31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 181 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 december 2016

Hierbij informeren wij u over het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) ten aanzien van Caribisch Nederland (CN) voor de komende periode.

VenJ heeft sinds de herziening van de staatkundige verhoudingen per 10 oktober 2010 gefaseerd verbetermaatregelen doorgevoerd die toegespitst zijn op de lokale omstandigheden. Bij brief van 2 juli 2014 is uw Kamer laatstelijk geïnformeerd over de VenJ-inzet in CN.1 Er is ook nadien veel geïnvesteerd in en er zijn goede resultaten geboekt bij de professionalisering van de organisaties, zoals bijvoorbeeld bij de Voogdijraad en de reclassering. Dat stemt tot tevredenheid. Maar na zes jaar van bouwen, zowel in letterlijke als overdrachtelijke zin, is het tijd om vervolgstappen te zetten die leiden tot de realisatie van een efficiënte en samenhangende veiligheid- en justitieketen.

In deze brief worden de uitgangspunten uiteengezet op basis waarvan de VenJ-inzet zal plaatsvinden en welke prioritering daarbij wordt gehanteerd. Deze uitgangspunten en prioriteiten zijn gesteld mede op basis van de uitkomsten van de evaluatie van de justitiële consensusrijkswetten2 en de evaluatie van de staatkundige positie van Caribisch Nederland. Een reactie op de evaluatie van deze rijkswetten wordt gezamenlijk met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Ministers van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten opgesteld; de uitkomst daarvan zal separaat aan uw Kamer worden gezonden.

Voordat wij in gaan op de ontwikkelingen en voornemens ten aanzien van verschillende deelterreinen die onder onze verantwoordelijkheid vallen, schetsen wij eerst enkele algemene uitgangspunten.

Uitgangspunten

Het VenJ-beleid ten aanzien van Caribisch Nederland vloeit grotendeels voort uit specifieke wetgeving voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES). Zo stelt de Veiligheidswet BES regels inzake de politie, de brandweer, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing in Caribisch Nederland. Daarnaast vigeren in CN de justitiële consensusrijkswetten inzake de Politie, de Openbare Ministeries, de Raad voor de Rechtshandhaving en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie die ook gelden in Curaçao, Sint Maarten en (alleen voor wat betreft het Gemeenschappelijk Hof) Aruba.

In de eerste plaats zullen wij ons inzetten voor het verder op orde brengen van de basis. De staatsrechtelijke structuur van het Koninkrijk brengt een bijzondere verantwoordelijkheid van VenJ voor de eigen diensten in Caribisch Nederland met zich mee. De organisaties worden doorontwikkeld en verder ingebed in de regio, zodat ze voldoende geëquipeerd blijven om criminaliteit te bestrijden en rechtszekerheid en rechtsbescherming te bieden, waar mogelijk in samenwerking met partners in de Caribische regio. Tevens wordt het juridische instrumentarium verder op orde gebracht; zo wordt verkend of er een strafrechtelijke titel voor jeugd kan worden ingevoerd (zie hieronder).

Ten tweede zal de samenwerking in de Caribische regio worden geïntensiveerd. Het is van belang dat het systeem van rechtshandhaving en grensbewaking in het Caribische deel van het Koninkrijk goed functioneert. Dit is ook van belang voor de Nederlandse rechtsstaat en de internationale verhoudingen. De specifieke, regionale omstandigheden van de Caribische delen van het Koninkrijk en verschillende wettelijke regelingen nopen tot samenwerking in de regio.

Voor een adequate invulling van de VenJ-inzet in Caribisch Nederland is praktische samenwerking met Aruba, Curaçao en Sint Maarten op diverse terreinen essentieel. Daarin zijn reeds stappen gezet, zoals op het gebied van politie (o.a. ICT, politieopleidingen, samenwerking korpschefs, tijdelijke plaatsing van een beleidsmedewerker van het ministerie die zich onder meer richt op samenwerking tussen de regionale politiekorpsen), de samenwerking tussen de openbare ministeries (OM) en binnen het gevangeniswezen. Ook op het terrein van de reclassering is het mogelijk om tot betekenisvolle samenwerking tussen CN en de drie landen in de regio te komen. Niet onvermeld mag blijven de reeds bestaande samenwerking op het terrein van de brandweer, de vreemdelingenketen, de bestrijding van mensenhandel en -smokkel en rechtshulpverzoeken.

