31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 96 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 mei 2010

In deze brief kan ik u de eerste uitkomsten van het tenderproces melden voor windenergie op zee.

Daags na het door u geagendeerde Algemeen Overleg op 11 mei kan ik een tweetal beschikkingen laten uitgaan voor samen circa 600MW. Dan resteert er van het totaalbudget van € 4,5 mld aan kasgeld nog een restbudget, waarmee de volgende in de rangschikking niet geheel kan worden gehonoreerd. Dat restbudget zal aan diverse partijen worden aangeboden met de vraag, of zij gelet op de aanvraag per KWh bereid zijn hun project met de rest van het budget uit te voeren. Dit restbudget kan ik pas definitief vaststellen, nadat ik de uitvoeringsovereenkomsten heb kunnen tekenen op de huidige beschikkingen.

Gelet op de huidige informatie uit de rangschikking zal de doelstelling van 950MW niet worden gehaald. Het aantal MW dat met het restbudget kan worden gerealiseerd kan ik u niet noemen: niet alleen kan ik niet voorspellen welke partijen daarop in zullen gaan, maar tevens zou het noemen van een aantal het tenderproces kunnen verstoren.

Hoewel ik u al eerder heb gemeld, dat ramingen van ECN een prijsstijging ten opzichte van eerdere ramingen te zien gaven, had ik de hoop dat het tendermechanisme tot een scherpe prijs zou kunnen leiden. De uitkomst is evenwel slechter dan ik op grond van de ECN-ramingen had verwacht. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat dit het gevolg is van een gebrek aan concurrentie in de tenderprocedure. Kennelijk liggen de prijzen en risico’s in de businesscase windenergie op zee momenteel erg hoog.

Wanneer de definitieve uitkomst van de tender bekend is, zal ik uw Kamer direct nader informeren.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven