat

Algemeen

De bij de brief van 3 juni jl. behorende vijf bijlagen met betrekking tot alternatieve locatie onderzoeken en integrale afweging zijn daags voor het samenkomen van de commissie Defensie van de Tweede Kamer pas aan de Kamer toegezonden. In totaal gaat het om meer dan 224 pagina’s en 19 alternatieve locaties. Bovendien zijn de rapporten, naar eigen zeggen van de onderzoekers, nog niet af. Wanneer waren de resultaten van de onderzoeken in uw bezit?

Defensie heeft de rapporten van de afzonderlijke onderzoeken, als onderdeel van de heroriëntatie, op verschillende momenten van de diverse onderzoekers ontvangen. Dit betrof definitieve rapporten. Het laatste onderzoek is op 21 januari 2022 vastgesteld en de gesprekken met gemeenten en provincies zijn in februari 2022 afgerond. De integrale beoordeling van de onderzoeken en gesprekken is op 12 mei 2022 vastgesteld. Op 3 juni jl. bent u hierover geïnformeerd.

Vindt u deze werkwijze in het belang van een zorgvuldige parlementaire afweging waarbij het parlement tijdig en volledig wordt geïnformeerd?

Ja. In diverse brieven aan de Tweede en Eerste Kamer is de voortgang van de onderzoeken tussentijds toegelicht.31 Na afronding van alle onderzoeken en gesprekken in februari 2022 zijn deze zorgvuldig integraal beoordeeld. Met de brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 940), waarin het besluit de RCR-procedure in Herwijnen voort te zetten wordt toegelicht, zijn de definitieve documenten aan het parlement toegestuurd en voorzien van de beoordeling van de regering. Mijns inziens is er op transparante wijze zo goed mogelijk invulling gegeven aan het tijdig informeren en is de Kamer tevens volledig geïnformeerd.

Proces

Per brief van 3 juni 2022 heeft u vier onderzoeken naar de Kamer gestuurd, waaronder een onderzoek naar alternatieve locaties, en een integrale afweging op basis van dit onderzoek. In de integrale afweging valt te lezen dat het locatieonderzoek eigenlijk nog drie tot zes maanden extra doorlooptijd nodig had. Er is ervoor gekozen om dit niet te doen, en te starten met de integrale afweging, welke vijf maanden in beslag heeft genomen. De leden van de SP-fractie hebben daarover de volgende vragen.

Waarom is gekozen voor deze versnelde procedure?

Gezien de huidige radardekking en het verslechterde dreigingsbeeld is in het kader van de nationale veiligheid een zo spoedige mogelijke realisatie van de radar van belang, zoals toegelicht in de brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 940). In de integrale beoordeling (bijlage 4 van de brief van 3 juni jl.) is daarnaast toegelicht dat «het onwaarschijnlijk [is] dat inzicht in de impact van de radar op de maatschappelijke opgaven zal leiden tot het vinden van een meer geschikte locatie of draagvlak voor een alternatieve locatie. Het is waarschijnlijk dat aanvullende vervolgonderzoeken of – analyses worden verzocht vanwege het aantal argumenten tegen de komst van de radar en de maatschappelijke aandacht voor het onderwerp. Het is niet mogelijk te bepalen hoelang een dergelijk vervolgtraject zal duren.» In de brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 940) is om deze redenen toegelicht dat «na bestudering van de resultaten van de onderzoeken – en in de wetenschap dat er geen ideale locatie voorhanden is – komt het kabinet tot de conclusie dat er onvoldoende perspectief is om binnen afzienbare tijd te komen tot een kansrijke en meer geschikte locatie dan Herwijnen». Vervolgonderzoek en uitstel van besluitvorming zou de gemeente West Betuwe en haar inwoners, de energietransitie en Defensie onnodig langer in onzekerheid laten.

Waarom is Herwijnen meegenomen als mogelijke alternatieve locatie terwijl eerder in de Tweede Kamer aangenomen moties aangaven dat Herwijnen geen optie meer was?

Voor een zorgvuldige locatiekeuze is het van belang dat alle locaties tegen dezelfde criteria worden gewogen. Het bij voorbaat uitsluiten van een geschikte locatie zou tot een onzorgvuldig kabinetsbesluit leiden. In de begrotingsbehandeling van 10 november 2021 heeft de toenmalig Minister van Defensie het als volgt toegelicht: «Voordat duidelijk is op welke plek dat kan, ga ik niet besluiten om een locatie uit te sluiten of om een Rijkscoördinatieprocedure te stoppen. Dat zou onverantwoord zijn. We kregen reacties van de mensen uit Herwijnen, maar we krijgen natuurlijk ook reacties van mensen op andere plekken. Als het de situatie wordt dat we elke keer tot de conclusie moeten komen dat we een bepaalde locatie niet willen, dan is uiteindelijk het eind van het liedje dat we niet aan onze verplichting om het luchtruim te bewaken kunnen voldoen.»

Waarom wordt in de versnelde besluitvorming de actuele situatie van de oorlog in Oekraïne als reden voor versnelling genoemd en wordt gekozen voor de plaatsing in Herwijnen terwijl realisatie van plaatsing daar nog minimaal vier jaar in beslag zal nemen?

In de brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 940) en de onderliggende integrale beoordeling (bijlage 4 van de brief) is toegelicht dat de status van de Nederlandse luchtruimbewaking, los van het huidige dreigingsbeeld, de realisatie van een nieuw radarstation urgent maakt. Dit betekent dat een zo kort mogelijke realisatietijd voor een nieuw radarstation van groot belang is. Uit de heroriëntatie blijkt dat Herwijnen de kortste realisatietijd van ongeveer vier jaar heeft. Herwijnen is om deze en andere redenen het meest geschikt. Een realisatietijd van vier jaar is lang, maar de realisatietijd van andere locaties is enkele jaren langer. Versnelling van de realisatie in Herwijnen is wenselijk, maar lijkt vooralsnog niet mogelijk.

Om die reden bekijkt Defensie interim--maatregelen voor luchtruimbewaking, zoals tevens toegelicht in de brief van 3 juni jl. Hiervoor geldt dat zij geen permanente oplossing kunnen bieden, die voldoet aan de eisen voor luchtruimbewaking.

Waarom is, indien de actuele situatie van de oorlog in Oekraïne om snelheid van handelen vraagt, niet gekozen voor MC Lopik als locatie, waar plaatsing in 4 maanden mogelijk is? In bijlage 1, luchtruimbewa-king Nederland, wordt locatie MC Lopik beschreven. Dit betreft een groot Defensieterrein (500m x 200m = 100.000 m2), ruim een kilometer van de bebouwde kom gelegen.

Gebleken is dat deze locatie bij uitstek geschikt is voor plaatsing van de radar wanneer de drie windmolens, die aan het einde van de levensduur zijn, worden gesloopt en/of vervangen worden door een zonnepark. De plaatsing van SMART-L zou zelfs binnen vier maanden gerealiseerd kunnen worden. De leden van de SP-fractie hebben daarover de volgende vragen. Hoe kan het zijn dat de locatie MC Lopik, die voldoet qua radardekking, en waar de SMART-L zelfs in zeer korte tijd kan worden geplaatst, niet is meegenomen in het verdere onderzoek? Is deze locatie niet veel te vroeg afgeschreven als alternatieve locatie? Waarom is Lopik op zijn minst niet verder onderzocht?

De locatie MC Lopik is ongeschikt vanwege de onacceptabele verstoring die de windmolens op korte afstand van de locatie veroorzaken, zoals beschreven in de integrale beoordeling van de heroriëntatie (zie bijlage 4 van de brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 940). In het gesprek tussen Defensie en de gemeente Lopik zijn de locatie MC Lopik en de radarzicht beperkende windmolens besproken. Daaruit bleek dat de windmolens niet worden verwijderd, maar vervangen. Dit betekent dat de locatie MC Lopik onvoldoende radardekking biedt en daarom bij voorbaat afvalt als locatie voor het radarstation. Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 3 juni jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 940), is het verdringen van de ambities omtrent de energietransitie voor het kabinet geen optie. Het nader onderzoeken van de verwijdering van de windmolens is daarmee niet aan de orde.

Een aanvullend negatief aspect aan de locatie MC Lopik is dat er direct rondom MC Lopik concrete bouwplannen zijn, zo lichtte de gemeente Lopik in het gesprek met Defensie toe. Het betreft de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein De Copen waar reeds honderden mensen werken. Dit compliceert de inpasbaarheid. Het Rijksvastgoedbedrijf en Defensie achten de vergunningverlening van vier maanden voor MC Lopik daarom niet realistisch. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat de vergunningverlening voor een radarstation slechts onderdeel is van de totale realisatie.

In het onderzoek naar alternatieve wijzen van luchtruimbewaking wordt beschreven dat vergunningverlening (niet plaatsing) op MC Lopik mogelijk zou kunnen zijn in vier maanden, maar dat gedegen onderzoek moet worden afgewacht. Met inachtneming van bovengenoemde obstakels is een geschatte realisatietermijn voor MC Lopik daarmee meer dan zeven jaar.

