Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 april 2010
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 30 maart jl. heeft uw Kamer mij verzocht om een toelichting op het artikel «Duurzame
energie niet voor eeuwig blijven subsidiëren» dat die dag verscheen in de Volkskrant.
In het artikel geef ik aan hoe een economische benadering van energiepolitiek bij kan dragen aan een betrouwbare energievoorziening,
economische groei en werkgelegenheid en aan de reductie van CO2-uitstoot. Dit kan door middel van een slimme combinatie van internationaal beleid, industriebeleid en innovatiebeleid. Deze
drie elementen in de energiepolitiek worden al benadrukt in het Energierapport 2008 (Kamerstukken 31 510, nr. 1). Een economische benadering van energiepolitiek draagt bij aan economische groei en kan tegelijkertijd de vereiste reductie
van CO2-uitstoot tegen lage kosten realiseren door in te zetten op kostenefficiënte technieken in een internationale omgeving. De
vereiste verduurzaming van onze economie kan daarnaast dan hand in hand gaan met beleid gericht op economische groei en werkgelegenheid.
Dit is juist de komende jaren, waarin druk bestaat op zowel de economische groei als de overheidsfinanciën, van belang.
De door mij geschetste economische benadering doet niets af aan de afspraken in het (aanvullende) Coalitieakkoord en de resultaten
van dit kabinetsbeleid ten aanzien vanduurzame energie in de afgelopen jaren, via onder meer de SDE. Hiermee is bijvoorbeeld
in de laatste drie jaar het aandeel duurzame elektriciteit met 50% gegroeid en is de EU-doelstelling van 9% die Nederland
heeft voor 2010 al in 2009 gehaald. Een grote rol voor de overheid past ook bij een duurzame energiesector die nog volop in
ontwikkeling is.
Om de komende jaren het aandeel duurzame energie verder door te laten groeien, maar dit ook hand in hand te laten gaan met
economische groei en werkgelegenheid, heb ik vanuit een economische benadering een lange termijn perspectief geschetst. Juist
met het oog op de grote investeringen die de komende jaren nodig zijn, is een perspectief waarin subsidies worden afgebouwd
en meer wordt ingezet op het ontwikkelen van nieuwe technologieën, het creëren van duurzame werkgelegenheid en het tot stand
brengen van een goed werkende internationale markt, van groot belang. Daarbij is innovatie van cruciaal belang.
De Nederlandse economie en de energievoorziening zijn uiteindelijk het meest gebaat bij een duurzame, innovatieve energiesector
die op termijn op eigen benen kan staan en niet afhankelijk is van overheidssubsidies. Dat vindt de energiesector zelf ook,
zo is mij gebleken uit de gesprekken die met de bedrijven zijn gevoerd over de toekomst van het energiebeleid.
De boodschap van het artikel is dat de Nederlandse economie en energiepolitiek verder aan kracht kunnen winnen door een slimme
combinatie van internationaal beleid, industriebeleid en innovatiebeleid. De daadwerkelijke keuzes hieromtrent zijn aan volgende
kabinetten.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven