31 532 Voedingsbeleid

Nr. 98 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 maart 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 6 februari 2013 overleg gevoerd met staatsecretaris Dijksma van Economische Zaken over:

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 19 juni 2012 betreffende de aanbieding van de Monitor Duurzaam Voedsel 2011 (31 532, nr. 89);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 25 juni 2012 met uitkomsten G20 landbouw en voedselzekerheid (32 708. nr. 23);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 10 juli 2012 met een reactie op de uitspraak van Louise Fresco over diervriendelijk versus milieuvriendelijk produceren in het licht van de verduurzamingdiscussie (32 708, nr. 24);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 18 juli 2012 betreffende de stand van zaken van de onderhandelingen over de door de Europese Commissie op 20 oktober 2011 bekendgemaakte voorstellen voor een herschikking («recast») van de Markets in Financial Instruments Directive (MiFID) en voor de Markets in Financial Instruments Regulation (MiFIR), voor zover deze voorstellen betrekking hebben op grondstoffenderivaten (contracten) (31 532, nr. 90);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 30 oktober 2012 met de aanbieding van de Evaluatie Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (31 532, nr. 91);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 20 december 2012 met de aanbieding 3-jarenoverzicht Platform Verduurzaming Voedsel (32 708, nr. 25);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 22 januari 2013 over de uitvoering van de motie-El Fassed (33 000 XIII, nr. 132) over houdbaarheidsdata en voedselverspilling (31 532, nr. 94);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 17 januari 2013 over volatiliteit op de agrarische grondstoffenmarkten (31 532, nr. 93);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 8 januari 2013 over de toekomst agrologistiek (28 141, nr. 12);

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Hamer

Griffier: Peen

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Hamer, Geurts, Voortman, Schouw, Dikkers, Dijkgraaf, Dik-Faber, Lodders, Van Gerven en Ouwehand,

en staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 10.33 uur

De voorzitter: Welkom, vooral aan de staatssecretaris en de mensen op de publieke tribune. We hebben het vanochtend over voedsel en voedselprijzen. Gisteren hebben we daarover een interessante petitie in ontvangst genomen en vandaag voeren we het overleg.

Ik stel een spreektijd voor van vier minuten per fractie, eventueel met een uitloop naar vijf minuten, plus twee interrupties in tweeën. Laten we maar kijken hoe we daarmee uitkomen.

Ik moet vragen of mevrouw Voortman aanwezig mag zijn bij dit algemeen overleg in plaats van de heer Klaver, want zij is officieel geen lid van deze commissie. Ik zie dat dit niet op bezwaren stuit. Ik vraag mij zelfs af of wij de heer Klaver hier nog terug zullen zien, na deze enthousiaste begroeting van mevrouw Voortman ...

Ik geef het woord aan de spreker namens de CDA.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Mijn bijdrage heeft als kop: een eerlijk boterham is broodnodig. Tijdens de begrotingsbehandeling sprak ik over de vogel en zijn voedsel. Een vogel krijgt zijn voedsel niet in zijn nest geworpen. Grote groepen in onze samenleving denken dat voedsel altijd voor het grijpen ligt. Niets is minder waar. Daarom moet voedselzekerheid, zeg maar voedselproductie in Nederland en Europa, volgens het CDA veel hoger op de politieke agenda komen.

Ik illustreer dit punt met het voorbeeld van China. De Chinezen leggen in Zuid-Amerika en Afrika voor miljarden euro's aan grondstoffen en grond vast om hun inwoners te voeden. Dit heeft grote gevolgen op de wereldmarkt. Andere landen, Amerika, India, Rusland etc., zien dit gebeuren en treffen maatregelen, vrijhandelsakkoorden of WTO-overeenkomsten ten spijt. En Nederland? Europa? Denkt de staatssecretaris na over voedselzekerheid, voedselprijzen en grondstofprijzen en over de vraag wat zij betekenen voor onze ondernemers en de inwoners van Nederland? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet? Staat het op de agenda in Europa? Ik heb dat niet gezien en dat baart mijn fractie grote zorgen.

De CDA-fractie is van mening dat voedselzekerheid prioriteit nummer één moet zijn. Wereldwijd zijn er zo'n 2,2 miljard boeren die in 2050 zo'n 9 miljard mensen moeten voeden. De vraag naar voedsel neemt de komende decennia toe, terwijl de beschikbaarheid van landbouwgrond afneemt en er bovendien aandacht moet zijn voor duurzaamheid in brede zin, dus aandacht voor milieu, behoud van biodiversiteit en duurzaam watergebruik. Duurzaamheid, zowel ecologisch, sociaal als economisch. Deelt de staatssecretaris deze uitleg van het begrip «duurzaamheid»?

In het rondetafelgesprek van vorige week kwam de zorg over goede prijzen voor agrarische producten in alle bijdragen terug. Dit is een zeer terechte zorg. Het CDA zet zich in voor een eerlijke prijs voor een eerlijk product; een eerlijke boterham voor boer, tuinder en visser is immers broodnodig. Zoals vorige week tijdens het rondetafelgesprek al werd aangegeven, onderzoekt het CDA een initiatiefwetsvoorstel gestoeld op de Groceries Code Adjudicator Bill in het Verenigd Koninkrijk. Wij onderzoeken of deze een bijdrage kan leveren aan een eerlijke prijs. Wij doen dit omdat dit kabinet de victorie kraait over zelfregulering, een experiment dat onze boeren, tuinders en vissers de kop kan kosten. Wij doen dit omdat dit kabinet toestaat dat een chef economie van de NMa een opiniestuk schrijft waarin hij duidelijk maakt dat afspraken over prijs en kwaliteit tussen producenten, de consumenten op hogere kosten jagen, waarmee hij een versoepeling van de mededingingsregels afraadt. Wij doen dit omdat dit kabinet naar onze inschatting niet voortvarend gaat werken aan bestrijding van excessieve voedselspeculatie.

Stoom kwam uit mijn oren toen ik de opinie van het hoofd economie van de NMa las. Waar haalt de NMa het lef vandaag om tegen een grote meerderheid van ons parlement in te gaan? Het is in ieder geval voor mij een aanmoediging, voor zover ik die nodig had, om nog harder te werken aan een gezonde landbouwsector, in het belang van ons landschap en onze bewoners. Daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris. Bent u met mij van mening dat de WTO en de vrijemarkteconomie aan onderhoud toe zijn? Kijk naar de inzet van de G20-landen; welk antwoord heeft Nederland daarop? Bent u met mij van mening dat Nederland c.q. Europa veel strategischer moet nadenken over zijn voedselvoorziening? Zo ja, wat wordt uw inzet? Zo nee, waarom niet? Bent u met mij van mening dat de mededinging in Nederland gebreken kent? Zo ja, hoe gaat u die te lijf? Bent u met mij van mening dat het verhogen van de landbouwproductie ook duurzaamheid is? Wat gaat u ondernemen om de primaire productie in Nederland en Europa te houden? Hebt u inzicht in de voedselprijzen in Nederland, Europa en de wereldmarkt? Zo ja, wat doet u daarmee in uw beleid?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik vind het een mooi betoog dat de collega van het CDA houdt, maar ik vraag mij wel iets af. De vorige periode zat het CDA zelf aan de knoppen. Toen was de positie van de boer toch niet veel beter dan die nu is? Kan de heer Geurts de successen uit die periode opsommen die dit kabinet niet zou behalen? Is er beleid waarmee het CDA al in de vorige periode de positie van de boeren heeft willen verbeteren en waarop dit kabinet kan voortborduren? Dat horen wij dan graag.

De heer Geurts (CDA): Mevrouw Dikkers stelt een vraag die ik gisteravond ook bij Paul en Witteman aan mijn fractievoorzitter heb horen stellen. Deze gaf toen als antwoord dat het CDA zo'n beetje verantwoordelijk is voor 200 jaar beleid in Nederland. Daarmee wil ik mij niet van de vraag afmaken. In de kabinetten waarin het CDA zat, hebben we stapjes vooruit gezet. Alleen merken we op dit moment dat de wereld verandert. We zien een toename van de wereldbevolking. Voor deze mensen moet ook voedsel beschikbaar zijn. We zien dat landen zoals China – ik sprak er al over in mijn eerste termijn – veel harder werken om de voedselproductie voor hun inwoners zeker te stellen. Daarom kom ik met dit betoog. We moeten er de komende jaren in Nederland heel hard aan werken om dit ook voor Nederland zeker te stellen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Het aantal Chinezen en het aantal mensen op de wereld is niet gegroeid sinds de laatste verkiezingen. Die groei was natuurlijk in de vorige periode ook al gaande. Hoewel dit nieuwe kabinet veel in gang gaat zetten, is de groei van de wereldpopulatie niet een van de dingen die we nu al op het conto van het kabinet kunnen schrijven. Ik constateer dat het CDA een progressieve agenda omarmt, daarmee in het verleden niet bar veel heeft gedaan, maar nu met de Kamer gaat meedenken over de vraag hoe we dat in de toekomst kunnen verbeteren. Ik ben erg blij met deze lijn.

De voorzitter: Dat was geen vraag maar een conclusie.

De heer Geurts (CDA): Ik destilleer er zelf wel een vraag uit, voorzitter. Dan kan ik ook zelf sturen welke vraag dat is.

De voorzitter: Zo lang u maar kort antwoord geeft.

De heer Geurts (CDA): Ik zal proberen heel kort te antwoorden. Ik heb net al aangegeven dat er stapjes vooruit zijn gezet. Ik ben het absoluut niet eens met de conclusie van mevrouw Dikkers dat er onder CDA-leiding helemaal niets is gebeurd. Kijk maar naar de bijdrages in het verleden die mijn voorgangers hebben geleverd. Zij hebben hier al op gewezen. Het is dus op zichzelf geen nieuw beleid.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ook ik was verrast over de opinie van de NMa. En ook ik heb er een vraag over aan de heer Geurts. De NMa heeft al enkele malen aangegeven juist meer ruimte te willen en te wachten op een politieke aanwijzing om bijvoorbeeld publieke belangen als dierenwelzijn en milieu mee te nemen en te zorgen dat via de prijs de kosten daarvan kunnen worden terugverdiend. In het rondetafelgesprek met de LTO en de NMa heeft de NMa dit zelf aangegeven. Hoe denkt de heer Geurts dat die twee signalen met elkaar in lijn te brengen zijn? Of steekt er opeens een nieuwe wind op bij de NMa?

De heer Geurts (CDA): Bij de laatste begroting heb ik een motie ondersteund van de hand van de heer Dijkgraaf die daar invulling aan geeft. Deze motie is aangenomen. Ik hoop dat het kabinet deze motie bespreekt met de NMa. Ik heb namens de CDA-fractie ook schriftelijke vragen gesteld. Ik ben zeer nieuwsgierig naar de antwoorden van het kabinet. Ik denk dat we dan de discussie nog verder zullen voeren. Vanmiddag is er een AO over oneerlijke handelspraktijken. Met dat alles bij elkaar is de druk op de NMa om het beleid bij te stellen maximaal.

De heer Dijkgraaf (SGP): Als wij dat via beleidsregels doen, en de staatssecretaris kan dat doen, dan zal de NMa dat toch gewoon moeten doen?

De heer Geurts (CDA): Dat ben ik helemaal met de heer Dijkgraaf eens. Ik zie die dag tegemoet, met alle bijdrages die gaan komen en nog een aantal antwoorden op schriftelijke vragen. Misschien moeten we er maar eens toe overgaan om de NMa hier eens uit te nodigen. Ik weet dat dit moeilijk ligt omdat de minister daarvoor toestemming moet verlenen. Ik bekijk wel de mogelijkheid om zo vanuit de politiek maximale druk op de NMa te zetten, zeker gezien de oproep, die breed uit de samenleving komt, om er iets aan te doen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): De heer Geurts besteedde in zijn betoog aandacht aan het feit dat dit kabinet veel tijd besteedt aan zelfregulering. Kan GroenLinks rekenen op de steun van het CDA als wij bepleiten dat het kabinet een actievere rol moet spelen bij het tegengaan van verspilling en het verduurzamen van voedsel?

De heer Geurts (CDA): Ja, in principe wel. Ik denk dat het thema «voedselverspilling» de komende tijd nog hoger de agenda van de Kamer zal komen. Ik ben echter wel nieuwsgierig naar de exacte inhoud van de moties van GroenLinks. Daar moet ik immers mijn oordeel op baseren. Maar in principe is mijn antwoord ja.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Dank u wel.

De voorzitter: We gaan naar uw bijdrage, mevrouw Voortman. Dan horen we daar iets over.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Er is genoeg voedsel op de wereld om iedereen te voeden. Dat voedsel is echter oneerlijk over de wereld verdeeld en bevindt zich vaak niet op de juiste plaats. Terwijl er altijd meer dan 800 miljoen mensen honger lijden, neemt overgewicht in de westerse wereld toe en wordt een derde van alle voedsel verspild. Terwijl veel kleine boeren in derdewereldlanden in theorie uitstekend in staat zijn om een redelijke boterham te verdienen, worden zij nog altijd weggeconcurreerd door steeds grotere westerse bedrijven die met subsidies en tariefmuren overeind worden gehouden. In plaats van schaalvergroting zet GroenLinks in op eerlijke prijzen, verduurzaming, gezondheid en het tegengaan van verspilling. GroenLinks wil dat er geen kans bestaat dat speculatie met voedsel de honger verergert. Hoe zal deze overweging vormgegeven worden door de toezichthouders? Spelen de voedselprijzen in derdewereldlanden een rol in het vaststellen van de positielimieten?