Klopt het dat de drie windmolens aan het einde van hun economische levensduur zijn?

Ja, de gemeente Lopik heeft aangegeven dat deze windmolens aan het eind van hun economische levensduur zijn en worden vervangen. De vervanging betreft vrijwel zeker een vervanging met (veel) grotere windmolens op dezelfde locatie, maar met een iets andere opstelling.

Is het juist dat niet onderzocht is of een eerdere sloop van de windmolens tot de mogelijkheden zou behoren en dat dit alleen niet gebeurd is omdat het onderzoeken of aanwezige uitsluitingscriteria kunnen worden opgeheven, buiten de opdracht van dit locatieonderzoek viel? Zo ja, bent u bereid dit alsnog te onderzoeken en de uitkomsten te delen met het parlement?

In het locatieonderzoek van het Rijksvastgoedbedrijf was het onderzoeken van mogelijkheden om belemmerende factoren op te heffen geen onderdeel van het onderzoek. De aanwezigheid van en plannen voor de genoemde windmolens zijn besproken in het gesprek met de gemeente Lopik. Zoals gezegd, bleken de windmolens te worden vervangen, niet verwijderd. Vanwege de kabinetsdoelstellingen omtrent de energietransitie is het niet wenselijk om deze locatie en het verwijderen van deze windmolens nader te onderzoeken. Dit staat nog los van andere redenen waarom deze locatie minder geschikt is (zie voor nadere toelichting de voorgaande beantwoording van vragen over MC Lopik).

Deelt u de mening van de leden van de SP-fractie dat de onzekere uitkomst van de langdurige procedure, zowel wat betreft vergunningen als politiek, als voor plaatsing in Herwijnen vervangen kan worden door een overzichtelijke, zekere en snelle procedure voor MC Lopik?

Die mening deel ik niet. Voor een toelichting verwijs ik naar de antwoorden op bovenstaande vragen met betrekking tot de locatie MC Lopik.

Gaat u ervoor zorgen dat de motie-Valstar en Stoffer inhoudelijk volledig uitgevoerd gaat en ook uitgevoerd kan worden?

Ja, dit is belegd en geborgd binnen Defensie. De volledige uitvoering heeft naar verwachting een tijdsbeslag van ongeveer negen jaar.

Erkent u dat dit betekent dat alternatieve locaties voor minimaal negen jaar (plaatsing in Herwijnen over vier jaar en daarna evaluatie na vijf jaar) moeten worden zeker gesteld als alternatieve locatie? Hoe gaat u ervoor zorgdragen dat op de drie alternatieve locaties (Meerkerk, Nieuwpoort en Goudriaan) uit het eerste locatieonderzoek (4-2-2020) en op de belangrijkste overige alternatieve locaties (Lopikerwaard zuid, MC Lopik, Polsbroek Cabauw en Vlist, Hoenkoop, Snelrewaard, Montfoort, Ottoland, Noordeloos) uit het tweede locatieonderzoek (19-11-2021) bijvoorbeeld geen plaatsing van windmolens en hoogbouw zal worden toegestaan om als potentieel gelijkwaardige locatie beschikbaar te blijven voor de komende negen jaar tot de evaluatie conform de motie is afgerond?

In de brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 940) is toegelicht dat ik de intentie heb om de radarverstoringsgebieden voor de locaties Meerkerk, Nieuwpoort en Goudriaan (gemeenten Molenlanden en Vijfheerenlanden) te laten vervallen zodra er voldoende zekerheid is over de inpassing van het radarstation in Herwijnen. Juridisch gezien is er definitieve zekerheid nadat het rijksinpassingsplan en de meegecoördineerde uitvoeringsbesluiten, eventueel na een eventuele beroepsprocedure bij de Raad van State, onherroepelijk zijn. Defensie zal tot die tijd geen nieuwe radarverstoringsgebieden op andere alternatieve locaties voor het radarstation van toepassing verklaren.

Kunt u aangeven waarom dit de voorkeur verdient boven een snelle oplossing door plaatsing op MC Lopik? Acht u het bestuurlijk verantwoord om zoveel gemeenten, en de inwoners van Herwijnen, zolang in onzekerheid te laten?

MC Lopik heeft een langere realisatietijd dan Herwijnen (zie beantwoording van voorgaande vragen over MC Lopik).

De RCR-procedure kost tijd, maar heeft als doel om tot een zorgvuldige afweging van verschillende belangen te komen. Defensie heeft vertrouwen dat de RCR-procedure voor het radarstation in Herwijnen succesvol kan worden doorlopen en streeft naar een spoedig en zorgvuldig verloop, zodat alle belanghebbenden zo snel mogelijk definitief duidelijkheid hebben over het radarstation.

Perceelgrootte

Een alternatieve locatie MASS Soesterberg wordt in het Onderzoek Alternatieve luchtruimbewaking afgewezen omdat de locatie volgens deze analyse te klein was. Het radarterrein moet minimaal 10.000 m2 zijn. Het radarterrein in Herwijnen is slechts 7.000 m2 groot.

In de integrale beoordeling (bijlage 4 van de brief van 3 juni jl., Kamerstuk 31 936, nr. 940) wordt beschreven dat de locatie MASS Soesterberg bij nadere beoordeling operationeel niet geschikt is en daarom afvalt als alternatieve locatie. De reden hiervoor is dat de mitigerende maatregelen om te zorgen voor voldoende radardekking niet mogelijk bleken, zoals toegelicht in de integrale beoordeling. De terreinomvang betrof de maat (100x100m) die is gebruikt voor het zoeken van terreinen. De maat betrof geen minimumeis. Het terrein in Herwijnen is kleiner, maar op grond van nauwkeuriger (stralings)berekeningen groot genoeg voor het plaatsen van de radar.

De omgevingsvergunning in WIER geeft aan dat het hek op minimaal 70 meter vanaf de radar moet staan, dat vraagt om een terrein van 19.600 m2 (140x140) (Ontwerpbeschikking ILT), dus de SMART-L moet minimaal 70 meter van de openbare weg staan. Is het juist dat zonder extra grondaankopen de radar in Herwijnen op maximaal 50 meter van de weg zou komen te staan? Heeft de Staatssecretaris aanwijzingen dat de ILT voor Herwijnen andere eisen zal stellen dan voor de radar in WIER?

Voor de omgevingsvergunningen geldt dat de radar moet voldoen aan de geldende richtlijnen voor straling voor publiek toegankelijk terrein (ICNIRP-richtlijnen). De afstand tussen het radarstation en publiek toegankelijk terrein is niet doorslaggevend voor de vergunning.

In Wier staat de radartoren op 70 meter van publiek toegankelijk terrein. De vergunning in Wier stelt dat aan de ICNIRP-richtlijn wordt voldaan. De huidige plannen in Herwijnen voorzien dat de radartoren op 35 meter van publiek toegankelijk terrein komt te staan. De uitgevoerde onderzoeken ten behoeve van de vergunningsaanvraag tonen aan dat de radar in Herwijnen voldoet aan de ICNIRP-richtlijnen. Er zijn geen aanwijzingen dat ILT in dit opzicht aanvullende eisen zal stellen aan de radar in Herwijnen.

Het alternatieve locatie onderzoek en de integrale afweging

De integrale afweging roept bij de leden van de SP-fractie de nodige vragen op. Uit bijlage 2, aanvullend alternatieve onderzoek, blijkt dat Herwijnen qua afstand, en daarmee gezondheidsrisico’s (én geluidsoverlast), tot het radarterrein als een van de slechtste locaties scoort, met maar liefst acht woningen op 370, 450, 550, 600 meter en dichterbij dan 900 meter, en de bebouwde kom op 950 meter. Dit leidt tot de volgende vragen. Hoe kan het zijn dat de veiligheid van omwonenden wordt genegeerd bij het selecteren van de geschikte locatie? Hoe kan Herwijnen geschikt zijn, gelet op deze score?

Het kabinet neemt de veiligheid van de omwonenden zeer serieus. Uit diverse onderzoeken en metingen van verschillende, onafhankelijke partijen blijkt dat het radarstation ruimschoots voldoet aan de geldende richtlijnen om de gezondheid van de omgeving te beschermen, ook op de kleinste van de hierboven genoemde afstanden. Wel constateert de integrale beoordeling (zie bijlage 4 van de brief van 3 juni jl., Kamerstuk 31 936, nr. 940) een risico omtrent geluid voor alle alternatieve locaties. Op basis van de huidige rapporten verwacht Defensie dat het radarstation met de geplande geluidsmaatregelen (koepel en aandrijving) zal voldoen aan de geluidsnormen. ILT toetst dit in de vergunningverlening voor het radarstation, naar verwachting in 2023. De afstanden tot woningen in Herwijnen zoals gesteld in de vraag komen overigens niet overeen met de afstanden in het genoemde onderzoek naar alternatieve locaties (bijlage 2 van de brief van 3 juni jl.).

Waarom krijgen alternatieve locaties in de integrale afweging een lagere score dan Herwijnen vanwege de mogelijkheid dat windparken daar niet meer mogelijk zijn, terwijl er in Herwijnen (10 grote windmolens langs A15) en Zuilichem ook plannen zijn voor het plaatsen van windmolens?

