29 664 Binnenvisserij

Nr. 122 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 7 augustus 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 4 juni 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over Visserij.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Graus

Griffier: Van Bree

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bosman, Dijkgraaf, Geurts, Graus, Jacobi, Ouwehand en Slob,

en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 15.04 uur.

De voorzitter: Ik open het algemeen overleg over visserij. Ik meld meteen dat er binnen een halfuur stemmingen plaatshebben. De heer Bosman van de VVD-fractie zal als eerste het woord voeren en zal ons aansluitend aan zijn inbreng direct verlaten wegens andere verplichtingen in het parlement. Dit is dus de enige en de laatste kans om de heer Bosman te interrumperen. Ik heet de Staatssecretaris met haar gevolg, de aanwezigen op de publieke tribune en de Kamerleden welkom.

De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Vissers zijn ondernemers. Al vele generaties lang vissen zij op het IJsselmeer om in hun levensonderhoud te voorzien en om voedsel voor zichzelf en de markt te vangen. Helaas is beroepsvisserij op het IJsselmeer in de huidige vorm niet meer rendabel. De commissie-Remkes gaf in december 2012 al aan dat de toekomst voor de visserij beperkt is. In het huidige masterplan van de commissie onder voorzitterschap van Marjan van Kampen worden verschillende oorzaken voor de beperkte hoeveelheid vis opgeschreven en komt de commissie tot de slotsom dat er drie jaar niet meer beroepsmatig gevist mag worden op het IJsselmeer. In deze conclusie wordt de oorzaak wel heel eenzijdig bij de ondernemer gelegd. In het rapport staat namelijk ook dat er door een toenemende waterkwaliteit minder voeding in het water is en mede daardoor minder vis beschikbaar is. Het is voor de VVD onbestaanbaar dat we het water van het IJsselmeer – en niet alleen van het IJsselmeer – zo schoon maken dat de vis gewoonweg sterft van de honger. We zijn het water gewoonweg aan het steriliseren. We moeten de oorzaak bij de wortel aanpakken, namelijk de implementatie van de EU-regelgeving zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn. Is de Staatssecretaris bereid om met haar collega van I en M deze richtlijnen aan te pakken? De rekening wordt nu immers wel heel eenzijdig bij de visser neergelegd.

In de brief die ons gisteren is toegestuurd geeft de Staatssecretaris aan dat de sector, sportvisserij en natuurorganisaties niet meegaan in de oplossing waarin de partijen één jaar tijd kopen, waarin maximaal voor 15% wordt gevist en de vissers hiervoor een compensatie krijgen. In dit jaar had men verder kunnen komen tot een definitieve en duurzame oplossing. Deze oplossing had ook voor de VVD de voorkeur. Ik vraag mij af of er nog een mogelijkheid is om over dit plan tot overeenstemming te komen met de verschillende partijen. Nu ligt er een eenzijdig opgelegd plan voor waarin niets gedaan wordt voor de visser, voor de visstand of voor de waterkwaliteit. Wat gaat de Staatssecretaris met dit plan doen aan herstel van de visstand, welke natuurdoelen beoogt zij voor het IJsselmeer en welke natuurwaarden streeft zij na met dit plan? De VVD is voor een verantwoorde en duurzame oplossing voor de sector. De sector zal een transitie moeten maken. Daar is het transitiefonds voor beschikbaar. Wat gaan de Vogelbescherming, Stichting Het Blauwe Hart, de Waddenvereniging en andere natuurclubs bijdragen aan dit fonds?

Het onderzoek naar de visstand in relatie tot waterkwaliteit sluit hier naadloos bij aan. Slootwater is geen drinkwater. Dat punt wordt keer op keer gemaakt door de VVD. De Staatssecretaris geeft aan dat een nadere studie naar de Kaderrichtlijn Water in 2015 beschikbaar is. Wordt in deze studie de relatie tussen waterkwaliteit en visstand meegenomen?

De VVD heeft met verbazing de brief over de regelgeving voor het bedwelmen van aal gelezen. Het gaat hier om een Nederlandse kop boven op Europese regelgeving. Ik hoor de collega's vaak klagen over Europese regelgeving, maar zelf zetten ze nu door middel van een motie moeiteloos een extra kop erop, een extra belasting voor de Nederlandse vissers. Dit geld hadden we goed kunnen gebruiken voor bijvoorbeeld het transitiefonds.

De heer Slob (ChristenUnie): De heer Bosman heeft alleen vragen gesteld over de hele discussie over het IJsselmeer, waar op dit moment een enorme patstelling is. We moeten daar wel uit zien te komen. De Kamer zal duidelijk moeten zijn over welke kant het volgens haar op moet. Straks komen de antwoorden, maar de heer Bosman kan die niet meer horen, hoewel er ongetwijfeld meegeluisterd zal worden. Hij heeft derhalve geen tweede termijn meer. Waar wil de VVD uitkomen als het gaat om dit dossier, dat er nu al maandenlang ligt en dat maar voortgesleept wordt? Het zou fijn zijn als we misschien een keer duidelijkheid kunnen geven omdat de vissersbedrijven en andere betrokken partijen daar recht op hebben.

De heer Bosman (VVD): Het is belangrijk dat de sector zelf met een gezamenlijk standpunt komt, zodat er duidelijkheid is over wat de partijen samen vinden. Er zijn verschillende bedragen in omloop voor uitkoop. Die variëren van 4 miljoen tot 15 miljoen. Ook dat is niet duidelijk. Het is essentieel dat we tot de conclusie komen dat het gesprek niet af is. We kunnen dan nu wel zeggen dat er nu duidelijkheid moet komen, wat ik helemaal met de heer Slob eens ben, maar die gaan we nu niet krijgen omdat er veel te veel verschillende factoren aan de orde zijn. Mijn voorstel is – ik wil duidelijk horen of die mogelijkheid nog bestaat – om dat jaar te pakken: ga terug naar die 15%, krijg een vergoeding daarvoor en dan heeft men een jaar de tijd om tot definitieve uitspraken en conclusies te komen. In dat jaar heeft men de tijd om het transitiefonds goed te vullen en is er de mogelijkheid om te zien of andere partijen dan alleen Economische Zaken dat fonds vullen.

De heer Slob (ChristenUnie): In feite zegt de heer Bosman dat de brief van de Staatssecretaris, waarin de 40% en dergelijke genoemd worden, wat hem betreft niet akkoord is. Hij zegt: ik wil weer terugvallen op de 85% en een jaar overbrugging. Is hij dan ook bereid om aan de Staatssecretaris te vragen of zij zekerheid wil geven voor meer jaren dan alleen dat ene jaar, waarbij de onzekerheid toch nog blijft bestaan over wat er daarna gaat gebeuren?

De heer Bosman (VVD): De essentie van het verhaal is dat ook de partijen zelf niet weten wat ze meerjarig willen en wat het meerjarig moet gaan kosten en opleveren. In dat jaar heb je alle tijd nodig om daar heel stevig op uit te komen en uiteindelijk tot de conclusie te komen dat dit het dan ook echt is. Vervolgens moeten we met z'n allen een handtekening zetten en zeggen: dan zijn we echt klaar met z'n allen. We kunnen nu ook zeggen dat we het een beetje gaan proberen, dat we het wel zien en dat de Staatssecretaris maar een toezegging moet doen voor een periode van meerdere jaren, maar ik ben van mening dat we structureel terug moeten. Er moet een structurele oplossing komen. Dat zeg ik ook. Er moet een duurzame oplossing komen in relatie tot visstand en visserijmogelijkheden. Die relatie is er nu niet. Die moet terug. Daar moeten wel goede afspraken over komen. De VVD is heel helder. De sector zal heel duidelijk moeten zijn, eenduidig, over wat men wil ten aanzien van welke kosten op welke termijn. Je moet daar wel gezamenlijk in optreden. Daarnaast zullen ook andere partijen moeten meedenken over de mogelijkheden voor vulling van het transitiefonds.

De heer Dijkgraaf (SGP): Op zich is het een goede lijn om terug te gaan naar die 15%. Volgens mij is er wel eenduidigheid in de sector in de zin dat gezamenlijk gevonden wordt dat er een meerjarige oplossing moet komen, die de Staatssecretaris zelf ook niet uitsluit. Kernvraag daarbij is of je vindt dat de overheid daarbij een financierende rol heeft: moet het een koude of een warme sanering worden en moet er een uitkoop komen, ja of nee? Je kunt er allerlei andere termen aan koppelen, zoals compensatie, maar ik noem het liever een warme sanering. Vindt de VVD dat in het plan – natuurlijk moeten de vissers ook een aantal dingen doen – de overheid een taak heeft bij het langjarig financieren van zo'n warme sanering?

De heer Bosman (VVD): Ik ben geen voorstander van de term «sanering». Daar ben ik heel simpel in en heel duidelijk over. Als we over een sanering praten, kunnen we ook praten over het saneren van de bouw, de bakkerijsector en dergelijke, want dat zijn allemaal sectoren die het moeilijk hebben. Het is belangrijk dat we dit wel zien in het kader van natuur. Dit is immers een natuurmaatregel. Ik denk dat er sprake is van natuurcompensatie. De VVD vindt dat je in het kader van dat aspect praat over een verbetering van de visstand aan de hand van een natuurcompensatiemaatregel door vissers te compenseren voor hun verlies. Dat is het verschil. De basis is een natuurcompensatieregeling. Daar gaat het om. Ik was nog iets vergeten te zeggen naar aanleiding van de vraag van de heer Slob. Hij vroeg of het plan nu terzijde moet worden geschoven en er alleen naar die 15% mag worden gekeken. Dat ligt aan de opstelling van de sector. Op het moment dat daar nee wordt gezegd, houdt het op. Het moet echt van twee kanten komen. Een gesprek voer je samen, van twee kanten.

De heer Dijkgraaf (SGP): Aan de ene kant zegt de heer Bosman duidelijk dat hij een warme sanering niet ziet zitten. Daar ben ik het niet mee eens, maar hij is wel duidelijk. Aan de andere kant zegt hij dat compensatie wel zou kunnen, ook voor meerdere jaren, maar dan vanuit de natuurkant. Dat kan ik mij vanuit de financiering voorstellen; de overheid heeft het ook zelf gedaan. Als je de netto contante waarde van het geleden verlies over de komende jaren compenseert, koop je volgens mij uit. Het ligt eraan voor hoeveel jaren je dat doet. Is er sprake van een inhoudelijk verschil tussen wat de heer Bosman zegt en een warme sanering of ligt het eraan hoe je het vormgeeft?

De heer Bosman (VVD): De warme sanering is een keuze. Je kunt zeggen dat je de bouwsector gaat saneren. Dat is een keuze. De oorzaak van de problematiek van de visserijsector is natuurwetgeving. Het is geen keuze om te gaan saneren, nee, het is het gevolg van natuurwetgeving. Vanwege de natuurwetgeving ontstaat er een probleem bij de visserij. Dat is natuurcompensatie. In het kader van een betere visstand en verbetering van de biodiversiteit stellen we een compenserende maatregel in.

De heer Geurts (CDA): Ik vind het een aardige gedachte van de heer Bosman over natuurcompensatie, maar ik kan die niet helemaal plaatsen. Ik trek aan de hand van het verhaal van de heer Bosman de conclusie dat de VVD-fractie volmondig het standpunt van de Staatssecretaris zal steunen. Er spelen discussies rondom vergunningen, bijvoorbeeld rondom de natuurbeschermingsvergunning. Die moet op korte termijn verleend worden, want anders hoeft men dit jaar helemaal niet meer te vissen. Hoe kijkt de heer Bosman daartegen aan? Ik verwacht dat als we op deze lijn doorgaan, er rechtszaken gaan komen.

De heer Bosman (VVD): De heer Geurts legt mij allerlei dingen in de mond. Dat is ongepast en niet terecht. Er wordt gezegd dat ik de lijn van de Staatssecretaris volmondig zal steunen. Dat kan twee dingen inhouden. Voor hetzelfde geld zegt de Staatssecretaris dat er nog een mogelijkheid tot een gesprek is. Dan heeft zij mijn volledige steun. Als zij zegt dat er geen mogelijkheid is tot enig gesprek omdat de sector nee zegt, heeft zij ook mijn volledige steun, en waarschijnlijk ook die van de heer Geurts, aangezien we niet anders kunnen. Dat lijkt mij dus niet meer dan logisch. Over de initiële vergunningen hebben we op 1 juni een brief gekregen waarin staat dat het is geregeld. Ik heb niet het idee dat er nu direct een probleem gaat ontstaan.

De heer Geurts (CDA): Het probleem ontstaat wel, want er moet tussen nu en twaalf weken een natuurbeschermingsvergunning worden afgegeven. Dat zit nu in een soort gedoogconstructie. Daarover maak ik mij wel enige zorgen. Als wij geen helderheid scheppen, gaat dat ook mis. Ik verwacht dat er juridische zaken gevoerd gaan worden als wat voorligt, blijft voorliggen.

De heer Bosman (VVD): Dat is de keuze van ieder persoon. Je kunt zeggen dat dit niet mag, maar als iemand naar de rechter wil stappen, dan moet diegene dat vooral doen. We zien dan wel wat de uitspraak van de rechter wordt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik dacht eraan om er een gemene opmerking over te maken in mijn eigen betoog, maar dan is de heer Bosman al weg, dus dat zou wel heel gemeen worden. Ik ben benieuwd waar de VVD het bewijs ziet dat het opschrijven van een wet waarin staat dat we de natuur moeten beschermen, ervoor zorgt dat het slecht gaat met de vissen in het IJsselmeer. Zo'n wetenschappelijk verband heb ik nog nooit gezien, maar de VVD zegt hier wel dat het slecht gaat met de vissen in het IJsselmeer omdat we natuurwetten hebben. Ik zie het verband niet helemaal. Misschien wil de heer Bosman die woorden terugnemen omdat ze wat ondoordacht waren.