GroenLinks vindt dat het ministerie niet mag weglopen voor haar verantwoordelijkheid en permanent moet blijven deelnemen aan de Alliantie Verduurzaming Voedsel. Het is te prijzen dat brancheorganisaties de handschoen opnemen, maar dat is niet genoeg. Betrokkenheid van het kabinet blijft nodig. Graag hoor ik dat de staatssecretaris weer aanschuift bij dit brede ketenoverleg. Ik vermoed dat zij daar meer dan welkom is.

In 2010 heeft de regering zich voorgenomen om in 2015 20% minder voedsel te verspillen dan in 2009. Kunnen wij deze regering en deze staatssecretaris hieraan houden? Is de staatssecretaris bereid om hierover te rapporteren? Immers, het tegengaan van voedselverspilling gaat niet vanzelf. Het is jammer dat de staatssecretaris de aangehouden motie-Klaver/Dikkers (33 400-XIII, stuk nr. 97) over het tegengaan van verspilling door transparantie heeft ontraden wegens regeldruk. Zonder regels gaan we namelijk geen grote stappen zetten bij het tegengaan van verspilling. Ondertussen hoor ik uit de branche dat het helemaal niet zo ingewikkeld is om uit te rekenen hoeveel voedsel in een supermarktbedrijf wordt verspild. Dan is het dus ook niet zo ingewikkeld om een bordje bij de ingang te hangen met daarop een percentage. Wil de staatssecretaris kijken hoe het toch mogelijk is om deze informatie openbaar te maken, zodat het idee van de motie-Klaver/Dikkers alsnog wordt uitgevoerd?

In het kader van de motie-El Fassed (33 000-XXIII, stuk nr. 132) over het afschaffen van de «ten minste houd baar tot»-datum is onderzoek verricht door Wageningen University. Er komt een conferentie en een position paper over dit onderwerp. Dat is een begin, maar het is voor GroenLinks nog niet genoeg. De staatssecretaris geeft immers ook aan dat zij ervan uit gaat dat het bedrijfsleven verspilling zal meenemen in zijn afwegingen ten aanzien van de datum die het op voedsel zet. Als dat het geval zou zijn, hadden producenten dat echter allang gedaan. Ook hier geldt dus dat de staatssecretaris er harder aan moet trekken. Ik wil graag horen wat zij gaat doen om producenten ertoe te bewegen om op zijn minst een ruimere THT-datum op de verpakking te zetten. Liever hebben wij natuurlijk dat de THT-datum alsnog wordt afgeschaft.

Tot slot de relatie met gezondheid. Onderzoek van het RIVM heeft aangetoond dat een miljard aan zorgkosten kan worden bespaard als we ons bewuster worden van de rol die voedsel speelt in onze gezondheid. Gisteren heeft de Stichting Natuur en Milieu daarom gepleit voor een integrale visie op voedsel vanuit de aspecten dierenwelzijn, milieu, gezondheid en economie. Wat vindt de staatssecretaris hiervan? Is zij bereid om samen met haar collega op VWS deze visie te ontwikkelen?

De heer Schouw (D66): Voorzitter. De heer Geurts had een motto, dus tja, dan kan ik niet achterblijven als D66'er. Het motto dat ik had bedacht was: van «meer voor minder» naar «beter en kwalitatiever». Dat is volgens mij de lijn die we moeten inzetten.

We bespreken vandaag een belangrijk onderwerp. In het verleden is er al enorm veel gedaan om ons voedsel kwalitatief beter te maken en, daaraan gekoppeld, om betere en realistische voedselprijzen te realiseren. Op de agenda van dit AO staat de Monitor Duurzaam Voedsel. Als je de begeleidende jubelbrief van voormalig staatssecretaris de heer Bleker daarover leest, lijkt het alsof alles crescendo gaat, pais en vree, een enorme vooruitgang, wederom spectaculaire stijging van de omzet van duurzaam voedsel etc. Maar wil deze staatssecretaris even ingaan op de tabellen in de bijlage, pagina 35 en 36, waarin de areaalontwikkeling van duurzaam geteelde producten in onderdelen wordt geschetst? Die gaat in 2011 op belangrijke onderdelen achteruit ten opzichte van 2010. Dat strookt dus niet met het gejubel. Ik krijg daar graag een verklaring voor.

Het is leuk om de monitor te bespreken, maar het is veel belangrijker om de inzet van het kabinet voor de verduurzaming van het voedsel te horen. Naar de opvatting van mijn fractie staan we de komende jaren voor drie majeure opgaven. De eerste is de verduurzaming van de landbouw. De tweede is ervoor zorgen dat consumenten beter weten wat ze eten. De derde is het verkrijgen van een glashelder inzicht in het verdienmodel van de Nederlandse landbouw in de toekomst. Ik ga op alle drie deze grote opgaven kort in.

Ten eerste de verduurzaming van de landbouw. LTO heeft daarover al een brief geschreven. Dat is allemaal uitstekend en tot-je-dienst, maar ik zou graag van het kabinet weten wat zijn inzet in dezen zal zijn. Ik wil er één aspect uitlichten, de verspilling van voedsel, een beetje geïnspireerd, zeg ik met een knipoog, door al die buffetten die we hebben gezien bij de Grüne Woche. Ik sluit mij aan bij de vorige spreker. Ik vind het echt van de gekke dat we in een welvarend land zo weinig doen tegen het verspillen van voedsel. De politiek is natuurlijk geneigd om wat dingetjes te roepen, maar ik vraag de staatssecretaris of het een idee is om een paar knappe koppen bij elkaar te zetten die het probleem inventariseren en komen met een aantal maatregelen, zodat we er medio zomer op een samenhangende manier over kunnen praten. Ik vind het ergerlijk en eigenlijk ook niet passen bij een welvarend land dat er zo veel wordt verspild. Er wordt veel over gepraat maar weinig aan gedaan.

Ten tweede. Weet wat je eet. Fantastisch al die keurmerken, met name het keurmerk van de dierenbescherming, maar ik krijg heel veel klachten dat mensen door de bomen het bos niet meer zien. Als je veel keurmerken hebt, neemt de waarde ervan af. Ik begrijp dat men in Europa toe wil naar een strikter systeem waardoor het systeem van keurmerken betrouwbaarder wordt. Ik hoor graag de opvatting van de staatssecretaris op dit punt. Ik zou bij het programma Weet wat je eet ook een vinger aan de pols willen houden rondom suiker in voedsel. De collega's van Volksgezondheid hebben dat al gedaan voor het onderwerp «zout». Daar heeft de minister van Volksgezondheid zich sterk voor gemaakt. Uit studies blijkt echter dat aan drie kwart van het verpakte voedsel suiker wordt toegevoegd, terwijl dat eigenlijk zinloos en nutteloos is. Het wordt alleen maar toegevoegd om de consument te bewegen er meer van te eten, met alle gevolgen van dien. Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen?

Ten derde. Het glasheldere verdienmodel van de Nederlandse landbouw. Ik zou willen dat we dat met elkaar de komende tijd kunnen ontwikkelen. Is de staatssecretaris daartoe bereid?

De heer Geurts (CDA): Een vraag aan het lid van de D66 fractie. Vindt hij net als het CDA dat de belangen van de voedselproducenten beter gewaarborgd moeten worden in de mededingingen?

De heer Schouw (D66): Ja. Bij het punt van het verdienmodel had ik nog het punt «eerlijke prijsvorming» staan. En we moeten iets doen aan de inkoopmacht. Op dit punt zitten we, denk ik, allemaal op één lijn. Ik wil echter voorkomen dat we er één ding uithalen, bijvoorbeeld een woedeaanval op een schrijver van de NMa. We kunnen beter zeggen hoe we het in de toekomst in samenhang zullen gaan doen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor het toezenden van alle stukken. Ik heb ze met veel belangstelling gelezen en heb er nu heel veel vragen over. Ik zal mij tot enkele daarvan beperken.

Ik deed gisteravond met mijn zoon boodschappen bij Albert Heijn. Daar hangen borden van blozende boeren die hun producten vasthouden. Albert Heijn vertelt ons dat die producten goed en veilig zijn en uit de streek komen, en dat die heel blij kijkende boer er beter van wordt. Ik neem u graag mee terug naar september vorig jaar, voorzitter. Toen stonden die boeren voor het kantoor van Albert Heijn omdat zij met 2% werden afgeknepen. Contracten werden opengebroken en eenzijdig werd de boeren een korting opgelegd van 2%. Die twee zaken kan ik niet helemaal rijmen: een grootwinkelbedrijf dat goede sier maakt met de boer maar ook weet dat er voor de producten die die boer levert over het algemeen een te krappe prijs wordt betaald. Dit is een probleem dat commissiebreed gedragen wordt en door de staatssecretaris wordt gezien. Ook de NMa bemoeit zich ermee. Langzaamaan wordt het in de samenleving steeds duidelijker. Zoals de Britse boeren zeiden in een rondetafelsetting daar: We can't afford to feed you anymore. Naar dit situatie moeten wij in Nederland zeker niet toe.

Ik ben verbaasd over de boete die de uientelers opgelegd hebben gekregen. Wellicht is die boete terecht; ik kan niet treden in de uitspraken van de NMa en dat wil ik ook helemaal niet, maar ik vraag mij af of de staatssecretaris dit een juiste prioritering van de NMa vindt. Of waren de uientelers toevallig een gemakkelijke prooi? Immers, als je de verhouding ziet tussen de uientelers in Zeeland en de paar grote inkooppartijen die de macht in handen hebben, kan ik mij voorstellen dat er iets gedaan moet worden om de positie van bijvoorbeeld die uientelers te verbeteren.

Zoals ik al zei, vraagt de gehele commissie de staatssecretaris om iets te doen aan de positie van de boer. Ik vraag de staatssecretaris om ons een brief te doen toekomen met een korte notitie over de stappen die zij de komende tijd kan en gaat zetten om dit probleem, dat ook in vorige periodes al speelde maar nu echt aangepakt moet worden, aan te pakken. Ik krijg erg graag van haar te horen wat de regels van de NMa zijn, waar zij nog ruimte ziet en wat zij wel en niet kan, zodat wij weten op basis waarvan wij het gesprek met de staatssecretaris aan kunnen gaan.

We hebben de Monitor Duurzaam Voedsel ontvangen. Daarin staat dat de definitie van «duurzaam» meer is dan wettelijk noodzakelijke regelgeving omtrent milieu, dierwelzijn en sociale aspecten. Als duurzaam meer is dan de wettelijke regelgeving op dit gebied, mag ik dan het rapport zo lezen dat onze regelgeving nog helemaal niet zo duurzaam is? Dat zou je immers kunnen concluderen uit die regel in het rapport. Als dat zo is, wil ik erg graag weten, hoe we, indachtig de uitgangspunten van de commissie-Van Doorn die deze staatssecretaris als opdracht heeft meegekregen in het regeerakkoord, ervoor zorgen dat die wet- en regelgeving wél aan de duurzaamheideisen voldoet, als uit die monitor blijkt dat zij daar voorlopig niet aan voldoet. Ik krijg hier graag een reactie op van de staatssecretaris.

We hebben ook een evaluatie gekregen van het convenant van de marktontwikkeling. Dat is een technisch document met daarin vooral een evaluatie van alle procedures. Het geeft weinig inzicht in de vraag of het geholpen heeft. Twee pagina's gaan over de effectiviteit, maar die geven weinig inzicht in de vraag wat het vertrekpunt was en waar we op uit zijn gekomen. De opstellers constateren veel over de marktontwikkeling voor duurzame producten, maar zeggen ook dat ze niet helemaal kunnen zeggen of dit instrument daartoe heeft bijgedragen, omdat het gaat om wat de grote spelers in dat veld hebben gedaan. Ik snap dat het daarom gaat, maar we hebben niet veel aan een evaluatie als we daar niet uit kunnen concluderen of we op de goede weg zijn en de goede stappen zetten.

Dit waren mijn twee belangrijkste punten. De staatssecretaris is de marktmeester. Ik vraag haar met klem om deze rol op te pakken.

De voorzitter: Ik zie dat de heer Geurts een vraag heeft.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Natuurlijk.

De heer Geurts (CDA): Dat hoeft helemaal niet zo «natuurlijk» te zijn; ik probeer vragen te stellen die ertoe doen. Als ik geen vraag heb, stel ik hem niet.