Een score op verdringingseffecten op de ambities voor wind op land en hoge woningbouw wordt bepaald door de aan- of afwezigheid van een radarverstoringsgebied, zoals toegelicht in de integrale beoordeling (bijlage 4 van de brief van 3 juni jl., Kamerstuk 31 936, nr. 940). Hieronder schets ik de situatie in Herwijnen en licht ik de beoordeling van dit aspect nader toe.

Sinds 2016 is er een radarverstoringsgebied van kracht in Herwijnen, in afwachting van de daadwerkelijke realisatie van het radarstation. Sindsdien moeten derden rekening houden met de komst van het radarstation in Herwijnen. Dat geldt ook voor plannen in of rondom Zuilichem. Zoals toegelicht in de brief van 17 november 2020 (Kamerstuk 31 936, nr. 806) is in 2015 een Verklaring van Geen Bezwaar windpark Deil (de windmolens langs de A15) afgegeven, omdat het radarstation in Herwijnen nog geen onderdeel was van het radarverstoringsonderzoek voor windpark Deil. Het radarverstoringsgebied in Herwijnen was namelijk op dat moment nog niet van kracht. Zoals de brief van 17 november 2020 nader toelicht, is bij de locatiekeuze de verstoring van dit windpark geaccepteerd, omdat het radardekkingsprofiel van Herwijnen ondanks deze windmolens zeer goed is. Dit heeft onder meer te maken met het type windmolen en hoe die zijn opgesteld ten opzichte van de radar.

Zoals toegelicht in de integrale beoordeling (bijlage 4 van de brief van 3 juni jl., Kamerstuk 31 936, nr. 940) is er op de alternatieve locaties met een lagere score nog geen radarverstoringsgebied van kracht. Wanneer één van deze locaties wordt aangewezen voor het radarstation, en het radarverstoringsgebied van kracht wordt, zullen alle bestaande plannen voor wind op land en hoogbouw binnen 75 kilometer van de desbetreffende locatie moeten worden getoetst op verstoring van de radar op de aangewezen locatie. Hierdoor raken meerdere zoekgebieden voor wind op land en/of hoogbouw plots onzeker. Aangezien de (bestuurlijke) processen van het Rijk, provincies en gemeenten om tot deze zoekgebieden te komen een grote opgave is geweest, zou het aanwijzen van een van deze locaties de voortgang van de energietransitie en woningbouwopgave vele stappen achteruit zetten. Het kabinet acht dit onwenselijk. De locaties zonder radarverstoringsgebied scoren daarom beter op dit aspect.

Waarom worden bij de alternatieve locaties aangegeven dat een radarstation een grote inbreuk in het open landschap is (of dat de bestemming agrarisch is met landschappelijke waarden en daar een zekere terughoudendheid ten aanzien van bouwontwikkelingen vanuit gaat) en daarom mogelijk bezwaren zal oproepen?

Het Rijk, provincies en gemeenten hechten waarde aan het behoud van bijzondere landschappen. Het bouwen van een radarstation kan een inbreuk op het landschap zijn. Om deze reden is landschappelijke waarde meegewogen in de beoordeling van de lokale inpasbaarheid van een alternatieve locatie. Het betreft geen uitsluitingscriterium.

Waarom maakt dit Herwijnen beter geschikt?

In het onderzoek naar alternatieve locaties van het Rijksvastgoedbedrijf wordt beschreven dat Herwijnen omzoomd is met bomen en in het verleden een radarstation heeft gekend. Een radarstation in Herwijnen heeft daardoor een (zeer) beperkte impact op het landschap. Ten opzichte van locaties met een opvallende landschappelijke waarde (bijv. weidegebied of open landschap) kent het onderzoek een positievere score toe aan Herwijnen.

ICNIRP (International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection)

De leden van de SP-fractie lezen dat de SMART-L radar niet voldoet aan de ICNIRP-norm (Internati-onal Commission on Non-Ionizing Radiation Protection) binnen 300 meter afstand. Daarnaast zijn de pieken op grotere afstand ook te hoog. De Gezondheidsraad geeft zelfs aan dat blootstelling onder de ICNIRP-limieten de potentie heeft om gezondheid te schaden.

Het SMART-L radarstation voldoet wel aan de ICNIRP-richtlijnen, ook op korte afstand van het radarstation. Dit blijkt uit diverse, onafhankelijke onderzoeken en stralingsmetingen (zie onder meer de brieven van 6 februari 2020 (Kamerstuk 31 936, nr. 718) en 9 september 2020 (Kamerstuk 31 936, nr. 718)) en de publicaties op www.defensie.nl/onderwerpen/radarstations/over-de-radars/straling-en-gezondheid). Defensie herkent zich daarom niet in de stelling dat de SMART-L radar niet voldoet aan de ICNIRP-richtlijnen. Zie voor een nadere toelichting ook de antwoorden op onderstaande vervolgvragen over straling en de ICNIRP-richtlijnen.

Met betrekking tot het advies 5G en Gezondheid van de Gezondheidsraad van 20 september 2020 is het van belang het volledige advies te lezen. In de samenvatting van het advies schrijft de Gezondheidsraad het volgende:

«Samenhang tussen 5G-frequenties en gezondheidsschade niet aangetoond, maar voor een aantal ziekten niet uit te sluiten

De commissie is daarom nagegaan of er aanwijzingen zijn dat elektromagnetische velden met de frequenties van 5G de potentie hebben om de gezondheid te schaden. Zij heeft geïnventariseerd of er een samenhang bekend is tussen enerzijds blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden en anderzijds het optreden van ziekten en aandoeningen. Het is volgens de commissie niet uit te sluiten dat het optreden van kanker, verminderde mannelijke vruchtbaarheid, slechtere zwangerschapsuitkomsten en geboorteafwijkingen samenhangen met blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden. Echter, voor geen van deze en de andere onderzochte ziekten en aandoeningen acht de commissie de samenhang tussen blootstelling en de ziekte of aandoening aangetoond of waarschijnlijk.

Ook heeft de commissie gekeken naar de mogelijke samenhang tussen radiofrequente elektromagnetische velden en veranderingen in biologische processen. Het is waarschijnlijk dat veranderingen in elektrische activiteit in de hersenen samenhangen met blootstelling; onbekend is of dat gunstig of ongunstig is voor de gezondheid. Voor de meeste overige biologische processen is niet aangetoond en ook niet waarschijnlijk dat veranderingen hierin samenhangen met blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden, al is dit ook niet uit te sluiten. Alleen voor veranderingen in het afweersysteem en hormoonspiegels is geen samenhang gevonden. Onderzoek naar effecten van blootstelling aan frequenties rond 26 GHz ontbreekt vrijwel.» (pagina 3 en 4 van het advies «5G en Gezondheid»)

De Gezondheidsraad sluit haar samenvatting af met het volgende advies:

«Tot slot adviseert de commissie om de nieuwste richtlijnen van de International Commission on Non-ionizing Radiation Protection (ICNIRP) in Nederland te gebruiken als basis voor het blootstellingsbeleid. Omdat niet uitgesloten kan worden dat ook blootstelling onder de nieuwste ICNIRP-normen de potentie heeft de gezondheid te schaden, adviseert de commissie om voorzorg toe te passen en blootstellingen zo laag als redelijkerwijs mogelijk te houden.» (pagina 33 van het advies «5G en Gezondheid»)

Uit de diverse onafhankelijke onderzoeken en metingen naar straling is gebleken dat het radarstation voldoet aan de ICNIRP-richtlijnen. In de Kamerbrief van 17 november 2020 (Kamerstuk 31 936, nr. 806) is uitgebreid toegelicht wat het Rijksbrede beleid omtrent voorzorg en gezondheid is en dat Defensie hieraan voldoet met betrekking tot het radarstation.

Veel wetenschappelijke onderzoeken rapporteren al gezondheidsrisico’s bij een veldsterkte onder de 1 Volt/meter. In België, Italië en diverse andere Europese landen is deze norm max 6 Volt/meter, uit voorzorg. In Nederland is deze norm maar liefst 47 Volt/meter. De piekniveaus van de SMART-L radar werden eerst berekend op 416 Volt/meter en zijn recent door TNO door andere een interpretatie van ICNIRP zelfs opgehoogd naar 861 Volt/meter (zie laatste rapport in bijlage 3). De pieken worden «afgevlakt» door te middelen met de «luistermomenten» dat de SMART-L geen stralingspulsen uitzendt. Per seconde zijn er maar liefst ruim 2200 pulsen in de hoogste piekveldsterkte belasting en dus een kleine 200 miljoen pulsen per dag. Binnen 300 meter afstand van de radar, met doorgaande weg met fietsende schoolgaande kinderen op 200 meter afstand, zijn de stralingsgemiddelden en pieken niet berekend door TNO. Terwijl de contra-expertise van Fraunhofer dit sterk aanbeveelt. De leden van de SP-fractie hebben hierover de volgende vragen.

