31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 197 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 februari 2018

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 31 januari 2018 overleg gevoerd met de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 5 december 2016 inzake verdere ontwikkeling van de veiligheids- en justitieketen in Caribisch Nederland (Kamerstuk 31 568, nr. 181);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 19 december 2016 inzake rapporten Raad voor de Rechtshandhaving over opvang en behandeling van personen met een gedragsstoornis of een verslaving in de strafrechtketen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en over preventie van jeugdcriminaliteit op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kamerstuk 31 568, nr. 182);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 19 december 2016 met de beleidsreactie aangaande rapporten over de (door)ontwikkeling Korps Politie Caribisch Nederland (Kamerstuk 29 628, nr. 682);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 23 januari 2017 met beleidsreactie rapport Klachtbehandeling van de Raad voor de Rechtshandhaving BES (Kamerstuk 29 279, nr. 370);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 30 juni 2017 inzake rapport van de Raad voor de Rechtshandhaving over het initieel politieonderwijs Korps Politie Caribisch Nederland (Kamerstuk 29 628, nr. 718);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 3 juli 2017 inzake inspectierapport «Consequenties van meertaligheid voor de rechtshandhaving in Caribisch Nederland» van de Raad voor de Rechtshandhaving (Kamerstuk 29 279, nr. 392);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 4 juli 2017 inzake inspectierapport Raad voor de rechtshandhaving inzake de uitwisseling van politiële en justitiële gegevens (Kamerstuk 29 279, nr. 393);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 november 2017 inzake rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) over het schietincident op Bonaire in augustus 2016 (Kamerstuk 31 568, nr. 194).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Voorzitter: Van Oosten

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Dam, Groothuizen, Van Nispen, Van Oosten en Van Tongeren,

en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter:

Collega's, goedemorgen. Ik heet in het bijzonder de Minister van Justitie en Veiligheid welkom. Wij bespreken vanochtend de justitieketen op de BES-eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Daarvoor hebben wij een behoorlijk aantal stukken op de agenda gezet. De collega's hebben het goed gevonden dat ik bij deze gelegenheid de voorzittershamer hanteer, want onze vaste voorzitter en ondervoorzitter zijn beiden verhinderd wegens andere verplichtingen in de Kamer. Wij hebben met elkaar een eindtijd van 13.00 uur afgesproken. Het is mijn voornaamste taak om die te bewaken. Daar gaan we dus niet overheen. We hebben ook met elkaar afgesproken dat er een spreektijd van maximaal vier minuten is. Daar zal ik ook een beetje scherp op zijn. Ten slotte vraag ik de heer Groothuizen om er als voorzitter op te letten dat ik me aan dezelfde spelregels houd wanneer ik namens mijn fractie als woordvoerder mijn bijdrage lever.

Ik geef het woord aan de heer Groothuizen van D66.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het laatste algemeen overleg over justitie op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba ligt alweer een behoorlijke tijd achter ons. Ik heb daarom in de eerste plaats een aantal vragen over de actuele stand van zaken. Ik heb bijvoorbeeld een vraag over de invoering van het jeugdstrafrecht op de BES-eilanden. D66 vindt dat een belangrijk thema. Jongeren die strafbare feiten plegen, zijn immers niet te vergelijken met volwassenen. Het ligt dan ook voor de hand om dat tot uitdrukking te brengen in wetgeving. In de brief van alweer 5 december 2016 lees ik dat wordt verkend of jeugdstrafrecht kan worden ingevoerd. Ik wil graag van de Minister horen hoe het daarmee staat. Ook ben ik benieuwd of hij daarbij dan, net als in Nederland het geval is, denkt aan adolescentenstrafrecht waarbij wij ook een onderscheid maken tussen kinderen, jongvolwassen en volwassenen of dat hij denkt aan echt een harde knip tussen jongeren en volwassenen.

Voorzitter. De bestrijding van ernstige criminaliteit en corruptie is ook van groot belang. Ik lees in de brieven over het voornemen om een register op te zetten waarin signalen van mensenhandel kunnen worden verwerkt. Hoe staat het met dat register? Werkt dat inmiddels? Is het operationeel? Dezelfde vraag heb ik ten aanzien van de bestrijding van corruptie. Er staat dat de aard en de omvang daarvan in kaart moeten worden gebracht. Is dat inmiddels gebeurd en, zo ja, welke aanvullende maatregelen zijn er dan genomen? Ik lees ook dat is bekeken of het mogelijk is om in de nieuwe gevangenis op Bonaire een speciale forensische afdeling te openen. Kan de Minister aangeven of dat is gelukt en, zo nee, waarom niet?

Voorzitter. Dan ligt er een interessant rapport over de gevolgen van meertaligheid op de eilanden. De Raad voor de rechtshandhaving doet daarover een aantal aanbevelingen die door de Minister deels worden overgenomen. Maar sommige dus niet. Zo wil de Minister er niet aan om verhoren op te gaan nemen, terwijl de raad dat wel aanbeveelt. Dat is aanbeveling 5. En de argumentatie daarbij vind ik opvallend. De Minister ziet niet dat de positie van een verdachte daadwerkelijk is benadeeld. De vraag is natuurlijk of voorkomen niet beter is dan genezen. Bovendien neemt de Minister wel aanbeveling 6 over, waarin wordt geadviseerd om verhoren te laten voorhouden door een andere ambtenaar dan die het verhoor heeft afgenomen. Verhoren worden op de eilanden blijkbaar soms in een andere taal dan in het Nederlands afgenomen, maar wel vervolgens in het Nederlands opgeschreven en mondeling voorgehouden aan verdachte of getuige. De raad adviseert dus om dat voorhouden te laten doen door een andere ambtenaar dan de verhoorder, eigenlijk om te voorkomen dat verdachte of getuige ten onrechte de indruk krijgt dat zijn verhaal correct is verwoord, terwijl dat in de Nederlandse tekst uiteindelijk dan toch wat anders ligt. Wat mij betreft, is dat toch een beetje impliciete erkenning dat er wel degelijk een probleem kan bestaan. Ik ben benieuwd hoe de Minister daartegen aankijkt. Als dat zo is, is het dan niet wijs om die verhoren wel te gaan opnemen, temeer daar de politie – zo begrijp ik uit het rapport – wel degelijk beschikt over de middelen daartoe? Op dit punt zou ik graag een reactie van de Minister krijgen.

Voorzitter, ik kom tot een afronding: de informatiehuishouding. De Raad voor de rechtshandhaving heeft daarnaar gekeken en kraakt behoorlijk harde noten. De politiegegevens worden beperkt structureel vastgelegd en bij de uitwisseling van informatie is succes afhankelijk van – ik citeer – toeval, netwerk en initiatief. Ook zijn de juridische voorwaarden onduidelijk. Om een voorbeeld te noemen: er is geen wetgeving om DNA van veroordeelden af te nemen en op te slaan. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de brief van de ambtsvoorganger van de Minister in reactie op het rapport wat lauw vind. Kan de Minister aangeven wat er sinds dat rapport is gebeurd met die aanbevelingen en hoe hij van plan is dit probleem te adresseren?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we door met de heer Van Nispen namens de SP. Inmiddels schuift ook mevrouw Van Tongeren van GroenLinks aan. Welkom.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Goed dat we vandaag spreken over Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Dat zijn drie Nederlandse gemeenten, meer dan 7.000 km van hier, die onderling ook nog eens heel erg verschillend zijn. Als we het over de justitieketen hebben, dan moeten we enerzijds rekening houden met de schaal van de drie eilanden, dat is de schaal van een klein dorp, maar anderzijds spreken we wel over Nederland. Dus hoewel we niet precies dezelfde maatstaven kunnen hanteren voor de politie, tbs en reclassering als wij voor het Europees Nederlandse deel gewend zijn te doen, kunnen we niet accepteren dat bepaalde zaken voorkomen in Nederland. In dat spanningsveld zitten we nu volgens mij.

Ik lees dat er sinds 2010 verbetermaatregelen zijn doorgevoerd, toegespitst op de lokale omstandigheden, aldus de Minister. Is hij zelf tevreden over het tempo waarin het gaat of gaat het moeizamer en langzamer dan verwacht? Hoe gaat het met de aanpak van ondermijning en grensoverschrijdende criminaliteit? Ik druk mij nog vrij voorzichtig uit als ik dat in deze regio een grote uitdaging noem. Hoe ziet de Minister dat?

De capaciteit bij politie en justitie is heel klein op deze eilanden, maar de dreigingen zijn groot. De druk vanuit de georganiseerde misdaad vanaf het vaste land is voelbaar. De onderwereld komt soms boven, denk aan de drugsmaffia die nauwe banden heeft met Venezuela en Colombia. Zijn die dreigingen wel goed in beeld en kan daar met de beperkte middelen goed op gereageerd worden? Dit zijn echt serieuze zorgen voor de eilanden.

Wat wordt eraan gedaan om de smokkel aan te pakken? De smokkel van goud via Curaçao is bekend, maar hoe zit het met Bonaire? We weten dat daar sprake is van drugssmokkel, maar in hoeverre is daar ook sprake van goudsmokkel? Op welke schaal komt dit voor? Is dat in beeld? Wat zijn de gevolgen van de blokkade door Venezuela? Welke gevolgen heeft dit voor de armere bevolking?

Ik lees in de stukken dat al enige tijd wordt gesproken en nagedacht over het beter afpakken van crimineel vermogen. Mijn oproep aan de Minister is om hier een prioriteit van te maken, want misdaad mag immers niet lonen. Daders raak je vaak harder in de portemonnee dan op een andere manier. Wat zijn op dit gebied de knelpunten?

Zoals ik al zei: ik begrijp dat we niet precies dezelfde maatstaven kunnen hanteren, maar mensen die in detentie zitten en bijzondere zorg of gedwongen behandeling nodig hebben, bijvoorbeeld omdat ze een stoornis hebben en daardoor een gevaar zijn voor zichzelf of anderen, moeten die zorg wel kunnen krijgen. Een beveiligde voorziening met een forensisch karakter zal onderzocht worden. Hoe staat het daarmee?

In navolging van mijn collega van D66 wil ik ook vragen hoe het staat met de mogelijke invoering van een specifiek jeugdstrafrecht. Ik denk echt dat dat hard nodig is. De haalbaarheid daarvan wordt nu al geruime tijd onderzocht, maar wat wordt er bedoeld met «de haalbaarheid wordt onderzocht»? Kunnen we het niet gewoon gaan doen? Waarom ontbreekt de werkstraf als hoofdstraf op de BES-eilanden?

We weten dat eilandkinderen moeilijk aan een baan kunnen komen, terwijl er wel werk is. Dit heeft overigens geen betrekking op het vorige punt. Dit is een heel ander onderwerp en gaat meer over het perspectief. Werknemers worden vooral van buiten gehaald. Als de eilandkinderen geen werk kunnen vinden, zijn er vaak bendes waar jongeren maar al te gemakkelijk in rollen als er anders geen perspectief is. Er is heel veel geld gaan zitten in een nieuwe gevangenis op Bonaire. Die moest er inderdaad komen, maar wat is het perspectief na detentie? Hoe zit het met de armoedebestrijding? Wat doen we aan herstel? Er is wel jeugdreclassering op Bonaire, maar die heeft te weinig middelen. Waarom is men nog niet begonnen met het bouwen van detentieplekken op Sint-Eustatius? Die zouden er dit jaar toch al zijn?

Tot slot. De Kinderombudsman heeft kinderen en jongeren op de eilanden zelf gevraagd hoe het met hen gaat. De grootste knelpunten blijken verveling, gebrek aan perspectief en armoede te zijn. Er is heel veel recidive en weinig jeugdhulp. Het zijn echt schrijnende toestanden. Wat mogen we van de Minister verwachten? Gaat hij daar werk van maken? Ik verwacht zomaar, voorzitter, dat u zelf als woordvoerder van de VVD ook aandacht zal besteden aan dat rapport.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik verklap dat ik dat ga doen. Ik heb het rapport voor de zekerheid ook meegenomen. Maar eerst gaan we luisteren naar de heer Van Dam namens het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Die het niet over het rapport gaat hebben.

