21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr.1450 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 28 juni 2022

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 8 juni 2022 overleg gevoerd met de heer Staghouwer, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over:

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 1 juni 2022 inzake geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 13 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1437);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 1 juni 2022 inzake verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 24 mei 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1438);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 13 mei 2022 inzake fiche: Verordening geografische aanduidingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3421);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 16 mei 2022 inzake SCoPAFF-vergadering gewasbeschermingsmiddelen 17 en 18 mei 2022 (Kamerstuk 27 858, nr. 566);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 2 juni 2022 inzake conceptagenda Nitraatcomité 13 juni 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 443).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Geurts

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bromet

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Jansma

Voorzitter: Geurts

Griffier: Jansma

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bisschop, Van Campen, Eppink, Geurts, Grinwis, Tjeerd de Groot, Van der Plas, Thijssen en Vestering,

en de heer Staghouwer, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter:

Hierbij open ik het commissiedebat Landbouw- en Visserijraad van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Welkom aan de Minister en zijn zichtbare en onzichtbare ondersteuning. Ook welkom aan de collega's. Ik stel voor dat we een spreektijd hanteren van vier minuten per fractie. Eén interruptie bestaat uit twee vragen aan elkaar in de eerste ronde. Ik wil als eerste het woord geven aan de heer Eppink. Hij spreekt namens de JA21-fractie.

De heer Eppink (JA21):

Dank u wel, voorzitter. De Minister reist op 13 juni aanstaande naar Luxemburg voor de Landbouw- en Visserijraad. Nederland dreigt zichzelf intussen te blokkeren met het stikstofdossier. Ik zou graag zien dat de Minister in de corridors van het prachtige raadsgebouw in Luxemburg erop wijst hoezeer wij onszelf in de penarie hebben gewerkt. Terwijl de Franse Minister van landbouw de voedselproductie wil verhogen, wil Onze Minister juist zo veel mogelijk boeren uitkopen. Frankrijk kent kennelijk geen stikstofprobleem, Duitsland ook niet. Waarom wij dan wel? In Duitsland is de kritische depositiewaarde van stikstof 100 gram per hectare. In Nederland is dat 0,07 gram per hectare. Dat is een enorm verschil. Dan roep je wel een probleem over jezelf af.

In de EU-Habitatrichtlijn van 1992 – ik herinner u eraan dat dat onder Nederlands voorzitterschap was – komt het woord stikstof niet eens voor. De Vlaamse regering neemt meer tijd en trekt voor de aanpak van stikstof slechts 3,6 miljard euro uit. Dat is dus zevenmaal minder dan Nederland uittrekt met het stikstoffonds van 25 miljard. Kan de Minister dat verklaren? Een ander gebied in Europa met een vergelijkbare stikstofuitstoot ligt in Italië: de Povlakte. Op de vruchtbare akkers langs de steden Milaan en Cremona worden granen, rijst en groenten verbouwd. Ook veehouderijen en industrie zie je daar veel. De Povlakte is goed voor zo'n 40% van de Italiaanse melkproductie en telt ruim 50% van de varkenshouderijen. Dit is dus een vitaal onderdeel voor de Italiaanse voedselproductie. Daarom koestert Italië deze sector. Wederom geen stikstofcrisis in Italië; in Nederland wel. Kan de Minister dat verklaren? Misschien kan hij aan zijn Italiaanse collega vragen hoe dat mogelijk is.

Terug naar Nederland. In de media verschenen onlangs berichten dat het ministerie in sommige gebieden de stikstofuitstoot met 70% tot 80% wil verlagen. Sinds 1990 is die uitstoot meer dan gehalveerd. Hoeveel verder wil Nederland nog gaan ten opzichte van 1990? Nederlanders zijn het zat dat dit kabinet het land op slot zet. Dat concludeert mijn fractie ook uit een nieuw onderzoek dat wij hebben laten uitvoeren door Maurice de Hond, de one and only. Zijn conclusie is: van alle Nederlanders vindt 74% dat bouwen belangrijker is dan stikstof. Ik specificeer: onder de aanhang van het CDA is dat 85%. Onder de aanhang van de VVD is dat 86%. JA21 ziet echter een uitweg. Want wij zoeken compromissen en roepen het kabinet op om een reparatiewet voor te leggen wegens de onuitvoerbaarheid van de Wet natuurbescherming uit 2015. Een reparatiewet is een regulier instrument voor wetgeving. De Wet natuurbescherming hoeft niet weg, maar moet op enkele punten worden gewijzigd. De doeleinden in artikel 1.12a moeten worden versoepeld wat betreft de percentages en de jaartallen om deze weer haalbaar te maken. Bovendien moeten metingen bestaan uit daadwerkelijk bodemonderzoek. Dat is alles. Voor de rest wordt er niks veranderd; een kleine ingreep. Hoe ziet de Minister dat?

De voorzitter:

En uw laatste zin is?

De heer Eppink (JA21):

De laatste zin. U bent wel ... Mag ik even ... Ja, de laatste zin.

De voorzitter:

Vier minuten zijn vier minuten.

De heer Eppink (JA21):

Ja, oké. Goed. Met iets meer ruimte en iets meer tijd kan Nederland zich bevrijden uit de economische verstikking van het stikstofdossier. Ik zal daarom moties indienen in een tweeminutendebat.

Dank u.

De voorzitter:

Dank. Ik geef het woord aan de heer Tjeerd de Groot. Hij spreekt namens D66. Sorry, ik was iets te snel. De heer Van Campen heeft een interruptie voor de heer Eppink.

De heer Van Campen (VVD):

Ik moet bekennen dat ik op mijn negentiende mijn allereerste stem uitbracht op de heer Eppink, toen hij bij de Europese Parlementsverkiezingen nog op de lijst stond voor mijn partij. Maar ik moet u ook bekennen dat ik dat nu nooit meer zou doen, als ik zo luister naar zijn betoog. Een jeugdzonde, zoals collega Bisschop zegt. Ik zou hem willen vragen: hoe kijkt hij naar de opeenvolgende uitspraken van het Europees Hof, van de Raad van State en van lagere rechtbanken, die er alleen maar voor zorgen dat er meer onzekerheid en geen perspectief is voor onze boeren en agrarische ondernemers waar wij in dit land zo trots op zijn? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat hij zich verhoudt tot de uitspraken van deze rechters en dat we uit de stikstofcrisis komen?

De heer Eppink (JA21):

Ik heb het net uitgelegd. Ik dank de heer Van Campen nog voor zijn stem, in 2014 denk ik. Maar ik zal het hem uitleggen. Het is heel eenvoudig. Dit is de wet. Als de Raad van State rechtspreekt op basis van deze wet, dan heeft de Raad van State gelijk, want het staat er gewoon in. De percentages, de jaartallen en een resultaatsverbintenis staan erin. Dat is dus vastgelegd. Daarom kan ik de Europese Commissie niet aanvallen of bekritiseren. Ik kan rechters niet bekritiseren en ik kan de Raad van State niet bekritiseren, omdat het er gewoon in staat. We hebben een fout gemaakt bij de conceptie van deze wet. Die normen zijn te scherp gesteld. Daardoor hebben we onszelf in moeilijkheden gebracht. De enige manier om daaruit te komen, is met een reparatiewet op bepaalde onderdelen. Ik ben voor reformatie, zoals de heer Grinwis wel zal weten, en niet voor revolutie. Dus ik zeg: dit land gaat vastlopen. Het wordt steeds ernstiger en vervelender. Laten we daarom nu kijken naar een oplossing waardoor je de zaak door een kleine hervorming weer uit het slop kunt trekken. Dat is een reparatiewet.

De heer Van Campen (VVD):

Ik heb die aankondiging gelezen. Maar ik constateer ook dat we in den brede op dit moment vastlopen. Deze Minister zal – dat hebben we gelezen in de geannoteerde agenda – zich ook weer opnieuw gaan verhouden tot het Nitraatcomité voor het verkrijgen van derogatie, wat zo belangrijk is voor onze melkveehouders in Nederland. Maar Brussel zegt op dit moment: Nederland, je hebt je leven te beteren. We voldoen op dit moment gewoon onvoldoende aan de staat van instandhouding in het overgrote merendeel van de Natura 2000-gebieden. Ik ben het met de heer Eppink eens: besluiten die dit kabinet neemt, moeten genomen worden op grond van metingen in en feitelijke informatie over die gebieden. Precies daarom stelt deze coalitie een ecologische autoriteit voor, die ook echt open, onafhankelijk en belangeloos gaat laten zien wat er nodig is om de natuur weer in een goede staat te brengen. Maar ik constateer wel dat we verplicht zijn om de Europese afspraken, die al decennialang geleden zijn gemaakt, na te komen, juist ook om perspectief en ruimte te bieden voor onze boeren. Op dit moment zitten 3.600 PAS-melders nog te wachten op een vergunning. Die hebben recht op perspectief en zekerheid voor de toekomst. Dat is de realiteit. Daar zou ik ook bij JA21 toch echt aandacht voor willen vragen. We hebben geprobeerd om het alleen met een wetje te regelen. Die heet de PAS. We hebben gezien hoe het daarmee is afgelopen. Ik zou de heer Eppink echt willen behoeden voor zo'n tweede stap.

De heer Eppink (JA21):

We hebben ons eigenlijk helemaal vastgereden met deze wet. De enige manier om dat te veranderen, is door de wet te veranderen. De heer Hordijk van de commissie-Hordijk zegt dat ook zelf. Het is een eenvoudige wetswijziging. Ik herinner de heer Van Campen er ook aan dat 86% van zijn eigen VVD-aanhang het niet eens is met dit stikstofbeleid. Het is wel belangrijk om dat te weten, aangezien u zaterdag een ledenvergadering heeft. Ik zou zeggen: voorkom problemen en grote spanningen in de samenleving. Boeren zijn boos, mensen hebben geen huis, je kunt niet meer vliegen en burgers worden boos. Wij zijn bezig om te regeren tegen de wil van de meerderheid in. Dat leidt tot spanningen en niet tot evoluties, maar tot revoluties. Daarvoor wil ik u behoeden.

De voorzitter:

Ik heb aangegeven dat u twee vragen heeft. Die heeft u gesteld. Ik ben ingehuurd om ervoor te zorgen dat wij om 13.00 uur klaar zijn. Dan valt de voorzittershamer. We hebben het over de Landbouw- en Visserijraad. Ik zie een interruptie van mevrouw Vestering.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik ben wel nieuwsgierig of de heer Eppink ook van mening is dat je de grenzen van de natuur kan amenderen. Je kan de wet amenderen zo veel je wil, maar de grenzen van de natuur zullen daardoor niet wijzigen. Is de heer Eppink van mening dat we het met z'n allen wel afkunnen met minder natuur, een minder schone lucht, een ongezonde bodem en ongezond water?

De heer Eppink (JA21):

Wij kunnen af met een realistisch stikstofbeleid. Als ik kijk naar het regeerakkoord in Duitsland, waar ook de Groenen in zitten, dan zie ik dat het woord stikstof daar één keer in voorkomt. U ziet ook dat de kritische depositiewaarde in Duitsland 100 gram is per hectare. In Nederland is dat 0,07. Zijn de Duitsers dan zo slecht voor hun natuur? Dat geloof ik niet. Waarom hebben wij dan al die problemen? Omdat we criteria stellen die onhaalbaar zijn. Dan kunt u zeggen: dat wil ik en de natuur vereist dat. Maar wie is de natuur? Bent u de natuur? Daarvoor hebben we een parlement, een wetgevende macht. Daarom stel ik voor dat we veel meer kijken naar het Duitse model, want Duitsland heeft deze problemen niet.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik vind het echt levensgevaarlijk dat de heer Eppink hier zit te millimeteren met de toekomst van onze kinderen en de leefbaarheid van onze aarde. Ik vind het echt levensgevaarlijk. JA21 kan amendementen indienen wat ze wil, maar uiteindelijk gaat het erom dat we een leefbare aarde nalaten en dat we ervoor zorgen dat onze natuur in een goede staat is. Op dat gebied zijn we al jarenlang in overtreding. Ik vind het echt schadelijk dat dat niet erkend wordt.

De heer Eppink (JA21):

Ik zal het kort houden. De Duitsers zijn niet aan het millimeteren met de natuur. Wat vindt u nou millimeteren? Is dat uw mening? Zijn alle anderen aan het millimeteren? Ik heb graag een voorbeeld vanuit het buitenland waarop ik mij kan oriënteren. Duitsland is een goed voorbeeld. Dat moeten we doen. Duitsland heeft die problemen niet. Voor de rest mag u verder millimeteren wat u wilt.

De voorzitter:

Geen interrupties meer? Dan geef ik het woord aan ... O, eerst mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik had eigenlijk alleen maar even een procesvraagje. Ik hoor de heer Eppink zeggen: dat doe ik bij een tweeminutendebat. Maar was het niet zo dat je gisteren een tweeminutendebat had moeten aanvragen? Volgens mij kan dat helemaal niet. Ik zou het mooi vinden, maar even voor de duidelijkheid: komt er een tweeminutendebat?

De voorzitter:

Dat is een heel goede vraag. Dat klopt. Er staat ook op de uitnodiging dat het gisteren had gemoeten. Als de heer Eppink van de week nog een tweeminutendebat zou willen hebben, dan zal hij ervoor moeten zorgen dat er een meerderheid is voor een extra regeling van werkzaamheden plenair. Maar goed, dit is de eerste termijn. We wachten even af wat in de tweede termijn gebeurt, voor zover we daaraan toekomen. Dan kan de heer Eppink er even over nadenken – daar hoeft hij niet op te reageren – hoe hij dat denkt te gaan doen. Meneer Grinwis, voor een inhoudelijke interruptie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik zit nog even te kauwen op de antwoorden van de heer Eppink in het interruptiedebatje van zojuist. Ik snap zijn punt over de gigantische impact van wat deze week staat te gebeuren en naar buiten gaat komen. We hebben daar volgens mij allemaal buikpijn van. Tegelijkertijd schetst de heer Eppink hier een oplossing, zo van: we moeten de wet wijzigen en dan wordt alles anders. Waarop baseert hij zijn vertrouwen dat de Raad van State en de rechter anders zullen gaan oordelen dan in de bestaande jurisprudentie is gedaan omdat de staat van instandhouding van veel natuurgebieden niet is zoals die zou moeten zijn?

De heer Eppink (JA21):

Omdat de jurisprudentie zich richt op de wet zoals die is. De wetgever heeft altijd het recht om een wet te wijzigen. Dat hebben wij vorig jaar ook gedaan met een zorgwet, een reparatiewet, omdat die wet onuitvoerbaar bleek. Deze wet is ook onuitvoerbaar. Dat hadden we eerder kunnen zien en eerder kunnen weten. Ik geef toe dat het erg laat is, maar het is niet te laat om nog wat te doen en een explosie in de samenleving te voorkomen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Nog even kort. Ik help het de heer Eppink hopen, maar ik twijfel zeer aan de juistheid van zijn antwoord. We hebben de PAS-systematiek gehad. Die is ter ziele gegaan, omdat die gewoon niet kloppend was. Ik vraag mij zeer af of het antwoord klopt. Als het klopt, zou het een serieuze politieke positie zijn. Ik zou heel graag – dat moeten we misschien maar onafhankelijk horen, want dat kunnen wij hier niet beslechten als politici, als leken-politici – de oplossing van de heer Eppink getoetst zien. Is hij daartoe bereid? Ik denk dat het voor deze Minister teveel gevraagd is, want hij is de Minister van LNV en niet de Minister voor Natuur en Stikstof. Maar dit is wel een belangrijk punt, omdat dit continu door de heer Eppink naar voren wordt gebracht als een soort oplossing. Ik ben bang dat het een pseudo-oplossing is, een fata morgana.

De heer Eppink (JA21):

Ik ben natuurlijk bereid om dat voor te leggen. Ik ben blij dat men dat wil bekijken en bestuderen. Dat hoeft de Minister nu niet meteen te beantwoorden, want eigenlijk is een andere Minister verantwoordelijk voor stikstof. Maar ik ben zeker bereid om dat te doen. Ik zie het namelijk als een oplossing om een explosie in de maatschappij te voorkomen.

De voorzitter:

Er zijn geen interrupties meer. Dan ga ik over naar de heer De Groot. Hij spreekt namens de D66-fractie.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Net als de heer Van Campen ga ik terug met de heer Eppink. Ik heb twintig jaar geleden weleens een boek van hem gelezen. Dat was gewoon een heel verstandig man, die echt oorzaak en gevolg in die tijd nog helemaal niet door elkaar haalde. Maar ik zal u uit de droom helpen: doordat we slecht hebben gezorgd voor de Nederlandse natuur, staat ons land op slot; dat komt niet door de wet.

Voorzitter. In november vorig jaar werd Nederland officieel in gebreke gesteld. Dat ging over de aanlandplicht. We hebben twee inspecteurs voor 400 miljoen kilo pelagische vis. De Minister zegt in de geannoteerde agenda vooral waarom het onzin is dat we worden aangeklaagd. Maar Nederland is toch niet echt het beste jongetje uit de klas. Ik herinner de Minister aan de gebrekkige handhaving van de 300 pk-regel. Hoe staat het daar nu mee? De Minister heeft zich bereid verklaard om volledig mee te werken aan het onderzoek – dat is fijn – en om een onderzoek in te stellen naar de betrouwbaarheid. Welke concrete maatregelen worden overwogen om dit grootschalige onderzoek uit te voeren? Welke overheidsdiensten zouden erbij worden betrokken? Welke onderzoeksmiddelen zouden worden gebruikt? Wat zou het tijdschema zijn?

Dan nog over de black box. Daar wordt al jarenlang in deze commissie op aangedrongen. Ik begrijp niet hoe moeilijk het kan zijn. Ik heb op mijn eigen zeilboot gewoon een plotter. Die weet nog waar ik drie jaar geleden op 3 augustus was. Wat is er dus moeilijk aan die hele black box? Daar kun je namelijk makkelijk mee zien waar de garnalenvissers zijn geweest. Hoe staat het daarmee? Dit vraag ik ook in het licht van de mededelingen van de commissie over de zorgen over de accuraatheid en de betrouwbaarheid van een motorvermogensverklaring van de lidstaten.

