31 865 Verbetering verantwoording en begroting

Nr. 238 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2023

De Taskforce Verbetering Financieel beheer (hierna Taskforce) blijft ook dit jaar een bijdrage leveren aan het verbeteren van het financieel beheer bij de departementen en brengt het onderwerp onder de aandacht bij alle stakeholders. Bij het Verantwoordingsdebat op 31 mei 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 87, items 3 en 7) over de Financiële Verantwoording over het jaar 2022 is u een planning van het actieplan van de Taskforce toegezegd. Met deze brief geef ik daar gevolg aan.

Invulling toezeggingen

Met deze brief wordt tevens een aantal toezeggingen ingevuld. Dit zijn de toezegging aan de heer Slootweg om te bezien of er via een periodieke rapportage inzichtelijk gemaakt kan worden of er vooruitgang wordt geboekt en de toezegging aan mevrouw Den Haan over de verandering van gedrag.

Tot slot gaat deze brief in op de delen van de toezegging die gaan over de zeven incidentele suppletoire begrotingen (ISB’s) waarvan de Algemene Rekenkamer constateerde dat het beroep op spoed achteraf wellicht niet nodig was. In het Verantwoordingsdebat over het jaar 2022 verzochten de heer Alkaya, de heer Dassen en mevrouw Den Haan om een nadere toelichting op de ISB’s. Een dergelijk beroep heeft namelijk tot gevolg dat de Tweede Kamer een begroting niet vooraf autoriseert, omdat het beroep aangeeft dat daarop wachten niet in het belang van het Rijk is. Wel ontvangt de Tweede Kamer daarover de nodige informatie. In bijlage 1 treft u voor elk van de zeven ISB’s een toelichtende reactie. Uit de bijlage blijkt dat een beroep op CW 2.27, lid 2 niet lichtzinnig is gebruikt. Op het moment van indienen van deze ISB’s was de urgentie aanwezig, maar later haalde de werkelijkheid de veronderstelde urgentie in. Het laatste deel van deze toezegging over het amendement van de heer Heinen heb ik eerder al ingevuld (Kamerstuk 36 360 IX, nr. 11) en daarmee is de toezegging afgedaan.

Vervolg Taskforce

De aandacht voor het verbeteren van het financieel beheer blijft onverkort van belang en de departementen gaan daar onverminderd mee door. Ik blijf de departementen daarbij ondersteunen met mijn ambtenaren en de Taskforce. Over het financieel beheer van het Ministerie van VWS bent u in de tussentijd geïnformeerd door de Minister van VWS (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 229). In deze brief informeer ik u over de aanpak van de Taskforce via de lijnen waarlangs de Taskforce werkt:

  • het vergroten van de aandacht voor financieel beheer;

  • het doorlichten van de rijksbrede regelgeving;

  • het versnellen van het inzicht in de tekortkomingen;

  • het versterken van de expertise en informatie-uitwisseling;

  • de wijze van ondersteuning aan het Ministerie van VWS.

Vergroten van aandacht voor financieel beheer

Het belang van het vergroten van de aandacht voor financieel beheer is de belangrijkste lijn in de aanpak van de Taskforce. Deze aandacht wordt onder andere gegenereerd door middel van congressen en bijeenkomsten.

De Taskforce verbindt het genereren van aandacht voor goed financieel beheer ook aan inhoudelijke onderwerpen. Met de brief van 30 mei 2023 (Kamerstuknummer 31 865, nr. 227) bent u geïnformeerd over alle inhoudelijke onderwerpen waarmee de Taskforce aan de slag gaat in de periode tot Verantwoordingsdag 2024. Het actieplan is toegevoegd als bijlage 2 bij deze brief. De Taskforce werkt met mijn ambtenaren aan het inkoopbeheer en de prestatieverklaringen, aan het rechtmatigheidsdashboard, het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies, risicomanagement en verplichtingenbeheer. Uiteraard zal de Taskforce als daar aanleiding voor is gedurende het jaar nog aandachtspunten toevoegen, bijvoorbeeld omdat de ondersteuning aan het Ministerie van VWS of andere departementen daarom vraagt.

