29 675 Zee- en kustvisserij

33 450 Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee

Nr. 210 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2022

De Nederlandse wateren en Noordzee bieden ons veel waardevolle natuur, mogelijkheden om energie op te wekken maar ook de kans om op duurzame wijze voedsel te oogsten. Dit voedsel vormt een bron van eiwitten die bij kan dragen aan de voedselvoorziening uit eigen regio. In lijn met de Europese Green Deal en de Farm2Fork-strategie vind ik het van belang dat we ons inzetten om deze voedselwinning voor de lange termijn te borgen. Waar het gaat om voedselwinning uit met name de Noordzee is dit gezien de vele ontwikkelingen niet langer vanzelfsprekend. Daarom wil ik de komende tijd mijn visie op voedsel uit zee en grote wateren verder ontwikkelen. Deze visie geeft richting aan die ondernemers die zich nu dagelijks inzetten voor deze voedselwinning en aan nieuwe ondernemers die kansen zien. Met een agenda gevuld met reeds lopende acties en nog in gang te zetten acties wil ik deze visie vorm geven.

De visserij loopt aan tegen grenzen van natuur, klimaat en ruimte. Recent zijn ook de grenzen van rentabiliteit erbij gekomen nu de brandstofkosten voor de energie-intensieve vangstmethoden van de kottersector sterk zijn gestegen.

Sinds mijn aantreden vraagt de visserijsector mij om duidelijkheid. Met name die vissers die de zee op gaan met grote boomkorkotters. Een type visserij dat al jaren op vele manieren wordt begrensd in haar ondernemersvrijheid. Ik zie dan ook, als je naar de vloot in zijn huidige vorm kijkt, geen rooskleuring toekomstperspectief. Toch geloof ik in een toekomst voor de Nederlandse visserijsector. Dat vergt een stevig ingrijpen in de vloot zodat de vissers kunnen bijdragen aan de voedselwinning van de toekomst. Want we kunnen niet doorgaan op de huidige manier. Ik wil in deze brief dan ook aangeven hoe ik de noodzakelijke transitie samen met de sector in wil zetten.

De visserijagenda moet ervoor zorgen dat de voedselvoorziening ook op langere termijn wordt geborgd. Ik wil de vissers die willen blijven vissen daarmee een concreter toekomstbeeld bieden. Dit traject wil ik nadrukkelijk samen met de sector en andere betrokkenen doorlopen.

Daarbij is het van belang te beseffen dat, naast onze eigen verantwoordelijkheden op dit dossier, visserijbeleid grotendeels wordt bepaald in Brussel. Met mijn agenda wil ik bijdragen aan uitdagingen die er liggen vanuit de Green Deal, biodiversiteitsstrategie en Farm2Fork-strategie door in te zetten op een meer duurzame voedselwinning uit zee. In mijn reactie op de recente consultatie over de voortgang van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) heb ik onder andere aangegeven op welke punten het GVB verbeterd kan worden om de transitie in de visserij nog beter te ondersteunen. Deze consultatie heeft de Kamer reeds op 1 juni jl. ontvangen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1437).

In deze brief ga ik allereerst in op de problematiek naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne en de uitvoering van de motie van het lid Grinwis c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1448). Vervolgens neem ik u mee in mijn agenda om de voedselwinning uit zee te borgen en de instrumenten die ik ga gebruiken om daar invulling aan te geven. Tot slot ga ik in op de acties die reeds zijn ingezet om bij te dragen aan het volbrengen van deze agenda: de regelingen in het kader van de Brexit, de Innovatieagenda en het Visserij Innovatie Netwerk, de Ondernemershulp, de sociaaleconomische impactanalyse en de (extra) middelen waarmee ik de maatregelen ga uitvoeren.

Gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de visserijsector

In navolging op mijn brief van 3 mei jl. (Kamerstukken 35 925 XIV en 36 045, nr. 151) en mijn toezegging tijdens het Commissiedebat Landbouw- en Visserijraad van 8 juni jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1450) stuur ik u hierbij het rapport naar de mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne op de Nederlandse visserijsector. Dit rapport benoemt de consequenties van de brandstofprijsstijging voor de onderscheiden vlootsegmenten voor een drietal scenario’s (een basisscenario waarbij de gemiddelde olieprijs dit jaar min of meer gelijk is aan die van maart dit jaar, een pessimistisch scenario waarbij de prijzen verder stijgen en een optimistisch scenario met dalende prijzen). Voor veel visserijbedrijven betekent de prijsstijging een forse verhoging van de productiekosten. Voor de mosselsector en voor de kleine kustvisserij is het effect lager omdat de activiteiten van deze typen visserij minder brandstofintensief zijn. De grote boomkorkotters zijn de meest kwetsbare groep vaartuigen. Inmiddels lijkt het pessimistische scenario werkelijkheid te worden, waarbij in de kottervisserij ten opzichte van 2021 ten algemene het aandeel verlieslijdende visserijschepen stijgt van 47% naar 74%, voor de grote kotters en de twinrig schepen is het aandeel dat verlies lijdt nog groter.