Dan de visquota. Het is niet te volgen wat de Minister doet. De Minister geeft aan tegen automatische reducties van gegevensarme bestanden te zijn en voor een geval-tot-gevalbenadering. Maar de automatische reductie is juist gebaseerd op de wetenschap, op de Maximum Sustainable Yield. Waarom houdt de Minister zich daar niet gewoon aan? In andere gevallen houden we ons als overheid toch ook aan de wetenschap? Later heeft de Minister het in de brief over een ecosysteembenadering. Dat wil hij weer wél volgen. Graag een uitleg op dat punt.

Voorzitter. Ik hoor ook nog graag een uitleg over de besteding van de 8 miljoen voor boeren die grond hebben en vooral veel dieren. Ik vind het nog steeds onbegrijpelijk dat de Minister met zo'n plan komt. Hoe ziet dat er dan uit?

Voorzitter. Dan nog een aantal vragen. De Europese Commissie presenteert binnenkort het natuurherstelpakket, met daarin de herziening van de regelgeving voor duurzaam gebruik van pesticiden. Kan de Minister schetsen wat onze inzet is op dat pakket? In dat verband lees ik dat Nederland deel uitmaakt van een coalitie in Europa die zich verzet tegen de voorstellen van de Europese Commissie omtrent de juiste registratie van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Kan de Minister dat toelichten? Ik heb een vertrouwelijk intern document gezien waaruit dat zou blijken.

Voorzitter. Wat is de status van de opvolging van de motie-De Groot/Sjoerdsma over het in Europa pleiten voor het versoepelen van regels over dierlijke eiwitten?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Geen interrupties? Nee. Dan is het woord aan mevrouw Van der Plas. Zij spreekt namens BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Boeren krijgen steeds meer op hun dak: van een immer oplopende kostprijs, een lage opbrengstprijs, opgestoken middelvingers langs de akkers als een boer met een spuitmachine bezig is, terwijl die op dat moment vaak niet eens gewasbeschermingsmiddelen spuit – maar ja, wat kan ons dat schelen, want een boer is gewoon een gifmenger – tot dreigende onteigening aan toe. Onze boeren en tuinders worden door een kleine groep mensen gezien als de bron van alle kwaad in de wereld. Althans, zo voelen zij dat als zij elke dag in de media moeten lezen welke schade zij allemaal toebrengen aan de aarde, of als zij horen hoe sommige partijen in deze Kamer over hen praten.

Onze boeren en tuinders, de aardbolstoffeerders, blijven intussen onvermoeibaar zorgen voor dagelijks goed, veilig, duurzaam en altijd beschikbaar voedsel. Ze blijven zorgen voor landschapsbeheer, ze blijven zorgen voor natuurbeheer, ze blijven zorgen voor weidevogelbeheer, ze blijven zorgen voor sociale binding op het platteland, ze blijven zorgen voor werkgelegenheid en ze blijven zorgen voor toerisme en recreatie, om maar een paar dingen te noemen. Laat ik dit nogmaals zeggen: met elke boer die verdwijnt, verdwijnt ook alles wat ik hierboven heb genoemd. Denk dus goed na voordat je iets wegwenst.

Voorzitter. Boeren, tuinders, telers en vooral onze vissers hebben te maken met een ongelijk speelveld. Onze vissers, of wat daar nog van over is, zo zou ik haast willen zeggen. Zo staat de Nederlandse kottervisserij zwaar onder druk door de extreem hoge prijzen van brandstof. Inmiddels blijft een groot gedeelte van de vloot stilliggen, omdat het niet rendabel is om te gaan vissen. Inmiddels liggen er wekelijks meer dan 40 kotters aan de kant en zijn er gezinnen die zonder inkomsten zitten en moeten interen op hun zuurverdiende spaarpotje, of wat daar nog van over is, zou ik haast willen zeggen. Dat levert ook problemen op voor andere bedrijven in deze keten. Herkent de Minister deze problemen? En is de Minister van plan om nu maximaal in te zetten op financiële compensatie, zoals de Franse, Duitse en Belgische vissers krijgen?

Ik denk aan de regeling om visserijbedrijven tot maximaal € 50.000 per bedrijf financieel te steunen. Erkent de Minister dit probleem nu eindelijk ook eens? Is de Minister nu eindelijk eens bereid om gebruik te maken van deze regeling om de vissers te ondersteunen? Is de Minister het met me eens dat we onze vissers niet in de golven moeten laten verdwijnen? Het is geld dat al beschikbaar is gesteld aan Nederland via het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij, maar ook via andere fondsen ten behoeve van de visserij, zoals de Brexit Adjustment Reserve. Ook staat er subsidie uit het Noordzeeakkoord ter beschikking. Redden we onze vissers of laten we ze verzuipen? De Minister mag het zeggen.

Voorzitter. De oorlog in Oekraïne zorgt voor grote onzekerheid voor de voedselzekerheid wereldwijd én zal zorgen voor verdere prijsstijgingen in de aankomende jaren. Hoe kan de Minister eraan bijdragen dat de prijzen niet nog meer uit de pan rijzen en dat de landbouwmarkten niet nog erger worden aangetast? De Europese Commissie heeft aangegeven dat ze in deze onzekere tijden extra steun wil en zal bieden aan de lidstaten. Hoe staat de Minister tegenover deze steun? En hoe gaat hij gebruikmaken van deze steun om de Nederlandse voedsel- en bloemenmakers te kunnen helpen?

De Nederlandse boeren kunnen een belangrijke invloed hebben op de voedselzekerheid door hun hoge efficiëntie en hun hoogkwalitatieve producten. Hoe moet er voedselzekerheid gecreëerd worden als er in Nederland minder voedsel geproduceerd kan worden, omdat er boeren zijn die moeten gaan stoppen door de huidige regelgeving? Hoe kunnen wij ooit nog kennis exporteren als onze agrarische sector is uitgehold, terwijl er daarnaast ook nog eens veel producten geïmporteerd worden vanuit landen binnen en buiten Europa die soms aan volledig andere standaarden voldoen? Wij consumeren wat wij niet mogen produceren en prijzen onze eigen boeren uit de markt. Dit verschil zorgt voor een oneerlijke concurrentie.

Momenteel is de EU bezig met een onderzoek naar de rationale en de juridische haalbaarheid van het toepassen van de Europese gezondheids- en milieuproductiestandaarden op geïmporteerde producten.

De voorzitter:

Uw laatste zin.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dit is inderdaad mijn laatste zin. Wat is de inzet van de Minister op dit punt? Gaat hij pleiten voor een invoering van zo'n standaard op de kortst mogelijke termijn en is hij bereid zich daar maximaal voor in te spannen op de komende Landbouw- en Visserijraad?

Dank u.

De voorzitter:

Dank. Het woord is aan de heer Grinwis. Hij spreekt namens de ChristenUniefractie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Het is een week van buikpijn over de impact van de stikstofaanpak op familiebedrijven en leefgemeenschappen. Tuinders zien het niet meer zitten om hun bedrijf voort te zetten en moeten het gedwongen stilleggen, en er liggen vele kotters aan de kant. Op dit moment liggen er 40 boomkorkotters aan de kant; collega Van der Plas zei het ook al. Dat aantal neemt toe en de kosten lopen gewoon door. Deze kotters hadden met puls gevist als dit nog was toegestaan, maar worden nu het hardst getroffen door de opeenstapeling van crises: de brexit, het pulsverbod en nu ook de extreme brandstofkostenstijging.

De bemanning, vaak zzp'ers, gaat elders aan de slag. Zij hebben immers ook een gezin te onderhouden. Dit zijn goede krachten die je niet zomaar meer terugkrijgt, zeker niet in deze arbeidsmarkt waar praktisch geschoolde talenten niet voor het oprapen liggen. Dat is precies de reden waarom sommige kotters nog wel uitvaren, om hun mensen maar niet kwijt te draaien. Dan maar verlieslijdend. Maar hoelang gaan ze dit nog volhouden?

Vrijwel elke fractie in dit huis hoopt op een Europese heroverweging wat betreft de puls. Daarvoor lijkt de deur, gezien de laatste stemmingen in het Europees Parlement naar aanleiding van een motie van mijn gewaardeerde collega Peter van Dalen, langzaam weer op een kier te staan. Mijn vraag is: wil de Minister blijven knokken voor deze vistechniek? Zonder puls wordt het voor de tongvisserij een verschrikkelijk moeilijke toekomst. Hopelijk kan de crisis net dat zetje zijn dat nodig is om andere lidstaten wat nuchterder naar dit dossier te laten kijken.

Bovendien zijn het niet alleen de vissers die dreigen om te vallen. Ze zijn de spil in hele gemeenschappen, zoals op Urk. Scheepseigenaren koersen aan op de beëindiging van hun vaak eeuwenoude familiebedrijven. En waar de visserijsector er een is van diepgewortelde tradities, is het er ook een van vooruitgang en innovatie. Dan heb ik het nog niet eens gehad over de visafslagen en de verwerkende industrie.

De sector wil innoveren en onafhankelijk worden van onvrije landen, ook wat betreft brandstof, maar daar zijn twee dingen voor nodig: tijd en geld. In het Noordzeeakkoord is zo'n 200 miljoen aan transitiegelden toegezegd aan de sector. Daarnaast ligt er nog een BAR-fonds om de gevolgen van de brexit mee te ondervangen. Dat is ook weer zo'n 150 miljoen. Maar deze zijn nog steeds niet volledig beschikbaar. Zoals mij terecht werd gezegd: het voelt als een glazen snoeppotje op een plank die net te hoog is, waar vanuit alles beloofd wordt, maar waar je net niet bij kan. Kleine innovaties zijn gefinancierd uit dit fonds, maar de grote, de aandrijving, nog niet. Waar zit nou eigenlijk de vertraging, is mijn vraag aan de Minister, en hoe kan hij die wegnemen en zo snel mogelijk tot openstelling overgaan? Welke mogelijkheden zijn er verder op korte termijn voor dit fonds? Kan hiermee ook de acute crisis verminderd worden?

In Europa is intussen een vrijstelling op de staatssteunregeling voor brandstofsteun uit het Europese visserijfonds voor de visserijsector afgevaardigd. Onze buurlanden en concurrenten, Duitsland, België, Frankrijk en Spanje, maken daar dankbaar gebruik van. De Minister geeft aan niet over te kunnen gaan op deze steun, omdat de kabinetslijn is om geen enkele sector brandstofsteun te verlenen. Maar de duurzame puls is afgeschoten door Europa. De brexitgelden, ook weer 150 miljoen, zijn nog niet beschikbaar. Ook het innovatiefonds uit het Noordzeeakkoord is nog niet opengesteld. Dit maakt dat de visserijsector echt in een wat andere situatie zit dan veel andere sectoren. Bovendien, als er meer vis van ver geïmporteerd wordt omdat vissen hier onbetaalbaar wordt, krijgen we extra klimaatvervuiling en milieu-impact erbij. Vis uit Azië is immers vele malen minder duurzaam, door vangstmethodes, gebrek aan beschermende wetgeving en vooral het feit dat deze de halve wereld overgevlogen moet worden.

Iedereen gelijkwaardig behandelen is iets anders dan iedereen gelijk behandelen. Dat geldt ook voor sectoren. Maatwerk is nodig. Daarom is mijn vraag: is de Minister het met mij eens dat er oneerlijke concurrentie ontstaat doordat onze buurlanden wél steun verlenen, maar Nederland niet? Hoe neemt het kabinet die verschillen in sectoren mee in haar weging om geen enkele sector steun te verlenen? En is er echt niet meer ruimte voor maatwerk, gezien de toch wel steeds slechter wordende situatie? Er zijn voor komend najaar saneringsregelingen en stillegregelingen ...

De voorzitter:

Uw laatste zin.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dan sluit ik af met de vraag: op welke termijn kan de Minister meer duidelijkheid geven over de stilleg- en saneringsregeling?

Tot slot. Natuurlijk is eventuele brandstofsteun een druppel op de gloeiende plaat, maar deze strohalm is wel nodig om dit jaar nog door te kunnen komen.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Er is een interruptie van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik waardeer mijn ambtsgenoot – zo moet ik het volgens mij zeggen – en mijn collega Grinwis heel erg voor zijn strijd voor boeren en vissers, ook vandaag weer. Ik heb me wel verbaasd over artikelen in de media waarin de coalitiepartijen een soort van de noodklok luiden voor onze vissers met de boodschap dat er echt wat moet gebeuren. Nou heb ik tot twee keer toe, in april en in mei, een motie ingediend om ervoor te zorgen dat onze regering gebruik gaat maken van die fondsen om de visserij te steunen. Tot twee keer toe is die in grote meerderheid verworpen en hebben de coalitiepartijen daartegen gestemd. Ik vraag me eigenlijk af hoe de ChristenUnie daar nu in staat. Waarom is de keuze gemaakt om dat af te wijzen? Dit had allang in gang gezet kunnen worden als die motie was aangenomen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik begrijp de interruptie van collega Van der Plas helemaal. Voor mij geldt dat ik de laatste maanden achter de schermen veelvuldig heb geprobeerd hier beweging in te krijgen, maar ik constateer dat dat nog niet gelukt is. Vandaar dat ik vandaag deze bijdrage houd. Dat is de reden waarom ik zo heb gestemd en dat is de reden voor mijn bijdrage van vandaag, want ik vind dat we deze sector niet kapot mogen laten gaan terwijl de Franse vissers vrolijk doorvaren en wel vis aan de wal blijven brengen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dus als ik opnieuw die motie zou indienen – ik voel wel wat beweging naast mij, eerlijk gezegd – zou de kans dan bestaan dat de ChristenUnie, en misschien andere coalitiepartners ook, nu toch wel wat gaan meebewegen omdat de nood, die al heel lang hoog is, nu zo hoog is? Ik voel hier wel iets opbloeien, eerlijk gezegd.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Het is altijd fantastisch als we iets voelen opbloeien, maar ik wil even zorgvuldig zijn, stap voor stap. Ik heb nu een aantal prangende vragen gesteld aan deze Minister, omdat ik echt grote zorgen heb. Die zorgen nemen toe. Het aantal boomkorkotters dat aan de kant ligt – dat hadden eigenlijk pulskotters moeten zijn – neemt toe. De olieprijs is de afgelopen weken weer iets verder gestegen. Kortom, de problemen worden wel per week groter. Dit is nu de stap die ik zet door deze bijdrage te houden. Ik ga nu niet vooruitlopen op steun voor moties. Ik ga eerst luisteren naar de Minister. Het is ook een oproep, niet alleen aan deze Minister, maar aan het hele kabinet en aan deze Minister om zich hard te maken in het kabinet. Dat is het voor nu. Ik ga nu dus niet vooruitlopen op: «Wat als er een motie komt?» We hebben hier een debat. Bij een ordentelijk debat hoort dat ik de Minister de kans geef antwoord te geven op mijn vraag.

De voorzitter:

Dank. Mevrouw Vestering heeft een interruptie.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik moet toch even opmerken dat het me wat stoort dat er zowel over de boeren, maar ook over de visser gesproken wordt op een manier van «goh, wat ernstig is het toch dat dit deze mensen allemaal wordt aangedaan», terwijl het kabinet na kabinet is geweest dat bijvoorbeeld de vissers in deze fuik heeft gedreven. Neem de pulskorvisserij. Het feit dat de ChristenUnie nu aangeeft hoe ellendig het is dat deze boten langs de kant van het water liggen en niet het water op mogen, is wel de schuld van het kabinet zelf geweest. Dus ik wil toch even kijken of er iets van zelfreflectie is bij de ChristenUnie over hoe dit probleem is ontstaan en hoe het zo kan zijn dat mensen, zowel boeren als vissers, keer op keer gedwongen zijn te investeren in technieken waarvan de hoop is dat ze de oplossing zouden zijn, en het uiteindelijk, puntje bij paaltje, gewoon niet mocht en niet kon.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Eén. De Partij voor de Dieren en de ChristenUnie kijken anders tegen de visserij en tegen de puls als oplossing aan. Dat moest als eerste even helder zijn.

Ten tweede. Ik heb eerder al gereflecteerd en gezegd dat wij als politiek en de kabinetten hiervoor het niet goed hebben gedaan met de puls. Daarmee hebben ze onverantwoorde risico's genomen en daarmee onwillekeurig wat Europese bondgenoten hadden moeten zijn tegen zichzelf en daarmee tegen onze visserij in het harnas gejaagd.

Ten derde. Het is nooit te laat om iets wat wel een goede vistechniek is, zowel wat betreft duurzaamheid, bodemberoering en brandstofgebruik, te blijven agenderen als oplossing in plaats van als een probleem. Dus ik vind dat we niet moeten blijven hangen in het verleden waarin fouten zijn gemaakt, maar vooruit moeten. En ik vind dat de puls een vooruitgang is ten opzichte van de huidige boomkortechniek. Collega Vestering zei iets wat neerkomt op «over ecologische grenzen heengaan». Ja, maar bij de visserij is dat echt anders en zeker bij de visserij op de Noordzee. De Noordzee is de best gereguleerde zee ter wereld. Je kunt bij wijze van spreken over de vis naar Engeland lopen. Dus ik vind het echt onterecht om te doen alsof de visserij op de Noordzee zo is begeleid door de politiek dat daar enorme ecologische problemen mee zijn ontstaan. Dat is gewoon niet terecht. Het quotabeleid van de Europese Unie heeft onder andere op de Noordzee tot een daadwerkelijk herstel van visbestanden geleid, zeker op het gebied van schol en tong, want daar gaat het nu over bij die boomkorkotters.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Vestering, uw interrupties zijn op. U zat al in blessuretijd, maar dat moet u niet aan de rest vertellen. Ik ga over naar de heer Van Campen. Hij spreekt namens de VVD-fractie.

De heer Van Campen (VVD):

Dank u, voorzitter. Terwijl de afschuwelijke oorlog in Oekraïne nog altijd plaatsvindt op het moment dat we dit debat met elkaar voeren, zien we dat de gevolgen hiervan weliswaar niet in verhouding staan tot het leed dat de Oekraïense bevolking momenteel doorstaat, maar wel in de Europese Unie nog steeds hun weerslag hebben. Torenhoge kostprijzen door gestegen energie-, kunstmest- en voerprijzen en stijgende prijzen voor landbouwproducten, gepaard met een lange uitbraak van vogelgriep raken ondernemers hard in het bedrijf. Vanzelfsprekend steunt de VVD het voornemen van de Europese Commissie om met de zogenaamde solidarity lanes handelsstromen vanuit Oekraïne open te houden. Maar we vragen de Minister wel hoe kansrijk en effectief die aanpak nou eigenlijk uitwerkt in de praktijk. En over welke instrumenten beschikt de Europese Commissie om deze handelsstromen ook daadwerkelijk open te houden? En vooral: welke inzet levert Nederland zelf? Graag een reactie.