Mevrouw Dikkers vroeg om een brief. Heeft zij ook zelf ideeën voor de toekomst, om boeren een eerlijke prijs voor een eerlijk product te bieden? Dat miste ik in haar betoog.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Dat heeft de heer Geurts wellicht gemist in dit debat, maar hij was ook aanwezig bij de begrotingsbehandeling, waar ik gesproken heb over de rol van de NMa. Wij willen erg graag dat er meer ruimte komt om de producentengroepen in een grotere groep verenigd te laten zijn dan nu het geval is. Ik geloof dat ze nu tot 10% verenigd mogen zijn voor prijsonderhandelingen. Als je die groep even groot maakt als de groep aan de andere kant, de onderhandelende partij, is het misschien al een ander verhaal. Maar ik geef de staatssecretaris graag ruimte om hieraan invulling te geven en om ons te vertellen wat er mogelijk is.

De heer Van Gerven (SP): Ik heb ook een vraag aan mevrouw Dikkers en die gaat over speculatie met grondstoffen. Die kan leiden tot honger en mensenlevens in gevaar brengen. Vindt de PvdA ook dat bij speculatie het voorzorgprincipe moet worden gehanteerd en dat wet- en regelgeving daarop moet worden aangepast?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik begrijp de vraag niet zo goed.

De heer Van Gerven (SP): We hebben de Markets in Financial Instruments Directive (MiFID) en de Markets in Financial Instruments Regulation (MiFIR). Die kun je aanscherpen om speculatie tegen te gaan. Dan kun jij bijvoorbeeld doen als er gespeculeerd wordt boven een bepaald niveau. Dan kun je posities afgrenzen.

De voorzitter: Ik zie aan mevrouw Dikkers dat zij begrijpt waar u het over hebt, dus misschien kan zij nu antwoord geven.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik knikte meer omdat ik dit gedeelte wél begreep, maar de vraag begrijp ik niet.

De voorzitter: Herhaalt u dan uw vraag, mijnheer Van Gerven, want dit gaat allemaal veel tijd kosten.

De heer Van Gerven (SP): Kort en goed: De speculatie is de afgelopen tien jaar toegenomen en neemt nog toe. Vindt de PvdA-fractie dat de speculatie moet worden tegengegaan door middel van een scherper Europees toezicht op speculatie?

De voorzitter: Dat lijkt mij een te begrijpen vraag.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Dat is inderdaad een te begrijpen vraag, waar ik een kort antwoord op heb: ja, dat vinden wij. Aan enige speculatie ontkom je niet, want de posities op de markt maken ook dat de boer zekerheid heeft over zijn afzet. Het kind willen we dus niet met het badwater weggooien. Het lijkt mij echter evident dat het niet tot deze uitwassen mag komen.

De heer Van Gerven (SP): Dank voor deze toezegging. Ik stelde deze vraag niet voor niets. De voorganger van mevrouw Dikkers, Jeroen de Lange, heeft drie kwart jaar geleden uitgebreid aandacht aan dit onderwerp besteed, toen we het ook al hadden over voedselspeculatie. Ik ben ook benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris in dezen, maar daar kom ik op terug in mijn eigen termijn.

De heer Dijkgraaf (SGP): Mevrouw de voorzitter. Het verdienmodel is een internationaal probleem dat niet alleen hier speelt maar ook in andere landen. De Britse architect Carolyn Steel schrijft in haar bestseller met de titel De hongerige stad, hoe voedsel ons leven vormt: in de moderne voedselindustrie vormen de grote concerns een sterke staart die met een heel klein hondje kwispelt. Een prachtig citaat, dat de kern van het probleem aangeeft. Je kunt er van alles op afdingen, maar het geeft wel de kern aan. Ik ben blij om te merken hoe breed het draagvlak is om iets te doen aan het verdienmodel. Dat is in het verleden weleens anders geweest. Ondertussen hebben we een tiental moties ingediend. Ook wij zijn voor een versterking van de positie van de primaire producenten. Ik denk dat we mogen zeggen dat we met anderen daarin voorop hebben gelopen.

Het irritante zit hem in het tijdpad. Al dik anderhalf, twee jaar geleden hebben we moties ingediend om er iets aan te doen. We constateren dat de sector zegt: mooie praatjes voor de bühne, wel extra eisen maar nauwelijks stappen om onze positie daadwerkelijk te verbeteren. Om in de termen van de landbouw te blijven: een onwillige koe krijg je niet de goede kant op met mooie woorden, dan is duw- en trekwerk nodig. De heer Geurts zal dit beamen. Varkens zijn nog lastiger, daar moet je soms nog harder aan trekken.

Ook van de prijs moeten we werk maken. Ik denk dat de staatssecretaris dat wel begrepen heeft; bij de begrotingsbehandeling heeft zij al laten merken dat ook zij dit echt wel ziet. Toch merken we onvrede tussen de sector en het ministerie, en tussen de Kamer en het ministerie aan de ene kant en de NMa aan de andere. Hoe kan het zo lang duren? Het gaat hierbij om heel concrete dingen. Kunnen we niet sneller meer stappen zetten?

Ik noem een aantal concrete punten.

Gelukkig is met brede steun een motie over de beleidsregels aangenomen. Hoe en wanneer gaat de staatssecretaris deze motie uitvoeren? Gaat zij hier daadwerkelijk haast mee maken?

Een volgend punt is de vrijwillige gedragscode voor eerlijke handelspraktijken. Ook daarbij willen wij graag druk op de ketel. Er is een pilot, maar als de code niet van de grond komt of als de vrijwillige gedragscode onvoldoende is, zouden we dan niet moeten overgaan tot een verplichte gedragscode inclusief Ombudsman, zoals in het Verenigd Koninkrijk het geval is?

Voorts noem ik nog een proactieve inzet op EU-niveau.

Ondertussen is de staatssecretaris zeer wel bekend met de gmo-verordening en met artikel 101 van het EU-verdrag. In lid 1 en lid 3 wordt de mogelijkheid geboden om afspraken te maken over verduurzaming. Deze mogelijkheid wordt heel terughoudend ingevuld. De staatssecretaris heeft bij de begrotingsbehandeling en in een Kamerbrief toegezegd dat zij de Europese Commissie zal vragen dit bij haar overwegingen te betrekken. Mag ik ervan uitgaan dat de staatssecretaris op dit punt een duidelijke eigen visie laat horen en steun zoekt bij andere landen? Het is een internationaal probleem. Laten wij hierbij dan ook gezamenlijk optrekken.

Er is gewoon meer ruimte nodig voor de uitwisseling van markt- en prijsinformatie in het algemeen en voor markt- en prijsafspraken in crisissituaties. Bij het eerste liggen kostprijs en productieniveaus van primaire producenten open en bloot, maar voor primaire producenten is de actuele prijsvorming verderop in de keten echt een black box. Bij het tweede, in de crisissituatie, noem ik de eierencrisis en de teleurstellende afwijzing van tijdelijke afspraken. Wil de staatssecretaris over beide punten in overleg treden met sectororganisaties en de NMa om na te gaan wat de mogelijkheden en de gewenste ruimte voor samenwerking zijn?

Voedselverspilling moet worden aangepakt. Ook daar zijn wij het allemaal over eens, en ook hierbij gaat het om de concrete invulling. Ik erger me aan het label «ten minste houdbaar tot». Iedereen die een beetje verstand heeft van voedsel, weet dat je het product vaak veel langer kunt consumeren dan op het label staat vermeld. Onderzoek door Wageningen laat echter zien dat EU-regels weinig ruimte bieden voor versoepeling. Gaat de regering ook hier echt naar kijken? Het is immers een concreet punt dat we kunnen aangrijpen. Het is toch van de zotte dat macaroni wordt weggegooid omdat er een dom labeltje op staat? Een heleboel mensen doen dat gewoon, terwijl iedereen weet dat je de macaroni ellenlang kunt bewaren als je dat op een goede manier doet. Je kunt ook zelf goed kijken hoe het spul erbij staat; dan weet je wel of je het kunt eten of niet.

De heer De Wijk van het Haagse Centrum voor Strategische Studies (HCSS) pleitte er tijdens het rondetafelgesprek voor om onze landbouwkennis en -expertise ook strategisch in te zetten, bijvoorbeeld door onze landbouwexpertise met China te delen, als wij daar waardevolle grondstoffen ten behoeve van onze elektronische industrie voor terugkrijgen. Ik ben benieuwd hoe de regering daar tegenover staat.

De heer Geurts (CDA): De SGP-vertegenwoordiger ging net even in op de NMa, maar ziet hij ook nog andere mogelijkheden voor de politiek om maximale druk op de NMa te zetten opdat zij haar koers wijzigt?

De heer Dijkgraaf (SGP): Het mooie vind ik dat de NMa al in het jaarverslag van 2007 heeft geschreven dat zij het wetgevingskader als uitgangspunt neemt. Als de politiek het belangrijk vindt – en het zou inderdaad wel eens belangrijk kunnen zijn – kun je volgens de NMa breder kijken, maar zij zegt dan wel beleidsregels van het ministerie nodig te hebben. Mij lijkt dit een instrument om het nieuwe kader aan te geven, voor de Tweede Kamer en vooral voor het ministerie, dat het uiteindelijk moet doen. Dat is voor mij essentieel. Daarom vraag ik de staatssecretaris of zij daar snel mee aan de slag gaat en wanneer wij dat kunnen verwachten.

De voorzitter: Tegen de leden die iets later zijn gearriveerd, zeg ik dat de fracties ieder vier minuten spreektijd hebben. De leden mogen twee interrupties in tweeën plaatsen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Allereerst wil ik in dit algemeen overleg de waarde van voedsel benadrukken. De beschikbaarheid van goed, gezond en betaalbaar voedsel is beslist geen vanzelfsprekendheid, zeker niet gelet op de mondiale situatie. Ik ben echt trots op de land- en tuinbouw in ons land. De komende jaren zullen we een omslag moeten maken naar nog meer export van kennis in plaats van export van producten, met Wageningen UR en de Food Valley voorop. Innovaties op het boerenerf horen daar natuurlijk bij. Daarom is het belangrijk dat Nederland ook in de toekomst beschikt over een levensvatbare landbouw. Op kwantiteit zullen wij het uiteindelijk niet winnen, want door het milieu en dierenwelzijn is er ergens een grens aan intensivering, maar we kunnen wel mondiaal het verschil blijven maken door in te zetten op toegevoegde waarde, op voedselproductie in een relatief stedelijke omgeving met oog voor mens, milieu en dier. Ik heb dat tijdens de begrotingsbehandeling «kwaliteitslandbouw» genoemd.

Ik ben ontzettend blij dat onze motie over verduurzaming van de voedselketen door de Tweede Kamer is aangenomen. De Alliantie Verduurzaming Voedsel heeft afgelopen week in een brief een beroep gedaan op de overheid om actief bij te blijven dragen aan een gezamenlijke maatschappelijke doelstelling, zoals ook in de genoemde motie is verwoord. Dit gaat verder dan monitoring en procesbegeleiding. Wat is precies de ambitie van de staatssecretaris? Is zij bereid om een visiedocument of iets dergelijks op te stellen, waarin zij samen met het bedrijfsleven de stappen voor de komende jaren uiteenzet?

Het valt op dat in de rapportages van de alliantie veel goede bedoelingen staan. Ik twijfel echt niet aan de inzet van de partners, maar toch moet ik vaststellen dat de ambities weinig concreet worden. Alleen bij voedselverspilling is een concrete doelstelling vermeld. Eerst was de ambitie een reductie van 20% in 2015, maar nu moeten we genoegen nemen met het halen van deze doelstelling in 2020. Dat is dus vijf jaar later. Ik vind dat dit onvoldoende recht doet aan de urgentie van het vraagstuk. Ik vraag de staatssecretaris dan ook om vast te houden aan de oorspronkelijke doelstelling: een reductie van 20% in 2015.

Ik kan mij aansluiten bij de woorden van GroenLinks en de SGP over de markering «ten minste houdbaar tot» op producten.

Tijdens het rondetafelgesprek is uitvoerig gesproken over het sluiten van regionale kringlopen. Met «regionaal» doel ik op West-Europa. Het dreigende tekort aan grondstoffen, in het bijzonder fosfaat, en de grootschalige import van soja zijn op termijn niet vol te houden. Het is daarom belangrijk om in Europees verband een strategie op te stellen die hierop inspeelt. Is de staatssecretaris dat met mij eens en, zo ja, is zij bereid hier met de sector over in gesprek te gaan en een stappenplan op te stellen?

Voedsel en gezondheid hebben alles met elkaar te maken, maar ik heb de indruk dat deze koppeling in het overheidsbeleid nog onvoldoende wordt gemaakt. Op lokaal niveau heb je bijvoorbeeld de JOGG-projecten (jongeren op gezond gewicht), waardoor het aantal jongeren met obesitas wordt teruggedrongen. Er zijn echter nog veel meer kansen. Is de staatssecretaris bereid hierover het gesprek aan te gaan met haar collega's van VWS en integraal beleid te gaan voeren?

Andere sprekers hebben al gerefereerd aan de macht van de supermarkten in de keten. Er wordt geconcurreerd op prijs en eigenlijk niet op kwaliteit. In het rondetafelgesprek kwam naar voren dat Nederland in Europa in deze discussie achteroploopt. Daarvan ben ik geschrokken. Een concreet punt dat bij het rondetafelgesprek naar voren werd gebracht, is bij mij blijven hangen: in Frankrijk wordt op producten niet alleen de prijs voor de consument, maar ook de prijs voor de producent vermeld. Ik vond dat opmerkelijk. Ik wil hierop graag een reactie van de staatssecretaris horen.