Juist door de kleinschaligheid is het niet altijd mogelijk om in Caribisch Nederland een rechtshandhavingsketen te equiperen op de wijze waarop die in Europees Nederland is ingericht. In veel situaties is nauwe samenwerking met een nabije buur praktischer (en natuurlijker) dan een samenwerking tussen de drie Openbare Lichamen onderling, of met Europees Nederland. De praktijk heeft aangetoond dat op verschillende VenJ-terreinen niet alleen in CN, maar zelfs in het gehele Caribische deel van het Koninkrijk sprake is van tekorten in kwalitatieve dan wel kwantitatieve zin. Gezamenlijke oplossingen voor gemeenschappelijke problemen betekenen dan winst voor alle betrokkenen. Dit vraagt derhalve om een regionale benadering. De gewenste capaciteit of expertise zal echter niet altijd binnen de regio gevonden kunnen worden. Ook vragen bepaalde taken (zoals bij bepaalde strafrechtelijke onderzoeken) om inzet van personen die geen vaste basis in het gebied hebben. In die gevallen blijft ondersteuning vanuit Europees Nederland noodzakelijk en wenselijk.

De bereidheid tot intensivering van regionale samenwerking is overigens door alle deelnemende Ministers van het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) onderschreven. In het halfjaarlijkse JVO treffen de vier Ministers van (Veiligheid en) Justitie binnen het Koninkrijk elkaar met als doel een effectieve gezamenlijke aanpak van justitiële aangelegenheden, waaronder de georganiseerde criminaliteit.

Niet alleen staat regionale samenwerking binnen Koninkrijksverband hoog op de agenda, ook wordt steeds vaker met succes internationaal samengewerkt in de Caribische regio. Zo is op initiatief van Nederland op 2 juni 2016 een Memorandum of Understanding (MoU) gesloten tussen de vier Koninkrijkslanden en de Verenigde Staten inzake de rechtshandhaving. Verkennende gesprekken met de Canadese regering over een soortgelijk memorandum zullen binnenkort beginnen. Het door het Koninkrijk en de Franse Republiek gesloten Verdrag inzake eilandbrede samenwerking op politiegebied op Sint Maarten is op 1 oktober 2015 in werking getreden. Thans wordt de tenuitvoerlegging van deze afspraken ter hand genomen en wordt verkend welke andere vormen van internationale samenwerking in de regio kansrijk kunnen zijn.

Tot slot zal de ketensamenwerking verder bevorderd worden, zowel in Caribisch Nederland, als tussen Europees en Caribisch Nederland. De lokale omstandigheden en kleinschaligheid nopen daarbij tot maatwerk. De rechtshandhavingsketen kan alleen maar sterk en effectief zijn wanneer alle betrokkenen intensief samenwerken. In kleinschalige, insulaire samenlevingen geldt zulks eens te meer. Binnen de rechtshandhavingsketen wordt ingezet op een verhoging van de multi-inzetbaarheid van personeel door – waar mogelijk – «ontschot» te werken. Daarbij kunnen de taakorganisaties elkaar ondersteunen bij de uitvoering van elkaars taken.

De taakorganisaties in CN, samenwerkend onder meer in het Strategisch Overleg Justitie, worden actiever en in een vroegtijdig stadium betrokken bij de ontwikkeling van beleid. Hiermee kan een betere inschatting gemaakt worden van de beleidsconsequenties voor die taakorganisaties, waarmee een effectievere VenJ inzet in Caribisch Nederland verder kan worden verwezenlijkt. Hieraan geven wij onder andere een impuls door de plaatsing van een extra beleidsmedewerker in de regio die de ketenpartners faciliteert bij de bevordering van integrale ketensamenwerking. Deze medewerker faciliteert tevens de vier landen in het Koninkrijk bij de praktische uitwerking en de uitvoering van het MoU met de VS van 2 juni 2016.