Klopt het dat de stralingsniveaus binnen 300 meter de (al te hoge) norm van 47V/m overschrijden? Hoe kan het dat deze SMART-L radar de ICNIRP normen overschrijdt? Waarom wil de regering een radar plaatsen op een locatie die niet voldoet aan de wettelijke eisen?

In diverse onderzoeken van TNO en metingen van onder meer het Agentschap Telecom (toezichthouder) is keer op keer gebleken dat het SMART-L radarstation voldoet aan de in Nederland geldende ICNIRP-richtlijnen.32 Enkele van deze onderzoeken en metingen zijn uitgevoerd op verzoek of in opdracht van de omwonenden van de radar in Wier en de Tweede Kamer. De metingen op korte afstand zijn toegezegd en uitgevoerd33 in reactie op het advies van Fraunhofer Instituut (zie brief van 9 september 2020, Kamerstuk 31 936, nr. 718). In de onderzoeken en metingen is rekening gehouden met grote en kleine afstand tot het radarstation.

Zie voor een nadere toelichting ook de antwoorden op onderstaande vervolgvragen over stralingswaardes en -limieten en stralingsmetingen op korte afstand.

Waarom heeft TNO de ICNIRP 2020 limiet pieksterkte voor de SMART-L verhoogd van 416 V/m naar een limiet van 861 V/m (laatste rapport bijlage 3)? Waarom is dit opnieuw geïnterpreteerd en mag de limiet van deze gevaarlijke puls straling daarmee ineens 107% hoger zijn?

Alvorens op de specifieke getallen in te gaan, is het van belang te benoemen dat de ICNIRP-commissie de ICNIRP-richtlijnen uit 1998 in 2020 heeft geüpdatet op basis van de meest recente en gevalideerde wetenschappelijke inzichten. In de nieuwe ICNIRP2020-richtlijnen zijn enkele limiet- of grenswaarden ten opzichte van de ICNIRP1998-richtlijnen veranderd. Voor de update werd het radarstation getoetst aan de ICNIRP1998-richtlijnen, na de update aan de ICNIRP2020-richtlijnen. In alle gevallen voldeed het radarstation aan de ICNIRP-richtlijnen.

Met betrekking tot de verhoogde grenswaarden licht TNO in haar onderzoek (rapport 2021 R10627 Bijlage C| 3/5, bijlage 3 van de brief van 3 juni jl., Kamerstuk 31 936, nr. 940) het volgende toe: «De ICNIRP2020 limietwaarde voor de piekveldsterkte in de BMD-modus bedraagt, zoals TNO de richtlijn [4] interpreteert 861 V/m. De in deze sectie gepresenteerde blootstellingswaarden gelden voor een kijkhoek van 5° en opgemerkt wordt dat deze waarden afwijken van de eerder door TNO gerapporteerde waarde van 416 V/m. Dat wordt veroorzaakt omdat TNO het scannen van de antennebundel heeft meegenomen in de berekening van de limietwaarde. Dit wijkt af van de worst-case benadering waarvoor in [3] gekozen is, en komt wel tegemoet aan een mogelijke behoefte realistischer te kunnen vergelijken met veldmetingen. TNO heeft deze nieuwe waarde van 861 V/m gebruikt in de huidige analyses.»

Acht u het mogelijk en wenselijk dat een radar die wettelijk niet voldoet op een locatie in werking kan worden gesteld?

Het SMART-L radarstation voldoet aan de geldende stralingsnormen.

Waarom heeft de regering de blootstelling binnen 300 meter ondanks herhaaldelijke verzoeken van Tweede Kamer en bewoners, nooit laten berekenen en valideren?

In de brief van 9 september 2020 (Kamerstuk 31 936, nr. 718) is door de toenmalige Staatssecretaris toegezegd om na realisatie van het radarstation metingen op korte afstand uit te laten voeren. Deze metingen konden pas worden uitgevoerd zodra het radarstation in Herwijnen of Wier zou zijn gerealiseerd. Na realisatie van het radarstation in Wier zijn er in 2020 en 2021 metingen uitgevoerd op 35, 150, 200, 300 en 710 meter. De meetresultaten tonen aan dat het radarstation ook op korte afstand voldoet aan de ICNIRP-richtlijnen. De resultaten zijn gepubliceerd op de website www.defensie.nl/onderwerpen/radarstations/over-de-radars/straling-en-gezondheid/straling-van-de-smart-l-radar.

Erkent u dat er een actieve bewijsplicht is dat er vooraf aangetoond moet worden dat de ICNIRP-limieten nooit overschreden mogen worden?

Ja. Dit is onderdeel van de vergunningverlening.

In het debat over de Rijkscoördinatieregeling radarstation Herwijnen in de Eerste Kamer in december 201912 heeft de Staatssecretaris van Defensie uiteengezet dat de SMART-L Radar zonder enig gezondheidsrisico op de beoogde locatie in Herwijnen kan staan, terwijl de TNO onderzoeken met betrekking tot de ICNIRP normering nog niet beschikbaar waren. De leden van de SP-fractie constateren dat deze pas zijn opgeleverd in februari 2020. Hoe kan TNO vaststellen dat er geen risico’s bestaan, zonder onderzoek te dien naar effecten binnen 300 meter?

In de verslagen van 2 en 3 december 2019 kan er geen uitspraak van de toenmalige Staatssecretaris worden geïdentificeerd waarin zij stelt dat «de SMART-L zonder enig gezondheidsrisico op de beoogde locatie kan staan», zonder in bezit te zijn van de TNO onderzoeken naar samengestelde straling. Toenmalig Staatssecretaris van Defensie zette uiteen dat Defensie in algemene zin moet voldoen aan de geldende ICNIRP-richtlijnen en zij zette uiteen dat dergelijk onderzoek normaal gesproken als onderdeel van de RCR-procedure wordt uitgevoerd, maar dat het onderzoek naar voren is gehaald gezien de parlementaire vragen over het onderwerp.

De TNO onderzoeken die na het debat in december zijn opgeleverd tonen aan de het radarstation voldoet aan de ICNIRP-richtlijnen. TNO adviseert om stralingsmetingen uit te voeren na de realisatie van het radarstation. Deze zijn in Wier reeds uitgevoerd en bevestigen dat het radarstation voldoet aan de ICNIRP-richtlijnen. Ook in Herwijnen zullen metingen worden uitgevoerd na realisatie van het radarstation.

Waarom is er geen aanvullend onderzoek uitgevoerd, terwijl TNO door Fraunhofer gewezen is op dit hiaat?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de bovenstaande antwoorden waar wordt ingegaan op het advies van het Fraunhofer Instituut en de uitvoering van de metingen op korte afstand als reactie van Defensie daarop.

Volgens de VNG-normering valt de SMART-L radar in klasse 6. Daarbij hoort een afstand tot bewoning van minimaal 1.500 meter. De staatsecretaris heeft in het debat in 2019 aangegeven dat zij mag afwijken van deze richtlijn omdat de SMART-L kan worden beschouwd als een civiele zendinstallatie met vermogen van maximaal 100.000 Watt en daarmee in klasse 3.2 valt (veilige afstand 100 meter). Erkent u dat het in 2019 geschetste piekvermogen en het gemiddelde vermogen van 100.000 Watt onjuist zijn?

In de via de WOB13 verkregen vergunningsaanvraag (omgevingsvergunning ILT) voor de SMART-L in Wier (gelijk aan Herwijnen) kan worden gelezen dat het gemiddelde vermogen van de radar 225.000 Watt is, en uit een ander rapport (Meetrapport Dekra Wier) valt af te leiden, dat het piekvermogen een factor 10 tot 11 hoger ligt tot ca. 2.250.000 tot 2.500.000 Watt. Kunt u dit bevestigen? Wat betekent dit in het licht van de actieve informatieplicht aan het parlement? Waarom is deze nieuwe informatie niet actief gedeeld met het parlement? Dat de toenmalige Staatssecretaris op de hoogte was van de onjuistheid van de aan het parlement gegeven informatie blijkt onder andere uit WOB documenten 1212, 1402, 1403, 1408, 1416,14 waarin valt te lezen dat de Staatssecretaris ontstemd was over deze informatie.

Er is geen sprake van onjuist informeren. In de brief van 16 september 2019 (Kamerstuk 31 936, nr. K) is toegelicht dat de radar een vermogen onder de 100 kW (oftewel 100.000 Watt) heeft. In de omgevingsvergunning voor het radarstation in Wier van 5 februari 2020 staat dat de radar 225 kW verbruikt. Het (zend)vermogen van de radar(antenne) en het verbruik van de radar zijn verschillende zaken en kunnen niet met elkaar worden vergeleken. In het meetrapport van DEKRA van 7 juni 2021 staat geen vermelding of afgeleide van het vermogen of verbruik. Het DEKRA rapport is gepubliceerd op de website www.defensie.nl/onderwerpen/radarstations/over-de-radars/straling-en-gezondheid/straling-van-de-smart-l-radar.

