31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 98 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 7 juni 2010

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 11 mei 2010 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 24 februari 2010 inzake de uitvoering van vijf aangenomen moties naar aanleiding van AO SDE (31 239, nr. 92);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 7 april 2010 inzake de voortgang biogashubs in SDE (31 239, nr. 93);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 13 april 2010 n.a.v. het Volkskrantartikel «Duurzame energie niet voor eeuwig blijven subsidiëren» (31 239, nr. 94);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 14 april 2010 inzake antwoorden op vragen van de commissie over de tender windenergie op zee (31 710, nr. 16);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 21 april 2010 inzake uitvoering van motie 31 239, nr. 87 van het lid Vendrik waarin wordt verzocht om op zo kort mogelijke termijn zorg te dragen voor een adequate financiering van projecten voor vrijstromende getijstroom (31 239, nr. 95);

  • het rapport/de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 15 maart 2010 inzake Subsidieregeling «Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie» (MEP), inclusief beantwoording feitelijke vragen (32 340, nr. 1);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 6 mei 2010 inzake diverse energieonderwerpen en antwoorden op vragen van de commissies over het rapport «Subsidieregelingen duurzame energieproductie» (MEP en SDE); Terugblik 2010 op Subsidieregeling «Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie» (MEP) van de Algemene Rekenkamer (32 340, nr. 3);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 3 mei 2010 inzake de voortgang CO2-opslag Barendrecht en tenderregeling windenergie op zee (28 982, nr. 108);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 27 april 2010 inzake de toezending uitgevoerde studies in het kader van het project Brandstofmix (31 209, nr. 116);

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 10 mei 2010 inzake de eerste uitkomsten tenderregeling windenergie op zee (31 239, nr. 96).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken

Timmer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken

Franke

Voorzitter: Spies

Griffier: Franke

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bashir, Neppérus, Peters, Samsom, Spies en Wiegman-van Meppelen Scheppink.

en minister Van der Hoeven van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Ik heet de minister van Economische Zaken en alle andere aanwezigen van harte welkom. De agenda is in de afgelopen dagen aanzienlijk uitgebreid.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Ik vervang mijn collega Jansen, die op dit moment een debat voert over het bouwbesluit. Daarom zal ik niet op alle agendaonderwerpen ingaan. Ik ben normaliter namelijk woordvoerder op het fiscale terrein en daarom niet op alle voorliggende onderwerpen goed ingeburgerd.

Een demissionair kabinet handelt lopende zaken af en houdt zich niet bezig met vergezichten op het toekomstige beleid. Moet de Kamer zich dan bezighouden met een artikel over het langetermijnbeleid voor duurzame energie van een demissionair minister van Economische Zaken? Daar heb ik eigenlijk niet zo veel zin in, want dan maken wij dit artikel veel belangrijker dan het behoort te zijn. Laten wij het houden op een staatsrechtelijke uitglijder met electorale motieven. Ik neem namelijk aan dat de minister niet van plan is om nog voor het aantreden van een nieuw kabinet haar algemene beschouwing in een wetsvoorstel om te zetten. Ondanks de vederlichte status van het artikel heeft dit voor heel wat opschudding gezorgd bij mensen en organisaties die zich bezighouden met duurzame energie. Zij vrezen namelijk dat er een nieuwe zigzagmanoeuvre wordt ingezet in het zwalkende duurzaamheidsbeleid van de afgelopen tien jaar. Laat ik daarom nog kort aangeven hoe de SP-fractie staat in dit debat.

Wij onderschrijven ten volle de noodzaak om op korte termijn onze energievoorziening te verduurzamen. In de komende tien jaar moeten energiebesparing en energie-efficiëntie daarin qua volume effectief dominant worden. Wij moeten ook snel gaan opschalen in duurzame energieproducten. Een groei van 10% per jaar in het volume van duurzame energie klinkt leuk, maar op een marktaandeel van 5% zet dat nauwelijks zoden aan de dijk. 10% groei op een marktaandeel van 5% betekent in feite namelijk 5,5% marktaandeel over een jaar. Dan spreken wij dus over een half procent effectieve groei. Het tempo moet dus omhoog. Daarom zien wij voor het stimuleringsbeleid het meest in een hybride systeem van een wettelijk verplicht oplopend percentage duurzame energie voor alle Nederlandse energieleveranciers, in combinatie met een feed-intarief voor duurzame technieken met een hoge potentie waarvan de kostprijs nog een grote afstand heeft tot de marktprijs. Dat is een mooi thema voor de verkiezingscampagne van de komende weken, waarin wij elkaar vast zullen treffen.

Dan kom ik op een ander thema: de duurzaamheid van biomassa. De minister schreef in antwoord op de feitelijke vragen over het rapport van de Algemene Rekenkamer over de MEP-regeling: «Dit jaar zal worden besloten of ook duurzaamheidscriteria voor vaste biomassa zullen worden geïmplementeerd en voor welk type installatie deze dan zouden moeten gelden.» De SP-fractie is voorstander van duurzaamheidscriteria voor vaste biomassa, maar die moeten niet via de SDE worden geïmplementeerd maar via de Wet milieubeheer. Hetzelfde geldt trouwens voor vloeibare biomassa. De reden daarvoor is dat wij op deze wijze alle in Nederland toegepaste biomassa kunnen laten vallen onder duurzaamheidscriteria, niet alleen de gesubsidieerde biomassa. Dat is extra van belang omdat wat ons betreft de mainstream biomassastromen helemaal niet in aanmerking dienen te komen voor de SDE. Dan doel ik op houtpulp en pulp van sojaverbranding.

Ik rond af met wind op zee. De tender voor de tweede tranche pakt duurder uit dan gehoopt. Dit is vervelend en daarom zou het goed zijn als de Tweede Kamer meer inzicht krijgt in de feitelijke kostprijsontwikkeling voor wind op zee. Waarom is deze hoger uitgevallen? Graag een toelichting.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Ook ik vervang iemand. De heer Zijlstra is helaas tijdens het fietsen aangereden en dat hebben zijn sleutelbenen niet goed overleefd.

Ik begin met het Volkskrantartikel. Daarover heeft de minister inmiddels een brief gestuurd. Het zal niet verbazen dat dit artikel ons wel aansprak, maar dit had ook eerder gemogen. Ik ben blij dat de minister dit bij dezen bevestigt. Wellicht wil zij dat straks ook in haar antwoord doen, maar ik noteer dit in ieder geval alvast. Het is namelijk de kant die wij op moeten: zaken en procedures moeten op een gegeven ogenblik op eigen benen kunnen staan. Dat is steeds de essentie.

Ik kom op CO2-opvang en -opslag. Daarover is veel gesproken. Wij zijn het ermee eens om dat aan een nieuw kabinet over te laten. In het verlengde daarvan kom ik op windenergie op zee. Daarover is een briefwisseling geweest. Waarom wordt daar wel over gesproken, terwijl de discussie over CO2-opvang en -opslag wordt uitgesteld? Ik las in de brief van de minister dat dit al bestaand beleid was. Ik blijf daar tegen aanhikken. Wellicht wil de minister toch nog een poging doen om ons te overtuigen. Ik blijf het namelijk vreemd vinden. Het ene gaat namelijk heel ver en daarom is terecht gezegd: pas op de plaats. Dat mag echter wat ons betreft ook voor het andere gelden.

De heer Samsom (PvdA): De VVD wil graag uitleg van de minister. Dat snap ik. Ik wil graag uitleg van de VVD. Ik snap namelijk niet waarom mevrouw Neppérus het niet snapt. Er is een tender uitgeschreven waarin deadlines staan die moeten worden nagekomen. Anders heeft de overheid juridisch en uiteindelijk ook financieel een heel groot probleem. Dat is een groot verschil met een zorgvuldige vergunningsprocedure die nog aan het begin staat en waarvan je kunt zeggen: omwille van ieders pais en vree doe je daar wat langer over. Die procedure hoeft overigens niet controversieel te worden verklaard. In dit geval kan dat echter niet, dus waarom ziet mevrouw Neppérus het verschil niet?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik heb het woord «controversieel» niet gebruikt bij de CO2-opvang en -opslag. Wellicht is dat door de heer Samsom gebruikt, maar niet door de VVD. Wij vonden het echter prima om de discussie daarover uit te stellen. Hij noemt het tendergebeuren waarover je best kunt praten, maar het is een heel principiële discussie die veel losmaakt en waarbij het om heel veel geld kan gaan. Het lijkt tot nu toe tegen te vallen als ik alle verhalen zo lees. Je kunt je ook afvragen of het ooit op eigen benen kan staan. Ik begrijp de punten van de heer Samsom, maar je moet toch extra voorzichtig zijn en nog eens bekijken of dat echt moet doorgaan. Hij heeft zeker een punt, maar principieel had je daarover goed moeten nadenken. De discussie loopt namelijk al langer. Het kabinet is al enige maanden geleden gevallen. Het wetsvoorstel over de CO2-opvang en -opslag is al een tijd geleden aan de orde geweest. Volgens mij kan daar dus wat rustiger op worden gereageerd. Ik wacht het antwoord van de minister verder af.

Ik ga verder met de Algemene Rekenkamer. Het lijkt mij goed dat de Algemene Rekenkamer opnieuw naar de subsidieregelingen heeft gekeken. Dat is in 2007 gebeurd en in 2009 opnieuw. Er is duidelijk vooruitgang geboekt en daarom wil ik wat dat betreft mijn waardering uitspreken voor de minister. Als ik het allemaal goed begrijp, wordt in de begroting elk jaar de omvang van de SDE-verplichtingen vastgesteld. Vervolgens komt naderhand echter het subsidieplafond in beeld. Dat leidt elk jaar tot bijstellingen, ook gelet op de bestaande verwarring. Ik wil graag weten of de minister daarvoor alternatieven ziet. Dat is namelijk een van de kernpunten uit het rapport van de Algemene Rekenkamer.

Dan het punt van de biomassa, dat ook is aangestipt door de heer Bashir. Ik lees in de stukken dat er een controleprotocol ontbreekt. Hoe moet ik mij dat voorstellen? Welke criteria zal de minister daarvoor hanteren?

Tot slot nog een opmerking. Het is goed om de brandstofmix uit te stellen tot een nieuw kabinet aantreedt. Dat lijkt mij verstandig.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. De casus belli van dit debat was oorspronkelijk het Volkskrantartikel en dergelijke. De tijd maakt alle oordelen wat milder, ook die van mij. De minister schrijft namelijk best een aantal aardige dingen in de brief.

Ook met het verstrijken van de tijd vallen wij ernstig over twee punten. Het belangrijkste punt is dat op die manier de ambitie uit het systeem wordt getrokken. Het systeem wordt niet zozeer veranderd – daarover kun je eindeloos discussiëren in het kader van een feed-inverplichting of whatever – maar de ambitie wordt eruit gehaald door een aantal impliciete en expliciete opmerkingen zoals: misschien moeten wij maar terugvallen op de Europese verplichtingen en niet verder gaan dan dat. Dat staat de PvdA niet voor. Dat is ook niet afgesproken in het regeerakkoord van 2007. Dat regeerakkoord telt niet meer, maar voor ons is dat nog best een aardig document. Het moet dus duidelijk zijn dat dit niet in ons verkiezingsprogramma staat en straks uit de doorrekening zal komen. Wij houden vast aan doelstellingen van 20% duurzame energie in 2020 en 2% besparing per jaar. Wij moeten niet terugvallen op wat Europa van ons vraagt. Die koppositie brengt ons juist extra kansen en die moeten wij benutten. Eerlijk is eerlijk, iedereen hier weet dat dit op dit moment allemaal in de wachtstand staat voor de verkiezingen en de formatie daarna. Wij kijken ernaar uit.

Een aantal dingen moet goed worden geregeld, zolang wij nog geen nieuwe regering hebben. Die zal ik even langslopen. Allereerst de motie over biogashubs, die de voorzitter ook goed voor de geest zal staan. Daarvoor hebben wij hard gestreden, met enig succes. De minister geeft namelijk aan dat zij van plan is hier werk van te maken. Belangrijker nog, het werk dat zij ervan wil maken, lijkt goed te zijn. Wij hebben wel een brief ontvangen met een aantal aanvullende vragen die in de regeling nog een plek moeten krijgen. Het betreft de risico’s voor het inrichten van een gezamenlijke organisatie. Het gaat weer over de vraag hoe je de risico’s op een eerlijke manier spreidt tussen overheid en bedrijven. Ik zal daar nu geen al te technische discussie van maken, maar ik wil graag van de minister de toezegging dat zij in goed gesprek blijft met de initiatiefnemers, energiebedrijven, gemeentes en ondernemers om er zeker van te zijn dat dit in 2011 op de juiste manier in de SDE-regeling belandt. Vanaf dat moment kan groen gas daarin een belangrijke rol spelen. In ons verkiezingsprogramma valt te lezen welke rol wij daaraan toebedelen.

Dan kom ik op wind op zee. Ik heb daar gemengde gevoelens over. Mooi dat de tender is gaan lopen en dat er überhaupt mensen op hebben ingeschreven. In crisistijd is het namelijk geen vanzelfsprekende zaak dat iedereen wil doorgaan met dat soort mega-investeringen. Het waren er kennelijk genoeg, maar helaas niet zo veel dat zij elkaar hebben doodgeconcurreerd op de prijs. Dat is een tegenvaller. Een tegenvaller in de meevaller van 500 MW die wij, toen wij nog gezamenlijk optrokken met andere partijen, in het crisispakket hebben afgesproken. Het is echter geen 950 MW geworden, maar 600 MW en een beetje. Hoeveel dat beetje dan is, kunnen wij hier niet helemaal helder krijgen. Daar hebben wij alle begrip voor, maar wij vinden dat wel doodzonde. Ik heb daarvoor geen pasklare oplossing. Mijn intuïtie zegt mij dat wij om haast te maken met die 600 MW en daarom geven wij dat in politieke zin mee. Schrijf de beschikkingen uit, doe die op de post en zet de mensen aan het werk. Alle investeringen zijn op dit moment welkom. Als het om 600 MW gaat – dan gaat het dus al snel om ongeveer een miljard of meer aan investeringsgeld – laat dat dan liever gisteren dan vandaag loskomen. Ga daarmee door en maak ondertussen plannen voor de manier waarop wij de resterende zaken invullen, hoe wij de tenderregeling verbeteren en op termijn misschien ombouwen naar een verplichting. Daardoor halen wij uiteindelijk alsnog de finish met meer megawatts voor minder geld.

In de Noordzee zal, als het aan de PvdA ligt, in 2020 een giga-elektriciteitscentrale staan van 20 GW. Alle voorstanders van kernenergie kunnen meerekenen dat dit twintig grote kerncentrales zouden zijn. Doe het er maar om, wij doen dat op zee met duurzame energie in 2020. Wij maken nu een beginnetje. Meer kan ik er helaas niet van maken.

Tot slot kom ik op waterkracht, een nieuwe bron van energie die ook in Nederland de kans kan krijgen. Ook daarover heb ik een motie ingediend, in dit geval met de fractie van GroenLinks. De minister zegde toen al min of meer toe dat zij het via regelingen zoals de UKR wil proberen. Wij constateren nu ten eerste dat dit onvoldoende is. Ten tweede, en dat is belangrijker, is er ruimte in de categorie waterkracht om via een constructie die wij vorig jaar ook hebben toegepast, een schuif halverwege het jaar, alsnog deze vrije stromingsenergie een rol te geven. Wij vragen de minister of deze veronderstellingen van de PvdA-fractie kloppen en, zo ja, of zij op die manier wil handelen. Dan hebben weer een hele groep ondernemers blij gemaakt met duurzame energie.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik vervang vandaag mijn collega Vendrik, die inderdaad samen met de heer Samsom die motie over de vrije stromingsenergie heeft ingediend. Ik was onlangs toevallig in Zeeland. Ik was daar op de Brouwerssluis. Daar zijn Zeeuwse ondernemers die niet alleen klaar zijn te onderzoeken hoe je een vrije getijdenstroom kunt opwekken, maar ook begonnen zijn om dat kleinschalig commercieel te exploiteren. In de motie die wij hebben ingediend, wordt de minister gevraagd daarvoor geld vrij te maken. Zij hebben nu extra geld nodig om die commerciële stap te zetten. Er werd al gezegd dat er binnen de waterkrachtsector consensus over schijnt te bestaan dat dit kan binnen de categorie waterkracht van de SDE-regeling. Als wij daarvoor geen geld beschikbaar stellen, zoals wordt gevraagd in de motie die door de Kamer is aangenomen, dan draaien wij dit soort projecten de nek om. Het is goed dat er onderzoeksgeld is, maar nu moet de sector in staat worden gesteld concreet door te pakken en het commercieel te vertalen. Als wij onze energievoorziening fors willen vergroenen en werk willen maken van klimaat, dan kunnen wij het ons niet permitteren om dit soort nieuwe technieken voor duurzame energie uit te sluiten. Wij lopen al hopeloos achter met duurzame energie en wij moeten dus niet op één paard maar op alle paarden wedden.

Ik ga verder met de emissierechten voor de gascentrale van Eneco. Eneco is een nieuw project begonnen, Enecogen, samen met DONG Energy. Op die manier moet de schoonste gasgestookte centrale van Europa worden ontwikkeld. Ons bereiken berichten dat Enecogen een nieuwkomer is en daarom gerechtigd is om gratis CO2-rechten te krijgen uit de nieuwkomerreserve, maar dat wordt verwacht dat die voortijdig is uitgeput. Daarom zal Enecogen voor duurzame energieproductie CO2-rechten moeten kopen, anders dan bedrijven die vervuilende energie produceren, die deze destijds gratis kregen. Wat vindt de minister van dat resultaat? Waarom zal die nieuwkomerreserve voortijdig uitgeput zijn? Wat is er fout gegaan bij het bepalen van de omvang van die reserve? Hoeveel bedraagt het te verwachten tekort? Is de minister van mening dat er verkeerde verwachtingen zijn geschapen voor nieuwkomers? Hebben andere EU-lidstaten dergelijke problemen? Heeft de minister overwogen de reserve te vergroten of aan te vullen? Is daar een formeel besluit voor nodig? Kortom, welke oplossing ziet de minister voor dit probleem?

Ik kom op de subsidies voor duurzame energie en het Volkskrantartikel daarover. Er is al het een en ander over gezegd. Het ging over een langetermijndiscussie. Ik wil het nu niet allemaal op de helling zetten, maar het probleem is dat die nuance in het stuk helaas niet helder werd. De schade die wij daardoor nu lijden, is dat ondernemers het niet meer weten. Er bestond eerst onzekerheid bij ondernemers omdat het kabinet de succesvolle MEP-regeling afschafte. Daarvoor in de plaats kwam de halfslachtige SDE-regeling en nu krijgen wij speculaties. Om goed de omslag naar een groot aantal duurzame energiebronnen te kunnen maken, is het nodig om mijlpalen te slaan en langetermijnzekerheid te bieden. Dat leert de ervaring van landen die ons succesvol zijn voorgegaan: Duitsland, Denemarken en Spanje. Wij moeten denken aan vormen als een deltawet voor nieuwe energie, ook binnen de partij van de minister, waarin wordt gedurfd om zo’n lange visie te formuleren.

Ten slotte, mijlpalen voor de lange termijn zijn één ding, maar nu ook haast maken is een ander ding. Dan spreek ik over wind op zee. Het is al voldoende uitgelegd: haast maken. Wanneer kan de minister de vergunningen verstrekken?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Een aantal weken geleden nam ook ik wat verrast kennis van het artikel van onze minister van Economische Zaken over duurzame energie. Er is al gezegd dat de minister een brief met een nuancering heeft gestuurd. Uit dat artikel kwam naar voren dat de minister duurzame energie in de marge lijkt te willen houden, behalve als die in economische zin kan meedoen in de liberale en nog behoorlijk grijze markt. Volgens mij vat zij daarmee haar eigen beleidsterrein heel smal op. Zij zegt dat je groene energie niet moet bezien als een middel om de opwarming van het klimaat tegen te gaan, maar vooral in de economische context moet beoordelen. Ik ben bang dat wij er met een dergelijke jaren 90-benadering niet komen. Inmiddels is de evaluatie van Schoon en Zuinig verschenen. De Kamer kan daar niet echt meer wat mee doen, maar uit die evaluatie blijkt dat aanvullende maatregelen hard nodig zijn voor hernieuwbare energie. Dat signaal moeten wij erg serieus nemen.