Voorzitter. De kwaliteit van het justitieel optreden heeft heel veel te maken met de kwaliteit van het algemeen bestuur of het bestuur in zijn algemeenheid. Ik denk dat we dat hier vandaag ook moeten noemen. Het beeld van mijn fractie is dat het op Saba best goed loopt. Op Sint-Eustatius en op Bonaire zijn daar grote zorgen over. Ik zou de Minister willen vragen om uit te leggen hoe zijn verbinding is met Staatssecretaris Knops op dit punt en hoe het justitiële beleid en de algemene benadering van het bestuur op deze eilanden in elkaar grijpen en hoe die met elkaar tot iets leiden.

Ik heb een aantal punten. De voortgang van het jeugdstrafrecht is door de collega's in voldoende mate behandeld. Ik wil wel iets zeggen over de politie. Uit de stukken blijkt dat het op sterkte brengen en op sterkte houden van het korps zeer moeizaam verloopt. Welke rol speelt de bezoldiging van politiemensen hierin? Bij de vorming van de BES zijn de salarissen van de politie, maar ook van de brandweer en andere overheidsdiensten teruggebracht. Een politieman die in dienst komt, verdient op de BES 900 dollar minder dan eenzelfde politieman op Aruba en op Sint-Maarten, terwijl het toch alleen al uit een oogpunt van integriteit enorm aantrekkelijk zou zijn als er uitwisselbaarheid zou zijn. Kan de Minister aangeven wat deze salariëringsproblemen betekenen voor het aantrekken van nieuwe mensen en het behouden van politiemensen voor het korps?

Een tweede punt over het beheer van de politie is dat zowel in het rapport-Bouman als in het rapport van de inspectie J en V naar aanleiding van de schietpartij wordt aangegeven dat het beter zou zijn als het operationeel beheer van het korps door J en V wordt overgenomen door de nationale politie. Kan de Minister aangeven hoe het daarmee staat en welk voornemen hij hierin heeft?

Mijn vierde punt betreft de vliegbewegingen. Uit contacten op de BES-eilanden blijkt mij dat er grote operationele problemen zijn rond vliegbewegingen. Sinds vliegen met InselAir is verboden en andere maatschappijen ook niet meer mogen vliegen, moeten politiemensen, officieren van justitie en rechters dagenlang omreizen en vaak reizen van twee, drie dagen maken om binnen de BES te reizen. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan en welke oplossingen ziet hij, juist om de operationaliteit van de diensten te vergroten?

Dan de beveiliging van de burgerluchtvaart. Kan de Minister aangeven hoe de situatie rond het vliegveld op Bonaire is? Onlangs is de raad van commissarissen opgestapt en is de directeur gewisseld. Er zijn zowel op het vlak van ondermijning, als op het vlak van daadwerkelijke vliegveiligheid veel vragen. Graag zou ik hier op korte termijn een brief over ontvangen. Maar misschien dat de Minister daar in dit AO ook al iets over kan zeggen. Dan is niet zozeer de algemeen bestuurlijke invalshoek van belang, maar meer de beveiliging van de burgerluchtvaart en de criminele vermenging op het vliegveld.

Tot slot.

De voorzitter:

Meneer Van Dam, maakt u uw betoog eerst maar even af.

De heer Van Dam (CDA):

Mijn laatste punt betreft de gevangenis. Er is een nieuwe gevangenis, maar die is al helemaal vol en dat beperkt politie en justitie eigenlijk om verder zaken te doen, aangezien ze de boeven niet meer kwijt kunnen. Graag ook daar een reactie van de Minister op.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik kwam tussendoor omdat mevrouw Van Tongeren u een vraag wilde stellen.

De heer Van Dam (CDA):

Ik dacht dat het om de tijd ging.

De voorzitter:

Nee, u heeft nog anderhalve minuut, maar u heeft aangegeven daar geen gebruik meer van te hoeven maken. Dus die streep ik vast weg. Maar mevrouw Van Tongeren heeft een vraag.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik vervang Kathalijne Buitenweg, die door de griep is geveld. Ik doe dat waarschijnlijk alleen voor de eerste termijn, want het Groningen-dossier is vandaag wat aan het ... hoe zal ik het zeggen. Ik hoor iemand «rommelen» zeggen, maar ik zat te denken: wat is een net woord dat geen flauwe woordspeling is.

Ik ben het met een flink aantal van de punten die mijn collega van het CDA aanreikt eens, maar ik zit ook in de commissie voor Koninkrijksrelaties en het CDA wil volgens mij, net als GroenLinks, graag een totale verdubbeling van de hoeveelheid vragen aan onze bewindslieden voorkomen. Een deel van de vragen hoort echt bij Justitie, maar wellicht vindt het CDA met GroenLinks dat een aantal van de andere vragen, bijvoorbeeld die over het vervoer en over de luchtvaart, thuishoren bij de Staatssecretaris, die ik uitermate betrokken vind bij de dossiers over de eilanden.

De heer Van Dam (CDA):

Ik heb aangegeven dat ik die vliegbeweging ook heel uitdrukkelijk koppel aan de operationaliteit van politie, justitie en dat soort instellingen op de eilanden. Ik vind het echt zeer zorgelijk dat een officier van justitie die een zitting moet doen op Sint-Eustatius of op Saba daar drie dagen mee kwijt is, terwijl dat in de oude situatie één dag was. Ik wil graag het hele vliegdossier enzovoort daar laten, maar ik vind wel dat als het gaat om het functioneren van de justitiële keten ik dat hier wel degelijk mag aanraken. Als de oplossing door de Minister bij zijn collega gezocht moet worden, dan wil ik dat graag horen.

Overigens, daarom ben ik blij dat ik die anderhalve minuut nog heb, maar ook dat u mij op dat pad brengt, heb ik gezien dat het al heel lang geleden is dat wij een AO justitiële keten BES hebben gehad. Ik meen dat collega Groothuizen dat ook zei. Wellicht rechtvaardigt de omvang niet dat we hier heel vaak zitten – meneer Van Nispen zei dat ook al – maar de problematiek rechtvaardigt dat wel. Ik vroeg mij af, en dat wil ik ook in de commissie bespreken, of een gezamenlijk optreden van de twee commissies op bepaalde thema's ook voor het kabinet niet veel zinniger zou zijn. We moeten nu namelijk uitkijken dat we hier dit roepen en daar dat. Dat zou ik willen voorkomen. Maar ik had me voorgenomen om dat in de procedurevergadering van de commissie te bespreken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De vragen zijn wel hetzelfde. Justitie is natuurlijk niet het enige departement dat last heeft van het feit dat die vluchtverbinding niet goed is. Dat is bij zorg en onderwijs precies hetzelfde. Ik wil er echter voor waken dat er een losse oplossing komt rond justitie, een losse oplossing rond zorg en een losse oplossing rond onderwijs. Vandaar dat ik, zeker in dit geval, het enorm handig vind dat er een goede coördinerende Staatssecretaris is die er bovenop zit. Het is dus niet dat ik het niet eens ben met de vragen, maar – misschien ook even richting de Minister – die coördinerende rol is echt essentieel. Dat geldt ook voor de luchthaven, de merkwaardige ontslagronde en de geruchten die de ronde doen dat Camiel Eurlings in beeld is om daar CEO te worden. Die zaken zijn ook geadresseerd in de andere commissie.

De voorzitter:

Ik stel voor om voor nu vast te stellen dat de heer Van Dam mogelijkerwijs in de procedurevergadering terugkomt op de vraag hoe er voldoende samenhang tussen de dossiers blijft. Wellicht kan dat via de griffier al op de volgende procedurevergadering als rondvraagpunt op zijn naam worden genoteerd. We kunnen het er dan over hebben. Dat is bij dezen gedaan. Tenzij de heer Van Dam hier nog op wil reageren, stel ik voor dat we doorgaan naar mevrouw Van Tongeren voor haar bijdrage namens GroenLinks. Mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik ga mijn best doen om een groot deel van dit AO bij te wonen, maar ik krijg nu alweer nieuwe berichten over het Groningendossier. Er kijkt ook een medewerker mee, dus als ik straks verdwijn, is dat niet bij gebrek aan interesse, maar ligt dat aan het feit dat ik niet te klonen ben. Door een collega wordt in reactie daarop buiten de microfoon «nou?» gezegd. Misschien gaat daar een andere commissie over!

Nederlanders binnen het Koninkrijk, zeker binnen de bijzondere gemeentes, zijn gewoon Nederlanders binnen Nederland van wie we in principe graag willen dat zij precies dezelfde mogelijkheden hebben als in het hele Koninkrijk het geval is. Voor het AO staan brieven geagendeerd die al wat ouder zijn, zoals collega's al hebben opgemerkt, dus op dit moment hebben we helaas geen actuele stand van zaken van hoe het nu gesteld is met de rechtspleging en de handhaving op de BES-eilanden. Ik maak direct een compliment aan de nieuwe Minister, want in de enige brief van zijn hand is hij, zoals we dat heel graag zien, meteen ingegaan op de aanbevelingen en heeft hij concreet uiteengezet hoe die worden opgevolgd. Daarom zou deze Minister wellicht wat kunnen zeggen over de stand van zaken ten aanzien van de operationele sterkte van de advocatuur, de politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Bonaire ligt benedenwinds en heeft Venezuela als directe buurman; collega's merkten dat al op. Er is best grote problematiek: mogelijke asielstromen en smokkel van contrabande. Toen ik met de commissie Koninkrijksrelaties op Aruba was, was daar ook een enorm gedoe over kopersmokkel en vervolgens een complete lockdown van het vliegverkeer tussen Aruba en Venezuela, waardoor niet alleen Arubanen strandden, maar ook Venezolanen.

Alles is kleinschalig. Er moet intensief worden samengewerkt, zowel buiten het koninkrijksverband met de landen, maar ook binnen de mogendheden. Mijn buurman raakte dat ook al aan op het punt van de politie. Er wordt steeds bij stilgestaan en er worden zaken geconstateerd, maar wat dat inhoudt aan actie en wat er daadwerkelijk gebeurt, is mijn fractie nog wat onduidelijk. Het zou fijn zijn als de Minister een overzicht verstrekt wat er aan samenwerkingsverbanden is. Bestaan die voornamelijk uit overleggen en gebeurt dat voornamelijk op papier? Wat wordt er concreet bereikt van wat er voorgenomen is? Er is niks mis met de voornemens, maar lukt de uitvoering daarvan een beetje? Kunnen we niet meer op de uitvoering gaan focussen?

Een bijzonder punt van aandacht voor GroenLinks is de positie van vrouwen en kinderen. Het College voor de Rechten van de Mens levert begin volgende week input over de informatie over geweld tegen vrouwen en meisjes. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen heeft geen bevoegdheden in het Caribisch deel van Nederland. GroenLinks zou graag van de Minister willen weten of dat niet eens aangepast zou moeten worden, want het geweld tegen vrouwen en kinderen, waarover ik daar op straat hoor, is behoorlijk, aanzienlijk en ongelofelijk ingewikkeld. Op een klein eiland een blijf-van-mijn-lijfhuis neerzetten is niet effectief. Wat dan vaak gebeurt, is dat vrouwen en kinderen uit hun hele situatie van het eiland gehaald worden, maar dat verbetert de situatie vaak niet. Daardoor wordt bijzonder weinig melding gemaakt van dergelijk geweld. Men weet dat er nauwelijks opties zijn.

Dan het gebrek aan beveiligde opvang voor gedwongen zorg. Ook dit onderwerp werd door collega's aangeraakt. Eind 2016 zei de Minister dat hij daarnaar zou kijken. Nu is het begin 2018. Wat heeft dat opgeleverd? Bijvoorbeeld voor drugsverslaafden wordt vooral geconstateerd wat er niet is op de eilanden. Dat betekent dat mensen lang in de gevangenis zitten, niet behandeld worden en uiteindelijk zonder enige nazorg de samenleving weer in komen. Het is niet heel moeilijk om te raden wat er dan gebeurt.

Ik zie dat ik er snel doorheen moet. Door Bouman werd geconstateerd dat er een capaciteitstekort is. Is dat verholpen?