Over de NMa is al veel gezegd. Ik kan mij daarbij aansluiten. Ik vind het heel belangrijk dat producenten een sterkere positie krijgen in de keten en dat de NMa zich niet alleen richt op de prijs voor de consument, maar ook op het belang van duurzaam geproduceerd voedsel.

Dan ga ik in op de etikettering. Het is heel belangrijk dat consumenten goede informatie krijgen. Ik zie echter ook dat een grote groep consumenten vaak helemaal geen behoefte heeft aan of niet op zoek is naar informatie. Het lijkt mij heel goed om te beginnen met informatie die makkelijk toegankelijk, eenvoudig en eenduidig is, bijvoorbeeld in de vorm van een eenvoudig keurmerk. Ik geef de eieren als voorbeeld. Je kunt een ei kopen van een vrijeuitloopkip, een groene kip, een biokip, een rondeelkip of scharrelkip. Er is een groot assortiment aan eieren. Het is voor de consument best lastig om daarin een goede keuze te maken. Met dit voorbeeld wil ik duidelijk maken dat er nog veel te doen is.

Ik sluit af. Er is inderdaad heel veel te doen aan een verduurzaming van de voedselproductie, aan transparantie in de keten en in het belang van voeding en gezondheid. Dit vraagt naar mijn mening om een actieve, participerende overheid. Het is fijn als de staatssecretaris die rol op zich wil nemen.

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. We spreken vandaag over voedsel en voedselprijzen. Aan de inbrengen van de vorige sprekers hebben wij het al gehoord: het is een ontzettend breed onderwerp. Namens mijn fractie wil ik het volledige verhaal naar voren brengen. Dat begint nu eenmaal bij de landbouw in Nederland.

De landbouw in Nederland is de meest productieve en de meest duurzame landbouw in de wereld. Naast een hoge productiviteit en efficiency is ook sprake van de minste input en de laagste uitstoot per kilogram product. De FAO heeft bijvoorbeeld berekend dat één Nederlandse koe vervangen zou moeten worden door drie koeien elders in de wereld om dezelfde melkgift te realiseren. De komende decennia verdubbelt de vraag naar voedsel. De Nederlandse landbouw zou daarom juist nog intensiever moeten dan nu al het geval is om de groeiende wereldbevolking te voeden, terwijl tegelijkertijd het milieu wordt gespaard. Meer met minder. De VVD is dan ook bijzonder content met de uitkomst van de G20 van afgelopen juni of juli. De landbouwproductie moet verder worden verhoogd, terwijl de uitstoot van broeikasgassen wordt beperkt. De landbouw in Nederland moet daarom de ruimte krijgen om de ingeslagen weg van duurzame groei en verdere intensivering te blijven volgen. De overheid hoort hierbij te faciliteren in plaats van terughoudend en beperkend te zijn. Nog steeds horen wij te vaak dat ondernemers wel vooruit willen, maar niet vooruit kunnen omdat zij gehinderd worden door de overheid. Of het dan gaat om vergunningverlening of om het invullen van allerlei paperassen: daar moet werk van gemaakt worden. De VVD hoort graag van de staatssecretaris of zij onze visie deelt en, zo ja, hoe zij de sector de ruimte geeft om zich verder te ontwikkelen op de ingeslagen weg. Welke rol ziet zij daarbij weggelegd voor de overheid?

Gisteren las ik toevallig in de Boerderij, volgens mij het nummer van deze week, een interview met Arno van Oosterhout, een jonge ondernemer die zelf het heft in handen neemt. Hij wil ondernemen en kijkt vooral hoe hij zijn onderneming verder kan brengen. Daar word ik superenthousiast van. Deze ondernemers verdienen de ruimte.

De VVD vindt dat de rol van de overheid in de discussie over de verduurzaming van voedsel beperkt moet zijn. Recentelijk heeft de staatssecretaris nieuw leven geblazen in de Regiegroep Duurzame Veehouderij en Agroketens, terwijl de overheid kort geleden uit het Platform Verduurzaming Voedsel is gestapt omdat zij er voldoende vertrouwen in heeft dat de sector dit zelf kan oppakken. De VVD zou graag weten waarom de staatssecretaris het nodig acht om de regiegroep nieuw leven in te blazen, terwijl de overheid uit het platform is gestapt. De VVD twijfelt aan het nut van de regiegroep omdat de onderwerpen waarmee hij zich gaat bezighouden, vergelijkbaar zijn met die van het platform. Verder heeft de sector al ruimschoots bewezen zelf initiatieven te ontplooien. Het project Duurzame zuivelketen is een mooi voorbeeld daarvan. Het is een initiatief waarbij melkveehouders in de zuivelketen ernaar streven om de Nederlandse zuivelsector wereldwijd in de brede context koploper te maken op het gebied van duurzaamheid. De VVD vindt dan ook dat verduurzaming van de voedselproductie echt aan de markt zelf is. Daar zullen veel initiatieven vandaan komen.

Wij stellen steeds meer eisen aan de primaire producent, maar de producent ziet daar niets van terug in zijn prijs. Ook de voorgaande sprekers hebben hier aandacht aan besteed. De VVD vindt dan ook dat andere schakels in de keten hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Het bedrijfsleven heeft deze handschoen inmiddels opgepakt en er zijn verschillende initiatieven gestart tussen de primaire producenten, supermarkten en slachterijen om een ander model van afspraken en beloning te realiseren. De VVD ziet in dezen ook een rol weggelegd voor de overheid. Er zou meer mogelijk moeten zijn binnen de huidige mededingingswetgeving. De VVD wil daarom van de minister weten hoe zij uitvoering gaat geven aan de kort geleden aangenomen motie-Graus en de motie-Geurts/Dijkgraaf. Vanmiddag staat het debat over de oneerlijke handelspraktijken geagendeerd. Mijn collega De Liefde zal daar het woord voeren. Ongetwijfeld wordt daar tijdens dat debat ook over gesproken. Ik beperk me daarom nu tot dit punt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Mevrouw Lodders constateert terecht dat de Nederlandse landbouw uitermate efficiënt werkt. Ik weet het niet meer precies, maar tegenover één Nederlandse koe staan meen ik drie koeien in het buitenland. Zij heeft gezegd dat een verdere intensivering vanuit Nederland de enige route is om de wereldbevolking te voeden. Is het niet een heel bizarre gedachte dat je vanuit Nederland de hele wereld moet voeden? Is het niet veel beter om onze kennis over een efficiënte productie te exporteren naar het buitenland, opdat men ook daar een slag kan maken naar een meer efficiënte landbouw?

Mevrouw Lodders (VVD): Wat mij betreft is het en-en. We gaan in Nederland verder intensiveren. Wij zijn hierbij koploper. Daarom ben ik ook erg blij met de opmerking die de staatssecretaris bij de begrotingsbehandeling maakte, namelijk dat zij ook kennis wil exporteren. Wij zijn daar goed in. Dat is eigenlijk het goud dat wij in handen hebben. Het is dus en-en.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik ben het eens met het exporteren van deze kennis, maar op een gegeven moment zullen wij bij de intensivering tegen grenzen aanlopen op het gebied van milieu en van dierenwelzijn. Ziet de VVD die grenzen ook, of is dat gewoon helemaal niet aan de orde?

Mevrouw Lodders (VVD): Natuurlijk moeten we altijd scherp letten op het milieu. Daar hebben wij wetgeving voor en ook bedrijven in de intensieve landbouw dienen daaraan te voldoen. Nederland is toonaangevend en koploper op het gebied van dierenwelzijn. Het is dus heel goed mogelijk om verder te intensiveren met behoud van een goede mate van dierenwelzijn.

Mevrouw Dikkers (PvdA): In het betoog van de VVD-fractie komt vrij duidelijk naar voren dat de overheid in feite een beperkte rol heeft in het proces van verduurzaming. In het regeerakkoord hebben we afgesproken dat de aanbevelingen van de commissie-Van Doorn, bijvoorbeeld bij de verduurzaming van de vleessector, leidend zijn. In het rapport van deze commissie staat vrij duidelijk dat de regelgeving op het gebied van verduurzaming nu nog niet voldoende is. Vindt de VVD net als de Partij van de Arbeid dat deze echt moet worden aangevuld?

Mevrouw Lodders (VVD): Volgens mij heb ik in mijn betoog duidelijk naar voren gebracht dat de markt juist op het gebied van verduurzaming veel goede stappen zet en veel initiatieven ontplooit. Waarom moet de overheid alles vastleggen in regelgeving, terwijl de markt dat al heel goed oppakt? Dat werkt veelal beperkend, ook op andere vlakken. De VVD kiest niet voor extra regels. Wij vertrouwen erop dat de ondernemer en de sector hier op een goede wijze mee omgaan en op z'n minst de koppositie kunnen behouden, maar wij zien dit het liefst verder uitgebreid.

De heer Van Gerven (SP): Mevrouw Lodders heeft in haar betoog nadrukkelijk duurzaamheid aan de orde gesteld. Hoe denkt de VVD over het regionaliseren van de landbouw en de veeteelt? In het rondetafelgesprek kwam deze vraag ook naar voren. Rob de Wijk agendeerde dit punt. Moeten wij de voedselproductie niet op Europese schaal organiseren? Ik zal één cijfer noemen. De agro-export bedraagt ruim 72 miljard, maar we importeren voor 48 miljard. Ik noem bijvoorbeeld soja uit Brazilië. Hoe staat de VVD daartegenover?

Mevrouw Lodders (VVD): Daar ben ik in mijn betoog ruimschoots op ingegaan. Wij zien voor de Nederlandse land- en tuinbouw een belangrijk rol weggelegd bij het verder uitbreiden hiervan; zij kunnen een toonaangevende rol in de wereld spelen. Ik denk dat ik ook ben ingegaan op onze visie op duurzaamheid. Wij willen meer met minder produceren. Nederland is koploper en toonaangevend. Heel veel anderen kunnen daarvan leren. Dat in Europa of in de wereld vastleggen? Nee, laat Nederland nou die toonaangevende rol blijven vervullen.

De heer Van Gerven (SP): Dat is toch niet helemaal mijn punt. Nederland kent een grootscheepse import uit bijvoorbeeld Zuid-Amerika van voedingstoffen die worden gebruikt voor het vergroten van het aantal dieren enzovoorts. Moeten wij overgaan niet naar een systeem waarbij Europa zelfvoorzienend wordt? Moeten we bijvoorbeeld niet afzien van soja en in plaats daarvan planten telen in met name Oost-Europa en dat product hier gebruiken? Dan kunnen wij de negatieve effecten in de importlanden tegengaan en kan Europa meer zelfvoorzienend worden.

Mevrouw Lodders (VVD): Dan heb ik de vraag in eerste instantie iets verkeerd begrepen.

Ik denk dat dit een enorme opgave is voor Europa. Dat kan niet. Door de import uit landen zoals Zuid-Amerika, bijvoorbeeld van sojaschroot en afvalproducten, hebben we juist onze toonaangevende positie bereikt. De VVD-fractie is er dus geen voorstander van dat als kader wordt neergelegd dat Europa zelfvoorziend wordt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): De VVD zegt dat Nederland een toonaangevende positie heeft bij duurzaam voedsel. Mij lijkt dat dit verband houdt met de definitie van duurzaam voedsel. In de Monitor Duurzaam Voedsel valt de scharrelkip bijvoorbeeld in dezelfde categorie als de biologische kip, terwijl de scharrelkip binnen twaalf keer zo weinig ruimte heeft en buiten vier keer zo weinig ruimte. Als mevrouw Lodders zo graag wil dat Nederland ambitieus is, vindt zij dan ook niet dat wij wat strenger voor onszelf moeten zijn en veel duidelijker moeten zeggen wat nu precies met «duurzaamheid» wordt bedoeld?

Mevrouw Lodders (VVD): Mevrouw Voortman haalt een mooi voorbeeld aan. Zij specificeert het sec tot de ruimte die, in dit geval, een kip heeft. Dat doet mij overigens denken aan het plaatje dat ik gisteren zag van een kip met een fleece dekentje, maar dat even terzijde. De VVD wil het begrip «duurzaamheid» veel breder zien. Ik verwijs naar het voorbeeld dat ik heb gegeven: de gift van één melkkoe in Nederland is even groot als de gift van drie melkkoeien elders in de wereld. Die drie koeien moeten wel een plek hebben. Zij hebben drie keer zoveel voedsel nodig om dezelfde hoeveelheid melk te kunnen geven. Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik een aantal andere voorbeelden gegeven. Dit geldt namelijk niet alleen voor de dierhouderij, maar ook voor de akkerbouw. Om eenzelfde tarweopbrengst te realiseren is in Nederland één hectare grond nodig, maar elders zijn daarvoor twee hectare grond nodig. Ik trek het veel breder dan alleen de ruimte die een kip heeft, het punt dat mevrouw Voortman aanhaalt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Het punt dat ik met dit voorbeeld duidelijk wilde maken, is dat de definitie van «duurzaamheid» juist heel erg ruim wordt genomen om de ambities extra hoog te kunnen houden. Zo kan iedereen wel op een enorme groei uitkomen van duurzaam geproduceerd voedsel. Ik bespeur dat eigenlijk ook wel een beetje bij de VVD, die het veel breder maakt en er veel meer bij betrekt. Ik vraag mij dan toch af wat de woorden van de VVD – wij zijn toonaangevend – waard zijn. De ambities van de VVD vind ik dan toch tegenvallen.