Ik realiseer me dat de hoge brandstofkosten voor een nieuwe extra klap zorgen voor een sector die het al moeilijk heeft.

Onlangs heeft de Kamer de motie van het lid Grinwis c.s. aangenomen die mij verzoekt op de kortst mogelijke termijn een overbruggingsregeling uit te werken voor tijdelijke steun aan de sector totdat de BAR en innovatiegelden beschikbaar zijn (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1448). Vanwege de doorlooptijd van de Europese goedkeuring laat de saneringsregeling helaas nog op zich wachten. Verderop in deze brief informeer ik u verder over de saneringsregeling. Een overbruggingsregeling zou ertoe moeten dienen om met name de kottervissers wat lucht te geven nu andere financiële regelingen nog op zich laten wachten. Het geeft ze de ruimte om een weloverwogen keuze te kunnen maken over hun toekomst. Ik zet immers in op een toekomstbestendige visserijsector en acht een koude sanering onwenselijk. Ik kies ervoor een overbruggingsregeling uit te werken binnen de mogelijkheden die de Europese Commissie specifiek voor de visserijsector heeft benoemd in het crisismechanisme onder de Europese Visserijfondsen, waarbij ik mij nu specifiek richt op het «European Maritime Fisheries and Aquaculture Fund» (EMFAF). De ervaring leert dat de doorlooptijd van opstellen van een dergelijke regeling tot openstelling enkele maanden kost. Dat betekent dat de openstelling van de saneringsregeling na groen licht van de Europese Commissie vóór de openstelling van de overbruggingsregeling kan komen te liggen. Ik zal dan ook op een later moment besluiten of ik daadwerkelijk over ga tot het openstellen van de overbruggingsregeling met dekking vanuit het EMFAF. Daarbij heb ik oog voor zowel de vissers die door willen gaan als degenen die gebruik zullen gaan maken van een saneringsregeling.

De hoge brandstofprijzen onderstrepen des te meer de noodzaak voor innovaties om te komen tot rendabele vangsttechnieken met minder brandstofverbruik. Tegelijkertijd moeten we realistisch zijn en beseffen dat innovaties met vallen en opstaan tot stand komen en niet altijd een oplossing bieden voor acute problemen. Daarom is het begrijpelijk dat er ondernemers zijn die ervoor kiezen hun bedrijf te beëindigen en op korte termijn gebruik maken van de in voorbereiding zijnde saneringsregeling. Gelukkig zijn er ook ondernemers die wel willen blijven vissen en ook concrete ideeën hebben voor innovaties. Hoe ik hen hierbij ga ondersteunen licht ik verderop in deze brief toe. Ik ga voorts op korte termijn in gesprek met de visserijsector, de keten (zoals de visafslagen en de verwerkende industrie) en de banken en financieel adviseurs om ervoor te zorgen dat een ieder zijn verantwoordelijkheid pakt in deze transitie.

Ik ben met Wageningen Economic Research in overleg om, in navolging op het rapport dat ik de Kamer hierbij toestuur1, de komende maanden de situatie in de kottervisserij en de gevolgen voor de aanvoer bij de afslagen verder in beeld te brengen. Dit omdat deze onderdelen van het viscluster het sterkst getroffen worden. Als het gaat om de doorwerking in de keten zie ik ook een relatie met de lopende sociaaleconomische impactanalyse, waarover ik de Kamer eerder heb geïnformeerd (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 21). Hierin laat ik de relaties van de aanvoer met de hele keten onderzoeken en de gevolgen van de sanering voor de keten in beeld brengen. Verderop in deze brief kom ik terug op de sociaaleconomische impactanalyse.