Mijn laatste punt is het klachtrecht, als u mij dat toestaat, voorzitter. De Raad voor de rechtshandhaving adviseert om het klachtrecht voor gedetineerden te verruimen naar allerlei soorten beslissingen en beroep. Toenmalig Staatssecretaris Dijkhoff zei indertijd dat hij geen signalen had, maar de Raad voor de rechtshandhaving zegt dat dit wel zo is. Gaat de Minister erin voorzien dat dit op eenzelfde niveau komt als in Nederland? De Nationale ombudsman komt tot diezelfde aanbeveling.

Daarmee sluit ik af, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het voorzitterschap over aan de heer Groothuizen.

Voorzitter: Groothuizen

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Oosten, die namens de VVD vier minuten lang zijn bijdrage zal leveren.

De heer Van Oosten (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Net als de heer Van Nispen sprak ik vorige week een medewerker van de Kinderombudsman, die op tour was geweest op de BES-eilanden: Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Zij wees mij op het rapport «Als je het ons vraagt: de Kinderombudsman op Kinderrechtentour in Caraïbisch Nederland». Ik heb het meegenomen. Als je het rapport leest, valt er van alles over te zeggen. Maar wat mij echt wel zorgen baart, is dat er diverse inwoners worden aangehaald, kinderen en volwassenen, die zeggen heel ernstige zorgen te hebben over seksueel misbruik. Als je in het document op «incest» zoekt, zie je dat dit woord een aantal malen voorkomt. Misbruik door ouders, het is echt buitengewoon onaangenaam. Eigenlijk heb ik er maar twee vragen over aan de Minister. 1. Wat is de reactie van de Minister hierop? 2. Welke actie mogen we van de Minister op dit punt verwachten? Als er ook maar iets van waar is, kunnen we dat zo niet laten bestaan.

Voorzitter. Ik ga door met een paar andere thema's. Ik begin met DNA-profielen. Dat is ook een onderwerp op de agenda. We hebben daar een document over gekregen. Ik wil graag van de Minister de stand van zaken rond dit onderwerp horen. Wat mij betreft moeten de databanken tussen het Nederlandse deel van het Koninkrijk en de BES-eilanden aan elkaar gekoppeld worden, zodat wanneer een crimineel zich in het ene of in het andere deel van Nederland bevindt, dat ook getraceerd kan worden aan de hand van de registratie van DNA-profielen, voor zover men opgenomen is.

Collega's hebben al gesproken over de grensoverschrijdende criminaliteit en ondermijning. Mij lijkt dat enige haast geboden is om die zaken aan te pakken. Ik hoor dan ook graag van de Minister welke stappen we op dit punt mogen verwachten.

Dan het ontbreken van het jeugdstrafrecht. De gevangenis wordt gechargeerd gezegd goeddeels bevolkt door jongens tussen de 18 en 23 jaar. Die komen dan ineens op en worden voor zware vergrijpen veroordeeld en voor langere tijd opgesloten. Dat is overigens terecht. Maar waarschijnlijk begint men niet ineens op zijn 18de met die criminaliteit, dus het zou natuurlijk nog veel aardiger zijn geweest als je voor die tijd al wel wat hebt gedaan als daar signalen toe zijn. Ongetwijfeld zijn er wel wat maatregelen, maar ik heb toch niet het gevoel dat die in voldoende mate tegemoetkomen aan de wens en de noodzaak die op de eilanden aanwezig zijn. Ik wil daarom toch van de Minister weten wat we kunnen verwachten als het gaat om de introductie van het jeugdstrafrecht, dat natuurlijk het element van vergelding goed in zich moet hebben. Kan hij overzien of dat gezien de schaal en aard van de drie eilanden, die tamelijk klein zijn, mogelijk is? Hoe het ook zij, we moeten op dat punt wel wat doen aan de criminaliteit onder jongeren.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben blij dat de heer Van Oosten ook deze vraag stelt over het jeugdstrafrecht. Ik heb zelf begrepen na wat gesprekken hier en daar dat het nu zo is dat je onder de 16 jaar alleen een geldboete opgelegd kan krijgen of een berisping kunt krijgen en dat er boven de 16 jaar direct sprake is van het volwassenenstrafrecht. Daar zit een enorm gat tussen, een lacune. Ik heb begrepen dat er in de praktijk heel erg behoefte is aan juist een scala aan maatregelen. Ik noemde zelf bijvoorbeeld de werkstraf, maar dat kunnen ook andere straffen zijn. Deelt de heer Van Oosten de mening dat het eigenlijk niet goed is dat al jaren de haalbaarheid van het jeugdstrafrecht wordt onderzocht en dat het nu tijd is om concreet aan te kondigen dat we dat ook echt gaan doen? Is dat ook de vraag die hij aan de Minister stelt?

De heer Van Oosten (VVD):

De heer Van Nispen hoort precies wat ik zeg. Ik stel ook vast dat het jeugdstrafrecht op dit ogenblik ontbreekt. Dat is met name een probleem voor onder de 16 jaar. Als je dan volstaat met een boete, vraag ik mij af wat daar de impact van is. Hoe wordt dat ervaren door een jongere, die misschien wel uitermate gewelddadig handelt op 14- of 15-jarige leeftijd? Die moet snappen dat dit niet kan. Ik vind het niet verkeerd dat zo'n jongen dan ook in de gevangenis kan worden gestopt en in jeugddetentie kan worden genomen. En misschien daarna ook nog eens twee jaar verplicht de straten mag schoonmaken. Hard straffen, vanzelfsprekend, maar wel op tijd straffen en niet wachten tot iemand 17 of 18 is geworden. Overigens: als iemand 17 of 18 is en het verstandelijk vermogen heeft van een volwassene, precies zoals dat ook in Nederland is, mag zo iemand voor mij natuurlijk gewoon volgens het volwassenenstrafrecht veroordeeld worden. Sterker nog: ik dring erop aan dat dat ook gebeurt. Ik zie dus met name een zorg voor de mensen onder de 16 jaar. Daarmee heb ik een lang antwoord gegeven op een korte vraag, dat realiseer ik me.

De heer Van Nispen (SP):

Ik denk dat we het zeer eens zijn dat je juist tijdig moet beginnen met straffen en dat dat maatwerk moet zijn. En juist de mogelijkheden om maatwerk te leveren en om een juiste, vroegtijdige interventie te plegen die op dat moment nodig is om crimineel gedrag te stappen, die zijn er op dit moment niet. Dus volgens mij klinkt nu breed in de Kamer die wens door aan het adres van de Minister. Dus we gaan straks vol interesse luisteren naar de toezeggingen van de Minister op dit punt.

De voorzitter:

De heer Van Oosten vervolgt zijn betoog.

De heer Van Oosten (VVD):

Ja, ik wacht dat ook met belangstelling af.

Laatste vraag, maar misschien dat die.... O, pardon.

De voorzitter:

Ik zie nog een interruptie van de heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Ja, ik wil toch even aan de heer Van Oosten het volgende vragen. Hij is hier vandaag de crimefighter. Vindt u dat de bejegening van jongeren op de Antillen een andere zou moeten zijn dan die van jongeren in Nederland? Dat beluister ik namelijk een heel klein beetje in wat u zegt. Of beluister ik dat verkeerd en zegt u juist dat het om dezelfde aanpak moet gaan?

De heer Van Oosten (VVD):

Er zit geen enkel verschil tussen de jongere van 14 jaar die met een mes een ander bedreigt. Ik zou willen, of dat nou een jongere in Nederland is of een jongere op Bonaire, dat hij bij de kraag wordt gevat, in detentie wordt genomen en wordt geleerd – want blijkbaar doen zijn ouders dat niet of snapt hij dat zelf niet – wat goed gedrag is. Toen ik 14 was, vond ik het volstrekt niet normaal om me op die manier te gedragen. Als ik dat wel zou doen, zouden mijn ouders me gegrepen hebben. Als dat in Nederland of op Bonaire niet gebeurt, vind ik dat de overheid moet handelen. Daar roep ik toe op.

De heer Van Dam (CDA):

Nee, maar mijn vraag is of u vindt dat die bejegening in Nederland hetzelfde zou moeten zijn als op de Antillen, om dat even heel helder te hebben.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik vind dat net als in Nederland jongeren vanaf 16 jaar veroordeeld moeten kunnen worden volgens het volwassenenstrafrecht. Dat is nu aan de orde, dat speelt. Daarnaast vind ik het een gemis dat in de West, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, nu het jeugdstrafrecht, dus de mogelijkheden om strafrechtelijk in te kunnen grijpen onder de 16 jaar, klaarblijkelijk ontbreekt, althans beperkt blijft tot een boete. Dat vind ik te kort.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, meneer Van Oosten.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Ik wil nog één vraag stellen, maar die is wellicht helemaal bezijden dit onderwerp. Dat betreft de gevangenis op Sint-Maarten. Die is ook geteisterd door die orkaan die we recent hadden. Ik weet dat er Nederlands gevangenispersoneel naar Sint-Maarten is afgereisd om te helpen met het herstellen daar. Ik zou graag horen hoe het daarmee staat. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw bijdrage. Dan geef ik u het woord weer terug als voorzitter.

Voorzitter: Van Oosten

De voorzitter:

Dan kijk ik naar de Minister hoeveel tijd er gewenst is voor het kunnen beantwoorden van de vragen. Een kleine twintig minuten. Rekent u met mij mee: dan komen we uit op 10.50 uur. Dan schorsen we tot 10.50 uur. Dank u wel.

De vergadering wordt van 10.28 uur tot 10.50 uur geschorst.

De voorzitter:

We hebben als Kamerleden de Minister in de eerste termijn een aantal vragen gesteld. Het is nu aan de Minister van Justitie en Veiligheid om die vragen van antwoorden te voorzien. Daarvoor geef ik de Minister het woord. Ik wijs de collega's erop dat we ons, waar dat kan, beperken tot twee interrupties. Er hóéft natuurlijk niet geïnterrumpeerd te worden. Ik let scherp op de tijd.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter, dank. Ik dank de leden voor de inbreng. Sinds 10-10-10, 10 oktober 2010, is er veel veranderd in Caribisch Nederland. De diensten die onder mijn verantwoordelijkheid vallen, zijn daarbij ook meeontwikkeld. Er is heel veel geïnvesteerd. Er zijn goede resultaten geboekt. De basis van de justitiediensten komt steeds meer op orde en operationeel gezien draaien de diensten naar behoren. Er is dus goede voortgang, maar we zijn er nog niet. Dat waren eigenlijk de conclusies die ik deelde met de instanties die ikzelf op Bonaire heb gesproken, waaronder de korpschef van het KPCN, het Korps Politie Caribisch Nederland, en dat zijn ook mijn eigen waarnemingen.

De vele rapporten van de Raad voor de rechtshandhaving laten zien dat veel onderwerpen in ontwikkeling zijn. Er moeten nog stappen worden gezet. Er is nog steeds meer nodig. Ik merkte tijdens mijn werkbezoek op 15 januari jongstleden, toen ik de hele dag op Bonaire heb gesproken met de vele diensten, die ik ook heb gezien, dat veel van de uitdagingen voortvloeien uit het insulaire karakter en de kleinschaligheid en ook uit de fysieke afstand tussen de twee Bovenwindse Eilanden en Bonaire en de gevolgen daarvan voor sociale, economische en culturele omstandigheden, maar ook heel simpel uit logistieke issues. De beschrijving die de korpschef Caribisch Nederland gaf van de reis die hij moet maken om van Beneden- naar Bovenwinds te komen, zou uw bijdragetijd van vier minuten te boven gaan. En dan zijn er ook nog gewoon de algemene verschillen tussen waar Bonaire, Saba en Sint-Eustatius staan.

Toch laat het door de Korpschef Caribisch Nederland gegeven overzicht van de criminaliteitscijfers, de high-impact crime, een positieve ontwikkeling zien. De cijfers voor 2016 en 2017 laten veelal een daling zien van het aantal delicten, hoewel er verschillen bestaan tussen de eilanden. Ik merk daarbij op dat de stijging die in 2017 te zien was bij dodelijke geweldsdelicten, door de korpschef aannemelijk werd uitgelegd als een echt zeer incidentele kwestie. De hoofdofficier van justitie heeft de noodzaak benadrukt van het verkrijgen van meer achtergrondinformatie over de oorzaken van de criminaliteit op de BES. Het Veiligheidsbeeld BES 2018, dat op dit moment onder gezag van het OM wordt opgesteld, zal meer informatie geven. Ik ga straks nader in op een aantal vragen die in relatie daartoe zijn gesteld, maar ook de hoofdofficier benadrukte in het gesprek met mij de noodzaak van meer preventie en resocialisatie. Ook daar kom ik straks op terug wanneer ik de nieuwe inrichting, de nieuwe gevangenis op Bonaire, bespreek.