De fractie van de ChristenUnie constateert dat de geliberaliseerde markt niet tot meer duurzaamheid heeft geleid. Was dat maar waar. Liberalisering heeft vooral geleid tot streven naar de laagste prijs, maar helaas niet tot de duurzaamste energie. De realiteit is dat toekomstige kosten, zoals vervuiling, niet in de stroomprijzen worden meegenomen. Op die manier wordt de door de minister gewenste concurrentie nooit eerlijk. De fractie van de ChristenUnie zet daarom in op een geleidelijk stijgende heffing op grijze stroom. Met andere woorden, de prijs moet de daadwerkelijke kosten gaan vertegenwoordigen. Daarom stel ik de vraag: staat de minister nog achter de opslag op de rekening, zoals die destijds is afgesproken in het crisisakkoord? Daarnaast hebben wij jarenlang met publiek geld de rode loper uitgelegd voor het «powerhousescenario» voor grote grijze centrales. Op een dergelijke manier kan decentrale opwekking heel slecht meedoen. Daarom is er in de nettenbouw meer inzet nodig ten behoeve van decentrale smart grids voor warmtenetwerken. Graag hoor ik een reactie op deze voorstellen, die volgens de fractie van de ChristenUnie juist tot een gelijk speelveld leiden en oneerlijke concurrentie opheffen. Het is belangrijk om duurzame doelen niet in twijfel te trekken, maar om die overeind te houden. Dat is goed voor de investeringszekerheid en een goed signaal aan onze investeerders en producenten.

De evaluatie van Schoon en Zuinig heeft laten zien dat luiheid niet op z’n plaats is om doelstellingen te halen. Bij het aanvragen van een SDE-subsidie bemerk ik in ieder geval weinig luiheid, maar wel heel veel enthousiasme en goede ideeën. Het is alleen jammer dat er nog veel potentieel moet blijven liggen. Een mooi voorbeeld is een bedrijf dat daken van tuinbouwers afhuurt om daarop zonnepanelen te plaatsen. Ik heb begrepen dat er een SDE-aanvraag wordt gedaan voor 560.000 m2 tot 700.000 m2. Het totale SDE-budget voor zon-PV is 35.000 m2. Het zou ontzettend mooi zijn om het potentieel dat bijvoorbeeld bij tuinders te vinden is, beter te benutten. Dat kan via zekerheid- en terugleververgoedingen en door tegelijkertijd de onacceptabele winst die in de loop der tijd dreigt te ontstaan, af te romen. Als je dat op die manier doet, hoef je niet bang te zijn voor subsidieluiheid. Sterker nog, het vergroot de investeringszekerheid en voorkomt het huidige rennen en stilstaan, zoals Holland Solar dat op dit moment noemt. Graag een reactie op dit punt.

Wind op zee biedt voordelen voor ons klimaat, ons bedrijfsleven en onze innovatie en maakt ons minder afhankelijk van fossiele brandstoffen en andere landen. De doelstelling van wind op zee voor het opwekken van 950 MW wordt echter niet gehaald. Hoe komt dat? De minister stelt dat de prijzen en risico’s mogelijk te hoog zijn, maar heeft de tenderprocedure wel voldoende ruimte geboden om een groot aantal partijen de kans te geven om mee te doen? Kunnen wij op dat punt bijvoorbeeld iets leren van het Verenigd Koninkrijk? Ik heb begrepen dat daar binnen tien jaar 30 GW wordt gerealiseerd. Zijn de randvoorwaarden voor bijvoorbeeld de aanleg van een net en een stopcontact op zee wel zeker en duidelijk genoeg? Moet er niet snel duidelijkheid komen over deze infrastructuur om het ook voor investeerders aantrekkelijker te maken?

Voorzitter: Wiegman-van Meppelen Scheppink

Mevrouw Spies (CDA): Voorzitter. De evaluatie van Schoon en Zuinig die wij hebben ontvangen, laat zien dat er onder verantwoordelijkheid van dit kabinet een trendbreuk is gerealiseerd ten aanzien van het vergroten van het aandeel duurzame energie in de totale energiemix. Die is binnen. Daarbij realiseer ik mij heel goed dat het tempo verder omhoog moet om de doelen die wij hebben afgesproken, te halen. Laten wij ook het goede nieuws vieren, want als wij dat niet doen, wordt de motivatie voor de stappen die wij nog moeten zetten een stuk minder. Er is dus alle reden om de uitvoering van het huidige beleid scherp in de gaten te houden. Daarom heb ik een paar vragen aan de minister over de voortgang van de SDE-regeling.

Lees ik tussen de regels door goed dat de minister iets meer enthousiasme heeft voor de pilot met zelflevering van zonne-energie dan van windenergie? Kan zij de voors en tegens van beide pilots helder aan de Kamer voorleggen? De minister heeft ambtshalve aangekondigd het aantal vollasturen voor de OV-MEP te zullen optrekken. Is dat inmiddels gebeurd en om hoeveel beschikkingen gaat het dan ruwweg?

Collega Samsom gaf complimenten over de vooruitgang die is geboekt bij de biogashub. Daar sluit ik mij bij aan. Ik heb wel een aanvullende vraag. Als ik het goed heb, dan krijgen wij de voorstellen voor de precieze vormgeving daarvan bij de SDE 2011. Die voorstellen kunnen wij dan dus ook beoordelen met het resultaat van het constructieve overleg dat daarover tot op heden heeft plaatsgevonden.

Bij de voortgang van wind op zee is het een lelijke tegenvaller dat wij voor meer geld minder MW weten te realiseren. Dat is een gegeven en dat betekent volgens de CDA-fractie dat wij vol gas vooruit moeten. Voor de toekomst kan ik mij een systeem voorstellen waarin wij misschien wat meer fasegewijs beschikkingen gunnen, zodat wij iedere keer kunnen profiteren van de leerervaringen die bij stap één zijn opgedaan. Daardoor kan stap twee een stukje goedkoper gerealiseerd worden en kan stap drie nog iets goedkoper zijn. Als wij daar iets meer volgtijdelijkheid in aanbrengen, kunnen wij misschien iets meer profiteren van leerervaringen die in eerdere stappen worden opgedaan.

Ik ga verder met energie uit water. Daarover bereiken ons vergelijkbare signalen die onze collega’s al hebben genoemd. Het is in ieder geval positief dat de minister daarvoor een innovatiebudget ter beschikking heeft gesteld. Ik heb niet echt zorgen over de mogelijkheid om in 2010 het wellicht overblijvende budget aan te wenden voor de vrijstromende getijstroomenergie, maar ik lees wel dat de minister van plan is om het budget voor 2011 voor deze categorie op nul te stellen. Als wij te maken hebben met een onderuitputting in 2010 en een nulstelling in 2011, dan zie ik het somber in voor deze vorm van duurzame energie. In aanvulling op de vragen van mijn collega’s Peters en Samsom vraag ik de minister of er inderdaad sprake is van een onderuitputting in 2010. Kunnen wij dat geld op een andere manier net zo succesvol inzetten? Is dat geld in ieder geval binnen de subsidievoorwaarden voor 2011 te borgen, zonder dat het budget nu al op nul wordt gesteld? Dat zou namelijk echt te kort door de bocht zijn.

Tot slot kom ik op het ingezonden artikel in de Volkskrant. Volgens mij heeft de minister geen afstand genomen van het beleid dat onder haar verantwoordelijkheid tot stand is gebracht. Ik stel het op prijs als de minister dat nog eens klip-en-klaar verwoord. Resultaten uit het verleden bieden echter geen garantie voor de toekomst. Dat is zeker een les die wij uit de financieel-economische crisis hebben kunnen leren. Wij moeten dus blijven nadenken over de vraag hoe wij de extra impuls voor duurzame energie voor de komende jaren verder vorm en inhoud moeten geven. Wij weten echter ook dat dit niet meer aan deze Kamer en dit kabinet is, maar wij gaan daarover de verkiezingsstrijd wat mij betreft met graagte aan. Daaraan moeten wij in dit debat maar niet al te veel woorden meer wijden.

Voorzitter: Spies

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Er zijn over een aantal onderwerpen vragen gesteld door de Kamer. Een aantal onderwerpen zijn blijven liggen, maar dat kan ook bijna niet anders gelet op de stapel onderwerpen die in dit algemeen overleg aan de orde is gesteld. Ik zal op zeven dingen ingaan. Ik zal ingaan op het commentaar op het Volkskrantartikel, de biogashubs, wind op zee, de getijdenenergie, de Algemene Rekenkamer, de zelfleveringspilots voor zonne- en windenergie en tot slot behandel ik nog een aantal overige vragen.

