32 340 Subsidieregelingen duurzame energieproductie (MEP en SDE)

Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 6 mei 2010

De commissie voor de Rijksuitgaven1 en de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben over het rapport «Subsidieregelingen duurzame energieproductie (MEP en SDE); Terugblik 2010 op Subsidieregeling «Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP)» van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 32 340, nrs. 1–2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Deze vragen, alsmede de daarop bij brief van 6 mei 2010 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Aptroot

De voorzitter van de commissie voor Economische Zaken,

Timmer

De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Groen

1

Wat zijn de negatieve effecten van het stopzetten van de MEP-contracten voor biomassa die niet voldoen aan de vast te stellen criteria? Kan de regering zowel financiële effecten als de effecten voor het behalen van de doelstellingen voor duurzame energieproductie aangeven?

Op de MEP waren geen duurzaamheidscriteria van kracht. Bedrijven met een MEP beschikking die zijn gestopt met het produceren van energie of uiteindelijk helemaal niet zijn begonnen omdat de duurzaamheid van hun grondstof ter discussie kwam te staan, hebben dit besloten op basis van eigen bedrijfsmatige en bredere maatschappelijke afwegingen. Over negatieve effecten van het stopzetten van contracten voor de inkoop van biomassa, is het ministerie niets bekend.

2

Is een indicatie te geven welke marges er in duurzaamheidrisico’s zitten in de diverse biomassasoorten? Hoeveel meer CO2-uitstoot produceert bijvoorbeeld palmolie dan dat het reduceert?

Een duurzaamheidsrisico is niet uit te drukken in een getal en daarbij kan dus ook geen marge aangegeven worden. De verschillende sets van duurzaamheidscriteria, zoals de criteria van de Richtlijn Hernieuwbare Energie en de NTA 8080 bevatten een veelheid aan verschillende criteria. Er zijn criteria die bijvoorbeeld sociale risico’s vatten (zoals kinderarbeid) en criteria die zich richten op bescherming van natuurgebieden. Voor deze criteria zijn vervolgens minimumeisen gedefinieerd. Wil een specifieke soort biomassa aan de criteria voldoen, dan zal hij op de verschillende criteria goed moeten scoren. Het verschilt per type biomassa welk specifiek criterium het meest knellend is. Dit is onder andere afhankelijk van het land van herkomst.

De inzet van biomassa voor energie vermijdt de inzet van fossiele energie waardoor minder CO2 wordt uitgestoten. De productie van de biomassa en het transport zorgen echter ook voor uitstoot van CO2. Het saldo heet de CO2 balans. Deze CO2 balans wordt uitgedrukt in een percentage. Er is in algemene zin niet aan te geven wat de CO2-balans van bijvoorbeeld palmolie is, omdat onder ande het CO2 effect van transport kan verschillen doordat het mede afhankelijk is van het land van herkomst.

3

Hoeveel hectare bos is sinds de invoering van de MEP gekapt vanwege de biomassaproductie voor het bereiken van het aandeel duurzame energie?

Om op een economische manier duurzame energie te produceren is het noodzakelijk om zo veel mogelijk gebruik te maken van reststromen. Reststromen zijn vaak goedkoper dan primaire producten. Houtpellets kunnen bijvoorbeeld worden gemaakt van resthout uit de meubelindustrie. Ook snoei- en resthout worden ingezet. Bedrijven die duurzame energie produceren met behulp van hout zullen proberen zoveel mogelijk reststromen te contracteren. Een inschatting van het aantal hectare bos is niet te geven.

4

Wat is inmiddels de stand van zaken met betrekking tot de nog op te stellen duurzaamheidcriteria voor biomassa?

Voor vloeibare biomassa geldt dat de duurzaamheidscriteria door de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie worden voorgeschreven. Dat betekent dat wanneer biomassa daaraan voldoet, het ingezet mag worden en de productie mee mag tellen voor de nationale doelstellingen voor duurzame energieproductie. Voldoet de biomassa niet aan de criteria, dan mag dit niet.

Lidstaten zijn vanuit de Richtlijn verplicht de duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa te implementeren in hun stimuleringsbeleid. Momenteel wordt gewerkt aan de implementatie van duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa in de SDE. Met ingang van de SDE 2011 zal dit geregeld zijn. Daarbij blijft het overigens mogelijk om net als in de huidige SDE bepaalde fysieke biomassastromen uit te blijven sluiten van ondersteuning vanuit de SDE.