Mevrouw Lodders (VVD): Die analyse deel ik niet, want dat lijkt mij wel degelijk van belang. Willen wij voor tarwe hier één hectare gebruiken of twee hectaren in Oost-Europa? Kijk bijvoorbeeld naar de kosten die moeten worden gemaakt om alleen al de machines te laten draaien. Dat heeft allemaal zijn beslag op het milieu en allerlei andere zaken. Ik vind dat wij dat wel degelijk moeten betrekken bij het aspect duurzaamheid. Dat is meer met minder produceren. De VVD ziet dat breed en kijkt niet alleen naar het voorbeeld dat mevrouw Voortman heeft geschetst. Nogmaals: meer met minder.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Tijdens de begrotingsbehandeling gaf mevrouw Lodders toe dat de VVD selectief leest in de rapporten over duurzaamheid. Ik ben benieuwd of men bij de VVD het rapport heeft gelezen dat Olivier de Schutter, de rapporteur inzake het recht op voedsel, heeft geschreven voor de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties.

Mevrouw Lodders (VVD): De VVD heeft in de aanloop naar dit algemeen overleg heel veel rapporten gelezen. Ik heb De Schutter nu niet aangehaald, maar er zijn meer rapporten uitgebracht. Ik noem de FAO en het LEI, dat de visie van de VVD heeft onderschreven. Het Wereld Natuurfonds heeft recentelijk uitspraken gedaan over de intensivering van de landbouw. De VVD zal wellicht net zo selectief zijn als de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan lijkt mij de conclusie dat de VVD-fractie het rapport niet heeft gelezen of daaruit niet wil citeren, wel op zijn plek. Ik vraag er expliciet naar omdat juist de voedselrapporteur heeft gekeken naar alle studies die zijn gedaan. Daarmee worden de volksvertegenwoordigers goed geholpen, want een onafhankelijke man met een missie heeft het uitzoekwerk al voor ons gedaan.

Mevrouw Lodders (VVD): Ik hoor geen vraag. Ik heb een aantal voorbeelden uit onderzoeken genoemd. Ik heb daaruit geciteerd en daarmee kan ik de visie van de VVD goed weergeven.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. De overheid en de belastingbetaler zijn tegenwoordig in het bezit van maar liefst twee banken: SNS REAAL en ABN AMRO. Verder hebben zij belangen in de ING en het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Is de staatssecretaris het met de SP eens dat van een financiële instelling waarin overheidsgeld zit, mag worden verwacht dat zij haar geld op een fatsoenlijke en maatschappelijk verantwoorden manier belegt, en dus niet in speculatieve instrumenten zoals voedselderivaten? Wil de staatssecretaris daarop sturen? Andere zijn Nederland daarin voorgegaan: een van Amerika's grootste pensioenfondsen, namelijk het California State Teachers’ Retirement System, de Deense bank Nordea en een Duitse bank. Graag hoor ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

Er is veel discussie over het effect van speculatie op voedselprijzen. Invloed is er zeker. Hoe groot die is, staat ter discussie. Moet hierbij niet op basis van het voorzorgsprincipe worden gehandeld en tot wetgeving worden overgegaan? In Amerika is dat bijvoorbeeld gebeurd via de Dodd-Frank Act. Ik wil de staatssecretaris en de leden een klein documentje overhandigen over het speculeren op het gebied van voedsel. Daaruit blijkt dat dit de afgelopen tien jaar enorm is toegenomen. Ik zou hierop graag een reactie van de staatssecretaris horen.

De voorzitter: Het document wordt rondgedeeld.

De heer Van Gerven (SP): Ik ga in op de regionalisering. Er wordt gezegd dat Europa op het gebied van voedselproductie zelfvoorzienend zou moeten zijn. Wat is de visie van de staatssecretaris op deze stelling?

Mijn volgende punt gaat over de manier waarop de prijs van voedsel tot stand komt. Krijgt de boer een reële prijs voor de producten die hij of zij produceert? In Frankrijk houdt een instituut de agrarische prijsvorming en de verdeling van de marges over de keten in de gaten. Zouden wij dat ook niet in Nederland moeten hebben, nog even los van de NMa, die erg onder vuur ligt? Een motie van de heer Geurts van het CDA en van mij over de boerenombudsman is aangehouden. Ik zou daar graag een reactie van de staatssecretaris op willen. Is een boerenombudsman voor de komende jaren niet toch gewenst, bijvoorbeeld om goed te kunnen achterhalen hoe het nu precies zit en om goede oplossingen te kunnen bieden? De staatssecretaris weet het ongetwijfeld, maar minister Kamp was in zijn brief over oneerlijke handelspraktijken positief over een arbiter. Dat sluit goed aan bij de suggestie voor een boerenombudsman.

Mijn laatste punt gaat over de consumptie van duurzaam en diervriendelijk voedsel en de biologische landbouw. Dat is een echte groeimarkt. De consumptie van duurzaam voedsel groeit met 30%, maar de productie neemt maar met 3% toe. Ook die markt groeit, maar in veel mindere mate. Zou dat niet gestimuleerd moeten worden? Ik wil hierop graag de visie van de staatssecretaris horen, mede gelet op het amendement over onderzoek naar de biologische landbouw dat door de Kamer is aangenomen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Tijdens de behandeling van de landbouwbegroting hebben we een goede start gemaakt met de discussie over voedsel, voedselprijzen en de broodnodige verduurzaming van het voedsel dat op ons bord ligt. Het is nodig dat we snel doorpakken op dit dossier. Voedsel is immers voor 20 tot 30% verantwoordelijk voor de milieudruk die individuele consumenten veroorzaken. Als wij die kunnen verminderen, is dus grote winst geboekt.

Ik ben blij dat de Kamer ons voorstel heeft gesteund om de lokale teelt van veevoer te stimuleren en om de massale import van soja in te dammen. De staatssecretaris noemde het ondersteuning van beleid. De staatssecretaris van het vorige kabinet dacht daar echter heel anders over. We horen dan ook graag hoe deze staatssecretaris de desbetreffende motie gaat uitvoeren. Wat mij tijdens de begrotingsbehandeling opviel, is dat de staatssecretaris wel de urgentie erkent van de verduurzaming van ons voedsel, maar dat zij de regie daarover vooralsnog toch bij de sector laat liggen. Daarmee zou zij in de voetsporen treden van haar CDA-voorgangers. Ik weet niet of dat zo wenselijk is. Die voorgangers hebben namelijk niet zo veel bereikt. Duurzame producten blijven een kleine nichemarkt en de overheid is uitgevonden om het publieke belang te behartigen: volksgezondheid, milieu, dierenwelzijn en een eerlijke verdeling van het voedsel op de wereld. Het is tijd voor beleid. We kunnen het ons niet langer veroorloven om het aan de markt zelf over te laten. Dat hebben we niet gedaan toen wij loodhoudende benzine hadden, dat hebben we niet gedaan toen Nederland nog massaal rookte en dat hebben we ook niet gedaan met de invoering van de spaarlamp.

We komen nog nader te spreken over de duurzaamheid van de veehouderij. Dit debat gaat over de vraag wat wij eten, maar naar de mening van de Partij voor de Dieren gaat het nadrukkelijk ook om de vraag wat we waarvan eten en hoeveel. Het Planbureau voor de Leefomgeving, Nicholas Stern, Pachauri van het Intergovernmental Panel on Climate Change en de VN-rapporteur voor het recht op voedsel dringen allemaal aan op het terugdringen van onze overmatige vleesconsumptie. In Nederland en de rest van de rijke westerse wereld eten we te veel dierlijke eiwitten. Erkent de staatssecretaris net als de Partij voor de Dieren dat over voedsel eenzelfde soort debat lijkt te ontstaan als over het klimaat? Onafhankelijke wetenschappers en onafhankelijke rapporteurs bekijken alle studies en komen tot conclusies en dan verschijnen hier en daar berichten waaruit de partijen die niks met duurzaamheid hebben, selectief kunnen shoppen. Hoe reageert de staatssecretaris dan op het pleidooi van de VVD? Ik kan niet voortdurend mijn interrupties gebruiken om de nonsens die daar wordt verteld, te ontkrachten.

Van een medewerker die meeluistert, heb ik gehoord dat de heer Schouw al even heeft gesproken over de Internationale Grüne Woche. Ik heb dit ook al genoemd bij het overleg over de Landbouw- en Visserijraad. Wij hoorden van de FAO dat met name marketing van voedselproducten een bijdrage levert aan de oneerlijke verdeling van voedsel in de wereld. Dat konden we op de Internationale Grüne Woche met eigen ogen zien. Ik denk dat het tijd is om ons te bezinnen op dat soort promotie van overconsumptie. Die doet zich in grote mate voor.

De vleesconsumptie legt niet alleen een onevenredig groot beslag op landbouwgronden, het milieu en de dieren, maar brengt ook grote risico's voor onze gezondheid met zich. Daarbij denk ik niet alleen aan Q-koorts of MRSA; we worden ook gewoon te dik van al die dierlijke eiwitten. Ook worden er bepaalde vormen van kanker mee geassocieerd. Laat de welvaartziekte nu juist zorgen voor een enorme toename in de zorgkosten. In andere landen is deze boodschap luid en duidelijk overgekomen en is de overheid actief op het gebied van het afremmen van een overmatige vleesconsumptie. De Belgische minister van Volksgezondheid gaat de overconsumptie van vlees aanpakken en de Zweedse rijksdienst landbouw pleit in een rapport waar de Zweedse overheid om heeft gevraagd, voor een beperking van de vleesconsumptie. Heffingen en etikettering worden daarbij als goede instrumenten genoemd. Bij een transitie naar een duurzame samenleving hoort niet alleen een energietransitie, maar ook een eiwittransitie. Ik kom nog even terug op het debat over de begroting: dat houdt dus ook in dat wij dierlijke eiwitten moeten vervangen door plantaardige en niet door andere dierlijke eiwitten, zoals het eiwit van insecten.

Goedkoop vlees wordt eigenlijk driemaal betaald: een keer aan de kassa, een keer in de vorm van belastingen waarmee nieuwe megastallen en slachthuizen worden gefinancierd – tijdens de vorige kabinetsperiode alleen al ging het daarbij om 11,4 miljoen – en een keer in de vorm van schade aan het milieu en de gezondheid. Deze schade wordt afgewenteld op de maatschappij. Volgens de VU...

De voorzitter:

U moet afronden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan moet ik sneller zijn. Ik ga naar mijn laatste zin.

Alleen al de productie van varkensvlees kost de samenleving 2,1 miljard. Dat moet dus op de schop. Een vrijwillige vleestaks werd al geopperd door staatssecretaris Verdaas. Wat vindt deze staatssecretaris van dat idee?

Tot slot. Het regionaliseren van de productie is belangrijk...

De voorzitter: Nee, u bent door uw tijd heen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan stel ik een laatste vraag. Welke mogelijkheid ziet deze staatssecretaris voor het verder regionaliseren van de voedselproductie?

De voorzitter: Het blijkt dat wij nog maar een uur de tijd hebben om naar de staatssecretaris te luisteren. De staatssecretaris zal haar antwoord in drie blokken indelen. Daarbij sta ik twee interrupties per Kamerlid toe. Deze kunnen worden gepleegd aan het eind van een blok. Ik verwacht niet dat nog een tweede termijn gehouden kan worden.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik dank alle geachte afgevaardigden voor hun inbreng. Het eerste blok is een groot blok en gaat over verduurzaming voedsel en het tegengaan van voedselverspilling. Het tweede blok gaat over marktmacht en mededinging en het derde blok gaat over de internationale voedselprijzen en voedselzekerheid.

Diverse fracties hebben mij gevraagd wat ik ga doen op het terrein van het verduurzamen van voedsel. Bij de begrotingsbehandeling heb ik al opgemerkt dat dit voor mij echt een belangrijk thema is. Voedsel moet veilig zijn, maar het moet ook verantwoord zijn. Diverse leden hebben daar iets over gezegd. In feite is het een continu verbeterproces van milieu, dierenwelzijn, water, transport, biodiversiteit, energie, reststromen, arbeid, emissies en eerlijke handel. Daarover heeft de Kamer vanmiddag nog een overleg met de minister. Ik zal de leden een of twee keer naar dit overleg verwijzen.