Ik begin met mijn artikel in de Volkskrant. Het klopt dat dit een opiniërend artikel is en daar is helemaal niks mis mee. Daarmee neem ik ook geen afstand van het kabinetsbeleid. Als men het artikel goed leest, dan begrijpt men dat ik heb aangegeven dat het zeer zeker nog een aantal jaren noodzakelijk is om de productie van duurzame energie te blijven subsidiëren. Anders lukt het namelijk niet. Ik heb ook aangegeven dat je de energiepolitiek in de komende decennia meer economisch moet bekijken. Als je duurzame energie geïsoleerd bekijkt, dan zal dit niet leiden tot de gewenste transitie. Dat zeg ik tegen de heer Samsom. Wij behouden de ambitie, maar de vraag is alleen of je naast de bestaande weg niet nog een andere weg moet inslaan. Dat vraag ik mij af omdat duurzame energie heel erg is ingekapseld in het klimaatvraagstuk. Dat is eigenlijk onvolledig, maar ook ongelukkig. Het is onvolledig omdat het stimuleren van duurzame energie – evenals klimaatneutrale kernenergie, zeg ik tegen mevrouw Neppérus – niet vanzelf leidt tot verlaging van de CO2-uitstoot. De elektriciteitssector valt onder het Europees emissieplafond en zonder verlaging van het plafond zal de CO2-prijs nog verder dalen, dan wel zal de vrijkomende ruimte worden opgesoupeerd door de industrie. Dat is het probleem. Het is ongelukkig omdat duurzame energie nog lange tijd tot de duurste opties zal behoren om de CO2-uitstoot terug te dringen. Kosteneffectievere opties zijn de inkoop van emissierechten, verlaging van het energieplafond of energiebesparing. Het is ook ongelukkig omdat twijfel aan de ernst van het klimaatprobleem, zoals wij de afgelopen maanden hebben gezien, het draagvlak voor duurzame energie ondermijnt. Daarnaast is het geïsoleerd benaderen van duurzame energie niet zo zinvol gebleken. Dat komt doordat het zwaartepunt van de energieproductie onverminderd ligt bij fossiele energie. Een enkele nichespeler daar gelaten, is de commerciële aantrekkingskracht van duurzame energie beperkt gebleven. In dat opiniërende artikel heb ik neergezet dat wij duurzame energie op een meer economische en rationelere manier moeten benaderen. Wij moeten duurzame energie niet langer zien als alleen maar een morele plicht, maar ook als een kans voor economische groei en werkgelegenheid. Dat kan alleen maar als je een markt creëert voor duurzame energie. Dat is een probleem als je het met subsidies wilt doen, want dat lukt je niet. Vandaar mijn pleidooi voor een tijdshorizon. Je kunt namelijk een markt met randvoorwaarden creëren, evenals transparantie van beleid, geloofwaardige doelstellingen, toegang voor aanbieders en voldoende vragers. In dat verband heb ik een pleidooi gehouden voor een overgang naar een verplicht aandeel duurzaam energie. Ik weet dat dit niet van vandaag op morgen kan, maar je moet daar nu wel over nadenken. Ik zeg overigens tegen mevrouw Spies en de heer Bashir dat dit niets afdoet aan het gevoerde kabinetsbeleid in de afgelopen jaren en de resultaten daarvan. Wij hebben namelijk onze doelstellingen voor 2010 gehaald.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Wat de minister zegt over de kosten van duurzame energie is op zich niet verkeerd. Ik zie die kostenoverwegingen ook graag evenwichtig terug bij grijze stroom. In die zin zette het artikel mij op het verkeerde been. Ik heb nu een beetje het idee dat de focus ligt op de hoge kosten van duurzame energie – het is oneconomisch – terwijl ik in mijn betoog heb geconstateerd dat de kosten van grijze stroom niet goed in de stroomprijs zijn verrekend. Die kosten slaan op andere plekken neer als kosten van de vervuiling die wij moeten zien op te lossen. Op het moment dat wij dat goed in evenwicht hebben, zijn wij op het juiste spoor in de economische benadering en de kostenbenadering.

Minister Van der Hoeven: Het is aardig dat mevrouw Wiegman in haar betoog kiest voor een andere benadering, maar zij kiest ook voor een andere aanvliegroute. Met haar opmerkingen geeft mevrouw Wiegman aan dat ook de ChristenUnie nadenkt over de vraag hoe je een markt kunt creëren. Zij legt alleen een ander accent dan ik. Het lijkt mij dat de komende maanden en jaren moet blijken hoe je beide dingen bij elkaar brengt. Mevrouw Wiegman weet namelijk net zo goed als ik dat fossiele energie de komende decennia het belangrijkst blijft. Je realiseert alleen maar een omslag als je gaat werken met een verplicht aandeel duurzame energie en een markt creëert. Je moet dan ook de kosten zichtbaar maken. De G20 hebben onlangs niet voor niks aangegeven dat juist de indirecte of impliciete subsidie op grijze stroom moet worden aangepakt. Dat sluit aan bij het betoog van mevrouw Wiegman. Als je beide dingen naast elkaar legt, dan zijn dit twee delen van dezelfde waarheid. Die hoeven elkaar niet tegen te spreken.

De heer Bashir (SP): Ik wil het op dit punt ook over de vorm hebben. Ik lees een citaat voor uit het opinieartikel van de minister: «De overheid zou daar moeten helpen met garanties of kredieten. Dat is goed voor de economie en voor het milieu. Met veel minder middelen kan hier meer worden bereikt dan met de huidige stimulering van duurzame energie.» Mevrouw Van der Hoeven is nu al drie jaar minister, maar waarom heeft zij niet aan het begin van de kabinetsperiode een visie neergezet die daarop aansluit? De minister vertegenwoordigt de overheid en zij stuurt een opiniestuk naar de krant om een bepaalde discussie te bewerkstelligen. Als de minister echter iets vindt, dan moet zij een wetsvoorstel maken en dat naar Kamer sturen. Dan gaan wij hier de discussie daarover aan.

Minister Van der Hoeven: Mijnheer Bashir, eenieder gaat over z’n eigen woorden en eenieder heeft het recht, zelfs een minister, om een opiniërend artikel te schrijven. Daar kunt u mij niet van weerhouden en daar zult u mij ook niet van weerhouden. Ik zie hoe de SDE-regeling in de afgelopen jaren heeft uitgepakt. Ik zie ook hoe elders in Europa dit soort regelingen uitpakken. U sprak over het feed-insysteem, daarmee expliciet verwijzend naar het Duitse feed-insysteem. Dat is echter ongelooflijk kostbaar en leidt niet tot innovatie. Het heeft ook geen plafond. Men is niet voor niks bezig om daar een einde aan te maken door dat op een andere manier op te zetten. Je moet altijd, ook als politicus, of je nu Kamerlid of minister bent, je oren en je ogen openhouden voor ontwikkelingen. Op het moment dat je constateert dat de weg die je hebt ingeslagen een goede weg is die leidt tot een groeiend aandeel duurzame elektriciteit, maar dat het daarnaast nodig is om een markt te creëren om daaraan een versnelling te geven, dan moet je dat kenbaar maken. U zegt dat ik dit in een wetsvoorstel moet neerleggen, maar zo ver zijn wij nog lang niet. Het begint met denken. Het lijkt mij erg belangrijk dat vandaag blijkt dat ook in de Kamer daarover wordt nagedacht, dat er ideeën leven over de vraag op welke manier je naast een subsidieregeling voor de exploitatie andere dingen kunt doen en innovatiegelden kunt besteden. Ik kom daar dadelijk op terug bij de behandeling van een aantal van de aangehaalde voorbeelden.

De heer Bashir (SP): Het blijft een beetje merkwaardig. Ik heb dat citaat namelijk niet voor niks voorgelezen. Juist uit dat citaat blijkt dat de minister op een bepaalde manier afstand neemt van het ingezette beleid. Het is haar goed recht om dat te doen. Ik zeg ook niet dat zij geen opinieartikel mag schrijven, maar dat zou ik als minister juist doen om mijn beleid te verdedigen. Zij moet het vooral op deze manier doen als zij dat wil, maar dan moet zij ook erkennen dat zij hiermee op een merkwaardige manier afstand neemt van het beleid dat zij heeft ingezet.

Minister Van der Hoeven: Mijnheer Bashir, ik peins er niet over. Ik heb precies aangegeven hoe ik over de zaken denk. Als u daar anders over denkt, dan dient u maar een motie in.

De SDE-regeling heeft ervoor gezorgd dat het aandeel duurzame elektriciteit is gegroeid met 50% en dat wij de EU-doelstelling hebben gehaald. De SDE-regeling staat ook voor 2010 weer open. Wij zien nu dat tussen de 550 MW en 750 MW subsidiabel is. Dat zijn forse stappen. Ik neem dan ook geen afstand van het gevoerde beleid, maar voor de volgende kabinetten, gelet op de ervaringen in de afgelopen jaren, de economische situatie, de overheidsfinanciën, de steeds internationaler wordende energiemarkt en de miljarden die bezuinigd moeten worden, liggen er uitdagingen maar ook kansen om meer economisch gewin te halen uit de energiepolitiek dan tot nu toe is gebeurd. Daar gaat het om. Een economische invalshoek zal de uiteindelijke transitie naar een duurzame energiehuishouding bespoedigen. Als je grootschalig duurzame energie tot in lengte der jaren met subsidie wilt blijven ondersteunen, moet je erover nadenken of dat wel past. Ik denk het niet. Ik zeg tegen mevrouw Wiegman dat je geen afstand hoeft te doen van een SDE-opslag. Er hoeft niet op stel en sprong een systeemwijziging plaats te vinden, want daar is niemand mee gediend. Die opslag hebben wij nodig om in de komende jaren duurzame energie te kunnen blijven subsidiëren. Daar heeft mevrouw Wiegman gelijk in. Daarnaast kan een subsidie naast een verplichting nodig zijn om innovatieve maar duurdere opties te stimuleren. Wat mij betreft betekent dit dat de invoering van de SDE-opslag onderdeel blijft van het bestaande beleid. Je hebt het namelijk allebei nodig. Ik zeg tegen mevrouw Peters dat het op die manier mogelijk is om een volwassen markt te realiseren voor duurzame energie. Daar moet je naartoe. Dat kost tijd, want die markt heb je niet van vandaag op morgen. Je moet dus beide zaken doen, zekerheid bieden over de SDE-subsidie en de opslag, en tegelijkertijd aangeven dat je met behulp van innovatie en het invoeren van de verplichting een markt kunt creëren. Dan ben je beter bezig. Tot zover het eerste onderdeel van mijn beantwoording.

De heer Samsom (PvdA): Ik heb nog een vraag over de ambitie achter de plannen van de minister. Er zijn veel technische discussies over de plannen te voeren. Ik ben het echter grotendeels met de minister een dat een subsidie in combinatie met een verantwoorde invoering van een verplichting, het beste middel is. Maar waar wil je dan eindigen? Wij houden vast aan 20% duurzame energie. Dat bezorgt ons een koppositie in Europa, juist omdat er meer redenen zijn om in duurzame energie te investeren dan alleen in klimaat. Wij lazen in het artikel in de Volkskrant dat de minister terug wil naar de Europese doelstelling van 14%. Dat is een stuk minder.

Minister Van der Hoeven: Als u diep in mijn hart kijkt, dan mogen wij blij zijn als wij gezamenlijk de Europese ambities waarmaken. Gelet op Kopenhagen en hoe moeizaam het was om tot afspraken te komen, mag Nederland zeker voorop willen lopen maar mogen wij blij zijn als wij de Europese ambities kunnen waarmaken. Dat heb ik ook aangegeven.

De heer Samsom (PvdA): Het antwoord van de minister is dus: wat ons betreft moet 14% maar het doel zijn?