Tevens wordt verdere invulling gegeven aan de samenwerking met het openbaar bestuur van de drie eilanden. Zo wordt de ondersteuning van de bestuurscolleges in CN bij de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, brandweerzorg en geneeskundige hulpverlening gecontinueerd in afstemming met de Rijksvertegenwoordiger. In dat kader past ook het opleiden van de buitengewone ambtenaren van de politie (BavPol). Daarnaast zullen wij in overleg met de Openbare Lichamen bekijken hoe het beleid inzake de screening van personeel vanuit overheidswege beter kan worden gefaciliteerd en wordt nader onderzoek verricht naar de toepassingsmogelijkheden van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in Caribisch Nederland.

Met inachtneming van de hierboven beschreven overkoepelende uitgangspunten zal binnen Caribisch Nederland in de komende periode bijzondere aandacht geschonken worden aan de volgende beleidsthema’s:

  • 1) Strafrechtelijke aanpak minderjarigen

    Voor CN geldt op dit moment geen specifiek jeugdstrafrecht zoals dat in Europees Nederland wel het geval is. Thans wordt de haalbaarheid onderzocht van inwerkingtreding van een titel in het Wetboek van Strafrecht BES met bepalingen voor jeugd. Die titel introduceert jeugddetentie en de mogelijkheid om jeugdige delinquenten passende begeleiding te geven of alternatieve sancties op te leggen.

  • 2) Financieel-economisch rechercheren en aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit

    Het OM BES blijft zich focussen op financieel-economisch rechercheren en op de aanpak van ondermijning. In dat verband worden de regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden alsmede de Wet inzake de verwerking van politiegegevens in de BES gewijzigd. De beoogde wetswijzigingen zullen naar verwachting eind 2016 aan de Raad van State aangeboden worden. Ook zullen wij gezamenlijk met Aruba, Curaçao en Sint Maarten verder invulling geven aan het afpakken van crimineel vermogen.

    Daarnaast wordt extra ingezet op de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit, meer in het bijzonder op de bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel. Hiervoor wordt specifiek voor Caribisch Nederland een themaregister opgezet waarin signalen van mensenhandel en -smokkel worden opgenomen. Tevens wordt verder uitvoering gegeven aan de afspraken die zijn gemaakt met Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Zoals bij de behandeling van de goedkeurings- en uitvoeringswet bij het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk3 toegezegd, heeft overleg plaatsgevonden met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (NRM). De NRM heeft geen bevoegdheden in Caribisch Nederland. De reguliere onderzoeken en controles bieden thans voldoende informatie over de aard en omvang van mensenhandel en -smokkel in Caribisch Nederland op basis waarvan de betrokken partijen de aanpak verder verbeteren. Voor een uitbreiding van de bevoegdheden van de NRM wordt derhalve geen aanleiding gezien.

  • 3) Bestrijding van corruptie

    Uitgangspunt is dat iedere vorm van corruptie met kracht moet worden bestreden. Zoals reeds gemeld in mijn reactie op het rapport van de Raad voor de Rechtshandhaving4 maken de kleine omvang van de samenleving en de hechte gemeenschap het voor het OM BES en de Rijksrecherche lastig signalen van corruptie te onderscheiden van politiek gedreven beschuldigingen aan personen. Dit maakt het lastig over te gaan tot strafrechtelijk onderzoek en vervolging. Bekeken wordt hoe de aard en omvang van de corruptie beter in kaart gebracht kan worden. Op basis van de uitkomsten zal waar nodig aanvullende inzet worden gepleegd.