Nederland heeft als grote voedselproducent en als tweede agro-exporteur in mijn ogen een grote verantwoordelijkheid op dit gebied. Ik wil die graag samen met het bedrijfsleven oppakken. Het bedrijfsleven staat aan de lat en het ziet ook steeds meer mogelijkheden voor verduurzaming. Mevrouw Lodders heeft dat terecht gezegd. Daarbij is natuurlijk een sleutelrol weggelegd voor de consument. De Topsector agri&food en de Topsector tuinbouw en uitgangsmaterialen dragen actief bij aan de verduurzaming. Het ministerie van EZ ondersteunt dat. Daarnaast willen we samen met de Regiegroep duurzame veehouderij en agroketens een aantal keteninitiatieven aanjagen en zijn we van plan om informatie over en weer zo veel mogelijk met elkaar te delen. Dat is vooral gericht op de bewustwording van de consument. De resultaten van de Alliantie Verduurzaming Voedsel worden hierbij ingebracht. Mevrouw Dik-Faber verwees naar de motie die is aangenomen. Zij roept op tot actieve betrokkenheid. We gaan dat oppakken; dat doen we trouwens al. Het moet alleen wel samen met de ketenpartners gebeuren, want ik kan in mijn eentje wel heel actief zijn, maar als iedereen het verder maar aankijkt, dan gebeurt er natuurlijk niks. Het is mijn bedoeling om voor de zomer een visie uit te brengen op de verduurzaming van de voedselproductie en -consumptie. Ik zeg dit ook in reactie op de vraag van de heer Schouw. Bij die visie ga ik in op drie sporen. Het eerste is het vergroten van het duurzame voedselaanbod. Het tweede is het vergroten van het bewustzijn over duurzaam voedsel bij de consument en het derde is het tegengaan van voedselverspilling. Voor dat laatste wil ik ook een concreet actieplan opstellen. Ik ga zo meteen nog in op de discussie over «ten minste houdbaar tot». Deze visie zal ik samen met mijn collega's van Infrastructuur en Milieu en VWS opstellen. Voor ons is het werken aan een circulaire economie voor duurzame grondstoffen en een hergebruik van schaarse materialen heel belangrijk. Dat willen we graag stimuleren. De hoeveelheid voedselverliezen moet worden beperkt. Dat houdt in dat we moeten gaan werken aan een gerichte voorlichting, het bevorderen van het bewustzijn van de consument, ook op het terrein van voedselverspilling, en aan het wegnemen van misverstanden rondom houdbaarheidsdata. Verder zullen we moeten werken aan het wegnemen van mogelijke belemmeringen in de regelgeving voor het bedrijfsleven. We zullen ook moeten inzetten op afvalpreventie, waaronder het tegengaan van verspilling van voedsel, en we zullen partijen moeten aanspreken. Dat willen we onder andere via de regiegroep doen.

Mevrouw Lodders twijfelde aan het nut van de regiegroep. Ik niet, zeg ik in alle eerlijkheid. Ik denk dat de regiegroep een belangrijk instrument is voor het met name op dit onderwerp aan tafel krijgen van alle partijen: de retail, producentenorganisaties en organisaties zoals de alliantie. Mevrouw Voortman sprak over de alliantie. Wij dragen daar nog steeds aan bij. We zijn alleen geen trekker meer, omdat deze organisatie zo succesvol is dat EZ dit niet meer helemaal hoeft te regelen. Dat betekent echter niet dat we geen lid meer zijn. We zitten daar dus gewoon aan tafel en dat blijven we ook doen. Bij de regiegroep komt een aantal zaken samen. Er is veel gezegd over het verdienmodel. Het belang daarvan deel ik. Het is een van de thema's waarover wij in de regiegroep willen praten. De ketensamenwerking is echt heel belangrijk, evenals de samenwerking met de topsectoren.

Dan ga ik nu in op het verdienmodel. De motie-Graus, waarin wordt gepleit voor een beter een eerlijker verdienmodel, is ook genoemd. De heer Graus is hier niet aanwezig, maar allen hebben deze motie gesteund. Ik zal zo meteen ingaan op de beleidsregels, want op dit terrein zijn nog meer moties ingediend. Het verdienmodel moeten wij in de regiegroep met stip bespreken. Daar zitten namelijk alle partijen die daarbij een rol kunnen spelen, met de staatssecretaris aan tafel. Ik wil de motie-Graus graag snel uitvoeren, maar dat wil ik wel doen samen met alle betrokkenen, want dat kunnen we niet alleen. Dit vehikel, de regiegroep, hebben wij daarvoor nodig.

De heer Geurts heeft gevraagd wat duurzaamheid nou is. Dat is bijna een wetenschappelijke vraag, want het is natuurlijk geen absoluut begrip. Het vereist steeds verdergaande inspanningen en continue verbeterprocessen van bedrijven in de voedselketen. Ik ben het wel met de heer Geurts eens – ik denk dat hij ook een politieke vraag stelde – dat het natuurlijk ook over economische duurzaamheid gaat. Het verdienmodel is ook een middel om te zien of de (duurzame) landbouw in ons land toekomst heeft: kunnen de kinderen van de huidige akkerbouwers en veehouders ook nog een boterham verdienen? Dat is ook een manier van duurzaamheid; dat is ook duurzaam investeren. Het is dus een breed begrip, ook voor mij. Ik heb niet de indruk dat wij daarover in politiek opzicht van mening verschillen.

De heer Schouw heeft gevraagd naar de Monitor Duurzaam Voedsel. Hij zegt dat de cijfers in de tabellen tegenvallen. Het biologisch areaal groeide in Nederland in 2009 met 2,9%, in 2010 met 3,9% en in 2011 met 2,3%. De consumentenbestedingen zijn inderdaad flink gegroeid. Ik zal de leden de opsomming van de cijfers besparen. Bij de areaalontwikkeling aardappelen, groenten en fruit is er een minimale achteruitgang. Tegelijkertijd neemt de consumptie van biologisch en duurzaam voedsel toe. Ik zie de leden moeilijk kijken, maar bij ons wordt dat gerelativeerd. Misschien zijn wij het daar dan niet over eens.

We hebben net iets gezegd over de voedselverspilling. Ik heb aangekondigd dat ik graag een actieplan wil opstellen. We hebben Wageningen UR al gevraagd om een monitor over voedselverspilling te maken. De ervaring die wij opdoen met onze aanpak van voedselverspilling en het beperken van voedselverliezen in de keten, is ook van belang voor andere landen. Wij willen bijvoorbeeld in ontwikkelingslanden een bijdrage kunnen leveren – net werd de kennis al genoemd – aan het voorkomen van grote verliezen van voedsel. Ik denk daarbij met name aan de post harvest losses. Vorige week was ik op een grote conferentie van The Economist over het thema voedsel, voedselzekerheid en het tegengaan van voedselverspilling. Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Maxima was daar ook aanwezig. Wij hadden beiden een verhaal waarin wij aandacht vroegen voor het verdienmodel van de primaire producent, voor transparantie in de keten en voor onze verantwoordelijkheid over de grens. Vooral Prinses Maxima heeft daarbij gewezen op de mogelijkheid om de kennis van Nederland in te zetten voor het bereiken van een verduurzaming van de productie in andere landen. Ik ben het zeer met mevrouw Lodders eens dat Nederland op dat terrein veel te bieden heeft en het echt goed doet. Er zijn weleens andere geluiden, maar dit moet gezegd worden.

Ik kan een heel lang verhaal houden over wat er allemaal wordt gedaan om voedselverspilling tegen te gaan, maar ik kies ervoor om met de Kamer over het actieplan te spreken. Dan kan de Kamer ook zien wat we gaan doen.

Over de data op het etiket «ten minste houdbaar tot» hebben wij de Kamer het een en ander aan informatie gestuurd. Het vervelende is nou juist dat een label «te gebruiken tot» een veel grotere verspilling oplevert dan het label «ten minste houdbaar tot». Daar is wel veel misverstand over. In onze ogen is de regelgeving niet zozeer erg klemmend. Wij denken eerder dat er voor het bedrijfsleven meer mogelijkheden zijn om in dezen de marges op te zoeken. Wij kunnen het bedrijfsleven daarbij wel helpen. De regelgeving van Brussel is ingewikkeld. Daarom werd de conferentie ook gehouden. Wij denken niet dat je met het afschaffen van dit label veel winst boekt. Als dat wel zo was, was dat misschien het overwegen waard. Het probleem zit echt bij de goederen die onder een ander label vallen, vooral bij verswaren. Voedsel moet ook veilig zijn. Het leek mij niet verstandig om met een label «te gebruiken tot» de consument als het ware als proefkonijn in te zetten om te bekijken of het product nog wel goed is. Ik hoop dat de leden het daarmee eens zijn. Het voorbeeld van de macaroni valt onder «ten minste houdbaar tot». Dat is inderdaad een heel andere discussie, maar op dat vlak zijn er nog veel mogelijkheden om de bestaande regelgeving beter uit te leggen. We moeten hierbij zonder meer het consumentenbewustzijn bevorderen. Op dat vlak kunnen we nog een grote stap zetten. Het Voedingscentrum heeft daar al stevig op ingezet. Ik kan er nu heel lang over praten, maar misschien kunnen we beter over de concrete acties spreken. Deze kunnen voor de zomer bij de Kamer voorliggen. Het is echt heel ernstig. De onderzoekers verschillen een beetje van mening over de mate van voedselverspilling, maar zij zijn het er wel over eens dat de verspilling heel groot is. Daar ligt natuurlijk een enorme opgave.

Ik ga in op de Monitor Voedselverspilling. Mij is gevraagd hoe we er nu voor staan. Volgens de nog te verschijnen Monitor Voedselverspilling is het beeld voor Nederland niet bepaald rooskleurig. Ik zeg het maar voorzichtig. Er speelt nog iets anders een rol. Mevrouw Dik-Faber zei dat je moet vasthouden aan de doelstelling van 20% in 2015. Het probleem is dat wij dat alleen maar kunnen als we dat samen met het bedrijfsleven doen en als er transparantie is over de mate van voedselverspilling in de bedrijven. Ik wil daarom van de gelegenheid gebruikmaken om het bedrijfsleven daar wel toe op te roepen. Ik zal dat ook doen in een persoonlijk overleg met het bedrijfsleven. Nu kunnen we nauwelijks waarnemen wat de precieze stand van zaken is omdat we de gegevens niet krijgen. Dan kun je wel van allerlei prachtige doelstellingen afspreken, maar je hebt geen idee of die doelstelling zich ook maar enigszins verhoudt tot de realiteit. Daarvoor is nodig dat het bedrijfsleven openheid hierover geeft. Ik vind dat die openheid er moet zijn. Daar zullen we het bedrijfsleven op aanspreken, want zonder die openheid kunnen we dit soort doelstellingen niet waarmaken. We kunnen ze immers niet eens monitoren. We doen een soort «wild guess» en dat is niet goed.

Mevrouw Ouwehand sprak over de vleesconsumptie. Tijdens de begrotingsbehandeling hebben wij daar al kort over gesproken. Het staat consumenten vrij om keuzes te maken. Gelukkig. Dat geldt ook voor vlees. Vlees dat in de winkelschappen ligt, voldoet aan de normen die daarvoor gelden. Een bewuste keuze bij de aankoop van vlees kan wel positief bijdragen aan het dierenwelzijn. Dat weten we ook. Ik wil dat niet via een belastinginstrument afdwingen, maar ik wil er wel voor zorgen dat de consument zich hiervan meer bewust is via meer transparantie in de keten. De consument heeft goede informatie nodig.

Dan ga ik in op de lokale teelt van voedergewassen, waar mevrouw Ouwehand een vraag over heeft gesteld. In de aangenomen motie-Thieme wordt gevraagd om de lokale teelt van voedergewassen te bevorderen omdat de Nederlandse teelt kan leiden tot grote winst voor milieu en biodiversiteit. Momenteel wordt dit al door de sector opgepakt. De veevoerindustrie onderzoekt nu de mogelijkheden om meer eiwithoudende veevoergrondstoffen te betrekken uit Europa en zo dus minder afhankelijk te worden van de aanvoer van grondstoffen uit Zuid-Amerika. Dat is een belangrijk initiatief. De commissie-Van Doorn heeft daar ook het een en ander over gezegd. Zij heeft de ambitie uitgesproken dat in 2020 minimaal 50% van het eiwitrijke diervoer uit Europa komt. Binnen de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij zullen Natuur & Milieu, de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie en LTO de duurzaamheidseffecten in beeld brengen binnen de taskforce voer-mestkringlopen. Het ministerie van Economische Zaken participeert daarin. Wij zijn er dus al mee aan de slag. Het is een belangrijk onderwerp. Als er meer resultaten zijn, krijgt de Kamer daar natuurlijk bericht van.

Voorzitter. Misschien heb ik nog iets gemist, maar dit was het eerste blok op hoofdlijnen.

De voorzitter: Dank u wel. Ik maak de leden erop attent dat wij bij de andere blokjes in de problemen komen als alle woordvoerders nu een interruptie plaatsen. Daar gaan de leden echter zelf over.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Mijn vraag of de regelgeving wel voldoende is, is nog niet helemaal beantwoord. De monitor laat blijken dat duurzaamheid betekent dat meer wordt gedaan dan waarin de huidige regelgeving voorziet. De regelgeving is conform de monitor blijkbaar niet «duurzaamproof». Daar hoor ik nog graag een reactie op.