Minister Van der Hoeven: Nee, zeker niet. De Europese ambities reiken namelijk ook maar tot 2020. Daarom lijkt het mij heel verstandig om in Europees verband te bekijken op welke manier je met de ambities omgaat. Ik ben het namelijk met de heer Samsom eens dat, als je het daarbij laat, het niet hard loopt. Dan stel je je tijdshorizon tot 2020 en doe je daarna niks meer. Het lijkt mij heel goed dat juist in Europees verband verder wordt nagedacht over de vraag hoe je op de langere termijn tot verdere verduurzaming komt, hoe je een markt creëert en dat je tegelijkertijd sluitende afspraken maakt in de follow-up van Kopenhagen. Daar moeten wij naartoe.

Ik ga verder met de motie van de heer Samsom over biogashubs. Wij hebben bekeken hoe wij de biogashubs kunnen subsidiëren via de SDE-regeling. Daar is behoorlijk overleg over gevoerd met vele partijen. Het is de bedoeling dat het SDE-besluit zodanig wordt gewijzigd dat het in 2011 mogelijk wordt om iedere vergister die aansluit op een hub, een aparte subsidiebeschikking te geven. Daarbij mag de vergister wel gebruikmaken van de gezamenlijke infrastructuur, want dat was het probleem. Dat maakt het mogelijk dat de biogashubs flexibel kunnen groeien. Dat was een terechte wens. Dat los ik op deze manier op, ook al vereist het nogal wat complexe aanpassingen in de AMvB. Meerdere typen vergisters, zoals mesvergisters en vergisters van groente-, fruit- en tuinafval, kunnen worden aangesloten op een hub. Dat gebeurt ook, elk met een passend subsidiebedrag. Ik zeg de heer Samsom graag toe dat ik in gesprek blijf met de initiatiefnemers, want het moet natuurlijk wel werken.

Op de vraag van mevrouw Spies zeg ik: ja, bij de SDE 2011 komt dat voorstel. Dat besluit moet zodanig op tijd klaar zijn dat de openstelling inderdaad in de SDE 2011 kan plaatsvinden. Of het echt gebeurt en voor welk bedrag bepaalt mijn ambtsopvolger, maar ik creëer wel de mogelijkheid om het te doen. Dat is het belang van die motie.

Over de tenderregeling wind op zee was ik ook teleurgesteld. Dat mag de Kamer gerust weten. Dat is zorgelijk. Maar ik heb eens op een rijtje laten zetten hoe de regering de Kamer daarover heeft geïnformeerd. Dat heeft zij gedaan op verschillende manieren en op verschillende momenten. In april 2008 heeft de Kamer een brief van de staatssecretaris van V&W gekregen over het kabinetsbeleid inzake windenergie op zee met de nieuwe uitgiftesystematiek voor ronde drie. In het najaar van 2008 hebben wij de SDE-besluiten aangepakt met onder meer de mogelijkheid om een uitvoeringsovereenkomst te hanteren om een innovatiebonus te kunnen verstrekken. In maart 2009 zijn zeventien aanvragen ingediend bij RWS voor een Wbr-vergunning windenergie op zee. In het voorjaar van 2009 kwam de beslissing van het kabinet om 500 MW toe te voegen. Zo kwamen wij op die 950 MW uit. In de zomer van 2009 hadden wij de consultatie over de tenderregeling. In augustus 2009 lieten de nieuwe ramingen van ECN zien dat de kosten van windenergie op zee lopen van zo’n €0,16 per kWh tot €0,19. Dat is nogal wat. Dat was hoger dan de eerdere ramingen. Ik heb de Kamer daarover geïnformeerd. Ik heb daar op 1 oktober een brief over geschreven. Ik heb toen al gezegd dat de verwachting was dat niet de hele 950 MW zou worden gerealiseerd, maar dat het wellicht zou meevallen als partijen scherp zouden bieden. Dat hebben wij herhaald op 11 november 2009. Uiteindelijk heeft het inderdaad toch anders uitgepakt. Er is namelijk een hogere subsidie per kWh aangevraagd dan ik verwacht had. De eerste beschikkingen worden morgen verzonden. Snelheid daarin moet, want laten wij die 600 MW die wij kunnen uitzetten, in ieder geval uitzetten. Dan hebben wij budget over. Wij moeten eerst bekijken hoeveel dat ongeveer is. Ik schat dat het nog om zo’n 100 MW gaat. Je moet eerst echter de uitvoeringsovereenkomsten voor de huidige beschikkingen ondertekend hebben. Dan kun je het restbudget definitief bepalen en aanbieden aan de verdere partijen in de rangschikking. Dat zijn de stappen die wij gaan zetten.

Is de tender goed vormgegeven? Ja, ik denk het wel. Wij hebben de regelgeving aangepast zodat er zo veel mogelijk partijen konden inschrijven. Ik werk met onafhankelijke ramingen van ECN, ook voor het inschatten van de productiekosten. Wij hebben een maximumbedrag gehanteerd om een bovengrens te stellen aan de te verwachten kosten, maar desondanks...

Het antwoord op de vraag van de heer Bashir over de kostprijsontwikkeling is ja. Ik wil de Kamer graag inzicht geven in de kostprijsontwikkeling van wind op zee. Dat doe ik pas na afloop van de volledige tender, want dan heb ik alle informatie. Overigens heb ik de indruk dat de prijzen, hoewel ze tegenvallen, vergelijkbaar zijn met de huidige prijzen in de landen om ons heen. Daar moet je ook rekening mee houden.

Mevrouw Neppérus vroeg: waarom tref je nou eigenlijk die tenderregeling wind op zee? Zij suggereerde: had dat maar gelaten, want je bent toch demissionair. Maar dat ging echt niet. De heer Samsom had daarin groot gelijk: die regeling is gepubliceerd en moet dus worden uitgevoerd. Je moet je ook realiseren dat het alleszins redelijk is dat bedrijven bij het niet doorzetten van die tender schadeclaims gaan indienen. Daar zitten wij evenmin op te wachten, want dan zijn wij nog meer geld kwijt en hebben wij helemaal geen megawatts gerealiseerd. Dat lukte dus echt niet.

Kunnen wij iets leren van het Verenigd Koninkrijk, vroeg onder anderen mevrouw Wiegman. Er werd ook gevraagd of de randvoorwaarden van de infrastructuur duidelijker moeten worden geformuleerd. De tenderregeling heeft betrekking op ronde twee. In deze ronde is er sprake van heel veel initiatieven op allerlei verschillende locaties. Ik ben het echter met haar eens dat wij voor ronde drie het nodige kunnen leren van het Verenigd Koninkrijk. Ik heb in de brief van 19 februari geschreven dat er gewerkt wordt aan wetgeving over het net op zee. Die is nog niet af. Het is aan een nieuw kabinet om die in procedure te brengen. De voorbereidingen daarvoor worden echter al geheel in gang gezet.

Wat de tenderregeling betreft, hoop ik morgen de eerste beschikkingen te kunnen versturen, zo zeg ik tegen mevrouw Peters. Daarna wordt gekeken naar het restbudget. Voor de derde ronde zullen wij eerst de wetgeving moeten aanpassen. Die wordt op dit moment voorbereid, zodat die klaarligt als een nieuw kabinet aantreedt.

Vandaag heb ik ook gesproken met het FLOW-consortium. Dat zijn energiebedrijven, baggeraars, staalbouwers, turbinefabrikanten en kennisinstellingen. Het ging er vooral over het innovatieproject wind op zee een extra boost te geven. Op dat punt is nog heel wat innovatie nodig, ook om tot een verlaging van de prijzen te komen, waardoor je meer kunt realiseren. Daarbij gaat het om twee dingen. Ten eerste moet die prijs omlaag. Ten tweede vergroot je je toekomstige exportmarkt door het ontwikkelen van die kennis. Het gaat dan niet om de exportmarkt van turbines as such maar om kennis die nodig is om windparken te bouwen. Daarbij gaat het om een groot aantal terugkomende aspecten. Dat zat overigens ook een beetje achter dat Volkskrantartikel. Je hoeft niet altijd de energie in je eigen land te produceren; je kunt ook de kennis ontwikkelen om zo in andere landen een positie te verwerven, maar dan heb je wel een thuismarkt nodig. Daarom is het van belang dat wij ook wind op zee hebben. Daarvoor is nog een stevige subsidie nodig, ook voor innovatie. Anders halen wij het niet en blijven wij met oude technieken zitten.

De heer Samsom (PvdA): Ik aarzel een beetje om de vraag te stellen, maar ik vind toch dat wij dat vanuit de Kamer moeten doen. Er tekent zich immers weer het patroon af dat alle partijen tegen het maximumtarief aan bieden. Dat hebben wij eerder gezien. Dat vereist dan ook dat er scherp wordt opgelet. Ik vraag de minister niet naar alle details maar wel om haar aandacht en om de bevestiging dat zij dat doet. Het is namelijk een kleine wereld. Het is maar een klein clubje bij elkaar. Dit soort taferelen ligt dan heel snel op de loer. Dat mogen wij niet toestaan. Het gaat om geld van de belastingbetaler. Daar moet ongelooflijk secuur mee omgegaan worden, zo zeg ik ook over het hoofd van de minister tegen de bedrijven zelf. Ik weet niet wat er gaande is, maar ik wil het wel weten als het fout gaat. En de minister is onze vrouw om dat goed in de gaten te houden. Ik hoop dat dat duidelijk gemaakt kan worden.

Minister Van der Hoeven: U formuleert uw vraag zeer delicaat. Ik zal ook een zeer delicaat antwoord proberen te geven. U zou een punt kunnen hebben als het waar is. Daar ben ik dus alert op. Mocht ik signalen ontvangen dat zich iets dergelijks afspeelt, dan hebben wij een instituut waar dat soort dingen kan worden aangekaart, namelijk de NMa. Zonder verder in details te treden, denk ik zo voldoende duidelijk te maken dat ik uw vraag heel goed begrijp en oppak.