  • 4) Grensbewaking en personenverkeer

    VenJ zal, gezamenlijk met de Koninklijke Marechaussee (KMar) de uitvoering van de grenscontroles en het vreemdelingentoezicht verder versterken. Hiertoe wordt de informatievoorziening tussen de uitvoeringsorganisaties van de vreemdelingenketen bevorderd.

In het vervolg van deze brief zullen wij voor diverse deelterreinen de relevante ontwikkelingen en voornemens schetsen.

Preventie

Op basis van bestaande analyses van het Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN) over lokale veiligheidsvraagstukken zal voor Caribisch Nederland een plan van aanpak van High Impact Crime (HIC) worden opgesteld waarbij oog zal zijn voor de posities van zowel de overheid, het bedrijfsleven als de samenleving. Gestart wordt met een aantal preventieve maatregelen ter voorkoming van criminaliteit zoals onder andere de sportinterventie »Alleen jij bepaalt wie je bent» (AJB), het opstellen van preventieve veiligheidsinitiatieven zoals het samenstellen van een zogenaamde top X lijst en het opzetten van een veiligheidsplatform met justitiële partners en het bedrijfsleven.

Politie

Zoals gemeld bij brief van 2 juli 20145 bestaat de formatie van het KPCN uit 151,5 fte. In de evaluatie van het Korps van 2015 is vastgesteld dat de norm van 70% is gehaald. Het blijft van belang aandacht te besteden aan voldoende instroom van nieuwe medewerkers. Daarnaast blijft ondersteuning van de Koninklijke Marechaussee geboden, met name op Sint Eustatius en Saba.

Sinds 2010 heeft het KPCN een sterke ontwikkeling doorgemaakt, die in de komende jaren verder gestalte zal krijgen. Zo wordt onder meer ingezet op een blijvend sterke informatiepositie, de invulling van de meldkamerfunctie en verdere investeringen in de basis politiezorg en in de opsporing, opleidingen, integrale basisvaardighedentrainingen en expertise-ontwikkeling met korpsen in de regio. Daarnaast zal worden bekeken of en hoe invulling gegeven kan worden aan het opzetten van een pilot voor het anoniem melden van misdaad. Over het uitgebrachte advies over de inrichting en organisatie van het KPCN («Focus, prioriteren, doen») wordt Uw kamer separaat geïnformeerd.

De versterking van regionale samenwerking, onder meer op grond van de Rijkswet Politie, blijft van belang. Uitgangspunt daarbij is dat het korps voor bepaalde voorzieningen zelf beschikt en voor andere voorzieningen zoveel mogelijk aansluit bij beschikbare regionale capaciteit, zoals het arrestatieteam en een intensivering van afpakteams. Voor de aanpak van grensoverschrijdende, georganiseerde criminaliteit blijft de inzet van het Recherche Samenwerkingsteam (RST) geboden.

Wij hebben een kwaliteitsimpuls ingesteld waarbij de landen ondersteund worden op het gebied van initieel onderwijs (in het bijzonder de Kustwacht en Sint Maarten) en voor post-initieel onderwijs. Om de gezamenlijke ontwikkeling van expertise vorm te geven heeft het College van Korpschefs de gemeenschappelijke opleidingsbehoefte voor specialistische opleidingen in kaart gebracht en zal de Politieacademie daar in ondersteunen in overleg met het Ministerie van VenJ.

Openbaar Ministerie

Het parket OM BES is kwantitatief op orde en de expertise is geborgd, ook voor Saba en Sint Eustatius. Eind 2015 is de taakuitvoering van OM BES op Saba en Sint Eustatius na een analyse van de sterke en zwakkere punten opnieuw ingericht. En aangepast aan de toegenomen werkdruk. De professionele expertise is gebundeld en door de inrichting van toegankelijke front-offices op de Bovenwindse eilanden is tegelijkertijd het contact met burgers en partners geborgd. Bij dat contact wordt gebruik gemaakt van eigentijdse technische middelen waardoor er sprake is van laagdrempeligheid en tegelijkertijd de mogelijkheid van vertrouwelijke contacten. Met de wijziging is ook gerealiseerd dat alle officieren van justitie van het OM BES nauw betrokken zijn bij de Bovenwindse eilanden en op locatie zelf strafzaken behandelen.