De heer Bosman (VVD): De VVD denkt altijd goed na over haar woorden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Daar merk ik nooit wat van.

De heer Bosman (VVD): Ik ken mevrouw Ouwehand ondertussen wel een beetje. In het rapport staat het letterlijk: door de verbeterde waterkwaliteit is er een verminderde visstand. Mevrouw Ouwehand heeft het zelf ook gelezen; het staat er gewoon in. Ik zeg niks nieuws en het is niet mijn eigen verzinsel. Ik heb het uit een rapport van een aantal mensen die er echt zorgvuldig over na hebben gedacht. Zij hebben dat gewoon gezegd. Daarnaast praat ik ook weleens met wat vissers. Zij zeggen: tja, het water is hier zo helder. Ik verwijs ook naar het achtuurjournaal van twee dagen geleden. Daar was een man die een emmer water pakte en zei dat je het water bijna kunt drinken. Veel meer hoef ik toch niet te vertellen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is toch iets anders dan zeggen dat de natuurwetgeving ervoor heeft gezorgd dat het slecht gaat met de vissen in het IJsselmeer. De heer Bosman weet vast ook dat de studies naar fosfaat verschillende kanten hebben. Dit is zeker niet de enige kant. We kunnen wel fosfaatbemesting doen, maar dan is er een grote kans op giftige algen. Dan hebben we wel vissen, maar die zijn dan dood. Die kun je wel opvissen en tot veevoer vermalen, maar dat is ook de oplossing niet.

De voorzitter: Wat is uw vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Iets meer nuance zou ik wel fijn vinden. De regels die we hebben waarin staat dat we de natuur moeten beschermen, zijn er om ervoor te zorgen dat er voldoende vissen zijn. De heer Bosman weet dat ook, dus misschien kan de VVD haar toon een beetje matigen. Het is voor het debat over natuur dat we nog uitgebreid gaan hebben in de Kamer ook niet zo constructief als we de natuurbescherming steeds de zwartepiet toespelen.

De voorzitter: Volgens mij is er geen vraag gesteld, mijnheer Bosman. U mag er uiteraard wel op reageren.

De heer Bosman (VVD): Ik wil er inderdaad wel op reageren, want er worden nu allerlei uitspraken gedaan alsof wij het niet zouden respecteren. Natuurlijk is de natuur belangrijk. Alleen, het verschil tussen ons en de Partij voor de Dieren is dat wij vinden dat de mens onderdeel is van de natuur en dat alle producten van de mens onderdeel zijn van de natuur. De Partij voor de Dieren zuivert alles het liefst eruit. Het onderdeel «mest» hoort ook bij de natuur. Die moet ook in de sloot. Daar groeien ook beesten en dieren van. Mest moet ook op het land. We zijn het land aan het verarmen en we zijn het water aan het verarmen. Echt, die hele keten zijn we aan het vernielen door de zaak zo zuiver te maken.

De voorzitter: Wij wensen de heer Bosman veel succes met zijn verdere werkzaamheden en verplichtingen.

Het woord is aan de heer Dijkgraaf.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. De heer Bosman heeft het al gezegd, maar ik had het eigenlijk al boven mijn betoog gezet: snorkelbeleid. Die term komt uit een brief die Minister Schultz gisteren aan de Kamer heeft gestuurd. Ik citeer: «Meren in het IJsselmeergebied zijn zo helder dat er gesnorkeld kan worden.» Minister Schultz noemt dat zelfs ecologisch herstel. Het moet eigenlijk niet gekker worden: de vis eruit en de snorkelende recreant erin. Is dát de ecologische visie van het kabinet? Ik hoop en ga ervan uit dat het antwoord daarop nee is. Ik zou de Staatssecretaris wel willen horen over het achterliggende beleid. Het is toch zo dat allerlei andere maatregelen die de overheid heeft genomen, zoals vismigratie via de Afsluitdijk, minder paaigronden en minder voedsel in het water, ertoe geleid hebben dat dit probleem er is? Dat brengt mij tot de conclusie dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft om dat probleem op te lossen.

Ik vond het winst dat het masterplan er lag en dat er breed gedragen ingegaan werd op een forse reductie van de schubvisvangst. Het is voor het eerst dat dit zo breed gedragen is. In de afgelopen week was er allerlei discussie hierover en kreeg ik hierover allerlei e-mail. Vanuit de sector heb ik niemand horen pleiten voor meer dan 15%. Misschien hebben anderen andere signalen opgevangen, maar ik heb die niet. Iedereen ziet wel dat er een heel forse reductie moet komen. Daarom was ik verrast dat de Staatssecretaris ineens met 40% kwam voor de periode van 1 juli 2014 tot 1 juli 2015. Wat is daarvan de onderbouwing? Als je nu 40% reductie toepast, is er grote kans dat natuurorganisaties naar de rechter stappen en dat dit vernietigd wordt omdat het te weinig reductie is. Daarmee zou je de boel helemaal op slot zetten. Wat is de gedachtegang achter de 40% en hoe verhoudt dat percentage zich tot rapporten van IMARES?

Wij zijn met dat voorstel, 40% in combinatie met niet-compenseren, niet akkoord. Juist het Rijk heeft vanuit Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water de opgave om een gezonde visstand te realiseren. Dat is een gezamenlijke opdracht. De natuur die we daar hebben, moet mooi zijn en er moeten genoeg vissen zwemmen. Het aantal visbedrijven moet aangepast worden aan de visstand. We willen dat de Staatssecretaris naast een stevige vangstreductie met compensatie werk gaat maken van een warme herstructurering. Ik vraag de Staatssecretaris om de bereidheid uit te spreken hiervoor financiële middelen vrij te maken, bijvoorbeeld in het kader van natuurherstel. Waar een wil is, is een weg. Dat dit in overleg met de sector moet, is glashelder. Dat het in een akkoord moet, als het even kan met de sector, is wat mij betreft eveneens glashelder.

Ik kom te spreken over de regeling grote vistuigen. Daar is heel veel gebeurd en veel aangepakt. Het probleem zat bij verschillende hobbyvissers, die een paar hectare viswater huurden. Daar is van alles gebeurd. Er is ruimte geboden voor samenwerking van deeltijdvissers in coöperatieverband. Die handschoen is opgepakt. Freeriders zijn aangepakt. Maar nu is de Staatssecretaris niet tevreden. Als ik het goed begrijp, wil ze de huidige vijf coöperaties de facto verbieden. Ik ben niet overtuigd van de onderbouwing daarbij. De bottomline is duurzaam visstandbeheer, maar in de evaluatie is daar nauwelijks naar gekeken. Vangsten en hoeveelheden uitgezette jonge vis worden geregistreerd, maar volgens mij is met deze gegevens niets gedaan. Het is prima als de Staatssecretaris de voorwaarden voor gebruik van grote vistuigen door coöperaties aanscherpt. Zij mag dat echter alleen doen als dat in de praktijk aantoonbaar fout gaat; er moet wel een probleem zijn. Ik hoorde van een coöperatie die een groot afgesloten gebied in beheer heeft en zelf last heeft van enkele externe beroepsvissers, die enkele hectaren viswater in haar gebied huren. Verder moet rekening worden gehouden met bestaande rechten. Het gaat soms om heel oude, historische rechten. Daar kun je toch niet zomaar doorheen fietsen. Ook deeltijdvissers halen een deel van hun inkomen uit de visserij en hebben de afgelopen jaren investeringen gedaan. Ik vraag de Staatssecretaris om een pas op de plaats te maken en eerst maar eens duidelijk te maken waar het in de praktijk fout gaat. Dan kan de regeling daar zo nodig op aangepast worden. Volgens mij is een goede middenweg mogelijk.

De Staatssecretaris negeert de zogenaamde tonggrens en wil voor het proefproject pulsvisserij het visgebied verkleinen. Zo duwt zij onnodig een belangrijk visgebied voor de tongvisserij buiten de begrenzing. Dat is onwenselijk. De tonggrens is goed onderbouwd en door Brussel vastgelegd. Ik vraag de Staatssecretaris om deze grens aan te houden.

De voorzitter: U hebt nog één minuut.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat lukt wel.

Ik heb drie zorgpunten over de aanlandplicht. Ten eerste. De Noordzee-RAC, de regionale adviescommissie voor de Noordzee, maakt zich grote zorgen over de herziening van de technischemaatregelenverordening. Het lijkt erop dat deze verordening nauwelijks wordt aangepast aan de aanlandplicht en dat er alleen maar extra regels bij komen. Dat mag niet gebeuren. Gaat de Staatssecretaris met deze kritiek naar Brussel en zit zij hier bovenop?

Ten tweede. Binnenkort moeten de betrokken lidstaten gezamenlijke discardplannen voor de pelagische visserij naar Brussel sturen. Wij horen dat de pelagische RAC breed gesteunde adviezen heeft uitgebracht, maar we krijgen ook het signaal dat lidstaten die naast zich neerleggen. Ik ga ervan uit dat Nederland zich maximaal inzet om ervoor te zorgen dat deze adviezen wel overgenomen worden. Kan de Staatssecretaris dat bevestigen?

Ten derde. De aanlandplicht blijft inhoudelijk gewoon een slecht verhaal. Ook wetenschappers wijzen hierop. Blijft de Staatssecretaris hier achter de schermen aandacht voor vragen, ook om meer ruimte te krijgen voor een haalbare invulling van de aanlandplicht?

De voorzitter: We gaan luisteren naar het lid Geurts van de CDA-fractie, maar elk moment kan de stemmingsbel gaan, dus mogelijk moet ik hem onderbreken om de vergadering te schorsen.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Misschien verrassend, maar ik begin met het Masterplan Toekomst IJsselmeer. Allereerst spreek ik mijn dank uit aan de partijen die daaraan meegewerkt hebben: de overheden, ngo's, Sportvisserij Nederland en de producenten. In het bijzonder spreek ik mijn dank uit aan mevrouw Van Kampen, want zij heeft met haar club knap werk geleverd.

Ik kom dan op het punt waar mevrouw Ouwehand niet zo blij mee zal zijn, maar ik heb in een eerdere bijdrage al aangegeven dat het slecht gaat met de visstand in het IJsselmeer. Daarmee zal zij het nog wel eens zijn. Het water van het meer is gewoon te schoon, waardoor er minder voedsel is. Dat vertellen de geleerden. Het staat ook in dit rapport, het masterplan. Ik heb het in eerdere AO's aangegeven. Als de algen afwezig of minder voedzaam zijn en het water te helder is, dan komt er minder vis. Dat is een van de oorzaken waardoor er minder vis zit in het IJsselmeer. Als overheid doen we er iets aan. Zo is er een nieuwe vistrap in de Afsluitdijk. Ik vind dat bemoedigend en dank de Staatssecretaris dat zij dat ondersteunt. Dat kan de visstand verder helpen. Maar is het voldoende? In het rapport wordt gesproken over een gordiaanse knoop. Toen ik dit AO voorbereidde vroeg ik mij af of we in dit AO met z'n allen die knoop verder gaan ontwarren.

Ik denk dat men goed zijn best heeft gedaan met het masterplan, maar het komt nu ook op wat politieke wil aan. In gesprekken in de aanloop van dit AO is mij wel gebleken dat er heel veel frustratie en wantrouwen zit bij de partijen. Ik zit nog niet zo lang in de Kamer, maar dit was mij al heel helder, mede gezien de voorgeschiedenis. Ik vind het mooi dat deze partijen wel bereid zijn om tot afspraken te komen. Ze hebben laten zien dat ze tot afspraken willen komen, maar alleen dat laatste stukje lukt op dit moment niet. Dan vraag ik mij af hoe het zo kon mislopen op dit laatste stukje. De vraag of het kabinet voor het masterplan is, komt bij mij op. Ik vraag de Staatssecretaris daarom rechtstreeks of zij voor het masterplan is en hoop dat zij daar antwoord op geeft. Er ligt een plan. Als je echt werk wilt maken van het IJsselmeer en alles wat daarbij hoort, dan zou je zeggen dat je dat plan gewoon gaat uitvoeren. Ik realiseer mij dat die transitie niet zonder slag of stoot gaat, dat het geld kost en dat er boter bij de vis moet komen. Waarom kiest de Staatssecretaris niet voor een stevige reductie van de schubvisvangst, mogelijk met een warme transitie? Misschien kan zij daarop ingaan.

Ik heb nog een aantal technische vragen. In de brieven van de Staatssecretaris staan reductiepercentages. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom zij tot deze percentages is gekomen? Wat is daar de reden van? Voor het CDA is een duurzaam herstel van het IJsselmeer van groot belang voor natuur, recreatie en toerisme. Ik heb de brief van de ambtsgenoot van de Staatssecretaris over het snorkelen nog niet gelezen, maar daar heeft de heer Dijkgraaf al terecht dingen over opgemerkt. Het is belangrijk voor het toerisme. Er is ook een traditie op het IJsselmeer. Afgelopen zaterdag was ik op Urk. Die traditie trekt veel toerisme en veel werkgelegenheid aan rondom het IJsselmeer. Hoe gaan we om met de sociaaleconomische component, die het IJsselmeer voor de omliggende gemeenten heeft? Ik denk daarbij aan Urk en Harderwijk, maar ik kan meer plaatsen noemen, tot in Friesland aan toe. Daar moeten we oog voor hebben. Dat miste ik enigszins in de brief. Heeft de Staatssecretaris of hebben haar ambtenaren met de diverse gemeenten gesproken over de vraag of ze mogelijkheden zien om bij te dragen aan het gebeuren rondom het IJsselmeer?

