31 936 Luchtvaartbeleid

36 124 Defensienota 2022 – sterker Nederland, veiliger Europa

27 830 Materieelprojecten

Nr. 940 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Ontvangen ter Griffie op 3 juni 2022.

Er wordt geen uitvoering gegeven aan het besluit dan nadat de beide kamers daarmee hebben ingestemd.

Met het besluit wordt geacht te zijn ingestemd indien geen van beide Kamers voor 1 juli 2022 een besluit heeft genomen omtrent de behandeling ervan.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2022

Inleiding

Defensie is onvoldoende in staat het Nederlandse luchtruim te bewaken tegen moderne dreigingen. De reden hiervoor is dat de bestaande oude Medium Power Radar (MPR-radar) in Nieuw Milligen en de nieuwe SMART-L radar in Wier geen volledig zicht bieden op het Nederlandse luchtruim. Dat is een zeer onwenselijke situatie. Daar komt bij dat de radar in Nieuw Milligen zo oud is dat er onvoldoende reservedelen zijn om deze nog lang operationeel te houden. Dat verhoogt – nog los van het huidige dreigingsbeeld – de urgentie om de oude radar in Nieuw Milligen te vervangen door een nieuwe radar op een plek in midden-Nederland. Samen met de SMART-L radar in Wier wordt het daarmee wel mogelijk om het complete luchtruim te bewaken.

Herwijnen is eerder aangemerkt als voorkeurslocatie voor de nieuw te plaatsen radar. De Tweede Kamer heeft uitgesproken geen voorstander te zijn van deze locatie en heeft opgeroepen de Rijkscoördinatieregeling (RCR)-procedure voor een radarstation in Herwijnen te stoppen1. Op uw verzoek2 heeft Defensie een heroriëntatie uitgevoerd naar de locatie voor dit radarstation. Deze heroriëntatie bestaat uit drie onderzoeken naar: de stralingsaspecten, mogelijke alternatieve wijzen voor luchtruimbewaking en mogelijke alternatieve locaties3. Daarnaast zijn verkennende gesprekken gevoerd met gemeenten en provincies, zoals aangekondigd in de brief van 27 oktober 20214.

Na bestudering van de resultaten van de onderzoeken – en in de wetenschap dat er geen ideale locatie voorhanden is – komt het kabinet tot de conclusie dat er onvoldoende perspectief is om binnen afzienbare tijd te komen tot een kansrijke en meer geschikte locatie dan Herwijnen. Om die reden heeft het kabinet besloten de RCR-procedure voor de plaatsing van de radar in Herwijnen voort te zetten en de motie van Helvert c.s. (Kamerstuk 27 830, nr. 332) niet volledig uit te voeren. In deze brief leest u de motivatie voor dat besluit.

Deze brief heeft vier bijlagen:

  • Bijlage 1 is een onderzoek van Defensie in samenwerking met het Rijksvastgoedbedrijf naar mogelijke alternatieve wijzen voor de bewaking van het Nederlandse luchtruim, naar aanleiding van de beide moties-Van Helvert c.s.;

  • Bijlage 2 is een onderzoek van het Rijksvastgoedbedrijf naar een mogelijke alternatieve locatie voor het radarstation in Herwijnen indien de radarantenne op een grotere hoogte wordt geplaatst, eveneens naar aanleiding van de beide moties-Van Helvert c.s.;

  • Bijlage 3 is een onderzoek van TNO naar stralingsaspecten naar aanleiding van de motie-Belhaj van 30 november 2020;

  • Bijlage 4 is een integrale beoordeling van de drie genoemde onderzoeken en de verkennende gesprekken met gemeenten en provincies.

Aangezien de (stralings-)onderzoeken en de integrale beoordeling complexe materie bevatten, stel ik voor om in juni 2022 een technische briefing te organiseren om deze stukken nader toe te lichten en eventuele resterende technische vragen te beantwoorden.

Deze brief is als volgt opgebouwd. Eerst wordt de context van het besluit toegelicht, daarna volgt de toelichting van de heroriëntatie en het besluit. Daaropvolgend ga ik in op de vervolgstappen.

Context

In de context van het besluit om de RCR-procedure voort te zetten zijn de volgende aspecten van belang: de achtergrond van luchtruimverdediging, de beperkte gereedheid van de bestaande radarstations, de benodigde verplaatsing van een radarstation, een nieuwe locatie voor een radarstation en het onderwerp straling.

Luchtruimverdediging

Voor de bewaking en bescherming van het Nederlandse luchtruim heeft Defensie ruim 40 jaar geleden de MPR-radars geplaatst in Wier en Nieuw-Milligen. Met deze radars had Defensie «ogen en oren» in de lucht boven het gebied waar Defensie binnen de NAVO voor verantwoordelijk is: Nederland en grote delen van de Noordzee. De nieuwe SMART-L radars vervangen de oude MPR-radars en maken het mogelijk dat Defensie vijandelijke vliegtuigen, raketten, drones en gekaapte vliegtuigen al op grotere afstand signaleert, ook op lage hoogte. Op die manier kan Defensie tijdig reageren om het Nederlandse en NAVO-grondgebied te beschermen tegen moderne dreigingen.