Het onder de aandacht brengen van de inhoudelijke onderwerpen en het versterken van de kennis en expertise over deze onderwerpen gebeurt aan de hand van webinars, expertsessies en een tweetal congressen. De Taskforce blijft zich inzetten voor het verder ontwikkelen van instrumenten en handreikingen en is betrokken bij verschillende initiatieven. In een samenwerking tussen het Ministerie van Financiën en de Auditdienst Rijk (ADR) is een pilot bij twee departementen (VWS en EZK) gestart voor het gebruik van data-analyse als controle-tool. De resultaten hiervan worden eind maart 2024 verwacht. Het Ministerie van Financiën zal het gebruik van data-analyse blijven aanmoedigen en opleidingen verzorgen waar nodig.

Alle departementen hebben risicomanagement ingeregeld. Voor het verder doorontwikkelen van risicomanagement zal het Ministerie van Financiën samen met de Taskforce een congres organiseren vóór Verantwoordingsdag volgend jaar.

Doorlichten van de rijksbrede regelgeving

Op Prinsjesdag ontving u, naast de Miljoenennota (Kamerstuk 36 410, nrs. 1 en 2) en de ontwerpbegrotingen 2024 (Kamerstuk 36 410 IX t/m X, 36 410 XII t/m XVII en 36 410 A t/m C en 36 410 J t/m L), ook de suppletoire begrotingen Prinsjesdag 2023 (Kamerstuk 36 435 I t/m IIB, 36 435 IV t/m X, 36 435 XII t/m XVII, 36 435 A t/m C en 36 435 J t/m L). Deze bevatten de wijzigingen in verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het lopende begrotingsjaar 2023. De wijzigingen die via deze suppletoire begrotingen op Prinsjesdag aan uw Kamer zijn voorgelegd, werden voorheen ook gecommuniceerd via de ontwerpbegrotingen als de zogenaamde vermoedelijke uitkomsten. De wijzigingen werden echter pas in de tweede suppletoire begrotingen geformaliseerd en ter autorisatie voorgelegd aan het parlement. Door de late indiening en korte behandeltijd worden ze pas in het daaropvolgende begrotingsjaar geautoriseerd. Door de wijzigingen in het lopende jaar met de suppletoire begrotingen Prinsjesdag 2023 in de vorm van wetsvoorstellen aan te bieden, is uw Kamer en de Eerste Kamer in staat deze nog in het huidige jaar te behandelen. De suppletoire begrotingen Prinsjesdag 2023 dragen daarmee bij aan het versterken van het budgetrecht van uw Kamer en dit vergroot de rechtmatigheid van verplichtingen en uitgaven. Het verkleint ook de noodzaak om incidentele suppletoire begrotingen in te dienen. Departementen kunnen op deze wijze sneller dan voorheen op rechtmatige wijze beschikken over door het parlement geautoriseerde budgetten ter uitvoering van het beleid in het lopende begrotingsjaar.

Versnellen van inzicht in tekortkomingen

Diverse Kamerleden hebben aangegeven dat één keer per jaar geïnformeerd worden over het financieel beheer voor sommige departementen wellicht wat weinig is. Daarom is nagegaan wat de mogelijkheden zijn om u eerder te informeren over het beheer bij de departementen. De ADR maakt jaarlijks per departement een interim-rapportage over de tussentijdse bevindingen die voortvloeien uit de controlewerkzaamheden over de eerste maanden van het jaar. Deze bevindingen geven geen volledig tussentijds beeld van de stand van zaken, maar zijn afhankelijk van de bij elk departement passende mix van procesgerichte en cijfermatige controles voor zover deze op dat moment zijn uitgevoerd en geëvalueerd. De interim-rapportages van de ADR worden uitgebracht in het najaar, afhankelijk van het moment waarop het departementale audit committee daarover spreekt (dit varieert van begin september tot eind oktober). Vervolgens maken de departementen deze rapportages op grond van de Wet open overheid openbaar op de website van de rijksoverheid1. Alle departementen zijn verzocht de interim-rapportages, zodra ze beschikbaar zijn, naar de vaste Kamercommissies te sturen. De Ministers kunnen in hun aanbiedingsbrief aan de Kamer zo nodig een managementreactie geven op de interim-rapportage. Hiermee worden de vaste Kamercommissies in staat gesteld tussentijds vragen aan de Ministers te stellen en zo weer extra aandacht te creëren voor het financieel beheer bij de ministeries. Hiermee geef ik invulling aan de toezegging van de heer Slootweg om te bezien of er via een periodieke rapportage inzichtelijk gemaakt kan worden of er vooruitgang wordt geboekt.