De Europese Commissie heeft aangegeven voor vaste biomassa geen criteria verplicht voor te schrijven3. Lidstaten hebben dus hier een keuze of ze wel of geen criteria willen implementeren voor vaste biomassa. Dit jaar zal worden besloten of ook duurzaamheidscriteria voor vaste biomassa zullen worden geïmplementeerd en voor welk type installaties deze dan zouden moeten gelden.

5

Is er inmiddels duidelijkheid over het behalen van de doelstelling van 9% duurzame elektriciteit in 2010?

Inmiddels heeft het CBS ook de cijfers over duurzame elektriciteit van 2009 gepubliceerd. Hieruit blijkt dat, zoals verwacht, het aandeel in 2009 verder is gestegen tot 8,9%.

6

Deelt de regering de mening van de Algemene Rekenkamer dat in de begroting veel meer transparantie zou moeten worden betracht ten aanzien van de begrote middelen voor Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE-middelen)? Zo nee, waarom niet? Is het juist dat door de vele bijstellingen, naar aanleiding van het later vaststellen van de SDE-subsidieplafonds, de informatiewaarde in de begroting gering is? Hoe gaat de regering de begroting op dit punt transparanter maken?

De regering hecht grote waarde zowel aan transparantie in de begroting als aan de kwaliteit van de informatievoorziening richting de Tweede Kamer in zijn algemeenheid en die in de begroting in het bijzonder. Bij het opstellen van de begroting 2011 zal dan ook worden bezien waar met het oog op de transparantie mogelijk nog extra informatie kan worden opgenomen.

De doelmatigheid van de via de SDE in te zetten middelen is sterk afhankelijk van de verdeling van de subsidieplafonds over categorieën en de hoogten daarvan. Belangrijke elementen in de besluitvorming over de subsidieplafonds zijn financiële variabelen (zoals de basisbedragen per categorie) en inschattingen over het potentieel van projecten in de markt. De ervaring leert dat beide elementen in de periode tussen het opstellen van de begroting en het moment van voorgenomen publicatie – in de regel zo’n zes maanden – nog fors kunnen wijzigen. Daarom verdient het de voorkeur om daarover zo kort mogelijk vóór publicatie te besluiten aan de hand van de meest actuele informatie. in het verleden zijn voor daadwerkelijke publicatie de planning en de daarbij gehanteerde cijfers en argumenten met de Kamer gewisseld. Vervolgens krijgt een en ander zo spoedig mogelijk zijn beslag in de begroting. In de regel betekent dat verwerking bij voorjaarsnota.

7

Welk moment is bepalend, als het gaat om het vloeibaar zijn van biomassa om te moeten voldoen aan de duurzaamheidscriteria? Kan de palmolie in vaste vorm worden geïmporteerd om zo de duurzaamheidscriteria te ontduiken en welk effect zou dat hebben op het duurzaamheidsrisico van de SDE verplichtingen?

De Richtlijn Hernieuwbare Energie doet geen uitspraak over het moment dat bepalend is bij het vaststellen van het al dan vloeibare karakter van een biomassa. Helder is dat bijvoorbeeld palmolie door de Richtlijn als een vloeibare stof wordt gezien waarop de duurzaamheidscriteria van de Richtlijn van kracht zijn. In de huidige SDE zijn palmolie en andere biomassa-stromen met een hoog duurzaamheidsrisico overigens uitgesloten

8

Is het juist dat pas in de begroting van 2010 de verplichtingen aangegaan in 2009 voorkomen (het bedrag van € 2 790 miljoen)? Hoe beoordeelt de regering deze curieuze manier van begroten? Is het juist dat dit strijdig is met de reguliere manier van begroten?

Dit is onjuist. De verplichtingenruimte die benodigd is voor het afgeven van de beschikkingen 2009 wordt in 2009 beschikbaar gemaakt bij voorjaarsnota 2009.

9

Welke betekenis moet worden toegekend aan het bedrag van € 17 miljoen voor 2010 op de begroting van 2010? Is het juist dat dit bedrag nauwelijks enige reële betekenis heeft?