De staatssecretaris zegt dat alle partijen bij de regiegroep aan tafel zitten. Ik wil graag een lijstje waarop alle partijen staan die daar aan tafel zitten. Zit bijvoorbeeld de Dierenbescherming ook aan tafel? Vindt de staatssecretaris dat de partijen die aanwezig zijn, het ook moeten doen, of zijn er nog meer partijen die zij er graag bij wil betrekken?

Staatssecretaris Dijksma: Met de commissie-Van Doorn gaan we toe naar iets wat meer is dan de regelgeving alleen, maar als je de regelgeving op het niveau van de ambities zet, dwing je meteen een hele sector tot iets waarvan je je moet afvragen of dat nu kan. De regelgeving is op zichzelf voldoende, maar het mooie is dat je soms ook gewoon een stap verder met elkaar kunt zetten en dat willen we zeker doen. Ik wil zeker niet vaststellen dat de regelgeving onvoldoende is. Laten we niet vergeten dat Nederland, hoe kritisch mensen ook kunnen zijn, in vergelijking met heel veel andere landen een absoluut goede landbouwsector heeft. Mevrouw Lodders sprak er ook over. Onze landbouwsector doet heel veel aan duurzaamheid. Een van de mooiste voorbeelden is dat wij tegenwoordig via satelliet gestuurde computers proberen om de oogst binnen te halen tot en met de laatste vierkante centimeter van onze akkers, bijvoorbeeld om verspilling tegen te gaan. Ik ga het niet doen, maar ik kan daar veel goede voorbeelden van geven. We moeten dat eens wat vaker tegen elkaar zeggen, want de sector verdient dat.

Niet alle partijen in Nederland die ergens iets van vinden, zitten bij de regiegroep aan tafel. Daar ben ik ook maar heel eerlijk over. Het moet wel werkbaar blijven. Belangrijke partijen zoals LTO, de alliantie en de retail zijn er echter wel bij. De meeste partijen in de keten zitten daar aan tafel. Daar moeten we ook echt stappen zetten. Mijn idee is dat het aantal partijen zo substantieel is dat wij met hen samen de beweging goed op gang kunnen krijgen. Als mevrouw Dikkers dat wil, kunnen wij de partijen op een lijstje zetten en dat aan de Kamer toesturen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): GroenLinks is erg blij met de toegezegde visie op voedselproductie en -consumptie. Wij hebben zelf gevraagd om daarbij in te gaan op de relatie met de gezondheid. Kan de staatssecretaris bevestigen dat de gezondheid daarbij aan de orde komt?

In mijn bijdrage heb ik gevraagd naar een reactie op de aangehouden motie-Klaver/Dikkers. De motie gaat over transparantie over de verspilling.

De voorzitter: Ik ga toch de vragen inventariseren. Dat lijkt mij het handigst.

De heer Schouw (D66): Ik weet niet of de strijd tegen suiker in dit blok thuishoort, maar voor mijn gevoel wel. Ik heb een vraag gesteld over de robuustheid van de keurmerken. Het is heel goed dat er een actieplan komt. Wordt dat een «convenantenactieplan»? De staatssecretaris weet wat ik daarmee bedoel. Of wordt het echt een resultaatgericht actieplan?

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik ga nog even in op het verdienmodel omdat de staatssecretaris daar ook over begon. Is de staatssecretaris in staat om binnen zeer korte tijd in algemene lijnen een tijdpad voor ons te schetsen? Het duurt al erg lang en we lopen nu al tegen concrete problemen aan. Ik noem de MSC in de garnalensector of het tegenhouden van de reductie van antibiotica door de NMa. Kan de staatssecretaris snel een tijdpad naar de Kamer sturen? Dan kunnen we daar misschien een keer over praten om te zien of dat acceptabel is.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik kan mij aansluiten bij de vraag van GroenLinks over voldoende aandacht voor de relatie tussen voedsel en gezondheid. Ik vraag mij zelfs af of de visie daarop niet in een apart document moet komen.

De staatssecretaris zei zojuist dat je het bedrijfsleven nodig heb als je de ambitie op het gebied van voedselverspilling in 2015 of 2020 wilt realiseren. Daarover ben ik het helemaal met haar eens. Juist het Platform Verduurzaming Voedsel, dat nu is opgeheven, had de ambitie uitgesproken om voor 2015 te gaan. Dat platform is er drie jaar geweest. In die drie jaar is er kennelijk niet zo veel gebeurd, want ik lees nu in het werkdocument van de alliantie, van de nieuwe samenwerkingsvorm, dat zij de resultaten willen bereiken in 2020. Ik hoop dat de staatssecretaris aan de oorspronkelijke ambitie wil vasthouden.

Mevrouw Lodders (VVD): Ik zal proberen om het bij een interruptie te laten. Ik had een vraag in gedachten over de visie van de staatssecretaris op verduurzaming van voedsel, maar ik ben erg blij met het antwoord van de staatssecretaris op de vraag van mevrouw Dikkers over de regelgeving. Zij geeft daar een aantal mooie voorbeelden bij. Wil de staatssecretaris in haar visie juist op die voorbeelden ingaan? Ik heb er een aantal genoemd en zij heeft ook voorbeelden gegeven.

De staatssecretaris hecht eraan om met de regiegroep verder te gaan. Wij hebben daar twijfels bij, maar kunnen we in de loop van dit jaar een keer over de voortgang spreken? Als de staatssecretaris mij ervan kan overtuigen dat het juist niet gaat om extra regels maar om het met elkaar in gesprek brengen van de partijen, dan hoor ik daar graag over.

De heer Van Gerven (SP): Kan de staatssecretaris zeggen waar zij naar streeft bij de biologische landbouw en daarbij een concreet percentage noemen? Nederland loopt achter ten opzichte van Denemarken en Duitsland.

Hoe gaat de staatssecretaris het amendement uitvoeren dat op dit vlak door de Kamer is aangenomen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik hoor van de staatssecretaris vooral veel «sector speak». Als haar ministerie het ministerie is van dierenwelzijn, hoe gaat de staatssecretaris de dieren dan wettelijk beschermen? In het kader van duurzaamheid is het niet zo vanzelfsprekend dat we de dieren, die we nu juist willen beschermen, in grote aantallen opeten. Is de staatssecretaris ook bereid om zelf een voorbeeld te stellen in de normverschuiving die nodig is?

Staatssecretaris Dijksma: Dat was bijna een tweede termijn, voorzitter.

Ik probeer een paar dingen te doen. Mevrouw Lodders vroeg of de visie die zij net op de sector gaf, terugkomt in het verhaal over de verduurzaming rondom voedsel. Dat lijkt mij zeker het geval, want volgens mij zijn wij het daar in grote lijnen over eens. Ik vind ook dat je die uitgangspunten een plek moet geven. Ik ben van harte bereid om de voortgang van de regiegroep aan de Kamer te melden, maar dat doe ik het liefst aan de hand van concrete voorbeelden. We spreken nog met elkaar over het verdienmodel als we ingaan op de marktmacht en wat daarover te zeggen is.

De heer Dijkgraaf vroeg ook nog naar een tijdpad. Daarop wil ik in het volgende blok ingaan. Het lijkt mij interessanter om met de Kamer te communiceren aan de hand van de thema's die bij de regiegroep op de agenda staan dan om steeds een soort notulen van de vergadering op te sturen. Het is mijn bedoeling om vooral uit te wisselen en tot actie over te gaan en niet iets anders te doen.

Mevrouw Voortman heeft gevraagd of het mogelijk is om in de visie op de verduurzaming van de voedselketen ook de gezondheid als uitgangspunt te nemen. Ja, dat is mogelijk, want VWS doet ook mee. Verder heeft zij gevraagd naar de aangehouden motie-Klaver/Dikkers over transparantie over voedselverspilling in de retail. Het CBL (Centraal bureau levensmiddelenhandel) zegt transparant te willen zijn. Er is een grote retailer die op de kleintjes let, die dat wel wil doen. Ik wil dat heel graag stimuleren, want deze retailer staat daarin wel nog wat alleen. Dat is overigens iets anders dan verplichten. De werkgroep voedselverspilling van de alliantie werkt hier ook aan, samen met de retail en de horeca.

De heer Schouw heeft gevraagd naar de robuustheid van de keurmerken. Ik ben het met hem eens dat dit een kwestie is. Daar moeten wij op terugkomen in het verhaal over de verduurzaming van het voedsel dat de Kamer krijgt. Dat vergt even wat denkwerk. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat wij daarbij niet de eerste verantwoordelijkheid dragen. Keurmerken worden immers vaak vanuit het bedrijfsleven zelf georganiseerd. Naar ik meen, werden de eieren als voorbeeld gegeven. Dat vind ik wel herkenbaar: welk ei is nu welk type voedingsmiddel? Is het biologisch of duurzaam of misschien wel minder duurzaam? Dat is voor consumenten niet altijd duidelijk en dat heeft hier wel iets mee te maken.

De heren Schouw en Dijkgraaf vroegen naar de beleidsregels. Die wil ik graag in het volgende blok bespreken.

Ten slotte ga ik in op de strijd tegen de suiker. Zoals gezegd, moet gezondheid een onderdeel worden van de visie. Daar komen we dus nog op terug. Het lijkt mij goed om op dat thema iets te doen.

Mevrouw Dik-Faber sprak nog over de doelstelling. Laat ik het maar even diplomatiek zeggen: die doelstelling vind ik heel belangrijk, maar tot nu toe is het eigenlijk niet goed mogelijk om vast te stellen hoe haalbaar die doelstelling überhaupt is. Dat heeft te maken met een gebrek aan harde data over voedselverspilling, die door het bedrijfsleven moeten worden geleverd. De eerste discussie die ik aanga – ik hoop mede namens de Kamer – is erop gericht om een monitor te bieden die een goede relatie met de werkelijkheid heeft. Het moet geen benadering zijn. Dan kunnen we ook bekijken hoe reëel de doelstelling is die wij eerder hebben afgesproken. Net als mevrouw Dik-Faber spijt het ook mij dat het tot nu toe nog niet mogelijk is gebleken om dat te doen.

De voorzitter: Dan gaan we naar het volgende blok.

Staatssecretaris Dijksma: Ja.

Het tweede blok gaat over de mededinging en de marktmacht. Onder anderen de heer Geurts heeft hier het een en ander over gezegd. Hij vroeg hoe het mogelijk is dat de NMa daar iets over zegt. De verhoudingen in dit land zijn zo dat de NMa vanuit haar onafhankelijke positie dingen kan zeggen, of je het daar nu mee eens bent of niet. Dat houdt niet in dat dit automatisch dingen zijn waar ik het op voorhand mee eens ben. Ik heb dus ook het recht om daar vanuit mijn positie iets tegenover te stellen en dat wil ik ook doen. De inzet van het kabinet is en blijft dat wij binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) de vorming van producentenorganisaties en interbrancheorganisaties stimuleren. Dat doen wij juist vanuit de gedachte dat dit belangrijk kan zijn om de positie van de primaire producent in de discussie over het verdienmodel te versterken. De inzet die de Kamer breed heeft, deel ik. Dat is ook mijn inzet. Natuurlijk discussiëren wij dan met de NMa. Dat is ook prima; ik word daar niet zo opgewonden van; dat zeg ik heel eerlijk tegen de heer Geurts. Uiteindelijk bepalen wij immers met elkaar het beleid. En dat gaan we dus ook gewoon doen. De mededinging is bedoeld om concurrentiebeperkingen tegen te gaan. Het is dus een middel om doelen te bereiken. Wetten, ook de Mededingingswet, kennen soms zo hun gebreken. Om die reden ben ik er bijvoorbeeld heel blij mee dat de NMa handvatten maakt om meer duidelijkheid te geven over de grenzen van de mededingingsregels, bijvoorbeeld op het vlak van duurzaamheid. We hebben de motie-Dijkgraaf/Geurts over beleidsregels en het daarbij betrekken van publieke belangen zoals dierenwelzijn en milieu. De heer Dijkgraaf heeft nu vanuit een irritatie over het tijdpad gevraagd wanneer die beleidsregels worden opgesteld. De genoemde motie is vorige week aangenomen. Wij gaan daar voortvarend mee aan de slag. Het opstellen van de beleidsregels zal ik met spoed ter hand nemen. Het spreekt voor zich dat beleidsregels de wet zelf niet buiten werking kunnen stellen. Ik geef even een kleine winstwaarschuwing af, want dat kan natuurlijk niet. Ik verwacht wel dat wij die beleidsregels voor de zomer hebben en de Kamer daarover dan kunnen informeren. Het tempo dat wij kunnen maken, gaan we ook maken.