Ik ben duidelijk geweest over de relatie tussen nutriënten en de visstand. Dat is niet alleen op het IJsselmeer aan de orde, maar ook op andere plekken in Nederland. Mogelijk heeft de Staatssecretaris inzage in de relatie tussen nutriënten en de visstand in andere Nederlandse binnenwateren. Als de Staatssecretaris die heeft, zou zij die dan aan de Kamer beschikbaar kunnen stellen?

De complimenten over de pulsvisserij hebben we in het verleden al uitgedeeld. Ik zal die niet herhalen, maar ze zijn er nog steeds. De heer Dijkgraaf sprak er net al over rondom de tong, maar daar kom ik zo meteen even op terug. Ik zie dat er met pulsen op schol en tong gevist, maar dat er op bepaalde plaatsen minder garnaal zit. Ik was laatst op werkbezoek bij de garnalenvisserij. Die maakt zich zorgen over de relatie tussen puls en garnalen, of er genoeg garnalen blijven en of het systeem van pulsen voldoende functioneert voor de garnalen. Er komt een proefproject. Kan de Staatssecretaris erop ingaan of dat proefproject ook voor de garnalen oplossingen kan bieden? Er zijn namelijk veel zorgen.

De voorzitter: U hebt nog één minuut.

De heer Geurts (CDA): De heer Dijkgraaf sprak net al over de beroepsvistuigen. Het wordt steeds moeilijker gemaakt voor deeltijdberoepsvissers om hun visgronden te benutten. Het wordt steeds moeilijker gemaakt om als coöperatie samen te werken. Misschien zeg ik het te hard, maar dan word ik wel gecorrigeerd door de Staatssecretaris: waarom wil de Staatssecretaris geen coöperaties van deeltijdberoepsvissers? Dat beeld kwam een beetje uit de verhalen op mij af. Ik hoop dat het niet zo is, en dan zal de Staatssecretaris het wel tegenspreken, maar ik hoor dan graag hoe het wel zit.

Dan de kwartaalrapportage tot en met het visserijfonds. Ik dank de Staatssecretaris dat zij een regeling bedacht heeft voor de jonge vissers, net zoals voor de jonge boeren en jonge tuinders. Dat is top. Ik ben tevens blij met de coöperatieve houding om onderzoek te doen naar het uitvoeren van de aanlandplicht, want er zijn nog best wel wat problemen op te lossen. Ik zag laatst een Iers rapport over de aanlandplicht dat er ook niet om liegt. We hebben dus nog heel wat werk te doen.

Daarmee kom ik op de ruimtelijke afbakening van de tonggrens. Ik begrijp echt niet waarom het kabinet ervoor kiest om het gebied te verkleinen waarin op tong gevist mag worden. Dat is gewoon heel slecht voor Nederland.

Ik denk dat ik nog een paar seconden heb, voorzitter.

De voorzitter: U bent over uw tijd heen, dus graag afronden.

De heer Geurts (CDA): Dan ga ik afronden. Ik heb een vraag over de afname van vis en vissoorten. Ik heb gehoord dat dit te wijten zou zijn aan zandsuppletie en andere predatoren, met name op de Waddenzee. Heeft de Staatssecretaris een overzicht van hoe het aantal predatoren, zoals zeehonden en aalscholvers, zich bijvoorbeeld op de Waddenzee door de jaren heen hebben gedragen? Zo ja, zou zij dat met de Kamer willen delen?

De voorzitter: Dan gaan we nu luisteren naar het betoog van de geachte afgevaardigde van de ChristenUnie, de heer Slob.

De heer Slob (ChristenUnie): Dank u wel voor deze aankondiging, voorzitter.

Voorzitter. Ik heb drie onderwerpen. Ik begin met de aanlandplicht, een dossier waar al ontzettend lang over gesproken is. Wij kennen de Staatssecretaris als iemand die heeft gezegd te zoeken naar – ik geloof dat het zelfs haar eigen woorden zijn – de rek en de ruimte in de regelgeving. Dat is een mooie omschrijving. De vissers moeten deze maand hun plannen voor de pelagische visserij indienen bij de Europese Commissie. De heer Dijkgraaf gaf al aan dat er signalen zijn dat de lidstaten nauwelijks uitzonderingen zouden willen toestaan terwijl we weten dat de Pelagische RAC in een advies aandringt op een ruime toepassing van de zogenaamde de-minimusregeling. Ik vraag de Staatssecretaris om in de plannen voor de Noordzee de rek en de ruimte maximaal te zoeken.

Ik ben benieuwd hoe het zit met de te maken afspraken tussen de lidstaten over de handhaving. Volgens mij hangt dat nog steeds en kunnen we straks met verschillende regimes te maken krijgen op de Noordzee. Hoe gaat dat? Dat is toch een nog wat open vraag.

Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de opmerkingen over de gebiedsafbakening en de tonggrens.

Mijn tweede onderwerp heeft te maken met de regeling voor de beroepsvistuigen. Ik ben er eens stevig ingedoken. Ik begrijp niet zo goed wat er gebeurt met de visserscoöperaties. Ze dreigen op deze manier in één klap hun visinkomsten kwijt te raken. Ik mis een goede onderbouwing daarvan, een onderbouwing waardoor je zegt: ja, dat is logisch, het moet op deze manier. Ik hoor graag van de Staatssecretaris wat hier gaande is. Het is best lastig om de beroepsvissers gelijk van de coörporatievissers te onderscheiden omdat ook beroepsvissers soms deeltijdvissers zijn. De coörporatievissers verdienen daar nog een boterham aan. Je zou toch denken dat je ook naar de vangstcijfers kijkt. Hoe gaat de Staatssecretaris om met het recht op eigendom? Kortom, ik heb hier heel wat vragen over, mede omdat de coöperaties een aantal heel mooie nuttige extra taken hebben, zoals het tegengaan van stropen en het bestrijden van de exotische rivierkreeften. Graag krijg ik nog wat opheldering over dit onderwerp.

De stemmingsbel gaat inmiddels, maar ik denk dat ik mijn betoog nog wel kan afmaken. Dat lukt wel, want we kunnen hard lopen.

Ik heb de brief over het IJsselmeer gelezen en weet dat de Staatssecretaris er keihard aan gewerkt heeft om de partijen bij elkaar te houden. Ik complimenteer haar daarvoor, want dat is een inspanning die zij gepleegd heeft met haar mensen. Maar wat er nu ligt, kan het volgens mij niet wezen. Ik zeg dat er maar gewoon hardop bij. Het gaat om een getrapte aanpak, waarbij de 40% uit de lucht komt vallen; er is niet echt een onderbouwing voor. We weten allemaal dat dit juridisch gezien allemaal heel kwetsbaar is. Ik heb het dan nog niet eens over de vraag of dit de duurzaamheid zal gaan bevorderen, wat toch de insteek was in het masterplan. Daarbij heeft men elkaar indertijd wel kunnen vinden.

De voorzitter: Mijnheer Slob, ik krijg net een telefoontje. We moeten nu echt naar de zaal.

De vergadering wordt van 15.37 uur tot 15.45 uur geschorst.

De voorzitter: De heer Slob was aan het woord. We geven hem vier minuten spreektijd, want hij moet nog een stukje terugvallen.

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. We hebben net over drie moties gestemd. Ze zijn alle drie verworpen, maar dat terzijde.

Ik was gebleven bij het IJsselmeer en had al aangegeven dat ik waardering heb voor alle inspanningen, maar dat wat er nu ligt, de getrapte aanpak, het gewoon niet kan zijn. Ik mis de onderbouwing van de 40%. We weten dat het juridisch kwetsbaar is, maar ook dat allerlei doelen die we willen bereiken en die in het masterplan goed omschreven staan, op deze manier echt niet bereikt zullen worden. We komen in een juridische wirwar terecht. Dat moeten we niet willen. Ik zou heel graag wel het masterplan weer als uitgangspunt willen nemen, nadrukkelijk zonder dat we gelijk allemaal getallen erop plakken, hoewel er natuurlijk wel geld ligt. We moeten de intentie uitspreken dat we met elkaar gaan proberen om meerjarig geld beschikbaar te krijgen, meer dan wat er nu al ligt. Dat hoeft inderdaad niet alleen allemaal van de overheid vandaan te komen. Ik heb zelf in mijn schriftelijke vragen aangegeven – de Staatssecretaris heeft die beantwoord – dat er misschien ook nog wel voeding voor dat transitiefonds te vinden is in een deel van de opbrengst van de delfstofwinning of andere exploitaties, zoals windmolens in het IJsselmeergebied. De Staatssecretaris meldt in de antwoorden: dat is juridisch niet mogelijk, punt. Ik zou daar graag enige onderbouwing van willen hebben. Het moet onze opdracht zijn om niet met een oplossing te komen die geen oplossing is, maar we moeten er gewoon uit gaan komen. Daarbij mag best een beroep gedaan worden op de partijen eromheen. We moeten zorgen dat er meer geld gaat komen dan alleen wat er nu ligt, zonder dat we gelijk weer in allerlei getallen vast komen te zitten.

Ik hoop niet dat dit weer een vervolg gaat krijgen van blijven hangen en blijven hangen. Volgens mij is er dan geen enkele winnaar meer en zijn er alleen verliezers, terwijl er wel wat moet gebeuren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. In een andere context, namelijk die van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de derogatie, heb ik al eens tegen de Staatssecretaris gezegd dat ze het niet heel snel goed kan doen. Het gebeurt niet vaak dat iedereen tevreden is. Vanwege heel andere redenen dan de vier voorgaande sprekers is de Partij voor de Dieren niet te spreken over de plannen met het IJsselmeer.

Eerder is al onderkend dat het slecht gaat met de vissen in het IJsselmeer en dat we moeten ingrijpen. We hebben het masterplan gezien. Dat is niet misselijk. Daarin staat dat een moratorium van drie jaar moet worden ingesteld om de schubvissenpopulatie de gelegenheid te geven om zich te herstellen. Een alternatief voor een volledig moratorium is de beperking van de visserij-inspanning tot maximaal 10% van de huidige. Daar zijn nadelen aan verbonden. Het pleidooi is om nu op te houden met vissen voor drie jaar, om de populaties de kans te geven om te herstellen en om daarna zo voorzichtig mogelijk te doen. Als ik dan de brief van de Staatssecretaris lees, waarbij ik haar uiteraard complimenten geef voor haar inzet, want ik weet dat zij eraan getrokken heeft, dan vind ik die heel teleurstellend. De visserij-inspanning wordt de komende periode voor een jaar teruggebracht naar 15%. Dat gaat geen resultaat bewerkstelligen als we herstel van de populaties willen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is eenvoudig en simpel: waarom laat zij zich adviseren als zij vervolgens de adviezen in de wind slaat? Ik begrijp dat het moeilijk is en dat er verzet is vanuit de sector. Ik heb alle begrip daarvoor, maar we kunnen niet onderhandelen met de basis van de natuur. Die vissen komen echt niet uit zichzelf terug als wij niet respecteren dat de visserijdruk te hoog is en dat we zullen moeten ingrijpen omdat straks anders alles verdwenen is. Ik zou de Staatssecretaris een steuntje in de rug willen geven als zij juist wel verder wil met maatregelen om de visbestanden in het IJsselmeer te laten herstellen. Ik hoop dat zij zelf ook de onderzoeken heeft gelezen die Staatssecretaris Bleker indertijd heeft laten uitvoeren. Het fosfaatverhaal is mij wel bekend hoor, maar het is niet zo makkelijk om met fosfaatbemesting de visstand te laten groeien en intussen gewoon door te laten vissen. Ik hoop dat de Staatssecretaris in haar beantwoording even duidelijk maakt dat het een fabeltje is – we zagen het helaas uitgebreid op het NOS-journaal zonder kritische noot of whatsoever – dat het fosfaatbeleid de vissen in het IJsselmeer de nekslag zou hebben gegeven. Graag krijg ik een uitgebreide reactie op dit punt.

De Staatssecretaris heeft indertijd toegezegd, waarvoor dank, dat zij onderzoek zou doen naar de omvang van het probleem van highgrading. Daar was ik blij mee, maar ik heb het gevoel dat het nu op oneigenlijke gronden van tafel is. Er is geen sprake geweest van volledige waarneming, dus ik denk dat we nog steeds niet weten hoe groot het probleem nu is. Ik zou het op prijs stellen als we een echt onderzoek tegemoet kunnen zien zodat we weten wat er aan de hand is. Ik heb het gevoel dat we nu te snel zeggen dat het allemaal wel gaat.

Eurocommissaris voor visserij Maria Damanaki heeft terecht de problemen met drijfnetten aan de kaak gesteld. Steunt de Staatssecretaris het pleidooi, het voorstel van Damanaki om in te zetten op een volledig verbod op vissen met drijfnetten?