Beperkte gereedheid radarstations in Wier en Nieuw Milligen

De huidige radars in Wier en Nieuw Milligen hebben om verschillende redenen beperkte gereedheid. De SMART-L radar in Wier voldoet niet aan de geluidsnorm voor de avond en de nacht. Normaal gesproken is deze radar daarom alleen overdag in gebruik. Vanwege het verhoogde dreigingsbeeld is de nieuwe SMART-L radar in Wier momenteel 24/7 in gebruik. De omgeving ervaart hierdoor overlast. Dit operationele besluit heeft Defensie besproken met de omgeving en inwoners van Wier. De omgeving geeft aan de overlast als zeer hinderlijk te ervaren, maar het besluit te begrijpen. Zodra het dreigingsbeeld dat toelaat, zal ik het gebruik van het radarstation weer beperken om te voldoen aan de geluidsnormen. Dit is uiteraard een onwenselijke situatie en geen duurzame oplossing. Defensie werkt samen met de fabrikant van de SMART-L radar, Thales, aan de realisatie van een koepel over de radar en andere geluidbeperkende maatregelen om dit probleem op te lossen. Het is in zowel het lokale als nationale belang om zo spoedig mogelijk het geluid te beperken, zodat de radar 24/7 kan worden gebruikt.

De huidige MPR-radar in Nieuw Milligen is op dit moment de enige radar die 24/7 in gebruik is. Zoals gemeld in de inleiding, is de radar echter sterk verouderd en daardoor onbetrouwbaar. Reserveonderdelen zijn in de praktijk niet meer beschikbaar, waardoor de instandhouding nu al zeer problematisch is. Hoe langer de vervanging van de MPR-radar uitblijft, hoe hoger het risico op verder verlies van radardekking.

Verplaatsing van de radar in Nieuw Milligen

Zoals beschreven in de brief van 7 juni 20195 zijn er verschillende redenen waarom de radarlocatie in Nieuw Milligen niet meer geschikt is. Het zicht van een radar in Nieuw Milligen wordt geblokkeerd door de Utrechtse Heuvelrug, Utrechtse hoogbouw en op korte termijn ook door grote windparken in Flevoland. Nieuw Milligen ligt bovendien relatief ver naar het noorden. Daardoor zijn de Randstad en het zuidelijke deel van Nederland onvoldoende gedekt. Het is niet mogelijk om een radar in Nieuw Milligen zo hoog te plaatsen dat dit probleem wordt opgelost, omdat de benodigde hogere plaatsing de radarprestaties onacceptabel vermindert. Om deze redenen kan een radar in Nieuw Milligen niet voldoende radarzicht bieden tegen moderne dreigingen op lage hoogte, zoals drones en raketten. Een nieuwe locatie voor de vervangende SMART-L radar is om deze redenen noodzakelijk.

Nieuwe locatie: De Broekgraaf 1 in Herwijnen

Op het terrein van De Broekgraaf 1 in Herwijnen stond voorheen een civiele radar van de Luchtverkeersleiding Nederland. Door het afstoten van dit radarstation kwam het perceel in 2015 voor Defensie beschikbaar. De locatie in Herwijnen biedt Defensie het benodigde zicht boven de Randstad en zuidelijk Nederland en is destijds in beeld gekomen als geschikte radarlocatie voor Defensie.

Defensie en de desbetreffende gemeente, toen nog de gemeente Lingewaal, hebben toentertijd in goed overleg stappen gezet om de bouw van een radarstation van Defensie mogelijk te maken door middel van een bestemmingsplanwijziging. De gemeenteraad van de gemeente Lingewaal besloot echter op 11 oktober 2018 het bestemmingsplan niet vast te stellen. Na contact met de inmiddels gefuseerde gemeente West Betuwe heeft het kabinet vanwege het nationale belang voor een nieuw radarstation vervolgens besloten om de RCR-procedure toe te passen voor de realisatie van het radarstation. Het besluit de RCR-procedure toe te passen is op 6 juli 2019 aangeboden aan beide Kamers6. Na behandeling in de Tweede en Eerste Kamer is op 14 februari 2020 het besluit tot toepassing van de RCR-procedure gepubliceerd in de Staatscourant. Met een extra ronde van inspraak werd ten behoeve van het definitieve Ontwerp Rijksinpassingsplan extra aandacht geschonken aan de zorgen van de omgeving. Het bezwaar tegen het radarstation vanuit de omgeving was daarmee niet weggenomen. Dit leidde tot aanvullende vragen en moties van de Tweede Kamer, waaronder de eerder genoemde moties van de leden Belhaj en Van Helvert c.s. van november 2020 en februari 2021.

