29 675 Zee- en kustvisserij

33 450 Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee

Nr. 195 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2020

Hierbij informeer ik uw Kamer over de maatregelen die ik wil treffen om te komen tot een toekomstperspectief voor de kottervisserij. Deze brief vormt mijn appreciatie van het advies van mevrouw Burger voor een duurzame kottervisserij op de Noordzee, dat ik in december 2019 aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 29 675, nr. 194). Ik geef in deze brief ook aan wat ik van de sector verwacht. Ik realiseer me hierbij dat de COVID-19 crisis op dit moment al onze aandacht vereist en de eerste zorg van de vissers is om de komende periode economisch het hoofd boven water te houden. Ik verwijs naar Kamerstukken 21 501-32 en 35 420, nr. 1230 en Kamerstukken 22 112 en 35 420, nr. 2856 voor de maatregelen gericht op het ondervangen van de effecten van COVID-19. Die maatregelen zijn gericht op het pareren van de meest directe effecten van de crisis, waarmee ook maatregelen voor de visserij worden getroffen.

In deze brief richt ik mij hoofdzakelijk op de lange termijn, gezien de vele grote uitdagingen waar de vissers ook op lange termijn mee te maken hebben: het pulsverbod, de aanlandplicht, de sluiting van gebieden voor windparken en natuur en natuurlijk de Brexit. Er is dringend behoefte aan een nieuw toekomstperspectief. Ik sluit daarvoor aan bij het beeld dat mevrouw Burger in haar advies heeft neergezet: het gaat om een economisch gezonde sector die vist met respect voor natuur en milieu en daarvoor ook maatschappelijk wordt erkend. MKB-familiebedrijven vormen een belangrijk onderdeel van de visserijgemeenschappen. Tegelijk vindt er een ontwikkeling plaats richting de vorming van grotere bedrijven die soms de hele keten kunnen bedienen. Schaalvergroting is een proces dat in de markt plaatsvindt, overheidssturing daarop is onwenselijk. Wat belangrijk is, is het op gang brengen van een transitie naar duurzaamheid. Voor het MKB betekent dit dat zij gegeven de maatschappelijke ontwikkelingen moeten zoeken naar nieuwe vormen van samenwerking. De visserij levert duurzaam voedsel, is een voorloper in innovatie en vormt het hart van een vitaal cluster van bedrijfsleven, wetenschap en onderwijs.

Ik ga hieronder achtereenvolgens in op de relatie met het Noordzeeakkoord, de vijf kernpunten waar ik mee aan de slag ga en de uitwerking van deze vijf punten.

Relatie met het Noordzeeakkoord

Op 10 februari heeft de Minister van IenW uw Kamer geïnformeerd over de inhoud van het bereikte onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee (Kamerstuk 33 450, nr. 64). Het akkoord bevat gezamenlijke voorstellen voor keuzes en afspraken in de driehoek natuur, windenergie en visserij. Voor de visserij zal het kabinet in het kader van het Noordzeeakkoord € 119 miljoen vrijmaken om de kottervloot in aard en omvang aan te passen aan de veranderende Noordzee, mits het komt tot een definitief akkoord tussen partijen.

In het maatregelenpakket dat ik hieronder zal toelichten ben ik uitgegaan van een definitief Noordzeeakkoord, dat breed gedragen wordt door alle betrokken partijen. De Minister van IenW heeft uw Kamer op 15 april jl. per brief geïnformeerd dat er groot draagvlak is voor een Noordzeeakkoord, maar dat nog niet alle partijen hun definitieve steun hebben kunnen uitspreken (Kamerstuk 33 450, nr. 66). Ook is duidelijk geworden dat de Nederlandse Vissersbond vooralsnog geen steun verleent aan de huidige tekst van het onderhandelaarsakkoord. In deze brief geef ik – binnen een breder pakket aan visserijmaatregelen – aan hoe ik zal omgaan met de sectorale maatregelen en middelen uit het Noordzeeakkoord, zodat voor uw Kamer en voor alle bij het Noordzeeakkoord betrokken partijen hierover duidelijkheid ontstaat. Zonder Noordzeeakkoord valt de basis weg voor de inzet van de nationale middelen van het kabinet voor de visserij, waaronder de middelen voor een warme sanering van de vloot, maar ook de middelen ten behoeve van het aanjagen van innovatie.

De afspraken uit het onderhandelaarsakkoord die vooral te maken hebben met de (ruimtelijke) interactie van visserij met ander gebruik – zoals medegebruik van windparken – en onderzoek naar de effecten van klimaatverandering en windparken op de Noordzee blijven hier buiten beschouwing. Zonder steun van de visserij voor het Noordzeeakkoord zullen echter ook deze afspraken opnieuw tegen het licht gehouden moeten worden.

Ik zie het Noordzeeakkoord als een belangrijke mijlpaal, niet alleen voor de vissers maar ook voor de natuur. Met het budget voor de visserij kunnen betekenisvolle stappen worden gezet, zeker ook voor de Noordzeenatuur. Met het ondertekenen van het Noordzeeakkoord behouden vissers een plek aan tafel om samen met alle andere betrokken partijen mee te praten over de toekomst van de Noordzee zoals het aanwijzen van natuurgebieden en de plaatsing van windmolens. Het Noordzeeakkoord betekent tevens dat de andere ondertekenaars de visserijmaatregelen uit het akkoord zullen steunen, ook internationaal.