Voorzitter. Naast de zware vogelgrieppandemie die ons land momenteel teistert, zien we ook dat steeds meer lidstaten worden getroffen door de Afrikaanse varkenspest. Eerder was Duitsland al aan de beurt. Nu zien we het virus ook in Polen en Italië opduiken. De VVD ziet graag dat we ons voorbereiden op een uitbraak in Nederland, niet omdat we dat misschien verwachten, maar we kunnen er maar beter goed op voorbereid zijn als dat wel het geval is. Het mag gewoon niet als een verrassing komen. Deelt de Minister deze opvatting met de VVD en welke stappen zet hij om goed voorbereid te zijn bij een eventuele uitbraak?

De heer Thijssen (PvdA):

Ik wachtte nog even of mijn collega nog iets meer ging zeggen over die solidarity lanes en wat er nog meer gedaan kan worden om de aanstaande voedselcrisis te voorkomen, of wat de Europese Unie er nou aan kan doen om die zo veel mogelijk te dempen. Ik ben het ermee eens dat die solidarity lanes fantastisch klinken. Als we dat graan uit Oekraïne wegkrijgen, kunnen we heel veel monden voeden. Maar de kans dat Poetin dat niet gaat toestaan of dat hij honger inzet als wapen in de oorlog, is natuurlijk ook heel erg groot. Daarom heb ik eerder aan de Minister gevraagd om nou in Europa een stappenplan te maken. Wat kunnen we nou nog meer doen, behalve de solidarity lanes? Ik begrijp nu dat van de grootste bedrijven gevraagd gaat worden hoeveel graan zij in voorraad hebben. Ik weet eigenlijk niet precies wat er daarna gebeurt. Mijn vraag aan de VVD is: wat vindt de VVD dat er extra moet gebeuren zodat Nederland en Europa de aanstaande voedselcrisis zo veel mogelijk kunnen dempen?

De heer Van Campen (VVD):

Het gaat wat mij betreft niet uitsluitend om de export uit Oekraïne. Het gaat ook om de import door het oosten en door landen buiten de Europese grenzen, want we zien dat ook boeren uit het oosten van het land en binnen de Unie blijven zitten met hun producten. Het openhouden van handelsstromen werkt in twee richtingen. Ik deel de zorg van de heer Thijssen over de effectiviteit van de voornemens. Je leest allerlei ronkende verhalen over wat de Europese Commissie hiervan verwacht, maar wat betekent het nou eigenlijk? Dezelfde vraag die hij stelt, stel ik ook aan de Minister. Wat kunnen we hier nou eigenlijk van verwachten? Hoe realistisch is het? En vooral: welke bijdrage levert Nederland zelf?

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

De heer Thijssen (PvdA):

Dat klinkt goed. Ik zit ook in de commissie voor BuHa-OS en die heeft net besloten dat deze Minister leidend zou moeten zijn als het gaat om de vraag wat Nederland eraan kan bijdragen om de aanstaande voedselcrisis op te lossen. We hebben ook een briefing gehad bij BuHa-OS. De Wereldvoedselorganisatie zegt dat meer dan 100 miljoen extra mensen honger kunnen krijgen. Het is dus een heel groot en urgent probleem. Begrijp ik het goed dat de VVD met de Partij van de Arbeid aan de Minister wil vragen om met een concreter stappenplan te komen? Ik heb het dan niet alleen over de solidarity lanes. Ik hoop dat dat lukt, maar als dat niet lukt, wat gaan de Europese Commissie en de Nederlandse regering dan nog meer doen om deze voedselcrisis te dempen?

De heer Van Campen (VVD):

Het primaire doel is het openhouden van handelsstromen. Dat is altijd belangrijk in iedere crisis. De Minister heeft al eerder in deze commissie aangegeven hoe belangrijk dat is, niet alleen voor de voedselvoorziening in de wereld, richting de MENA-regio. Het voedsel uit Oekraïne wordt natuurlijk met name geëxporteerd naar Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Het is ook belangrijk voor boeren, voor hun producten en hun handelspositie binnen de Unie. Het openhouden van handelsstromen is dus heel belangrijk. Ik ben heel benieuwd welke voorstellen de Minister gaat doen om dat voor elkaar te krijgen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter. De VVD concludeert met genoegen dat er, hoewel mondjesmaat, voorzichtig stappen worden gezet richting een vaccinatiestrategie voor de vogelgriep. Kan de Minister aangeven welke verwachtingen hij heeft bij een dergelijke vaccinatiestrategie? Hoelang duurt het nu eigenlijk voordat we daadwerkelijk over kunnen gaan tot vaccinatie? En is de Minister bereid om daar ook de mogelijkheden voor vaccinatie tegen de Afrikaanse varkenspest bij te betrekken?

Voorzitter. Ik heb namens mijn collega Valstar nog enkele vragen over de visserij. Collega Van der Plas en collega Grinwis vroegen daar al aandacht voor en daar wil de VVD bij aansluiten. Op dit moment lezen we in de agenda dat er gesproken wordt over de wijziging van het gemeenschappelijk visserijbeleid, maar hoe realistisch en logisch is dat in een tijd waarin de helft van de kottervloot aan de kant ligt? We voeren een gesprek over vismogelijkheden, terwijl deze sector op dit moment zo onder druk staat. We nemen kennis van de maatregelen die andere Europese lidstaten nemen voor de sector. De VVD wil hier pleiten voor het belang van een gelijk speelveld voor de sector. Hoe zorgt de Minister dat het belang van een gelijk speelveld wordt gewaarborgd? Hoe zit het nou met het geld uit de Brexit Adjustment Reserve? Wanneer komt dat nou eens vrij? Wanneer komt dat terecht bij de ondernemers waar we het hier over hebben? We kennen de Brusselse vergadermachine. Het is belangrijk dat zaken zorgvuldig gedaan worden, maar op een gegeven moment moet er ook actie worden ondernomen omdat ondernemers daar gewoon op zitten te wachten. Zij willen weten waar ze aan toe zijn.

Voorzitter, tot slot. Ik kan geen debat over de Landbouwraad voorbij laten gaan zonder te vragen naar de laatste stand van zaken rondom de derogatie. Wat mij betreft gaat het dan niet alleen om de stand van zaken rond de gehanteerde mestnorm, maar ook om het voorstel om te komen tot derogatie van kunstmestvervangers. Ik zie de voorzitter nee schudden, maar het staat toch echt op de...

De voorzitter:

Dat deed ik richting mevrouw Van der Plas, die ik zo meteen weer ga plezieren.

De heer Van Campen (VVD):

Geen probleem. Ik denk dat ik deze zorg met mevrouw Van der Plas deel. Het mestseizoen is al vier maanden geleden begonnen en de boeren kunnen er niks aan doen dat er geen duidelijkheid wordt gegeven vanuit de overheid. De Minister heeft de boeren opgeroepen om binnen de nitraatnorm van 170 kilo te blijven, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Als we in de praktijk kijken wat daarvan gekomen is, dan zien we dat heel veel boeren toch gokken op die derogatie en dat ze daar rekening mee houden in hun mestboekhouding. Kan de Minister hier toezeggen dat mocht Nederland onverhoopt de derogatie verliezen – laten we hopen van niet – er dan niet wordt gehandhaafd voor het lopende jaar? Is de Minister dat met de VVD eens en kan hij dat hier vandaag toezeggen?

Daar wil ik het bij laten, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Ik had mevrouw Vestering een extra vraag gegund. Dan ga ik dat nu ook bij mevrouw Van der Plas doen, want die wil graag een interruptie plegen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Mijn vraag aan de heer Van Campen is eigenlijk dezelfde als die aan de heer Grinwis. Laat ik vooropstellen dat ik hartstikke blij ben dat de coalitiepartijen nu ook beginnen in te zien dat er echt wat moet gebeuren. Toch vraag ik me af waarom die motie de vorige keren dan niet is gesteund. Het had al in gang gezet kunnen worden dat die vissers uit dat fonds betaald zouden worden, net als andere lidstaten dat doen. De Europese Commissie staat het ook gewoon toe.

De heer Van Campen (VVD):

Ik zou mevrouw Van der Plas hetzelfde antwoord willen geven als de heer Grinwis gaf. Ik deel deze zorg; hierin trekken we samen op. Ik hoop ook dat de Minister betekenisvolle, concrete voorstellen gaat doen in zijn termijn in de richting van de Kamer. Want het speelveld verandert natuurlijk wel. Neem de stijgende brandstofprijzen maar ook – ik wees er al eerder op – het gelijke speelveld tussen andere lidstaten. Daar hebben we wel rekening mee te houden. Dus ik deel het ongeduld van mevrouw Van der Plas, maar ik zou de Minister toch ook de gelegenheid willen geven om ons te vertellen hoe hij naar deze zorgen luistert en hoe hij – dat hoop ik dan maar met mevrouw Van der Plas – ons daarin tegemoet gaat komen. Daarvoor zal ik zijn termijn toch moeten afwachten.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Eppink.

De heer Eppink (JA21):

De heer Van Campen noemde het woord «stikstof» niet. Ik kan me ook wel voorstellen waarom. Ik wil hem wel een hart onder de riem steken als hij met zijn partijgenoten daarover spreekt. Er zijn twee belangrijke trends die ons ook meer tijd zouden moeten geven. De eerste is dat het aantal boeren vanzelf al afneemt, omdat velen geen opvolger kunnen vinden. Ook gaat de innovatie op het gebied van duurzaamheid in de landbouw, de bouw en de luchtvaart met rasse schreden voort. Met het oog op de wet van 2015 zijn we wellicht dus veel sneller geëvolueerd dan we hadden gedacht. Hoe ziet de heer Van Campen dat?

De heer Van Campen (VVD):

Ik kan niet ingaan op een brief die ik nog niet ken. Laat ik dat vooropstellen. Ook zeg ik tegen de heer Eppink dat ik het stikstofdebat absoluut niet zal schuwen, want dat moeten we hier met elkaar op het scherpst van de snede voeren. Maar ik zou hem er toch ook op willen wijzen dat in dit coalitieakkoord nadrukkelijk rekening is gehouden met de kanttekeningen die hij plaatst. We hebben een natuurlijk verloop van boeren die stoppen omdat ze geen opvolger hebben in bepaalde gebieden. Er zijn ondernemers die zeggen dat ze best wel zouden willen extensiveren: «Ik zou best wel willen kijken hoe ik de balans in mijn bedrijf kan terugbrengen, en misschien hetzelfde of zelfs meer kan verdienen, maar met minder dieren in bepaalde gebieden.» Ik vind dat we aan de kant van die ondernemers moeten gaan staan. Aan de hand van het fonds van 25 miljard dat is voorgesteld moeten we het gesprek voeren over hoe we die eerlijke balans kunnen bieden, zodat de natuur weer in een gunstige staat komt en er tegelijkertijd ook perspectief is voor agrarische ondernemers en boeren. Laat het kabinet met een gedegen aanpak komen die recht doet aan de opgave in gebieden. Laten we ook de kop niet in het zand steken, want daar vergunnen we die PAS-melders niet mee die in onzekerheid zitten en die in afwachting zijn van wat die overheid nou gaat doen. Laten we met de sector gaan kijken hoe we de balans herstellen en ook een volwaardig toekomstperspectief bieden voor de agrarische sector, waar de VVD ongelofelijk trots op is.

De voorzitter:

Ik ga het woord geven aan de heer Bisschop, die spreekt namens de SGP-fractie.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Over stikstof zal ik het deze keer niet hebben. Daar komt nog een uitvoerig debat over. Ik zie daarnaar uit. Ik begin met de visserij en sluit aan bij een aantal zorgelijke punten die collega's al hebben genoemd. De visserij wordt aan alle kanten klemgezet. Beschikbare gelden voor steun, innovatie en sanering blijven te veel en te lang op de plank liggen. Het gaat om tientallen miljoenen. Collega's hebben er al naar verwezen. Waar blijft de uitwerking van de «Brexit Adjustment Reserve»-regelingen en de besteding daarvan? Een groot deel gaat naar sanering. Waarom gaat er niet meer naar innovatie en liquiditeitssteun? Het is ook hoog tijd om de visserij te ondersteunen in deze crisistijd. De helft van de vloot ligt aan de wal. Frankrijk, Duitsland, België, noem maar op, kiezen voor directe compensatie. Waar blijven wij met de de-minimisregeling? Graag snel actie en ook een reactie natuurlijk. Anders blijven er geen bedrijven meer over. Die kunnen dan al helemaal niet meer verduurzamen, en visserijgemeenschappen gaan compleet ten onder. Over het EU-echec van de brandstofbesparende pulskor en de dramatische gevolgen daarvan voor de vissers zal ik het maar niet hebben. Ik sluit me aan bij wat collega Grinwis daarover te berde heeft gebracht.

Voorzitter. Dan het Farm to Fork-gebeuren. De FAO heeft haar prognoses voor de tarweproductie voor komend seizoen naar beneden bijgesteld. Dat onderstreept dat wij onze voedselproductie moeten koesteren. Ik ben blij dat ik nu, in tegenstelling tot enkele maanden geleden, breed hoor dat de voedselzekerheid inderdaad een punt van zorg is. Dat geluid horen we nu ook op Europees en ministerieel niveau. Dat is een goede zaak, want dat kan uitlopen op een regelrechte ramp. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de Europese Green Deal en de Farm to Fork-strategie hier recht aan gaan doen? In Europa zijn er gelukkig ook bewegingen om die ambities wat bij te stellen. Sluit de Minister zich daar straks bij aan, zo is mijn concrete vraag. Wil hij zich inzetten voor de randvoorwaarde dat de voedselproductie niet omlaag mag gaan?

Dan de ecoregeling. Wij hebben er bij de Minister eerder op aangedrongen om meer mogelijkheden voor de akkerbouw te creëren in de ecoregeling. Op dit punt zijn enkele moties aangenomen. Ik heb de indruk dat het niet helemaal goed gaat. Ik vind het niet acceptabel dat het opnemen van niet-kerende grondbewerking en precisielandbouw vooruitgeschoven wordt. Dat is laaghangend fruit. Daar kun je je voordeel mee doen. De sector kan zich daarmee profileren. Waar blijft het stimuleren van vanggewassen? Hoe kan de waardevolle vlas- en hennepteelt ooit uit als ze het moeten doen met de € 50 per hectare voor rustgewassen? Daar hoort toch een veel hoger bedrag bij? Ik zie graag concrete actie op deze punten.

Voorzitter, tot slot de derogatie. Mooi dat de Minister weer een presentatie mag geven voor het Nitraatcomité over de verdiende derogatie. Ik heb hier nog wel een vraag bij. De SGP heeft moeite met enkele maatregelen uit het addendum bij het zevende actieprogramma: brede bemestingsvrije zones bij beekdalen en volledige grondgebondenheid van melkvee- en rundveebedrijven. Dat gaat een ontzaglijk grote impact hebben. De uitwerking en de effecten daarvan zijn nu nog onduidelijk. Hoe gaat de Minister voorkomen dat we ons op dit punt nu al klem gaan zetten? En hoe voorkomen we dat Nederland een bestuurlijke fuik à la het stikstofbeleid in zwemt?

Voorzitter, daar wil ik het even bij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Nog even terug naar het vorige punt, over die ecoregeling. De huidige stand van zaken is dat de precisielandbouw, de niet-kerende grondbewerking en de vlas- en hennepteelt daarin niet bevorderd worden. Dat ben ik helemaal met de heer Bisschop eens. Dat is heel prangend onder de aandacht van de Minister gebracht, die daar ook best wel een hele duidelijke toezegging op heeft gedaan. De toon was best kritisch, maar ik kijk eigenlijk wel uit naar onder andere de perspectiefbrief van aanstaande vrijdag. Ik verwacht dat daarin staat dat het wel goed gaat komen. Want inderdaad, het kan niet zo zijn dat, zoals ook uit die eerste botsproeven bleek, de akkerbouw met betrekking tot de ecoregeling massaal afhaakt omdat het eigenlijk totaal onaantrekkelijk is.

De heer Bisschop (SGP):

Sorry, ik had mijn microfoon aan laten staan. Als u nog een keer in beeld wilt, dan moet u de vraag nog even herhalen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Nee hoor, het gaat om de inhoud!

De heer Bisschop (SGP):

Ik vraag me dus af waarom het op 2024 is gesteld. Waarom zou je dat niet gewoon in laten gaan? Natuurlijk: het is mooi, maar waarom die vertraging? We moeten nu voortvarend aan de slag, we moeten nu actie ondernemen; hier zijn echt veel grotere belangen in het geding dan alleen de bedrijfsbelangen van de ondernemingen die met deze producten werken. Hier is gewoon het algemeen belang in het geding. Dit is een onderdeel van de hele voedselketen. Er moet dus haast achter zitten, maar ik mis een beetje dat urgentiegevoel. Ik wil geen paniek zaaien, maar ik ben er echt van geschrokken hoe bagatelliserend er werd gereageerd toen in februari, maart de eerste opmerkingen werden gemaakt in de zin van «wij moeten aan onze voedselzekerheid denken, en dan niet alleen in Nederland maar ook globaal». Ik heb de indruk dat nog niet helemaal geland is hoe riskant en fragiel de situatie is. 100 miljoen extra mensen die honger gaan lijden: dat is wat ons te wachten staat als we niet acuut acteren. Natuurlijk, deze dingen hebben daar niet direct mee te maken; dat ben ik met u eens. Maar het is wel onderdeel van het hele pakket en de hele aanpak. Waarom dat uitstel van een jaar?

De voorzitter:

Ik ga het woord geven aan mevrouw Vestering. Zij spreekt namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Er is veel gesproken over de vissers vandaag, maar we zouden het moeten hebben over de vissen. Het is vandaag namelijk Wereldoceanendag. Deze dag werd 30 jaar geleden geïntroduceerd om stil te staan bij het belang van de oceanen en het leven daarin. Ondertussen staat het leven in de oceanen zwaar onder druk door verzuring, vervuiling en overbevissing. En wat doet Europa? Dat overweegt nu om de maximale foutmarges bij het wegen van de visvangst te verhogen, terwijl vispopulaties in Europa en elders zwaar onder druk staan. In het geval van tonijn is het voorstel zelfs om de marge naar 25% te verhogen van de totale vangst.