Ik ben het volledig met de officier eens. Het ministerie heeft in 2017 dan ook verschillende subsidies verstrekt voor het opzetten van pilotprojecten voor de thema's huiselijk geweld, begeleiding van ex-gedetineerden, preventie van jeugdcriminaliteit en bestuurlijke aanpak van mensenhandel en mensensmokkel. Ik wil hier alvast gezegd hebben – ook daar zeg ik straks nog iets over – dat het rapport van de Kinderombudsman, volgens mij van 18 januari, mijn bijzondere aandacht heeft en dat ik juist deze weken bezig ben met het ontwikkelen van een actieplan op een aantal punten die juist betrekking hebben op de positie van kinderen.

Ook de Raad voor de rechtshandhaving constateert dat de openbare lichamen van de BES bij de rechtshandhaving hun rol beter moeten oppakken. Ik heb dat meteen besproken met de gezaghebber van Bonaire en ook gisteren nog in een gesprek met de gezaghebber van Saba. Beiden zien die noodzaak. Wat Bonaire betreft: de gezaghebber heeft een aantal trajecten weer opgepakt en op de agenda van de Eilandsraad gezet. Zo wordt er ook gewerkt aan integraal veiligheidsbeleid, aanpassing van de Wegenverkeersverordening en het opzetten van een vuurwapenbeleid. Die Wegenverkeersverordening is echt een belangrijke prioriteit.

Alle partijen op Bonaire hebben de huidige situatie met betrekking tot Venezuela ter sprake gebracht. Ik wil u daarover zeggen dat wij, om voorbereid te zijn op de ontwikkelingen in dat opzicht, in samenwerking met het Openbaar Lichaam Bonaire, de uitvoeringsorganisaties en Defensie een noodplan voor diverse scenario's hebben ontwikkeld. Er is ook geregeld overleg tussen de betrokken organisaties over de situatie in Venezuela en de voortgang van de crisisplannen vanuit het perspectief van de justitiële keten. Op dat punt sluit ik natuurlijk ook heel nadrukkelijk aan bij de Staatssecretaris. Ik wil benadrukken dat met betrekking tot de BES-eilanden Venezuela vanuit mijn ministerie in ieder geval in het vizier blijft.

Ik heb bij mijn werkbezoek eigenlijk alle instanties – van de KPCN tot en met de brandweer – gevraagd wat de meest prangende aandachtspunten zijn ten aanzien van de werkzaamheden van de diensten: maak eens een top één, een top drie of wat dan ook van dingen die echt van groot belang zijn. Dan komt eigenlijk als grootste gemene deler naar voren dat iedereen zegt dat we nu in een nieuwe fase van de ontwikkeling komen, waarin meer focus is voor de ketensamenwerking, en dat men vraagt om extra inzet voor het verder ontwikkelen van slagkracht en verdere professionalisering, met name ter versterking van de ketensamenwerking. Op dit moment zijn de uitvoeringsdiensten nogal operationeel ingesteld. Er is weinig capaciteit voor het maken van structurele werkafspraken tussen ketenpartners en voor het verder professionaliseren. Juist dat laatste maakt dat er nog steeds regelmatig invlieghulp – als u begrijpt wat ik bedoel – nodig is, zolang je die professionaliseringsslag nog niet verder hebt gemaakt. Daarvan zegt men: daarin zouden we nu echt een volgende sprong moeten kunnen maken.

Daarnaast gaf men aan dat het juridisch instrumentarium op een aantal punten tekortschiet. De drie gezaghebbers hebben gevraagd om meer bestuurlijke instrumenten, zodat er beter kan worden gehandhaafd. Op dit moment kunnen bijvoorbeeld geen bestuurlijke boetes worden opgelegd. In alle gesprekken kwam terug dat dit echt als een groot gemis wordt gezien. Door meerdere partners is de wens uitgesproken voor een met Bibob vergelijkbaar instrument waarmee de antecedenten van potentiële investeerders beter kunnen worden gescreend. Ik heb gezegd dat we nu als prioriteit moeten inzetten op een voortvarend onderzoek naar de mogelijkheid van wat ik maar even een Bibob-light noem.

Resumerend, voordat ik op uw vragen inga: ik denk dat er voortgang is gemaakt. We kunnen absoluut niet stilzitten en we moeten ons met elkaar dus echt actief blijven inzetten om die justitieketen op de BES nog verder te ontwikkelen en ook beter te maken.

Ik kom bij de vragen. Ik begin met de vraag van GroenLinks wat er gedaan is om de ketensamenwerking te bevorderen. Welnu, er zijn de laatste jaren een aantal dingen gebeurd. Alle diensthoofden van de justitiediensten nemen inmiddels deel aan het strategisch overleg van de ketenpartners, die elke zes weken voor dat overleg bij elkaar komen. Sinds november nemen naar aanleiding van de Staat van de rechtshandhaving op de BES-eilanden ook de gezaghebbers van alle eilanden deel aan het overleg. Verder is er naast uitwisseling van informatie in het overleg een focus op de versterking van de ketensamenwerking. Er zijn verschillende initiatieven in het strategisch overleg. Er is in ieder geval door mijn ministerie een medewerker aangesteld ter ondersteuning van de keten. Er zijn werkprocessen en convenanten opgesteld op het terrein van mensenhandel, mensensmokkel, witwassen en informatie-uitwisseling in de justitieketen. En er is een gezamenlijke afstemming van de prioriteiten in de jaarplannen van de diensten en een versterking van de uitwisseling van informatie via de ICT. Ten slotte hebben we ook via het strategisch overleg een traject in gang gezet voor de versterking van de ontwikkelkracht en professionalisering van de organisaties. Dat hoort u mij nog eens met onderstreping zeggen.

Dan de invoering van het jeugdstrafrecht. Het jeugdstrafrecht is nog niet ingevoerd. Ik wil u zeggen dat ik dat mee wil nemen in het bredere kader van de jeugdproblematiek op Bonaire. Maar ik wil heel concreet aangeven dat wij ernaar streven om dat jeugdstrafrecht in 2019 ingevoerd te hebben. Ik denk wel dat we even goed naar de problematiek moeten kijken. Een interdepartementaal projectteam heeft onlangs op basis van een verkenning en een gespreksronde op Bonaire een probleemanalyse gemaakt van de jeugdproblematiek. We spreken over een groep van 30 tot 40 personen. De verkenning laat zien dat vooral een brede integrale aanpak nodig is. Denk aan armoedebestrijding, jeugdzorg, onderwijs. Natuurlijk kan het jeugdstrafrecht een stok achter de deur zijn – vandaar dat ik u ook zeg dat we daarmee bezig zijn – maar we moeten die invoering pas doen als we de uitvoering daar op orde hebben. Want anders wordt het iets wat op dorre grond gaat vallen, als ik het maar even zo mag zeggen.

Alleen wetgeving is dus niet voldoende. Daarom eerst nu de komende tijd zaken kwantitatief en kwalitatief op orde brengen, gebruik maken van de mogelijkheden die het volwassenenstrafrecht dan toch biedt om voorwaardelijke straffen op te leggen zoals dagbesteding, en vooral de voedingsbodem voor het in de criminaliteit vervallen van jongeren wegnemen. Dat betekent dus echt preventie. Daar werk ik samen met de collega's van SZW, OCW, VWS en BZK, omdat we daarin echt gecoördineerd beleid moeten opzetten. Ik heb overigens op Curaçao – maar dat staat los van de BES-eilanden – tijdens een werkbezoek de dag daarna een aantal projecten gezien. Dat is het soort projecten waarop we, zoals besproken met de korpsleiding, bijvoorbeeld op Bonaire meer moeten gaan inzetten.

De voorzitter:

Is dat wat u wilde zeggen over het jeugdstrafrecht? Of had u nog meer? Want dan geef ik het woord aan de heer Groothuizen, die u graag een vraag wil stellen.

De heer Groothuizen (D66):

Het is goed om te horen dat de Minister ermee aan de slag gaat en voornemens is, dat jeugdstrafrecht in 2019 in te voeren. Ook goed dat hij het plaatst in het bredere kader van preventie: voorkomen is beter dan genezen. Nog wel een vraag die ik ook in eerste termijn stelde. Hoe ziet dat jeugdstrafrecht er dan precies uit? Wordt dat een kopie van het Nederlandse model zoals we dat nu hebben? Of wordt dat meer het model wat we in Nederland voordien hadden, namelijk een soort harde knip van 12 tot 18 en boven de 18 wordt het volwassenenstrafrecht?

Minister Grapperhaus:

Daar zijn we nog niet uit, maar ik denk dat we moeten aangrijpen bij een vorm van het jeugdstrafrecht die op de huidige maatschappelijke ontwikkelingen daar aansluit. Dan zou je eerder geneigd zijn tot het huidige dan tot het oude jeugdstrafrecht. Maar we moeten heel goed opletten dat we de lokale omstandigheden goed meenemen en ook het uitvoeringskader.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Groothuizen. Wil de Minister de microfoon dan uitzetten, anders passen de hoofden niet bij elkaar. Want die camera volgt degene die praat. De heer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Ik heb daar toch nog een vraag over. De Minister zegt: we zijn daar nog niet uit, maar ik neig naar het huidige model. Dat lijkt mij verstandig. Maar waarom is de Minister daar nog niet uit? Op zich zou je zeggen: we zijn al een tijdje bezig met dat traject, we hebben in Nederland mooi adolescentenstrafrecht ingevoerd. Ik zou zeggen: de overwegingen lijken mij ook te gelden op de BES-eilanden. Waarom niet gewoon dat systeem overnemen?

Minister Grapperhaus:

Weet u, misschien druk ik me wat voorzichtig uit, maar dat doe ik omdat het wel ingebed moet worden in een uitvoeringskader dat werkt. Daarvoor hebben we wel alle ketenpartners nodig en zullen we ook de komende tijd met alle ketenpartners die conclusie moeten trekken. Want u hebt mij horen zeggen dat ik neig naar het huidige Nederlandse systeem. Maar dan moeten we wel de verzekering krijgen dat dat voor alle ketenpartners een door hen gedragen oplossing is.

De heer Van Nispen (SP):

Ik begrijp wel wat de Minister zegt op dit punt: het heeft geen zin om een wet aan te passen waar vervolgens niemand wat aan heeft, omdat de uitvoering daarmee niet uit de voeten kan. Dat begrijp ik heel goed. Dus terecht om dat mee te nemen in een breder kader. De Minister noemde armoedebestrijding en jeugdzorg, die moeten passen in een preventiekader. Maar daar ben ik toch een beetje bezorgd over. Want het gebrek aan perspectief, het gebrek aan hulp en de situatie van de jongeren op de eilanden, zijn toch zo anders dan in Nederland dat ik een beetje bang ben dat we dat heel moeilijk echt op orde krijgen. Ik zou niet willen dat het jeugdstrafrecht verdere vertraging oploopt. Want de situatie is nu wel zo dat je onder de 16 echt heel erg weinig en eigenlijk niks kunt en dat boven de 16 meteen het volwassenenstrafrecht geldt. Dus ik zou eigenlijk willen dat de Minister echt aan de slag gaat, want een wet heb je ook niet zomaar gemaakt en ingevoerd. Ik hoop dat hij er tegelijkertijd heel hard aan gaat werken om die randvoorwaarden en dat bredere kader op orde te krijgen.

Minister Grapperhaus:

U hoort dat ik aan de slag ben gegaan. Ik zie dit precies wat u zegt als een van de belangrijkste onderwerpen. Nogmaals, ik heb geschetst om welke groep het gaat. Juist daar moeten we ons op richten. En inderdaad moeten we kijken hoe de voorwaarden eromheen – dan heb ik het ook over resocialisatie gehad – goed geregeld zijn. Ik wilde het thematisch behandelen, maar ik zal straks ook nog even uw vraag behandelen over de bouw van een nieuwe gevangenis en perspectief na detentie. Nou, als de voorzitter het mij niet euvel duidt dat ik dat dan maar meteen in één stukje doe, zeg ik het volgende.