Agenda voor een duurzame voedselproductie uit zee en grote wateren

Tot nu toe richtte het visserijbeleid zich vooral op het stellen van randvoorwaarden – met name vanuit ecologie en bestandsbeheer – en het bieden van ondersteuning om aan die randvoorwaarden te voldoen, bijvoorbeeld via innovatiesubsidies. Daar ga ik uiteraard mee door. De speerpunten voor een duurzame voedselproductie uit de Noordzee zijn reeds in de Kottervisie en de actualisatie daarvan2 benoemd (respectievelijk Kamerstukken 29 675 en 33 450, nr. 195 en Kamerstukken 21 501-32 en 33 450, nr. 1328): het aanjagen van innovaties en het beschikbaar stellen van middelen daarvoor, een sanering voor de vissers die geen toekomst meer zien en het versterken van de internationale samenwerking. Maar daarnaast is het ook van belang om een duidelijke voedselvisie neer te zetten: hoe kijken we naar voedselwinning uit de Noordzee en grote wateren over 20 jaar en welke transitie vraagt dat van de sector? Daarbij richt ik mij, gezien de opgaven die er liggen bijvoorbeeld rondom wind op zee en bescherming van natuur eerst op de Noordzee, maar zal ik bij de uitwerking ook kijken naar voedselwinning uit de Waddenzee en andere grote wateren.

Bij het concretiseren van de doelen (het «wat») wil ik in beeld brengen welke productiemogelijkheden er zijn binnen de ecologische draagkracht en de beschikbare ruimte op de Noordzee. Ook de gevolgen van klimaatverandering en de komst van nieuwe soorten zijn daarbij relevant evenals het beheer van nieuwe bestanden, zodanig dat geen overbevissing plaatsvindt. Hoewel hiervoor meerjarige kennisontwikkeling nodig is, zet ik erop in om komend jaar hiervoor de eerste analyses te krijgen in de vorm van expert judgement en literatuurstudie. Daarbij wil ik ook gebruik maken van de praktijkkennis van de vissers. Ik nodig hen uit om die kennis in te brengen.

Over de ruimtelijke uitdaging, gaat het «waar». Met de grote opgave voor de verdere doorgroei van windenergie op zee en de sluiting van natuurgebieden neemt de vrije ruimte steeds verder af. Samen met de Minister voor N&S, Minister van I&W, Minister voor K&E, Minister voor VRO en de deelnemers aan het Noordzeeoverleg zet ik mij ervoor in om meer duidelijkheid te bieden hoe we de ruimte op de Noordzee optimaal kunnen blijven benutten voor voedselwinning uit zee. Ik maak mij hard voor het bieden van duidelijkheid over de ruimte waar duurzaam gevist kan blijven worden. Ik zal er dan ook zorg voor dragen dat het visserijbelang wordt ingebracht in de ruimtelijke discussies die nu plaatsvinden.

Daarbij gaat het zowel om de vrije ruimte als de ruimte in windparken. De grote uitdaging is om daarbij een goede balans te vinden tussen enerzijds het bieden van duidelijkheid en anderzijds het behoud van voldoende flexibiliteit om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen. Voor dit vraagstuk sluit ik aan bij de ruimtelijke processen die rond de inpassing van windenergie op zee worden doorlopen in het kader van de partiële herziening van het Programma Noordzee 2022–2027, maar ook bij gebiedsverkenningen en gebiedspaspoorten die richting geven aan de concrete invulling en mogelijkheden voor medegebruik van windparken. Deze invulling wordt voorbereid vanuit het Noordzeeoverleg. Ik ben dan ook blij dat de vissers weer deelnemen aan het Noordzeeoverleg om hun belangen daar in te brengen.

Om toe te werken naar een duurzame voedselwinning uit de Noordzee is een grote verandering van de vloot nodig (het «hoe»). We kunnen niet doorgaan op de manier waarop we nu vis uit zee halen. De impact daarvan op natuur en milieu is te groot. Het visserijbeleid is al jaren gericht op het verminderen van deze impact. De recente hoge brandstofprijzen maken pijnlijk duidelijk dat daarnaast ook het verdienmodel voor de bodemberoerende visserij ernstig onder druk staat. Daarom zullen de komende tijd grote stappen gezet moeten worden. Op lange termijn zie ik een sector voor mij die voedsel oogst binnen ecologische randvoorwaarden en met schone motoren. Een sector die kleiner, wendbaarder en diverser is en volop de mogelijkheden benut die de Noordzee en de andere wateren bieden, ook voor (plantaardige) voedselwinning binnen windparken.

Dit vraagt ook om ondernemers die samenwerking zoeken met elkaar en met de andere stakeholders op de Noordzee en die duidelijk maken wat zij van de overheid nodig hebben. Het vraagt aan mij om inzet op het scheppen van randvoorwaarden die een toekomstbestendige voedselvoorziening mogelijk maken. Met de Innovatieagenda geef ik hier invulling aan. Het vraagt om daadwerkelijke en ingrijpende keuzes vanuit ondernemers: stoppen via een saneringsregeling of doorgaan en je aanpassen. Hierin zal ik hen waar nodig begeleiden via de Ondernemershulp waar ondernemers terecht kunnen met vragen (zie ook verderop in deze brief) Hierbij geldt de heldere boodschap: niet bewegen is geen optie voor de ondernemers van de toekomst.