Straling: zorgen en onderzoeken

Radars «zien» objecten met (reflecties van) straling en produceren daarom per definitie straling. De straling van de radar is niet-ioniserende straling, vergelijkbaar met straling van WiFi, mobiele telefonie en radioantennes. Het gaat dus niet om straling afkomstig van radioactieve bronnen (ioniserende straling). In tegenstelling tot ioniserende straling, heeft niet-ioniserende straling onvoldoende energie om cellen van het menselijke lichaam kapot te maken. In de samenleving bestaan desondanks zorgen over de effecten van niet-ioniserende straling. Intensief onderzoek naar straling wordt al tientallen jaren gedaan, zowel nationaal als internationaal. Op basis van deze onderzoeken en de algemene wetenschappelijke inzichten zijn de zogeheten ICNIRP-richtlijnen voor niet-ioniserende straling opgesteld, die ook worden geadviseerd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Raad van de Europese Unie en de Gezondheidsraad. De ICNIRP-richtlijnen zijn in 2020 herzien. Defensie past deze richtlijnen toe.

Ik heb begrip voor de zorgen over straling die bij een aantal mensen in de omgeving van Herwijnen speelt. De overheid baseert zich voor de blootstelling aan straling op algemene wetenschappelijke inzichten, zoals de door de WHO geadviseerde ICNIRP-richtlijnen en algemeen geldende wetgeving. Zolang aan de geldende stralingsrichtlijnen wordt voldaan, is er geen reden tot zorg over de effecten op de gezondheid. Zorgvuldigheid in de omgang met stralingsbronnen blijft geboden.

SMART-L radar voldoet aan wetenschappelijke richtlijnen

Alle onderzoeken naar de straling van de SMART-L radar tonen aan dat de straling van de radar in publiek toegankelijk gebied volledig valt binnen de geldende richtlijnen. De onderzoeken betreffen zowel theoretische berekeningen van TNO, die onder meer zijn gebruikt voor de vergunningsaanvragen, als metingen in de praktijk bij de inmiddels geplaatste SMART-L radar in Wier. De metingen zijn uitgevoerd door onafhankelijke instanties (DEKRA en het Agentschap Telecom). Dat neemt niet weg dat binnen het hek wel hogere stralingsniveaus kunnen voorkomen. In de regel is de radar onbemand. Er zijn protocollen en waarborgen aanwezig, zodat het personeel veilig op het perceel kan werken wanneer dat nodig is.

Heroriëntatie op locaties voor luchtruimbewaking

Voor de heroriëntatie naar alternatieve radarlocaties zijn twee onderzoeken uitgevoerd. Allereerst is onderzocht of het mogelijk is om het luchtruim op een andere manier te bewaken dan met twee radarstations, waarvan een in Wier en een in midden-Nederland (bijlage 1). Ten tweede is gezocht naar mogelijke alternatieve locaties voor het nieuwe radarstation dat was voorzien in Herwijnen (bijlage 2). Uit deze onderzoeken kwamen mogelijke alternatieve locaties naar voren. Vervolgens heeft Defensie verkennende gesprekken gevoerd met de gemeenten en provincies waarin deze alternatieve locaties liggen. Tot slot heeft Defensie de onderzoeken en de uitkomst van de gesprekken integraal beschouwd (bijlage 4). In de volgende paragrafen licht ik de uitkomsten toe.

Onderzoek naar alternatieve wijzen van luchtruimbewaking

In het onderzoek naar alternatieve wijzen van luchtruimbewaking heeft Defensie onder meer bezien of er realistische alternatieven zijn voor radars op het land, waarbij gedacht kan worden aan radars op schepen of vliegtuigen. Dat blijkt niet het geval. Andere wijzen van luchtruimbewaking, zoals bijvoorbeeld de permanente inzet van AWACS vliegtuigen, bieden onvoldoende radardekking of zijn niet haalbaar, doeltreffend of doelmatig. Er is ook onderzocht of het radarstation alsnog geplaatst kan worden op een militaire locatie binnen het zoekgebied van midden-Nederland die in eerder onderzoek is afgevallen. Deze militaire locaties waren eerder afgevallen doordat deze onvoldoende dekking bieden, bijvoorbeeld door obstakels. Door extra maatregelen te nemen om voldoende dekking te creëren, kunnen deze locaties toch een reëel alternatief zijn. Om deze locaties geschikt te maken moeten blinde vlekken worden opgeheven, bijvoorbeeld door het plaatsen van extra radars, het geschikt maken van de gedeelde radars met de luchtverkeersleiding Nederland (LVNL), aanpassing van lokale ruimtelijke plannen of de verwijdering van windmolens. Uit dit onderzoek zijn vier militaire locaties naar voren gekomen die mogelijk geschikt zijn, indien aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan. Deze vier locaties zijn daarom meegenomen in de integrale beoordeling voor het bepalen van een alternatieve locatie voor de locatie Herwijnen.