Het bedrag van € 17 miljoen aan verplichtingenruimte voor 2010 zoals dat in september 2009 in de begroting 2010 is opgenomen betreft de op dat moment beschikbare nog «vrije» verplichtingenruimte. Dit bedrag zal bij voorjaarsnota 2010 worden aangevuld tot de verplichtingenruimte die op basis van de daadwerkelijk gepubliceerde budgetten benodigd is. De publicatie van die budgetten heeft eind 2009/begin 2010 plaatsgevonden na afstemming met de Kamer. Overigens zij daarbij nog aangetekend dat die wijziging in de verplichtingenruimte niet leidt tot wijziging van betekenis in de kasbedragen ten opzichte van de eerdere begroting en meerjarenramingen.

10

Is het juist dat deze € 17 miljoen in de praktijk zal kunnen oplopen naar € 8 147 miljoen, zoals de Algemene Rekenkamer stelt? In hoeverre wordt de Kamer met die € 17 miljoen transparant en volledig geïnformeerd? Hoe komt de regering tot de berekening van die € 17 miljoen?

Eind 2009/begin 2010 is – na overleg met de Kamer – een aantal nieuwe budgetten gepubliceerd voor een totaal bedrag van € 8,7 miljard (Wind Op Zee, twee nieuwe categorieën Wind Op Land en de SDE 2010). De beschikkingen op basis van deze publicaties zullen in 2010 worden afgegeven. Om die reden wordt de verplichtingenruimte bij voorjaarsnota 2010 verhoogd van € 17 miljoen tot het totaal van de gepubliceerde budgetten (€ 8,7 miljard).

De € 17 miljoen zoals die in eerste instantie in de begroting 2010 was opgenomen betrof de op dat moment nog «vrije» ruimte voor 2010 (d.w.z. verplichtingen- en kasruimte die volgens de ramingen niet benodigd was voor de publicaties tot en met de SDE 2009 of andere lopende verplichtingen zoals de MEP). De informatie benodigd voor de berekening van de juiste subsidieplafonds voor beschikkingen die in 2010 kunnen worden afgegeven waren bij het opstellen van de begroting 2010 nog niet bekend. Daarom is toen – voorjaar 2009 – volstaan met het opnemen van de vrije ruimte. Toen de juiste informatie wel beschikbaar was – vierde kwartaal 2009 – is de besluitvorming op basis van die informatie met de Kamer afgestemd voordat daadwerkelijke publicatie heeft plaatsgevonden. De als gevolg van de publicaties benodigde aanpassing van de begroting wordt verwerkt bij de eerstvolgende mogelijkheid voor bijstelling van de begroting: de voorjaarsnota 2010.

11

Hoe beoordeelt de regering de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om bij Voorjaarsnota niet alleen het geschatte gebruik, maar ook de plafonds te vermelden?

De verplichtingen zoals deze in de voorjaarnota worden verwerkt gaan uit van volledige benutting van de gepubliceerde subsidieplafonds. Ten opzichte van die cijfers kan het daadwerkelijk gebruik dus uitsluitend lager uitvallen.

12

Hoe is te verklaren dat in de begroting 2009 een bedrag van € 831 miljoen was gereserveerd en dat dit in de begroting 2010 was opgelopen tot € 2790 miljoen?

Het verplichtingenbedrag zoals dat in eerste instantie in begroting 2009 was opgenomen (€ 831 miljoen) bestond voor verreweg het grootste gedeelte (€ 731 miljoen) uit verplichtingen voor de MEP. Dat ook de MEP verplichtingenruimte vergde was inherent aan het regiem dat behoorde bij uitvoering van de MEP door TenneT/EnerQ. Als gevolg van de overgang van de uitvoering van de MEP naar – toentertijd – SenterNovem is dit deel van de verplichtingen bij voorjaarsnota komen te vervallen. Het resterende deel van het verplichtingenbedrag (€ 100 miljoen) betrof de SDE en was de op dat moment – voorjaar 2008 – nog «vrije» kas- en verplichtingenruimte voor 2009. De informatie benodigd voor de berekening van de juiste subsidieplafonds voor beschikkingen die in 2009 zouden kunnen worden afgegeven waren bij het opstellen van de begroting 2009 nog niet bekend. Daarom is toen – voorjaar 2009 – volstaan met het opnemen van die vrije ruimte. Toen de juiste informatie wel beschikbaar was – eind 2008 / begin 2009 – is de besluitvorming op basis van die informatie met de Kamer afgestemd voordat daadwerkelijke publicatie heeft plaatsgevonden. De als gevolg van de publicatie van de SDE 2009 benodigde aanpassing van de begroting 2009 is verwerkt bij de eerstvolgende mogelijkheid voor bijstelling van de begroting: de voorjaarsnota 2009.