Dat brengt mij bij getijdenenergie. In de motie-Vendrik/Samsom (31 239, nr. 87) werd gevraagd om zorg te dragen voor een adequate financiering van projecten van vrijstromende getijstroom. Ik heb daarop gezegd dat ik geen generieke ondersteuning onder de SDE wilde overwegen en had daar argumenten voor. Er is weinig potentieel voor grootschalige ontwikkeling in Nederland. Je praat over 100 MW à 200 MW. Er mag niet worden verwacht dat de kostprijs voor stromingsenergie tot onder het huidige niveau van wind op zee zal geraken. De SDE-regeling is dus een heel duur instrument dat niet geschikt is om dergelijke innovaties te stimuleren. Ik heb in de brief van 21 april wel geschreven dat ik dat wilde doen via een innovatieprogramma: het Unieke Kansen Programma van EOS. Dat is nog niet opengesteld maar wordt opengesteld om een beperkt proefproject te realiseren. De openstelling van een dergelijke regeling vergt zo’n zes tot acht maanden. Naast de financiële ondersteuning op korte termijn zal ik bij het plannen van werkzaamheden aan waterstaatkundige werken samen met mijn collega van V&W structureel onderzoeken welke rol duurzame energie daarbij kan spelen, waaronder die vrije stromingsenergie.

Zowel de heer Samsom als mevrouw Peters vroeg waarom ik onder waterkracht geen aparte categorie voor vrije stromengetijdenenergie open. Ik ben mij bewust van de initiatieven, maar het gaat om demonstratieprojecten waarbij de technologie voor het eerst full scale wordt toegepast. Daar hebben wij innovatie-instrumenten voor en die heb ik gebruikt. De technologie scoort echter niet goed op de SDE-criteria voor kosteneffectiviteit, ontwikkelingspotentieel en kostendaling. Wij praten over €0,34 per kWh. Dat is wel heel erg duur. De verwachte kostendaling is met € 0,20 op de middellange termijn weliswaar aanzienlijk, maar dan is het nog steeds duur. Er wordt mij gevraagd om op basis van €0,34 subsidie toe te kennen uit de pot waterkracht. Stel je voor dat ik dat doe, dan gaat dat ten koste van de totale capaciteit die je kunt realiseren. Wij brengen de capaciteit dan weer omlaag. Het past niet in het beeld van een betrouwbare overheid om budget toe te wijzen aan duurdere projecten met het risico dat er niet voldoende budget is voor projecten die onder de huidige regeling wel kosteneffectief zijn. Bovendien is de huidige regeling open tot 1 november, dus ik kan ook niet schuiven. Ik herinner mij dat wij die discussie eerder hebben gevoerd. Toen heb ik gezegd: je kunt niet het ene én het andere doen. Of je laat de regeling open tot 1 november en accepteert dat er tot 1 november kan worden ingediend en dan je niet eerder kunt gaan schuiven. Of je sluit de regeling eerder en dan kun je wel schuiven, want dan weet je of je iets over hebt, maar dat heb je op dit moment niet. Dat zit er dus niet in. Wat wel loopt, is het EOS Unieke Kansen Programma.

Of er sprake is van onderuitputting in 2010 kunnen wij op dit moment niet zeggen, omdat die hele procedure openstaat tot 1 november, zoals is afgesproken met de Kamer. Die middelen kun je nu dus niet gebruiken. Er is budget voor projecten die in 2010 of 2011 zijn te verwachten. De timing is afhankelijk van de vergunningverlening. Stel dat er sprake is van onderuitputting, dan is er een budgetbehoefte in 2011. Als het van toepassing is, heb ik liever dat wij een en ander kunnen doorschuiven dan dat wij het op een andere manier doen. En waterkracht met verval is kosteneffectiever. Nogmaals, ik kan niet wat gaan verschuiven als wij de hele zaak tot 1 november hebben opengesteld.

De heer Samsom (PvdA): Vorige keer deden wij de truc aan het eind van de rit, op 1 november. Toen concludeerden wij: het budget is niet op, wij schuiven het snel nog even naar een ander categorietje. Ik weet niet of dat met deze sluitingsdata nog net kan. Dat is mijn eerste vraag, maar belangrijker is dat wij natuurlijk snel zijn uitgepraat als de minister het dubbele slot op de deur houdt door te zeggen: er is geen geld maar als dat er was, zou ik het er nog niet aan geven. Daar moeten wij helderheid over hebben. Stel dat er wel geld zou zijn, met andere woorden dat er straks op 1 november niets is aangevraagd in de categorie waterkrachtverval. Is de minister dan bereid om geld over te hevelen of zegt zij dan: nee, ook in dat geval heb ik nog andere wensen op mijn lijstje die eerder aan bod komen? Dan is vrije getijdenstroom geen optie.

De voorzitter: Laten wij alle vragen op dit punt even verzamelen. Dan kan de minister in één keer antwoord geven.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Allereerst kennen wij de bezwaren van de minister en de risico-inschatting die zij maakt, maar hoe reageert zij op de tegenargumenten van de sector? Die zegt dat er een zeer goed potentieel is en dat het een betrouwbare vorm van energie is die rijp is voor commerciële uitbouw. Anders dan wat de minister in haar brief aan de Kamer schreef, stelt de sector dat de kosten op termijn lager zijn dan bij offshore wind. Die argumenten circuleren. In de motie wordt de minister specifiek gevraagd om haar oordeel afhankelijk te laten zijn van de uitkomsten van overleg met de sector.

Daarnaast is het meer dan een praktisch punt; het is ook een principieel punt. Sinds het planbureau heeft berekend dat Nederland achterloopt met het halen van het duurzame-energieaandeel weten wij allemaal dat wij het ons niet kunnen veroorloven om te wachten tot alles tot in echte zekerheid is onderzocht. Wij moeten op alle paarden wedden. Dit lijkt een succesvolle, nieuwe vorm van duurzaam energie opwekken. Waarom zouden wij deze nieuwe vorm geen kans geven nu er ruimte lijkt te bestaan, ook na 1 november?

Voorzitter: Wiegman-van Meppelen Scheppink

Mevrouw Spies (CDA): De Kamer heeft de categorieën voor 2010 geaccordeerd. Wij moeten als overheid niet constant van gedachten veranderen en niet door te zwalken de consistentie en duidelijkheid aan de sector schaden. Aansluitend op de vraag van de heer Samsom is mijn vraag de volgende. Hoe kan de minister nu al voor 2011 aankondigen voor de categorie energie uit water breed geen budget beschikbaar te willen stellen? Dat lijkt mij helemaal kort door de bocht, want dat zou betekenen dat wij zelfs het in 2010 voor deze categorie gereserveerde geld niet meer in 2011 voor deze categorie beschikbaar zouden kunnen stellen en dat wij niet meer eventueel na 1 november een afweging kunnen maken voor de SDE 2011.

Voorzitter: Spies

Minister Van der Hoeven: Laat ik beginnen met die laatste opmerking. 2010 is geaccordeerd door de Kamer. Dan kun en moet je die bakens niet tijdens de rit gaan verzetten.

De heer Samsom vroeg of ik voor of tegen verschuiven ben. Daar komt het kort gezegd op neer. Ik leg die vraag bij hem terug. Stel dat wij straks inderdaad geld over hebben en dat er kosteneffectievere opties zijn die meer megawatt opleveren dan deze dure optie, wat doet hij dan? Dat wil ik hem tegen die tijd graag voorleggen. Dan moet je kiezen. Kies je voor iets wat interessant maar heel duur is? Of zeg je: nee, wij doen dat niet, wij kiezen bij de exploitatiesubsidieregeling voor het aantal megawatt? Om die discussie gaat het. Het is dus geen principieel verhaal, maar een praktisch verhaal. En het kost € 0,34. Mevrouw Peters zei dat het op termijn goedkoper zou zijn dan wind op zee, misschien in 2020. Nee, dat is niet zo in 2020, want in 2020 zitten wij op € 0,20 per kWh volgens de berekeningen van ECN. Dat is nog steeds duurder dan wind op zee. Wij moeten dus heel goed bekijken wat wij willen, want die SDE-regeling is er om meters te maken, om megawatts te produceren. Ik wil ECN best opnieuw vragen om dat in beeld te brengen. Dat kan dan misschien een rol spelen bij het budget dat wij overhebben na 1 november, maar ik wil echt de vraag in overweging geven: wat wilt u met de SDE-regeling? Daarbij gaat het om meters maken. Innovatie is nodig, maar dan komen we terecht bij mijn opiniërend artikel in de Volkskrant. Innovatie is ook nodig maar daar hebben wij andere budgetten voor. Je moet er inderdaad voor zorgen dat die beschikbaar zijn. Daarom heb ik gekozen voor de UKP-regeling.

Ook voor 2011 blijft het verhaal van die € 0,34 gelden. In het overgangsdossier voor mijn opvolger zal ik dus aangeven wat ik hier heb gezegd, namelijk dat je niet iets moet gaan subsidiëren wat veel te veel geld kost, terwijl je de exploitatiesubsidie nodig hebt om die meters te maken. Gebruik innovatiesubsidies om verder te gaan met die demonstratieprojecten. Dat is echter een ander onderwerp. Het besluit daarover voor 2011 is niet meer aan mij en ook niet meer aan de Kamer in haar huidige samenstelling. Dat is aan een volgende Kamer en een volgende minister.

De heer Samsom (PvdA): Ik trap niet in de wedervraag van de minister. Het is sinds 1848 al zo dat de regering keuzes maakt, die zij dan aan de Kamer voorlegt. Dat moeten wij ook vooral zo houden. Maar ik wil hier best een beetje over meedenken. Vrije getijdenstroom zou in potentie een mooie energiebron zijn, maar ik weet het ook niet. Die dreigt nu in de beroemde valley of death van innovatie te vallen, namelijk te groot voor het servet (de innovatiesubsidies) en te klein voor het tafellaken (de SDE). Als dat gebeurt, rest ons één keus: de innovatiesubsidie oprekken, dan wel de SDE-subsidie naar voren halen. Ik wil in ieder geval voorkomen dat deze vorm in het beroemde, inmiddels beruchte, gat valt waar heel veel innovaties in verdwijnen. Ik heb het idee dat dat aan het gebeuren is. Als de minister dat scherp in de gaten houdt en ons bericht of zij aan het eind van het jaar tot de conclusie is gekomen dat de UKR verder moet worden uitgebreid voor dit systeem dan wel de SDE iets moet worden teruggehaald, dan wacht ik haar keuze af en dan oordelen wij daarover. Dat doen wij dus niet andersom.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Daar sluit ik mij gemakshalve bij aan met de opmerking dat in de motie waarin het onderwerp wordt aangesneden, specifiek niet wordt vastgeklampt aan het gegeven dat het via de SDE-regeling moet worden opgelost. De SDE leek een mogelijkheid, maar laten wij proberen om linksom of rechtsom deze nieuwe vorm te behouden en de ondernemers hun gang te laten gaan.