Het verder vormgeven van deze agenda doe ik samen met de sector (het «wie»). Hun input is essentieel om te komen tot een gedragen en uitvoerbaar beleid. Aan de bestuurlijke partners vraag ik dan ook nadrukkelijk om – gegeven alle ontwikkelingen – hun eigen visie op de visserij van de toekomst in te brengen in het proces dat ik voor het uitwerken van deze agenda komend jaar wil doorlopen. Behalve met bestuurlijke partners, ga ik ook in gesprek met hen die het daadwerkelijk aangaat: de vissers van de toekomst en de nieuwe ondernemers die kansen zien voor alternatieve vormen van voedselwinning uit zee. We hebben hun denkkracht nodig om aan te geven hoe zij hun toekomst zien en wat zij daarbij van de overheid nodig hebben. Ik weet dat veel ondernemers nog in afwachting zijn van de voorwaarden voor de sanering en hun besluit daarover nog moeten nemen. Op dit moment is het voor hen lastig om daar overheen te kijken. Ik zal de gesprekken en werksessies over de toekomst met de ondernemers en andere stakeholders na de zomer organiseren. Intussen ga ik door met de lopende acties, zoals hieronder omschreven.

Mede op basis van de resultaten van de gesprekken en werksessies zullen we dit najaar gezamenlijk de onderzoeksopgaven en overige acties definiëren die in aanvulling op de lopende acties nodig zijn om vóór de zomer van 2023 tot een concreter eindbeeld te komen hoe de voedselwinning over enkele decennia eruit kan zien. Eind 2022 zal ik de Kamer informeren over hetgeen is opgehaald uit de sessies en gesprekken, welke eerste beelden ik hieruit haal en wat dit betekent voor de kaders en randvoorwaarden die ik stel voor de verdere uitwerking. Uiteraard ga ik hierover op dat moment graag met u in gesprek. Dit alles moet leiden tot een concreet uitgewerkte voedselvisie voor de Noordzee en grote wateren voor de zomer van 2023.

Reeds ingezette acties

Hieronder geef ik aan hoe ik de invulling geef aan de concrete acties uit de Kottervisie, die moeten leiden tot een kleinere en duurzamer sector. Daarmee maken ze onderdeel uit van de agenda die ik inzet richting een duurzame voedselvoorziening uit zee en grote wateren. Achtereenvolgens gaat het om de sanering en andere regelingen, die onder de Brexit Adjustment Reserve worden uitgevoerd, de Innovatieagenda, de Ondernemershulp, de sociaaleconomische impactanalyse waarin ik onderzoek wat de gevolgen van de transitie zijn voor de hele keten, de middelen waarmee ik alle maatregelen ga uitvoeren en tot slot een korte samenvatting van mijn internationale inzet.

1) Sanering en andere regelingen in kader van Brexit Adjustment Reserve

De afgelopen jaren heeft mijn voorganger de Kamer geïnformeerd over de aanpak gericht op de transitie naar een kleinere en duurzamere vloot op een veranderende Noordzee. Deze aanpak is beschreven in de Kottervisie, die erop gericht is om ondernemers die geen toekomst meer zien te helpen via een sanering om op een zorgvuldige manier te stoppen. Ondernemers die door willen gaan ondersteunen we bij innovaties voor een duurzame en rendabele visserij.

Voor de sanering worden de middelen van de Brexit Adjustment Reserve (BAR) ingezet. De BAR is erop gericht om de gevolgen van de Brexit op te vangen. Omdat een belangrijk deel van de Nederlandse visserij getroffen is door Brexit, zal deze saneringsronde naar verwachting voor een groot deel ook invulling geven aan de voorgenomen sanering uit de Kottervisie. De hoge brandstofkosten maken een spoedige openstelling van groot belang om hiermee hopelijk voor een deel van de sector duidelijkheid te kunnen bieden voor de toekomst. De saneringsregeling is ingediend bij de Europese Commissie en op dit moment ben ik in afwachting van goedkeuring. Ik voel de urgentie en zet mij er richting de Europese Commissie voor in om zo spoedig mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden. Ik heb goede hoop op een openstelling kort na de zomer. Ik zeg dit met enige voorzichtigheid omdat ik afhankelijk ben van de termijnen die Brussel daarvoor hanteert. Daar heb ik helaas, hoe frustrerend ook, geen invloed op. Naast de saneringsregeling zet ik hierbij, zoals bekend, ook in op een stillegregeling en een liquiditeitsregeling. Deze laatste twee regelingen bevinden zich in de zogenoemde pre-notificatiefase. Na de daarin nu lopende vragenronde vanuit de Commissie en beantwoording vanuit mijn departement, hoop ik ook voor deze twee regelingen spoedig de notificatie in te kunnen dienen. Mijn streven is om deze regelingen dit jaar open te kunnen stellen. Maar ook hiervoor geldt dat ik afhankelijk ben van de snelheid waarmee de Commissie het uiteindelijk goedkeuringsproces doorloopt. Voor deze drie regelingen is in totaal € 200 miljoen beschikbaar voor de visserijsector, waarvan € 155 miljoen voor sanering, € 33 miljoen voor de stilligregeling en € 12 miljoen voor de liquiditeitsregeling (Kamerstuk 36 120, nr. 1). Deze regelingen lopen vooruit op het vaststellen van de voedselvisie. Ik acht ze echter van belang voor tegemoetkoming aan de huidige problemen in de sector en ze dragen bij aan het verkleinen van de sector en het steunen van die bedrijven die door willen zodat zij daarmee hopelijk ook in staat zijn de weg van innovatie en verduurzaming in te slaan. Zodra ik goedkeuring van de Europese Commissie heb ontvangen op de saneringsregeling zal ik de Tweede Kamer hierover informeren.