Inkoopbeheer en prestatieverklaringen

De Algemene Rekenkamer constateerde afgelopen jaar dat er veel tekortkomingen zijn bij de departementen op inkoopbeheer. Ook heeft een aantal departementen een onvolkomenheid op een ontoereikende onderbouwing van de prestatieverklaring (onderdeel van dat inkoopproces). Naar aanleiding van deze constatering heeft de Taskforce geanalyseerd waar de problematiek in het inkoopbeheer precies zit, zodat vanuit deze analyse een verbeteraanpak bepaald kan worden. Daarnaast zal, samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) bezien worden wat de gewenste verbeteraanpak is. Hierover wordt u in de volgende voortgangsrapportage geïnformeerd.

In deze brief wordt u ook op hoofdlijnen geïnformeerd over de analyse van de Taskforce op inkoopbeheer. In de analyse wordt onderscheid gemaakt in twee delen: het inkoopproces bij de departementen en de inrichting van het Rijksbrede stelsel rond inkopen.

Inkoopproces bij de departementen

Bij het inkoopproces zijn veel verschillende partijen betrokken en liggen de verantwoordelijkheden binnen de keten niet bij één partij. Dat maakt dat op momenten van overdracht in het dossier het risico op fouten toeneemt. Daarnaast zien we dat de experts in het inkoopproces (inkoop en financials) laat in het proces worden betrokken, waardoor vroeg in het proces vaak onrechtmatigheden ontstaan die achteraf niet meer te repareren blijken. Tevens is de afstemming tussen inkopers en financials onvoldoende ingebed in de organisatie, waardoor risico’s ontstaan op fouten in de vastlegging in de financiële administratie, met mogelijke onrechtmatigheden als gevolg. Het inkoopproces is een complex proces met veel detailuitzonderingen. De belangrijkste controles op de inkoop, die nodig zijn voor een goede interne beheersing van het inkoopproces, vragen bij verschillende departementen aandacht. De Algemene Rekenkamer kijkt voor de beheersing van de inkopen ook naar de key controls, zoals bijvoorbeeld de interne controle op inkoop of een spendanalyse. Wat de Taskforce ook constateert, is dat door een koppeling te maken tussen de contractadministratie van de inkopen en de verplichtingenadministratie fouten zijn te voorkomen, maar dat er bij de meeste departementen op dit moment niet zo’n koppeling aanwezig is. Het bouwen van zo’n geautomatiseerde koppeling is een dure en tijdsintensieve investering, die vaak pas aan de orde is bij het vervangen van het systeem van de financiële administratie.

Inrichting van het stelsel van inkopen

Het inkoopstelsel van het Rijk heeft de laatste jaren onder aansturing van het Ministerie van BZK veel aandacht gehad. Rijksbreed is er een strategische agenda ontwikkeld via het ICIA (Interdepartementale Commissie Inkoop en Aanbestedingen) voor de doorontwikkeling van inkopen bij het Rijk, die zij onder verantwoordelijkheid van het ICBR (Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk) uitvoert. De opzet en bestaan van het inkoopstelsel is ingericht met een Rijks Chief Procurement Officer (CPO) en Coördinerend Directeuren Inkoop (CDI’s) per departement. De werking van het inkoopstelsel is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de departementen onder regie en coördinatie van de CPO. Signalen over ontoereikende werking van het inkoopstelsel komen incidenteel naar het niveau van de CPO. Verschillende ministeries zijn verantwoordelijk voor een specifieke inkoopcategorie voor het hele Rijk. Dat betekent dat zij de aanbesteding voor zo’n inkoopcategorie Rijksbreed voor haar rekening neemt en het strategische contractmanagement uitvoert. Als het voor een inkoopcategorie niet tijdig lukt om de categorie rechtmatig aan te besteden, zullen alle inkopen in deze categorie Rijksbreed onrechtmatig zijn. Daar hebben veel departementen dan te maken met onrechtmatige inkopen, hoewel zij niet verantwoordelijk zijn voor het herstel van de onrechtmatigheid. Die verantwoordelijkheid ligt immers bij het departement dat het categoriemanagement uitvoert. Het monitoren op goed categoriemanagement is op dit moment nog niet uitgewerkt. Nadere afspraken over taken en verantwoordelijkheden rond categoriemanagement lijken nodig.