Voorzitter: Wiegman-van Meppelen Scheppink

Mevrouw Spies (CDA): De minister schrijft in haar brief dat het subsidieplafond voor waterkracht in 2011 daalt naar nul euro, maar betekent dat dat dat een keuze is die aan het nieuwe kabinet en de nieuwe Kamer is?

Voorzitter: Spies

Minister Van der Hoeven: Het antwoord op de laatste vraag is ja. Maar het punt van de heer Samsom is ook waar. De regering beslist, het wordt aan de Kamer voorgelegd en in een aantal gevallen verandert de Kamer een en ander. Dat is haar recht. Vandaar dat ik zeg: als u het verandert, moet u zich wel realiseren wat u wilt. Of u wilt megawatts maken of u wilt iets anders. Ik zeg overigens graag toe dat ik wel wil kijken hoe het totale potentieel van deze nieuwe vorm zich ontwikkelt. Het is van belang dat die kostprijs fors omlaag gaat, hoe je het ook wendt of keert. Dat kun je gedeeltelijk bereiken met innovatie, dus daar kijk ik ook naar. Aan het einde van dit jaar, na 1 november, behoort de dan zittende bewindspersoon dit aan de Kamer voor te leggen.

Ik kom op het rapport van de Algemene Rekenkamer. Dat is een terugblikonderzoek over de MEP en de SDE. Het is verstandig om terug te kijken en vast te stellen wat er is gebeurd met de aanbevelingen uit 2007. Ik ben blij dat de hoofdconclusie is dat de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport zijn betrokken bij de vormgeving van de SDE. Het meebewegen van de subsidies met de elektriciteitsprijs en de plafonds in de regelingen zijn daar voorbeelden van.

De Algemene Rekenkamer geeft nog twee andere aanbevelingen. De transparantie op de begroting en de duurzaamheidscriteria. Ik kan mij daar in vinden. Zowel bij de transparantie van de begroting als de duurzaamheidscriteria in de SDE gaat het om een continu proces dat elke keer verbeterd kan worden. Door het uitsluiten van risicovolle biomassastromen in de SDE lopen wij nu geen risico op het gebied van duurzaamheid, maar nu er Europese richtlijnen voor duurzaamheidscriteria zijn, kun je die wel verder verfijnen. Dat geldt ook voor de transparantie op de begroting. Voor de jaarlijkse openstelling van de SDE wordt de Kamer geïnformeerd over de verplichtingen die met de regelingen worden aangegaan. Dat kan op die manier in meer detail dan op de begroting. Ik ben het er echter met de Algemene Rekenkamer en de Kamer, die daar vragen over heeft gesteld, over eens dat ook met de begroting een transparant en helder beeld moet worden gegeven, in ieder geval meer dan tot nu toe. Ik heb in antwoord op vragen toegezegd dat ik bij het opstellen van de begroting van 2011 zal zien waar die extra informatie kan worden opgenomen om de transparantie te vergroten. Bovendien zal juist de transparantie een grote rol vervullen in de afwegingen bij de uitwerking van de nieuwe financiering van de SDE. Wij hebben die dus ook gewoon nodig.

Over de duurzaamheidscriteria zijn een paar vragen gesteld. Ik meen dat de heer Bashir de eerste was die daarover begon. Als ik het goed begrepen heb, stelde hij dat die er niet alleen moeten zijn voor vast maar ook voor vloeibaar en niet in de SDE maar via de Wet milieubeheer, zodat niet alleen de gesubsidieerde stromen eronder vallen. Op dit moment wordt bijna alle biomassa voor elektriciteit gesubsidieerd. De heer Bashir heeft het over het wijzigen van de Wet milieubeheer, maar wijzigen van de wet kost tijd. Daar gaan de Tweede en Eerste Kamer over. Als je biomassa tijdig wilt kunnen inzetten, dan moet je dat zo snel mogelijk kunnen doen. Dat neemt niet weg dat ik het op termijn wel een nuttige suggestie vindt om te bekijken of je een en ander onder de Wet milieubeheer zou moeten laten vallen, maar dan wel op termijn. Als wij dat nu echter zouden doen en in de tussentijd niets doen, dan spannen wij het paard achter de wagen. Ik neem zijn suggestie dus mee, maar wel voor de iets langere termijn dan binnen nu en een half jaar of een jaar, want dat gaat zo niet met wetgeving. Hij heeft inhoudelijk echter een terecht punt.

Mevrouw Neppérus stelde een vraag over de duurzaamheidscriteria voor biomassa. De Algemene Rekenkamer vroeg al een tijdje om toevoeging van een biomassacontroleprotocol aan de «garantie van oorsprong"-regelgeving. Dat heeft op zich laten wachten. Daar heeft zij gelijk in. Het is inhoudelijk complex en er zijn telkens nieuwe marktontwikkelingen aan de orde. Op dit moment wordt echter de laatste hand gelegd aan de regelgeving en aan het protocol. De planning is dat het protocol vanaf volgend jaar kan worden toegepast.

Ik kom op zelflevering. Ook daar zijn wat vragen over gesteld, vooral door mevrouw Spies. Hoe staat het met de pilot zon-PV, was er een. Ik heb de afgelopen maanden vooral gebruikt om te bezien bij welk soort projecten die collectieve zelflevering een rol zou kunnen spelen en onder welke voorwaarden je die mogelijk zou kunnen maken. Er zijn gesprekken gevoerd met een aantal partijen: de gemeente Lochem, Leeuwarden, Rotterdam Climate Initiative, Eneco, Greenchoice, Zonvogel – dat is een corporatie net als Zoneco – BoerENbuur, noem maar op. Dat heeft best een goed beeld opgeleverd van de mogelijkheden en knelpunten. Op dit moment wordt die informatie verwerkt in een mogelijke opzet van een pilot. Daarbij denken wij aan een pilot van beperkte omvang waarbij de saldering wordt nagebootst door het subsidiëren van de energiebelasting. Je moet namelijk een mechanisme zien te vinden dat enigszins past bij wat wij al hebben. In dat kader worden op dit moment vragen uitgewerkt over de optimale duur, over de hoeveelheid kWh bij de saldering, over welke bijdrage het zou moeten zijn en over de omvang van de PV-installatie. Dat loopt dus. Van de zomer kunnen wij daarop terugkomen.

De zelflevering bij wind. Waarom draait wind niet mee? De Kamer heeft gevraagd of naast de pilot voor zon-PV ook een pilot voor zelflevering bij wind mogelijk is. Ik heb die motie nog niet beantwoord. Dat klopt. Zoals ik eerder heb toegezegd, zal dat gebeuren voor de zomer. Ik heb echter een aantal knelpunten in de overwegingen aangetroffen die ik graag met de Kamer wil delen. Het opstellen van een pilot voor wind leidt bijvoorbeeld tot stapeling van instrumenten met de SDE. Ook de heroverwegingscommissie stelt dat je dat niet moet doen. Burgerparticipatie was het doel van die pilot. Die wordt door projectontwikkelaars steeds meer zelf geïnitieerd. Ik neem die overwegingen mee in mijn uiteindelijke afweging. Ik kom daar voor de zomer op terug. Daarbij is vooral de vraag of zelflevering een oplossing kan bieden voor de knelpunten bij wind. Daar ging de motie over. Dat wordt dan ook de invalshoek bij de beantwoording van de motie.

Mevrouw Peters stelde een vraag over de nieuwkomersreserve. Over de omvang van die reserve is destijds ook uitgebreid gesproken met het bedrijfsleven. VNO-NCW heeft zich toen als gesprekspartner opgesteld. Daarbij is een verdeling gemaakt zowel op basis van bestaande partijen als op basis van een schatting van mogelijke nieuwkomers. Die verdeling ligt er nu. Het is inderdaad sneller gegaan met nieuwkomers dan aanvankelijk werd gedacht. Dat houdt in dat niet iedereen kan worden bediend en dat de laatste nieuwkomers zelf moeten bijkopen. Bovendien kan ik geen verschil maken tussen milieuvriendelijke of minder milieuvriendelijke nieuwkomers. Dat is discriminatie, want dan breng je een onderscheid aan in de categorie nieuwkomers die de regelgeving niet toelaat. Wij hebben daar eerder in de Kamer over gesproken. Dat mag ik niet doen. Dus wie het eerst komt, het eerst maalt. Degene die het laatste aanschuift, heeft dan een probleem. Ik heb overigens begrepen dat Eneco van plan is om bezwaar te gaan maken tegen de rechten die aan andere zijn verleend. Dat is de juiste weg. Wij zullen die gerechtelijke procedure moeten afwachten, maar ik kan niet iets veranderen door een onderscheid te maken dat ik niet mag maken, hoe vervelend dat ook is.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik moet niet treden in uitkomsten van overleggen waar ik geen getuige van ben geweest, maar de minister is het toch met mij erover eens dat het gek is dat je op die manier vervuilers beloont en dat je het nieuwkomers die mee willen doen aan de nieuwe economie met schone energie, moeilijker maakt doordat ze moeten betalen? Daar hoef je het niet bij te laten. Ik heb daarover onder andere de volgende vragen gesteld. Hoe gaat de minister proberen deze gekke situatie op te lossen? Is het mogelijk de regeling te verruimen? Kunnen wij lessen leren van andere landen, die misschien ook tegen die problemen oplopen? Hoe hebben die dat opgelost?

Minister Van der Hoeven: Wij hebben eerder over dit soort zaken gesproken in een ander verband. Toen is door uw collega Vendrik gezegd dat je een onderscheid zou moeten maken tussen milieuvriendelijk en minder milieuvriendelijk. Maar dat staat de regeling niet toe. Het is verstandiger om die gerechtelijke procedure af te wachten die men blijkbaar wil aanspannen, dan iets te doen wat niet mogelijk is. Natuurlijk kijken wij altijd naar, in dit geval, het ons omringende buitenland om te bezien op welke manier wij daarvan kunnen leren. Maar dit is echt niet te veranderen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Als ik mag persisteren, wat zijn dan de lessen van andere landen met vergelijkbare ervaringen? Als de minister geen onderscheid kan maken, kan de nieuwkomersreserve dan worden vergroot of aangevuld?