2) Innovatieagenda om een rendabele en duurzame visserij te bevorderen

Zoals aangegeven acht ik het noodzakelijk om innovatie voor de sector verder aan te jagen. Nieuwe ideeën voor andere vormen of methodes / technieken van visserij zijn daarbij de sleutel. Ik wil een klimaat faciliteren waarin vissers het vertrouwen hebben om daarmee aan de slag te gaan. Met de Innovatieagenda, die is bijgevoegd bij deze brief, ga ik richting geven aan het proces om te komen tot een meer duurzame vloot. Centraal binnen de Innovatieagenda staat het tot stand brengen van het Visserij Innovatie Netwerk (VIN). Ik ben me ervan bewust dat inzetten op innovatie van ondernemers vraagt om risico’s te nemen. Tegelijkertijd kenmerkt de Nederlandse visserijsector zich door haar aanpassingsvermogen. In de Innovatieagenda wordt voorts benoemd welke andere voorwaarden van belang zijn om ruimte voor innovaties te creëren. Daarbij gaat het vooral om zaken die elders in deze brief aan de orde komen: de beschikbaarheid van middelen, ondersteuning vanuit het Gemeenschappelijk Visserijbeleid en een concreter toekomstperspectief. Ik ga hieronder verder in op het VIN.

Het doel van de samenwerking binnen het VIN is te komen tot een positief innovatieklimaat, dat het tot stand komen van innovaties bevordert die leiden tot een rendabele bedrijfsvoering met minder impact op natuur en milieu. Ondernemers en onderzoekers uit de visserij en maritieme sector met innovatieve ideeën gaan in het innovatienetwerk daarbij samen gericht werken aan innovaties rondom vier thema’s:

  • de Triple-Zero kotter met minimale uitstoot aan brandstof en schadelijke stoffen,

  • vistechnieken met minder bodemberoering en bijvangst,

  • medegebruik van met name windparken

  • nieuw ondernemerschap.

Voor de korte termijn wordt binnen de verschillende thema’s gewerkt aan veranderingen en innovaties die snel positieve verandering kunnen realiseren. Allereerst het verbeteren van bestaande vangsttechnieken en vistuigen om brandstof te besparen en bodemberoering en bijvangst te beperken. Maar ook het aanpassen van (bestaande) aandrijvingstechnieken om het brandstofverbruik en de brandstofkosten te verlagen en daarmee ook de emissie van vervuilende stoffen. Op de langere termijn moet ingezet worden op het ontwikkelen van verregaande verandering van visvangst en het visserij-ondernemerschap zoals vistechnieken die het beroeren van de bodem overbodig maken, vistechnieken die met grote precisie de vis uit de bodem kunnen opschrikken en vangen, en emissie-loze aandrijvingstechnieken. Ook kan daarbij nagedacht worden over heel andere verdienmodellen.