In het debat van 3 december 2019 heeft de toenmalige Staatssecretaris toegelicht dat de VNG-brochure «Handreiking Bedrijven en Milieuzoneringen» beschrijft dat men gemotiveerd kan afwijken van de 1.500 meter als wordt voldaan aan de geldende normen, waaronder de gezondheidsnorm. Ook schetste de Staatssecretaris dat het aantal kilowatt niet per definitie iets zegt over de hoeveelheid stralingsbelasting. Voor de toetsing aan de gezondheidsnormen is de stralingsbelasting relevant, niet het vermogen. De stralingsbelasting is in diverse onderzoeken en metingen, door o.a. DEKRA, onderzocht en daaruit blijkt dat wordt voldaan aan de stralingsnormen.

Hoe gaat u, nu dit werkelijke vermogen bekend is, om met de VNG-richtlijn van 1.500 meter? Gaat u de juist informatie alsnog aan het parlement verstrekken met een uitleg over de gang van zaken op dit punt?

In de Kamerbrief van 17 november 2020 (Kamerstuk 31 936, nr. 806) is toegelicht hoe Defensie omgaat met de VNG-brochure «Handreiking Bedrijven en Milieuzoneringen». Deze brochure fungeert als hulpmiddel bij het vaststellen van een bestemmingsplan en is niet juridisch bindend. Voor vergunningen geldt dat de radar moet voldoen aan de ICNIRP-richtlijnen. In deze Kamerbrief wordt toegelicht dat Defensie daaraan voldoet en op grond van de verschillende stralingsonderzoeken en -metingen een andere afstand aanhoudt dan de 1.500 meter richtafstand uit de VNG-brochure. De stralingsonderzoeken zijn met de Kamer gedeeld. Zie tevens het bovenstaande antwoord.

Gezondheidsonderzoek cumulatieve of samengestelde stralingsblootstelling

De leden van de SP-fractie constateren dat de onderzoeken naar en berekeningen van de (samengestelde) stralingsblootstelling nooit is uitgevoerd binnen de 300 meter van de radar. Dit is noodzakelijk omdat op plaatsen buiten de inrichting die toegankelijk zijn voor derden, de elektromagnetische velden die door de in de inrichting aanwezige radarinstallatie gezamenlijk wordt opgewekt, niet hoger mogen zijn dan in de ICNIRP vastgestelde basisrestricties en referentieniveaus. De vergunninghouder dient dit te allen tijde te kunnen aantonen (zie Ontwerpbeschikking ILT Wier 5.1). In Herwijnen is in tegenstelling tot Wier de radar toegankelijk voor derden tot op 50 meter.

In reactie op bovenstaande verwijs ik graag naar de vragen en antwoorden met betrekking tot de uitgevoerde onderzoeken en metingen naar de stralingsbelasting tot 35 meter van het radarstation.

In het TNO-onderzoek wordt er slechts verwezen naar het engineering analysis rapport van Thales binnen de 300 meter. Deelt u de mening van de leden van de SP-fractie dat, gezien de discussie over de geluidsnorm en geluidsproblemen in Wier met Thales, het terecht is dat de eigen onderzoeken van de fabrikant om nadere onafhankelijke onderbouwing vragen, conform de wensen van het parlement?

In de vergunningsverlening voor het radarstation toetst de vergunningverlener ILT of Defensie voldoet aan de geluidsnormen. Defensie geeft aan een onafhankelijk bureau de opdracht om een geluidsrapportage op te stellen op basis van de laatste geluidsmetingen in Wier, geprojecteerd op de situatie in Herwijnen, en modelleringen van het geluid in Herwijnen. Er wordt daarbij rekening gehouden met het effect van de geplande geluidsmaatregelen. Deze rapportage wordt vervolgens onderdeel van de vergunningsaanvraag. Het is aan ILT om te beoordelen of de aangeleverde rapportage voldoende onderbouwing zijn voor de vergunningverlening. De vergunningverlening is onderdeel van de RCR-procedure. Momenteel wordt aan de vergunningsaanvraag gewerkt. Na realisatie van het radarstation in Herwijnen worden geluidsmetingen ter plaatse uitgevoerd.

Wat kunt u zeggen over de stralingslimieten van de SMART-L als enkele stralingsbron binnen de 300 meter? Wat kunt u zeggen over de cumulatieve of samengestelde stralingslimieten van de SMART-L met andere stralingsbronnen binnen de 300 meter?

De ICNIRP-richtlijnen schrijven stralingslimieten voor en die zijn op alle plaatsen hetzelfde. Zolang de stralingslimiet op een specifieke locatie niet wordt overschreden, met of zonder radarstation, wordt op die locatie aan de ICNIRP-richtlijnen voldaan.

Uit de stralingsonderzoeken en metingen blijkt dat de komst van het radarstation niet leidt tot overschrijdingen van de stralingslimieten in de omgeving van het radarstation. Anders gezegd: de radar voldoet op zichzelf en in samenstelling met andere bronnen in de omgeving aan de ICNIRP-richtlijnen, zowel op kleine als grotere afstand van het radarstation. Zie hiervoor ook bovenstaande antwoorden op vragen in deze brief over straling.

Bent u bekend met het feit dat zelfs Fraunhofer opmerkingen maakt over het TNO-rapport dat er op dichtere afstand gevaarlijk hoge straling kan ontstaan en doet aanbevelingen voor verder onderzoek?

Nee. Het Fraunhofer Instituut heeft in de samenvatting van haar rapport het volgende geadviseerd met betrekking tot verder onderzoek: «One question that might need to be addressed further is the compliance to ICNIRP-1998 at publicly accessible places at closer distance to the SMART-L than the nearest dwelling, which is the location where TNO evaluated their data. It might be necessary to mark areas as occupational exposure or to restrict access. The answer to this question is beyond the scope of this study and should be discussed on the background on currently effective regulations in the Netherlands. Finally, as also suggested by TNO, this study recommends performing on-site measurements as soon as the SMART-L radar is in operation, in order to get more confidence about the estimated field levels.» In de Kamerbrief van 9 september 2020 (Kamerstuk 31 936, nr. 718) heeft Defensie stralingsmetingen («on-site measurements») op korte afstand toegezegd. Diverse metingen sindsdien hebben aangetoond dat het radarstation op korte en grotere afstand voldoet aan de ICNIRP-richtlijnen. Daarmee is ook invulling gegeven aan deze aanbevelingen van Fraunhofer. Zie hiervoor ook bovenstaande antwoorden op vragen in deze brief over straling op korte afstand.

Erkent u dat indien bij berekeningen binnen de 300 meter en buiten het hek van de radar, blootstellingen zelfs boven IC-NIRP kunnen voorkomen, de SMART-L radar niet geplaatst mag worden? Klopt het dat binnen de 300 meter volgens laatste rapport (Bijlage 3) TNO geen blootstellingsberekeningen kan maken maar alleen verre veldberekeningen op meer dan 300 meter? Waarom is dit niet eerder aan het parlement gemeld, terwijl het parlement hier sinds 2019 al om vraagt en juist deze afstanden doorslaggevend zijn om te berekenen of de SMART-L aan ICNIRP voldoet. Bent u bereid dit onderzoek alsnog uit te laten voeren?

Op basis van de diverse stralingsonderzoeken en -metingen blijkt dat het radarstation voldoet, op grote en korte afstand. Zodra het radarstation in Herwijnen is gerealiseerd worden er (jaarlijks) stralingsmetingen uitgevoerd, ook op korte afstand, zoals onder andere geadviseerd door TNO.

Zoals in voorgaande antwoorden is toegelicht, zijn dergelijke metingen in 2020 en 2021 reeds uitgevoerd bij het gerealiseerde radarstation in Wier. Uit de metingen in Wier blijkt dat het radarstation ook op korte afstand voldoet aan de ICNIRP-richtlijnen. Er is daarvoor gemeten op de kortste afstand tussen de radar en publiek toegankelijk terrein oftewel het hek. Dat is op 35 meter afstand van de radar in Herwijnen. Dit rapport is gepubliceerd op de website www.defensie.nl/onderwerpen/radarstations/over-de-radars/straling-en-gezondheid/straling-van-de-smart-l-radar.

Waarom staan er zoveel disclaimers in de diverse onderzoeken van TNO, Defensie en Rijksvastgoed-bedrijf over voldoen aan de ICNIRP? Wat betekent dit voor de betrouwbaarheid van de informatie waar een besluit op moet worden gebaseerd?

Dit heeft te maken met wetenschappelijke zorgvuldigheid. TNO houdt zich daarmee aan wetenschappelijke standaarden en de TNO Code. De wetenschap kan aantonen dat verbanden bestaan, maar het is onmogelijk om te bewijzen dat verbanden niet bestaan. In dit geval betekent dit dat onderzoek kan bewijzen wanneer straling wél schadelijk is (boven de stralingslimieten), maar de wetenschap kan niet met 100% zekerheid bewijzen dat er geen risico’s zijn. Op basis van de beschikbare kennis kan de wetenschap wel aangeven dat er (hoogst)waarschijnlijk geen verband is, maar men plaatst daarbij een «disclaimer» omdat dit niet aangetoond kan worden. Het is aan de overheid om op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten weloverwogen besluiten te nemen.