Kernpunten

1. Aanjagen van innovaties voor de visserij van de toekomst: flexibeler en duurzamer

Ik stel innovatiesubsidies beschikbaar voor het verduurzamen van de visserij. De subsidies zijn gericht op een visserij met minder uitstoot van broeikasgassen, minder bodemberoering, minder ongewenste bijvangst en minder afval (meer circulaire visserij). Daarbinnen hebben het vinden van een nieuw tongtuig en aanpassing van de vloot naar duurzamer en flexibeler schepen prioriteit. Ik verwacht dat COVID-19 invloed kan hebben op de behoeften bij de visserij als het gaat om innovatie. Daarom ga ik de komende periode in gesprek met de sector om te kijken naar eventuele nieuwe wensen of aanvullende behoeften, zodat deze mee kunnen worden genomen in het innovatietraject van de komende jaren.

Dit betekent dat ik zo snel mogelijk aan de slag wil met het opstellen van een innovatieagenda met concrete doelen en termijnen, rekening houdend met de huidige situatie rondom COVID-19. Onder leiding van één of meerdere aanjager(s) wil ik met de sector komen tot een agenda gericht op het uitwisselen van kennis en kunde op het gebied van innovaties. Daarbij worden gezamenlijke afspraken gemaakt op het bereiken van de doelen en termijnen. Die doelen en termijnen zijn niet om betrokken partijen op af te rekenen – innovaties gaan immers met vallen en opstaan – maar om houvast te geven bij de uitwerking en belemmeringen tijdig op het spoor te komen. De bedoeling is dat deze agenda aansluit op reeds bestaande initiatieven zoals het Community of Practice voor de Noordzee. Verder maak ik het eenvoudiger voor vissers om de juiste subsidieregeling te vinden en ideeën om te zetten in projectvoorstellen. Creativiteit, praktijkkennis en onderzoek uit relevante disciplines breng ik bij elkaar om innovaties aan te sporen. Voor innovatie is internationale samenwerking van groot belang, ik zet in op versterking van die samenwerking. Andere sectoren en onderzoeksterreinen kunnen in nieuwe samenwerkingsverbanden werken aan bijvoorbeeld de ontwikkeling van een «zero-impact kotter». Ik vraag de sector om de samenwerking op het gebied van innovatie en onderzoek te intensiveren, kennis te delen en gezamenlijk op te trekken om de vereiste cofinanciering bijeen te brengen.

2. Vissers die de stap naar de toekomst niet kunnen of willen maken, helpen om hun bedrijf te beëindigen

Vissers die de stap naar verduurzaming niet kunnen of willen maken krijgen de mogelijkheid om te stoppen met een saneringsregeling. Daarmee maken ze plaats voor de vissers die willen blijven vissen en neemt de ecologische druk door de visserij op de beschikbare visgronden niet toe. Bij een afname van het aantal vissers heb ik aandacht voor flankerende maatregelen. Denk daarbij aan om-, her- en bijscholing voor de bemanning.

Sanering en verduurzaming dragen bij aan de beoogde «extra mijlen voor een gezonde Noordzee» uit het onderhandelaarsakkoord. Voorwaarde voor het kunnen uitvoeren van de regeling is het succesvol doorlopen van de staatsteunprocedure bij de Europese Commissie. Ik verwacht de conceptregeling dit najaar in Brussel te kunnen neerleggen voor de staatssteuntoets. Zeker met het oog op de impact van COVID-19 zal ik mij inzetten voor een zo kort mogelijk doorlooptijd van de staatssteunprocedure en vervolgens is mijn streven om de regeling reeds in 2021 open te kunnen stellen. Ik ga hierover op korte termijn met de Commissie in gesprek.

3. Versterking van de handhaving en een betere naleving van de regels

Zoals afgesproken in het onderhandelaarsakkoord wordt de handhaving van visserijmaatregelen versterkt, o.a. via ontwikkeling en inzet van nieuwe digitale technieken zoals de black box. Daarnaast blijft het niet naleven van wet- en regelgeving door vissers een belangrijk aandachtspunt. Dat moet en kan beter. Ik vraag de visserij, met name de visserijorganisaties, om hiervoor met Producentenorganisaties (PO’s) actief mee aan de slag te gaan. Vanuit het ministerie bekijk ik hoe ik de visserijorganisaties hierbij kan ondersteunen.

4. Ook aandacht voor garnalen- en andere kustvissers

Het onderhandelaarsakkoord en het advies van mevrouw Burger richten zich op de kottervisserij buiten de 12-mijlszone. Dat neemt niet weg dat ook andere vissers kunnen profiteren van de geboden mogelijkheden zoals innovatiesubsidies en ondersteuning daarbij. Bij de sanering zet ik in op het voorkomen van verdringing naar andere vormen van visserij. Ik ga samen met deze vissers werken aan een toekomstperspectief, waarin internationale afspraken gericht op een level playing field in de beschermde gebieden in de kustzone en de nationale evaluatie van het Noordzeekustvisserijakkoord1 (VIBEG 2) bij elkaar moeten komen. In dat kader onderzoek ik ook de optie of een mogelijke sanering van de garnalenvisserij op de Noordzee kan bijdragen aan de ecologische versterking van de kustzone. Belangrijk daarbij zal zijn het aantal garnalenvissers internationaal te kunnen beheersen. Ik zal voor het eind van 2020 uw Kamer informeren over het toekomstperspectief voor de garnalensector. Een daadwerkelijke saneringsregeling hangt vanzelfsprekend af van de uitkomsten van dit traject, de voortgang van internationale afspraken, de beschikbaarheid van middelen en het succesvol doorlopen van de staatssteunprocedure.