De voorzitter:

Wacht even. Ik kijk even of er nog een vervolgvraag op dat punt van de heer Van Nispen was. Dat is niet het geval. Gaat u door, Minister.

Minister Grapperhaus:

Eerst even over die nieuwe gevangenis, waar de heer Van Dam ook het een en ander over vroeg. Sinds november 2016 neemt de bezetting van de JICN inderdaad toe: 113 plaatsen. Van een gemiddelde bezetting van 85 is dat nu gestegen naar gemiddeld 105. Dat komt omdat er een toename zichtbaar is van zware delicten, maar ook omdat er langere straffen opgelegd werden dan voorheen. De gemiddelde detentieduur is op dit moment 1,8 jaar. Dat betekent dat de uitstroom en daarmee ruimte voor nieuwe opnames sterk worden beperkt. Daar speelt dus ook het punt wat even aan de orde is gekomen dat we onderzoeken in hoeverre werkstraffen in het systeem kunnen worden ingevoerd. Naast de hoge bezetting hebben we wel geconstateerd dat de zwaarte van de doelgroep toeneemt. Ik denk dat het goed is om dat te zeggen, want dat is ook natuurlijk van invloed op het een en ander. Maar in die nieuwe gevangenis, die inmiddels zo'n beetje opleverklaar is en die ik ook zeer tijdelijk bezocht heb tijdens een werkbezoek, is een ander perspectief na detentie. Na de verhuizing zal daar de bejegeningsfilosofie Ban pa Kambio, wat «laten we gaan voor verandering» betekent, worden geïmplementeerd. Ik heb gezien hoe dat in z'n werk gaat: de gedetineerden krijgen daar eigenlijk drie fases mee in hun detentie. De eerste is het leren lezen en schrijven, want laaggeletterdheid is wel een van de problemen. De tweede is dat ze een mbo-1-opleiding krijgen, naar keuze in de bouw, de horeca of de groenvoorziening. De derde is om ze dan werkzaam geleidelijk uit te kunnen plaatsen. Ik heb die inrichting bezocht en ben zeer positief over wat er gepresenteerd is in dat systeem. De faciliteit op zichzelf is duidelijk heel goed opgezet en veel meer gericht op resocialisatie van gedetineerden.

De voorzitter:

Eerst de heer Van Nispen, die nog een vervolgvraag had. Gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Het is goed om te horen dat er meer aandacht komt voor resocialisatie. Dat is ook belangrijk. Iemand opsluiten is één ding, maar hoe iemand weer uit de gevangenis komt, is natuurlijk ontzettend belangrijk. Ik hoorde de Minister nu heel kort over de werkstraf. Dat kwam op mij over alsof dat een alternatief zou kunnen zijn. Dat zou inderdaad kunnen, maar geldt dat dan in de toekomst mogelijk ook voor de jeugdigen? Wordt dat straks ook in het kader van het jeugdstrafrecht voorgesteld? En geldt dat straks ook voor volwassenen? Ik denk dat het voor beide groepen waardevol kan zijn. Ik heb mensen gesproken op de BES-eilanden die zeggen: we kennen nu de werkstraf niet als hoofdstraf en dat is wel echt een gemis. Het schijnt dat Curaçao en Sint-Maarten dat wel zelf hebben geregeld in hun landen. Dus ik zou de Minister willen vragen om dat inderdaad ook op de BES-eilanden mogelijk te maken.

Minister Grapperhaus:

Ik onderschrijf wat u zegt, dat dat waardevol is als een middel en dat het derhalve inderdaad nader onderzoek verdient. Vandaar dat ik dit ook even aanboorde. Bij «nader onderzoek» zie ik u hoofdschuddend en heel zorgelijk kijken, maar ik zei: ik ben ermee aan de slag.

De voorzitter:

Gaat u door met de beantwoording.

Minister Grapperhaus:

Er is een aantal vragen gesteld over de thema's corruptie, grensoverschrijdende criminaliteit en dergelijke. Wat corruptie betreft, wordt er gewerkt aan de totstandkoming van het themaregister corruptie integriteit. Het Besluit politieregister zal daartoe worden aangepast. Tussen het OM van de BES-eilanden en de Rijksrecherche zijn daarover al werkafspraken gemaakt, om zo spoedig mogelijk ook echt een vliegende start te kunnen maken en zachte informatie bij elkaar te brengen en te analyseren. Men heeft mij tijdens mijn werkbezoek ook uitvoerig ingelicht over een daar lopende zaak bij de Dienst Ruimtelijke Ordening. Daar leid ik in ieder geval uit af dat het KPCN inmiddels steeds beter in staat is om hier prioriteit aan te geven, al moeten hierin zeker nog veel stappen gezet worden.

Zijn de dreigingen goed in beeld als het gaat over ondermijning en grensoverschrijdende criminaliteit? Het OM op de BES-eilanden werkt aan het veiligheidsbeeld BES. Dat is vergelijkbaar met een criminaliteitsbeeldanalyse. De insteek daarvan is om een verdiepingsslag te gaan maken op de belangrijkste vormen van criminaliteit. Op korte termijn wordt dat vertaald in een concrete aanpak voor alle partners in de strafrechtsketen. Ik wil benadrukken dat ik uw zorgen op dat punt absoluut deel en dat wij ook als kabinet sterk in die aanpak grensoverschrijdende criminaliteit investeren, onder andere via het u bekende TBO, met ongeveer 12 miljoen per jaar. Dus het heeft niet alleen onze aandacht, we doen er ook aan mee, we ondersteunen het ook. Er is een intensieve samenwerking met de politiediensten in de regio en met de nationale politie en de kustwacht. Ik heb zelfs cijfers voor u, als u die wilt weten. Dat is een beetje in antwoord op de heer Van Dam over de steun van de nationale politie bij zware strafzaken. Die speelt bij een groot aantal projecten. Ik kan die hier allemaal opnoemen. We praten dan over een groot aantal fte's dat vanuit de nationale politie in dat kader wordt ingezet.

Dan de forensische zorg. Er wordt gewerkt aan forensische zorg op de BES-eilanden. Met de komst van de pilot Beveiligde klinische plaatsen wordt in twee jaar tijd beveiligde klinische zorg opgezet voor justitiabelen, momenteel voor gedetineerden, en in een latere fase van de pilot voor voorwaardelijk gestraften en ook voor civielrechtelijke patiënten met een behoefte aan beveiligde klinische zorg. Er worden op dit moment acht beveiligde klinische plaatsen gerealiseerd op het terrein van de justitiële inrichting Caribisch Nederland. Die zijn in elk geval gedurende de pilotperiode alleen bedoeld voor justitiabelen en civielrechtelijke patiënten afkomstig van de BES-eilanden. Er is naar verwachting voldoende vraag om de plekken te vullen. Ik zeg dat niet graag, maar dat is toch het geval. Als dat niet zo zou zijn, dan kan in de pilot ook worden bezien of er gebruik kan worden gemaakt van de beveiligde klinische plaatsen door inwoners van de andere Caribische landen binnen het Koninkrijk.

De detentiefaciliteiten op Sint-Eustatius: er zijn plannen om nieuwbouw te realiseren. Eerdere plannen hebben het niet gehaald vanwege kosten en om bouwtechnische redenen. Het ontwerp is definitief, maar het heeft vertraging opgelopen als gevolg van het wachten op een bestemmingswijziging, die door de eilandsraad moest worden goedgekeurd. Er is ook vertraging door de orkaan Irma opgelopen. De nieuwbouw die ons dus nu voor ogen staat, wordt aan bestaande politiebureaus gebouwd. Het gaat om twaalf plaatsen in acht cellen, gecreëerd voor diverse doelgroepen. De verwachting is dat hier detentie voor maximaal zes maanden haalbaar is.

Dan nog de pilot Verbetering ketenaanpak bij huiselijk geweld. De justitiepartners hebben daarbij al een aantal handvatten ontwikkeld die ook de zorgpartners van dienst kunnen zijn. Daarom is door J en V ook een pilot geëntameerd ter verbetering van de ketenaanpak huiselijk geweld. Die wordt onder verantwoordelijkheid van de stuurgroep van het Veiligheidshuis Bonaire uitgevoerd en verkeert nu in de opstartfase. Een onderdeel van die pilot vormt een voorlichtings- en bewustwordingscampagne voor de bevolking, want de heer Van Nispen, maar het kan ook de heer Groothuizen geweest zijn, wees er terecht op hoe moeilijk het eigenlijk voor de bevolking zelf soms ligt om die dingen aan de kaak te stellen, ook vanwege die kleine gemeenschappen en dergelijke. Daar sprak ik gisteren nog met de gezaghebber in Saba over, die daar ook een paar schrijnende voorbeelden van had. Dus ik onderschrijf uw zorg op dat punt en ik wil hier nog eens benadrukken dat het rapport van de Ombudsman van 18 januari helder op mijn netvlies staat. Dat gaat de komende tijd zeker aandacht krijgen. Daar bedoel ik mee dat we gaan kijken hoe we daar een aanpak op kunnen formuleren.

Dan had GroenLinks vragen over de capaciteit van de KPCN. De werving van nieuwe agenten in dat gebied is niet eenvoudig, maar gaat gestaag door. In 2010 waren het 100 fte's en in 2018 161, met een extra aspirantenklas in 2019. Ik heb hier voor u de instroom 2016–2018 van startbekwamen. Dat was 10 fte's. 17–19 ook 10 fte's. 18–20 10 fte's en 20–22 ook 10 fte's. Die 17–19 was dus de extra klas waar ik het net over had. Dat zijn tweejarige cycli.

Dan de invloed van de salarissen op het werven van nieuwe politiemensen. Ik zei al dat er dus elke twee jaar een nieuwe klas aspiranten is. Vorig jaar was er een extra klas. Er zijn ruim voldoende aanmeldingen, daardoor stromen tot en met 2020 elk jaar 10 nieuwe medewerkers in. Als er al salarisverschillen zouden zijn, weerhoudt dat de nieuwe aspiranten niet ervan te kiezen voor die baan bij de KPCN. Dat is tot nu toe een voldoende aantrekkelijke werkgever. Het salaris is natuurlijk een belangrijke, maar zeker niet de enige motivator. Ik monitor dat continu. Deze wijsheden haal ik ook uit mijn gesprekken met de leiding van KPCN op 15 januari, maar ik heb in ieder geval opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de politiespecifieke elementen in de KPCN-salarissen en een salarisvergelijking met andere korpsen binnen het Koninkrijk. Dan kan ik kijken of er inderdaad aanleiding is voor maatregelen.

De voorzitter:

De heer Van Dam wil een vraag stellen. Dus het woord is aan de heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Het is goed om te horen dat er zo veel animo is om bij dat korps te gaan werken, maar ik wil nog heel kort duiden waar mijn zorg zit. Ik meen dat je, als je bij de politie komt op dat eiland, zo'n beetje 1.500 dollar per maand verdient. Met je onregelmatigheidstoeslag erbij kom je op 1.750. Belasting eraf dan zit je op 1.400, maar het levensonderhoud is al duurder op het eiland. In zoverre vind ik het heel fijn dat er veel mensen bij komen, alleen zou ik de Minister willen vragen om in een rapportage op een later moment ook de uitstroom inzichtelijk te maken, want ik zou er dan ook erg geïnteresseerd in zijn hoe dat loopt. Mensen binden is één ding, maar mensen houden is nog minstens zo belangrijk. Ik vind dit belangrijk, omdat er ook rapportages liggen over de integriteit in het korps en de noodzaak om te kunnen rouleren tussen de gebiedsdelen in de west, om het zo te noemen. Daarom vind ik het van belang dat er een zekere gelijkheid is tussen die salarissen.

Minister Grapperhaus:

Ik kan toezeggen dat we bij die uitkomsten van de salarisvergelijkingen ook de uitstroom inzichtelijk zullen maken.

De voorzitter:

Ik wil via de heer Groothuizen een korte vraag stellen.