De aanbestedingsregelgeving valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van EZK. BZK is verantwoordelijk voor de inrichting van een passend Rijksbreed inkoopproces. Samen met de Ministeries van BZK en EZK zal de Taskforce in kaart brengen welke stappen nodig zijn om structureel het inkoopbeheer te verbeteren, zoals het inkoopstelsel (BZK), de wet- en regelgeving omtrent aanbestedingen (EZK) en de rechtmatige financiële verantwoording (Financiën). Er zal nog een nadere analyse maken van de inkoopopleidingen, zowel voor inkopers als financials, met als doel om die werelden in de opleidingen dichter bij elkaar te brengen. De Taskforce wordt onder andere betrokken bij een themasessie over bureaucratie en regeldruk in het inkoopdomein, die door het ICIA (Interdepartementale Commissie Inkoop en Aanbestedingen) wordt georganiseerd. Voor de specifieke problematiek bij de prestatieverklaringen zal de Taskforce, samen met de ADR heldere afspraken maken over de onduidelijkheden. Onder andere via een expertsessie met de departementen en een webinar over dit onderwerp wordt de kennis over dit onderwerp breder beschikbaar gesteld.

Versterken van de expertise en informatie-uitwisseling

De vierde lijn van het actieplan is het versterken van de expertise en informatie-uitwisseling. De Taskforce heeft op verschillende onderwerpen expertsessies georganiseerd en blijft dat ook het komende jaar doen. De afgelopen periode is ook een analyse uitgevoerd naar de kennisborging en het ontwikkelen van expertise over financieel beheer. Medewerkers bouwen kennis op door te leren van een ervaren collega, het in de praktijk te doen en door het volgen van cursussen. Het leren van een ervaren collega en het in de praktijk doen en daarmee voldoende kennis opbouwen is iets dat op de departementen plaatsvindt. Waar de Taskforce vooral aan werkt is om de kennis en expertise meer beschikbaar te krijgen over de departementen heen. Op die manier ontstaan er op deelkennisgebieden netwerken van medewerkers met vergelijkbare taken.

Daarnaast is gekeken naar hoe financieel beheer in de vakopleidingen van de Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering geborgd is. De Rijksacademie heeft een uitgebreid aanbod als het gaat om vakopleidingen in openbare financiën. Dat doen zij door praktijkgerichte lessen aan te bieden, ondersteund door middel van e-learning modules. Deze werkwijze sluit goed aan bij het leren van nu. De Taskforce adviseert dat het toevoegen van een dagdeel over financieel beheer in de basisopleidingen helpt om de kennis en kunde over het onderdeel financieel beheer te vergroten. Dit dagdeel wordt met voorrang ontwikkeld en zal naar verwachting nog dit jaar voor de eerste keer gegeven worden. Eenzelfde soort analyse zal worden uitgevoerd op de inkoopopleidingen en de opleidingen voor de Rijkstrainees als het gaat over overheidsfinanciën. Samen met de Rijksacademie zal op verzoek ondersteuning worden geboden voor specifieke trainingen aan VWS.

Specifieke acties ter ondersteuning van VWS

Voorafgaand aan het wetgevingsoverleg over het jaarverslag VWS met de commissie VWS heeft de Minister van VWS een verbeteraanpak voor 2023 voor het financieel beheer bij zijn departement met de commissie VWS gedeeld (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 229). Het Ministerie van Financiën is hier actief bij betrokken, onder andere door deelname aan de regiegroep en de klankbordgroep bij het programma dat zich bezighoudt met de inrichting van de financiële functie. Tevens is één van de medewerkers van het Ministerie van Financiën onderdeel van het programma voor de inrichting van de financiële functie. Daarnaast is er veelvuldig contact en overleg op alle lagen, ook spreek ik regelmatig met mijn collega over de voortgang. Het Ministerie van VWS kan rekenen op ondersteuning vanuit mijn ministerie.

Ik zie dat er bij VWS hard gewerkt wordt aan het verbeteren van het financieel beheer. In vergelijking met voorgaande jaren heeft VWS nu al veel scherper zicht op de voortgang en op de risico’s. Dit geeft vertrouwen dat de uitkomsten over het jaar 2023 een beter beeld geven dan voorgaande jaren. Dit betekent niet dat alle bevindingen direct weggewerkt zullen zijn – zoals al door VWS in de Verbeteraanpak VWS 2023 (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 229) aan de Kamer is gemeld. Zo zal de verantwoording van enkele corona-dossiers het financieel beheer – net als voorgaande jaren – negatief beïnvloeden. Naar verwachting wel met een substantieel lager bedrag dan de afgelopen jaren.