De heren Geurts en Dijkgraaf hebben gevraagd naar de Europese prijsmonitor. Hoe zit het nu met transparantie verderop in de keten? Daar doet zich namelijk het een en ander voor. De Europese prijsmonitor laat de prijsontwikkeling van voedselproducten zien op verschillende niveaus: grondstoffen, levensmiddelenindustrie en consumentenprijs. Het geeft een beeld van de veranderingen in prijs op drie niveaus. Het geeft ook een indicatie waaruit blijkt of prijsveranderingen door de keten heen worden doorgegeven. Er is echter ook een aantal structurele ontwikkelingen zichtbaar, zoals het feit dat in schakels tussen boer en consument meer waarde wordt toegevoegd: voorgesneden groenten, kant-en-klaarproducten et cetera. Met deze gegevens krijgen we wel enig inzicht in de werking van de keten, maar je kunt er eigenlijk geen conclusies aan verbinden over de precieze marges in de schakels van de keten. Dat gebeurt nu weleens. Dat vraagt dus om een aparte verzameling van data. Ik ben het met allen eens dat de keten heel transparant moet zijn, maar het lastige is wel dat in de fase van verwerking en retail soms sprake is van commercieel gevoelige prijsinformatie. Hoe gemeenschappelijk de roep om transparantie ook is, daar moeten we wel een beetje rekening mee houden. Ik zeg het maar heel voorzichtig. Het LEI brengt binnenkort mede op ons verzoek een rapport uit over prijsmonitors en de kosten en effecten. Het CBL, de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en de LTO zijn betrokken bij de begeleiding. In dat rapport wordt concreet ingegaan op de door mevrouw Dikkers en mevrouw Dik-Faber en andere leden genoemde voorbeelden van de situatie in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. De prijs die de primaire producent krijgt, wordt daar ook op het product vermeld. Ik begreep dat dit in de hoorzitting aan de orde is gekomen. Wij onderzoeken dat en de Kamer krijgt die informatie. Uiteraard wordt daar ook een reactie bijgevoegd waaruit blijkt wat dat betekent voor ons. De proef die nu in Frankrijk wordt gedaan, vinden wij interessant. Overigens is dit slechts voor een beperkt aantal producten mogelijk, zoals eieren en verse groenten. Je moet wel enige vorm van relatie houden tussen het product en datgene wat in de schappen ligt. Als daar heel veel mee is gebeurd, dan wordt het alweer een ingewikkelder verhaal. Op basis van het onderzoek, waarvan ik de resultaten overigens in maart verwacht, zal ik de Kamer informeren.

Mevrouw Dikkers heeft mij gevraagd de rol van marktmeester op te pakken. De markt is natuurlijk georganiseerd via wet- en regelgeving. De controle ligt voornamelijk bij de NMa. Als er knelpunten in de regelgeving zijn, moeten wij daar natuurlijk met partijen over spreken. Dat kunnen we binnen de bestaande regelingen ook doen.

Mevrouw Dikkers heeft verder gevraagd of uientelers zich wel kunnen organiseren. Zij vroeg dat naar aanleiding van de recente situatie waarbij de NMa heeft ingegrepen. Dat kan. We hebben net al de mogelijkheid genoemd van het opzetten van een producentenorganisatie, voor alle sectoren, via Brussel. Daar moet ruimte voor komen.

De heer Dijkgraaf heeft opmerkingen gemaakt over de gemeenschappelijke marktordening en de kartelvorming. In 2011 is de vorming van een kartel in Brussel afgewezen. De reden was dat er te veel marktmacht zou ontstaan omdat Nederland als grootste aanbieder van paprika's en tomaten nagenoeg de enige aanbieder zou worden. De sector groenten en fruit heeft de wens om meer samen te werken. Dat steunen we. Daar zijn ook mogelijkheden voor. Te denken valt aan de vorming van een unie van producentenorganisaties. De producenten van komkommers kennen al zo'n unie. Toen deze unie werd opgericht, had zij 40% van de komkommermarkt in Nederland in handen. Daar is dus erkenning voor verleend. Intensieve samenwerking is echt mogelijk, maar 100% van de markt in één organisatie zal nooit mogelijk worden. Dat heeft natuurlijk met mededinging te maken.

De voorzitter: Is het misschien mogelijk om een deel van de vragen schriftelijk te beantwoorden? We hebben nog tien minuten en een heel blok te gaan.

De heer Dijkgraaf (SGP): Misschien kan de staatssecretaris een brief sturen waarin zij ingaat op de verschillende onderdelen van de keten en een tijdpad vermeldt. Daar hebben verschillende leden om gevraagd. Dan kunnen we daar nog een keer over spreken. Dat neemt wellicht de irritatie over de vertraging weg. Het zou mij wel helpen als dit geconcretiseerd wordt. Ongetwijfeld zullen wij over dit onderwerp nog te spreken komen.

De voorzitter: We gaan nu geen procedurevergadering houden. Als alle leden wat willen zeggen, hebben we helemaal geen tijd meer.

De heer Van Gerven (SP): Ik stel voor dat de staatssecretaris haar hele verhaal

afmaakt. Dan bepalen we aan het eind daarvan het vervolg. Dat lijkt mij op dit moment het meest efficiënt.

De voorzitter: Ik geef de heer Geurts zo de gelegenheid om even te reageren, want hij heeft als enige geen gebruikgemaakt van zijn interruptie in deze termijn. Ik wil de staatssecretaris de suggestie meegeven om de dingen die nu worden voorgelezen en op papier gezet kunnen worden, op papier te zetten. Dat scheelt voor ons allemaal.

De heer Geurts (CDA): Er zijn veel vragen gesteld en ik heb nog meer vragen. Ik heb de belangrijkste op mijn lijstje er maar even uitgepikt. Heeft deze staatssecretaris vertrouwen in zelfregulering? Ik zal een voorbeeld geven. De staatssecretaris constateert terecht dat de kostprijs van voedselproducenten tot achter de komma bekend is. Bij de schakels daarna spreekt zij over commerciële prijsinformatie – laat ik dat woord maar gebruiken voordat ik andere termen ga gebruiken – en die informatie is in ieder geval niet helder. Dat is een belangrijk punt voor het vervolgproces van voedsel, voedselzekerheid en voedselprijzen. Dan komen we niet verder.

De voorzitter: Misschien kan de staatssecretaris op de suggestie van de heer Dijkgraaf reageren en op deze vraag.

Staatssecretaris Dijksma: De suggestie van de heer Dijkgraaf lijkt mij prima. We kunnen een deel schriftelijk afhandelen. Vanmiddag kunnen de leden ook met de minister spreken over oneerlijke handelspraktijken.

Dan ga ik in op de opmerking van de heer Geurts. Ik ben het gesprek met de retail pas net begonnen. Wij staan dus helemaal aan het begin: hoe gaan wij dit aanpakken? Je moet organisaties de ruimte geven om zich daarin te bewijzen. Ik heb goed gehoord hoe groot het belang is dat de Kamer hecht aan een eerlijk verdienmodel. Daar zal dus op een gegeven moment beweging in moeten komen. Als wij er geen vertrouwen in hebben dat die beweging ook plaatsvindt, zullen we een plan B moeten verzinnen. Ik hoop dat de leden begrijpen dat het niet fair is om daar alvast mee te beginnen terwijl je het gesprek nog maar net hebt geopend.

De voorzitter: We hebben nog vijf minuten. Ik vraag de staatssecretaris om uit het volgende blokje het belangrijkste punt te halen. Ik begrijp best dat dit voor niemand bevredigend is, ook niet voor de voorzitter. In een procedurevergadering kunnen wij bekijken hoe wij dit vervolgen. Voor ons is het wel een les: als er zo veel woordvoerders zijn, is het ondoenlijk om in twee uur serieus op alle vragen in te gaan. Dat is voor de staatssecretaris ook vervelend, want zij doet daartoe wel een uiterste poging, zo merk ik.

Staatssecretaris Dijksma: Ik ga dan heel kort in op de internationale voedselprijzen en voedselzekerheid uit het laatste blok.

De heer Geurts vraagt of voedselzekerheid prioriteit heeft. Ja, zeker. Nederland is zeer actief op dit terrein, in de Europese Unie, maar ook mondiaal. Vorig jaar zat Nederland bijvoorbeeld bij een G20-overleg over dit onderwerp. Binnen het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid heeft het topprioriteit. Ook de Topsector agri&food en de Topsector tuinbouw en uitgangsmaterialen doen daar heel veel aan. De sector in Nederland heeft dus heel veel mogelijkheden om bij te dragen aan voedselzekerheid. Kennis en kunde worden ingezet om de landbouw wereldwijd op een hoger plan te tillen. We proberen binnen de G20 steeds te pleiten voor internationale steun voor het concept van een climate smart agriculture. Later dit jaar komen we daar nog op terug, want we blijven duwen. Daar zullen we dit jaar nog in Johannesburg over spreken. Daarbij willen we met 75 landen een partnerschap op dit terrein afspreken. De suggestie dat wij bij dit onderwerp relatief gezien achteroverleunen, wil ik toch wel even heel hard tegenspreken, want dat is beslist niet waar.

De heer Dijkgraaf heeft gevraagd hoe je de landbouwkennis, in navolging van hetgeen de heer De Wijk daarover heeft gezegd, strategisch kunt inzetten. Dat kan, maar de vraag is wel of je dat zo hard kunt doen als de heer De Wijk heeft voorgesteld. Landbouwkennis is en blijft voor ons een belangrijk exportmiddel. Het is ook een deuropener in heel veel landen. Dat moeten we absoluut inzetten. Het geeft Nederland en andere landen een kans om te werken aan meer voedselzekerheid. Ik heb net al een paar prachtige voorbeelden gegeven. Via de topsectoren kunnen we aan relaties werken, maar we moeten het wel praktisch houden. We zijn de tweede agro-exporteur. Daar zijn we dus groot in. Tegelijkertijd heb je in geopolitieke zin ook rekening te houden met je eigen maat. Als we kunnen afspreken dat we ons goed bewust zijn van onze positie en een maximale inspanning leveren om onze landbouwpositie te gebruiken om waar mogelijk deuren te openen, dan komen we een heel eind op de weg die de heer De Wijk noemde. De harde uitruil zal echter niet in alle gevallen mogelijk zijn. Dat is niet omdat wij dat niet willen, maar je moet ook altijd naar het ontvangende land kijken. Dat heeft zijn eigen opvattingen en daar moet je wel voorzichtig mee zijn.

De strategische voedselvoorraden zijn van belang, ook voor noodhulp, vooral in voedselonzekere gebieden. Internationale voorraden voor buffering van prijzen is in het verleden overigens niet succesvol gebleken. Deze voorraden worden aangehouden tegen hoge kosten. Dat is dus wel een probleem.

Over de positie van de arbiter kan de Kamer vanmiddag ook nog met de minister van gedachten wisselen in het algemeen overleg met de minister. Daar wil ik de leden naar verwijzen.

Ik zal hiermee niet alle vragen hebben beantwoord, maar ik heb wel zo goed mogelijk geantwoord op een groot aantal vragen.

De voorzitter: Ik zal eerst alle toezeggingen op een rij zetten. Daarna doe ik een voorstel over de verdere gang van zaken.

  • Voor de zomer wordt een visie gegeven op de verduurzaming van voedselproductie en -consumptie. Daarbij komen tevens aan de orde het vergroten van het aanbod, het consumentenbewustzijn en de verspilling.

  • Over het voorkomen van voedselverspilling ontvangt de Kamer voor de zomer een actieplan.

  • De Kamer wordt te zijner tijd geïnformeerd over de resultaten van de taskforce voer-mestkringlopen.

  • De Kamer ontvangt een lijst van de deelnemers aan de regiegroep. Daarbij wordt zij geïnformeerd over de voortgang van de regiegroep aan de hand van de concrete thema's.

  • Bij de reeds toegezegde visie wordt ook het aspect gezondheid betrokken.

  • Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over het opstellen van beleidsregels inzake mededinging.

  • De Kamer ontvangt het rapport van het LEI inclusief de kabinetsreactie in maart.

  • De Kamer ontvangt een brief over de onderdelen van de keten, inclusief een tijdpad.

Als de staatssecretaris haar beantwoording bekijkt, zal ze ongetwijfeld nog een paar vragen tegenkomen die niet zijn beantwoord. Aan de leden die het gevoel hebben dat de staatssecretaris iets zal vergeten, geef ik de mogelijkheid om na afloop een rappel aan de griffie te geven. Dan krijgen we voor de procedurevergadering het restant van de beantwoording schriftelijk. In de procedurevergadering kunnen we vervolgens besluiten tot het houden van een tweede termijn of tot het opsparen van zaken tot een andere keer.

Ik heb het idee dat ik hiermee zo veel mogelijk recht heb gedaan aan de staatssecretaris en aan de behoefte van de Kamer aan informatie.

De heer Schouw (D66): Dan wil ik ook afspreken dat we in de procedurevergadering besluiten of een VAO wordt gehouden.

De voorzitter: Uiteraard, maar daar gaat een stap aan vooraf. Als we een VAO willen houden, lijkt het mij logisch dat we eerst een tweede termijn houden. Dat gaan we bespreken. Als we het zo doen, hebben we het beste uit deze twee uur algemeen overleg gehaald.

Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording, de collega's voor hun inbreng en het publiek voor de belangstelling.

Sluiting 12.30 uur.

Naar boven