De samenwerking met de parketten op Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt verder versterkt. Dat draagt bij aan een betere beschikbaarheid van specialistische kennis en aan meer mogelijkheden tot ondersteuning bij bijvoorbeeld piekbelasting.

Rechtspleging en rechtsbijstand

De rechtspraak en het openbaar ministerie zijn geregeld in de betreffende consensusrijkswetten. Deze rijkswetten bieden voldoende basis voor verdere samenwerking met Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Thans worden initiatieven ontwikkeld in het kader van alternatieve methoden voor geschillenbeslechting, zoals ten aanzien van herstelrecht. De vier landen verkennen gezamenlijk welke mogelijkheden hiertoe bestaan en welke vormen het beste passen binnen de Caribische context.

Voor het knelpunt van de invulling van een notariaatsfunctie op Saba en Sint Eustatius is een oplossing gevonden door een regeling te treffen met notarissen die op Sint Maarten zijn gevestigd. Zij blijven dienstverlening bieden door twee keer per maand op Saba en Sint Eustatius aanwezig te zijn.

Ten slotte is door de overdracht van de verantwoordelijkheid voor het stelsel van kosteloze rechtskundige bijstand in Caribisch Nederland aan de Raad voor Rechtsbijstand continuïteit in de toegang van de bevolking tot het recht gegarandeerd.

Gevangeniswezen

De oplevering van de nieuwbouw Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (JICN) Bonaire is thans voorzien voor eerste helft 2017. Deze nieuwe inrichting krijgt een capaciteit van 113 plaatsen. In de inrichting is afdoende ruimte om bijvoorbeeld jeugdigen gescheiden te detineren van volwassen. Als gevolg van de realisatie van de nieuwbouw kan – ook op de lange termijn – worden voldaan aan de relevante internationale normen, zoals die onder andere worden gesteld door het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing van de Raad van Europa (CPT).6

Daarnaast wordt er, gezamenlijk met het KPCN, gewerkt aan de realisatie van detentiecapaciteit (12 plaatsen) op Sint Eustatius ten behoeve van Saba en Sint Eustatius.7 Het streven is deze detentiefaciliteit in 2018 op te leveren. Op deze Bovenwindse eilanden is er een behoefte om te kunnen voorzien in tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties en preventieve hechtenis, rekening houdend met de kleinschaligheid en een efficiënte inzet van overheidsmiddelen. De detentieplaatsen zijn beschikbaar voor volwassen mannen en vrouwen, vreemdelingen en in beperkte mate en duur voor jeugdigen.

Reclassering

De Raad voor de Rechtshandhaving onderzocht in 2014 het functioneren van de Stichting Reclassering Caribisch Nederland (SRCN). De uitvoering van de verschillende reclasseringstaken door de SRCN is op orde. De Raad constateerde destijds echter ook dat verdere professionalisering van de organisatie noodzakelijk is. De SRCN geeft hier thans uitvoering aan door te werken aan professionalisering van de reclasseringswerkers en aan het creëren van een methodisch fundament als basis voor de uitvoering van de reclasseringsactiviteiten.

Tevens worden nadere afspraken uitgewerkt tussen de reclasseringsorganisaties en openbare ministeries van Aruba, Caribisch Nederland, Curaçao, Nederland en Sint Maarten omtrent de overdracht van voorwaardelijke sancties.

Slachtofferzorg

Slachtofferzorg is in Caribisch Nederland belegd bij het Bureau Slachtofferhulp. Dit bureau is onderdeel van het KPCN. Bij brief van 18 juni 2015 is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang inzake slachtofferzorg.8 Inmiddels hebben wij besloten om het werkingsgebied van het Schadefonds geweldsmisdrijven (SGM) niet uit te breiden naar Caribisch Nederland.

Samen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wordt gewerkt aan het op termijn voldoen aan de bepalingen van het Verdrag van Istanbul van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.