Een van bevindingen van de Algemene Rekenkamer is dat de cultuur bij VWS aandacht behoeft als het gaat om het verbeteren van het financieel beheer. Dit vraagt een proces van lange adem. Ik ga hen daarbij helpen door een simulatie te ontwikkelen over financieel beheer, waarbij zoveel mogelijk verschillende betrokkenen bij het financieel beheer aan de hand van de simulatie leren welke rol goed financieel beheer voor het werk in de praktijk betekent. Dat geldt voor managers, directeuren, beleidsmakers, auditors, toezichthouders en de financials. Door beter zicht te hebben op elkaars rol in het systeem willen we een bijdrage leveren aan de bewustwording van goed financieel beheer. Deze simulatie kan vervolgens ook doorontwikkeld worden voor andere departementen. Hiermee geef ik invulling aan de toezegging.

Het verbeteren van financieel beheer vraagt tijd en met name veel aandacht. U ontvangt in februari 2024 de stand van zaken over de voortgang van de acties van de Taskforce Verbetering Financieel beheer. Met de gezamenlijke inzet van de departementen, de Taskforce en de ambtenaren van mijn ministerie hoop en verwacht ik het financieel beheer Rijksbreed verder te verbeteren.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

BIJLAGE 1

Hieronder staat een overzicht van de zeven ISB’s waarvan de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd dat departementen bij het indienen van een incidentele suppletoire begroting een beroep hebben gedaan op CW 2.27, lid 2, maar niet tot het doen van uitgaven of het aangaan van verplichtingen zijn gekomen. Het gaat hier om een beroep op spoed, waarin nieuw beleid toch alvast wordt uitgevoerd, zonder autorisatie vooraf van de Tweede Kamer. Bij elk van de ISB’s staat een toelichting op waarom bij het indienen van de sprake was van spoed en waarom achteraf bleek dat die spoed niet nodig was.

Casus 1: Additionele Lening Europese Commissie aan Oekraïne via een nota van wijziging op de 2e suppletoire begroting (Financiën). Betreft een verplichtingenmutatie van 1.062 mln.

Op 9 november 2022 heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor additionele steun aan Oekraïne. Het ging in totaal om 18 mld. aan leningen. Het aandeel van Nederland van deze additionele steun betrof een garantie op de begroting van 1.062 mln. De leenovereenkomst tussen de Europese Commissie en Oekraïne zou naar verwachting in december 2022 getekend worden. Op dat moment zou Nederland een verplichting aangaan voor 1.062 mln.

De alternatieven middels een nota van wijziging zonder beroep op CW 2.27, tweede lid, of incidentele suppletoire begroting (ISB) met versnelde parlementaire behandeling, zijn verkend. Om de verplichting rechtmatig te kunnen aangaan vereisten deze opties dat beide Kamers uiterlijk voor het ondertekenen van de leenovereenkomst zouden hebben ingestemd met de nota van wijziging of ISB. Een degelijk parlementair traject in zo’n kort tijdsbestek was niet haalbaar. De leenovereenkomst werd in 2022 echter niet meer ondertekend.

Casus 2: Subsidieverlening voor waterstofproductie, onderdeel van het Europese project IPCEI (Important Projects of Common European Interest (EZK). Betreft een verplichtingenmutatie van 35 mln, en een mutatie op de kasuitgaven van 3 mln.

Zoals vermeld in de brief «Besteding middelen IPCEI waterstoftechnologie» van 15 februari 2022 (Kamerstuk 32 813, nr. 972) van de Minister voor Klimaat en Energie werd op dat moment verwacht dat na openstelling van de subsidieregeling enkele dagen na verzending van deze brief, aanmeldingen voor de subsidieregeling snel moesten en konden worden beoordeeld en vervolgens genotificeerd bij de Europese Commissie. Aan de openstelling was namelijk reeds een interessepeiling voorafgegaan. Het Ministerie van EZK schatte in dat notificatie bij de Europese Commissie begin 2022 kon plaatsvinden en dat het verkrijgen van goedkeuring en het aangaan van verplichtingen snel daarop (mogelijk al in april 2022) kon volgen. Op basis van die inschatting werd een beroep gedaan op artikel 2.27, tweede lid, CW 2016.