13

Kan de regering een verklaring geven voor de grote schommelingen in tabel 1? Hoe reëel zijn de cijfers die aan de Kamer worden overlegd? Waarom wordt in november 2008 een bedrag van € 1436 miljoen vermeld, terwijl dit in september 2008 nog € 579 miljoen was en vervolgens in mei 2009 weer € 840 miljoen?

Het verplichtingenbedrag zoals dat in begroting 2008 – stand voorjaarsnota – was opgenomen bestond nagenoeg geheel uit verplichtingen voor de MEP. Dat ook de MEP verplichtingenruimte vergde was inherent aan het regiem dat behoorde bij uitvoering van de MEP door TenneT/EnerQ.

Pas bij de najaarsnota 2008 is er aan de begroting 2008 verplichtingenruimte toegevoegd om beschikkingen op basis van de SDE 2008 af te doen. Dit verklaart de grote stijging in de begroting 2008 van voorjaarsnota naar najaarsnota.

Dat de realisatie 2008 zoals opgenomen in het jaarverslag 2008 fors is achtergebleven bij de stand van de najaarsnota kent twee oorzaken. In de eerste plaats waren aantal en omvang van de ingediende aanvragen SDE 2008 onvoldoende om tot een volledige uitputting van de gepubliceerde subsidieplafonds te komen. Daarnaast konden niet alle aanvragen die wel ingediend waren nog in 2008 tot een beschikking leiden. Een deel van de beschikkingen is pas begin 2009 afgedaan en hebben dus geleid tot een begrotingsbelasting in 2009.

14

Waarom worden in de begroting de verplichtingen voor SDE en MEP niet afzonderlijk begroot? Waarom worden in het jaarverslag de uitgaven voor SDE en MEP niet afzonderlijk verantwoord?

In het verleden is besloten om eventuele meevallers in de MEP beschikbaar te houden voor duurzame energieprojecten via de SDE. Daarmee zijn de MEP en de SDE als het ware communicerende vaten geworden op het onderwerp «duurzame energie». De reden om de MEP en de SDE onder deze titel samen te voegen in de presentatie in begrotingen en jaarverslagen is dan ook uitsluitend pragmatisch.

15

Hoe zijn de verschillen te verklaren tussen de kasramingen van het ministerie van EZ enerzijds en SenterNovem anderzijds? Deze cijfers zouden toch gelijk aan elkaar moeten zijn?

In principe conformeert het ministerie van EZ zich bij het opstellen van de ramingen aan de ramingen van SenterNovem. Deze cijfers zullen dan ook in de regel gelijk aan elkaar zijn.

Het verschil tussen de ramingen in de tabellen 2 en 3 in het rapport van de Rekenkamer is daar echter niet in gelegen. Dat verschil is geheel terug te voeren op het verschil in moment van opstellen van de ramingen. De ramingen in tabel 2 dateren uit het voorjaar van 2008 en de ramingen in tabel 3 zijn bijna een jaar later opgesteld, in februari 2009.

16

Hoeveel middelen vallen er vrij op de begroting van het ministerie van EZ, als gevolg van de nieuwe financieringswijze voor de SDE, in de jaren 2011–2015 en daarna?

De invoering van de SDE-opslag zal door een volgend kabinet worden vormgegeven en zal derhalve naar verwachting niet voor 2012 gerealiseerd kunnen worden. Bij de vormgeving zal een volgend kabinet onder andere keuzes maken over verdeling van de lasten en eventueel vrijvallende begrotingsmiddelen. Op de huidige EZ begroting staat voor de SDE en de MEP voor de jaren 2012- 2015 een cumulatief bedrag van 4,2 mrd euro aan kasuitgaven gereserveerd.

17

Hoe kan het dat de eenmalige inboeking van de verplichtingenruimte voor de MEP bij SenterNovem € 8,4 miljard bedroeg, in plaats van de eerder begrote € 2,8 miljard?

Zie het antwoord op vraag 20.

18

Wat zijn de koopkrachteffecten van de koppeling van de MEP aan de zogenaamde «SDE-opslag»?