Aanvullend onderzoek naar alternatieve locaties

Defensie heeft aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) verzocht een onderzoek naar alternatieve locaties uit te voeren, in aanvulling op een eerder locatieonderzoek dat de Tweede Kamer had verzocht7. In het eerdere onderzoek was onderzocht welke locaties mogelijk zijn bij een radarantenne op 24 meter hoogte8. In het aanvullende onderzoek is onderzocht of met een hogere radar op 34 meter meer en wellicht betere locaties naar voren komen (bijlage 2). In dit onderzoek zijn er geen locaties, waaronder de locatie Herwijnen, bij voorbaat uitgesloten, omdat dat onder meer juridisch onhoudbaar is.

In het aanvullende onderzoek is een groter zoekgebied vastgesteld dat volgt uit de verhoging van de radarantenne van 24 naar 34 meter hoogte. Binnen dit grotere zoekgebied komen 15 locaties naar voren, inclusief de locaties die waren gevonden in het eerdere onderzoek naar alternatieve locaties uit 20209. Deze 15 locaties zijn operationeel gezien geschikt en het is mogelijk om op deze locaties te bouwen. In het aanvullende onderzoek is extra aandacht besteed aan eventuele verschillen in de stralingsbelasting per locatie. Uit de berekeningen van TNO bij dit onderzoek blijkt dat de stralingsbelasting tussen de dichtstbijzijnde woningen voor alle potentiële locaties niet noemenswaardig verschilt en voldoet aan de geldende ICNIRP-richtlijn (pagina 43 van bijlage 2). De stralingsbelasting is daarom geen goed criterium om onderscheid te maken tussen de potentiële locaties, inclusief Herwijnen.

Het RVB constateert dat er kwalitatieve verschillen zijn tussen de locaties en dat de locatie Herwijnen de voorkeur geniet vanwege de goede dekking, beschikbaarheid van het perceel en kwaliteit van de ondergrond, lokale omgevingswaardering en de realisatiekans, maar dat lokaal draagvlak bepalend kan zijn voor een definitieve beoordeling. Ook het onderzoek naar alternatieve wijzen van luchtruimbewaking (bijlage 1) benoemt lokaal draagvlak als relevante factor in de definitieve beoordeling van een locatie. Daarom heeft Defensie besloten om gesprekken met de desbetreffende gemeenten en provincies te voeren, zoals uiteengezet in de brief van 27 oktober 202110.

Verkennende gesprekken mogelijkheden radarlocaties

Uit de verkennende gesprekken met de gemeenten en provincies is naar voren gekomen dat de mogelijkheden voor draagvlak voor alle locaties beperkt en onzeker zijn. De bezwaren van de gemeenten (en provincies) tegen een radarstation zijn vergelijkbaar. Uit de gesprekken blijkt dat er bezwaren zijn in relatie tot de verdringingseffecten op de maatschappelijke opgaven omtrent de energietransitie (windmolens) en de woningbouw. Het radarstation gaat namelijk gepaard met een radarverstoringsgebied: het kan de bouw van woningen en windmolens blokkeren als die de radardekking te zeer beperken. Ook zijn er bezwaren op het vlak van onder meer natuur en landschap, cultuurhistorische waarden, zorgen over straling, impact op agrariërs en algemene gebiedsontwikkeling. Tevens geldt dat het radarstation gemeentegrensoverschrijdende effecten heeft. Buurgemeenten en provincies kunnen daarom anders aankijken tegen de locaties en bezwaar aantekenen.

Op basis van de gesprekken zijn de posities van de gemeenten in drie generieke categorieën in te delen. Ten eerste zijn er gemeenten die bij voorbaat stellen geen medewerking te verlenen aan de komst van een radarstation. Enkele gemeenten hebben dit ook formeel per brief aan Defensie laten weten. Ten tweede zijn er gemeenten die in het kader van het nationaal belang verder willen praten, maar veel knelpunten zien en zorgen hebben. Ten slotte zijn er gemeenten die benoemen dat er in de gemeenschap onrust is over de komst van windmolens. Bij Defensie is daarmee een eerste indruk ontstaan dat er in deze gemeenten een (beperkte) kans op draagvlak voor een radarstation is.

De gemeenten en provincies, die bereid zijn verder te spreken, hebben in de gesprekken verzocht om meer zicht op welke plannen voor windmolens en hoge woningbouw niet meer mogelijk zijn bij de komst van een radarstation. Een detailanalyse is echter niet uitvoerbaar. De plannen voor wind op land en woningbouw zijn veelal nog in ontwikkeling, waardoor het niet mogelijk is om de omvang van de impact per locatie te bepalen. Deze plannen zijn politiek gevoelig en kennen tevens geen duidelijke opleverdatum, waardoor het ook niet duidelijk is wanneer de detailanalyse wel gemaakt kan worden. Het is op dit moment wel mogelijk om op hoofdlijnen een analyse te maken. Voor vier locaties in de gemeente West Betuwe, Molenlanden en Vijfheerenlanden11 is er geen (nieuwe) impact op de ambities omtrent wind op land of woningbouw. Deze locaties zijn namelijk in een eerder stadium al als potentiële radarlocatie aangewezen. Op deze locaties wordt daardoor al rekening gehouden met een radarverstoringsgebied.

De drie gemeentebesturen van deze locaties vallen desalniettemin in de categorie die geen medewerking wil verlenen aan de komst van een radarstation12.

Voor de overige locaties zal er wel sprake zijn van het belemmeren of verhinderen van plannen voor wind op land of hoge woningbouw als onderdeel van de regionale energiestrategieën en verstedelijkingsstrategieën.

De verkennende gesprekken met de gemeenten en provincies leiden tot de conclusie dat draagvlak voor de radar op zijn minst onzeker en laag is en in een aantal gemeenten ontbreekt. Bij de meeste alternatieve locaties zal er in meer of mindere mate sprake zijn van een verdringingseffect op andere maatschappelijke opgaven. De gesprekken met de gemeenten hebben niet geleid tot nieuwe potentiele locaties voor het radarstation die Defensie niet eerder al had geïdentificeerd. Bovenstaande constateringen zijn meegenomen in de integrale beoordeling voor het bepalen van de locatie van het radarstation.

Integrale beoordeling van locaties en gesprekken

De verschillende onderzoeken naar aanleiding van de eerder genoemde moties en de verkennende gesprekken met de gemeenten en provincies hebben informatie over 18 mogelijke alternatieve locaties opgeleverd. De locaties zijn gescoord op vijf hoofdcategorieën: operationele waardering, regionale verdringingseffecten, lokale inpasbaarheid, verwachte realisatietijd en risico’s. De operationele waardering betreft de radardekking. De regionale verdringingseffecten omvatten de impact op de regionale en lokale ambities omtrent wind op land en hoge woningbouw. De lokale inpasbaarheid omvat onder andere de beschikbaarheid, bouwkwaliteit en ontsluiting van het perceel en de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. De verwachte realisatietijd is afhankelijk van de regionale en lokale inpasbaarheid en de benodigde nieuwe ruimtelijke en juridische procedures, inclusief onderzoeken. De risico’s betreffen de risico’s omtrent geluid, financiën, de RCR-procedure en een betrouwbare overheid. De resultaten van deze beoordeling zijn in onderstaande tabel opgenomen (zie tabel 6 uit bijlage 4). Aangezien alle locaties gemiddeld scoren op het aspect risico’s zijn de scores omtrent risico’s niet opgenomen in deze tabel. Het aspect risico’s wordt wel tekstueel toelicht, omdat het type risico per locatie verschilt. Onder de tabel licht ik de resultaten op hoofdlijnen toe.

In de periode tussen het onderzoek naar alternatieve wijzen van luchtruimbewaking en de integrale beoordeling is gebleken dat de militaire locaties Leusderheide, MC Lopik, MASS Soesterberg en Camp New Amsterdam aanzienlijk minder of niet geschikt zijn te maken. De voornaamste reden is dat de compenserende maatregelen (het verwijderen van windmolens en het upgraden van andere radars) om de blinde vlekken in de radardekking te dichten niet realiseerbaar blijken (zie pagina 4 van bijlage 4). Aangezien onvoldoende radardekking betekent dat een locatie ongeschikt is, vallen deze opties af als mogelijke locatie.

Tabel 1. Locatiescores integrale beoordeling

Locatie

Operationele waardering

Regionale verdringingseffecten op ambities wind op land en hoge woningbouw

Lokale inpasbaarheid radar

Verwachte realisatietijd

Herwijnen

+

+

+

+

Krimpenerwaard

+/–

Polsbroek Vlist

+

Leusderheide

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Lopikerwaard-Zuid

+

+/–

+/–

Polsbroek Cabauw

+

+/–

MC Lopik

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Nieuwpoort

+/–

+

+/–

Goudriaan

+/–

+

Ottoland

+/–

+/–

Noordeloos

+/–

+/–

Montfoort

+/–

+/–

Hoenkoop

+

Snelrewaard

+/–

MASS Soesterberg

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Meerkerk

+/–

+

Schoonrewoerd

+/–

Nederhemert

+/–

Camp New Amsterdam

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Legenda: + betekent positief, +/– betekent gemiddeld, – betekent negatief

Meest geschikte locatie: Herwijnen

Uit de integrale beoordeling komt de locatie Herwijnen als meest geschikte locatie naar voren. De locatie heeft een goede operationele waardering, geen verdringingseffecten op wind op land en hoge woningbouw, een goede lokale inpasbaarheid, de snelste realisatietijd en een vergelijkbaar beeld van risico’s in vergelijking met de overige locaties.