5. Internationale samenwerking essentieel

Visserijbeleid op de Noordzee is Europees beleid. Internationale samenwerking en afstemming zijn daarom essentieel. De gezamenlijke internationale inzet van het kabinet, NGO’s en visserijsector als partners in een definitief Noordzeeakkoord kan bijdragen aan de realisatie van de afgesproken visserijmaatregelen. Het gaat dan om de staatssteunprocedure voor de sanering, het delen van kennis over nieuwe innovaties en de inzet van het Europees fonds om innovaties te bevorderen. Ook het internationaal herzien van de visserijmaatregelen in de scholbox valt hieronder. Andersom geldt dat bij grote onderwerpen die Europees spelen met effecten op de (kotter)visserij zoals Brexit en de Green Deal – voor zover van toepassing – het Noordzeeakkoord en deze appreciatie het vertrekpunt voor het Nederlandse standpunt in Brussel zullen zijn.

Uitwerking kernpunten

Hieronder ga ik nader in op de onderwerpen uit de hierboven genoemde kernpunten. Van de € 119 miljoen voor de visserij ben ik voornemens om € 45 miljoen in te zetten voor innovaties met het oog op verduurzaming en € 74 miljoen voor sanering. Mijn doel is om de middelen voor sanering zo spoedig mogelijk in te zetten. Echter, zolang deze middelen nog niet zijn verplicht, is een verschuiving van sanering naar innovatie mogelijk indien bij de uitwerking blijkt dat dit wenselijk is. Andersom is niet mogelijk omdat de middelen voor innovaties grotendeels uit het nieuwe Europese Maritieme Visserij en Aquacultuur Fonds (EMVAF) zullen worden betaald (€ 35 miljoen). Deze middelen kunnen niet aan sanering besteed worden. Van de nationale middelen voor de visserij (in totaal € 84 miljoen) zullen overigens ook de uitvoeringskosten moeten worden betaald.

1. Aanjagen van innovaties voor de visserij van de toekomst: flexibeler en duurzamer

De doelen voor een duurzame transitie in de visserij zijn de volgende: een visserij met minder bodemberoering, minder ongewenste bijvangst, minder emissies (minder uitstoot van broeikasgassen), minder afval (meer circulaire visserij) en minder ongevallen. Het advies van mevrouw Burger beschrijft daarbinnen een tweetal prioritaire doelen waar innovatie dringend nodig is om een duurzame kottervisserij te bereiken: flexibele en duurzame schepen en de ontwikkeling van een nieuw tuig voor de tongvisserij, waarbij het gaat om het verminderen van bodemberoering en ongewenste bijvangsten. In het kader van het Noordzeeakkoord komt € 45 miljoen beschikbaar voor innovaties in de kottervisserij. Wanneer er nieuwe innovatiebehoeften zijn als gevolg van COVID-19 dan kunnen deze uiteraard meelopen in dit traject. Mocht er grote druk ontstaan op het innovatiebudget, dan kan ik de Europese middelen versneld inzetten. Daarnaast is in het onderhandelingsakkoord aangekondigd dat in 2023 partijen gezamenlijk nagaan of met de beschikbaar gestelde gelden de doeleinden van dit Akkoord worden gehaald. Mocht blijken dat verdere versterking van de transitiemiddelen noodzakelijk is, dan voeren partijen in het Noordzeeoverleg daarover open en reëel overleg.

  • a) Versnelling van verduurzaming: Zodra de COVID-19 crisis daar weer ruimte voor biedt, wil ik komen tot een versnelling van de verduurzaming gericht op het bereiken van bovengenoemde doelen. Om die versnelling tot stand te brengen heb ik advies gevraagd aan Royal HaskoningDHV. Mede op basis van dit advies kom ik tot het volgende:

    Ik zal één of meerdere aanjagers aanstellen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die draagvlak heeft/hebben bij de sector en die samen met alle relevante partijen een innovatieagenda gaat/gaan opstellen voor de periode tot 2030. Het zal waar mogelijk en zinvol kwantificeerbare doelen bevatten, termijnen waarop de doelen zijn te realiseren en concrete afspraken over ieders rol bij het halen van die doelen. De innovatieagenda moet inhoudelijk goed aansluiten op het nieuwe Europese fonds voor visserij en aquacultuur (EMVAF). Dit fonds treedt naar verwachting in 2021 in werking, hieruit moeten de innovatiesubsidies in hoofdzaak betaald worden. Waar dat niet mogelijk is zijn er andere relevante innovatie-instrumenten die de overheid beschikbaar heeft.

    Ik wil daarbij wel opmerken dat bij innovaties succes niet verzekerd is en dat het een proces is van vallen en opstaan. De doelen en termijnen moeten daarom voldoende ruimte bieden voor bijstelling, maar ook houvast geven bij het periodiek evalueren van de voortgang en het treffen van maatregelen om eventuele belemmeringen bij het halen van doelen weg te nemen. Ze geven daarnaast houvast bij het aanspreken van partijen op het nemen van hun verantwoordelijkheid bij het bereiken van de doelen uit het innovatieprogramma. Ik zie dat laatste tevens als een rol voor de beoogde aanjager(s): gedurende de looptijd kan/kunnen deze optreden als hoeder van het innovatieprogramma.

    Naast het stellen van duurzaamheidsdoelen en het monitoren daarop is de taak van de aanjager(s) het faciliteren van de samenwerking bij het tot stand komen van innovaties en het zorgen voor een gunstig innovatieklimaat. Het gaat erom creativiteit uit alle hoeken van de sector, wetenschap en daarbuiten (zoals bijvoorbeeld de maritieme sector) met elkaar te verbinden. Het is daarbij belangrijk aan te sluiten bij de energie die er al is bijvoorbeeld in de Community of Practice van de Noordzee. Verder versterk ik de organisatie bij RVO om de toegankelijkheid van de beschikbare middelen te vergroten en ondernemers te ondersteunen bij het uitwerken van idee tot project. Hier ligt overigens ook een belangrijke rol voor de sector zelf: ook PO’s kunnen meer gezamenlijke afspraken maken over hun innovatieagenda en cofinanciering.