Voorzitter. Het verhogen van de foutmarge en het onnauwkeurig maken van vangstrapportages is een ontzettend slecht plan. Dat betekent namelijk dat er op papier minder vis gevangen wordt dan er in werkelijkheid heeft plaatsgevonden. Zo'n verhoging leidt dan tot meer ongerapporteerde en illegale visserij, waardoor overbevissing wordt gestimuleerd. Erkent de Minister dit risico? Is de Minister het ermee eens dat ongerapporteerde visserij zo veel mogelijk voorkomen moet worden? En wat is de rol van Nederland in de onderhandelingen over deze foutmarges? Juist Nederland moet tegen deze verhoging optreden, want juist Nederland is in gebreke gesteld voor de controle en de inspectie van het wegen van vangsten. Sindsdien, na de toezegging van Minister Schouten, zouden meer mensen moeten zijn aangenomen. Kan de Minister aangeven hoeveel nieuwe mensen er al zijn aangenomen bij de NVWA? Klopt het dat er ondertussen geen extra mensen zijn aangenomen? Hoe gaat de Minister garanderen dat de controle effectief is en dat er voldoende tijd is voor controles in de toekomst? Kan de Minister ook aangeven op hoeveel dossiers er overtredingen zijn geconstateerd die niet zijn gevolgd door een last onder dwangsom, boete of vervolging? Is de Minister bereid om in Europa op te treden tegen het verhogen van de foutmarge? Graag een reactie.

Voorzitter, dan wil ik het hebben over de Ontbossingsverordening. Het ziet ernaar uit dat Europa probeert om hierover zo snel mogelijk zo veel mogelijk beslissingen te nemen. De Partij voor de Dieren ziet het gevaar dat de verordening op het laatste moment wordt afgezwakt, en dat terwijl de Amazone op het punt staat in een savanne te veranderen door de grootschalige kap. Ter bescherming tegen deze kap is het van belang om te allen tijde te weten waar een product vandaan komt. Deze zogenaamde traceerbaarheidsvereisten mogen daarom niet afgezwakt worden. Kan de Minister toezeggen dat hij in Europa niet zal tornen aan deze eisen? Kan de Minister aangeven hoe er uitvoering wordt gegeven aan een aangenomen motie van de Tweede Kamer om alle andere ecosystemen in deze verordening op te nemen? Ik begrijp dat er een mogelijk compromis is voorgesteld waarin – excuseert u mij voor het Engels – other woodlands and grasslands worden opgenomen. Wat vindt Nederland van mogelijke compromissen? En welke positie zal Nederland hierover innemen?

Tot slot wil ik het hebben over het VN-Biodiversiteitsverdrag. Eind juni zal er nog één onderhandelingssessie plaatsvinden over de doelen. Onderdeel van de Nederlandse inzet is om ervoor te zorgen dat er voldoende financiële middelen beschikbaar komen uit alle bronnen. Hierbij ondersteunt Nederland het inzichtelijk maken en afbouwen van investeringen die schadelijk zijn voor de biodiversiteit. Uit onderzoek blijkt echter dat de meeste grote verzekeraars in Nederland nog onvoldoende doen op het gebied van biodiversiteit. Zes van de negen investeert te weinig in de overgang naar een duurzamer, plantaardig voedselsysteem, en dat terwijl de biodiversiteitsrisico's grote economische gevolgen hebben voor investeerders en financiële bedrijven. Is de Minister het ermee eens dat de biodiversiteitsrisico's op dezelfde manier moeten worden behandeld als andere risico's? En is de Minister bereid het voortouw te nemen met het formuleren van ambitieuze en concrete doelstellingen voor financiële instellingen en bedrijven met het oog op de biodiversiteit? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit ook wordt meegenomen in de EU?

Dank u wel, voorzitter. Graag een reactie.

De voorzitter:

Dank. Als laatste spreker van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer Thijssen. Hij spreekt namens de PvdA-fractie.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank u, voorzitter. Ik heb vandaag de eer om ook te spreken namens GroenLinks.

Voorzitter. Ik wil het hebben over voedselzekerheid. Daar hebben we het al eerder over gehad in deze commissie. Het gaat er nu dagelijks over. Er zijn ontzettend zorgwekkende voorspellingen van de Wereldvoedselorganisatie. Er zouden 100 miljoen mensen extra honger kunnen krijgen door de oorlog in Oekraïne en alle gevolgen daarvan. Ik wil aan de Minister vragen wie hier nou verantwoordelijk voor is. Wie is hiervoor de eerstaangewezene in het kabinet? Ik heb ook zitting in de commissie voor BuHaOS. De commissie heeft daarover zelf heel duidelijk gezegd: nee, dit ligt bij de Minister van LNV. Ik wil graag van de Minister weten of hij dit ook zo ziet. Mijn vraag is – ik hoop dat hij dit zo ziet en anders vraag ik het aan het kabinet – wat Nederland gaat doen. Welke scenario's ziet de Minister voor zich voor hoe dit allemaal kan gebeuren en hoe Nederland kan bijdragen om deze voedselcrisis af te wenden? We horen nu weleens een vergelijking met Live Aid en de hongersnood in de jaren tachtig. We zien wat er nu gebeurt in de Hoorn van Afrika. Er zijn waarschuwingen dat het weer net zo erg kan worden. We gaan het toch niet laten gebeuren dat er weer zo veel mensen doodgaan vanwege de honger?

In de geannoteerde agenda lees ik dat er in Europa wordt gepraat over solidarity lanes; die werden net ook al aangehaald. Het zou prachtig zijn als dat lukt, maar laten we nou eens uitgaan van het worstcasescenario, dus dat het niet lukt. Wat dan? Ik lees dat Europa dan van de grootste handelaren in kaart wil brengen hoeveel voorraden ze eigenlijk hebben. Hartstikke goed, laten we dat doen. En dan? Gaan we dan zorgen dat die voorraden worden vrijgegeven of gaan we het aan de markt overlaten en laten we bedrijven speculeren over de ruggen van mensen die honger krijgen? Mijn vraag is dus: werken de Minister en Europa met scenario's? Kunnen we een worstcasescenario voorgeschoteld krijgen? Hoe gaan Europa en Nederland helpen om die voedselcrisis te voorkomen? Dat gaat over de korte termijn – dan gaat het misschien meer over voedselhulp en dan moet ik toch weer meer bij BuHa-OS zijn – maar dat gaat ook over de langere termijn. De Wereldbank, Oxfam en ook de Wereldvoedselorganisatie waarschuwen dat deze hoge prijzen volgend jaar ook nog zullen duren en het jaar daarna ook nog. En dan komen we toch weer bij het zaaiseizoen van volgend jaar: wat gaan we inzaaien? Gaan we daarmee helpen om deze voedselcrisis te voorkomen? Graag een reactie.

Dan nog een aantal andere punten. Over het gemeenschappelijk visserijbeleid sluit ik me aan bij de vragen die de collega's van D66 en de Partij voor de Dieren hebben gesteld. Volgen we nou de wetenschap of toch niet? De Minister geeft in de geannoteerde agenda aan dat een aantal doelen niet gehaald dreigen te worden. Welke doelen zijn dat dan? Wat vindt de Minister daarvan? Wat zijn er de gevolgen van dat we die doelen niet halen? Wat is er volgens de Minister de oorzaak van dat we die doelen niet halen?

Nog een ander punt. In maart is er een motie aangenomen van mij en collega Bromet over het inzetten op internationale productiestandaarden voor de import van agrarische producten. Die motie is heel duidelijk: zet in op spiegelmaatregelen; wat in Nederland geldt, moet ook voor geïmporteerde producten gelden. Nu lees ik dat er wordt ingezet op een onderzoek hiernaar, maar dat was niet de opdracht van de motie. Mijn vraag aan de Minister is dus: hoe wordt nou uitvoering gegeven aan deze motie? Hoe gaan we zorgen dat die spiegelmaatregelen er komen, zodat we in Nederland hetzelfde importeren als we produceren?

Tot slot, voorzitter. Er gaat bijna 58 miljard euro om in landbouwfinanciering in Europa. Dat is klimaat- en natuurvriendelijk bedoeld. Nou is er een behoorlijk kritisch rapport gekomen van de Europese Rekenkamer, die eigenlijk zegt dat dat niet zo is. Is de Minister het ermee eens dat dit niet alleen schadelijk is voor natuur en klimaat, maar dat het vooral ook schadelijk is voor het vertrouwen dat burgers hebben in de Nederlandse Staat en de Europese instituties? Want nu wordt gezegd dat we zo veel geld vrijmaken voor klimaat en natuur, terwijl dat uiteindelijk eigenlijk niet zo blijkt te zijn. Het is inkomenssteun voor boeren. Dat is prima. Dat kunnen we afspreken met elkaar, maar laten we dan niet doen alsof het geld is voor natuur en klimaat. Heel graag een reactie van de Minister hierop.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Ik stel voor dat wij twintig minuten schorsen en dat we om 11.20 uur hier terug zijn.

De vergadering wordt van 10.59 uur tot 11.20 uur geschorst.

De voorzitter:

De heer Bisschop heeft aangegeven dat hij op enig moment het gezelschap gaat verlaten. Dat heeft niks te maken met het antwoord of iets dergelijks, maar hij heeft andere Kamerverplichtingen op dat moment. Ik stel voor dat we maximaal twee interrupties doen in deze ronde, dus vier vragen. Eens kijken hoever we komen, want, zoals ik net al zei, om 13.00 uur hamer ik af. Het woord is aan de Minister.

Minister Staghouwer:

Voorzitter, dank u wel. Dank u wel ook voor de mogelijkheid om met uw Kamer in debat te gaan over een aantal zaken waarover zorgen zijn.

Ik begin met het onderwerp visserij, want daar zijn door een groot deel van uw Kamer vragen over gesteld. Het lijkt mij goed om daar even wat uitgebreider bij stil te staan. Dan neem ik op volgorde van onderwerp de rest van de beantwoording voor mijn rekening.

Voorzitter. Er is een groot aantal zorgen geuit in de Kamer over de positie van de visserij. Ook het kabinet en ik als verantwoordelijk Minister hebben zorgen over het voortbestaan van de visserij. Het kan en mag niet zo zijn dat de visserij in Nederland verdwijnt. Dat is een stevige uitspraak. Die betekent ook gelijk dat ik ervan uitga dat een levensvatbare visserij blijvend, op de lange termijn, kan voortbestaan in Nederland. Dat er nu een groot probleem is, wil ik zeker niet bagatelliseren, want dat probleem ís er. Er is een groot brandstofprobleem. Elke keer als de vloot naar zee gaat en er gevist wordt, zien we dat vissers thuiskomen met vis, zonder dat dat revenuen oplevert; het brengt eigenlijk alleen maar kosten met zich mee. Hoe lang houdt de visserij dat vol? U weet dat ik dertig jaar ondernemer mocht zijn. Als er elke week als je de kas opmaakt een schuld is in plaats van winst, ga je dat niet heel lang volhouden, dus ik snap heel goed hoe vissers daarin staan. Ik heb daar ook de persoonlijke ervaring in dat je dat niet lang volhoudt.

Ik heb weet van de zorgen, dus ja, ik ben me zeer bewust van de zorgen die in de visserijsector heersen. Dan gaat het natuurlijk niet alleen om de visserman op zee of om de eigenaar van het schip, maar ook om de verwerkende industrie. Dat is door een aantal van u ook genoemd. Op het moment dat je handelsstromen hebt en goede, gezonde Noordzeevis hier aan land brengt, maar je vanuit andere delen van de wereld stromen krijgt die dat gat in de markt gaan opvullen, dan is het maar de vraag of dat zo duurzaam is. Mijn stelling is dat dat niet het geval is, dus ook daarin proberen we een heldere lijn aan te brengen. Dus ja, grote zorgen. Ja, er moet een transitie plaatsvinden. Ja, daar zijn we mee aan de gang. Nee, dat gaat niet snel genoeg.

Die transitie is in de visie van het kabinet een transitie naar een duurzame vloot. Ik heb de rekensommen voor het verbruik op dit moment gezien. Dat betekent dat een gemiddeld schip dat uitvaart, tussen de € 5.000 en € 15.000 aan gasolie verbruikt. Tel dat op bij het rendement; dan houd je niet veel over. Dat zijn allemaal kosten. Als je dan een regeling opent, moet je wel zo verstandig zijn om te kijken wat nou passend is in deze situatie. Het moet ook niet zo zijn dat je een regeling openstelt die binnen twee weken het totaalgat dat je kunt opvullen, al opvult. Dat is ook niet verstandig. Ik ben dus echt zoekende naar wat verstandig is en waarmee ik de sector verder help.

Meneer de voorzitter. Wat mij betreft is het statement dat ik al verschillende malen in Europa heb afgegeven over de pulsvisserij dan ook heel duidelijk: het is een ongelofelijk gemiste kans dat dat niet meer mag. Ik zal niet nalaten om dat te benadrukken in Brussel, en in dit geval in Luxemburg, als ik de kans krijg om dat nogmaals te benoemen, zoals ik dat ook in de vorige LNV-Raad heb benoemd.

Voorzitter. Dan naar het hier en nu. Hoe zorgen we ervoor dat we met de visserij toch die transitie kunnen maken? Want dat is de zorg die ook in uw Kamer leeft. Hoe zorgen we ervoor dat we vissers overhouden die ook de toekomst in kunnen? Ik heb daar nog geen direct antwoord op. Wel heb ik het rapport van WEcR gezien, waarin het gaat over de zorg en dat het eigenlijk onontkoombaar is om nu een oplossing te zoeken voor de tijdelijkheid. Het echte antwoord op de vraag «gaat u dit of dat doen?» kan ik nog niet aan uw Kamer geven. Daar ben ik mee bezig. Ik ben wel van plan om op korte termijn een brief te sturen naar uw Kamer over hoe ik dat zie en wat ik erover denk. Ik heb daar eerder ook van gezegd dat het kabinetsbeleid het beleid is van geen generieke steun aan alle onderdelen van de maatschappij. Dat is ook een gegeven.

Natuurlijk heb ik de heer Bisschop gehoord waar het gaat over de maatregelen vanuit Europa. Daar zijn ook mogelijkheden. Er zijn natuurlijk landen die al steun verlenen, zoals Frankrijk. In Duitsland zijn ze nu bezig met het vormgeven van de regeling. Het is dus niet zo dat daar al direct de visserij wordt gesteund. Dat kan niet. Dat is gewoon een proces dat ingezet moet worden en waarbij je ook weer met Brussel moet overleggen als het gaat over de invulling. Als de Kamer aan mij vraagt of ik vind dat het snel genoeg gaat en of ik vind dat het voldoende recht doet aan het hier en nu, dan is mijn antwoord nee. Daar probeer ik ook voortdurend op te duwen.

Waar het gaat over openstelling van de regeling rond de BAR, de gelden rond brexit, ben ik nog steeds met Brussel in discussie. Brussel stelt weer vragen, ik moet weer antwoorden geven en ik hoop maar dat die antwoorden voldoende zijn om uiteindelijk die regeling open te zetten. Dat is wel frustrerend, moet ik u zeggen. Het is een situatie waar we met elkaar in Europa voor gekozen hebben waar het gaat om zorgvuldigheid. Daar ben ik ook zeker voor, maar je wil ook graag stappen zetten naar de duurzame visserij. Dan had ik gehoopt dat ik voor de zomer een totaalpakket naar uw Kamer kon brengen met hoe ik dat precies vorm wilde geven. Ik dacht aan a. innovatie b. een deel uitkoop van de sector en c. toekomstbestendige visserijvaartuigen. Dat wordt nu opgehouden doordat ik voortdurend met Brussel aan de slag moet. Dat doe ik graag. Dat is natuurlijk de parallel met derogatie. Daarvoor zit ik hier ook, maar af en toe gaat mij dat niet snel genoeg. Dat is maar even wat ik met uw Kamer deel.

De heer Bisschop (SGP):

Goed om te horen dat de Minister de zorgen over de toekomst van de visserij met een groot deel van deze commissie deelt. Wij hebben geen verschil van mening over het punt dat er wat moet gebeuren, maar ik heb toch sterk het idee, hoewel ik graag de verbinding zoek, dat de wegen uiteenlopen over de termijn waarop. De Minister zegt dat hij met een compleet pakket wil komen. Dat is allemaal goed en aardig, maar het loopt nu al drie maanden. Als we nog even afwachten, wordt het vijf maanden voordat er een pakket ligt. Als in die tussentijd allerlei visserijbedrijven over de kop zijn gegaan, dan heeft er gewoon een koude sanering plaatsgevonden. Dat wil je dus niet. Ziet de Minister mogelijkheden om op korte termijn overbruggingsmaatregelen te nemen? Ik bedoel dus dat er morgen een regeling ligt waar visserijbedrijven gebruik van kunnen maken, met een tegemoetkoming in de brandstofkosten en noem het allemaal maar op. Ondertussen wordt gewerkt aan een duurzame regeling die inderdaad oog heeft voor een evenwichtige sanering maar voorkomt dat er ondertussen een koude sanering plaatsvindt. Ziet de Minister daarvoor mogelijkheden?