De invoering van de SDE-opslag zal door een volgend kabinet worden vormgegeven. Bij de vormgeving zal een volgend kabinet onder andere keuzes maken over verdeling van de lasten en eventueel vrijvallende begrotingsmiddelen. Op de huidige EZ-begroting staat voor de SDE en de MEP voor de jaren 2012–2015 een cumulatief bedrag van 4,215 mrd euro aan kasuitgaven gereserveerd. De verplichtingen die aangegaan zijn voor de MEP in de periode 2012–2020 bedragen 4,1 mrd en zijn gedekt op de EZ-begroting. Het onderbrengen van de MEP onder de opslag leidt tot een verschuiving van financiering. Voor elke euro die via de opslag wordt opgehaald om de MEP-uitgaven te bekostigen valt er een euro vrij op  de begroting die ingezet kan worden voor lastenverlichting. De effecten op de koopkracht van burgers en lasten voor bedrijven is afhankelijk van de wijze van terugsluizen van deze vrijval en daarnaast afhankelijk van de wijze waarop de opslag over burgers en bedrijven wordt omgeslagen.

19

Welke risco's voor de koopkracht zitten er, op basis van de huidige prognoses over de vraag naar de SDE-subsidie, in een openeinderegeling gekoppeld aan de SDE-opslag?

Dit kabinet heeft expliciet voorkeur uitgesproken voor een systeem met budgetplafonds, ook wanneer de financiering van de SDE via een opslag vorm krijgt. In een systeem met budgetplafonds kan de overheid sturen op de ontwikkeling van de vraag. Met name de marktimplementatie van nog niet volledig marktrijpe- en dus nog duurdere- opties als zon-pv worden door plafonnering gestuurd. Het loslaten van de plafonds zou ertoe leiden dat de overheid geen groeipad kan ontwikkelen en bovendien budgettaire beheersbaarheid verliest. Daarmee is de ontwikkeling van de hoogte van de opslag in mindere mate door de overheid te sturen.

20

Hoe is het verschil te verklaren tussen de € 8,4 miljard in de begroting van 2009 ten opzichte van de € 2,8 miljard aan MEP-verplichtingen uit 2007? Betekent dit dat er voor € 5,6 miljard aan SDE-verplichtingen zijn aangegaan?

De uitvoering van de MEP is per 1 januari 2009 is overgegaan van EnerQ naar SenterNovem. Doordat EnerQ geen verplichtingenadministratie voerde moesten er door de overdracht wijzigingen in de EZ-administratie en -begroting worden aangebracht. Door SenterNovem zijn de na 31-12-2008 maximaal te verrichten betalingen geraamd op in het verleden door EnerQ afgegeven MEP beschikkingen. Dit betreft een bedrag van in totaal € 8,4 mld.

Navraag bij de Algemene Rekenkamer leert dat de genoemde € 2,8 mld de verplichtingenruimte voor 2009 in de begroting 2010 betreft voor zowel de MEP als SDE. Deze 2,8 mld bestaat echter nagenoeg volledig uit SDE verplichtingen.

21

Voor hoeveel miljard euro aan verplichtingen is inmiddels besteed aan duurzame energieopwekking waarvan het duurzaamheidrisico, dat wil zeggen de kans dat door de hele keten heen gerekend de toegepaste biomassa niet bijdraagt aan verlaging van de CO2-uitstoot, niet zeker is? En hoeveel miljard euro aan lopende verplichtingen zullen we hier tot 2017 nog aan moeten besteden?

Het gaat bij de discussie over duurzaamheid over een breder pallet aan criteria dan uitsluitend de vraag of de inzet van biomassa bijdraagt aan de verlaging van CO2 uitstoot. Biomassa geproduceerd met behulp van kinderarbeid verlaagt ook de CO2 uitstoot maar geldt zeker niet als duurzaam.

Projecten met MEP die momenteel in bedrijf zijn, maken energie uit voornamelijk vaste biomassa en vloeibare reststromen zoals bijvoorbeeld afgewerkt frituurvet. De CO2 balans van deze biomassastromen zijn positief, dat wil zeggen dat over de hele keten CO2 uitstoot wordt gereduceerd ten opzichte van het fossiele alternatief. Dit is ook de reden dat deze reststromen als categorie in de SDE zijn opgenomen.

22

Bieden de huidige wet en regels ruimte om subsidieaanvragen voor biomassa met een verhoogd duurzaamheidrisico te weigeren?

Op dit moment worden biomassastromen waar een hoog duurzaamheidsrisico mee gemoeid is, uitgesloten van subsidie vanuit de SDE. Ook na implementatie van de duurzaamheidscriteria blijft het mogelijk om soorten biomassa uit te blijven sluiten van subsidie vanuit de SDE.