    Daarnaast zal ik nagaan op welke wijze ik meer positieve prikkels kan inbouwen om innovaties te versnellen. Naast subsidies wil ik onderzoeken of het mogelijk is om kleinschalig via contingentenbeheer positieve prikkels in te bouwen voor verduurzaming. Ook regelgeving kan zorgen voor prikkels tot innovatie. Hierbij ben ik echter wel gebonden aan het Europese visserijbeleid en de noodzaak van het behoud van een level playing field. Bij het inbouwen van prikkels ligt mogelijk ook een rol voor de PO’s, waarover ik met hen in gesprek ga.

  • b) Internationale dialoog: In samenwerking met de sector en ngo’s investeer ik hierin door ons (ambtelijke) internationale en EU-netwerk, zoals de regionale groepen en de bijbehorende adviescommissies, actief in te zetten op een gesprek over de innovaties van de Nederlandse of buitenlandse vloten en het onderwerp innovatie te agenderen zodat innovaties ook meer Europa breed kunnen worden opgezet en vormgegeven. Hiermee geef ik invulling aan de toezegging zoals gedaan tijdens het debat over pulsvisserij op 21 februari 2019.

  • c) Voortzetting pulsonderzoek: Ik zal het in 2019 afgeronde meerjarig pulsonderzoek bij de Europese Commissie agenderen na de verwachte publicatie van het ICES-advies over dit onderzoek in mei 2020 en bij de evaluatie van de Verordening Technische Maatregelen in het najaar van 2020. Gedurende deze periode wordt op kleine schaal onderzoek naar pulsvisserij voortgezet conform de kaders van voornoemde verordening en zoals afgesproken in het onderhandelaarsakkoord. Mijn insteek blijft dat puls een belangrijke duurzame techniek is en onterecht is getroffen door een totaalverbod. Voor herziening van deze maatregel blijf ik zoeken naar draagvlak voor herintroductie.

  • d) Aanschaf van flexibele en duurzame schepen stimuleren: Ik onderzoek de mogelijkheden om de aanschaf van flexibele en duurzame schepen eenvoudiger te maken binnen de beperkte mogelijkheden die er zijn. Het is niet mogelijk subsidie te verstrekken voor de aanschaf van nieuwe schepen. Het is wel mogelijk om steun te verlenen voor innovatieve onderdelen op of aan een schip. Hier zal ik een gedeelte van de innovatiegelden beschikbaar voor stellen. Daarnaast onderzoek ik de mogelijkheid om het verkrijgen van een lening bij de bank om een nieuw, duurzaam schip aan te schaffen te vergemakkelijken. Een dergelijke maatregel moet ik ter goedkeuring voorleggen aan de Europese Commissie in verband met een toets op staatsteunaspecten.

  • e) Innovaties in de keten: Ook in de keten zijn innovaties nodig. Mevrouw Burger noemt in haar advies maatregelen gericht op ketenintegratie, het ontwikkelen van keteninformatiesystemen («van schip tot schap») en het ontwikkelen van nieuwe vermarktingsconcepten met aandacht voor korte ketens, promotie van bekende en minder bekende vis uit eigen wateren. Ook hiervoor wil ik middelen ter beschikking stellen vanuit het EMVAF.

  • f) Behoud van levendige visserijgemeenschappen: een afnemend aantal vissers heeft gevolgen voor de visserijgemeenschappen, bijvoorbeeld voor de afslagen en de visverwerkende industrie. Voor maatregelen die visserijgemeenschappen ondersteunen denk ik aan het stimuleren van maritiem ondernemerschap, aquacultuur, herbestemming van een visafslag of initiatieven om vis dichter bij de burger te brengen (Farm 2 Fork). Het Bestuurlijk Platform Visserij (BPV) heeft aangeboden een faciliterende en coördinerende rol te willen spelen en zal samen met de sector en mij de mogelijkheid en wenselijkheid van te nemen maatregelen onderzoeken.

  • g) Beprijzing van verduurzaming: Innovatieve vissers die voorop willen lopen bij verduurzaming krijgen net als boeren en tuinders niet in alle gevallen een redelijke vergoeding voor de extra inspanningen die ze moeten leveren als ze willen voldoen aan de eisen die verbonden zijn aan duurzaamheidskeurmerken. Het wetsvoorstel «oneerlijke handelspraktijken in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen» dat ik voorbereid, zal daarom ook van toepassing zijn op de relatie tussen leveranciers en afnemers van vis en visserijproducten. Dit kan de onderhandelingspositie van de visser in de keten versterken en zijn inkomen positief beïnvloeden. Ook bij andere wetten en maatregelen op landbouwgebied onderzoek ik of deze van toepassing kunnen zijn op vissers.

  • h) Flexibilisering rond gebruik verschillende vistuigen: Het gaat om een verkenning van de noodzaak, wenselijkheid, juridische haalbaarheid en handhaafbaarheid om de beoogde innovaties ten behoeve van flexibilisering en verduurzaming te ondersteunen door een aanpassing van de regelgeving. Mevrouw Burger heeft het in haar advies specifiek over het wegnemen van schotten tussen de verschillende vistuigen. Bij deze verkenning heb ik aandacht voor de visserij binnen de 12-mijlszone en wil ik voorkomen dat een ongelijk speelveld ontstaat met ongewenste verdringingseffecten. Daarom betrek ik vertegenwoordigers van de vissers hierbij.