Dan nog een onderwerp in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid: de overcapaciteit. Greenpeace heeft een rapport uitgebracht. In 2006 rapporteerde Nederland dat de trawlervloot met twee stuks omlaag was gebracht. In de Nederlandse rapportage wordt geconcludeerd dat deze capaciteitsreductie leidde tot een betere balans tussen de vlootomvang en de grootte van de vispopulatie. Dat is goed nieuws, zou je denken, maar in werkelijkheid bleven de twee schepen, de Cornelis Vrolijk en de Margiris, gewoon varen, maar dan onder andere vlaggen, namelijk die van Engeland en Litouwen. Dat verandert dus niet zo veel aan de overcapaciteit. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij ook het varen onder andere vlag in het kader van de overcapaciteit in kaart wil brengen en jaarlijks wil rapporteren?

De Partij voor de Dieren maakt zich grote zorgen over de staandwantvisserij. In nota bene mijn eigen geboortedorp Katwijk zijn 100 of misschien wel 200 vergunningen afgegeven voor recreatief vissen met staand want, terwijl daar bruinvissen in doodgaan. We hebben een heel actieplan voor de bescherming van de bruinvis. Ik vind dat we het verbod op het recreatief vissen met staand want in de kuststrook gewoon weer moeten handhaven. Toenmalig Staatssecretaris Bleker heeft dat eerder afgeschaft. We zien grote problemen ontstaan. Van de evaluatie waar de Staatssecretaris het over heeft, ben ik niet zo onder de indruk. De gemeente zou dan zelf moeten rapporteren of er problemen zijn. Ik kan vertellen dat de gemeente Katwijk heus geen brief gaat sturen waarin zij eerlijk zegt dat het eigenlijk toch niet zo heel goed gaat en dat de vergunningen toch maar wat moeten worden ingeperkt. Ik krijg graag een reactie van de Staatssecretaris op deze punten en druk haar op het hart wat we eerder aan de hand hebben gehad bij de discussie over de mosselvisserij op de Waddenzee. Toen heeft een van de natuurschrijvers van ons land gezegd dat de Waddenzee geen particulier viswater is. Dat geldt ook voor het IJsselmeer. Het zijn natuurgebieden waarvoor we collectieve verantwoordelijkheid dragen. Als het niet goed gaat, moet de verantwoordelijkheid voor het behoud van de natuurwaarden en herstel van de natuurwaarden vooropstaan, hoe moeilijk dat ook in de praktijk te realiseren is. Ik hoor graag van de Staatssecretaris dat dit de leidraad wordt. Ik ben van harte bereid om haar daarin te steunen, maar dan zal zij wel wat moeten doen, want de brief die er nu ligt, is echt onder de maat.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik kom niet uit Katwijk maar uit Katlijk. Dat ligt in Friesland.

Allereerst een heel serieuze zaak rondom de problematiek van het IJsselmeer. Het masterplan is er helder over: in feite is elke bevissing die we daar nog doen al overbevissing. Zo'n situatie vraagt om een heel gedegen, structurele aanpak. Naar mijn beleving is men vorige week al een heel eind gekomen, zeg ik met alle bewondering voor alle partijen die daar aan tafel zaten en hopelijk blijven zitten. Ik verwacht ook dat we met de «85%/15%»-constructie en alle voorstellen die daaraan waren gekoppeld, zoals de 2,5 miljoen minus de € 340.000 compensatie, het sluiten van spieringvisserij en een voorstel voor het herstel van natuur en recreatie, daarin voortgang zullen boeken. Ik vind het voorstel van de Staatssecretaris teleurstellend – volgens mij vindt iedereen dat – juist omdat we heel dicht tegen de oplossingsrichting aan zaten. Ik zou heel graag van de Staatssecretaris weten welke mogelijkheden zij ziet om toch weer terug te komen bij het «85/15»-plan en alle partners weer aan tafel te vragen om een maatregelenpakket samen te stellen zoals dat er eerder al uit zag met daarin de compensatie, geld voor natuurdoelen, het beheersysteem enzovoorts. Welke kansen zijn er nog? Ik verwacht dat we elkaar voor de rechter gaan treffen als het minder is. Dat is een veel slechtere situatie.

Ik denk dat we heel ver komen met goede vismigratie bij de Afsluitdijk. Ik spreek bij dezen mijn complimenten voor dat initiatief uit, maar ik wil ook heel kritisch zijn. We zitten immers nog met het Haringvliet. Hoe ver is het daarmee? Kunnen we een voortgangsrapportage krijgen over deze situatie?

De migratie van paling en zalm blijft zorgelijk. Twee punten in ons land zijn zelfs heel zorgelijk: de waterkrachtcentrales Linne en Lith. Ik heb al eens een motie ingediend over de tijdelijke sluiting in de trekperiode en over innovatie bij experimenten. In haar brief schrijft de Staatssecretaris dat men een eigen norm heeft, maar die norm is dat de sterfte beneden de 10% moet liggen. Dat ligt die daar zeker niet. Ik heb mij laten vertellen dat de sterfte zelfs ver boven de 20% ligt. Dit moet anders. Ik wil daar graag toezeggingen over van de Staatssecretaris.

De kwestie rondom de zeebaars is al een langjarig probleem. Het is een nichemarkt. Volgens mij duurt het niet zo lang meer voordat we ook daar een masterplan voor nodig hebben. Zelfs met de interim-maatregelen gaat het niet de goede kant op. Er is geen doorrekening van het interim-plan. Ik zou graag weten of de Staatssecretaris het met mij eens is dat die doorrekening er wel moet komen, net als een evaluatie van het pakket van deze maatregelen. Absoluut punt van aandacht hierbij is, zoals ik al meldde toen ik nog echt woordvoerder visserij was, de aanpak van de illegale visserij op zeebaars. Handhaving en toezicht kunnen niet strak genoeg zijn. Dat zit vooral aan de kant van de handel. Bij de Visserijwet hebben we ook een amendement gemaakt waarmee geregeld is dat degene die de vis verkoopt, restaurant of handelaar, moet bewijzen dat de vis niet illegaal is verkregen. Wat gaat de Staatssecretaris eraan doen om deze aanpak te bewerkstelligen?

Over de grote vistuigen is al genoeg gezegd, maar ik heb het idee dat we met de grote vistuigen precies de verkeerde kant op gaan. Het oorspronkelijke doel was om vast te houden aan een inkomens- en een hectarecriterium. Hoe kunnen we dat weer voor elkaar krijgen? Ik heb het idee dat we daarvan juist alsmaar meer afdwalen en dat we met grotere visserijtuigen ook in die gebieden blijven vissen terwijl dat niet meer de bedoeling was.

Wat betreft het recreatief vissen met staand want, is mijn vraag of dit het nu is. Er zitten heel grote verschillen in: van een heel klein aantal aanvragen tot idioot veel. Gaan we hierop monitoren? Kortom, wat wordt het vervolg?

Mijn laatste punt betreft – hoe kan het ook anders – mijn zorg over de waddenvisserij. Er zijn heel goede ontwikkelingen met betrekking tot geïntegreerde kleinschalige visserij. Dat past heel goed bij dat gebied. We zien echter met lede ogen aan dat het geld van de nieuwe subsidieregeling bestemd is voor de uitvoering van het rijksbeleid. Het lijkt erop alsof daar een heel grote drempel tussen komt. Voorheen was er het EVF, de oude regeling, waarin innovatievoorstellen konden worden gedaan. Ik zou graag willen dat het Rijk ook naar dit type visserij de handreiking doet om haar te helpen om innovatie vanuit het rijksbeleid en deze regeling mogelijk te maken. Dat is een goede koers voor de innovatie die daar gaande is en waarvan men het idee heeft dat die niet langer gesteund wordt.

De voorzitter: Omdat ik ook nog heel even graag het woord wil voeren namens onze vissermannen, draag ik het voorzitterschap even over aan de heer Dijkgraaf van de SGP.

Voorzitter: Dijkgraaf

De voorzitter: Tot slot is het woord aan de heer Graus.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter ...

De voorzitter: Hebt u een punt van orde, mevrouw Ouwehand?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nee, ik heb meteen een vraag over de inbreng van de heer Graus.

De voorzitter: Dat is wel bijzonder aangezien de heer Graus nog niet begonnen is, maar het Reglement van Orde staat het toe.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik was een beetje verbaasd over de aankondiging van de heer Graus over zijn inbreng. Hij wil hier spreken namens de vissermannen. Ik mag aannemen dat de heer Graus zich een volksvertegenwoordiger voelt en dat hij de belangen van de samenleving als geheel weegt. Of gaat hij hier sec een visserijbriefje voorlezen?

De heer Graus (PVV): Ik spreek altijd in het belang van het land waar ik ook heel trots op ben. Ik ben een patriot. Als je een patriot bent, spreek je ook namens de vissermannen. Die mensen staan er ook garant voor. De vissermannen staan gelijk aan patriotten en mensen die het land dienen. Ook dienen ze het dierenwelzijn ten opzichte van de rest van de wereld. Vandaar.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Met dat laatste ben ik het niet eens, maar het is goed dat de heer Graus zich realiseert dat hij hier niet een seculier belang kan dienen.

De voorzitter: Ik heb moeite om neutraal te blijven.

De heer Graus (PVV): Ik zeg het gewoon eerlijk: ik zit hier namens de vissermannen die de PVV een warm hart toedraagt. Het zijn jongens waar je nooit last van hebt. Het zijn harde werkers. Het zijn families die keihard meewerken, die nooit hun hand ophouden, die alleen maar hebben moeten incasseren en moeten inleveren. Ik sta inderdaad voor die jongens. Dat is gewoon zo. Dat mag ik als volksvertegenwoordiger gewoon zeggen. Wij mogen die keuze maken.

De voorzitter: De heer Graus begint met zijn betoog.

De heer Graus (PVV): Voorzitter. De heer Bosman heeft al gesproken over de uitkoop van 4 tot 15 miljoen. Daar gaat mijn eerste vraag over. Wat gaat er gebeuren? Hoeveel is er nodig? Wat is er nu echt nodig voor een warme sanering? Ik heb daar geen zicht op. Ik begrijp ook dat de vissermannen daarvoor hun boeken moeten opendoen. Sommigen willen dat wel, maar anderen niet. Dat zal uiteraard wel moeten.

Wij zijn ook voor een warme sanering, mocht een sanering überhaupt nodig zijn. Wij gaan niet akkoord met die 40%. Ik betwijfel of het onderzoek klopt. IMARES zou er niet voor de eerste keer naast zitten. Laten we daar dus voorzichtig mee zijn. Waarom zou IMARES nu wel gelijk hebben? Ik wil dus sowieso een second opinion, want ik geloof het niet.

De heer Dijkgraaf heeft gesproken over snorkelwater en de heren Geurts en Bosman hebben gesproken over drinkwater. Het is natuurlijk ook te triest voor woorden. Ik heb me in het verleden wel eens verdiept in bacteriën en de voedselhuishouding onder water. Ik weet dat als iets te hygiënisch is, dat het dierenwelzijn niet ten goede komt. Dat is ook in stallen het geval. Te veel hygiëne is ook niet goed voor de voortplanting en werkt sterfte in de hand. Wij hebben jarenlang te veel geïnvesteerd in te schoon water. Dat is niet goed. We hebben het altijd over voedsel in water, maar ook de bacteriën zijn nodig. Je hebt niet te schoon water nodig.

Ik sluit me aan bij de woorden van mijn collega's van het CDA, de SGP en de ChristenUnie over de regeling voor grote vistuigen, de pulsvisserij, de pelagische visserij en de aanlandplicht voor tong. Ik ken de inzet van de Staatssecretaris voor de pulsvisserij. Zij heeft gevochten als een leeuw. Ik heb het idee dat Nederland op dat gebied heel ver vooroploopt en nog wel eens wordt gebasht en gefrustreerd, ook door de Europese Unie. Ik weet dat de Staatssecretaris aan de zijde van onze vissermannen staat. Ik hoop dat ze dat blijft doen.

Ik wil graag een passage uit een brief van een visserman voorlezen. «Wij zijn bang dat we voor de zoveelste keer het kind van de rekening worden. De ngo's hebben reeds gedreigd ons voor de Raad van State te slepen, met alle gevolgen van dien. Het kan zo simpel zijn. We zijn wederom bereid om heel veel visrechten in te leveren ten gunste van het herstel van de natuur en de visstand, maar we willen logischerwijs wel gecompenseerd worden. Hiervoor bestaat een maatschappelijk draagvlak. Waarom wordt deze hardwerkende groep in een hoek gezet. We rekenen op uw steun.» Deze brief is geschreven namens de UK 122, de UK 322, de UK 422 en de overige IJsselmeervissers. Ik heb toestemming gevraagd om de nummers van de vissersschepen te noemen. Die heb ik gekregen.

De Staatssecretaris stelt 40% voor. Sommige vissers willen zelfs tot 85% gaan, op voorwaarde dat compensatie plaatsvindt. Vervolgens keurt de Staatssecretaris het visplan af, omdat het niet ver genoeg gaat. Wie kan hier nog soep van koken? Een visserman schrijft dat het ongehoord is dat ondernemers op 4 juni van de overheid te horen krijgen dat ze op 1 juli met de bedrijfsvoering moeten staken. Dat is niet tijdig. Dat kan natuurlijk niet. Dat ben ik helemaal met hen eens. Onze vissermannen leven al jaren in onzekerheid, zij hebben te maken met een onzekere en niet-werkbare situatie. Ze willen gewoon weten waar ze aan toe zijn en in welke vistuigen ze moeten investeren om vergunningen te behouden of te verkrijgen.