Operationele waardering

Het aspect operationele waardering is geen eenduidig onderscheidend aspect. Alle locaties (behalve de eerder afgevallen militaire locaties) zijn operationeel geschikt. Hierbij geldt wel dat locaties met een goede beoordeling de voorkeur hebben boven een gemiddelde beoordeling, al voldoen al deze locaties aan de minimum dekkingseisen.

Regionale verdringingseffecten op ambities wind op land en hoge woningbouw

Met betrekking tot de regionale verdringingseffecten scoren de locaties Herwijnen, Nieuwpoort, Goudriaan en Meerkerk goed. Voor deze locaties wordt reeds rekening gehouden met de komst van een radar; het radarverstoringsgebied wordt voor deze locaties al gehanteerd. Dit geldt niet voor de overige locaties, waardoor de regio’s van deze locaties te maken krijgen met aanvullende verdringingseffecten op wind op land en woningbouw plannen. Het kabinet hecht veel waarde aan deze maatschappelijke opgaven, waardoor ik de locaties zonder radarverstoringsgebied als zeer onwenselijk beschouw.

Lokale inpasbaarheid radar

De locatie Herwijnen springt er op basis van de lokale inpasbaarheid bovenuit. Herwijnen onderscheidt zich van de overige locaties vanwege het feit dat het perceel reeds in eigendom is van Defensie, de locatie goed ontsloten is, bouwrijp is, er geen sprake is van de aantasting van natuur-, landschappelijke of cultuurhistorische waarden13. De overige locaties scoren op een of meerdere van deze aspecten slechter dan Herwijnen. Aangezien Defensie de impact op de lokale omgeving zo laag als mogelijk wil houden, heeft de locatie Herwijnen op basis van dit aspect de voorkeur.

Verwachte realisatietijd

De verwachte realisatietijd laat een duidelijk verschil zien tussen de locaties. De locatie Herwijnen heeft de minst lange realisatietijd van circa 3–4 jaar, terwijl de realisatietijd van de andere locaties ten minste 3 jaar langer is. Gezien het verslechterde dreigingsbeeld en de huidige radardekking is in het kader van de nationale veiligheid een zo spoedige mogelijke realisatie van de radar van belang, waardoor de locatie Herwijnen de voorkeur geniet op het aspect tijd. Defensie bekijkt welke interim-maatregelen voor luchtruimbewaking mogelijk zijn. Hierbij geldt dat een maatregel van kortere duur realistischer is.

Risico’s

Op de afzonderlijke risico’s scoort Herwijnen positief of gemiddeld, met uitzondering van het risico met betrekking tot geluid14. Dit risico is hoger ten opzichte van andere locaties, vanwege de kortere afstand tot de dichtstbijzijnde bewoning. Zoals echter eerder beschreven wordt momenteel gewerkt aan de benodigde geluidsmaatregelen, zodat een radar in Herwijnen ook voldoet aan de geldende geluidsnormen. Op andere risico’s zoals financiën en precedentwerking omtrent de RCR scoort de locatie Herwijnen juist lager.

Besluit

Resumerend kan worden gesteld dat de onderzoeken naar de alternatieve wijzen van luchtruimbewaking en alternatieve locaties in combinatie met de verkennende gesprekken geen locatie hebben opgeleverd die geschikter is dan Herwijnen.

Zoals toegelicht in de brief van 3 maart 202115, is het de verantwoordelijkheid van Defensie en het kabinet om een afweging te maken tussen de motie, het nationaal veiligheidsbelang van de bewaking van het luchtruim en een zorgvuldige inpassing in de omgeving. Het verder zoeken naar alternatieven biedt voorts geen garantie op het vinden van een geschiktere locatie en dat kan zelfs betekenen dat Defensie nergens een tweede radarstation kan plaatsen. Dat is een te groot risico voor de nationale veiligheid.

Het kabinet besluit daarom, omwille van de nationale veiligheid, om de RCR-procedure in Herwijnen voort te zetten. Dat betekent dat de motie-Van Helvert c.s. (Kamerstuk 27 830, nr. 332) zo ver als mogelijk uitgevoerd is, maar niet volledig wordt uitgevoerd aangezien deze motie vraagt de RCR-procedure voor een radarstation in Herwijnen stop te zetten. De motie van het lid Van Helvert c.s. (Kamerstuk 35 570 X, nr. 24) beschouw ik als afgedaan.