Een nadere toelichting over de omgang met (wetenschappelijke) onzekerheid, risico’s en voorzorg omtrent straling staat onder meer in de brief van 17 november 2020 (Kamerstuk 31 936, nr. 806).

Geluidsnormen/-overlast

De leden van de SP-fractie constateren dat de SMART-L radar de geluidsnorm overschrijdt. Dat is in Wier ondervonden, en vanwege die norm moest de radar in de avonduren en ‘s nachts uitgezet worden. Op dit ogenblik, door de «dreiging met betrekking tot oorlog in Oekraïne» staat de radar in Wier 24/7 aan en kunnen bewoners niet met hun raam open slapen door de herrie. Uit WOB-verzoeken gedaan in opdracht van Wier (aanvraag omgevingsvergunning ILT en prognose onderzoek TNO)16 blijkt dat het Ministerie van Defensie in 2018 al wist dat de SMART-L radar niet voldoet aan de geluidsnormen in de avond en ‘s nachts. Waarom is dit niet gemeld aan het parlement, en waarom is het niet vermeld in de aanvraagbrief voor de RCR? Vindt u dat het parlement op dit punt volledig en juist is geïnformeerd?

Acht u het opstarten van de RCR voor Herwijnen en de kamerbrief van 7 juni 201917 zorgvuldig nu gebleken is dat zaken die toen al bekend waren niet zijn vermeld? Waarom zijn de Eerste Kamer en Tweede Kamer en de burgers van Herwijnen en Wier niet al in 2018 en 2019 geïnformeerd over het feit dat de SMART-L niet voldoet aan de juiste geluidsnormen voor in de avond en de nacht, terwijl dit in 2018 al bekend was gezien de ingediende vergunningsaanvraag bij ILT?

Gedurende het voorbereiden van de vergunningsaanvraag voor het radarstation in Wier medio 2018 bleek dat het radarstation niet zou kunnen voldoen aan de geluidsnormen voor de avond- en nachtperiode. In overleg met ILT is destijds besloten om in twee fasen een vergunning aan te vragen: eerst voor de testperiode overdag, daarna voor 24/7 operationeel gebruik. Vervolgens zijn door Thales modificaties aan de radar uitgevoerd, zodat zou worden voldaan aan de normen voor dag-, avond- en nachtperiode. Na realisatie van deze modificaties heeft TNO medio 2019 geluidsmetingen uitgevoerd bij de fabrikant in Hengelo. Zoals toegelicht in de brief van 26 februari 202134 worden sommige testen bij de fabrikant en andere testen op locatie gedaan. Op basis van de resultaten van deze metingen in Hengelo was de verwachting dat de radar zou voldoen aan de geluidnormen in Wier. Het rapport van deze metingen werd vervolgens bijgevoegd aan de vergunningsaanvraag voor 24/7 operationeel gebruik. Op basis van dit rapport heeft ILT op 5 februari 2020 een vergunning voor 24/7 operationeel gebruik afgegeven. Gezien de positieve vergunningsafgifte was er ook geen aanleiding om over het onderwerp geluid proactief te informeren (zie ook brief van 26 februari 2021).

Eind november 2020 bleek – bij de start van de testperiode van de radar in Wier – dat er sprake was van geluidsoverlast. Vanaf dat moment was er doorlopend contact met de inwoners in Wier (zie ook de brief van 26 februari 2021 over contact met de omgeving, voor en na de geluidsoverlast). Naar aanleiding van diverse vragen vanuit de Tweede Kamer in januari 2020 is het parlement op verschillende momenten geïnformeerd over de geluidsproblematiek en de aanpak van Defensie (zie onder meer de brieven van 26 februari 2021, 7 oktober 2021, Kamerstuk 27 830, nr. 345 en 20 september 2022, Kamerstuk 27 830, nr. 374). In de brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 940) is toegelicht dat de geluidsproblematiek en -risico’s zijn meenomen in de afweging van alternatieve locaties en dat er in de RCR-procedure aandacht zal zijn voor het (rest-)risico omtrent geluid. Daarnaast wordt in deze brief toegelicht dat op grond van de berekeningen van Thales de verwachting is dat de maatregelen ervoor zorgen dat het radarstation zal voldoen aan de geluidsnormen. Deze brief is ook gedeeld met de gemeente West Betuwe. De omwonenden in Herwijnen zijn vrijwel gelijktijdig per brief geïnformeerd over het besluit en de geplande geluidsmaatregelen.

Voor de geluidsproblemen is reeds aan Thales opdracht verstrekt om te werken aan een oplossing waarbij een koepel over de radar heen wordt geplaatst. Echter, deze koepel verstoort de werking van de hypergevoelige radar (als een extra filter). In eerdere communicatie is steeds gemeld dat een koepel technisch niet mogelijk zou zijn. Is het juist dat het plaatsen van een koepel als effect heeft dat de SMART-L met meer vermogen moet stralen om een vergelijkbaar radarbeeld van «zonder koepel» te krijgen. Betekent dit dat alle berekeningen van TNO over stralingsniveaus in verschillende modi van de SMART-L radar mogelijk niet meer correct zijn en moeten worden overgedaan? Heeft u overleg gehad met TNO en Thales over de effecten van de koepel op de werking van de radar en op de stralingsniveaus in de omgeving? Zo ja, wat zijn daarvan de resultaten? Zo nee, waarom niet en gaat dit alsnog gebeuren?

In de brief van 26 februari 202135 is toegelicht dat de oorzaak van het geluidsprobleem en passende maatregelen (zoals een koepel) werden onderzocht. In de brief van 7 oktober 2021 (Kamerstuk 27 830, nr. 345) is toegelicht dat de koepel een negatief effect heeft op de prestaties van het radarstation, maar dat dit negatieve effect gemitigeerd kan worden. Daarvoor moeten aanpassingen aan de signaalverwerking van de radarantenne worden gedaan. Dit heeft een verwaarloosbaar effect op de uitgezonden straling en heeft daarmee geen effect op de stralingsbelasting in de omgeving. Om dit zeker te stellen zal Defensie, in de planning van de jaarlijkse stralingsmetingen, ervoor zorgen dat één van deze stralingsmetingen kort na de realisatie van de koepel worden uitgevoerd. De aanvullende informatie over het effect van de koepel wordt meegenomen in de vergunningsaanvraag ter toetsing door ILT.

Erkent u dat vanuit een zorgvuldige procedure en vergunningsaanvraag er nieuwe berekeningen zullen moeten worden gedaan? Erkent u dat deze uitkomsten invloed kunnen hebben op de mogelijkheid tot plaatsing van de radar op de beoogde locatie in Herwijnen?

Ja, er moeten nieuwe berekeningen worden gemaakt. Ik verwacht echter niet dat dit effect heeft op de mogelijkheden tot plaatsing van de radar in Herwijnen. Voor de lopende vergunningsaanvraag wordt de benodigde informatie aangeleverd bij ILT. Deze informatie komt bij de terinzagelegging van de ontwerpvergunning beschikbaar voor het publiek, naar verwachting medio 2023.

WOB/WOO documenten

In oktober 2020 zijn WOB-verzoeken ingediend. Pas in december 2021 zijn er 3.000 pagina’s documenten verstrekt. Hieruit blijkt onder andere dat het Ministerie van Defensie de locatie Nieuw Millingen altijd als Plan B of back-up heeft gehad. Ook blijkt hieruit dat Defensie de stralingsnorm ondergeschikt acht aan het uitvoeren van haar haar grondwettelijke hoofdtaak, zo concluderen de leden van de SP-fractie. Deelt u de mening van deze leden dat ook het Ministerie van Defensie zich te houden heeft aan wetten en vergunningsvoorschriften bij het uitvoeren van haar taken?

Ja, Defensie moet voldoen aan de geldende wet- en regelgeving in de uitvoering van haar taken, zo ook aan de ICNIRP-richtlijnen.

Wat is uw oordeel over het feit dat uit WOB-documenten blijkt dat Defensie zich zorgen maakt over het niet voldoen aan ICNIRP en ook boven deze veel te hoge stralingslimieten toch wil blijven uitzenden om te kunnen voldoen aan haar grondwettelijke hoofdtaken? Deelt u de zorgen van de inwoners van Herwijnen over deze verkregen informatie aangezien het Ministerie van Defensie aan de knoppen van de radar zit (op grote afstand vanuit Nieuw Millingen) en bewoners niet weten op welk moment er welk stralingsniveau wordt gerealiseerd door de SMART-L Radar? (WOB-document 1510)18.

De ICNIRP-richtlijnen gelden voor «publiek toegankelijk terrein». Dit betekent dat op plekken waar redelijkerwijs het publiek kan komen de ICNIRP-limieten niet mogen worden overschreden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de toegangsweg naar het radarstation of het perceel naast het perceel van de radar. Uit de diverse onderzoeken en metingen blijkt dat het radarstation voldoet aan de ICNIRP-richtlijnen, zie ook de bovenstaande vragen en antwoorden. Zoals gesteld in de brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 940), neemt dit niet weg dat binnen het hek (niet publiek toegankelijk) wél hogere stralingsniveaus kunnen voorkomen. De brief licht tevens toe dat de radar in de regel onbemand is, maar dat er protocollen en waarborgen aanwezig zijn, zodat personeel veilig op het perceel kan werken wanneer dat nodig is.