Ik heb zojuist al het voorbeeld van de pulskorvissers genoemd. Hoe lang en met welk bedrag worden de vissersfamilies gecompenseerd? Wat is mogelijk? Ze moeten voldoende voorbereidingstijd krijgen om andere economisch rendabele activiteiten te kunnen ontplooien. Hoeveel geld is nodig om de gevolgen van het masterplan of van andere voorstellen van de Staatssecretaris voor de vissersfamilies die al decennialang vissen op het IJsselmeer, te compenseren? Ze willen best een jaar compensatie accepteren, maar ze willen pas tekenen als ze een perspectief hebben voor de lange termijn. Welke kosten worden uit het transitiefonds betaald? De PVV wil dat er op zeer korte termijn een kabinetsreactie komt, waarin concreet wordt ingegaan op de voorstellen van de vissermannen met betrekking tot het herstel van de visstand. Dat is heel belangrijk. Ik wil echt dat de Staatssecretaris zelf met de belangenverenigingen om de tafel gaat zitten. Welk budget is er voor de uitkoop van visrechten? Op welke manier zullen ze worden gecompenseerd?

Ik hekel al sinds 2006 de Brusselse bemoeizucht en het gemeenschappelijk visserijbeleid. We zullen ervoor blijven pleiten dat alle EU-belemmeringen jegens onze vissers worden weggenomen.

De voorzitter: U hebt nog 1 minuut en 45 seconden.

De heer Graus (PVV): Ik wil nog even iets zeggen over het water. We hebben veel berichten ontvangen waaruit blijkt dat het water veel te schoon en te helder is. Het is daardoor voedselarm. Ik heb niemand gehoord over de bacteriën, maar die zijn zeker zo belangrijk. De vis voelt zich niet in het voedselarme water thuis en groeit er ook niet. Ook niet-beviste soorten verdwijnen. De vissermannen krijgen wel altijd de schuld, maar dat is dus helemaal niet terecht. Ook niet-beviste soorten verdwijnen immers. Daar worden vervolgens de vogels ook weer de dupe van. Dat is dus niet enkel aan de vissermannen te wijten, die nu wel weer de rekening moeten betalen. De huidige Natuurbeschermingswetvergunning loopt binnen een paar weken af. Voor de aanvraag staat dertien weken. De vissers hebben van de betrokken provincie Friesland respijt gekregen, maar wat gaat er gebeuren? Kan de Staatssecretaris daar een reactie op geven? Ik vind dat er veel te veel onderling wordt uitgevochten, terwijl dat in de Kamer moet gebeuren. Er wordt nu ook gedreigd met de Raad van State. Dan wordt het nog veel erger. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe een en ander kan worden voorkomen? «Natuurpanikisten» en milieuterroristen kunnen vaak beslissen over ons cultureel en nationaal erfgoed, over onze vissermannen, die een grote economische bijdrage leveren. Ik heb daar erg veel verdriet van. Ik zie de bui al hangen. Ik wil de Staatssecretaris vragen om met een acceptabel maatregelenpakket te komen, waarin alle partijen zich kunnen vinden en waarin zeker ook de vissermannen een grote stem moeten krijgen.

Voorzitter. Ik wil het hier voorlopig even bij laten. Mijn slotwoord luidt als volgt. Vissers geven niet alleen economisch gewin, ze zorgen niet alleen het best voor het dierenwelzijn, meer dan welke vissers ter wereld ook, maar ze behoren ook tot ons nationaal en cultureel erfgoed.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb een korte interruptie. Er wordt door de PVV een beeld neergezet dat de vissers allemaal grote jongens en vrouwen zijn. Wat mij betreft, zijn ze dat ook, maar het gaat hier over het IJsselmeer en over de problematiek dat daar helemaal geen vis meer is.

De voorzitter: En uw vraag is?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Wat is volgens de heer Graus dan de echte oplossing? Ik heb nog een deelvraagje. De PVV is tegen Europa. Zij heeft een hekel aan Europese regels. Is de heer Graus ook tegen de Europese subsidies voor de visserij?

De heer Graus (PVV): Ten eerste, wij zijn niet tegen Europa maar tegen de Europese Unie. Dat is een heel groot verschil. Dat wordt door de media iedere dag fout verwoord. We hebben niets tegen Europa, wij hebben iets tegen de Europese Unie. We willen geen provincie worden van Brussel. Dat is ons verhaal. We zijn wel voor economische samenwerking.

Mevrouw Jacobi vraagt of wij tegen de subsidies zijn. Zolang wij de grootste nettobetaler per hoofd van de bevolking zijn – dat geldt dus ook voor onze vissermannen – zullen wij proberen om zo veel mogelijk subsidies naar ons land te halen. Dat heb ik altijd gezegd. Ik heb dat al vanaf 2006 gezegd. Ik ben op dat punt nooit gedraaid, ik ben er altijd eerlijk over geweest. Zolang wij de grootste nettobetaler zijn, zal ik alles proberen voor onze boeren en vissers. Dat is logisch, want we zijn de grootste nettobetaler. In principe zou ons land echter beter af zijn als ze niet met al die wet- en regelgeving, met die Brusselse bemoeizucht, te maken krijgen en gewoon kunnen ondernemen. Met minder wetten en regels zijn ze netto beter af. Dat hebben wij ook al een keer laten uitzoeken. Dat is zo. De tijd zal dat leren. Ik geloof dat heel veel vissermannen daar ook achter staan.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik begrijp dat de heer Graus tegen de Europese Unie is, maar dat hij wel het geld wil. Ik heb nog gevraagd naar een oplossing voor het IJsselmeer.

De heer Graus (PVV): Ik ben voor dezelfde oplossing. Ik deel die mening. Ik ben afgelopen zaterdag met de heren Slob, Geurts en Dijkgraaf en de dijkgraaf in Urk geweest. Ik ben daar tot 19.00 uur blijven hangen en heb met heel veel vissermannen gesproken. Niemand van die jongens heeft gezegd dat zij het er niet mee eens zijn. Zij zien zelf ook dat er iets moet gebeuren. Ik heb zojuist ook voorgelezen dat een van de vissers uit Urk heeft geschreven dat ze zelfs bereid zijn om tot 85% te gaan, als ze maar gecompenseerd worden. Dat deelt niet iedereen, dat geldt voor enkele vissers. Daar pleiten wij voor. Dat zeggen wij ook. Wij zullen bij de begrotingsbehandeling proberen om via een amendement of hoe dan ook een financiële dekking te vinden. Ik weet zeker dat meerdere collega's dat willen. Daarom heb ik ook gevraagd hoeveel geld er nodig is. Dat mag het ministerie uitzoeken, want daar hebben wij te weinig mankracht voor. Dan ben ik bereid om samen met collega's naar een oplossing voor de vissermannen te zoeken. Ik ben er 100% van overtuigd dat de christelijke partijen er ook zo over denken. Die dekking zal worden gevonden. Dat is onze oplossing.

De voorzitter: De Staatssecretaris vraagt om een schorsing van vijf minuten.

Voorzitter: Graus

De vergadering wordt van 16.12 uur tot 16.17 uur geschorst.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik heb vier blokken waar ik iets over wil zeggen. Ik wil graag beginnen met de situatie op het IJsselmeer. Ik wil vervolgens spreken over de aanlandplicht en het gemeenschappelijk visserijbeleid. Mijn derde blok betreft de coöperaties van vissers en in het vierde blok behandel ik de overige onderwerpen.

Voordat ik overga tot de beantwoording van de individuele vragen rondom alles wat betrekking heeft op het masterplan, is het goed om even te schetsen waar ik nu sta, hoe ik de afgelopen weken heb ervaren en waarom de brief er ligt zoals deze er ligt. Ik denk dat dit van belang kan zijn voor de Kamer. Ik stel vast dat er, gezien de dramatisch slechte visstand op het IJsselmeer, eigenlijk al jarenlang aanleiding is om iets te doen. Ik kan niet zo goed overzien waarom dit niet gebeurd is, maar ik moet wel vaststellen dat er tot nu toe in ieder geval geen actie is ondernomen. Laat dus volstrekt helder zijn dat ik meer dan bereid ben om in het belang van de natuur, maar ook in het belang van toekomstige vissers, actie te ondernemen. Daarover hoeft, wat mij betreft, dus geen discussie te worden gevoerd.

Ik heb vervolgens het masterplan ontvangen. De heer Geurts stelde mij een terechte vraag. Ik wil met hem waardering uitspreken voor alle partijen die daar een bijdrage aan geleverd hebben, en in het bijzonder voor mevrouw Van Kampen. De analyse die in het masterplan wordt gemaakt, komt heel dicht bij de manier waarop ik naar de situatie kijk. Maar men komt vervolgens in het masterplan met een oplossing die geen oplossing kan zijn. Dat hebben mijn mensen van begin af aan ook volstrekt duidelijk gemaakt. De heer Bosman heeft terecht gezegd dat het niet zo kan zijn dat er van overheidswege een sanering/uitkoop plaatsvindt. Dat is toch een principieel punt, en niet alleen maar een financieel punt. Daar gaat het over.

Er is een aantal redenen waarom dat niet kan worden gedaan op de wijze zoals in het masterplan wordt voorgesteld. Om te beginnen zou dat een precedentwerking hebben, ook naar andere visserijsectoren toe, die ook regelmatig dit soort verzoeken doen. Ik heb uit Zeeland wel eens dergelijke verzoeken ontvangen en ik krijg die ook uit andere delen van het land. Als we het hier doen, waarom dan niet op al die andere plekken? Dat is één ding. Ten tweede staan de regels van het Europees Visserijfonds het ook niet toe dat wij via rijksmiddelen bijdragen leveren aan directe sanering/uitkoop. Daar is dat visserijfonds niet voor bedoeld. Ten derde zouden we daarmee ook de situatie krijgen dat er een toets moet komen vanuit de Europese Commissie of er misschien geen sprake zou zijn van – wat men noemt – ongeoorloofde staatssteun. Ik zal later tijdens mijn betoog ingaan op de oorzaken van het probleem. Ik wil ook graag iets zeggen over de vraag, wie daar dan de rekening voor betaalt. Ik heb daar, net als de leden, een opvatting over.

De noodzaak bestaat om de visserijdruk te verminderen. Het probleem is echter, en dat heb ik ook steeds uitgelegd aan alle partners en betrokkenen, dat de gedachte dat de Staat uitkoopt, dat dat de oplossing is, geen begaanbare route is. Vervolgens komt de vraag aan de orde, wat dan wel de oplossing is. Daarover hebben wij met elkaar tot twee keer toe in een bestuurlijk overleg gesproken. Daarbij hebben wij twee dingen vastgesteld. Er is een mogelijkheid om het eens te worden over het verminderen van de visserijdruk en wellicht zelfs over het percentage waarmee dat zou moeten gebeuren. Dat zou dan ook op basis van cijfers van IMARES gebeuren. Ik zal later tijdens mijn betoog overigens nog ingaan op het feit dat ook nog andere instanties daarnaar hebben gekeken. Dat is op zichzelf een doordacht percentage. Daartegenover zou dan echter moeten staan dat we zeker weten dat dat niet in juridisch getouwtrek eindigt. Dat dreigt voortdurend van beide kanten te gebeuren. Ofwel natuurorganisaties vinden dat er te veel visserijdruk is. Maar ook andersom kunnen vissers vinden dat ze belemmerd worden in hun economische mogelijkheden en daarmee naar de rechter stappen. Eigenlijk is dat niet goed.

Het probleem is natuurlijk ook nog de tijd. De heer Geurts heeft terecht gezegd dat er op een gegeven moment natuurlijk wel een besluit moet worden genomen. De Kamer zal het met me eens zijn dat zelfs al zou je op zoek willen gaan naar een langeretermijnoplossing, je die natuurlijk nooit voor de zomer hebt gevonden. Om die reden heb ik aan de partijen voorgesteld: laten we om te beginnen gewoon een jaar tijd kopen. En dan bijna in de letterlijke zin van het woord. Dat zouden we kunnen doen door een percentage reductie van de visserij te nemen waarin 85% van de partijen zich kan vinden. Ik heb dat voorstel ook heel uitgebreid in de brief verwoord. Dat zou ook niet leiden tot een juridische inzet van bijvoorbeeld natuurbeschermingsorganisaties of mensen die van vogels houden. Tegelijkertijd zouden we dan moeten borgen dat de sector zelf ook aanvaardt dat dat jaar er is. Om die reden heb ik gewoon heel simpel laten uitrekenen wat de omzet van de visserij nu is. Die is € 400.000 per jaar. Als je op 85% daarvan zit, zit je dus op € 350.000. Dat stellen we dan beschikbaar, omdat we daarmee een jaar lang met elkaar de economisch gederfde inkomsten als het ware compenseren. Dat kan ook nooit alleen maar vanuit ons komen, dat zou een gezamenlijke inspanning moeten zijn waar ook de provincies aan meedoen. Die zijn daar overigens ook toe bereid geweest. Dat heb ik zeer op prijs gesteld. Dan zouden we in dat jaar op zoek kunnen gaan naar – wat verschillende van de leden hebben genoemd – een meer duurzame oplossing. Je hebt daar immers tijd voor nodig. Zelfs als je zou willen zoeken naar andere instanties die een bijdrage kunnen leveren aan natuurcompensatie en aan wellicht zelfs het uitkopen van visrechten via de private lijn, dan heb je dat niet voor 1 juli geregeld.