Vervolg

Het is de verantwoordelijkheid van Defensie om in de RCR-procedure te komen tot een optimale inpassing van het radarstation in Herwijnen. Alhoewel de locatie Herwijnen het meest geschikt is, behoeft de inpassing nadere optimalisatie om bijvoorbeeld het risico omtrent geluid te mitigeren. Ik heb de intentie om de radarverstoringsgebieden voor de locaties in de gemeenten Molenlanden en Vijfheerenlanden te laten vervallen zodra er voldoende zekerheid is over de inpassing van het radarstation in Herwijnen. Vooruitlopend op vervolgstappen in de RCR-procedure ga ik alvast in op de aspecten straling en geluid.

Stralingsbelasting in Herwijnen

Een deel van de inwoners van Herwijnen veronderstelt dat Herwijnen een hoger dan gemiddelde stralingsbelasting heeft. Tevens zien zij een mogelijk verband tussen straling en een verhoogd aantal ALS-patiënten in de omgeving. Zowel de GGD Gelderland-Zuid16 als TNO17 zag in 2020 geen wetenschappelijke aanleiding voor een (causaal) verband tussen radarstraling en ALS. Uit onlangs uitgevoerde berekeningen van TNO blijkt dat de stralingsbelasting in Herwijnen, zonder SMART-L radar, onder het landelijk gemiddelde ligt (zie de bijlage E van bijlage 2). Met de komst van het radarstation in Herwijnen zal de gemiddelde stralingsbelasting enkele procentpunten toenemen, waardoor deze net boven, maar rond het landelijk gemiddelde uitkomt.

Uit een vergelijking van de stralingswaardes uit twee TNO-onderzoeken18 blijkt dat slechts in de «starende modus», wanneer een SMART-L radar in Herwijnen op een doel wordt gericht, er binnen de zendbundel een enigszins grotere stralingsbelasting dan gemiddeld in Nederland ontstaat. Deze modus wordt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen gebruikt voor het volgen van bijvoorbeeld ballistische raketten. Ook in deze starende modus voldoet de radar in publiek toegankelijk gebied nog steeds aan de geldende ICNIRP-richtlijnen.

Hoger plaatsen van de radarantenne in Herwijnen

Het recente TNO-onderzoek naar de stralingsbelasting bij het verhogen van de radarantenne in Herwijnen, naar aanleiding van de motie-Belhaj, laat zien dat het hoger plaatsen van de radar geen duidelijk voordeel oplevert (bijlage 3). De ontwerphoogte van de radar is 24 meter boven de grond. De radarantenne kan niet hoger dan 34 meter boven de grond worden geplaatst, omdat daarboven de radarprestaties onvoldoende zijn. TNO heeft onderzocht wat de gevolgen voor de stralingsbelasting zijn van een hogere plaatsing dan 24 meter, tot op maximaal 34 meter. Het TNO-onderzoek laat zien dat de stralingsbelasting dan op sommige plaatsen daalt, maar op andere plekken juist omhoog gaat. Dit heeft te maken met de grilligheid van het antennepatroon van de radar. De stralingsbelasting verandert weinig bij het hoger plaatsen van de radar, hooguit enkele procentpunten, en blijft altijd ruim binnen de ICNIRP-richtlijnen. Het ligt daarom niet in de rede om de radarantenne hoger te plaatsen als maatregel om de stralingsbelasting te verlagen. De SMART-L radarantenne in Herwijnen wordt om deze reden niet verhoogd en heeft daarmee dezelfde ontwerphoogte als de radar in Wier. De motie-Belhaj (Kamerstuk 35 570 X, nr. 29) beschouw ik hiermee als afgedaan.

Met de uitgevoerde onderzoeken en metingen, de periodieke metingen in de toekomst, het nauwlettend in de gaten houden van de wetenschap en de toezegging van Defensie om maatregelen te nemen als de richtlijnen omtrent straling veranderen, wil ik zorgvuldigheid omtrent straling betrachten en de zorgen zoveel als mogelijk wegnemen.

Geluid

Zoals toegelicht in de brief van 26 februari 202119 is gedurende de testfase van het SMART-L radarstation in Wier eind 2020 onverwacht gebleken dat de radar niet voldoet aan de geldende geluidsnormen gedurende de avond en de nacht. Dit is een risico voor de realisatie van de SMART-L radar in Herwijnen. Zoals toegelicht in de brief van 7 oktober 2021 en aan het begin van deze brief werkt Defensie met Thales momenteel aan de benodigde maatregelen om te voldoen aan de geluidsnormen, waaronder een koepel over het radarstation20. Op grond van de berekeningen van Thales is de verwachting dat de maatregelen ervoor zorgen dat het radarstation zal voldoen aan de geluidsnormen.

In de brief van 7 oktober 2021 is tevens toegezegd dat de maatregelen die in Wier worden genomen, ook worden toegepast bij het andere SMART-L radarstation – onafhankelijk van de locatie. Aangezien het verhoogde geluidsniveau in Wier niet was verwacht en het risico bestaat dat de geplande geluidsmaatregelen onvoldoende zijn, wordt tevens met Thales bezien welke aanvullende aanpassingen aan het ontwerp van het nieuwe radarstation in Herwijnen nog mogelijk zijn om het geluidsniveau te verlagen. In de RCR-procedure zal aandacht zijn voor het rest-risico omtrent geluid.