Minister Staghouwer:

Ik was nog niet helemaal klaar met mijn beantwoording. Ik wilde naar een bepaalde conclusie toe en dit was een van mijn conclusies. Ik heb u net toegezegd dat ik een aantal ingrediënten voor mij zie wat betreft de toekomst van de duurzame visserij. Ik zie ook de noodzaak. Die blijkt ook uit dat rapport van WEcR. Ik net heb toegezegd dat ik een brief aan uw Kamer ga sturen over hoe ik deze overbrugging wil gaan vormgeven in samenspraak met een duurzame regeling. Dan zal ik ook dat rapport van WEcR naar uw Kamer sturen. Daar staat exact in beschreven wat de problematiek is. Daar staat ook in beschreven dat 70% van de visserijbedrijven onder water staat. Dat baart mij grote zorgen. Ik vind dat er dan een verantwoordelijkheid is om die transitie op een goede manier vorm te geven. Ik heb u ook gezegd dat het wat het kabinet betreft onbestaanbaar is dat de visserij via een koude sanering totaal niet meer kan in Nederland. Dat is dus iets waar ik mij sterk voor maak en waar ik heel hard mee bezig ben. Als u, meneer Bisschop, mij nu vraagt om morgen een brief met de uitwerking van die maatregel te geven, dan kan ik dat niet toezeggen, omdat ik bezig ben met die verkenning en de tijdlijn daarbij. Ik probeer daar zo snel mogelijk duidelijkheid over te geven. Weet dat het mij menens is en dat ik er alles op inzet om de visserij die duurzame slag ook te laten maken.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Sorry dat ik wat te gretig daarop insprong met een interruptie. Ik had misschien de rest van uw beantwoording even moeten afwachten, maar dit scheelt weer tijd straks. Ik hoor inderdaad de gedeelde zorg, maar ik hoor nog niet de kortetermijnmaatregelen waarmee je voorkomt dat die 70%, of een substantieel deel van die 70%, die onder water staat, daadwerkelijk koud gesaneerd raakt. Ik hoor ook niet de duurzame langetermijn- of middellangetermijnmaatregelen. Ik vraag niet voor morgen een brief; dat was symbolisch. Ik vraag wel op korte termijn maatregelen die soelaas bieden aan die bedrijven die op zichzelf solide zijn, maar die door de gegeven omstandigheden en door de ellende rondom de pulskor nu ten onder dreigen te gaan. Dat kan geen drie weken meer wachten. Ik zou dus dat tweesporenbeleid van de Minister willen horen. Mag ik dat beluisteren?

Minister Staghouwer:

Dat mag de heer Bisschop zeker beluisteren. Ik zeg uw Kamer toe dat ik mij de komende periode extra ga inzetten om met vissers in gesprek te gaan. Dat heb ik natuurlijk al wel gedaan. Daar komt ook deze lijn uit. Maar ik ga zeker extra aandacht besteden aan visserij, omdat dat gewoon nodig is. Ik wil naast de visserman staan. Ik wil naast de visserseconomieën staan. We hebben gewoon een goede toekomst nodig voor de visserij. Dat is ook een toezegging die ik aan uw Kamer doe. Ik heb net toegezegd dat ik met een brief kom waarin ik dit uitwerk en ga beschrijven wat ik aan mogelijkheden zie. Ik zal ook het rapport bijvoegen. Ik doe dat zo snel mogelijk. Als dat binnen twee weken kan, is mij dat zeer lief. Ik doe op dit moment even geen uitspraak over een termijn, maar ik houd het op «zo snel mogelijk».

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dank aan de Minister. Ik ben blij met zijn warme woorden voor de Nederlandse vissers. Toch heb ik hierop aansluitend nog wel een vraag. Ik snap dat de Minister de kabinetslijn over sectorsteun ter sprake brengt. Ik merk twee dingen op. De kabinetslijn lijkt mij niet in beton gegoten. Ik denk dat de collega's van de heer Staghouwer geen oogkleppen op hebben en ook zien wat de gevolgen zijn voor sommige sectoren. Hier speelt ook nog mee dat er geen claim bij Financiën wordt gelegd, maar dat er Europees geld beschikbaar is. Dat vind ik ook wel een onderscheid. Het is dus geen claim die ten koste gaat van overheidsfinanciën en die dus bepaalde trade-offs heeft. Nee, dit is Europees geld wat er ligt.

Ik begrijp de frustratie van Minister Staghouwer richting Brussel, omdat er iedere keer weer nieuwe vragen komen en het zo lang duurt. Ondertussen gaat er een koude sanering plaatsvinden als we niet opletten. Mijn vraag is als volgt. Wij hebben als Kamer een debat gepland op 6 juli over tuinbouw en visserij. Ik meen 6 juli, of is het eerder? Ik dacht 6 juli. Hoewel de Minister nu geen harde deadline of termijn durft te verbinden aan zijn brief, is mijn vraag of de Minister ons in ieder geval voor die datum een brief kan sturen met de tussenstand van dat moment en hopelijk met zo veel mogelijk resultaat. Hij kan dan dus ingaan op de punten die hij zelf aandraagt over innovatie, uitkoop en overbrugging. Daarbij kan er ook opnieuw een weging zijn van de kabinetslijn tot nu toe, ook in relatie tot het feit dat het hier om Europese middelen gaat. Is dat mogelijk, zodat we bij het volgende debat echt op basis van nieuwe informatie een goed debat kunnen voeren?

Minister Staghouwer:

Het antwoord is ja. Dat zeg ik uw Kamer toe. Bij de vervolgvragen van de heer Bisschop heb ik ook al aangegeven dat zo snel mogelijk te willen doen. Ik doe mijn uiterste best om op die punten helderheid en duidelijkheid te geven, in ieder geval voor het debat, zodat we een goed debat kunnen voeren en ik ook richting van uw Kamer krijg, want dat is ongelofelijk belangrijk.

Voorzitter. Even kijken wat er nu nog overgebleven is. Volgens mij heb ik een groot aantal vragen beantwoord. Ik heb ook uitgelegd wat de stand van zaken is rond de BAR-gelden en de innovatiegelden. Dat zal dan ook in de brief verder worden vermeld, zodat u een overzicht hebt van wanneer wat ingezet zal kunnen worden.

Dan heb ik nog een paar specifieke vragen die ik graag wil beantwoorden. Er was een vraag van D66 over het niet inzetten op MSY-gegevens. Het gaat over de vraag richting de Commissie. De Commissie kan een automatische reductie voorstellen. Ondanks een tekort aan gegevens kunnen we wel een trend daarin aantonen. We kunnen zien dat verdere reductie niet noodzakelijk is. Wij kijken als Nederland naar een van-geval-tot-gevalbenadering, waarbij natuurlijk de bescherming van bestanden vooropstaat, net als de wetenschappelijke benadering. Het is dus en-en, zeg ik tegen de heer De Groot.

Dan de vragen van mevrouw Vestering. Ik moet zeggen dat die wel heel erg technisch zijn, dus ik heb net toch een paar keer de antwoorden moeten lezen. Het gaat over de tolerantiemarge en de logboekverplichtingen. Het antwoord dat ik hierop kan geven, is dat in principe op die tolerantiemarge 100% afgeweken zou kunnen worden. Dat is niet in de logboekregistratie, maar in het vastgestelde gewicht bij weging en na aanlanding. Dat is de basis voor het quotumbeheer. Het is in mijn ogen zo dat deze uitbreiding van de tolerantiemarge niet tot overbevissing zou kunnen leiden. Ik zeg ook dat die tolerantiemarge niet hoger zou moeten zijn dan noodzakelijk. Daar kijken we ook scherp naar.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik kom nog even terug op de Maximum Sustainable Yield. Die systematiek is er niet voor niets. Wetenschappers gaan kijken wat nou de bestandsgrootte is en wat verantwoord is om te vissen. Toch zegt Nederland: als het uitkomt, als het niet te erg is, dan gaan we het volgen. Ik vind het totaal geen antwoord van de Minister. Het moet controleerbaar zijn wat de Minister doet. Dat is het totaal niet. Denk aan de van-geval-tot-gevalbenadering. Volgt Nederland nou een keer de wetenschappers of niet? Dit is gewoon niet aanvaardbaar.

Minister Staghouwer:

Ik heb de mening van de heer De Groot namens de D66-fractie gehoord. Wij proberen zo goed mogelijk van geval tot geval, zo heb ik u net aangegeven, een inschatting te maken. Jazeker, wij laten ons leiden door de wetenschappelijke inzichten als het gaat over de bestanden. Ik heb u net gezegd: wetenschappelijke benadering. Ik heb ook gezegd dat het kan zijn dat er een tekort aan gegevens is om trends aan te geven. Dat is ook de reden waarom wij een van-geval-tot-gevalbenadering bepleiten, ook om de goede staat van instandhouding van een bepaalde soort te garanderen. Wij proberen zeker een aantal van dit soort indicatoren te gebruiken om een keus te maken.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Hoe werkt dat dan? Want de wetenschappers komen met een advies. Bent u nog wetenschappelijker? Kunt u een voorbeeld geven waarin u beargumenteerd bent afgeweken?

Minister Staghouwer:

Dat is eigenlijk in de categorie: mevrouw Vestering, zeer technisch. Ik heb daar op dit moment geen antwoord op. Ik wil graag het antwoord in tweede termijn aan de heer De Groot geven.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Zo technisch is het allemaal niet. We vissen te veel in de oceanen. Het gaat slecht met de oceanen. Het gaat slecht met de vissen. Ik hoor deze Minister alleen maar spreken over de vissers en zeggen dat de visserij moet blijven in Nederland, maar ik heb nog geen woord gehoord over de vissen en over de manier waarop hij de vissen gaat beschermen. We weten dat 47% van de visbestanden in de Atlantische Oceaan na 25 jaar visserijbeleid is overbevist en 90% in de Middellandse Zee. 30% van de visbestanden is dermate overbevist dat ze niet meer te herstellen zijn. En ik hoor deze Minister alleen maar spreken over hoe de visserij beschermd moet worden en niet hoe de vissen en de oceanen beschermd worden. Ik bied hem nog een kans voor mijn volgende interruptie; ik hoor heel graag wat de inzet van de Minister op dit vlak is.

Minister Staghouwer:

Wij hebben in Europa stevige afspraken over quota en anderszins met als doelstelling om de visserij in de toekomst mogelijk te maken, maar ook om standen te beheren en om ervoor te zorgen dat er geen kaalslag plaatsvindt in de Noordzee en andere wateren. Daar zijn stevige en heldere afspraken over. Ik constateer ook dat verschillende quota niet worden vol gevist door de Nederlandse visserij. Ik denk dat de visserijsector in die zin heel verantwoord bezig is binnen de kaders die zijn meegegeven, dus ik herken de opmerking van mevrouw Vestering niet. Ik herken wel de zorgen die er zijn over visbestanden. Dat ga ik niet bagatelliseren. Wij moeten verantwoord omgaan met de visbestanden. Daar hebben we gewoon heldere en duidelijke afspraken over in Europa. Ik denk dat dat prima werkbaar is.

De voorzitter:

Vervolgvraag van mevrouw Vestering.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik hoor nog steeds een groot en warm pleidooi voor de vissers en niet voor de vissen, dus ik help de Minister toch een beetje op gang. Kan hij mij misschien uitleggen hoe hij de intrinsieke waarde van vissen beschermt? Hoe denkt hij over het feit dat vissen een bewustzijn en gevoel hebben, en dat ze pijn kunnen ervaren? Hoe heeft de Minister dat meegenomen in dit beleid?

Minister Staghouwer:

Volgens mij gingen de vragen die gesteld waren over het Europees beleid. Mevrouw Vestering stelt nu een vervolgvraag over de intrinsieke waarde van vissen. Ik denk dat zij heeft gezien dat ik een petitie heb aangenomen bij het voormalig Kamergebouw, waarin mij ook de waarde van vissen, het gevoel van vissen en de manier waarop wordt omgegaan met vissen die opgevist zijn, te verstaan werden gegeven. Dus ja, ik heb daar kennis van genomen, maar volgens mij ging deze discussie over de situatie in Europa, de visquota en de bestanden. Dus ik heb er inderdaad kennis van genomen.

De voorzitter:

Derde interruptie.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik schrik een beetje van dit antwoord. Is het een serieus antwoord van de Minister dat hij kennisgenomen heeft van het feit dat vissen gevoel en een bewustzijn hebben en pijn kunnen ervaren, maar dat hij verder verwijst naar Europa als het gaat om beleid? Het gaat om de Nederlandse inzet voor het Europees beleid. Ik vraag hem of het feit dat het dierenwelzijn beschermd moet worden, dat dieren gevoel en bewustzijn hebben et cetera, betrokken is in de Nederlandse inzet. Dan kun je niet volstaan met te zeggen dat het Europees beleid is. Ik vraag hier naar de Nederlandse inzet en hoe de Minister dit heeft meegenomen.

Minister Staghouwer:

Wij hebben in Europa al heel lang, zolang de Europese Unie bestaat, afspraken over het beheren van de bestanden in de verschillende wateren. Het is een herhaling van de antwoorden die ik heb gegeven. Ik heb met het aannemen van de petitie van de stichting die aandacht vraagt voor het dierenwelzijn van vissen, aangegeven dat ik daar kennis van heb genomen. Ik heb daar nog geen conclusies uit getrokken. Ik heb daar kennis van genomen. Ik ga nadenken over hoe ik dat een plek zou moeten geven. De conclusie kan ook zijn dat dat geen plek krijgt. Ik wil mij wel volledig in de breedte van de samenleving informeren. Dat betekent dat ik ook in gesprek ben met die organisaties. Dat is de stand van zaken.

De voorzitter:

Mevrouw Vestering, afrondend.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Tot slot. Als de Minister daar nog eventjes over na gaat denken en wij toch al wat vaker penvriendjes worden omdat veel schriftelijk wordt afgedaan, kan hij ons misschien ook per brief informeren over hoe hij de uitvoering van deze petitie voor zich ziet.

Minister Staghouwer:

Het is, om even op het woord «penvriendjes» in te gaan, niet mijn doelstelling om met u via schriftelijke ronden alles te wisselen. Absoluut niet. Ik wil graag het gesprek met u voeren, want dat zorgt voor veel meer duiding en inhoud. Ik zie deze vergaderingen ook altijd als input voor wat ik in Brussel, in dit geval Luxemburg, moet doen. Dat als antwoord daarop.

Als mevrouw Vestering het op prijs stelt om een brief te krijgen, wil ik die natuurlijk sturen, maar niet op korte termijn. Dat zal dan echt in de loop van dit jaar worden.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Minister Staghouwer:

De heer De Groot vroeg naar de inzet en de handhaving van de black box en de zorgen daaromtrent. Ik ben het volstrekt met de heer De Groot eens als hij vraagt wanneer dat eindelijk realiteit wordt. Ik moet alleen het antwoord daarop schuldig blijven, omdat ik nog geen datum heb. Maar zodra ik daar enig licht op kan laten schijnen, zal ik die vraag van een antwoord voorzien. Misschien kan dat meegenomen worden in de brief die ik u toegezegd heb voor het debat.

Dat was wat mij betreft het onderwerp visserij, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Interruptie van meneer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Nou, meer een administratieve opmerking, voorzitter. Ik had ook nog gevraagd naar de handhaving, de 400 pk en de aanlanding.

Minister Staghouwer:

Daar kom ik in tweede termijn even op terug.

De voorzitter:

Ik zie een interruptie van de heer Thijssen.

De heer Thijssen (PvdA):

Ik had gevraagd naar de doelen die niet gehaald worden. Welke doelen zijn dat en welke gevolgen heeft dat? Ik hoor graag nog wat meer over het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ten minste, dat staat in de geannoteerde agenda.

Minister Staghouwer:

Daar kom ik straks nog even op terug.

Ik heb nog een pakketje andere vragen. Ik begin met de opmerking van de heer Eppink van JA21 over stikstof. Ik snap zijn gretigheid om deze discussie te voeren. Dat willen we natuurlijk allemaal, maar mijn collega, Christianne van der Wal, Minister voor Natuur en Stikstof, gaat aanstaande vrijdag uw Kamer informeren. Dan komt het Nationaal Programma Landelijk Gebied naar buiten. Dat is een belangrijke stap in de gebiedsgerichte aanpak. Dat gaat samen met het perspectief voor de landbouw. Dat is de reden waarom ik op dit moment niet inga op de vragen van de heer Eppink. Ik ga ervan uit dat hij daar begrip voor heeft.

De heer Van Campen (VVD):

Die beantwoording richting collega Eppink begrijp ik, want beide bewindspersonen zijn voornemens een brief te sturen. Hoewel de zorgen begrijpelijkerwijs groot zijn in de sector, denk ik dat het verstandig is dat we die brieven en voorstellen van het kabinet in den brede kunnen wegen met elkaar. In die zin begrijp ik het antwoord van de Minister, maar we hebben gisteren de Minister voor Natuur en Stikstof in de Kamer uitgenodigd in het vragenuur om te vragen hoe zij kijkt naar die opgave. Toen heeft zij in algemene zin aangegeven hoe zij aankijkt tegen de oplossing die nodig is om uit de stikstofcrisis te komen. Voor de VVD is het van ongelofelijk groot belang dat er naast de stikstofopgave die het kabinet formuleert, ook een perspectief voor onze mooie landbouwsector wordt geformuleerd. Daar maken mensen zich zorgen over. In de meest vruchtbare delta op aarde, waar wij in wonen, weten we op een duurzame wijze voedsel te produceren. Ik zou de Minister ertoe willen verleiden een aantal zinnen te wijden aan hoe hij dat perspectief voor die sector ziet. Is er wat hem betreft perspectief voor de landbouw in Nederland? Kan hij al een tipje van de sluier oplichten over de brief die hij voornemens is naar de Kamer te sturen?

Minister Staghouwer:

Dat is een heel verleidelijke vraag van de heer Van Campen. Het liefst wilde ik vandaag met uw Kamer het gesprek voeren over het perspectief voor de landbouw, want het is ongelofelijk nodig om helder te schetsen waar wij naartoe moeten met de landbouw, naartoe kunnen met de landbouw en naartoe gaan met de landbouw. Maar dat kan ik niet doen, want dan ga ik vooruitlopen op een gesprek dat nog plaats moet vinden in de ministerraad, op de presentatie van aanstaande vrijdag. Dat doe ik niet, net als dat ik nu geen uitspraken doe over de vraag van de heer Eppink. Ik wil het heel graag, maar ik doe het niet. Ik hou toch nog even mijn woorden achter mijn mond.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Van Campen.

De heer Van Campen (VVD):

Ik heb meteen alle begrip voor het feit dat de Minister hier geen beleidsvoornemens gaat toelichten en formuleren. Daarvoor hebben we een brief. Ik begrijp ook het democratisch proces dat we als Kamer en kabinet zorgvuldig te bewandelen hebben met elkaar. Maar in brede zin hebben we in het coalitieakkoord ook echt een ambitie opgeschreven over de toekomst van de landbouwsector. Veel agrarische ondernemers, veel boeren, maken zich er zorgen over of dit kabinet überhaupt nog wel een perspectief ziet voor de sector. Als ik die cijfers lees, begrijp ik dat. Ik begrijp dat als je een melkveehouder in de Gelderse Vallei bent, de schrik je dan om het hart slaat. Ik zou de Minister dus toch willen vragen of hij in algemene zin iets kan zeggen over de toekomst van de landbouw, waar we zo groot en sterk mee zijn geworden, waar we internationaal zo om bekend staan en waar wat de VVD betreft echt een mooi perspectief voor zou moeten worden geformuleerd. Is de Minister dat met de VVD eens?