Ik ben ook teleurgesteld in het feit dat het niet gelukt is om tot een akkoord te komen. Ik zeg één ding: er is geen sector in dit land die een aanbod krijgt om een jaar lang mee te kunnen praten, terwijl de onkosten die men heeft helemaal vergoed worden. Zij kunnen in dat jaar gewoon meedenken over de toekomst en over de mogelijkheden die er zijn en wij kunnen die vervolgens met elkaar verkennen. Voor mij geldt uiteraard dat ik daarbij een aantal principiële problemen heb waar ik niet overheen kan stappen, en de Kamer volgens mij ook niet. De leden kunnen dat misschien wel in politiek opzicht, maar zij lopen in de praktijk dan toch echt tegen een aantal barrières aan. Tegelijkertijd zouden we dan met de partijen met wie we om de tafel zaten, gewoon eens rustig kunnen kijken naar het transitiefonds en naar de vraag of er andere instanties zijn die dat kunnen vullen. Het gaat daarbij ook om de vraag hoe we dat op een zodanige manier kunnen vullen dat ook recht wordt gedaan aan de mensen die een economische bestemming vinden op het IJsselmeer. Hoe doe je dat op een ordentelijke manier, die ook rechtdoet aan de positie van zowel de overheid, die gewoon ook tegen een aantal grenzen oploopt, als anderen die misschien wel een bijdrage zouden willen leveren?

De heer Bosman heeft gevraagd of dit aanbod er nog steeds ligt. Mijn antwoord daarop is «ja». Het aanbod zoals ik dat in de brief heb verwoord, ligt er nog. Ik denk dat de Kamer mij en alle partijen kan helpen om dat aanbod ook werkelijkheid te laten worden. Als de Kamerleden samen zouden uitspreken dat dit aanbod misschien toch een heel redelijk aanbod is, zou dat wellicht bij deze of gene kunnen leiden tot een heroverweging om dat jaar te nemen. Dat zou mij een lief ding waard zijn. Ik kan goed verdedigen waarom de terugvalpositie in de brief is zoals die is, maar het is ook niet mijn voorkeurspositie. Dat moge duidelijk zijn.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik begrijp dat woorden als «sanering» en «uitkoop» wat beladen zijn. De Staatssecretaris geeft ook aan dat we geen precedenten moeten scheppen. We kunnen natuurlijk een hele discussie gaan voeren over de kokkelvisserij. Er worden nu bijvoorbeeld ook discussies gevoerd over de garnalenvissers op de Waddenzee. Ik stel voor dat we dergelijke discussies nu even parkeren en ons gewoon gaan concentreren op het woord «compensatie». Dat woord gebruikt de Staatssecretaris zelf ook, ook in haar brief. Zij wil wel compenseren voor zo'n eerste jaar, letterlijk om tijd te kopen om te bekijken of je eruit kunt komen. Maar het probleem is natuurlijk dat als je na dat jaar geen perspectief ziet, als het allemaal echt heel onzeker is, het natuurlijk gewoon heel lastig is om die stap te zetten. We weten immers allemaal dat het geld dat er nu is, nog niet voldoende is. Ik hoor ook bedragen die zo hoog zijn dat die waarschijnlijk onhaalbaar zullen zijn, maar het transitiefonds zal toch op verschillende manieren gevoed moeten worden. Daar zal toch wat perspectief voor geboden moeten worden, teneinde ook die eerste stap te kunnen zetten. Is de Staatssecretaris bereid om aan te geven dat zij in dat jaar ook wil bekijken of zij zelf ook een bijdrage zou kunnen leveren voor het vervolg? Ik begrijp overigens heel goed dat anderen dan ook mee moeten doen. Samen erin stappen en samen een jaar op pad gaan betekent ook samen bijdragen.

Staatssecretaris Dijksma: Er zijn twee dingen. Nogmaals, de heer Slob zegt dat we het even terzijde kunnen plaatsen. Voor mij komt het heel precies. Wij hebben te maken met ofwel precedentwerking ofwel Europese regelgeving. Het kan dus nooit zo zijn dat de overheid uitkoopt of saneert. Wij hebben wel alvast 1 miljoen in het transitiefonds gestopt en wij hebben ook met partijen vastgesteld dat het heel wel denkbaar is om dat jaar te gebruiken om te bekijken of we daar meer middelen voor kunnen vinden. Dat zouden eventueel ook middelen van ons kunnen zijn, maar nooit alleen.

Ik vind het onterecht dat de heer Slob zegt dat er perspectief moet worden geboden. Dat lag er immers al. Dat jaar tijd neem je immers niet voor niets. Dat is aan de onderhandelingstafel ook wel degelijk gewisseld. Maar wat men mij vraagt, is niet iets meer perspectief maar de garantie op uitkoop. Dat moeten we vandaag echt helder op tafel hebben. Daar zit het probleem, want die garantie geef ik niet. En de Kamer moet die garantie ook niet geven, want dan gaan we echt heel grote problemen krijgen. Wij hebben gezegd dat we met elkaar perspectief willen bieden, dat we vaststellen dat de overheid daar nooit alleen voor kan staan, dat we het op een slimme manier moeten doen, dat we daar een jaar de tijd voor hebben en dat we er dus in dat jaar zelfs voor zorgen dat niemand daar economische schade van ondervindt. Ik begrijp dan eerlijk gezegd niet wat we nog meer moeten doen. Het is eigenlijk een aanbod dat je niet kunt weigeren, maar dat is toch gebeurd. Dat vind ik heel jammer.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb zelf aangegeven dat er vergelijkbare situaties zijn geweest waarbij wel heel nadrukkelijk uitkoop heeft plaatsgevonden. De kokkelvisserij is het meest duidelijke voorbeeld. Ik heb zelf destijds het debat daarover in de Kamer gevoerd. Het gaat er hier uiteindelijk om dat er straks gewoon voldoende middelen beschikbaar zijn om de schade die aangericht wordt, te kunnen compenseren. Het gaat natuurlijk om een enorme reductie van de vangst, waar de vissers zich ook aan willen verbinden. 85% is niet kinderachtig. Ik zou zelfs tegen mevrouw Ouwehand willen zeggen: tel uw zegeningen, dat hebt u nog nooit meegemaakt. Er zitten hier partijen aan tafel die zeggen: geen 40% maar 85%. Er moet dan alleen nog wel iets omheen gebeuren.

Er is natuurlijk een discussie over uitkoop, maar er is ook een discussie over de vraag of er straks wel voldoende middelen zijn om te compenseren en of die compensatie op een rechtvaardige manier kan gebeuren. We weten immers dat er ook vergunningen tussen zitten die al jaren niet meer gebruikt worden. Er zit dus heel veel lucht tussen, die er ook uit gedrukt moet worden. Er zitten partijen tussen die niet echt meer heel actief zijn. Maar er zijn ook partijen, die soms al generaties lang daar bezig zijn, die gewoon heel graag door willen gaan, die ook perspectief zien in deze visserij en snappen dat ze deze fase even moeten overbruggen, maar dan wel op een reële manier. Ik heb ze afgelopen zaterdag ook tijdens vlaggetjesdag op Urk gesproken.

De voorzitter: Ik wil nog even opmerken dat ook voor deze termijn geldt dat Kamerleden eventueel aan het einde van een blokje twee interrupties mogen plegen.

Staatssecretaris Dijksma: De heer Slob noemt eigenlijk alleen maar argumenten op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat het voorstel zoals dat in het begin van de brief wordt verwoord, gewoon een heel goed voorstel is. Dat had ook als oogmerk om een jaar de tijd te nemen om de toekomstmogelijkheden te verkennen. Dat moet niet voor maar twee of drie jaar gebeuren. Daar moeten we ook eerlijk over zijn. Het is natuurlijk geen kwestie van een moratorium voor drie jaar en daarna zien we wel weer. Dat is ook het probleem. Het verhaal gaat natuurlijk verder. Voor het verkennen van de toekomstmogelijkheden is tijd nodig. Dat geldt ook voor de mogelijkheden om met andere partijen het transitiefonds te vullen.

Ik heb echt geen twijfel laten bestaan over de mogelijkheden die daarbij aan de orde zouden kunnen zijn, maar wij moeten dat jaar wel nemen. Dat is echt nodig. Als we dat niet doen, zie ik geen andere weg dan het voorstel dat ik gedaan heb. En dat is niet mijn voorkeursoptie, net zoals dat niet de voorkeursoptie van de Kamer is. Ik zal zo meteen uitgebreid beargumenteren waarom dat dan de terugvaloptie is, en hoe die in elkaar zit. De leden hebben veel gesproken over een potentiële juridische inzet van de ene dan wel de andere partij. Dat is precies waar dit voorstel rekening mee houdt. Vandaar dat ik hierop uitkom. Nogmaals, het aanbod dat ik heb gedaan, staat nog steeds.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik denk dat de Staatssecretaris terecht zegt dat die slechte visstand niet uit de lucht is komen vallen. Daar zijn jaren overheen gegaan. We hadden in die jaren kunnen handelen, maar dat is om de een of andere reden niet gebeurd. Ik kan overigens wel raden wat de reden was – daar was ik zelf bij – maar het zij zo. Ik begrijp dus dat de Staatssecretaris voorstelt om een jaar tijd te kopen. Ik begrijp ook dat ze de Kamer vraagt om haar daarin te steunen. Ik maak me dan echter wel zorgen over de visserijdruk die er in dat jaar zou zijn. Het gaat dan niet om het tellen van zegeningen of om het zijn van rupsje-nooit-genoeg, het gaat dan gewoon om kantelpunten in de populaties. Dan denk ik dat 15% te hoog is. Uit de cijfers blijkt immers dat het voor een standstill 10% zou moeten zijn. Het mag hooguit 14% zijn, maar dat is wel riskant. Kortom, als ik het voorstel van de Staatssecretaris om een jaar te nemen om tot een goede oplossing te komen, zou willen steunen, dan mag er in dat jaar natuurlijk geen sprake zijn van een nog verdere verslechtering. Dan staan we na dat jaar gewoon echt met lege handen, namelijk een leeg IJsselmeer. Zit er nog beweging in dat aanbod?

Staatssecretaris Dijksma: Nee, die 85% is een percentage dat ik met de verschillende partijen besproken heb. Mijn indruk was, eerlijk gezegd, dat dat ook wel een percentage was waarop we elkaar konden vinden. We hebben dat percentage natuurlijk niet verzonnen. Het is ook een van de percentages die uit de rapporten van IMARES, mede gecontroleerd door Rijkswaterstaat, voortkomen. Ik begrijp wel dat mevrouw Ouwehand nog een grotere stap wil zetten, maar dit is wel een heel substantiële stap. Het is een stap die wetenschappelijk gevalideerd is. Ik begrijp dat die stap voor sommigen niet ver genoeg gaat, maar de stap is op zichzelf wel acceptabel en past ook bij de eerste stap die we zetten op zoek naar het op orde brengen van de visstand in het IJsselmeer voor een veel langere termijn. Ik stel vast dat we er niet zijn met een moratorium van drie jaar. Dat doet ook geen recht aan de situatie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik snap dat er een verschil zit in de keuzeruimte tussen de 10% en de 15%, maar dan blijft mijn vraag staan waarom de Staatssecretaris het over 15% heeft, terwijl ik uit de rapporten van IMARES begrijp dat het echt maximaal 14% mag zijn. Volgens mij moeten we niet marchanderen met de visserijdruk nu het daar zo nijpend is. Het aanbod van de Staatssecretaris staat nog steeds. Over die procenten kunnen we het dan nog even hebben. Er is voorts een plan, een terugvaloptie waar zij zo meteen nader op ingaat. Mijn vraag is of de Staatssecretaris daarbij nadrukkelijk wil ingaan op de vraag, waarom zij niet uitgaat van haar aanbod. Als niemand meedoet, kan dat nog steeds de beste weg zijn. Welke risico's lopen we met de populaties als we de terugvaloptie kiezen?

Staatssecretaris Dijksma: Ik zal die vraag meteen beantwoorden. Op het moment dat je aan reductie van visserij doet, moet je uiteindelijk altijd van proportionaliteit uitgaan. Dat betekent dat je ofwel komt tot een percentage waarvan duidelijk is dat beide kanten van het spectrum, zowel de natuurorganisaties als de vissers, daarover juridisch niet de degens zullen kruisen. Dan kun je heel ver gaan, ook meteen heel ver gaan. Dan kun je komen tot een percentage zoals ik dat in mijn aanbod heb genoemd. Als dat niet het geval is, ga je uit van het van overheidswege verantwoordelijkheid nemen en reductie toepassen. Daarbij speelt natuurlijk dat al jarenlang bekend is dat er iets moet worden gedaan. Dan zal de proportionaliteit van een voorstel worden beoordeeld en zal worden gevraagd: waarom ga je opeens van 0% reductie naar bij wijze van spreken sluiting en waarom bouw je geen geleidelijkheid in het voorstel in? Andersom kan worden gesteld dat je weet dat er iets moet gebeuren, en dat dat wel iets substantieels moet zijn. Dan komt het percentage dat ik in mijn terugvaloptie heb genoemd, als proportioneel naar voren. Als men van plan is om hierover juridisch de degens te kruisen, is mijn positie er in ieder geval één waarbij ik vanuit beide kanten kan beredeneren: ik handel en neem datgene wat er aan de hand is, zeer serieus, maar ik houd tegelijkertijd rekening met de effecten die dat met zich meebrengt. We praten hier immers wel over mensen die hun boterham verdienen. Dat laatste heb ook ik natuurlijk op mijn netvlies staan. Laat dat helder zijn!