Ketensamenwerking

Per 1 maart 2015 is op Bonaire een start gemaakt met een zogenaamde «Veiligheidshuisconstructie« waarin betrokken organisaties uit zowel de justitieketen, de zorgketen en het onderwijs als het openbaar lichaam de informatie over complexe casussen vanuit hun eigen systemen snel bij elkaar brengen en op basis daarvan gezamenlijk een plan trekken.

De veiligheidshuisconstructie is geëvalueerd en de ervaringen zijn positief. Bonaire wil het casusoverleg nu verder ontwikkelen, waarbij aandacht zal zijn voor mogelijke integratie van de aanpak van huiselijk geweld. Daarnaast wordt bekeken of het mogelijk is om het casusoverleg uit te breiden naar Sint Eustatius en Saba.

Kinderbescherming

De Voogdijraad BES heeft zich tot een professionele organisatie ontwikkeld; de werkprocessen zijn beschreven in het Kwaliteitskader en in samenhang daarmee worden de werkzaamheden digitaal geregistreerd. Er is contact met de Inspectie Jeugdzorg en de Raad voor de Rechtshandhaving over (periodiek) toezicht ten behoeve van stapsgewijze kwaliteitsverbetering, op zowel de civiele als strafrechtelijke taken van de Voogdijraad, alsmede op de onder VWS ressorterende organisatie Jeugdzorg en Gezinsvoogdij CN (JGCN)

Voorts krijgt de professionalisering gestalte door opleiding en coaching van de medewerkers, onder meer met behulp van de Raad voor de Kinderbescherming. Kwaliteitsverbetering wordt ook nagestreefd in de inter-eilandelijke Taskforce Kinderrechten en de Taskforce Kinderrechten en Huiselijk Geweld in CN, die zijn ingesteld naar aanleiding van de in mei 2013 verschenen Unicef-rapporten over «Kinderrechten van Koninkrijkskinderen». In dat kader wordt onder meer met het Ministerie van VWS gewerkt aan de ontwikkeling van een basisinfrastructuur voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Brandweer

Medio 2016 is de nieuwe brandweerkazerne op Bonaire opgeleverd. Daarmee is een belangrijke mijlpaal bereikt. De realisatie van de nieuwbouw draagt er aan bij dat ook de komende jaren de brandweerzorg op niveau blijft. Op basis van het beheerplan 2017–2020 zal de doorontwikkeling van het korps worden voortgezet, waarbij eveneens wordt ingezet op »ontschot» werken. Het juridisch instrumentarium is verder op orde gebracht door de inwerkingtreding per 1 juli 2016 van het Besluit rampenbestrijding en bedrijfsbrandweerplicht, het gewijzigde Besluit brandweer BES en de Regeling personeel brandweer BES (OEBO-BES). De OEBO-BES ziet er op toe dat de vakbekwaamheid van de brandweer wordt geborgd door middel van opleiden, examineren, bijscholen en oefenen. Door de vroege implementatie van de OEBO-BES voldeed de organisatie grotendeels aan de eisen bij de invoering in 2016.

Beveiliging burgerluchtvaart

Op basis van de Luchtvaartwet BES is de Minister van VenJ verantwoordelijk voor de beveiliging van de burgerluchtvaart op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De activiteiten zijn er op gericht te voldoen aan de relevante standaarden van de International Civil Aviation Organization (ICAO). Belangrijke aandachtsgebieden zijn de controle van passagiers, handbagage en ruimbagage en de beveiliging van de luchthavens zelf. Dit gebeurt onder meer door toegangscontrole, bewaking van de periferie en de bescherming van vliegtuigen.

Het beleid is gericht op het waar nodig optimaliseren van de fysieke beveiliging, het actueel houden van plannen en regelgeving, het houden van toezicht en het incidentenmanagement. Tevens wordt actief bijgedragen aan de inrichting van een centraal besturingsmodel waarbinnen alle betrokken publieke en private partijen samenwerken aan de integrale aanpak van terrorismebestrijding, orde en veiligheid, criminaliteit en grensbewaking op en om de luchthaven.