Voorzitter: Groothuizen

De heer Van Oosten (VVD):

U refereerde zojuist aan het rapport van de Kinderombudsman, maar komt u nog terug op het thema misbruik en incest, dat ik zelf heb ingebracht, of is dat in uw beleving met dat antwoord afgedaan?

Minister Grapperhaus:

Dat is wat mij betreft niet afgedaan. Ik wil even overleggen, want ik begrijp uw punt heel goed. Ik zal daar in de tweede termijn nog even iets over zeggen.

Voorzitter: Van Oosten

De voorzitter:

Prima, gaat u dan door met uw beantwoording.

Minister Grapperhaus:

Dan het operationeel beheer richting de nationale politie. Er zijn nu twee politiekorpsen in Nederland: sinds 2010 de KPCN en sinds 2013 de nationale politie. Er is heel veel en nauwe samenwerking. Dat blijkt ook wel uit die terbeschikkingstelling van fte's, waar ik het net over had. Er is sterke ondersteuning bij strafzaken die te groot zijn voor KPCN. Er is veel ondersteuning bij de opleidingen. Er is ook samenwerking op facilitair gebied; zo gaat KPCN ook het operationeel politie-uniform dragen en straks is er ook een gedeeld dienstwapen. We moeten ook kijken naar hoe we daarin verder zullen gaan. Dit wordt op dit moment onderzocht, maar in ieder geval wordt de samenwerking door de leiding van KPCN op dit moment als heel goed ervaren.

De heer Van Dam (CDA):

Het gaat mij niet zozeer om de operationele samenwerking. Dat geloof ik wel; daar heb ik best wel vertrouwen in. Het gaat mij puur om die beheertaak die nu binnen uw ministerie volgens mij bij de Directie Politie ligt. Ik hoor van meerdere personen dat ook de Directie Politie zelf zegt: wat het korps nodig heeft op Bonaire, is meer operationele ondersteuning in het beheer, die meer vanuit de nationale politie komt dan vanuit de ambtenaren bij u in de toren. Daarom en juist omdat u zelf zei dat er meer behoefte is aan strategische kracht binnen dat korps, heb ik die vraag over dat beheerpunt. Zowel Bouman als de Inspectie JenV zegt dat dat nodig is. Dus voor mij is eigenlijk de vraag: wanneer gaat u dat dan doen?

Minister Grapperhaus:

Ik denk dat dat op dit moment al gebeurt. Of denk ... Ik weet het zeker. De vraag is natuurlijk of dat in voldoende mate gebeurt. Daar zullen we de komende tijd zeker het oog op moeten hebben, omdat we door moeten met een verdere professionaliseringsslag. Dat wordt inderdaad aan beide kanten gezegd; dat zegt de KPCN en dat zegt men hier ook. We moeten gewoon kijken of de strategische inzet vanuit hier wat dat betreft nog behoefte heeft aan intensivering. Maar het gebeurt al wel, in ieder geval.

De heer Van Dam (CDA):

Heel kort. Ik wil de woorden van de Minister geenszins in twijfel trekken, maar ik lees ook dat er bijvoorbeeld een voorstel is om dat beheer bij de eenheid Rotterdam neer te leggen. En ik denk dat dat absoluut nog niet gebeurt op dit moment. Maar misschien kunt u op een later moment de Kamer nog eens uitdrukkelijk informeren over hoe die stap gezet wordt, omdat ik juist denk dat dit bijdraagt aan het strategisch meer op orde brengen van het korps.

Minister Grapperhaus:

Het lijkt me op zichzelf goed om als we daar echt verder in zijn, de Kamer daarover te informeren.

Dan kom ik bij de operationele sterkte bij het OM, de zittende magistratuur en de juridische beroepen. Er is op zichzelf voldoende capaciteit, maar er zijn uitdagingen, vooral als het gaat om de inzet op Saba en Sint-Eustatius. Daarvoor zijn in ieder geval de afgelopen tijd praktische oplossingen getroffen, bijvoorbeeld de inzet van OvJ's en notarissen vanuit Sint-Maarten, wat weer veel dichterbij ligt als het gaat om Saba en Sint-Eustatius.

Door het lid Van Oosten is een vraag gesteld over de stand van zaken met betrekking tot DNA-profielen en de heer Groothuizen vroeg of de wetgeving in dat opzicht op orde is. Inmiddels hebben alle landen de regeling ondertekend die het mogelijk maakt dat de drie Caribische landen en de BES-eilanden toegang hebben tot de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en andersom. Het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken zal ook voor dit laatste onderdeel dan op 1 februari aanstaande in werking treden.

De heer Groothuizen (D66):

Als ik me de rapportage goed herinner – maar corrigeert u me vooral als dat niet zo is – begrijp ik dat een van de problemen ook is dat er geen wetgeving is om DNA af te nemen van veroordeelden op de eilanden. Dat maakt dan volgens mij dat we een probleem aan de voorkant hebben, namelijk dat je die database dan niet kunt vullen. Kan de Minister er nog op ingaan of dát probleem wordt geadresseerd?

De voorzitter:

Interessant punt.

Minister Grapperhaus:

Ja, daar kom ik ook in de tweede termijn op terug, want daar hebben we over gesproken, maar dat zal ik straks ophalen uit mijn aantekeningen van twee weken geleden.

Ik ga nu in op de cijfers over toename van illegale Venezolanen. Die problematiek speelt op dit moment minder op de BES-eilanden en dan in casu vooral natuurlijk Bonaire, dan bij de twee andere landen, Aruba en Curaçao. Dat komt natuurlijk doordat er geen rechtstreekse vluchten zijn naar Bonaire en doordat er aan de grens een goede controle door de KMar is. Daar heb ik ook zelf met de commandant van de KMar daar ter plekke over gesproken. Er is ook minder problematiek met betrekking tot bootjes. Bonaire ligt het verst af van Venezuela en heeft ook een veel kleinere en ook een meer – laat ik het zo maar zeggen – gereguleerde Venezolaanse gemeenschap dan de twee andere eilanden hebben. Maar ik zei in mijn inleiding al dat mijn ministerie deze problematiek zeer nauwlettend in het oog houdt en daar ook goed over in overleg is met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken.

Vindt er illegale handel plaats via Bonaire? Vindt er goudsmokkel plaats via Bonaire? Die vragen liggen in het verlengde van de Venezuela-problematiek. De douane op Bonaire houdt toezicht op de uitvoer, invoer en doorvoer van illegale ongewenste goederen van en naar het eiland. De douane voert daartoe controles uit aan de lucht- en zeegrens. Tot op heden heeft de douane op Bonaire tijdens het toezicht geen goud aangetroffen. Het Openbaar Ministerie BES is verantwoordelijk voor de aanpak en ook bij het OM BES zijn dergelijke signalen niet bekend. De hoofdofficier heeft nog eens navraag gedaan bij de operationele diensten en heeft mij dus recentelijk gemeld géén signalen te hebben. Ook hiervoor geldt wel dat we dit, gezien de situatie met Venezuela op dit moment, erg nauwlettend in de gaten houden.

Ik kom bij de meertaligheid en de positie van verdachten. De politie beschikt over de faciliteiten om verhoren op te nemen. Het OM en de zittende magistratuur vinden dat in de huidige praktijk nog lang niet altijd nodig, maar er wordt soms wel gebruik van gemaakt. Mocht dat veranderen, dan is men in ieder geval facilitair daarop voorbereid.

Er is een vraag gesteld over het register mensenhandel. Het Korps Politie Caribisch Nederland stelt momenteel samen met de KMar en het OM werkprocessen op voor het gebruik van het themaregister. Het streven is om deze maand gebruikers te trainen en vervolgens in februari of maart het register in gebruik te nemen.

Over de informatiehuishouding hebben de leden Van Oosten en Groothuizen nog vragen gesteld. Ik wil eerst natuurlijk zeggen dat het uiterst belangrijk is dat die informatiehuishouding goed in elkaar steekt. Dat lijkt me een essentiële voorwaarde voor de uitwisseling van informatie en het in verband brengen van die informatie met criminaliteit. Er zijn verschillende stappen genomen, zoals de versterking van uitwisseling van informatie via ICT. De Stichting Beheer ICT Rechtshandhaving werkt samen met de diensten aan het optimaliseren van de ICT ten behoeve van de interne informatiehuishouding. Die stichting komt in 2018 weer met alle diensten samen om te kijken hoe het gaat en hoe die info-uitwisseling nog verder kan worden verbeterd. Verder zal dit ook worden meegenomen in het voor de zomer van 2018 uitkomende Veiligheidsbeeld BES, dat in opdracht van het OM wordt gemaakt. Bij de koppeling van systemen van verschillende organisaties wordt nagedacht over het invoeren van een alternatief uniek nummer om er zeker van te zijn dat unieke personen in alle systemen op dezelfde manier naar voren komen. De verschillende diensten, waaronder het OM, zijn op dit moment ook bezig met het digitaliseren van dossiers en van werkprocessen. Voor de politie geldt nog dat de korpschef opdracht heeft gegeven tot een cultuuronderzoek. Dat zal worden uitgevoerd in het tweede kwartaal van 2018. Verder hebben de korpschefs in het college van korpschefs besloten – dat is dan dus Curaçao, Sint-Maarten, Aruba en BES – dat de hoofden van de informatie-units elke twee maanden bijeenkomen en dat er dan afspraken zullen worden gemaakt over de wijze waarop de korpsen de informatiehuishouding verder kunnen vormgeven.

De heer Van Dam heeft nog een vraag gesteld over de beveiliging van de burgerluchtvaart. De kwaliteit van de beveiliging van de burgerluchtvaart is op dit moment niet in het geding, ook gezien het feit dat het management dat verantwoordelijk is voor de beveiliging, nog op zijn plek zit en aan die taak gewoon uitvoering kan geven. De KMar is net als in Nederland belast met het toezicht op de beveiliging van de burgerluchtvaart op Bonaire. Uiteraard wordt goed gekeken naar hoe het zich ontwikkelt.

U stelde nog de vraag: welke mogelijkheden ziet de Minister om de problemen met InselAir op te lossen? Ik ken die problemen. Het punt is dat het niet binnen mijn taakgebied ligt om daar iets aan te doen, maar ik heb mijn zorgen daarover overgebracht aan de collega van IenW. Op dit moment improviseren politie en OM om die problemen heen om toch hun vluchten te krijgen. Een improvisatiekwestie is natuurlijk het bedienen van Saba en Sint-Eustatius via Sint-Maarten door het OM. Het probleem zweeft nog steeds boven de markt, maar het ligt niet binnen mijn taakgebied.

Dan heb ik meteen een aansluiting bij uw laatste vraag, voorzitter, die u stelde in uw hoedanigheid van niet-voorzitter. Die ging over Sint-Maarten. Dat strekt zich buiten mijn taakgebied. Daar kan ik dus eigenlijk niets over zeggen, maar ik wil er toch iets over zeggen. Deze taak illustreert het punt dat mevrouw Van Tongeren naar voren bracht, namelijk of wij die twee commissies niet beter met elkaar zouden moeten combineren of coördineren. Maar dat is meer een algemene opmerking.

Dan heb ik volgens mij alle vragen beantwoord behalve die twee die ik in tweede termijn na kort overleg met mijn ambtenaren zou willen opnemen: uw vraag en die van de heer Groothuizen.

De voorzitter:

Dan stel voor dat we ook maar gelijk doorgaan met die tweede termijn. Daarvoor stel ik eerst de heer Groothuizen in de gelegenheid. Wij doen anderhalve minuut, twee minuten maximaal.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen. Ik kijk uit naar de beantwoording van de vragen in tweede termijn. Ik zal er nog een paar aan toevoegen.

Het is goed dat de Minister gaat kijken naar bestuurlijke maatregelen die kunnen helpen in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit en corruptie. Ik begrijp dat in ieder geval wordt gekeken naar een soort Bibob-systeem. De Minister noemde dat Bibob light als ik het goed heb gehoord. Wat betekent die toevoeging «light» precies in dat verhaal? Kan de Minister dat nog nader uitleggen?