Minister Staghouwer:

Ik kan de verleiding toch niet weerstaan. Ja, wij zijn trots op onze boeren. Ja, de boeren verdienen respect. Ja, de boeren hebben we nodig in alle gebiedsprocessen en transities die wij voor ons zien. Ja, er is perspectief voor de landbouw. Ja, er is toekomst voor de landbouw. Dat is wat ik beschrijf in de brief. Er is toekomst voor de ondernemers in de agrarische sector en er is toekomst voor de blijvers in de landbouw en de jonge boeren. Dat zijn in heel grote hoofdlijnen de onderdelen van de brief.

De heer Eppink (JA21):

Dan mag ik hier wel op aansluiten, nu het er toch over gaat. Het probleem is natuurlijk dat de huidige Wet natuurbescherming eigenlijk een soort wurgwet is geworden. Ik heb u de vraag gesteld wat u ziet in een reparatie daarvan, om de meest ernstige scheefgroei tegen te gaan en ervoor te zorgen dat de maatschappij niet op slot gaat.

Minister Staghouwer:

Ik heb net aangegeven dat ik niet wil belanden in het debat rond alle zaken die nog het licht gaan zien. Ik ga de heer Eppink dus helaas teleurstellen: er komen geen antwoorden op zijn vragen.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Eppink.

De heer Eppink (JA21):

Dan wacht ik geduldig af, en hoop ik dat de plannen van het kabinet niet voortijdig uitlekken. U zult begrijpen hoe verstorend dat is. Ik heb in het hele stikstofdossier al een paar keer gemerkt dat het van LNV naar Trouw en de NOS gaat. Ik weet niet of dat een gebruikelijke route is, maar het is voor de maatschappij, en zeker voor boeren en mensen die bouwen enzovoort, ontzettend storend en angstaanjagend om dat in één keer op hun bord te krijgen. Ik hoop dat men dat bij het ministerie, waar al dat materiaal toch ligt, goed beseft.

Minister Staghouwer:

Even in reactie daarop: ik snap zeker wat de heer Eppink zegt. Ik moet ook helder zijn. Er zijn natuurlijk enorme opgaves. Het zal niet gemakkelijk zijn. Het zal ook niet gemakkelijk worden. Dat moeten we ook niet bagatelliseren. Maar dat we toekomst zien, dat er een weg naartoe is, dat die weg onderdeel is van de transitie en dat we dat mogelijk moeten maken met elkaar, is volstrekt helder en duidelijk. Dit is het laatste wat ik zeg op dit punt, als u mij dat toestaat, voorzitter.

De voorzitter:

U gaat over uw eigen beantwoording, maar mevrouw Van der Plas heeft nog een interruptie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, dat is dan jammer voor de Minister, want ik heb hier ook nog een vraag over. Ik heb via de Kamervoorzitter een klacht ingediend over het lekken naar de pers. Dat was dus niet tegen de Minister persoonlijk gericht, maar tegen het opnieuw lekken naar de pers, wat echt voor grote onrust heeft gezorgd, niet alleen onder boeren maar ook onder burgers. Ik zou eigenlijk wel een brief willen van de Minister van Landbouw en de Minister van Stikstof waarin staat hoe dit in de media heeft kunnen komen of hoe dit is gegaan, hoe de Ministers daartegen aankijken en hoe zij daar straks mee verdergaan. Dat is eigenlijk mijn verzoek. Bij dezen.

Minister Staghouwer:

Het lijkt mij verstandig. Want ik heb inderdaad begrepen dat de BoerBurgerBeweging, of mevrouw Van der Plas, iets aanhangig heeft gemaakt. Laten we eerst even wachten op wat daar het resultaat van is, en dan verder kijken.

De voorzitter:

Een vervolgvraag, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De Kamervoorzitter is niet gemachtigd om hier onderzoek naar te doen. Vandaar dat ik een brief vraag van de Minister zelf, om te verklaren hoe dit heeft kunnen gebeuren, hoe ze hier verder mee omgaan, en ook hoe ze dat in de toekomst zien met het verspreiden van nieuws via de media. Daarmee wil ik niet zeggen dat de Ministers dit letterlijk zelf hebben gedaan. Maar in een debat eerder, in oktober 2021 met Minister De Jonge, toen nog Minister van Volksgezondheid, gaf die klip-en-klaar toe dat er vanuit het kabinet weleens gelekt werd, en dat dat ook weleens kan gebeuren met mensen en partijen die aan tafel zitten. En Minister De Jonge zei toen, waar ik nogal van schrok: «Het schip van staat lekt van de bovenkant» – letterlijke woorden. Dus het lijkt mij, ook voor de mensen in het land en voor de boeren, eigenlijk wel goed om hier gewoon uitleg te krijgen van het ministerie zelf. Dus ik doe hier dan het verzoek voor de tweede keer om een brief hierover te sturen vanuit de ministeries.

Minister Staghouwer:

De enige opmerking of het antwoord dat ik kan geven, is dat ik de vraag van mevrouw Van der Plas heb gehoord. Ik beraad me even op het antwoord, en kom daar in tweede termijn even op terug.

De voorzitter:

Niemand meer op dit onderwerp? Dan vraag ik de Minister zijn betoog te vervolgen.

Minister Staghouwer:

Dank u. Dan de vraag van de heer De Groot over de natuurhersteldoelen: kan de Minister schetsen wat de inzet is op het pakket? Ja, natuurlijk, die snap ik heel goed, die nieuwsgierigheid naar het pakket en de inzet daarop. Het punt is alleen dat de publicatie van die natuurhersteldoelen pas voorzien is op 22 juni, dus over twee weken. En het pakket maakt onderdeel uit van het wetsvoorstel natuurherstel, dat voortkomt uit de biodiversiteitstrategie. Na publicatie wordt u, zoals gebruikelijk, geïnformeerd.

Dan de stand van zaken van de derogatie – de heer Van Campen vroeg daarnaar – en de zorgen daarover. Nou, ik heb natuurlijk in elk debat vanaf 10 januari met de Kamer gewisseld wat de zorgen zijn. Ik heb daarover vorige week ook een brief naar de Kamer gestuurd. Aanstaande maandag, zo hebt u kunnen lezen, is de derde presentatie voor het Nitraatcomité. Ik duid dat maar als positief; als we geen presentatie mogen geven, dan hebben we echt wel een probleem te pakken. Dat betekent nog niet dat we er zijn, zeker niet, maar wel dat het gesprek een volgende fase ingaat. Dus ik ben stevig bezig met het gesprek over de voorwaarden. En omdat anders meneer Van Campen daar een vraag over gaat stellen, «hoe zit dat nou met de kunstmestvervanger?»: dat was een onderdeel van dat gesprek, zo weet de heer Van Campen ook. En nogmaals, dat zijn geen eenvoudige gesprekken. En de heer Van Campen legt de vinger ook op de plek van de 170 kilogram. Ik heb gemeend een brief naar buiten te moeten doen om het risico te duiden. Dat is mijn verantwoordelijkheid ook. Dus ik heb dat signaal ook afgegeven naar de agrarische sector. Zodra er duidelijkheid is richting de boeren en richting de Kamer, zal ik u daarover informeren. Dat is alles wat ik daarover kan zeggen.

De heer Van Campen (VVD):

Inmiddels begrijp en zie ik ook wel hoe complex de weg is naar die derogatie toe. Tegelijkertijd zeg ik dan ook maar even, in de scherpte voor ondernemers: een ondernemer heeft er natuurlijk geen schuld aan als de overheid haar zaakjes niet op orde heeft. En dan heb ik het niet per se alleen over Den Haag; ik heb het ook over Brussel. Dus ik zou de Minister willen vragen, en dat was ook een vraag die ik heb gesteld in eerste termijn: mocht de derogatie voor het lopende jaar 2022, met het mestseizoen dat nu al vier maanden is begonnen, wegvallen en de ondernemers die 170 kilo in die derogatiegebieden toch hebben losgelaten, kan de Minister hier dan toezeggen dat er in ieder geval geen handhaving plaatsvindt, en dat dit dan zal worden gezien, hoe vervelend ook, als een overgangsjaar?

Minister Staghouwer:

Hoe vervelend het ook is voor meneer Van Campen: ik ga daar geen ja op zeggen. Natuurlijk doe ik er alles aan wat in mijn macht ligt om die derogatie te verkrijgen. Ik ben een optimistisch mens, dus ik ga ervan uit dat we dit hele discussiepunt op een goede manier achter ons kunnen laten, met een juiste, goede en passende oplossing. Maar ik kan op dit moment niet ja zeggen als antwoord op die vraag.

Dan de vraag van meneer Bisschop: hoe gaat de Minister voorkomen dat we ons nu al klem zetten? Ik stuur dat na. Dat gaat over de beekdalen, de geïntegreerde gebiedsgerichte aanpak waterkwaliteit. Na de zomer komt er een brief met de uitwerking over de grondgebondenheid. In september is die beoogd. Daarin zullen we hier verder op ingaan.

Dan een aantal vragen over voedselzekerheid, over de solidariteitslanen, de Green Deal en de samenwerking met BHOS. De heer Bisschop stelde een vraag over de voedselzekerheid en Farm to Fork. Dat is van groot belang, niet alleen voor de korte, maar ook voor de lange termijn. De heer Bisschop wekte de indruk dat ik mijn verantwoordelijkheid in eerste instantie niet serieus nam. Dat heb ik wel gedaan. Ik heb een aantal keren in antwoord op vragen van uw Kamer gezegd dat de voedselzekerheid op dit moment niet in gevaar is. Dat is ook zeker aan de orde in de Europese Unie. Maar natuurlijk zie ik ook de ontwikkelingen – de heer Thijssen spreekt daar ook met nadruk over – in de wereld. Hebben wij daar geen verantwoordelijkheid voor? Natuurlijk hebben wij daar een verantwoordelijkheid voor. Ik doe er alles aan om daar vanuit mijn rol en positie aandacht voor te vragen. Dat is ook hoe ik met BHOS opereer.

Maar het gaat over die problematiek. Hoe kunnen we daar zo maximaal mogelijk op voorsorteren? We hebben een aantal tafels ingesteld om ons maximaal van informatie te voorzien en daarop voor te sorteren in Europa. Het verschil in inzet tussen LNV en BHOS zie ik absoluut niet. Het is een gezamenlijk bouwwerk. Er wordt dus integraal samengewerkt. De uitvoering, met name waar het gaat over zaken die LNV aangaan, nemen we echt voor onze rekening. De connectie met de WHO is echt een verantwoordelijkheid van BHOS. Zo proberen we zo maximaal mogelijk te zwaluwstaarten om de grote voedselcrisis te voorkomen, met de enorme nood die daarbij zou kunnen ontstaan ten aanzien van honger in de wereld. Want dat is wel echt onze zorg.

We proberen in Europa afspraken te maken over de afvoer van graan. Dat is ook de reden om lanes in te stellen. Wij zien dat dat voor een deel een druppel op de gloeiende plaat is. Want je kunt natuurlijk met het vervoer per schip vele malen meer doen dan met vervoer per as of per rail. Daar zitten dus echt nog wel wat zorgen. Dat is ook waar de Europese Commissie naar aan het kijken is. Hoe kunnen we dat zo goed mogelijk vorm en inhoud geven? Maar goed, daar is ook medewerking vanuit Oekraïne voor nodig. Ik kan uw Kamer toezeggen dat wij het maximale doen waar het onze Nederlandse positie aangaat. Waar wij kennis kunnen uitwisselen voor het teeltseizoen in Oekraïne, hebben we dat al gedaan. Inmiddels zijn er een aantal praktische maatregelen. Als er een hulpvraag is, dan geven wij daar dus antwoord op en invulling aan om te voorkomen dat er straks een situatie ontstaat waarin er geen afvoer en productie kan plaatsvinden in de Oekraïne. Daar is alles dus op gericht.

Dan kom ik nog even in concreetheid terug op de voedselzekerheid en Farm to Fork. Daar vroeg meneer Bisschop naar. Voedselproductie niet omlaag. Nee, dat is zo. Er zijn door verschillende landen in de Europese Unie keuzes gemaakt. Duitsland heeft een voorstel gedaan om de vruchtwisseling voor één of misschien twee jaar anders te interpreteren. Wat is de reactie van Nederland daarop? Ik wacht even de reactie van de Eurocommissaris af om vervolgens onze positie te bepalen. Het Nederlandse systeem is natuurlijk anders ingericht dan het Duitse of Franse systeem. Ik wacht het antwoord van de Eurocommissaris af en op basis daarvan ga ik kijken of dat in Nederland ook nodig of mogelijk is. We wachten op dit moment dus even.

De heer Thijssen (PvdA):

Het lijkt erop dat we het voedselmapje hebben gehad. Ik heb toch nog een vraag. Ik begrijp dat we die solidarity lanes willen instellen en dat de Europese Commissie daarop inzet. Maar de Minister zegt ook dat het via de weg en de rails niet dezelfde capaciteit zal hebben als wanneer het met schepen gebeurt. Dus zelfs als dat lukt, dan lost dat niet het probleem op dat de Oekraïneoorlog op dit moment veroorzaakt. Ik heb het dan niet over de voedselzekerheid in Europa, maar over de voedselzekerheid in de rest van de wereld. Is de Minister dat met mij eens? Wat gaat de Europese Commissie of deze Minister doen om een grotere bijdrage te leveren aan het stoppen van de voedselcrisis? Dit blijft maar terugkomen in onze debatjes, omdat ik daar maar geen duidelijkheid over krijg. Wat gaan we nou doen, jongens? Nog eens 100 miljoen extra mensen krijgen honger door deze crisis. Ik zie in Europa en bij dit kabinet nog niet een begin van wat we gaan doen om dat te dempen. Of lees of hoor ik het niet goed? Help me. Dit kan toch niet?

Minister Staghouwer:

Volgens mij heb ik helder aangegeven wat mijn aandachtspunten zijn en wat de aandachtspunten van het kabinet zijn. Ik sluit zeker niet mijn ogen voor de problematiek in de wereld, maar ik moet het doen met de positie van Nederland in dat speelveld. Ik doe er alles aan om dit probleem vanuit mijn positie van een antwoord te voorzien, maar ik moet ook realistisch zijn, zeg ik tegen de heer Thijssen. De feitelijke situatie in Oekraïne op dit moment is dat er 20 miljoen ton graan in de opslag ligt. Dat moet voor eind juli worden geëxporteerd omdat er anders een probleem ontstaat, aangezien er dan weer geoogst gaat worden in Oekraïne. Dat probleem kan ik niet oplossen. De heer Thijssen zegt dat hij weinig urgentie voelt, maar ik ben niet in staat om dat probleem op te lossen. Ik ben wel in staat om met mijn collega's een maximale inspanning te verrichten om Oekraïne daarbij te helpen, om te zien wat we kunnen doen om Odessa als uitvalsbasis te gebruiken en om maximaal te voorzien in vervoer per rail en asfalt. Maar Nederland is niet in staat om het totale probleem aan te pakken. Dat is onmogelijk.

De voorzitter:

Er is een vervolgvraag.

De heer Thijssen (PvdA):

Dat snap ik natuurlijk. Zelfs de Europese Unie kan dat niet zomaar even oplossen. Dat snap ik natuurlijk ook. Maar de Minister heeft in de geannoteerde agenda ook iets geschreven over de grote bedrijven in de wereld die handelen in deze producten. Het vermoeden is dat zij nu extra voorraden aanleggen om de prijzen op te drijven. Dat heeft een vreselijk gevolg, namelijk dat meer mensen honger hebben. Zij zullen meer winst maken, maar er zullen ook meer mensen honger hebben. Ik begrijp dat nu wordt uitgevraagd wat de voorraden zijn. Dat wordt gemonitord. Als dat inderdaad zo is en als dat tot gevolg heeft dat meer mensen honger hebben, gaan de Europese Commissie en deze Minister dan ingrijpen? Gaan zij er dan voor zorgen – ik weet niet met welke middelen – dat de voorraden graan die wél beschikbaar zijn en die wél de wereldmarkt op kunnen, beschikbaar komen voor de mensen die honger lijden in deze wereld? Is dat een mogelijk pad dat deze Minister aan het verkennen is? En zijn er wellicht nog andere mogelijke paden die verkend kunnen worden? Ik heb al eerder suggesties gedaan voor hoe de teelt kan worden ingezet voor voedsel, brandstof of veevoer. Is dat iets wat de Europese Commissie en deze Minister aan het verkennen zijn? Ik snap dat hij geen ijzer met handen kan breken in Oekraïne, maar er zijn volgens mij nog meer mogelijkheden.

Minister Staghouwer:

Ik ben mijn beantwoording begonnen door te zeggen dat ik de duiding van uw Kamer graag meeneem in mijn gesprekken met mijn collega's. Ik heb de ideeën van de heer Thijssen net gehoord. Ik neem die mee. We hebben natuurlijk eerder debatten gevoerd op dit punt. Ik doe even geen toezegging, maar wel de toezegging dat ik de ideeën van de heer Thijssen meeneem. Dat doe ik overigens met alle ideeën die vanuit uw Kamer komen, maar dat mag duidelijk zijn.