2. Vissers die de stap naar de toekomst niet kunnen of willen maken, helpen om hun bedrijf te beëindigen

Het in het advies beschreven toekomstbeeld en het onderhandelaarsakkoord gaan uit van een verkleining van de vloot. De verkleining van de vloot is een onvermijdelijke beweging die in de visserijsector gaat plaatsvinden gegeven de steeds beperkter ruimte op zee door onder andere de uitrol van windmolenparken en sluiting van gebieden voor natuurbescherming. Een saneringsregeling kan deze ontwikkeling naar minder vaartuigen op een vriendelijker manier begeleiden, dan de tijd zijn werk te laten doen. Bovendien kan tijdige uitkoop voorkomen dat extra druk op het ecosysteem in de resterende ruimte ontstaat. De behoefte om mee te doen met een saneringsregeling zal mogelijk sterker zijn nu de COVID-19 crisis ook gevoeld wordt in de visserijsector. De grondslag voor de sanering zoals hieronder beschreven blijft hierbij wel hetzelfde, namelijk een afname realiseren van de druk op het ecosysteem.

Planning

Ik verwacht de conceptregeling dit najaar in Brussel te kunnen neerleggen voor de staatssteuntoets. Zeker met het oog op de impact van COVID-19 zal ik mij inzetten voor een zo kort mogelijk doorlooptijd van de staatssteunprocedure, met als streven de regeling reeds in 2021 open te kunnen stellen. Ik ga hierover op korte termijn met de Commissie in gesprek.

Grondslag (onderbouwing) sanering

De sanering van het aantal vissersschepen moet ertoe leiden dat de ecologische druk door de visserij op de beschikbare visgronden afneemt. De opgave vanuit het klimaatakkoord zal komende jaren leiden tot een forse groei van windparken op de Noordzee. De toenemende druk op de Noordzee vraagt om extra inspanningen voor een gezonde Noordzee en ruimte voor beschermde natuurwaarden. Dit alles heeft gevolgen voor de visserij. Er komt minder ruimte om te vissen en de visserijdruk moet omlaag om te voorkomen dat de druk op het ecosysteem in de resterende ruimte te hoog wordt. In het onderhandelaarsakkoord is daarover de volgende passage over opgenomen:

«Aard en omvang van de vloot zullen in de toekomst moeten passen binnen het perspectief van een gezonde Noordzee. Alle partijen begrijpen dat de middelen die beschikbaar komen voor de transities op de Noordzee voor een fors deel aan de herstructurering van de visserij moeten worden besteed. Draagvlak daarvoor is vooral ontstaan doordat afspraken zijn gemaakt om ecologisch belangrijke gebieden te vrijwaren van bodemberoerende visserij.»2

Doelgroep en uitgangspunten voor de sanering

Door de ontwikkelingen op de Noordzee (windparken op zee, sluiten van visgronden voor natuurherstel/beheer) neemt de ruimte om te vissen af. Om ervoor te zorgen dat de daadwerkelijke capaciteit afneemt, zal de focus liggen op actieve vissers die vissen op gequoteerde soorten (de vissers uit het Main Fleet segment 1, MFL 1). Naast vissers op tong en schol betreft dit bijvoorbeeld vissers die vissen op langoustines in het Friese Front.

Om de kans op snelle en succesvolle sanering te vergroten, sluit ik waar mogelijk aan op de uitgangspunten van de meest recent uitgevoerde saneringsregelingen zeevisserij (2008, 2006), waar nodig geactualiseerd naar de voorwaarden uit het huidige Europese fonds, het EMFZV. Belangrijk uitgangspunt is dat de sanering geschiedt op basis van vrijwilligheid en de regeling ertoe leidt dat de vangstcapaciteit daadwerkelijk naar beneden gaat. Belangrijke voorwaarden zijn daarom onder meer dat de kotter wordt gesloopt of omgebouwd voor andere activiteiten dan commerciële visserij. Alle visvergunningen worden daarnaast ingetrokken en de betreffende visser mag gedurende vijf jaar geen visserijactiviteiten ontplooien. Overigens hebben veel vissers die op gequoteerde soorten vissen ook een garnalenvergunning voor de Noordzee (GV-vergunning). Ik ben voornemens om bij de sanering deze in te nemen om te voorkomen dat de druk op de garnalenvisserij verder toeneemt.

Fiscale maatregelen

Bij het beëindigen van zijn onderneming draagt de (gestopte) visser belasting af over de zogenoemde stille reserves (het verschil tussen de hoogte van de stopperssubsidie en de fiscale boekwaarde van de vermogensbestanddelen van de onderneming) en de fiscale reserves (kostenegalisatiereserve, herinvesteringsreserve en oudedagsreserve). Dit is de zogenoemde stakingswinst en betreft een vorm van eindafrekening. Voor ondernemers die belastingplichtig zijn in de inkomstenbelasting en winst uit onderneming genieten zijn onder voorwaarden een aantal faciliteiten beschikbaar om aan de fiscale gevolgen van bedrijfsbeëindiging tegemoet te komen.

Naast de bestaande mogelijkheden onderzoek ik opties voor het verruimen van één van de fiscale faciliteiten die vaak niet kan worden toegepast in geval van staking van de onderneming: het toepassen van de herinvesteringsreserve. Bij toepassing hiervan geldt dat niet direct belasting hoeft te worden betaald over het verschil tussen het verkregen subsidiebedrag en de fiscale boekwaarde daarvan, indien dit bedrag wordt geherinvesteerd in een ander bedrijfsmiddel. Voorwaarde hiervoor is dat het vervangende bedrijfsmiddel eenzelfde economische functie heeft in de onderneming als het vervreemde bedrijfsmiddel (de kotter). Als een ondernemer gebruik maakt van de saneringsregeling visserij mag hij juist geen visserij meer bedrijven, zodat alleen met een verruiming van de regeling de herinvesteringsreserve kan worden ingezet voor vervangende bedrijfsmiddelen met een andere economische functie.