23

Zou de uitsluiting van biomassa met een hoog duurzaamheidrisico, dat wil zeggen de kans dat door de hele keten heen gerekend de toegepaste biomassa niet bijdraagt aan verlaging van de CO2-uitstoot, bijdragen aan vereenvoudiging van de controlewerkzaamheden?

Het gaat bij de discussie over duurzaamheid over een breder pallet aan criteria dan uitsluitend de vraag of de inzet van biomassa bijdraagt aan de verlaging van CO2 uitstoot. Biomassa geproduceerd met behulp van kinderarbeid verlaagt ook de CO2-uitstoot maar geldt zeker niet als duurzaam.

Vloeibare biomassa die niet voldoet aan de door de Richtlijn voorgeschreven CO2 balans – die dus niet bijdraagt aan de verlaging van de CO2-uitstoot – voldoet niet aan de duurzaamheidscriteria en zal dus niet worden ingezet voor de opwekking van duurzame energie. Zoals eerder aangegeven zijn vanaf de SDE 2011 de duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa van kracht op de SDE. Voor vaste biomassa moet de keuze nog gemaakt worden. Ook wanneer de duurzaamheidscriteria van kracht zijn, blijft het in principe mogelijk om bepaalde fysieke stromen biomassa die wel aan de duurzaamheidscriteria voldoen, uit te sluiten van ondersteuning vanuit de SDE.

24

Hoeveel megawatt aan wind op zee kan worden geplaatst indien we per direct stoppen met de miljarden subsidies aan biomassa met een hoog duurzaamheidrisico, dat wil zeggen de kans dat door de hele keten heen gerekend de toegepaste biomassa niet bijdraagt aan verlaging van de CO2-uitstoot, en dat geld inzetten voor stimulering van wind op zee?

Zoals eerder aangegeven is het niet zo dat momenteel miljarden subsidies uitgegeven worden aan energie uit biomassa met een hoog duurzaamheidsrisico.

25

Hoe zeker is het getal van 9% in het licht van de onzekerheden over de CO2-uitstoot door de hele keten heen?

Zoals eerder aangegeven maken de projecten met MEP die momenteel in bedrijf zijn energie uit voornamelijk vaste biomassa en vloeibare reststromen zoals bijvoorbeeld afgewerkt frituurvet. De CO2 balans van deze biomassastromen zijn positief, dat wil zeggen dat over de hele keten CO2-uitstoot wordt gereduceerd ten opzichte van het fossiele alternatief.

26

Op welke wijze zal de regering waarborgen dat ook in de toekomstige financieringswijze van de SDE transparant zal zijn hoeveel geld er aan SDE wordt uitgegeven? Blijft SDE bestaan als een zelfstandige post op de begroting van het ministerie van EZ, zoals nu?

De invoering van de SDE-opslag zal door een volgend kabinet worden vormgegeven, maar ook met een opslag kan gekozen worden om de uitgaven aan de SDE via de EZ-begroting  te laten lopen. Daarnaast wordt de Kamer geïnformeerd over de ontwikkeling van de SDE en over de wijze waarop nieuwe committeringen worden aangegaan in de SDE. Hiermee kan dus transparantie in de uitgaven gewaarborgd  blijven.

27

Op welke manier worden «risicovolle biomassastromen» uitgesloten, nu er nog geen duurzaamheidcriteria zijn?

De afgelopen jaren zijn in de SDE de risicovolle biomassastromen uitgesloten. In de aanwijzingsregeling van de SDE wordt aangegeven welke biomassastromen in de SDE zijn toegestaan aan de hand van de NTA 8003 (Nederlands technische afspraak). Risicovolle stromen als bijvoorbeeld palmolie zijn daarin uitgesloten.

28

Waarom is de regering niet ingegaan op de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om het controleprotocol verplicht te stellen voor de duurzaamheidrapportage? Kan de regering dat alsnog doen?

De regering onderkent de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om een controleprotocol verplicht te stellen in het kader van de duurzaamheidsrapportage. In verband met vaste momenten in het jaar om dit te regelen zal de desbetreffende regeling voor 1 juli aanstaande gepubliceerd worden en in gaan op 1 januari 2011. De regeling voorziet er in dat partijen die op vrijwillige basis eerder met het controleprotocol willen gaan werken dat ook kunnen. 