Het notificatietraject duurde langer dan verwacht. Dit was het eerste IPCEI-project dat door de Europese Commissie werd goedgekeurd op basis van de IPCEI-mededeling van 2021. Goedkeuring van de Europese Commissie volgde uiteindelijk in juli 2022; ongeveer gelijktijdig werd de vierde incidentele EZK-begroting geautoriseerd door het parlement. De verplichtingen voor het Nederlandse aandeel in de IPCEI Waterstoftechnologie zijn in augustus 2022 aangegaan.

Casus 3: Extra uitgaven van 428 mln. bovenop de begrote 3.795 mln. voor onder meer coronatesten voor toegangsbewijzen, coronavaccinaties en zelftesten (VWS). Ging in totaal om 181 mln. verplichtingenmutatie en mutatie kasuitgaven van 467 mln.

Het betreft hier de 1e incidentele suppletoire begroting 2022 (Kamerstuk 35 989), die is ingediend op 10 december 2021. In de ISB is voor alle uitgaven een beroep gedaan op artikel 2.27, tweede lid, CW 2016. Het betreft hier bijstellingen voor het vaccineren (boosteren) zowel bij de GGD’en als ook in ziekenhuizen, middelen voor testen voor coronatoegangsbewijzen, zelftesten voor sociale minima, mogelijkheid tot vaccineren van 5- tot 11-jarigen en compensatie voor sport.

Er is een aantal redenen waarom gebruik is gemaakt van een ISB. Zo kon er niet gewacht worden tot het moment van indiening van de reguliere eerste suppletoire begroting 2022 (die uiterlijk 1 juni wordt ingediend bij de Tweede Kamer) om het coronabeleid voort te zetten. Beleid dat telkens kort-cyclisch tot stand kwam en waarvoor het ministerie het noodzakelijk achtte om het parlement ook over de budgettaire consequenties zo adequaat mogelijk te informeren. Het beleid waarvoor de ISB is ingediend ging begin 2022 van start.

De afweging om gebruik te maken van 2.27, tweede lid, CW 2016 sluit aan bij de geschetste redenering hiervoor. Vanwege de aard van besluitvorming (kort-cyclisch) werden de budgettaire consequenties van maatregelen om het coronavirus te beheersen ook geraamd voor de periode dat de maatregelen van kracht waren. Dit was een expliciet besluit van het kabinet.

Met de ISB werd het parlement geïnformeerd en werd vervolgens ruimte geboden aan beleid om een opdracht, subsidie of regeling vorm te geven en open te stellen. Met het gebruik van 2.27, tweede lid, was het parlement geïnformeerd en kon een regeling/opdracht ook worden verstrekt. Gegeven de onzekerheid van de pandemie en vormgeving van de regelingen kan het zijn dat toepassing van 2.27, tweede lid, CW niet altijd nodig was geweest.

Casus 4: Uitgaven bovenop eerdere begrotingen: 120 mln. voor optie vaccins omikronvariant, 53 mln. voor subsidieregeling Coronabanen in de Zorg en Nationale Zorgreserve, 80 mln. voor compensatie aan amateursport en verhuurders sportaccommodaties (VWS). Samen een verplichtingenmutatie van 133 mln. en een mutatie op de kasuitgaven van 253 mln.

Het betreft de 2e incidentele suppletoire begroting 2022 (ingediend op 17 december 2021) (Kamerstuk 35 994). In de ISB is voor alle uitgaven een beroep gedaan op artikel 2.27, tweede lid, CW 2016. Het betreft kasuitgaven voor de aankoop van vaccins (120 mln.), verlenging van de regeling coronabanen in de zorg en inzet van de zorgreserve, en compensatie voor sport.

Redenen voor het indienen van de ISB was om het parlement tijdig te informeren over budgettaire consequenties van het kabinetsbeleid omtrent corona. Ook hiervoor geldt dat het kabinet het noodzakelijk achtte om het parlement te informeren om continuïteit van het coronabeleid en steunmaatregelen voor de sport te waarborgen.

Voor de vaccins had wellicht geen beroep hoeven te worden gedaan op artikel 2.27, tweede lid, omdat de verplichting al in 2021 was opgenomen in de budgettaire stukken. Voor de volledigheid zijn echter de bijbehorende kasuitgaven in de ISB opgenomen.

Casus 5: Betreft extra uitgaven van 252 mln. bovenop de 4.343 mln. voor uitbreiding analysecapaciteit coronatests (VWS). Daarnaast een verplichtingenmutatie van 252 mln.