Geschatte omvang sanering

In 2006 en 2008 is voor het laatst gesaneerd op de zeevisserij. In 2006 zijn 29 vaartuigen uitgekocht tegen een bedrag van € 26,6 miljoen, in 2008 zijn 23 vaartuigen gesaneerd tegen een bedrag van € 27,5 miljoen. Vissers kregen een vergoeding op basis van het aantal bruto tonnage van het vaartuig. Voor schepen ouder dan 15 jaar werd het subsidiebedrag met 1,5% verminderd en voor schepen ouder dan 30 jaar werd het verlaagd met 22,5%.

In de huidige situatie is een totaalbedrag van circa € 74 miljoen van de in totaal € 119 miljoen beschikbaar voor sanering. Bij de totstandkoming van het totale bedrag ben ik uitgegaan van een scenario waarbij tussen de 25 en 40 kotters uitgenomen worden, bestaande uit een mix van grote en (kleine) eurokotters. Bij de inschatting van het aantal kotters dat uitgekocht kan worden, ben ik uitgegaan van de gemiddelde inkomsten van de afgelopen jaren. Ook inkomsten verkregen uit de garnalenvergunningen worden meegenomen bij het bepalen van de gemiddelde inkomsten. Mede op basis daarvan is een inschatting gemaakt van de inkomsten die vissers mislopen door te stoppen met hun bedrijf. De uiteindelijke berekeningssystematiek voor de (maximale) individuele subsidiebedragen zal ter goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd moeten worden.

Sociaal beleid voor de bemanning

Naast middelen voor de gestopte visser, stel ik een bedrag beschikbaar voor om- her- of bijscholing van de bemanning.

3. Versterking van de handhaving en een betere naleving van de regels

Het versterken van de handhaving is één van de afspraken uit het onderhandelaarsakkoord. In dat kader is vooral gesproken over handhaving van visserijmaatregelen in natuur- en windenergie gebieden. Er zijn middelen beschikbaar gemaakt voor extra capaciteit bij de NVWA en voor de ontwikkeling van digitale technieken om de handhaving op zee effectiever te maken. Zoals aangegeven in mijn brief van 13 februari 2020 (Kamerstuk 33 835, nr. 137) zal ik uw Kamer separaat informeren over het Deloitte-onderzoek naar taken en middelen van de NVWA in het kader van de bredere herbezinning.

  • a) Ontwikkelen en implementeren van digitale technieken: Ten aanzien van de ontwikkeling van digitale technieken denk ik in de eerste plaats aan de doorontwikkeling van de black box. Met de black box is reeds ervaring opgedaan voor het verbeteren van locatiebepaling (essentieel bij de handhaving van visserijmaatregelen in beschermde gebieden of windmolenparken). Zoals bekend wordt door het Ministerie van LNV en de NVWA in samenwerking met de sector gewerkt aan de Nederlandse norm certificering (NEN-certificering) van een black box in de garnalensector. Mijn insteek is dat deze vernieuwde black box met EMVAF-subsidie ook beschikbaar komt voor de kottervisserij. De black box kan daarnaast ook geschikt gemaakt worden voor andere vormen van toezicht bijvoorbeeld wat betreft het motorvermogen.

    Voor de uitwerking van andersoortige digitale verbeteringen of andere slimme technieken in het toezicht, zoals beloofd in het onderhandelaarsakkoord, is het belangrijk rekening te houden met het voorstel van de Europese Commissie voor de herziening van de Controleverordening. In dit voorstel wordt ingezet op diverse aanscherpingen in de registratie en activiteiten in de visserij waarbij slimme ondersteuning nodig is. Voor schepen met een hoog risico op overtreding van de regels zullen naar verwachting op termijn ook camera’s aan boord verplicht worden. Ik steun voorstellen van de Commissie voor effectiever toezicht, inclusief camera’s aan boord, maar ik vind ook dat ervaring in de praktijk met betrekking tot gegevensverzameling, beveiliging, privacy en het vaststellen van duidelijke Europese technische normering noodzakelijk is alvorens dergelijke systemen verplicht te stellen. Een internationaal level playing field is daar bij essentieel, zodat alle vissers in Europees water aan dezelfde regels moeten voldoen, ook wat controle en handhaving betreft.

  • b) Bestuurlijke boetes: Ik bereid een wetswijziging voor om overtreders via lik-op-stuk boetes sneller aan te pakken. Het streven is om deze voor de zomer naar de Raad van State te sturen en voor het einde van 2020 naar uw Kamer.

  • c) Zelfregulering: Onder leiding van de NVWA loopt sinds een jaar een gesprek met alle PO’s gericht op het verbeteren van de naleving in de visserij. Ik geef hier prioriteit aan door alle PO’s te vragen uiterlijk eind 2020 te komen met een plan van aanpak ter verbetering van het nalevingsgedrag van hun leden. Indienen van deze plannen kan individueel per PO of gezamenlijk. Het gaat daarbij onder ander om het beter inregelen van het elkaar aanspreken op wangedrag en overtredingen (sanctieregime). Ik verken of het private tuchtrecht de PO’s kan ondersteunen bij de verbetering van de naleving door hun leden. Daarnaast bezie ik of in de productie- en afzetprogramma’s meer aandacht besteed kan worden aan maatregelen om de verbetering van de naleving te borgen.