Dan nog een antwoord op de vragen van de heer De Groot over de 8 miljoen vanuit de landbouwcrisisreserve. Ik kan daar duidelijk over zijn. De enige optie om deze middelen voor de crisisreserve uit te betalen, is om deze middelen toe te voegen aan de bestaande regelingen. Dat is de voorwaarde vanuit de Commissie. Er is een duidelijk duurzaamheidscriterium aan toegevoegd, dus een voorwaarde. Het leek mij de goede weg om dit op te plussen in het huidige GLB-budget voor de vergroening. Dat is volgens mij de enige uitvoerbare optie. Ik heb daaraan gekoppeld dat dat dus alleen voor de landbouwers met de grondgebonden steun is. Dat betekent heel concreet dat dat alleen gaat naar ondernemingen die substantiële aantallen varkens en pluimvee hebben, maar ook met grond onder hun bedrijven zitten, zodat die een extra impuls krijgen om te gaan verduurzamen. Uit het onderzoek is ook gebleken dat deze sectoren het meest last hebben van de hoge voer- en energieprijzen. Dan doel ik met name op de pluimvee- en varkenssector, en natuurlijk de glastuinbouw, maar daar hebben we het hier niet over. Dat is de reden waarom we heel bewust hebben besloten om de regeling voor dit soort bedrijven open te stellen.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Kunt u wat voorbeelden geven van die duurzaamheidseisen, want ik heb er geen beeld bij? In hoeverre draagt deze actie bij aan de uitvoering van het coalitieakkoord, want ik zie eerlijk gezegd geen haakje?

Minister Staghouwer:

Het haakje is wel degelijk aanwezig, omdat dit gaat over de verduurzaming van de pluimveehouderij en de varkenshouderij. We hebben heel bewust de keuze gemaakt voor bedrijven met grond daaronder. Vandaar dat wij die keuze hebben gemaakt. Dit is natuurlijk vanuit de bestaande situatie, met de mogelijkheden die er nu zijn, de 8 miljoen, weliswaar een klein bedrag als je kijkt naar de interventie die je nu pleegt. Als je kijkt hoe dat landt op het boerenerf, dan hebben we natuurlijk ook wel nagedacht over de vraag: wat zorgt ervoor dat dat helpt? Het is natuurlijk maar heel beperkt. Het gaat over een aantal bedrijven. Uiteindelijk levert dat een bedrag tussen de € 2.000 en € 3.000 op. Dat is ook niet heel veel. Maar ik heb dit geld. Ik heb de mogelijkheid gekregen. Ik wil dan een extra stimulans geven om met name dit soort bedrijven die toch al die verduurzaming mogelijk maken, een extra respons te geven.

De voorzitter:

De heer De Groot, uw laatste interruptie.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

De Minister beantwoordt mijn vraag niet. Wat is dan duurzaam aan die bedrijven? Ik krijg het antwoord niet. Ik vind het toch vreemd. In het coalitieakkoord is een transitie naar kringlooplandbouw afgesproken. Ik kan me dus voorstellen dat je zegt dat je die financieel gaat ondersteunen. Dat is prima, ook al is het een klein bedrag. Maar dat doet de Minister volgens mij helemaal niet. Hij geeft gewoon geld voor «duurzame bedrijven», terwijl tot nu toe niet gedefinieerd is wat dit zijn. Waar geeft u nou eigenlijk geld voor? Hoe past dat in het coalitieakkoord, waarin u duidelijk een transitie naar kringlooplandbouw heeft te bevorderen? Dat mag met geld.

Minister Staghouwer:

Zeker. We onderscheiden hier twee systemen. We hebben de discussie met uw Kamer over de toekomst van de landbouw, transitielandbouw. We zitten met het hier en nu en met het feit dat ik 8 miljoen euro krijg van de Europese Commissie om te besteden aan de problemen die er nu zijn rond de enorme prijzen en de crisis die er is. Ik denk dat ik daar op dit moment een goede besteding aan geef. Ik denk dat ik de wens van uw Kamer meeneem over de verduurzaming van de agrarische ondernemers en met name gericht op deze ondernemingen in de varkens- en pluimveesector. Als de heer De Groot er prijs op stelt om een van die criteria te zien, dan zal ik daar in tweede termijn even op terugkomen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik zou het eigenlijk wel leuk vinden als de Minister aangeeft aan de heer De Groot hoe duurzaam de varkens- en pluimveebedrijven zijn, met kringloop. Ze maken al heel erg veel gebruik van restanten uit de levensmiddelenindustrie. In de mest die op de grond komt, groeien gewassen. Alle restproducten van varkens worden gebruikt in ongeveer alle producten die wij in Nederland gebruiken. Van het bloed kunnen medicijnen worden gemaakt. Dat zijn gewoon antwoorden die de Minister kan geven. Hier wordt een beetje gedaan alsof dit megavervuilende bedrijven zijn die totaal geen waarde toevoegen aan Nederland. Mijn verzoek aan de Minister is om zich daar wat beter op in te lezen en gewoon een antwoord paraat te hebben op dit soort vragen. Dank u wel.

Minister Staghouwer:

Ik herken mij met de antwoorden die ik heb gegeven absoluut niet in wat mevrouw Van der Plas in deze commissie aan de orde brengt.

Dan de opmerking over de handel, de standaarden en de spiegelmaatregelen, het standpunt van de Minister over de productiestandaarden van de Europese Unie en wat ik hierover ga zeggen. Dat onderzoek is op 3 juni verschenen. Ik kan wel zeggen dat het onderzoek aantoont dat er unilaterale maatregelen mogelijk zijn, als deze noodzakelijk worden geacht om de producten te reguleren. Voorwaarde daarvoor is wel dat dit in overeenstemming is met de WTO-regels. De insteek van de Commissie om dat per maatregel te bekijken, steun ik.

Dan de opmerking van de heer Thijssen over de spiegelmaatregelen. Zoals ik eerder al heb laten weten, zet het kabinet conform de motie, al in op het verhogen van de internationale productiestandaarden. Dat gebeurt al in verschillende fora. Daar hebben we het eerder over gehad in het kader van de mondiale verduurzaming en de bevordering van het gelijke speelveld. De Europese Commissie zal bij de Raad haar onderzoek naar toegevoegde waarde presenteren. Zij kijkt ook wat er binnen de WTO mogelijk is in dit kader. Ik vind dat onderzoek natuurlijk heel erg belangrijk. Ik zal kijken naar die presentatie, en daarna samen met de Minister van BHOS bepalen hoe we deze motie verder kunnen adresseren.

Dan varkenspest. De opmerkingen over de zorgen rondom varkenspest en vaccinatie. Is de Minister bereid om de mogelijkheden van vaccinatie voor de Afrikaanse varkenspest te bekijken? Zeker zou dat een welkome aanvulling kunnen zijn om uitbraken te voorkomen. Helaas is er op dit moment geen goed werkbaar vaccin. De farmaceutische industrie moet hier echt een rol in spelen. Er lopen al twee onderzoeksprojecten voor een zoektocht naar een vaccin. Ik ondersteun deze inzet van harte. Dan de vraag of wij ons moeten voorbereiden. Zeker, waar het gaat om preventie, als er eventueel een uitbraak is. In 2020 hebben we daar uitgebreid met de varkenssector over gesproken. Dat heeft de roadmap Preventie introductie Afrikaanse varkenspest opgeleverd. We denken hiermee een goed antwoord te hebben. Daarnaast is gevraagd hoe dat op het ministerie en bij de NVWA verankerd is. We hebben afgelopen jaar crisisoefeningen gehad, ook samen met provincies, om goed voorbereid te zijn op het moment dat het zich aandient.

De heer Van Campen (VVD):

Goed om te horen dat de bereidheid er in principe is. Ik ga bijna een Minister van landbouw uit Vietnam citeren, want daar blijken ze al een werkend, commercieel, vaccin te hebben tegen Afrikaanse varkenspest. Ik zal ’m niet in zijn eigen taal citeren, maar ik zou de Minister toch willen oproepen om zijn internationale contacten ook in Brussel in te zetten, want we staan met z'n allen voor dezelfde problemen. Juist vanwege de zeer internationaal georganiseerde handel zijn de risico's ook hoog, dus vraag ik de Minister om toch te kijken welke andere landen daarbij vooroplopen. Ik heb gelezen dat de Minister in het kader van de vogelgriep al bereid is om met een aantal landen het initiatief te nemen. Dat is mooi, maar ik zou diezelfde voortvarende aanpak ook graag zien bij de vaccinatie tegen varkenspest, natuurlijk met inachtneming van de afzetmogelijkheden en de gevolgen voor de handel. Dat moeten we daarbij altijd in ogenschouw nemen, maar als we allemaal op elkaar blijven wachten, dan gebeurt er niks, met potentieel grote crises, grote ruimingen, onnodig dierenleed en onnodig ondernemersleed tot gevolg. Dat moeten we echt voorkomen. Is de Minister dat met de VVD eens?

Minister Staghouwer:

Zeker. Daar ben ik het zeker met de heer Van Campen over eens. Alles wat we kunnen doen om dat te voorkomen moeten we doen. Het is interessant om dat te horen. Dank ook voor uw uitzoekwerk. Ik ga kijken of dat behulpzaam kan zijn in onze zoektocht.

Dan de vraag van de heer De Groot over gewasbescherming. Maakt Nederland deel uit van de coalitie in Nederland om juiste registratie tegen te houden? Kan de Minister hier iets over zeggen? Ik kan het signaal absoluut niet plaatsen, meneer De Groot. In het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming werken wij in ons ministerie juist aan de verbetering van de digitalisering van het systeem voor gebruiksgegevens. Ik kan deze opmerking van de heer De Groot dus echt niet plaatsen.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Thijssen over de ontbossing, de bescherming tegen kap en de traceerbaarheid daarvan. We hebben daar vaker over gediscussieerd. Nogmaals, onze inzet is het niet-tornen aan de traceerbaarheid van de ontbossing.

Er is nog een vraag van de heer Thijssen over het ERK-onderzoek naar de landbouwsubsidies, die niet klimaat- en natuurvriendelijk zouden zijn. Wat vindt de Minister hiervan? Ik heb het recente rapport van de Rekenkamer ook gezien. Dat stelt vooral vragen aan de Europese Commissie, met name over de methodologie: hoe zijn zaken gedefinieerd en opgebouwd? Ik wacht even de reactie van de Commissie af om antwoord te kunnen geven op uw vragen. Die vragen snap ik natuurlijk heel goed, want die hebben wij zelf ook. Wat we natuurlijk wel geconstateerd hebben, is dat de vergroening in het huidige GLB onvoldoende bijdraagt aan het behalen van de doelen. Dat is ook de reden waarom we inzetten op een versterking daarvan, door middel van de ecoregelingen en andere keuzes die we met het nieuwe GLB maken. Vandaar dat we daar ook scherper op sturen.

De heer Bisschop vroeg naar de ecoregelingen. Hij maakt zich zorgen over de gevolgen voor de akkerbouw. Ik kom met een reactie; daar heb ik net ook al iets over gezegd. Er komt een brief naar uw Kamer. Voor de zomer is er een tweede praktijktoets. Ik zal daar dan ook de akkerbouw verder in duiden. Ik begrijp de zorgen van de akkerbouw heel goed.

Dan de opmerking over vlas en hennep, de rustgewassen. Ook daar is de afgelopen periode wat over geschreven. Dat zijn rustgewassen, die een grote bijdrage leveren aan de doelen. Natuurlijk heb ik ook gelezen over de datum van 1 oktober. Wij zijn bezig met de regelingen. Die worden nog gefinetuned. Ik zal dit zeker ook meenemen in de ontwikkeling van deze regelingen, want het moet goed toepasbaar zijn en voldoen aan de doelen die door ons gesteld zijn. Als er dan beperkingen zijn of zaken niet passen die nodig zijn om dat op te lossen, dan gaan we dat natuurlijk doen.

De heer Thijssen (PvdA):

Mijn vraag ging er ook over dat we 58 miljard uitgeven aan het Europees landbouwbeleid en dat dat groen gelabeld is. Er is een goede reden om dat te doen, want daardoor hebben we geen oorlog meer gekend sinds de Tweede Wereldoorlog en hebben we in Nederland én in Europa genoeg en lekker voedsel. Dat is dankzij de boeren die dat allemaal doen en dankzij deze subsidies. Maar als dan een deel van die subsidies – 58 miljard – wordt gelabeld als groen, terwijl de Minister zelf ook al constateert dat er niet voldoende transitie is in de landbouw en het niet groen genoeg is, dan hoeven we toch niet te wachten op antwoorden van de Europese Commissie? Dan kunnen we hier toch constateren dat het groen gelabeld is maar dat het onvoldoende voortgang heeft opgeleverd, wat – daar maakt mijn fractie zich zorgen over – leidt tot een beschadigd vertrouwen van de consument of de burger. Die denkt namelijk: nu maken we zoveel miljarden vrij om de boeren te helpen met vergroenen, en dan gebeurt dat onvoldoende. Dan moeten we toch gewoon ruiterlijk toegeven dat deze regelingen niet groen genoeg zijn? We moeten ze eigenlijk niet groen noemen, maar in het kader van Farm to Fork moeten we de boeren wel helpen om met dit geld binnen de planetaire grenzen te komen. Daarvoor hoeven we toch niet te wachten op de antwoorden van de Europese Commissie?

Minister Staghouwer:

De heer Thijssen gebruikt wel hele grote woorden als het gaat over deze gelden: «beschadigd vertrouwen van de consument». Ik ben dat niet met de heer Thijssen eens. We hebben een systeem dat Gemeenschappelijk Landbouwbeleid heet, waar we de afgelopen decennia gebruik van hebben gemaakt. We zijn hier al 60 jaar mee bezig in Europa. Dat heeft gezorgd voor een stabiel voedselbeleid. Wat dat betreft hebben we als Europa een welvarend systeem. Maar we hebben ook geconstateerd dat er zaken zijn die wij moeten omturnen. Dat is wat ik net ook heel ferm heb gesteld: wij constateren dat wij naar een andere vorm van landbouw toe moeten. Daartoe gaan wij stappen zetten in Nederland. Voor de nieuwe planperiode van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid hebben wij eco- en vergroeningsmaatregelen voorbereid die veel beter aansluiten bij de wensen die er zijn en bij de verduurzaming die nodig is. Ik denk dat we daarmee ook de opmerking van de heer Thijssen beantwoorden, die ook mijn zorgen weerspiegelt. Ik denk dus dat wij op de goede weg zijn. Het is prima dat er kritiek is op regelingen, maar dan moet je er ook voor zorgen dat je die regelingen omturnt. En dat hebben we ook gedaan. Maar ik ben niet in staat en bij machte om nog in te grijpen in het lopende proces van het huidige GLB. Dat doen we wél bij het nieuwe GLB.

Meneer de voorzitter, dat waren volgens mij de antwoorden op de vragen in eerste termijn. Dank u.

De voorzitter:

Ik kijk even rond. Is er behoefte een aan tweede termijn? Dat is het geval. Dan geef ik de heer Eppink als eerste het woord. Ik stel voor: anderhalve minuut max.

De heer Eppink (JA21):

Voorzitter. Ik heb verder geen vragen meer, behalve dan de mededeling dat ik graag een tweeminutendebat zou willen houden wanneer dat mogelijk is.

De voorzitter:

Dank. Dan gaan we over naar de heer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter. Dank voor de beantwoording. Misschien heb ik het niet goed gehoord, maar volgens mij moet ik nog antwoord krijgen op mijn vraag over de uitvoering van de motie-Sjoerdsma. De Minister komt nog terug op het voorbeeld van de MSY en de acties van de Europese Commissie ten aanzien van aanlanding.

Dan de verordening betreffende statistieken over landbouwinput en -output: daar ging mijn vraag over. De Minister herkende het niet, maar ik heb een document waarin staat dat Nederland een coalitie aanvoert die zich verzet tegen het voorstel van de Europese Commissie om allerlei informatie aan te leveren aan Brussel, onder het mom van: die is niet verkrijgbaar. Daarbij gaat het onder andere over het gebruik van pesticiden. Als de Europese Commissie voorstelt om dat gebruik per 2030 te halveren, dan moeten ze wel weten hoeveel er nu wordt gebruikt. Dus vanwaar dit verzet? Ik heb het nummer van dit document aan uw assistent geappt.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Dank ook voor de antwoorden van de Minister. Ik ben blij met het ogenschijnlijke meebewegen ten behoeve van steun aan de visserij. Terwijl overal om ons heen gewoon wordt gevaren door de vissers uit de ons omringende landen, moeten onze vissers kennelijk nog een paar weken wachten. Ik zou willen vragen aan de Minister om heel grote urgentie hierbij te betrachten.

Dan wil ik nog even kort wat zeggen over de graanexport uit Oekraïne. 60% van de graan- en oliehoudende zaden die in Oekraïne worden geproduceerd is voor de export. Dat is ongeveer 60 miljoen ton. 20 tot 25 miljoen ton ligt nog in de Oekraïense schuren. Schepen kunnen per 24 uur 50.000 ton laden. Oekraïne heeft acht of negen grote havens. Via deze havens kan Oekraïne 8 miljoen ton exporteren elke maand. Over de weg, zoals wordt geopperd – we hebben het hier net ook al over gehad – of over het spoor en via twee kleine havens, is dat slechts 1 of 2 miljoen ton per maand. Vrachtwagens kunnen 25 ton, dus 25.000 kilo, laden. Die doen er een week over om heen en weer naar Oekraïne te rijden. Een trip met de vrachtwagen naar Odessa duurt een dag. Ik kan nog veel meer uitweiden over cijfers. Als puntje bij paaltje komt, kan over de weg veel en veel en veel minder graan worden vervoerd.

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Daar kom ik nu op, sorry.

De voorzitter:

Ja, want u bent door uw tijd heen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De mensen in Oekraïne staan echt erom te springen dat die zeehavens opengaan en dat er geen deals met Poetin worden gesloten. Mijn vraag aan de Minister is: wil de Minister het belang van het openen van de grote zeehavens in Oekraïne voor deze export en die van andere agrarische producten uit Oekraïne nogmaals benadrukken in Brussel?

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Bij die laatste oproep sluit ik me aan, alhoewel ik denk dat de Minister dat zeker zal doen. Dus dat is daarmee geregeld, maar de toegang tot de havens natuurlijk nog niet.