Het is ook goed om te horen dat de Minister serieus aan de slag wil met het jeugdstrafrecht. Het is ook goed dat we een concrete invoerdatum hebben: 2019. Ik vind dat een belangrijk thema. Ik zou daarom graag op de hoogte willen blijven. Ik wil de Minister vragen om toe te zeggen dat hij de Kamer hierover regelmatig informeert, zodat we niet over een jaar als wij met deze commissie een AO hebben, erachter komen dat het traject verder is gelopen en een bepaalde weg is ingeslagen die wij niet hadden gewenst. Ik zou graag proactief betrokken worden en daarom regelmatig worden geïnformeerd.

Het is verder ook goed om te horen dat de Minister werk maakt van resocialisatie. Zoals de heer Van Nispen terecht opmerkte, is mensen opsluiten één ding, maar op enig moment komen ze over het algemeen weer buiten. Dan is het zaak om te voorkomen dat ze weer terugkeren in de cel.

Ik ben ook blij dat er wordt gewerkt aan een themaregister georganiseerde criminaliteit en corruptie, en dat er een veiligheidsbeeld wordt opgesteld. Ik ben wel benieuwd wanneer we dat kunnen verwachten.

Tot slot, in reactie op de meertaligheid. De Minister geeft een betrekkelijk algemeen antwoord op mijn vraag over het opnemen van die verhoren. Hij zegt dat die mogelijkheden er zijn en dat het OM daar in een voorkomend geval opdracht toe kan geven. Dat begrijp ik, alleen is de aanbeveling juist om dat in het algemeen te doen op het moment dat een verhoor wordt afgenomen in een andere taal dan in het Nederlands maar wel in het Nederlands wordt opgeschreven. Dat voorkomt mogelijk problemen. Zou de Minister specifiek kunnen ingaan op de vraag waarom hij die aanbeveling niet overneemt? Die mogelijkheden zijn er en daar kunnen problemen mogelijk mee worden voorkomen. Dan heb ik het niet alleen over de zuiverheid van het proces – je wil precies weten wat iemand heeft gezegd – maar ook heel simpel over het feit dat je op deze manier kunt voorkomen dat er later op zitting gesteggel ontstaat dat weer een hoop capaciteit kost, om helder te krijgen wat er precies is verklaard.

Dank u wel.

De heer Van Nispen (SP):

Ik vergat te zeggen dat ik in eerste termijn ook heb gesproken namens de Partij van de Arbeid. En nu, in tweede termijn, heb ik beloofd om de honneurs ook nog waar te nemen voor GroenLinks. Ik spreek hier nu dus namens 37 zetels. Dat voelt ook weleens goed.

Ik heb in eerste termijn veel zorgen uitgesproken over de dreigingen, de ondermijnende criminaliteit en de positie van kinderen. Ik merk aan de Minister dat er op een aantal vlakken echt vooruitgang is en dat moet ook.

Het is goed om te horen dat er in de nieuwe gevangenis, die er ook echt moest komen, meer aandacht is voor resocialisatie. Ik vind het goed dat de Minister dat zo heeft benadrukt. Het is ook goed om vandaag van de Minister te horen dat er nu een pilot is met acht beveiligde plaatsen, een tbs-achtige zorgvoorziening in detentie. Dat stond nog niet in de brieven en dat is heel positief. Mocht dat niet genoeg blijken te zijn, dan ga ik ervan uit dat dat kan worden uitgebreid.

De Minister onderstreept dat hij aandacht heeft voor het rapport van de Kinderombudsman en het feit dat seksueel geweld zo'n groot probleem is. Ik hoop dat de Minister daar in de voortgangsrapportage of in zijn volgende brief echt op terug kan komen.

De Minister zegt het jeugdstrafrecht mee te nemen in een breder kader, maar het streven is wel dat dat in 2019 ingevoerd is. Dat jeugdstrafrecht gaat er dus komen. Maar over de invoering van de werkstraf was de Minister wat zuiniger. Daarvan zei hij: dat wordt nader onderzocht. Daarbij keek hij mij heel indringend aan. Ik wist niet hoe ik dat moest begrijpen: komt die werkstraf er nou of gaan we eerst bekijken of dat allemaal wel kan, gaan we de haalbaarheid onderzoeken en horen we dan over drie jaar dat de haalbaarheid nog steeds wordt onderzocht? Kortom, is de conclusie van dit algemeen overleg nou: ja, er komt jeugdstrafrecht, waarin inderdaad aandacht is voor het bredere kader van onder andere armoedebestrijding en jeugdzorg, en ja, die werkstraf zal worden ingevoerd?

Dank u wel.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor alle antwoorden. Ik heb eerst een algemeen punt over het jeugdstrafrecht. Ik begrijp heel goed dat de Minister zegt dat de uitvoering eerst op orde moet zijn voordat we de regelgeving kunnen invoeren. Tegelijkertijd plaatst mij dat voor een dilemma, want de mogelijkheid die wij hier hebben, is om die regelgeving in te voeren. Ik denk dat wij hier aan de knoppen zitten om het wetboek op de BES-eilanden aan te passen. Hoelang moeten wij dan wachten met de invoering, ook gelet op de algemene bestuurlijke problematiek op de BES? In hoeverre dragen wij daarmee in zekere zin medeverantwoordelijkheid voor het niet functioneren van het jeugdstrafrecht op de BES-eilanden? Ik wil daar in commissieverband ook nog eens over praten, maar ik kan mij voorstellen dat wij op een gegeven moment zeggen: ja, het is wel mooi met die uitvoering; wij vinden dat die regelgeving er toch moet komen. Dan moet de uitvoering zich maar daaraan aanpassen.

De politie. Ik heb de toezegging gehoord van de Minister dat hij iets gaat zeggen over het beheer en de sterkteontwikkeling. Daar ben ik heel erg blij mee.

Tot slot een opmerking over het gevangeniswezen en de problematiek van de bezetting van de gevangenis op Bonaire. Heb ik het nou goed begrepen dat de Minister zegt: als wij daar meer taakstraffen invoeren, dan zal dat bijdragen aan de oplossing? Ik vraag me dat af. De Minister zegt dat er gemiddeld een straf van 1,8 jaar wordt opgelegd. Nou, in Nederland leggen wij bij straffen boven de zes maanden bijna geen taakstraffen op. Tot dat punt is het een vervanging, maar daarboven eigenlijk niet. Misschien kan de Minister dat punt wat meer verduidelijken.

Dank u wel.

Voorzitter: Groothuizen

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Ik zou na afloop van dit algemeen overleg eigenlijk maar één ding willen, namelijk dat ik gerustgesteld weg kan lopen in de wetenschap dat de Minister de signalen serieus neemt die ik lees onder meer in het rapport van de Kinderombudsman en dat hij daar ook echt wat aan gaat doen. Daarin worden ouders en kinderen geciteerd. Ik heb het overigens over een rapport uit juli 2017. De Minister spreekt over een rapport uit januari 2018. Aangezien ouders en kinderen daarin hun zorgen uitspreken in die zin dat daar incest is, dat daar kinderen seksueel misbruikt worden, vind ik het nog wat te vaag als de Minister zegt: ik ga aan de slag met dat rapport. Ik zou zeggen, ook gezien de hoeveelheid mensen die op dat eiland wonen: ga alsjeblieft na wie dat zijn geweest; ga aan de slag en verifieer of daar werkelijk kinderen misbruikt worden. Want als dat zo is, dan verdienen die kinderen bescherming. Ik hoor graag een nadere uitleg.

Voorzitter: Van Oosten

De voorzitter:

Ik kijk naar de Minister. Heeft u behoefte aan een korte schorsing of kunt u tot beantwoording overgaan?

Minister Grapperhaus:

Een schorsing van niet langer dan vijf minuten stel ik op prijs.

De voorzitter:

Niet langer dan vijf minuten. Ik kan die klok zo slecht zien. Waar komen we dan uit, 11.48 uur?

Minister Grapperhaus:

Dan komen we uit op 11.49 uur.

De vergadering wordt van 11.43 uur tot 11.49 uur geschorst.

De voorzitter:

Collega's, ik stel vast dat het inmiddels 11.49 uur is. Dat is het tijdstip waarop we door zouden gaan. Ik mis nog twee collega's, maar die lijken in aantocht. Ja, daar zijn ze. De Minister is in ieder geval gereed. Ik geef het woord aan de Minister voor de beantwoording van de vragen die hem zijn gesteld in tweede termijn.

Minister Grapperhaus:

Welnu, ik heb een aantal vragen te beantwoorden, waarvan er twee nog voortkomen uit de eerste termijn. Het lid Groothuizen heeft gevraagd naar de afname van DNA bij een veroordeelde op de BES-eilanden. Hij vroeg in hoeverre we dat zouden kunnen overnemen, in het licht van wat hij over de voorkant heeft gezegd. Ik stel voor om daar per brief bij u op terug te komen, want daar zit gewoon een ingewikkelder technisch issue in, dat ik ook met de collega's heb besproken.

De voorzitter had in zijn hoedanigheid als lid nog een vraag over de kwestie van de Kinderombudsman. U heeft overigens gelijk: dat rapport is van juli 2017, maar de Kinderombudsman heeft, naar ik begreep, in januari 2018 opnieuw een bezoek gebracht. Die twee dingen haalde ik even door elkaar. Naar ik begrijp, zal daar geen nieuw rapport uit voortkomen. Overigens heeft in november 2017 ook de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen een rapport uitgebracht. Daarover kan ik twee dingen zeggen. Ik heb u gezegd dat dit echt in bredere zin, die ook de BES-eilanden te boven gaat, mijn bijzondere aandacht heeft. De komende tijd zal ik dus bij de Kamer terugkomen op het punt van onder meer de problematiek van onlinekinderpornografie en -kindermisbruik. Ik ben ook bereid om u toe te zeggen – u wilde namelijk wat meer concreetheid – dat ik ook op dit punt in de komende maanden bij de Kamer zal terugkomen. Het is op de BES-eilanden, juist vanwege de kleine gemeenschappen daar, een problematiek die echt haar eigen kanten of aspecten heeft en die echt anders is dan in de andere landen en zeker anders is dan in Nederlands Nederland, of Europees Nederland; zo moet ik het zeggen. Juist dat maakt het heel erg lastig om een oplossing te bedenken die daadwerkelijk een werkende aanpak oplevert. Ik kom daar bij u op terug in een brief, want deze problematiek heeft ook mij ernstig verontrust. Ik heb er gisteren nog met de gezaghebber van Saba over gesproken, die mij een aantal casusposities voorlegde die laten zien hoe ingewikkeld het in dat soort kleine gemeenschappen is om daar een sluitende aanpak voor te hebben. Ik zeg dat dus bij dezen toe.

De voorzitter:

Waarvoor dank. Mag ik dan wel vragen of de Minister in die brief ook wil aangeven hoe concreet hij om kon gaan met de signalen, die ik terugzie in het rapport? Ik stel het mij gewoon heel praktisch voor. Hoeveel mensen wonen er op Bonaire? 12.000, 13.000, 15.000? Ik weet het niet exact, maar het zijn geen ongekend grote aantallen. De Kinderombudsman heeft de mensen gesproken. Ik zou zeggen: kijk eens of u erachter kunt komen welke kinderen of volwassenen dit hebben gezegd, want als dit echt zo is, moeten die kinderen gewoon beschermd worden. Ik snap dat zo'n kleine gemeenschap dat lastig maakt, maar we kunnen het ook niet laten voortduren. Ik zou er graag op uitkomen dat dat dan ook het resultaat is van de actie van de Minister.

Minister Grapperhaus:

Wat u beschrijft, is exact een van de specifieke aspecten van de problematiek waardoor mensen, ouders en kinderen, niet uit de anonimiteit durven te treden – dat besprak ik gisteren met de gezaghebber van Saba – en waardoor aangiftes worden ingetrokken of niet worden gedaan. Ik beloof u dat ik daarop terugkom, want ik neem dit heel erg serieus, maar weet wel, zo zeg ik via de voorzitter tot het lid Van Oosten, dat ik met een aanpak moet komen waar men op de eilanden ook mee uit de voeten kan. We kunnen niet een-op-een de Nederlandse aanpak inzetten, want die gaat niet werken.

De voorzitter:

Wanneer denkt u met die brief te komen? Dat geldt overigens ook, zo zeg ik in mijn hoedanigheid als voorzitter, voor de andere toezeggingen, die ik straks nog even zal voorlezen. Daar is nog geen termijn aan gekoppeld.