In extreme inzetomstandigheden zou de radar in theorie de stralingsnormen vlak buiten het hek kunnen overschrijden. Om zeker te stellen dat de ICNIRP-limieten op publiek toegankelijk terrein niet worden overschreden, heeft Thales in opdracht van Defensie speciale veiligheidswaarborgen in het radarsysteem ontworpen die voldoen aan de internationale IEC-61508 norm, opgesteld door de Internationale Elektrotechnische Commissie. Deze veiligheidswaarborgen monitoren de stralingsbelasting van het radarstation en grijpen in op het moment dat er onbedoeld of onverwacht een mogelijke overschrijding plaats gaat vinden. Deze veiligheidswaarborg is met protocollen beschermd, waardoor deze waarborg niet ongepland of onbewust kan wegvallen.

Bent u bekend met het feit dat vanuit de WOB-documenten (WOB-documenten 89 en 92)19 is aangegeven door bevoegde ambtenaren (Hoofd Afdeling C4ISR | Commando Luchtstrijdkrachten en Plaatsvervangend Directeur Projecten Defensie Materieel) dat de locatie Nieuw Millingen wel een plan B was en een back-up indien de toenmalige gemeente Lingewaal niet zou instemmen met het bestemmingsplan?

Ja, ik ben bekend met de inhoud van de Wob-documenten. Wob-document 89 en 92 betreffen mailwisselingen tussen medewerkers van Defensie en andere instanties. De mailwisselingen bevatten persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren, maar geen formele standpunten van het Ministerie van Defensie. Het Ministerie van Defensie heeft geen «plan B» voor de locatie van het radarstation. Ook de locatie in Nieuw Milligen is geen «plan B», omdat deze locatie onvoldoende dekking biedt.

Hoe oordeelt u over de informatie in WOB-documenten, waaruit blijkt dat vanwege nieuwe EMV besluiten Defensie zich zorgen maakt dat de Minister van EZK/ Agentschap Telecom de radar kan uitzetten indien deze de ICNIRP limieten overschrijdt? (WOB 1510). Kunt u verklaren waarom de taak van Defensie in dit EMV besluit onvoldoende is belicht? In hoeverre schuurt dit tegen de al hoge ICNIRP limieten in Nederland? (WOB 1510).

Momenteel werkt het Rijk aan de juridische verankering van de ICNIRP-richtlijnen in de Nederlandse wet- en regelgeving. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is hierover in gesprek met alle relevante departementen, waaronder het Ministerie van Defensie. De Wob-documenten waarnaar wordt gerefereerd bevatten persoonlijke beleidsopvattingen van een ambtenaar en betreft geen staand beleid. De ambtenaar heeft deze uitspraak gedaan vanuit het theoretische scenario dat de technologie zich verder ontwikkelt, dat er in de toekomst meer gebruikers van (veel) meer bronnen zullen komen én dat deze dichtbij bestaande bronnen (van Defensie) worden geplaatst. Op basis van de onderzoeken omtrent (samengestelde) straling van het radarstation36 blijkt dat in Herwijnen ruimschoots aan de ICNIRP-richtlijnen wordt voldaan en er is daarom geen aanleiding om aan te nemen dat de ICNIRP-limieten in Herwijnen worden overschreden.

Wat is de reden dat WOB-document nr. 1510 niet meer online te raadplegen is en uit de openbaarheid is gehaald?

Alle bijlagen die met het verzoek (deels) openbaar zijn gemaakt, zouden online moeten staan. Bij document 1510 is dit per ongeluk niet goed gegaan. Dit is inmiddels gecorrigeerd.

Kunt u verklaren waarom het Ministerie van Defensie zich zorgen maakt over overschrijding van de ICNIRP-limieten terwijl bij voortduring gecommuniceerd wordt dat de radar ver onder de ICNIRP-limieten blijft? Het stralingsniveau in Nederland zal toenemen door 5G/6G/7G. Het Ministerie van Defensie geeft richting het Ministerie van EZK aan dat zij hun radar in zendvermogen niet willen beperken in de toekomst ook al hebben zij de grootste stralingsbron in de omgeving.

Erkent u dat met de plaatsing van de radar toekomstige beperkingen worden opgelegd aan de omgeving van Herwijnen?

Zie het voorgaande antwoord met betrekking tot het EMV besluit. De Wob-documenten waarnaar wordt gerefereerd bevatten persoonlijke beleidsopvattingen van een ambtenaar en betreft geen staand beleid. De persoonlijke beleidsopvatting is gebaseerd op het mogelijke scenario dat de technologie zich verder ontwikkelt en er in de toekomst meer bronnen zullen komen. In het belang van de nationale veiligheid is het belangrijk dat Defensie haar taken – waaronder luchtruimbewaking – kan blijven uitvoeren. Vanuit die context heeft de medewerker deze zorgen geuit aan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Zoals gezegd, momenteel wordt nog aan het wetsvoorstel gewerkt waarin de verschillende belangen worden gewogen. De radar levert geen voorziene beperkingen aan de omgeving van Herwijnen. Zie tevens de antwoorden op voorgaande vragen over Wob-documenten en het EMV besluit.

Wat is uw oordeel over het feit dat Defensie en TNO, zoals blijkt uit de beschikbare WOB documenten (nummers 240, 576, 1065, 1484 en 151020), te kennen geven dat ze voor de SMART-L zich niet aan het ALARA-principe (voorzorgsprincipe) kunnen en willen houden?

In geen van deze documenten (mailwisselingen met persoonlijke (beleids)opvattingen) wordt door een medewerker van Defensie of TNO gesteld dat Defensie zich niet aan het ALARA-principe wil of kan houden. Ik verwijs voor het beleid omtrent voorzorg naar de brief 17 november 2020 (Kamerstuk 31 936, nr. 806).

Klopt het beeld dat na onderzoek van WOB-correspondentie (WOB-document 554) binnen het ministerie Defensie is geopperd dat bij het verhogen van de radarlocatie Herwijnen indien het radarbeeld verbetert, Defensie met opgeheven hoofd zou kunnen zeggen dat Defensie de omgeving met zo'n gebaar tegemoet komt vanwege minder straling?

Het genoemde Wob-document betreft een mailwisseling tussen ambtenaren van Defensie en wetenschappers bij TNO. De gedachtewisseling in de mailwisseling betreffen persoonlijke beleidsopvattingen in 2020. In de brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 940) wordt toegelicht dat uit recent onderzoek van TNO (rapport TNO2021 R10627 van 16 september 2021, bijlag 3 van de brief) is gebleken dat het hoger plaatsen van de radar geen eenduidig voordeel oplevert voor de stralingsbelasting in de omgeving.

Rijkscoördinatieregeling

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het democratisch proces rond de plaatsing van de radar in Herwijnen ernstig gemankeerd is. Hoe beoordeelt u het democratische proces waarin Defensie en het kabinet zijn opgedragen om de RCR te stoppen vanuit de motie-Van Helvert en dat er 16 maanden later een besluit uit de ministerraad komt, dat Defensie toch weer uitkomt bij plaatsing in Herwijnen? Wat betekent dit voor het vertrouwen van burgers in een democratisch proces?

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bij een kabinetsbesluit om een RCR-procedure toe te passen het parlement stilzwijgend kan instemmen of kan verzoeken tot behandeling van het besluit. Het besluit van 16 juni 2019 om de RCR-procedure toe te passen voor het radarstation in Herwijnen is in de Eerste en Tweede Kamer uitgebreid besproken. Uw Kamer heeft op 17 december 2019 ingestemd met het besluit tot toepassen van de RCR-procedure voor het radarstation in Herwijnen. In reactie op diverse aangenomen moties in de Tweede Kamer heeft het kabinet verschillende onderzoeken en een heroriëntatie naar de locatiekeuze voor Herwijnen uitgevoerd. Met het aannemen van de motie Valstar & Stoffer (Kamerstuk 27 830, nr. 366) op 7 juli jl. heeft recentelijk ook de Tweede Kamer ingestemd «met de keuze voor Herwijnen en met de voortzetting van de RCR-procedure voor Herwijnen» (verslag tweeminutendebat van 7 juli 2020, Kamerstuk 104-45-4). Mijns inziens is daarmee het besluit om de RCR-procedure voor een radarstation in Herwijnen voort te zetten democratisch is verlopen.

Kunt u het meldingsformulier toepassing Rijkscoördinatieregeling op energie-infrastructuurprojecten (geldend van 23-02-2017 t/m heden) voor de aanvraag van de RCR Herwijnen in 2019 ter informatie aan de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?

Het meldingsformulier Toepassing Rijkscoördinatieregeling op energie-infrastructuurprojecten is niet van toepassing op de RCR-procedure voor het radarstation, aangezien het radarstation geen energie-infrastructuur betreft. Er bestaat daarom geen ingevulde versie van dit formulier voor het radarstation in Herwijnen.