De voorzitter: Ik zie dat mevrouw Jacobi ook wil interrumperen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Mijn interruptie betreft het laatste deel van het antwoord. Mevrouw Ouwehand heeft echter al gevraagd wat ik wilde vragen. Ik bewaar mijn interruptie dus liever nog even.

De voorzitter: Dan is het woord aan de heer Geurts voor een interruptie.

De heer Geurts (CDA): De Staatssecretaris is heel helder. Dat is te prijzen. Zij zegt dat de een-op-eenuitvoering van het masterplan een precedentwerking zou hebben. Zij heeft gesproken over Europese regels en een Europese toetsing. Ik heb het beeld dat er nog wel een aantal mogelijkheden zijn rondom transitie, maar voor de Staatssecretaris is het juridisch klip-en-klaar dat dit een precedentwerking heeft. Dat zegt zij niet zomaar, daar zal een juridisch advies aan ten grondslag liggen. Kan de Staatssecretaris dat met de Kamer delen? Ik neem aan dat de landsadvocaat een advies heeft gegeven over de wijze waarop in deze zaak moet worden gehandeld. Ik kom er maar gelijk op: ik denk dat er ook aanknopingspunten zouden kunnen zitten in arresten van de Hoge Raad. Ik verwijs naar de WHV, de Wet herstructurering varkenshouderij. De kokkelvisserij is zojuist al genoemd. Is er een mogelijkheid om dat advies met de Kamer te delen?

De voorzitter: Ik verzoek de leden om te proberen, de vragen korter te stellen.

Staatssecretaris Dijksma: Er is geen advies van de landsadvocaat, maar wij bespreken dit soort zaken uiteraard door met onze eigen juristen. Ik heb een optelsom aan argumenten gegeven. Het gaat allereerst om de vraag of we hier al dan niet te maken hebben met staatssteun. Die regeling kan door de toets komen, maar wat moet je doen om daarvoor in aanmerking te komen? Het gaat voorts om de precedentwerking. De heer Geurts verwijst nu naar een aantal voorbeelden uit het verleden. Ik zie dat op mijn bureau regelmatig vergelijkbare dossiers belanden en wil daar gewoon voorzichtig in zijn. Een derde argument is dat we met meerdere partijen, ook met private partijen, in een transitiefonds kunnen samenwerken. De sportvissers hebben ook gezegd dat ze een bijdrage willen leveren. Ik hoop van harte dat ze dat dan ook willen blijven doen. De heer Bosman heeft gevraagd of de natuurorganisaties ook middelen leveren. Het antwoord op die vraag is «nee». Ik zeg erbij: nog niet. Maar wat niet is, kan nog komen. Je weet maar nooit! Natuurlijk kunnen we ook in dat jaar kijken naar het transitiefonds en met elkaar bepalen hoe we dat zouden kunnen vullen. Voorts is er de vraag wie dat fonds uiteindelijk gaat beheren. Dat zou een private partij kunnen zijn. Dat hoeft de Staat helemaal niet te zijn. Sterker nog, het zou mijn voorkeur hebben als de Staat niet het beheer van zo'n transitiefonds in handen heeft. Dat maakt de weg ook wat meer vrij om in dat fonds ruimte te zoeken om oplossingen die hier worden bepleit, materieel te effectueren. Maar dan hebben we wel dat jaar nodig. Nogmaals, daar kan de Kamer ons bij helpen. Als we dat allemaal vinden, kan ik me niet voorstellen dat dat aan dovemansoren gericht is.

De heer Geurts (CDA): Het antwoord is op zichzelf duidelijk, maar ik wil nog een korte vervolgvraag stellen. Ik ben toch op zoek naar wat meer comfort om ook op de weg te komen die de Staatssecretaris graag wil bewandelen. Het is prima dat een juridische dienst zich erover heeft gebogen, maar is er een mogelijkheid om er toch nog eens goed naar te laten kijken? Er ligt een aantal arresten op grond waarvan de Staatssecretaris in mijn ogen minder bang hoeft te zijn voor precedentwerking.

Staatssecretaris Dijksma: De heer Geurts moet heel goed kijken naar de positie waarin hij de overheid manoeuvreert. Hij heeft zelf net van alles gezegd over de uitspraak die is gedaan in een recente zaak rondom de nertsen.

De heer Geurts (CDA): Die heb ik niet genoemd.

Staatssecretaris Dijksma: Die hebt u hier niet genoemd, maar u vindt er wel iets van. Dat weet ik. Ik wil niet in situaties terechtkomen dat we weer dit soort debatten krijgen. Dat hoeft ook niet. Nogmaals, er lag een aanbod om gratis een jaar lang mee te praten over de eigen toekomst. Ik zeg het maar even zo duidelijk mogelijk. En dan kun je na een jaar altijd nog zeggen: ik zie het perspectief niet, ik wil het anders. Of je kunt zeggen: dit is niet goed genoeg. De vraag is nu eigenlijk: waarom zou niemand dat jaar willen pakken? Ik denk dat we samen moeten zeggen: pak dat jaar!

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is een perfecte inleiding voor mijn interruptie. Ik ben blij dat de Staatssecretaris helder is. Volgens mij is een van de grote hobbels de onduidelijkheid over de langetermijnfinanciering. Dat kan ook niet anders, want je hebt dat jaar nu eenmaal nodig om dat voor elkaar te krijgen. Dat begrijp ik dus. Dat moet echter worden gekoppeld aan de vraag: als we samen dat jaar ingaan, leveren we dan niet ook juridische rechten in voor de periode daarna? Het zou mij helpen als de Staatssecretaris klip-en-klaar kan zeggen: we maken wel afspraken over de wijze waarop we dat jaar invullen, maar alle rechten en plichten voor de periode erna blijven gewoon overeind. Ik vind het woord «gratis» een heel mooi woord, want dat betekent dat je voor dat jaar afspraken maakt, maar niet voor de periode daarna.

Staatssecretaris Dijksma: Dat jaar is een overbruggingsjaar. Ik proef soms wel eens alsof ik daarmee denk dat ik ervan af ben, om het maar even heel plat te zeggen. Dat denk ik helemaal niet. Sterker nog, het begint nu pas. Dat is het probleem. Je kunt zo'n groot probleem dat nu voorligt, met alle haken en ogen die eraan vastzitten, nog los van de juridische positie van de Staat, natuurlijk nooit oplossen in een paar weken tijd en daarbij garanties gaan bieden. Ik kan dat niet, maar de Kamer kan dat ook echt niet. Als de Kamer denkt dat zij die garanties kan bieden, dan moet zij ook vaststellen dat niemand daar nu zekerheid over kan geven. Je kunt alleen je inzet tonen. Dan komt het ook aan op vertrouwen. Dat begrijp ik. Ik begrijp ook dat dat zeker in dit dossier niet op voorhand aanwezig is, maar als mensen dat jaar pakken, gaan wij niet zeggen: jullie zitten nu op 85%, er resteert dus nog maar een probleem van 15% visserijdruk. Dat is niet zo. De Kamer kent mij en weet ook dat ik niet zo werk.

De heer Dijkgraaf (SGP): Misschien is de volgende vraag overbodig, maar hij is, gezien de gevoeligheid van de materie, wel noodzakelijk. Stel dat we dat jaar met elkaar ingaan en na een jaar constateren dat het gewoon niet gelukt is, dat we er niet zijn uitgekomen. Dan hebben we ongetwijfeld een nieuw debat met elkaar. Dat zal tussentijds ook wel het geval zijn, maar dat zal zeker na dat jaar gebeuren. Dan is de uitgangspositie voor zowel de visserij als de Kamer en de Staatssecretaris in politieke en juridische zin exact hetzelfde als nu het geval is?

Staatssecretaris Dijksma: Ja.

De heer Dijkgraaf: Dank.

De voorzitter: Dan kunnen we nu verdergaan met het tweede blokje.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Er liggen nog heel veel technische vragen die ik wil beantwoorden. Maar ik kan dat ook niet doen!

De voorzitter: Ik hoor die antwoorden graag. Dan gaan we nog even verder met het eerste blokje over het IJsselmeer.

Staatssecretaris Dijksma: Zoals ik al aan het begin van mijn beantwoording zei: ik begin maar even met aan te geven waar ik sta, dan weten we dat van elkaar. Maar er is natuurlijk ook gewoon een aantal nadere vragen gesteld.

De heer Bosman kreeg veel steun toen hij vragen stelde over de waterkwaliteit versus de visstand. Vroeger was er sprake van algenbloei door een teveel aan voedingsstoffen. Dat was voor iedereen bijzonder hinderlijk. De afname van nutriënten in het water is het gevolg van afspraken die zijn gemaakt over de verbetering van de waterkwaliteit. Er is sprake van een toename van exoten die moeilijk, zo niet onmogelijk, beheersbaar lijkt te zijn. Ook dat is een zelfstandig probleem. Er komt in 2015 een actualisatie van de rapportage over de Kaderrichtlijn Water uit 2009. Met die getallen kunnen we de verklaringen zoeken voor de ontwikkeling van de vispopulaties. Dan kunnen we ook meer in detail aangeven wat er nu precies aan de hand is en hoe groot het effect is van de Kaderrichtlijn Water.

Ik heb de brief niet helemaal in detail voor ogen, maar schoon water is zeker niet het enige probleem. De heer Dijkgraaf verwees in dat kader naar het snorkelparadijs, of hoe je het ook zou willen noemen. Ik moet met mevrouw Ouwehand vaststellen dat er nog wel een paar meer oorzaken zijn waardoor de visstand is teruggelopen. Helder is wel dat we er iets aan moeten doen. Het is heel mooi om te zien dat we het daar in zo'n grote mate over eens zijn. Dat is in die zin ook wel eens anders geweest.

De heer Graus heeft gesproken over een second opinion. Zoals ik al eerder verklapte, heeft Rijkswaterstaat meegekeken. Rijkswaterstaat onderschrijft dus ook de cijfers zoals IMARES die naar voren heeft gebracht.

De heer Bosman heeft gevraagd wat ik aan herstel doe. Het is belangrijk dat wij daarvoor gezamenlijk voor langere tijd een goed verhaal neerzetten. Dat moet gebaseerd zijn op de cijfers zoals die wetenschappelijk worden aangeleverd. Ik zeg dit vooral in de richting van mevrouw Ouwehand. Zij ving mij net even op dat ene procent. Hoe zit dat? Het is altijd goed om dat even met elkaar uit te spreken. 15% is het gemiddelde over meerdere soorten en meerdere tuigtypen en de 14% waar mevrouw Ouwehand naar verwijst, is specifiek voor staand want ten behoeve van snoekbaars. Het klopt dus toch.

Ik sla alle vragen over het proces even over.

Er zijn een paar vragen gesteld over mogelijke partijen die een bijdrage zouden kunnen leveren aan het transitiefonds. Om nu niet in een onnodige discussie met de heer Slob te geraken, lijkt het mij gewoon goed om het komende jaar – als ons dat gegeven zou zijn – te verkennen welke partijen daar eventueel een bijdrage aan kunnen leveren. Ik heb geen principiële problemen met bijdragen. Het gaat erom dat mensen ook de bereidheid hebben om wat te doen. Dat moeten we dus echt nader uitwerken. We moeten kijken naar verschillende opties, maar ook naar de doelstelling van het transitiefonds. We zullen natuurlijk ook verdergaand moeten bespreken hoe we dat voor elkaar krijgen. Dat staat of valt ook allemaal met het feit dat beide kanten, zowel de natuurorganisaties als de vissers, in dat jaar gewoon ook aan tafel zullen moeten zitten en dus niet voor de rechtbank gaan staan. Dan gaat het immers niet werken. Daarom was mijn aanbod ook zo geformuleerd. We moeten daar wel zeker van zijn. Anders komen we uiteindelijk geen stap verder.

De heer Graus heeft gevraagd naar de genoemde bedragen. Het is gewoon lastig. De sportvisserij heeft vandaag weer een heel bijzonder persbericht uitgebracht waarin wordt gesproken over 4 miljoen. Het gaat om een bedrag van 4 miljoen, en dan zijn we van het hele feest af, van de schubvisserij. Vervolgens noemen ook Vogelbescherming Nederland en de Stichting Het Blauwe Hart dat bedrag van 4 miljoen. Het is voor EZ echt volkomen onduidelijk waar dit bedrag op gebaseerd is. We hebben geen idee. De sector spreekt over een bedrag van 10 tot 15 miljoen. Het is ook onduidelijk waar dat bedrag vandaan komt. En dan heb je nog het LEI. Dat wordt al wat preciezer en zegt: het zou voor de gehele visserij om een bedrag van circa 10 miljoen gaan, en het zou voor de schubvisserij om een bedrag van 3 tot 4 miljoen gaan. Dat is echter zeer onzeker, omdat er al lange tijd sprake is van dalende opbrengsten. We moeten daarbij ook nog aantekenen dat het LEI zich baseert op de cijfers van aanvoer. Zwarte vis zit niet in de cijfers. Het is dus gewoon allemaal ook wel wiebelig. Het is van belang om dat ook even te zeggen.