Tot slot

Op dit moment is de RCR-procedure in Herwijnen nog van kracht, waardoor de voortzetting geen juridische belemmeringen kent. Dat betekent dat de fase van het Voorontwerp Rijksinpassingsplan, een extra niet-verplichte stap, wordt hervat. Na deze ronde volgt het verplichte Ontwerp Rijksinpassingsplan en ontwerpomgevingsvergunning, waartegen zienswijzen kunnen worden ingediend. Daarna wordt het Rijksinpassingsplan inclusief vergunningen definitief vastgesteld, waartegen nog beroep kan worden ingesteld.

Defensie informeert de inwoners van Herwijnen op zeer korte termijn per brief over het proces en de mogelijkheden voor inspraak. Ik ben vandaag op bezoek geweest bij de gemeente West Betuwe om het college te informeren over het besluit. Ik ga met hen in overleg om te kijken hoe we, naast het voldoen aan de verplichtte stappen in de RCR-procedure en de geldende vergunningseisen, tot een goede samenwerking kunnen komen op aanvullende zorgpunten die leven onder de omwonenden.

De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat


X Noot
1

De motie van het lid Van Helvert c.s., Kamerstuk 27 830, nr. 332.

X Noot
2

De motie van het lid Van Helvert c.s. (Kamerstuk 35 570 X, nr. 24 van 30 november 2020) en de motie-Van Helvert c.s. (Kamerstuk 27 830, nr. 332 van 3 februari 2021).

X Noot
3

Deze onderzoeken zijn uitgevoerd naar aanleiding van de motie van het lid Belhaj (Kamerstuk 35 570 X, nr. 29 van 30 november 2020), de motie van het lid Van Helvert c.s. (Kamerstuk 35 570 X, nr. 24 van 30 november 2020) en de motie van het lid Van Helvert c.s. (Kamerstuk 27 830, nr. 332 van 3 februari 2021).

X Noot
4

Kamerstuk 35 925 X, nr. 14.

X Noot
5

Kamerstuk 31 936, I/nr. 637.

X Noot
6

Kamerstuk 31 936, I/nr. 637.

X Noot
7

Het eerder uitgevoerde onderzoek naar alternatieve locaties betreft het RVB-onderzoek Locatieonderzoek voor de zuidelijke SMART-L radar, aangeboden met de brief van 6 februari 2020 (Kamerstukken 31 936 en 27 830, nr. 718).

X Noot
8

Zie RVB-onderzoek Locatieonderzoek voor de zuidelijke SMART-L radar, aangeboden met de brief van 6 februari 2020 (Kamerstukken 31 936 en 27 830, nr. 718).

X Noot
9

Zie RVB-onderzoek Locatieonderzoek voor de zuidelijke SMART-L radar, aangeboden met de brief van 6 februari 2020 (Kamerstukken 31 936 en 27 830, nr. 718).

X Noot
10

Kamerstuk 35 925 X, nr. 14.

X Noot
11

Dit betreft de volgende locaties: Herwijnen in West Betuwe, Meerkerk in Vijfheerenlanden, Goudriaan en Nieuwpoort in Molenlanden.

X Noot
12

Zie onder meer de brief van 9 september 2020 (Kamerstukken 31 936 en 27 830, nr. 718) waarbij brieven van deze gemeenten zijn bijgevoegd (bijlage 1 en 2).

X Noot
13

Zo is ook toegelicht in het Voorontwerp Rijksinpassingsplan Radarstation Herwijnen, dat in 2020 ter inzage is gelegd.

X Noot
14

Zie bijlage 4.

X Noot
15

Kamerstuk 27 830, nr. 336.

X Noot
16

Zie brief van 9 september 2020 (Kamerstukken 31 936 en 34 919, nr. 806) waarin de brief van de GGD-Gelderland Zuid is opgenomen, bijlage 5 van de brief.

X Noot
17

Zie het TNO-onderzoek Evaluatie van gezondheidsaspecten door RF-velden afkomstig van de voorgenomen SMART-L radar te Herwijnen, aangeboden met de brief van 6 februari 2020 (Kamerstukken 31 936 en 27 830, nr. 718).

X Noot
18

De waardes uit de TNO-bijlage E van het onderzoek naar alternatieve locaties van het RVB (bijlage 3 van deze brief) en de waardes van het TNO-onderzoek uit 2020 (bijlage 6 van de Kamerbrief van 9 september 2020, Kamerstuk 31 936, nr. 806).

X Noot
19

Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Fritsma, Van Helvert, Karabulut en Kerstens, Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nrs. 1835 t/m 1838.

X Noot
20

Kamerstuk 27 830, nr. 345.

Naar boven