Mevrouw Van der Hoeven: Je hebt natuurlijk wel te maken met een aantal Europese regels. Die staan het maken van dit onderscheid niet toe. Het is ook een kwestie van de rechten die je nodig hebt voor de uitstoot. Hoe vuiler je bent – met alle respect – des te meer rechten heb je nodig. Die vuile nieuwkomer heeft dus meer rechten dan een schone. Ik vind dat heel vervelend maar ik kan het niet veranderen. Ik zou willen voorstellen om die rechtszaak dan maar te laten lopen, want die geeft misschien eerder een mogelijkheid om nog iets te doen. Als ik het namelijk op dit moment ga doen, jaag ik andere tegen mij in het harnas. Dat lijkt mij niet verstandig. Laat het maar even gaan zoals het nu loopt. Maar ik kan mij best voorstellen dat het zich niet goed verdraagt met wat je zou willen, zoals u zegt. Dat begrijp ik, maar dat is een beetje lastig.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De vraag of de reserve kan worden aangevuld, ligt nog open. Is daar een besluit voor nodig?

Minister Van der Hoeven: Dat kan als u het wilt betalen. Het gaat om 60 mln. Wilt u dat betalen? Ik weet niet waar ik die vandaan zou moeten halen. U misschien wel, maar ik niet.

Ik kom op de motie over de vollasturen. Op dit moment past Agentschap NL de bestaande OV-MEP-beschikkingen aan tot die 8000 vollasturen. Dat is bijna afgerond. De beschikkingen worden eind mei, begin juni gestuurd aan de betreffende partijen. De subsidieontvangers hoeven daar niets voor te doen. Zij krijgen automatisch die aangepaste beschikking. Het gaat om 30 beschikkingen. De aanpassing geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2010.

De voorzitter: Wij gaan naar de tweede termijn.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik heb twee toezeggingen genoteerd. Ten eerste zal de nieuwe Tweede Kamer een overzicht krijgen van de prijsontwikkelingen van wind op zee. Ten tweede heeft de minister, wat het rapport van de Algemene Rekenkamer betreft, toegezegd om de duurzaamheidscriteria voor vaste en vloeibare biomassa op termijn via de Wet milieubeheer te regelen. Op welke termijn gaat dat gebeuren? Als je nu de procedure in gang zet om dat te regelen, kunnen wij dat per 2011 in werking zetten.

Ik ben in mijn eerste termijn ingegaan op het idee om de energieleveranciers een wettelijke verplichting op te leggen om een percentage duurzame energie te leveren, waardoor ze zelf gaan innoveren zonder al te veel moeite. Daar wil ik nog graag een reactie op hebben.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. De vragen over de Algemene Rekenkamer heeft zij naar onze volle tevredenheid beantwoord.

Ik blijf er toch mee zitten dat de minister zei: wij gaan toch door met dat hele gebeuren van de tender van wind op zee. Ik maak mij daar grote zorgen over, ook als ik zelfs in de brief van de minister lees dat het erop lijkt dat dit allemaal behoorlijk riskant is en dat dit ook in de business case zit. Ik wacht de prijsontwikkeling waar de heer Bashir om vroeg, dan ook rustig af, want ik blijf het een lastige kwestie vinden.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik heb slechts de opmerking dat de minister wat mij betreft de beschikkingen zo meteen al op de post zou kunnen doen, zodat wij de kans nog meer vergroten dat wij dit jaar nog schepen zien uitvaren met windmolens op het dek. Wacht daar dus vooral geen minuut mee!

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor haar antwoorden. Bij getijdenenergie heb ik het volgende genoteerd, maar ik kijk expres de voorzitter en de griffier aan om te vragen of ik dat goed heb begrepen. De minister bereidt de zaken zo voor voor haar ambtsopvolger, wie dat dan ook is, dat er op 1 november, tegen de tijd dat de tender is verstreken, wordt gekeken of er nog geld over is in de SDE-regeling, dan wel of er met innovatiepotjes toch nog commerciële projecten gestart kunnen worden voor getijdenenergieopwekking.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Het was aardig om wat dingen uit te discussiëren over het Volkskrantartikel. De minister noemde het vandaag heel vriendelijk accentverschillen. Ik denk dat wij een boeiende campagneperiode tegemoet gaan waarin die verschillen volop aan de orde komen. Ik hoop in ieder geval dat de minister zolang zij nog demissionair minister is, volop verder gaat in dat spoor en dat zij voortdurend investeringszekerheid weet uit te stralen naar alle ondernemers op dit terrein.

In mijn eerste termijn ben ik heel kort ingegaan op het belang van decentrale netten. De ChristenUnie zou graag zien dat de focus bij het innoveren op het gebied van duurzame energie veel meer op het decentrale gericht wordt. Het Innovatieplatform bracht onlangs een advies uit over het versterken van duurzame energie, maar daar sprak opnieuw nog heel sterk die centrale visie uit. Daar wil ik in mijn tweede termijn nog een vraag over stellen, omdat ik daar in eerste termijn geen tijd meer voor had. Ziet de minister ook meer kansen in innovatie op decentraal niveau?

De voorzitter: Ik vind het heel creatief, maar een nieuw onderwerp aansnijden is niet de bedoeling, mevrouw Wiegman. Ik laat het aan de minister of zij hierop wil antwoorden.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Laat ik met de laatste vraag beginnen. Het mooie van Nederland is dat wij best goede netwerkbedrijven hebben en een goede ICT-infrastructuur. Onze uitgangspositie voor de ontwikkeling van smart grids, waar wij het dan immers over hebben, is gewoon goed. Smart grids hebben een centrale en decentrale component. Die maken het ook mogelijk om energie centraal en decentraal op te wekken en op het net te zetten. Een onderdeel daarvan, vooral als je dichtbij de klant komt, is de slimme meter. Ik hoop dat de collega’s in de Eerste Kamer het wetsvoorstel daarover behandelen en aannemen, want dat is een stap in de richting die wij op moeten gaan. Dat is ook een stap in de richting die mevrouw Wiegman aangeeft. Dat vind ik dus prima. Daarmee geef ik ook aan dat ik op dit punt doorga zolang ik hier zit. Ik heb tenslotte een opdracht om dat te doen. Ik hoor het wel van de Kamer als ik daar te ver inga. Zo werkt dat. Dan voeren wij weer gezellig een algemeen overlegje. Maar je moet niet op je handen gaan zitten als dat niet nodig is.

Dat brengt mij bij de opmerkingen van mevrouw Peters. Die kloppen toch niet helemaal. Zoals ik al tegen de heer Samsom zei: € 0,34 is € 0,34. Je moet je echt afvragen of je die € 0,34 gaat subsidiëren voor de getijdenstroom dan wel of je met meer geld meer megawatts maakt. Ik vind dat je dat laatste moet doen. Daar heb ik geen misverstand over laten bestaan.

Het innovatieaspect bij de Unieke Kansen Regeling is een ander verhaal. Ook daar is door de heer Samsom naar gevraagd. Wij moeten goed bekijken wat de mogelijkheden daarvan zijn, maar dat is iets anders dan zoals mevrouw Peters het net formuleerde.

Dat brengt mij bij de heer Samsom. De beschikkingen gaan er zo snel mogelijk uit, namelijk morgenvroeg. Ik ben het met hem erover eens dat het mooi zou zijn als zou gebeuren wat hij net zei. Maar hij weet hoe procedures lopen. Het heeft zijn tijd nodig. Het begin moet wel gemaakt worden en dat betekent de beschikking eruit.

Mevrouw Neppérus en de heer Bashir hadden vragen over de prijsontwikkelingen van wind op zee. Ik heb toegezegd dat die komen. Het is goed dat wij daarbij de vinger aan de pols houden.

De heer Bashir had het ook over de duurzaamheidscriteria in de Wet milieubeheer. Dat heb ik hem niet toegezegd. Ik heb gezegd dat ik dat op de langere termijn een zeer zinvolle suggestie vind die ook opgepakt zou kunnen worden, maar dat dat aan een volgend kabinet is. Daarnaast hoort de Wet milieubeheer thuis onder een ander departement. Dan komt hij toch bij de minister van VROM uit. Maar dat moet wel voor de toekomst verder worden uitgewerkt. Ik zal daar echter geen stappen in zetten, ook omdat het niet tot mijn portefeuille behoort.

De heer Bashir maakte ook een opmerking over een wettelijke verplichting voor leveranciers. Een wettelijke verplichting kan verschillende vormen hebben. Die kan bij leveranciers, afnemers of producenten liggen. Als je over wettelijke verplichtingen gaat spreken, is het verstandig om de verschillende opties in beeld te brengen en te bezien wat het meeste soelaas biedt en wat zo snel mogelijk leidt tot een markt voor duurzame energie. Daar past dit in. Overigens vond ik het wel leuk dat hij het over een wettelijke verplichting had; er is blijkbaar toch iets blijven hangen van dat Volkskrantartikel.

De heer Bashir (SP): Aangezien wij binnenkort de formatie krijgen, zouden wij meteen spijkers met koppen kunnen slaan. Als op het ministerie alvast de voorbereidingen worden getroffen om de verschillende mogelijkheden uit te werken, kan bij de formatie meteen een keuze gemaakt worden.

De voorzitter: Formeel moet ik melden dat dat niet in eerste instantie aan deze commissie is. Dat behoort tot het werkterrein van de vaste Kamercommissie voor VROM en de minister van VROM. Dat kunt u niet zomaar via deze commissie aan deze minister voorleggen.

Daarmee zijn wij aan het eind van de beantwoording van de minister in tweede termijn gekomen. De minister heeft de Kamer een aantal toezeggingen gedaan.

  • Zij zal de Kamer na afloop van de tenderregeling informeren over de kostprijsontwikkeling van wind op zee.

  • Wat energie uit water betreft, hebben wij de minister goed begrepen dat zij de voorkeur heeft om zo veel mogelijk duurzame megawatts voor zo weinig mogelijk euro’s te realiseren. Maar ik heb ook begrepen dat de minister uiteindelijk rond 1 november naar de Kamer komt, opdat daar op dat moment definitieve besluitvorming over plaats kan vinden. Daarover hebben dus noch de minister noch de Kamer vandaag conclusies getrokken.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Bosma (PVV), Meeuwis (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Algra (CDA) en Weekers (VVD).

Naar boven