Met het VIN wil ik samen met de vissers meer grip en zicht krijgen waar kansen voor de visserij liggen en wil ik vissers waar mogelijk in staat stellen deze kansen te pakken. Met het VIN zet ik dus vol in op de gezamenlijke zoektocht naar de kansen voor een duurzame toekomstbestendige visserij en nieuw ondernemerschap. Ik zal het VIN faciliteren, maar ik vind het belangrijk om aan te geven dat ik niet de eigenaar of opdrachtgever van het netwerk wordt. Het is een samenwerkingsverband dat open staat voor alle geïnteresseerde partijen, met ambassadeurs vanuit in ieder geval de visserijsector, kennisinstellingen, NGO’s en de overheid. Om te komen tot goede innovaties wordt van de deelnemende partijen pro-activiteit, kennisdelen en samenwerking verwacht. Door deze gezamenlijke werkwijze kan het VIN tot concrete voorstellen komen voor de richting van de benodigde innovaties en de onderzoeken die daarvoor nodig zijn. Vervolgens kunnen partijen (al dan niet verbonden aan het VIN) onderling gaan samenwerken om concrete innovatieve projecten te ontwikkelen en uit te voeren. De inbreng en voortgang van het VIN zal ik periodiek in het Noordzeeoverleg bespreken. Ik hoop dat naast de vissers ook andere stakeholders uit het Noordzeeoverleg een bijdrage willen leveren aan het VIN om innovaties ook toe te snijden op medegebruik en samenwerking met windparkeigenaren en ten goede te laten komen aan de natuur op de Noordzee. De voortgang van het VIN en van de totstandkoming van innovaties ga ik monitoren en periodiek evalueren. De gebundelde rapportages zal ik zowel aan de Kamer als aan het Noordzeeoverleg doen toekomen.

Innovaties in de visserijsector kunnen niet los gezien worden van de internationale context. Het VIN zal ook binnen de internationale context een ondersteunende rol spelen door bijvoorbeeld het organiseren van internationale werkbezoeken en het actief uitnodigen van internationale partijen en hen aansluiten op het werk in de werkgroepen om op deze manier kennis met elkaar te delen. Zowel nationaal als internationaal zal het VIN waar relevant aansluiting zoeken bij de Community of Practice Noordzee, een flexibel netwerk van ondernemers, onderzoekers, rijkspartijen en NGO’s dat reeds enkele jaren in mijn opdracht periodiek samenkomt rond thema’s gericht op publiek-private samenwerking ten behoeve van realisatie van de duurzame blauwe economie, waarbij nieuwe vormen van voedselwinning uit zee (zoals aquacultuur) een belangrijk onderdeel zijn. Afgelopen voorjaar is de publicatie verschenen door een onafhankelijke groep wetenschappers, die in opdracht van LNV lessen hebben getrokken uit het pulsdossier ten behoeve van nieuwe innovatietrajecten3. Deze adviezen zijn en worden meegenomen bij het vormgeven van de innovatietrajecten zoals hierboven beschreven.

Het faciliteren van het VIN heb ik belegd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). In het kader van de totstandkoming van het VIN zijn en worden er door RVO al veel gesprekken gevoerd met onder meer vissers, scheepswerven, visserijcoöperaties die gespecialiseerd zijn in vangsttechnieken, en technische universiteiten en -kennisinstellingen. Samen met deze partijen is en wordt intensief nagedacht over innovatierichtingen. Inmiddels is er al sprake van concrete projecten die door vissers en andere stakeholders zelf geïnitieerd zijn. Deze projecten richten zich nu met name op brandstofbesparing en de verwachtingen over de resultaten zijn bemoedigend.

Vooruitlopend op het openstellen van nieuwe nationale regelingen en het EMFAF ga ik de bestaande subsidiemodule Innovatieprestatiecontracten ten behoeve van een duurzame visserij (IPC Vis) opnieuw openstellen, zoals aan u gemeld per brief op 19 mei jl. (Kamerstuk 29 675, nr. 209).

Op grond van deze subsidiemodule worden innovatiesubsidies verleend aan vissers die projecten uitvoeren die gericht zijn op vangst- of vismethoden die selectiever vissen, minder bodemberoering veroorzaken of anderszins bijdragen aan een vermindering van negatieve effecten op natuur en milieu. Deze regeling sluit goed aan op de doelen van de innovatieagenda. Ik hoop dan ook dat kansrijke projecten zoals hierboven genoemd met deze IPC Vis regeling verder gebracht kunnen worden. Ik zet erop in de subsidiemodule op 15 juli 2022 open te stellen voor aanvragen. Het huidige budget is vastgesteld op 1,1 miljoen euro. Wanneer er overtekening van dit budget plaatsvindt en de aangemelde innovaties kansrijk zijn, overweeg ik ophoging van dit budget. Ik wil voorkomen dat kansrijke innovaties niet verder worden geholpen in afwachting van het VIN en haar voorstellen tot invulling van de regelingen.

Met innovaties alleen zijn we er niet. We hebben te maken met veel oude, grote schepen. De aanschaf van een duurzaam vaartuig of vistuig kost echter veel geld. Om te onderzoeken of hulp vanuit de rijksoverheid hierbij nodig en mogelijk is binnen de huidige regelgeving en om de financieringsbehoefte binnen de visserij en aquacultuur in kaart te brengen, heb ik Adviesbureau ERAC gevraagd mij hierover te adviseren. Ik heb dit advies zeer recent ontvangen en bestudeer dit momenteel om dit mee te nemen in mijn inzet hierop. Ik zal de Kamer hierover later dit jaar informeren.