Waarom is in de brief aan de Kamer van 7 juni 2019 over de RCR het belang van windmolenbouw in Flevoland als argument genoemd (de radar moest vanwege dit belang verplaatst worden vanuit Nieuw Millingen naar Herwijnen), terwijl door het Ministerie van Defensie achteraf een Verklaring Van Geen Bezwaar is afgegeven voor de bouw van windparken in Flevoland en de MPR radar hier geen onacceptabele hinder ondervindt? Hoe verhoudt zich dit met het argument van landsbelang?

In de brief van 17 november 2020 (Kamerstuk 31 936, nr. 806) en 2 februari 2021 is toegelicht dat Windpark Groen wel degelijk een boven normatieve verstoring op het radarstation in Nieuw Milligen veroorzaakt. Vanwege het nationale belang in de energietransitie en de verwachting dat het radarstation in Nieuw Milligen wordt verplaatst, heeft het Ministerie van Defensie na overleg met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat geaccepteerd dat er tijdelijk een boven normatieve verstoring op het radarstation in Nieuw Milligen zou ontstaan. Hierdoor konden de windparken verdere stappen zetten. In de Verklaringen van Geen Bezwaar voor deze windparken is bovenstaande context van Defensie geschetst en voorwaarden opgenomen dat enkele windmolens van een specifiek windturbine type zijn en dat de meest verstorende turbines als laatste worden gerealiseerd. Zo is de verstoring op Nieuw Milligen van zo kort mogelijke duur.

Kunt u iedere twijfel uitsluiten over de rechtsgeldigheid van de RCR?

Ik ben ervan overtuigd dat RCR-procedure in Herwijnen rechtsgeldig is. Doorslaggevend is daarvoor de instemming van de Eerste Kamer met de RCR-procedure op 17 december 2019 en het recentelijk aannemen van de motie Valstar & Stoffer door de Tweede Kamer op 7 juli 2022. Ik verwijs hiervoor naar de inleiding van deze brief en voorgaande vragen over de RCR-procedure in Herwijnen.

Wat is uw oordeel over de kritische kanttekeningen die staatsrechtsgeleerden Voermans en de Vries plaatsen bij de rechtsgeldigheid van toepassing en proces van de RCR voor plaatsing van de radar in Herwijnen, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Het Vrij Nederland-artikel van 23 juni 2022 bevat uitspraken van de rechtsgeleerden Voermans, de Vries en Bröring. Zij spreken zich kritisch uit over de rol van zowel het kabinet als de rol van de Tweede Kamer omtrent de RCR-procedure voor het radarstation in Herwijnen. De rechtsgeleerden wijzen er daarnaast op dat er onduidelijkheid is ontstaan over de besluitvorming over deze RCR-procedure.

De Wet ruimtelijke ordening, waar de Rijkscoördinatieregeling onder valt, schrijft niet voor op welke formele wijze het kabinet instemming van het parlement moet verkrijgen nadat een RCR-besluit in behandeling is gebracht. In de introductie van deze brief heb ik nader toegelicht dat de parlementaire behandeling van het RCR-besluit is afgerond met uw instemming met de RCR-procedure op 17 december 2019 en het instemmen van de Tweede Kamer met de motie Valstar & Stoffer op 7 juli 2022. Dit vond plaats twee weken na publicatie van het Vrij Nederland-artikel.


X Noot
1

Samenstelling:

Faber-Van de Klashorst (PVV), Ganzevoort (GL), Van Apeldoorn (SP) (voorzitter), Van Dijk (SGP),

Jorritsma-Lebbink (VVD), Atsma (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Koole (PvdA), Prast (PvdD), Van Rooijen (50PLUS), arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD) (1e ondervoorzitter), Beukering (Fractie-Nanninga), Bezaan (PVV), Dittrich (D66), Huizinga-Heringa (CU) (2e ondervoorzitter), Dessing (FVD), Karimi (GL), Kluit (GL), Moonen (D66), Otten (Fractie-Otten), Vos (PvdA), Van Wely (Fractie-Nanninga),Raven (OSF) en Krijnen (GL).

X Noot
2

Samenstelling:

Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), Fiers (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Janssen (SP), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Prins (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), vacant (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA) (ondervoorzitter).

X Noot
3

Kamerstukken I, 2021–2022, 31 936, AH.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2021–2022, 31 936, AH.

X Noot
5

Het besluit op Wob-verzoek over SMART-L radar en de bijbehorende documenten zijn te raadplegen op de website van de rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2021/12/02/besluit-op-wob-verzoek-over-smart-l-radar

X Noot
6

Kamerstukken I, 2021–2022, 31 936, AH.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2020–2021, 35 570 X, nr. 61. en Kamerstukken II, 2020–2021, 35 570 X, nr. 59.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2021–2022, 27 830, nr. 369.

X Noot
9

Kamerstukken I, 2019–2020, 31 936, U.

X Noot
10

«Aanvullend locatieonderzoek zuidelijke SMART-L radar (19 november 2021)» bijlage bij Kamerstukken I, 2021–2022, 31 936, AH.

X Noot
11

«Luchtruimbewaking Nederland: Invulling op alternatieve wijze (21 januari 2022)» bijlage bij Kamerstukken I, 2021–2022, 31 936, AH.

X Noot
12

«Aanvullend locatieonderzoek zuidelijke SMART-L radar (19 november 2021)» bijlage bij Kamerstukken I, 2021–2022, 31 936, AH.

X Noot
13

«Bijlage bij Aanvullend locatieonderzoek zuidelijke SMART-L radar», bijlage bij Kamerstukken I, 2021–2022, 31 936, AH.

X Noot
14

«Rapport Fraunhofer FHR – TNO Review (Final Report)», Bijlage bij: Kamerstukken I, 2020–2021, 31 936 / 34 919, V.

X Noot
15

Verslag EK 2019/2020, nr. 9, item 3 en Verslag EK 2019/2020, nr. 10, item 3.

X Noot
16

Het besluit op Wob-verzoek over afgegeven vergunning radarpost te Wier en de bijbehorende documenten zijn te raadplegen op de website van de rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2022/01/31/besluit-op-wob-verzoek-over-afgegeven-vergunning-radarpost-te-wier.

X Noot
17

Het besluit op Wob-verzoek over SMART-L radar en de bijbehorende documenten zijn te raadplegen op de website van de rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2021/12/02/besluit-op-wob-verzoek-over-smart-l-radar.

X Noot
18

Kamerstukken I, 2021–2022, 31 936, AH.

X Noot
19

Het besluit op Wob-verzoek over afgegeven vergunning radarpost te Wier en de bijbehorende documenten zijn te raadplegen op de website van de rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2022/01/31/besluit-op-wob-verzoek-over-afgegeven-vergunning-radarpost-te-wier.

X Noot
20

Kamerstukken I, 2018–2019, 31 936, I.

X Noot
21

Het besluit op Wob-verzoek over SMART-L radar en de bijbehorende documenten zijn te raadplegen op de website van de rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2021/12/02/besluit-op-wob-verzoek-over-smart-l-radar.

X Noot
22

Idem.

X Noot
23

Idem.

X Noot
24

Kamerstukken II, 2020–2021, 27 830, nr. 332.

X Noot
25

Kamerstukken I, 2018–2019, 31 936, I.

X Noot
26

Onderzoekscollectief Spit voor Vrij Nederland, «Waarom een radar die essentieel is voor onze veiligheid er maar niet wil komen», 29 augustus 2022.

X Noot
27

Verslag vergadering 17 december 2019, referentie 2019/2020 nr. 14.

X Noot
28

Kamerstuk 31 936, nr. 652, welke de regering verzoekt het militair radarstation niet in Herwijnen te plaatsen en op zoek te gaan naar een andere locatie.

X Noot
29

Kamerstuk 31 936, nr. 657, welke de regering verzoekt definitief af te zien van plaatsing van de radartoren in kwestie in Herwijnen en voor een andere locatie dan wel oplossing te kiezen.

X Noot
30

Verslag tweeminutendebat Materieel Defensie van 29 juni 2022, Kamerstuk 102-45-1.

X Noot
31

Onder meer de brief van 2 februari 2021 (Kamerstuk 35 570-X-77), de brief van 3 maart 2021 (Kamerstuk 27 830, nr. 336), de brief van 27 mei 2021 (Kamervragen Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2937) en de brief van 27 oktober 2021 (Kamerstuk 35 925-X-24).

X Noot
32

De resultaten van deze onderzoeken en metingen zijn in diverse brieven aan het parlement toegestuurd en gepubliceerd op de website www.defensie.nl/onderwerpen/radarstations

X Noot
34

Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Fritsma, Van Helvert, Karabulut en Kerstens, Handelingen TK 2020–2021, aanhangsel nrs. 1835 t/m 1838.

X Noot
35

Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Fritsma, Van Helvert, Karabulut en Kerstens, Handelingen TK 2020–2021, aanhangsel nrs. 1835 t/m 1838.

X Noot
36

Zie eerdere vragen en antwoorden in de brief omtrent straling en de ICNIRP-richtlijnen.

Naar boven