29

Kan de regering ingaan op de stelling van de Algemene Rekenkamer dat de aanpassing van de SDE in 2009 bedoeld was voor het windpark op Urk? Is het juist dat dit pas op te maken zou zijn uit de brief van november 2009? Welk doel is ermee gediend om dit te verhullen?

In de brief van november 2009 is aangegeven dat naar aanleiding van gesprekken met diverse partijen, waaronder windpark Noordoostpolder, alsmede externe adviezen over de kosten en opbrengsten van grote windmolens op land en windmolens near shore de conclusie is getrokken dat de toenmalige categorieën binnen de SDE niet afdoende waren. Dit heeft in 2009 tot een aanpassing van de SDE geleid waarbij twee nieuwe categorieën wind op land zijn toegevoegd. Dergelijke aanpassing zijn onderdeel van de systematiek van de SDE, waarbinnen tenminste jaarlijks wordt gekeken of de categorieën die worden onderscheiden nog actueel en relevant zijn. Voor bijvoorbeeld biomassa kent de regeling momenteel vier categorieën. De aanpassing in 2009 was dus een gevolg van ontwikkelingen in de markt, zoals het windpark Noordoostpolder. De Kamerbrief van november (31 239, nr. 75) geeft ook een toelichting voor de wijziging van de SDE.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Blok, S.A. (VVD), Hoopen, J. ten (CDA), Weekers, F.H.H. (VVD), Haersma Buma, S. van (CDA), Nerée tot Babberich, F.J.F.M. de (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Voorzitter, Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Omtzigt, P.H. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Luijben, A.P.M. (SP), Veen, E. Van der (PvdA), Kalma, P. (PvdA), Gerven, H.P.J. Van (SP), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Cramer, E.A. (CU), Dijck, A.P.C. van (PVV), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Tang, P.J.G. (PvdA), Vos, M.L. (PvdA), Ondervoorzitter, Bashir, F (SP), Sap, J.C.M. (GL) en Vacature (CDA).

Plv. leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Burg, B.I. van der (VVD), Jonker, C.W.A. (CDA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Vries, J.M. de (CDA), Hijum, Y.J. Van (CDA), Beek, W.I.I. van (VVD), Krom, P. de (VVD), Pater-van der Meer, M.L. de (CDA), Ham, B. van der (D66), Gerkens, A.M.V. (SP), Vermeij, R. (PvdA), Vacature, (PvdA), Kant, A.C. (SP), Vacature, (CDA), Anker, E.W. (CU), Roon, R. de (PVV), Irrgang, E. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Linhard, P. (PvdA), Besselink, M. (PvdA), Vacature, (PvdA), Roemer, E.G.M. (SP), Vendrik, C.C.M. (GL) en Mastwijk, J.J. (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Schreijer-Pierik, J.M.G. (CDA), Vendrik, C.C.M. (GL), Hoopen, J. ten (CDA), Spies, J.W.E. (CDA), Ham, B. van der (D66), Velzen, K. van (SP), Aptroot, Ch.B. (VVD), Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Timmer, A.J. (PvdA), Voorzitter, Irrgang, E. (SP), Jansen, P.F.C. (SP), Biskop, J.J.G.M. (CDA), Ondervoorzitter, Ortega-Martijn, C.A. (CU), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Burg, B.I. van der (VVD), Graus, D.J.G. (PVV), Zijlstra, H. (VVD), Besselink, M. (PvdA), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Vos, M.L. (PvdA), Rouwe, S. de (CDA) en Elias, T.M.Ch. (VVD).

Plv. leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Dijk, J.J. van (CDA), Sap, J.C.M. (GL), Vroonhoven-Kok, J.N. van (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout, J.D.M.P. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Ulenbelt, P. (SP), Blok, S.A. (VVD), Boelhouwer, A.J.W. (PvdA), Kalma, P. (PvdA), Kraneveldt-van der Veen, M. (PvdA), Karabulut, S. (SP), Luijben, A.P.M. (SP), Nerée tot Babberich, F.J.F.M. de (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Atsma, J.J. (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Bosma, M. (PVV), Meeuwis, CLM (VVD), Dam, M.H.P. Van (PvdA), Gerkens, A.M.V. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Heerts, A.J.M. (PvdA), Algra, R.H. (CDA) en Weekers, F.H.H. (VVD).

XNoot
3

SEC (2010)65, SEC (2010) 66.

Naar boven