3) Ondernemershulp

Omdat er de komende tijd het nodige op de vissers afkomt en zij belangrijke keuzes moeten maken, wil ik ondernemers zo goed mogelijk ondersteunen bij vragen over zowel de sanering als de mogelijkheden voor innovaties. Mede naar aanleiding van praktijkervaringen en concrete suggesties van ondernemers wordt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland de «Ondernemershulp voor de Visserij» ingericht. Ondernemers kunnen hier nu al terecht voor informatie over bijvoorbeeld de beschikbare subsidiemodules of vergunningsplichten, en de daaraan verbonden voorwaarden, ter ondersteuning bij het maken van keuzes. De Ondernemershulp zal komende periode nog verder worden uitgebreid. De vissers kunnen op verschillende manieren met de Ondernemershulp in contact komen, zoals telefonisch contact, brede bijeenkomsten maar ook de mogelijkheid voor «keukentafelgesprekken» zal worden geboden.

Met de innovatieagenda, de ondernemershulp en de voor innovaties beschikbare middelen geef ik invulling aan de motie van het lid Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 33 450, nr. 101) die de regering vraag om de regie te nemen om in samenwerking met het Noordzeeoverleg en de visserijsector passende maatregelen te nemen op het gebied van innovaties, zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling van een emissiearme kottervloot en innovatieve vistechnieken.

4) ociaaleconomische impactanalyse

Een transitie zoals ik die voorzie stopt niet bij de aanvoersector maar heeft ook haar invloed «op land». De sociaaleconomische analyse die dit nader in beeld moet brengen is momenteel in uitvoering. Zoals daarin aangegeven zal de doorwerking van de voorziene sanering op het gehele viscluster en de regio’s in kaart worden gebracht. Vanwege deze koppeling met de sanering verwacht ik de Kamer begin volgend jaar te kunnen informeren over de resultaten van de analyse. Dit onderzoek zal een basis vormen om te bepalen of en zo ja op welke onderdelen ondersteuning vanuit de overheid wenselijk en mogelijk is voor het behoud en aanpassing van de visserijinfrastructuur en gemeenschappen bij een veranderende en kleinere aanvoersector.

Mijn inzet is erop gericht op in vervolg hierop een modelontwikkeling op te zetten om daarmee ook in de toekomst gevolgen van beleid te kunnen simuleren. Gezien de complexiteit zal de modelontwikkeling meerdere jaren in beslag nemen.

5) Middelen voor de transitie

Voor de ondersteuning van innovaties is vanuit het Noordzeeakkoord € 45 miljoen beschikbaar (€ 10 miljoen nationale middelen en € 35 miljoen uit het Europese fonds EMFAF). De nationale middelen worden deels besteed aan de inrichting van het Visserij Innovatie Netwerk en de ondernemershulp. Daarnaast heeft het kabinet besloten om bij het aanwijzen van nieuwe gebieden voor windenergie in het Programma Noordzee 2022–2027 extra middelen uit het Klimaatfonds vrij te maken voor maatregelen voor o.a. aanpassingen van de visserij en voedselvoorziening en de keten en gemeenschappen. In de periode tot en met 2030 komt hiervoor € 199 miljoen extra beschikbaar. Deze middelen bieden mij de kans om in aanvulling op de middelen van het Noordzeeakkoord nog steviger in te zetten op de ontwikkeling van nieuwe technieken, waar nodig en mogelijk vlootvernieuwing te stimuleren, nieuwe vormen van voedselwinning onder andere in windparken te ondersteunen en maatregelen te treffen voor de keten en gemeenschappen op basis van de sociaaleconomische impactanalyse. Ook de uitvoeringskosten zullen hieruit betaald moeten worden.

De komende tijd zal ik een verdere invulling geven aan de middelen vanuit het Klimaatfonds. Ook hier geldt dat ik dergelijke innovaties en ontwikkelingen niet zelf kan realiseren, maar hiervoor het ondernemerschap en de ideeën vanuit de sector en anderen nodig heb. En wellicht ten overvloede is het goed om te vermelden dat bij de inzet van middelen ook telkens getoetst moet worden aan de staatssteunregels.