Minister Grapperhaus:

Ik zou mij kunnen voorstellen dat ik hier de komende maanden mee kom. Ik ben begin juli opnieuw aldaar in het kader van het Justitieel Vierlanden Overleg. Nederland is dan gastland, maar het overleg vindt plaats op Bonaire. Ik stel mij zo voor dat ik er ruim voordien bij u op terugkom, zodat u kunt besluiten om, als u daar prijs op stelt, over dit onderwerp nog een AO te hebben voordat ik daarnaartoe ga. Maar dat is natuurlijk aan u.

De voorzitter:

Zullen we zeggen rond juni? Zou dat een mogelijkheid zijn? Dan kunnen we er nog met elkaar over discussiëren.

Minister Grapperhaus:

Ja, dat lijkt mij absoluut mogelijk. Ik wil zelfs hardop zeggen dat het mooi is om dat uiterlijk kort na het meireces te doen, zodat we echt flink de ruimte hebben. Dan kunt u in het meireces nog even tot rust komen met z'n allen.

De voorzitter:

Helemaal goed, staat genoteerd. Daarmee zijn we aan het eind van dit algemeen overleg gekomen. Ik kijk even naar mijn collega's.

Minister Grapperhaus:

Nou, er waren nog een paar vragen. Er waren ook andere leden die nog vragen hebben gesteld.

De voorzitter:

Excuus, u heeft helemaal gelijk. De collega's keken me al een beetje kwaad aan. Gaat u vooral door.

Minister Grapperhaus:

Het leven is een toverbal.

Dan hebben we nog de werkstrafinvoering. Ik heb al gezegd dat bij de invoering van het jeugdstrafrecht de oplegging van de werkstraf echt mogelijk zal worden gemaakt. Ik zal de voortgangsrapportage in de tweede helft van 2018 aan u doen toekomen. Daarin zullen uw vragen daarover worden meegenomen.

Het punt van de heer Van Dam over de taakstraf en de detentiecapaciteit is natuurlijk een terecht punt. Hij zei: als het gaat om het commune strafrecht is er een beperkte invloed op de detentiecapaciteit, omdat het vaak gaat om aanzienlijk zwaardere straffen, die buiten het territoir van werkstraffen vallen. We moeten ons wel realiseren dat er op de eilanden zwaar gestraft wordt, zwaarder dan in Nederland voor vergelijkbare vergrijpen wordt gestraft. Ook dat moeten we meenemen in de afweging of we met die taakstraf uit de voeten kunnen. Want wij kunnen in Nederland wel zeggen dat we ermee aan de slag kunnen omdat het gaat om vergrijpen die hier ook binnen het bereik van het werkstrafinstrumentarium vallen, maar als er qua strafrechtelijke cultuur op de eilanden een heel andere inslag bestaat, wordt het heel lastig om onze cultuur daarop een-op-een te gaan toepassen. Ik hoop dat ik dat duidelijk genoeg zeg. Ik zeg via de voorzitter tegen het lid Van Dam dat we dit echt in de afweging gaan meenemen. Ik schets het om nog eens te laten zien dat het geen kwestie is van even copy-pasten hoe het Nederlandse systeem werkt.

De heer Van Dam (CDA):

Ik heb er veel begrip voor dat het een heel cultureel bepaald iets is. Ik wil de Minister vragen of hij kort na het meireces wat cijfers zou kunnen leveren – die hebben we ook van het Nederlandse gevangeniswezen – van de bezetting van de gevangenis op Bonaire en misschien ook wel op andere plekken. Ik wil er geen heel justitieel prognosemodel aan hangen, maar ik merk dat politie en justitie terughoudender moeten zijn omdat ze geen mensen meer kunnen opbergen, om het zo maar te zeggen. Daar zit mijn vraag. Als we wat feiten kunnen krijgen, kunnen we ook een feitelijke discussie voeren.

Minister Grapperhaus:

Bij dezen zeg ik dat graag toe. In het verlengde daarvan wil ik het volgende zeggen. U heeft nu al behoorlijk wat brieven van mij toegezegd gekregen en we hebben het ook over een AO gehad. Ik begrijp zelf niet helemaal waarom het laatste overleg dateert van twee jaar geleden, geloof ik. Ik vind echt dat we het aan onszelf, de BES-eilanden en het Rijk verplicht zijn om dit vaker te doen; daar moeten we ook allemaal de tijd voor vrijmaken. We hebben nu al genoeg onderwerpen om in juni bij elkaar te komen. Of dat gecombineerd zou moeten worden, moeten we misschien nog onderzoeken.

Dan was er nog de vraag van het lid Groothuizen over de meertaligheid. Ik heb de aanbeveling van de Raad voor de rechtshandhaving heel goed begrepen, maar op dit moment wordt het door de mensen in de rechtspraktijk niet nodig gevonden. We moeten gewoon soms keuzes maken. Het is een ingreep om alle verhoren van alle overtredingen en misdrijven op te nemen, uit te werken en over te dragen aan OM-ZM. Zolang het probleem ter plaatse in praktische zin opgelost kan worden door incidenteel op te nemen, zou ik het daar in ieder geval bij willen laten. Uiteraard zullen we het horen als dat zou gaan knellen.

U hebt ook nog gevraagd wanneer het veiligheidsbeeld gereed is. Dat gebeurt onder leiding van het OM. Ik verwacht op korte termijn, maar ik wil de hoofdofficier eerst even de ruimte te geven om naar aanleiding van het beeld concrete afspraken te maken met partners in de strafrechtketen.

En dan als laatste de stand van zaken van de invoering van de Wet Bibob. De vraag was hoe het zit met Bibob-light. Dat is niet precies hetzelfde systeem als in Nederland. Light is het aanscherpen van controle door middel van vragenformulieren, antecentenchecks via het JDS en meer controle en toezicht in de drank- en horecaverordening. Daarom heet het ook Bibob-light. Ik ondersteun dat we daar nu in ieder geval mee beginnen. Of we uiteindelijk zeggen dat er gewoon een Wet Bibob moet komen, dat is even vers twee.

Voorzitter. Dit zijn volgens mij de antwoorden op de vragen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb nog een vraag over de werkstraf. Heb ik het nu zo begrepen dat de Minister zegt: dat maakt onderdeel uit van het jeugdstrafrecht? Ik heb hem echter nog niet horen zeggen dat we ook de werkstraf voor volwassenen willen invoeren. Ik begrijp dat er bij straffen sprake is van een cultureel verschil. Het gaat mij ook niet om de detentiecapaciteit. De gevolgen op dat punt vallen inderdaad nog te bezien. Maar als je een officier van justitie niet de mogelijkheid geeft om een werkstraf op te leggen, omdat dat nu eenmaal niet in het wetboek staat, dan is het überhaupt geen mogelijkheid. Ik zou er dus juist voor zijn om dat maatwerk wel mogelijk te maken, en dan te bekijken of in de loop der tijd daar ook steeds vaker gebruikt van zal worden gemaakt.

Minister Grapperhaus:

Bij het jeugdstrafrecht heb ik eigenlijk onomwonden ja gezegd. Bij het commune strafrecht, of zo u wilt het volwassenenstrafrecht, houd ik nog een kleine slag om de arm, want het is de vraag of dit in het licht van het punt dat de heer Van Dam heeft opgeworpen en in het licht van het punt dat ik heb genoemd over het verschil in bestraffingscultuur, in het volwassenstrafrecht ook echt een waardevol extra instrument oplevert. Daar moeten we dan misschien de volgende keer met elkaar over spreken. Dat is dan voordat ik weer die kant opga. Overigens overweeg ik om in ieder geval tussen nu en de volgende keer dat wij elkaar zouden spreken nog een paar dagen richting Bovenwindse Eilanden te gaan. Dat moet echter ook tijdtechnisch mogelijk zijn. Ik kan u nu over Bonaire heel veel dingen ook echt uit de eerste hand vertellen. Ik zou het heel prettig vinden als ik u in juni over sommige dingen kan zeggen: ik heb het zelf gezien, ik heb de mensen zelf gesproken.

De voorzitter:

Collega's, ik kijk even of nu echt alle vragen zijn behandeld en er niets is vergeten. Wat dat betreft, dank aan de Minister.

We zijn nog niet helemaal klaar, want ik ga u nog meenemen in de toezeggingen die zijn gedaan. We hebben al afgesproken dat getracht wordt om alles te bundelen in de brief die in mei richting de Kamer komt, zodat wij vervolgens kunnen bezien of dat ertoe leidt dat wij in juni, in ieder geval voor het reces, een algemeen overleg hebben. Ik vraag de griffier om hier ook even over na te denken. Ik zeg dat zo expliciet, omdat wij ook in dit overleg hebben begrepen dat de Minister in juli naar Bonaire gaat, waar dan ook in het bijzonder gesproken wordt over de justitieketen. Dus als we wat willen, moeten we wel op tijd bij elkaar zitten.

Minister Grapperhaus:

Er is dan het Justitieel Vierlanden Overleg. Ik heb aangegeven dat ik dan graag ook verder wil spreken met de BES-eilanden.

De voorzitter:

Dat klinkt ook heel logisch, dus laten we kijken waar die mogelijkheid bestaat.

De toezeggingen. Luistert u allen mee, de collega's of ik de toezeggingen goed heb verwoord en de Minister of hij de toezeggingen herkent.

  • De Kamer wordt nader geïnformeerd over de uitstroom uit het politiekorps.

  • De Kamer wordt geïnformeerd over het strategisch meer op orde brengen van het korps.

  • De Kamer wordt geïnformeerd over DNA-afname.

  • De Kamer wordt geïnformeerd over (online)kinderporno naar aanleiding van het rapport «Als je het ons vraagt» van de Kinderombudsman.

Ik heb daar overigens nog een opmerking bij, maar ik zie dat de Minister ook iets wil zeggen.

Minister Grapperhaus:

Ik heb de kinderporno even genoemd om aan te geven dat mijn inzet op dit moment ten aanzien van misbruik van kinderen intensief en breder is. Maar dit onderwerp staat een beetje los van de BES-eilanden. Het is een algemeen punt. Maar ik heb gezegd dat ik in de brief waar we het eerder over hadden, ook zal terugkomen op de maatregelen die we kunnen nemen in het licht van die eilandenstructuur op het gebied van kindermisbruik en -kindermishandeling.

De voorzitter:

Ik begrijp wat u zegt, want ik heb uw toezegging gehoord dat u actief aan de slag gaat met het bestrijden van seksueel misbruik. Daarover hadden collega Van Nispen en ik signalen in dat rapport gelezen. U gaat kijken wat mogelijk is en u zult in mei aangeven in hoeverre dat concreet kan worden gemaakt. Dat punt over online et cetera komt natuurlijk aan de orde bij het algemeen overleg over de aanpak van kindermisbruik, dat binnenkort zal plaatsvinden.

Ik ben nog niet klaar met de toezeggingen. Er zijn er nog twee.

  • De Kamer ontvangt in de tweede helft van 2018 een voortgangsrapportage jeugdstrafrecht BES.

Voor de goede orde: die andere toezeggingen waren dus allemaal in mei.

De heer Groothuizen (D66):

Ik begrijp dat daarbij ook wordt ingegaan op de vraag hoe we aan de slag gaan met de invoering van het jeugdstrafrecht. Als er op dat punt eventueel keuzes en afspraken gemaakt worden, worden wij daar als Kamer nog over geïnformeerd.

De voorzitter:

De Minister bevestigt dat.

En ten slotte:

  • De Kamer ontvangst kort na het meireces een overzicht van de bezetting van de gevangenis op onder andere Bonaire.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil nog even ingaan op het punt strategische versterking. Ik wil vooral ook graag weten hoe dat beheer ingevlochten wordt. Het gaat dan om de overgang van het beheer van de directie Politie naar de nationale politie. Ik wil dat de Minister in de brief zijn standpunt daarover geeft.

Minister Grapperhaus:

Prima.

De voorzitter:

Zo is het ook begrepen door de Minister. Dan zijn we nu echt aan het eind gekomen van dit algemeen overleg. Ik dank de collega's, ik dank de Minister en zijn staf voor de aanwezigheid. Ik wens u allen nog een fijne dag.

Sluiting 12.07 uur.

Naar boven