Vreemdelingen en grensbewaking

Ook de komende jaren zetten wij ons in voor verdere versterking van de operationele uitvoering van het vreemdelingentoezicht en (gezamenlijk met de Koninklijke Marechaussee) van de controles aan de grens. Hiertoe wordt de informatievoorziening tussen de uitvoeringsorganisaties van de vreemdelingenketen verder verbeterd. Daarbij worden (internationale) actuele ontwikkelingen nauwlettend in de gaten gehouden.

In 2017 zal een evaluatie van de Wet Toelating en Uitzetting BES (WTU BES) worden uitgevoerd. Op basis van deze evaluatie zal de WTU BES waar nodig worden aangepast. Dit zal in nauwe samenwerking met SZW worden uitgewerkt.

De vreemdelingenketens van Caribisch Nederland, Curaçao en Sint Maarten werken op basis van de Onderlinge Regeling Vreemdelingenketen samen t.b.v. een goede en effectieve uitvoering van het vreemdelingenbeleid en het nationaliteitsrecht in de landen en ter bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel en -smokkel. Deze Onderlinge Regeling wordt thans geëvalueerd. De samenwerking met Aruba zal eveneens worden aangehaald.

Ten aanzien van de grensbewaking kunnen voorgenomen uitbreiding van capaciteit van de internationale luchthaven op Bonaire en eventuele ontwikkeling van een ferryverbinding tussen de Benedenwindse eilanden consequenties voor de uitvoerende diensten hebben.

Het justitieel beleidskader voor de Kustwacht in het Caribische deel van het Koninkrijk is vastgesteld voor de jaren 2014–2017. De aanwezigheid van de Kustwacht op de eilanden is op orde; de Kustwacht op Bonaire besteedt bijzondere aandacht aan mensensmokkel en drugsbestrijding.

Conclusie

De omstandigheden in Caribisch Nederland, zoals de geringe bevolkingsomvang, het insulaire karakter, de afstand tussen de Beneden- en Bovenwindse eilanden en de afstand tot de centrale overheid in Europees Nederland, zorgen voor een complexe uitdaging, daar waar het gaat om de realisatie van een effectieve, efficiënte en samenhangende veiligheid- en justitieketen in Caribisch Nederland.

Binnen die bijzondere context is sinds 10 oktober 2010 veel gedaan om de taakorganisaties en het juridisch instrumentarium toe te snijden op de bedoelde omstandigheden, die immers wezenlijk verschillen van die in Europees Nederland. Ook is goede voortgang geboekt bij de samenwerking tussen de diverse ketenpartners en met onze natuurlijke partners in de regio: Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Dit heeft geleid tot een veiligheid- en justitieketen die, samen met de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in staat kan worden geacht duurzaam verder te bouwen aan een veilige en rechtvaardige samenleving waarbinnen criminaliteit adequaat wordt bestreden en de bewoners rechtszekerheid en rechtsbescherming worden geboden.

Voortgezette actieve inzet op de eerder genoemde terreinen blijft in de komende jaren geboden. De hierboven weergegeven uitgangspunten en prioriteiten geven nadere richting aan de doorontwikkeling van de taakorganisaties en het juridisch instrumentarium, alsmede aan het rechtshandhavingsbeleid in Caribisch Nederland.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerstuk 31 568, nr. 141.

X Noot
2

Kamerstuk 34 000 IV, F en Kamerstuk 34 000 IV, nr. 21.

X Noot
3

Handelingen II 2014/15, nr. 91, item 9.

X Noot
4

Kamerstuk 29 279, nr. 283.

X Noot
5

Kamerstuk 31 568, nr. 141.

X Noot
6

Kamerstuk 34 000 IV, nr. 49.

X Noot
7

Kamerstuk 24 587, nr. 620.

X Noot
8

Kamerstuk 31 568, nr. 163.

Naar boven