4. Ook aandacht voor garnalen- en andere kustvissers

Deze kottervisie gaat vooral over kotters die buiten de 12-mijlszone vissen. Niettemin vind ik het belangrijk om de maatregelen in deze visie in een bredere context te plaatsen en verbinding te maken met andere onderdelen van de visserij die hierdoor direct geraakt kunnen worden. Belangrijk daarbij is de garnalensector. Voor de garnalenvissers op de Waddenzee is in het kader van het VisWad-convenant vanuit het Waddenfonds € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor sanering. Deze regeling is opengesteld tot 1 mei 2020. Ik ga hieronder specifiek in op de vissers op de Noordzee, die alleen een garnalenvergunning hebben en mee willen doen met de sanering en innovaties in het kader van het Noordzeeakkoord.

Allereerst wil ik benadrukken dat de garnalenvissers zeker ook kunnen profiteren van de middelen voor innovaties en de wijze waarop ik het tot stand komen van innovaties wil versnellen (zie onder punt 1, «Aanjagen innovaties»). Wat betreft sanering wijkt de aard van de problematiek echter substantieel af van die voor de andere kottervissers en daarom is het niet logisch en ook juridisch en qua staatsteun risicovol om beide te combineren. Het is ook niet verenigbaar met de gewenste snelle doorlooptijd van de sanering van de kottervisserij. Daarom ga ik samen met de garnalenvissers werken aan een eigen toekomstperspectief, dat aansluit op het bestaande VIBEG-akkoord.

Vanuit het VIBEG-akkoord is gevraagd om een internationaal level playing field. Om dat te realiseren moet o.a. onderzoek gedaan worden naar de onderbouwing van de (her)inrichting van beschermde gebieden in de 12-mijlszone (m.n. Borkumse Stenen). Inhoudelijk is een ecologische argumentatie nodig om de Europese Commissie en andere lidstaten te overtuigen van het belang van afspraken over nationale grenzen heen die we over die visserijmaatregelen in die gebieden willen maken. Hiervoor is onder andere een artikel 11 procedure, conform het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, nodig. Sanering kan daarbij een rol spelen: net als op Noordzee buiten 12 mijl en op de Waddenzee het geval was, moet onderbouwd worden dat eventuele sanering in relatie staat tot ecologisch behoud of herstel om te voldoen aan het staatsteunkader van de Europese Commissie. Ook de beheersing van het aantal garnalenvergunningen is daarbij een voorwaarde, wat lastig is omdat garnalen geen (via de TAC en Quota Verordening) gequoteerde of gereguleerde soort is.

De uitkomsten van dit onderzoek samen met de evaluatie VIBEG, de eerste ervaringen met de tenderregeling Waddenzee en inzicht in de voortgang in de internationale dialoog, zullen we bijeen brengen tot een toekomstperspectief voor de garnalensector waarin ook de voorwaarden en mogelijkheden voor een sanering in beeld gebracht zijn. Een daadwerkelijke regeling hangt vanzelfsprekend af van de uitkomsten van dit traject en de voortgang van internationale afspraken, de beschikbaarheid van middelen hiervoor en het succesvol doorlopen van de staatsteunprocedure. Dit alles onder voorbehoud van een definitief Noordzeeakkoord: immers zonder akkoord is ook hiervoor geen basis.

5. Internationale samenwerking essentieel

Het onderhandelaarsakkoord en het advies van mevrouw Burger gaan met name in op de Nederlandse ontwikkelingen en doen suggesties voor een handelingsperspectief voor de Nederlandse overheid en natuurlijk de visserij zelf. Een groot deel van de kaders worden hierbij wel bepaald door Europees en internationaal beleid.

De huidige kaders worden bepaald door het Gemeenschappelijk Visserij beleid (GVB), vastgesteld in 2013. Er wordt, zeker nu een nieuwe Europese Commissie is aangetreden, al enige tijd gespeculeerd over een herziening van het GVB. De Europese Commissie heeft vooralsnog aangegeven vast te willen houden aan de huidige regels. Er zijn reeds in 2013 ambitieuze doelen gesteld ten aanzien van onder andere vissen op basis van de Maximum Sustainable Yield (MSY) benadering en de invoering van de aanlandplicht. Het gaat nu om het goed inrichten van de uitvoering en handhaving van deze eisen. De komende paar jaar zal de aandacht gericht zijn op de totstandkoming van het Europees maritiem en visserij en aquacultuurfonds (EMVAF) en de afronding van de herziening van de Controleverordening. De Europese Commissie heeft overigens wel een evaluatie van het GVB aangekondigd voor 2022.

De evaluatie van het GVB nog even laten wachten is verstandig in verband met lopende onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk (VK) over een nieuwe partnerschapsrelatie. De Europese inzet is daarbij glashelder: het VK moet de huidige principes van het GVB aangaande duurzaam bestandsbeheer blijven respecteren. Essentieel is uiteraard de toegang tot de Britse wateren. De inzet, gedeeld door alle negen betrokken Noordzeelanden waaronder Nederland is hierbij bekend: een koppeling dient gelegd te worden tussen EU toegang tot VK wateren, de verdeelsleutel inzake de visbestanden en toegang tot de EU markt voor VK (vis-)producten. Het kabinet blijft zich inzetten voor het behoud van de huidige visserijmogelijkheden in Britse wateren.

In de voorbereiding van de aangekondigde evaluatie in 2022, zal in elk geval aandacht moeten zijn voor het functioneren van de aanlandplicht. De aanlandplicht is ingevoerd omdat in de visserij veel vis wordt bijgevangen die uiteindelijk niet wordt verkocht (te kleine, niet verkoopbare en commercieel oninteressante soorten). Deze vis gaat in veel gevallen dood over boord met gevolgen voor de visbestanden. De aanlandplicht moet de visserij stimuleren om selectiever te vissen met minder voedselverspilling tot gevolg.