Het betreft de 3e incidentele suppletoire begroting 2022 (ingediend op 14 januari 2022) (Kamerstuk 36 010). Het betreft verplichtingen en uitgavenruimte voor de uitbreiding van analysecapaciteit. Met de opkomst van de omikronvariant was er behoefte om de beschikbare analysecapaciteit uit te breiden.

Het parlement is geïnformeerd op basis van een inschatting (ook budgettair) over mogelijke benodigde aanvullende capaciteit. Door de manier waarop de overeenkomsten uiteindelijk vorm hebben gekregen, bleek achteraf, dat de verplichting niet vooraf vastgelegd hoefde te worden doordat er geen sprake was van verplichte afname door het ministerie. Pas na afname van testcapaciteit hoefde feitelijk de verplichting te worden vastgelegd. Derhalve was toepassing van artikel 2.27, tweede lid, CW niet noodzakelijk.

Casus 6: Met name verhoging begroting subsidieregeling voor medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (SOV) voor vluchtelingen uit Oekraïne (VWS). Mutatie op verplichtingen en kasuitgaven van 57 mln.

De 5e incidentele suppletoire begroting 2022 is op 1 april ingediend (Kamerstuk 36 069). Met het onverwachts uitbreken van de oorlog in Oekraïne, zijn enkele maatregelen uitgewerkt om medische zorg te kunnen verlenen aan vluchtelingen uit Oekraïne. Dit volgde onder meer uit Europese afspraken. Het kabinet achtte het noodzakelijk om het parlement te informeren over mogelijke (budgettaire) consequenties van dit beleid wat door het kabinet ook als nieuw beleid werd aangemerkt.

Met de ISB is een inschatting gemaakt van de budgettaire consequenties van mogelijke evacuees, ophoging van regelingen die zorg voor onverzekerden mogelijk maakt en een aanvullende tegemoetkoming aan gemeenten in het sociaal domein.

Uiteindelijk heeft de totstandkoming van onder meer de regeling voor evacuees langer geduurd dan bij indiening van de ISB werd voorzien. Dit maakte een beroep op 2.27, tweede lid, CW niet nodig. Daarnaast had voor de ophoging van de regelingen voor een vergoeding van zorgkosten voor onverzekerden ook bepleit kunnen worden dat hier geen sprake was van nieuw beleid, maar hier in de uitvoering kon worden bezien wat de aanvullende kosten waren.

Voor het sociaal domein was het voor gemeenten van belang te weten welke middelen via een nieuwe regeling beschikbaar zouden komen. Vooruitlopend op de regeling waren gemeenten ook bereid reeds kosten te maken. Ook hiervoor was achteraf mogelijk geen beroep noodzakelijk op artikel 2.27, tweede lid, CW.

Casus 7: Som van groot aantal positieve en negatieve bijstellingen begroting, bijvoorbeeld extra geld voor coronavaccins omikronvariant en minder uitgaven aan coronatests (VWS). Dit ging gepaard met een verplichtingenmutatie van – 348 mln. en een mutatie op de kasuitgaven van – 356 mln.

Het betreft de 7e incidentele suppletoire begroting die is ingediend op 1 juli 2022 (Kamerstuk 36 156).

Het betreft zowel opwaartse als neerwaartse bijstellingen om het parlement meer volledig te informeren over het coronabeleid. Er is met de indiening van deze ISB in een bijgevoegde brief (Kamerstuk 36 156, nr. 3) meer toelichting verstrekt over de noodzakelijkheid hiervan in de ogen van VWS daar waar sprake was van toepassing van art. 2.27, tweede lid, CW. Zo is enkel gebruik gemaakt van 2.27, tweede lid, CW voor de aanschaf van vaccins (vanwege de korte opt-in). Tevens is voor de uitvoering van enkele coalitieakkoordmiddelen een beroep gedaan op 2.27, tweede lid, CW namelijk voor werken aan uitvoering en standaardisatie gegevensuitwisseling. Voor de overige mutaties is geen gebruik gemaakt van 2.27, tweede lid, CW, juist om meer terughoudend hiermee om te gaan.

Voor de vaccins is hiermee voor volledige autorisatie van het parlement mogelijk geworden om de najaarscampagne te starten met aangepaste vaccins.

In de uitvoering van het coalitieakkoord rond gegevensuitwisseling zijn niet alle middelen voor autorisatie uiteindelijk daadwerkelijk verplicht.


X Noot
1

Zie Kamerstuk 32 802, nr. 79.

Naar boven