Dank aan de Minister voor zijn beantwoording. Ik was blij met zijn toon en zijn boodschap met betrekking tot de visserij. Dat klonk echt beter dan wat in de korte fragmenten in de media doorklinkt. Er ligt nog wel een opgave, zowel richting Brussel als in het kabinet. Daar wens ik de Minister sterkte bij. Ik kijk uit naar de brief die in aanloop naar 6 juli naar ons toekomt. Dan vervolgen we het debat over zowel tuinbouw als visserij. Daar kijk ik naar uit.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Van Campen.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter, dank. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Ik zou graag willen afsluiten met een hartenkreet. Wij voeren dit debat in aanloop naar de Landbouwraad die de Minister in Brussel voert. Dat is ook goed, want veel van het landbouwbeleid wordt voor een heel groot gedeelte bepaald en vormgegeven in Brusland. Neem de Nitraatrichtlijn, de Kaderrichtlijn Water, de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het ziet ernaar uit dat het kabinet vrijdag met een aanpak komt die laat zien dat niet alles overal kan. De eerste cijfers baren zorgen. Daar gaan we met elkaar het debat over aan. We wachten die brieven ook af. Bij de aanpak van die gebieden hoort wat de VVD betreft ook een perspectief voor de landbouwsector. De Minister heeft er al enkele woorden over gezegd – en ik dank hem daarvoor – dat er perspectief is voor de landbouw in Nederland, dat onze voedselmakers de beste ter wereld zijn en dat hun innovatie laat zien dat ze ook deze fase, deze transitie kunnen doormaken. Maar daar hoort wel een overheid bij die ruimte geeft. Dat is dan ook af en toe een Brusselse overheid die daar ruimte voor geeft. Want ondernemerschap laat zich niet vatten in wet- en regelgeving. Ik zou de Minister dan ook willen oproepen om ook richting de collega's in Brussel mee te nemen welk debat hier in Nederland wordt gevoerd over de ruimte die onze boeren nodig hebben om een mooi, goed toekomstperspectief te hebben voor onze landbouw. Ik zou hem willen vragen zowel op de formele als de informele momenten daarvoor geen kans onbenut te laten.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Vestering. O, een interruptie van de heer Thijssen. Kort graag.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Mijn vraag aan de VVD is of de VVD nu de indruk heeft dat deze Minister een scenario maakt waardoor we inzicht krijgen in wat de Europese Unie en Nederland kunnen doen om die aanstaande voedselcrisis te stoppen en of hij tevreden is met die antwoorden.

De heer Van Campen (VVD):

Ik heb mijn zorgen uitgesproken over de gevolgen voor met name de voedselvoorziening in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, want daar hebben we het in dit geval concreet met elkaar over. Die gesprekken worden ook gevoerd in de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. We hebben in deze commissie met elkaar de zorgvuldige afweging gemaakt om die commissie daar leidend bij te laten zijn. De heer Thijssen maakt deel uit van die commissie, ik niet. Maar ik zal in ieder geval de warme overdracht verzorgen richting mijn collega, de woordvoerder Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Want die zorgen die er zijn, deelt de VVD geheel met de Partij van de Arbeid.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Thijssen (PvdA):

Afrondend. Ik zou het heel fijn vinden als we een aantal scenario's in beeld brengen van wat Nederland en de Europese Unie zouden kunnen doen om die aanstaande voedselcrisis te dempen. De Minister heeft ook eerder op een motie gereageerd dat dat zou kunnen met de Wageningen Universiteit. Die zou daarnaar kunnen kijken en dan zouden we in de loop van het jaar daar wat inzicht in kunnen hebben. Zou de VVD een dergelijke oproep van de Partij van de Arbeid aan de Minister kunnen steunen, zodat we in ieder geval dat inzicht gaan verschaffen en we dit debat meer onderbouwd met elkaar kunnen voeren?

De heer Van Campen (VVD):

In reactie op mijn vraag wat dan de concrete voorstellen van die solidarity lanes zijn, antwoordde de Minister dat Nederland bijvoorbeeld kennis bijdraagt. Ik zal de heer Thijssen heel eerlijk tegemoetkomen. Met kennis heffen we geen handelsblokkades op uit de haven van Odessa. Dus die zorg van de heer Thijssen deel ik. Als er voorstellen zijn om ervoor te zorgen dat we die handelsstromen wel open kunnen houden en kennis daarbij helpt, ben ik daar blij mee, maar ik vraag me af of het voldoende is. Dus laten we die vraag ook nogmaals aan de Minister stellen: wat ziet hij, aanvullend op kennis, aan instrumentarium om die handelsstromen open te houden? Want het belang daarvan deelt de VVD in het geheel.

De voorzitter:

Ik zit even te kijken. De heer De Groot gebaarde. Heeft u nog een interruptie? De heer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik moet het formeel richting de heer Van Campen doen, maar er is ook al een motie van deze Kamer aangenomen om Clingendael te vragen om die strategische analyse te doen. Is de heer Van Campen zich daarvan bewust en is de Minister misschien al met de uitvoering bezig?

De heer Van Campen (VVD):

Zo helpen we elkaar verder. Dat zou dan ook mijn vraag zijn aan de Minister: is hij bekend met de motie en wat is de stand van zaken wat betreft de uitvoering daarvan?

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vestering.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal kort afsluiten. Ik schrik een beetje van de inzet van de Minister. Ik heb het gevoel dat ik hier 30 jaar terugga in de tijd als het gaat om de inzet rondom de derogatie. We zullen er alles aan doen om derogatie te krijgen, terwijl we aan de andere kant een Minister zien die keihard haar best doet om ervoor te zorgen dat we de stikstofdepositie terugdringen. De inzet rondom de visserij is: ik zal er alles aan doen opdat Nederland die visserij behoudt. Maar vervolgens doet hij niets aan het welzijn van de vissen, wat ook onder zijn verantwoordelijkheid valt. Bij de aanpak van de wereldvoedselverdeling en de aanpak van zoönosen mis ik de integrale visie die je anno 2022 echt wel van dit ministerie mag verwachten, zeker als je kijkt naar de uitdagingen die voor ons liggen. Ik schrik daar echt van en ik ben niet heel hoopvol gestemd, in tegenstelling tot de Minister, die net zei dat hij heel positief was. Als je kijkt naar wat de wetenschappers ons zeggen en naar de uitdaging die voor ons ligt, hebben we nog een heel grote taak. Ik zie niet zomaar terug dat dat nu aangepakt wordt.

Voorzitter. Ik rond af met mijn laatste vraag. Dat is eigenlijk een herhaling van de vragen die ik heb gesteld over het Biodiversiteitsverdrag. Misschien kan de Minister daar nog antwoord op geven.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Thijssen.

De heer Thijssen (PvdA):

Dan sluit ik me ook wel aan bij wat er werd gezegd: ik ben benieuwd of de Minister bezig is met deze motie over Clingendael. Maar mijn punt is natuurlijk veel breder dan de solidarity lanes. Daar heeft de Minister al op geantwoord dat deze Minister niet in staat is om die solidarity lanes af te dwingen of in te stellen of wat dan ook. Het gaat er nou juist om dat er ook nog allerlei andere dingen gedaan kunnen worden om die voedselcrisis het hoofd te bieden. Nederland en de Europese Unie kunnen daarbij een rol spelen. Ik zou heel erg graag willen dat we daar scenario's voor maken en kijken naar de mogelijkheden die Nederland en de Europese Unie daarbij hebben. Ik ben eigenlijk wel benieuwd of de Minister bereid is om dat ook in beeld te brengen, zodat we met die feiten in de hand een breder debat kunnen voeren dan enkel over de solidarity lanes.

De voorzitter:

Ik kijk even de Minister aan. Er stonden nog een aantal vragen uit de eerste termijn open. Er zijn nog wat vragen in de tweede termijn gesteld. Wilt u nog iets voorbereiden of gaat u gelijk door? Vijf minuten? Goed, vijf minuten.

De vergadering wordt van 12.41 uur tot 12.46 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de Minister. Ik kijk de collega's even aan. Als er echt nog een hele prangende vraag is, dan wil ik kijken of we dat gaan doen, maar het woord is nu aan de Minister.

Minister Staghouwer:

Voorzitter. Ik ga proberen om een aantal vragen die nog zijn blijven liggen van een helder antwoord te voorzien, en een aantal vragen die nogmaals zijn gesteld ga ik opnieuw beantwoorden. Dat gaat om de vragen over de gegevensarme bestanden. Welke doelen worden niet gehaald? Ik ben er net als mijn voorgangers op gericht om bij alle bestanden het Maximum Sustainable Yield-niveau te halen. Dat betekent dat wij ook het voorzorgsbenaderingsprincipe toepassen. Dat doen wij op basis van wetenschappelijk inzicht. De heer De Groot sprak mij daarop aan. Hij vroeg: wat doet u nu? We maken natuurlijk zo veel gebruik van wetenschappelijk advies als nodig wordt geacht. Bij data-arme bestanden, dus bestanden waar niet heel veel informatie over is, is een automatische reductie niet altijd wenselijk. Dat is ook de reden waarom ik zostraks zei dat het verstandig is om per casus te bekijken wat noodzakelijk is.

Dan de handhaving. Hoe staat het nou met het motorvermogen van 300 pk? Die handhaving, zoals de heer De Groot weet, vindt plaats op basis van fysieke controles. Dit heeft te maken met de Europese voorschriften. Wij zetten in op de controle van motorvermogen middels de black box. Daar zijn we al een aantal jaren mee bezig. De heer De Groot heeft daar net ook wat over gezegd, namelijk: wanneer komt dat nu, want we wachten al zo lang. Het is natuurlijk belangrijk dat we een fraudebestendig systeem hebben. We zijn bezig om dat nu in het traject goed te duiden. De focus ligt hierbij op de monitoring van de visuren en de locatiebepaling. Het komende jaar gaan we ook uitgebreid onderzoek doen naar het motorvermogen, omdat dat een uitkomst is van het lopende Europese traject over de Controleverordening. Ik wil dit zo snel mogelijk implementeren.

Dan de vraag van de heer Thijssen over het GVB en welke doelen we niet gaan behalen. Voor mij is het belangrijk – ik heb daar net ook wat over gezegd – dat het voldoende uitgerust wordt om invulling te geven aan de Europese Green Deal, maar tegelijkertijd ook antwoord te geven op alle uitdagingen die er liggen. Ik heb die reactie gestuurd aan de Europese Commissie. Dat heb ik ook met uw Kamer gedeeld.

Dan nog de inhoudsvragen over de crisisreserve. Ik heb daar net over gezegd dat het echt gaat om varkens- en pluimveebedrijven die moeten voldoen aan de extra vergroeningseisen binnen het bestaande GLB. Dan hebben we het over maatregelen, meneer De Groot, op het gebied van akkerranden, wisselteelt en landschapselementen op de gronden van die specifieke bedrijven. De Europese Unie eist dat die boeren extra maatregelen nemen bovenop de standaardbetalingen. Dus daarmee geven we echt wel invulling aan de extra vergroening, die wij voor ons zien.

Dan de opmerking van mevrouw Van der Plas over het belang van de zeehavens. Ja natuurlijk, vanzelfsprekend. Waar ik deze opmerking kan maken, zal ik dat zeker niet nalaten. Ik heb in antwoord op de vraag van de heer Thijssen net ook gezegd wat mijn rol daarin is.

Dan nog de opmerking van mevrouw Van der Plas over het lekken van de brief over stikstof. Ik betreur het uiteraard zeer dat dit soort zaken van tevoren bij de media zijn beland. Want dat betekent dat er een enorm stuk onrust ontstaat, wat niet gedienstig is voor het hele proces waar we in zitten. Daar is mijn collega Christianne van der Wal gisteren ook op ingegaan tijdens het vragenuur. Ik ben niet van plan om een heel onderzoek te gaan starten naar hoe dit heeft kunnen gebeuren. Het is wat ons betreft zaak om onze energie te steken in het presenteren van de volledige plannen en om het gesprek weer te voeren met de sector; dat is veel beter. We doen er natuurlijk alles aan om dit soort zaken te voorkomen.

Dan nog de vraag van de heer De Groot ...

De voorzitter:

Ik zie nog een prangend punt van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb ook niet gevraagd om een uitgebreid, minutieus onderzoek. Ik heb eigenlijk gewoon gevraagd om in een brief aan de Kamer uit te leggen hoe dit tot stand is gekomen en wat de Ministers eraan gaan doen om dat de volgende keer te voorkomen, en ook om iets te zeggen over de onrust. Ik ga ervan uit dat er ook bij het ministerie heel veel berichten zijn binnengekomen. Die brief wil ik graag hebben. Volgens mij is het nog steeds zo dat als een Kamerlid een brief vraagt, er gewoon een brief moet komen. Of zegt de Minister dat hij hem nu niet gaat sturen?

Minister Staghouwer:

Dat heeft u mij net horen zeggen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Sorry ... U zegt dat u de brief niet gaat sturen? Of dat vraag ik aan de Minister via de voorzitter.

Minister Staghouwer:

Ik heb gezegd – en ik heb daar een argumentatie bij gegeven – dat wij nu meer waarde hechten aan de presentatie van beide brieven aanstaande vrijdag en dat wij daarover de gesprekken met de sector en de samenleving gaan voeren, dan aan het doen van een onderzoek naar het lekken van informatie over deze brief.

De voorzitter:

De discussie blijft nu rondgaan. Ik denk dat mevrouw Van der Plas even na moet denken welke volgende stappen ze wil nemen. De Minister gaat voor de rest geen antwoord geven, merk ik. Minister, beëindigt u uw betoog.

Minister Staghouwer:

Dank. Ik heb nog een paar vragen. De heer De Groot vroeg naar de rapportageverplichtingen. Het kabinet onderschrijft natuurlijk het belang van het verzamelen van vergelijkbare en betrouwbare statistieken op EU-niveau. We hebben ook in het BNC-fiche aangegeven dat wij voorstander zijn van het jaarlijks in plaats van vijfjaarlijks inwinnen van de gegevens over het gebruik van de gewasbescherming. Het kabinet is echter wel kritisch over de wijze waarop de Commissie invulling wenst te geven aan de verordening. Dat is met name het gevolg van de ongeclausuleerde bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie. Inmiddels ligt er een voorlopig compromisakkoord tussen het parlement en de voorzitter waar Nederland zich in kan vinden.

Dan de vraag van de heer Thijssen over het Biodiversiteitsverdrag. Dit is echt een onderwerp voor de Minister voor Natuur en Stikstof. Het debat daarover is op 15 juni in de Milieuraad.

Dan de vraag hoe het staat met het Clingendaelonderzoek en de motie die daarover is ingediend. We kijken hoe we verder uitvoering kunnen geven, samen met de Wageningen Universiteit en in het verlengde van andere studies hierover. U ontvangt op korte termijn sowieso al een vervolgstudie, want we hebben nu een aantal studies laten doen door WEcR. Dit is daar het vervolg van.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

In het verzoek in de motie werd het instituut niet genoemd, maar de context maakte wel duidelijk dat het om Clingendael ging. Dus heeft u contact gehad met Clingendael over de uitvoering? Misschien kun je dat in samenwerking met WEcR doen, maar dan weet je al wat je gaat krijgen. Dus het ging juist om een strategische blik.

De andere vraag ging over de informatieverplichtingen. U zegt dat u het niet eens was met de bevoegdheden voor de Commissie. Maar als ik dan het document lees waarin de positie van Nederland verwoord staat, dan zie ik dat wij een groep lidstaten aanvoeren die zich ook inhoudelijk tegen een aantal informatieverplichtingen heeft verzet. Dus dat is toch iets anders dan wat de Minister hier zegt. Maar misschien wil hij daar schriftelijk op terugkomen.

Minister Staghouwer:

De heer De Groot heeft mij wat extra informatie doen toekomen. Ik ga daar nadere studie van maken. Dan kijk ik even of het noodzakelijk is om daarop terug te komen.

Dan de bredere scope waarom gevraagd is. Dat staat inderdaad in de motie. We hebben contact gelegd met de kennisinstellingen om ons wat breder te informeren. Daarbij is onder andere contact geweest met de heer Rob de Wijk.

Hoe gaat het kabinet uitvoering geven aan de motie-Sjoerdsma? Het ministerie werkt aan het verbeteren van de digitalisering van het systeem voor gebruiksgegevens. Ik heb daar net ook wat over gezegd. Dat zit in de uitvoering van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030.

Meneer de voorzitter. Dan de laatste opmerking, van mevrouw Van der Plas, en dan sluit ik af. Ik moet zeggen dat ik mij daar absoluut niet in herken. Ik vind het jammer dat mevrouw Van der Plas deze woorden gebruikt. Zij zei: het ogenschijnlijk meebewegen van de Minister. Daar herken ik mij niet in. Ik vind het jammer dat mevrouw Van der Plas deze opmerking maakt. Ik heb aangegeven hoe ik wens om te gaan met de visserij en waarvoor ik mij inzet.

Dat was het, meneer de voorzitter. Ik dank de commissie hartelijk voor de richting meegegeven voor de komende Landbouw- en Visserijraad. Ik zal, zoals toegezegd, de inbreng meenemen.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Van der Plas nog iets wil zeggen. Graag kort, want de voorzitter wil het debat om 13.00 uur beëindigen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Klopt. «Ogenschijnlijk» zeg ik niet omdat ik de Minister niet vertrouw, maar omdat pas als iets is uitgevoerd blijkt dat het ook zo is. Daarom zeg ik «ogenschijnlijk». Dat is mijn verklaring daarvoor.

De voorzitter:

Wilt u nog reageren, Minister? Dat is niet het geval. Dan beëindig ik hierbij de tweede termijn van de Minister.

We hebben nog een drietal toezeggingen:

  • De Minister zal voor het commissiedebat Visserij en tuinbouw van 6 juli 2022 een brief aan de Kamer sturen over de mogelijke overbruggingsmaatregelen voor de visserijsector, mede in het licht van het WEcR-rapport, dat hij meestuurt. Hierbij gaat de Minister ook in op het onderzoek naar de black box-problematiek op kotters. Dat is met name een toezegging aan de heer Bisschop.

  • De Minister zal in 2022 een brief aan de Kamer sturen over wat hij mede naar aanleiding van de petitie van Compassion in World Farming gaat doen op het gebied van bescherming en welzijn van vissen. Dat is een toezegging aan mevrouw Vestering.

  • De Minister stuurt in september 2022 een brief aan de Kamer waarin hij ingaat op de beekdalen en de gebiedsgerichte aanpak. Dat is een toezegging aan de heer Bisschop.

De heer Eppink heeft een tweeminutendebat aangevraagd. Dat gaan we doorgeleiden naar de plenaire zaal.

Ben ik iets vergeten? Is iemand boos? Nee, dat is niet het geval. Dan ga ik bij dezen het commissiedebat sluiten. Dan zie ik de meesten en de Minister volgens mij terug om 15.00 uur bij het commissiedebat over gewasbescherming.

Sluiting 13.00 uur.

Naar boven