In de afgelopen jaren is door Nederland, en overigens ook alle andere Europese landen, vooral gewerkt aan alternatieven voor de aanlandplicht. Dit omdat bij invoering al gauw bleek dat de visserij voor een bijzonder grote opgave werd gesteld als alle vis voortaan aan boord genomen moest worden, geregistreerd om vervolgens bij aanlanding te worden vernietigd. Zo wordt er door veel visserijen in de EU gebruikgemaakt van de uitzonderingen in de regelgeving waarbij ofwel wordt onderbouwd dat vissoorten bij teruggooi in hoge mate overleven ofwel dat de bijvangsten zeer gering zijn (minder dan 7% ongewenste bijvangst). Gelet ook op dit grote aantal uitzonderingen op de hoofdregel (aanlandplicht) moet er gezocht worden naar alternatieven voor de aanlandplicht. Ik vind dat de visserij aangemoedigd moet worden met ook positieve prikkels om te werken aan selectiever vissen en het voorkomen van ongewenste bijvangst, bijvoorbeeld door inzet van het toekomstige visserijfonds EMVAF.

Op basis van een in 2013 uitgevoerd onderzoek door Wageningen Marine Research (WMR)3 lijkt er daarnaast voldoende aanleiding voor het heroverwegen van de scholbox. In het licht van de afnemende ruimte voor visserij is het zinvol is om dit verder te onderzoeken. Zoals in het onderhandelaarsakkoord is afgesproken, geef ik hier invulling aan door met Noordzeelanden en de Europese Commissie in gesprek te gaan over een herbezinning van de scholbox. Mijn inzet is om de visserijbeperkende maatregelen in het Nederlandse deel van de scholbox (met uitzondering van de Borkumse Stenen) ongedaan te maken.

Tot slot heeft de Europese Commissie met de Green Deal aangekondigd het Europees beleid flink te willen vergroenen. Hoe dit uitpakt zal moeten blijken uit de vertaling van de Green Deal in concrete maatregelen, maar dat de Europese koers van verdere verduurzaming van de visserij zal worden doorgezet staat buiten kijf. De hoofdgedachte achter de Green Deal lijkt goed aan te sluiten bij het advies van mevrouw Burger. Voor de visserij zal de Green Deal het meest concreet worden middels de nieuwe EU-biodiversiteitsstrategie en de Farm 2 Fork strategie. Het definitieve Noordzeeakkoord zal de leidraad zijn voor de Nederlandse inzet bij alle uitwerkingen van de Green Deal waar dit de Noordzee raakt, bijvoorbeeld aangaande de aanwijzing van (nieuwe) beschermde gebieden. Daar waar afwijkingen van het Noordzeeakkoord aan de orde zijn, stelt het kabinet dit vanzelfsprekend opnieuw aan de orde in het Noordzeeoverleg.

Tot slot

Ik zie een toekomst voor de visserij in Nederland. Met een kleinere vloot, maar één die in balans is met de ecologische houdbaarheid van de Noordzee en waar een goede boterham verdiend kan worden. De uitwerking van dit pakket aan maatregelen zal voor iedere ondernemer anders zijn. Het is aan de visserijondernemers zelf om keuzes te maken voor hun eigen toekomst: wil men blijven vissen en verduurzamen – en wat is daarvoor nodig – of wil men stoppen door gebruik te maken van de beoogde saneringsregeling. Ik ga met ondernemers die daar behoefte aan hebben in gesprek om scherp te krijgen hoe zij de toekomst van hun bedrijf zien, wat er nodig is om die toekomst dichterbij te brengen en wat ik hierbij te bieden heb. Dat geeft ondernemers meer zicht op de mogelijkheden en helpt om de concrete regelingen (voor innovaties en sanering) zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de behoeften vanuit de praktijk.

Ik realiseer mij dat ik nog niet op alle punten de duidelijkheid kan bieden waar de vissers op hopen. Een aantal zaken moet verder worden uitgewerkt en vaak ben ik daarbij gebonden aan Europese procedures en doorlooptijden. Dat geldt zowel voor het in voorbereiding zijnde operationeel programma voor het nieuwe Europese fonds voor visserij en aquacultuur (EMVAF) als voor een saneringsregeling. Daarnaast heeft COVID-19 ons geleerd dat de wereld onvoorspelbaar is en is het belangrijk in de tijd maatregelen aan te passen aan nieuwe uitdagingen. De hierboven genoemde sporen wil ik daarom gelijktijdig evalueren met het in het onderhandelaarsakkoord voorziene moment in 2023 wanneer nagegaan wordt of met de beschikbare gelden de gestelde doelen worden gehaald.

Met de middelen uit het Noordzeeakkoord kunnen betekenisvolle stappen worden gezet voor een kleinere, duurzamer en economisch gezonde kottervloot, die is aangepast aan de grote ontwikkelingen op de Noordzee. Want die ontwikkelingen gaan door, ook zonder Noordzeeakkoord. Daarom is van groot belang dat vissers zich achter het Noordzeeakkoord zullen scharen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Noordzeekustvisserijakkoord (2017–2026): convenant tussen visserij- en natuurorganisaties en overheid voor realiseren instandhoudingsdoelen N2000-gebieden en behoud perspectief voor beroepsvisserij in de Noordzeekustzone.

X Noot
2

Definitief Onderhandelaarsakkoord Noordzee, versie 5 februari 2020, p. 7. Bijlage bij Kamerstuk 33 450, nr. 64

Naar boven