Binnen het Noordzee-akkoord waren ook middelen beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van een saneringsregeling. Omdat een sanering vanuit deze middelen is niet mogelijk is gebleken, konden de middelen niet langer voor dit doel worden ingezet en komen deze te vervallen (zie eerste suppletoire begroting LNV, Kamerstuk 36 120 XIV, nr. 2). Vanuit de BAR zullen zoals hierboven aangegeven wel middelen worden ingezet voor sanering in de visserijvloot. Gezien de middelen die vanuit de Brexit Adjustment Reserve en het Klimaatfonds beschikbaar komen, ga ik er vanuit dat er voldoende middelen beschikbaar zijn om de geschetste agenda voor een duurzame voedselproductie uit zee in te zetten en daarmee de visserij te ondersteunen bij de noodzakelijke transitie. In totaal gaat het voor het realiseren van de transitie zoals bedoeld in deze brief om € 444 miljoen (€ 200 miljoen in het kader van de BAR, € 199 miljoen vanuit het Klimaatfonds in verband met de inpassing van Windenergie op Zee en € 45 miljoen innovatiemiddelen vanuit het Noordzeeakkoord).

6) Internationaal

Zoals in mijn inleiding aangegeven biedt Europese regelgeving niet altijd de mogelijkheden die Nederland in wil zetten voor de benodigde transitie. Denk hierbij aan de beperkingen qua staatssteun voor de inzet van de saneringsmiddelen vanuit het Noordzeeakkoord maar ook het verbod op het gebruik van de puls. Ook zijn we de afgelopen tijd door meerdere besluiten, met name door derde landen, verrast. Denk aan het sluiten van de Noorse zone voor boomkorvisserij, maar ook het recente besluit van het Verenigd Koninkrijk om hun deel van de Doggersbank voor bodemberoerende visserij te sluiten. Dit maakt dat het voor ondernemers erg onvoorspelbaar wordt waar zij gedurende een visserijseizoen kunnen vissen. Het is en blijft dan ook van groot belang ook onze positie internationaal goed te vertegenwoordigen. Hierin speelt de sector zelf een belangrijke rol via hun aanwezigheid in Europese gremia en door het sluiten van partnerschappen in innovatietrajecten. Ik kan niet genoeg benadrukken dat verdere verduurzaming in de volle breedte (minder CO2-uitstoot, minder bodemberoering, minder bijvangst) noodzakelijk is voor een gezond ecosysteem, maar ook om het draagvlak voor deze manier van vissen op termijn in Europa te behouden. Maar bovenal blijft het van belang ook in internationale context vanuit Nederland inbreng te leveren in de trajecten die lopen. Dat zal ik dan ook vanuit het ministerie blijven doen. In de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 13 juni 2022, die u op woensdag 1 juni 2022 heeft ontvangen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1437), heb ik u de Nederlandse reactie gestuurd op een gehouden consultatie over de voortgang van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, waarmee Nederland ook reageert op de consultatie over het actieplan voor de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen. Deze consultaties heeft Nederland benut om input te geven op meerdere punten waar Nederland graag verandering zou zien in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).

Afsluiting

Ik begon deze brief met aan te geven dat ik het van belang acht om met een visie te komen op voedselwinning uit de zee en grote wateren om deze voor de lange termijn te borgen en daarmee duidelijkheid te geven aan de visserijsector die essentieel is in het bereiken van deze visie. Ik besef me dat dit een transitie vraagt van een sector die reeds onder druk staat. Deze brief en de agenda die ik voor de komende tijd voorstel gaan niet de oplossing bieden voor alle problemen waar men tegenaan loopt.

Wel wil ik met deze brief laten zien dat mijn inzet er op is gericht om de sector ook in deze tijd te ondersteunen in de opgave waar zij voor staat en met hen vooruit te kijken. Zoals aangegeven zal ik ook de Kamer eind dit jaar informeren over de voortgang op de concretisering van de voedselvisie en hier graag het gesprek over aangaan. Uiteraard zal ik de Kamer op dat moment ook informeren over de andere onderdelen van de in deze brief beschreven agenda.

Ik zal de sector op periodieke basis uitnodigen voor een Bestuurlijk overleg om met elkaar de voortgang op dit traject te bespreken. Ik heb met de voorzitter van het Noordzeeoverleg afgesproken dat zij hier, voor waar het de Noordzee-aangelegenheden aangaat, bij wordt uitgenodigd. Ik hoop dan ook dat de sector deze handschoen samen met mij oppakt in het belang van de maatschappelijke opgaven waar we voor staan – de productie van gezond voedsel uit zee naast de winning van duurzame energie en herstel van de biodiversiteit – maar ook voor de toekomst van die jongeren die nu op de visserijschool zitten en hopen later zelf met een vissersvaartuig het water op te gaan.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer


X Noot
1

Zie bijlage

X Noot
2

De appreciatie bij het advies van mevrouw Burger voor een duurzame kottervisserij op de Noordzee wordt in de praktijk de Kottervisie genoemd.

Naar boven