De voorzitter: Ik dacht dat u al eerder aan het einde van het blokje was. Anders had ik namelijk geen interrupties toegelaten. U bent nu wel aan het einde van het blokje. Er is een interruptie van mevrouw Jacobi.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik weet hoe het hoort: aan het einde van het blokje!

De spanning stijgt natuurlijk. Het gaat aan de ene kant om de belangen van de sector maar het gaat op dit moment bovenal om de belangen van het IJsselmeer. Het gaat om het herstel van de visstand, het herstel van de waterkwaliteit en migratie. Het is een heel complexe materie waarbij heel veel belangen, zoals die van de recreatieve sector en de watersector ...

De voorzitter: Wat is uw vraag?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Al die belangen vragen om een draagvlak. We zijn vrijwel allemaal het debat begonnen met de constatering dat we dat draagvlak een beetje te pakken hadden, maar dat de partijen nu allemaal toch wel teleurgesteld zijn over het aanbod dat op schrift staat. Gelukkig zit hier dan een Staatssecretaris die zegt: met mij valt absoluut verder te praten over het voorstel dat er lag, kort gezegd het voorstel inzake 85 en 15%. We moeten nog allerlei einddoelen formuleren, er spelen allerlei belangen. Het is mogelijk dat we met 90% van de partners het verdere traject ingaan. Hoe moet ik het zien als één partner niet meegaat, en de rest wel? Ik vind dat nogal complex. Ik hoop dat de Staatssecretaris een tipje van de sluier kan oplichten.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is precies de kern waar het om gaat. Het kan alleen werken als iedereen meedoet. Dit jaar pakken we alleen als de 75 vissers meedoen en de natuurorganisaties meedoen. Van de provincies weet ik het. Daar is geen twijfel over mogelijk. Ze moeten allemaal meedoen. Als er een paar mensen zeggen dat zij even buitenboord gaan hangen, ben ik genoodzaakt om terug te vallen op het voorstel waarvan iedereen zegt dat het niet ideaal is. Ik heb al gezegd dat het ook niet mijn voorkeur heeft. Dat is dan de terugvaloptie. Dan kan ik niet anders. Het is of meedoen of terug naar het voorstel zoals dat geformuleerd is. Volgens mij is het aan ons allemaal om iedereen ervan te overtuigen dat we dit jaar moeten pakken. Ik heb al gezegd onder welke voorwaarden kan worden meegedaan. Ik hoop dat ik eerder ook richting de heer Dijkgraaf duidelijk heb gemaakt dat het echt een goed bod is. Daar kun je geen «nee» tegen zeggen.

De voorzitter: Mevrouw Jacobi, kort.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Het is helder, voorzitter.

De voorzitter: Dat is nog eens meewerken!

Het IJsselmeerblokje is afgesloten. Dan gaan we nu door met het blokje gemeenschappelijk visserijbeleid en de aanlandplicht.

Staatssecretaris Dijksma: De heren Dijkgraaf, Graus en Slob hebben gevraagd of ik mij blijf inzetten voor rek en ruimte en een goed systeem. Ja, daar zet ik mij voor in. We hebben maandelijks overleg met de sector, de wetenschap en ngo's. Projecten uit het Europees Visserijfonds lopen nu voor 4,5 miljoen. Ik wil ook gebruikmaken van de mogelijkheden in het gemeenschappelijk visserijbeleid voor de de-minimisregeling. Daar zal ik me ook voor inzetten. Ik zal me voorts inzetten voor de ruimte voor vissoorten met hoge overlevingskansen. Langs die lijn zal ik opereren.

Er is een aantal vragen gesteld over de tonggrens. Met de nieuwe pulsvergunningen is het toegestaan te vissen op de Noordzee, ten zuiden van de 55° N.B.-lijn. Dit is een kleine inperking ten opzichte van het gebied waar de pulsvissers die al een vergunning hadden en de boomkorvissers op tong mogen vissen. Afgelopen jaren is in het gebied ten noorden van de 55° N.B.-lijn, waar de nieuwe pulsvissers niet mogen vissen, beperkt op tong gevist. Die noordgrens van 55° N.B. komt overeen met het compromis over de uitbreiding van de pulsvisserij dat in de Visserijraad is gesloten bij de besluitvorming over het nieuwe visserijfonds. Ik heb het over het voorstel dat kennelijk «by night» verdween. Daar zat dit compromis al in. Voor Denemarken, dat geen voorstander is van puls, was dit destijds een essentieel punt. Denemarken heeft onlangs ook gevraagd of vissers tijdens de reis kunnen omschakelen van conventionele visserij naar pulsvisserij. Dat is niet het geval. Hiermee geef ik aan hoe gevoelig het daar ligt. Ik geloof dat ook de heer Graus erop wees dat het soms gevoelig ligt. Ik kan de Kamer ervan verzekeren dat dit niet alleen het geval is in Denemarken.

De pulsvisserij en het proefproject liggen nu onder een vergrootglas. Wij hebben voortvarend geopereerd; dat heeft de Kamer gezien. Het lijkt mij van belang dat ik mij wel houd aan de afspraken die eerder in de Raad zijn gemaakt. Dat is essentieel voor het behoud van het internationaal draagvlak. Het is in ons aller belang, ook voor ons einddoel: volledige toelating van pulsvisserij en geen percentages meer. De grens geldt dus alleen voor het proefproject. Met conventioneel tuig kan er buiten deze grens worden gevist. Het is niet het mooiste verhaal, maar ik denk dat het uiteindelijk belangrijk is dat we het op deze manier doen.

De heer Geurts en de heer Graus hebben gesproken over de garnalenpuls. Een aantal vissers op de wachtlijst zou ook met puls op garnalen willen vissen. Naar verwachting gaat het om zes vissers. Daar is nog geen toestemming voor verleend, want de garnalenpulsvisserij bevindt zich in een wat vroeger stadium dan de pulsvisserij op platvis. Op experimentele basis is door vier vissers met puls op garnalen gevist. De uitkomsten hiervan zullen over een tijd beschikbaar komen. Dan kunnen we bekijken aan welke technische eisen garnalenpulstuig zou moeten voldoen. Dan kunnen we die techniek ook verder doorontwikkelen. De eisen zullen deze zomer kenbaar worden gemaakt. Pas daarna kunnen we opnieuw toestemming voor garnalenpuls verlenen.

Ik kom op de technische verordening en de RAC. De heer Dijkgraaf vroeg of ik mij ervoor inzet dat er geen extra regels komen. De technische maatregelen worden inderdaad aangepast aan de aanlandplicht. Mijn stelling is dat alleen datgene wat nodig is voor de implementatie, in die regels moet komen. De regels voor de vangstsamenstelling worden afgeschaft. Dat is natuurlijk positief. Ik zet mij in voor eenvoudige, controleerbare regels. Uniforme handhaving is van belang. Daar heeft de heer Dijkgraaf een punt. Dat zou misschien met cameratoezicht kunnen. Ik zal daar zo in de antwoorden op de vragen over highgrading nog iets over zeggen.

Onder anderen de heer Slob vroeg naar de regels rondom handhaving. Hoe loopt het nu? We hebben op regionaal niveau overleg over de uniforme controlemethode. Ook het visserijcontroleagentschap werkt aan de uitvoering van controles op de aanlandplicht en de inspectie daarvan. Voor ons is het level playing field heel belangrijk. Met dat in gedachten zitten wij daar aan tafel.

Ik kom op de adviezen van de RAC over de pelagische sector. De gesprekken met de verschillende lidstaten over de discardplannen lopen nog. De verzoeken van de Pelagic RAC lijken ruim. Ze worden nu meegenomen in de bespreking. Mijn voorstel is om de Kamer daar voor de zomer over te berichten en om dan ook mijn oordeel te geven.

De heer Slob wees op de maximale rek en ruimte. Ik ben mijn bijdrage over dit onderwerp daarmee begonnen. We doen het samen met de sector. De inzet bij de technische maatregelen is om het juist daar ook voor elkaar te krijgen.

De heer Geurts vroeg of ik een afname zie van vissoorten. Hij vroeg ook naar de relatie die er eventueel zou zijn tussen zeehonden en aalscholvers. Ik heb geen onderzoek gezien naar deze relatie en de effecten daarvan. Ik ken die onderzoeken dus niet.

Mevrouw Ouwehand stelde een vraag over het pleidooi van Damanaki voor een verbod op drijfnetten. Ik steun dat pleidooi.

Mevrouw Ouwehand stelde een vraag over highgrading. Ik heb een brief daarover naar de Kamer gestuurd. Mevrouw Ouwehand was daar niet helemaal tevreden mee; ik druk mij nu misschien wat mild uit. Ik heb IMARES inderdaad gevraagd om te onderzoeken of er in het verleden gehighgraded is door pelagische vriestrawlers. Als er sprake is van highgrading, gaat het over discarding van bovenmaatse vis. Meestal gebeurt het als de schipper op dat moment nog wel quota heeft. IMARES heeft discarding van bovenmaatse vis aangetoond, maar kon op dat moment niet aangeven wat daar precies de reden voor was. Op het moment dat de aanlandplicht in werking is getreden, houdt highgrading in principe op te bestaan. Dan moet je immers alle vis aanlanden. Er loopt nu een pilot die de pelagische sector zelf met ons heeft geïnitieerd, om te bekijken of we met camera's aan boord beter zicht kunnen krijgen op wat daar gebeurt. Hoe efficiënt cameratoezicht is, zullen we op basis van de pilot moeten vaststellen. Daar blijven wij natuurlijk wel naar kijken.

Mevrouw Ouwehand wees erop dat trawlers soms onder een andere vlag varen. Zij vroeg of we niet ook via die route overcapaciteit in beeld moeten brengen. Het staat vaartuigen vrij om om te vlaggen. Ik kan alleen maar uitspraken doen over de vloot onder Nederlandse vlag. Ik heb geen inzicht in het omvlaggen in andere lidstaten. De oplossing voor het capaciteitsvraagstuk is dat we een effectief beheersysteem hebben. Het quotabeleid op de Noordzee heeft daarmee overigens ook zijn succes bewezen. We zien namelijk dat er een duidelijke verbetering is bij een aantal vissoorten die er enkele jaren geleden nog slecht voor stonden.

Hiermee ben ik aan het einde gekomen van dit blokje.

De voorzitter: Zijn er gegadigden voor vragen over het gemeenschappelijk visserijbeleid en de aanhangplicht?

De heer Geurts (CDA): Ik heb een verhelderende vraag, maar u zult het als een interruptie zien, voorzitter. Ik stel deze vraag om te bezien of ik het goed begrepen heb. In die bewuste nacht van vrijdag op zaterdag gebeurde er door onze «Franse vrienden» wat met de pulsvisserij. Is er toen in die deal afgesproken dat de visgronden voor de puls teruggebracht zouden worden naar wat er nu voorligt? Ik dacht namelijk: ho, had ik dat kunnen weten?

Staatssecretaris Dijksma: Nee. Voordat het uit de verordening werd gehaald en het opeens van tafel verdween, was een van de condities waaronder het in Nederland omhoog zou kunnen, dat er boven die 55° N.B.-grens niet gevist zou worden. Nu we het via een andere route materieel bereikt hebben – inderdaad is dat in die nacht op onduidelijke wijze geschied – voel ik mij niet vrij om opeens andere spelregels te hanteren. Als we dat wel zouden doen, zouden we daar door sommige lidstaten op bevraagd worden. Dat lijkt mij voor ons einddoel niet goed. Het einddoel is immers dat dit project leidt tot volledige ruimte voor de pulsvisserij. Het is een gezamenlijke route, dus dan moet je af en toe accepteren dat je je aan de afspraken dient te houden, ook al waren die afspraken opeens door anderen van tafel geveegd.

De heer Geurts (CDA): Voor mij is het nieuwe informatie, maar dat kan aan mij liggen. Had ik dit kunnen weten? Is het publieke informatie?

Staatssecretaris Dijksma: Ik krijg te horen dat het antwoord ja is. Maar ik kan mij ook voorstellen dat het in het kader van de techniek niet altijd overal even duidelijk is geweest. We hebben het wel in een brief aan de Kamer geschreven. De heer Geurts had het dus kunnen weten.

De voorzitter: Zijn er verder nog vragen over het tweede blokje? Dat is niet het geval. Dan kunnen we naar het derde blokje gaan: de coöperaties en staandwantvissers.

Staatssecretaris Dijksma: Om te beginnen: er is een misverstand. Een aantal leden hebben gevraagd waarom ik geen coöperaties voor deeltijdvissers meer wil. Dat is niet aan de orde. Op verzoek van de Kamer is er wel ooit gevraagd om beperkende regelgeving te maken, zodat niet iedereen met grote vistuigen kan vissen. Via de vorming van de coöperaties leek hier veel te ruimhartig gebruik van gemaakt te worden. Indertijd zijn we op verzoek van de Kamer gaan evalueren. Toen ben ik gekomen tot een aanscherping van de voorwaarden. Er wordt nu gewerkt aan een regeling die die aanscherping met zich brengt, maar daarmee zijn de coöperaties niet verboden. Die blijven dus gewoon mogelijk. De conceptregeling beroepsvistuigen is nu ter consultatie voorgelegd aan de stakeholders. Om het risico op intensieve bevissing met grote vistuigen te verminderen, scherpen we de eisen voor het gebruik van die vistuigen aan. Uiteraard zullen de reacties op de consultatie bij de besluitvorming worden meegenomen.

Mevrouw Ouwehand en mevrouw Jacobi hebben gevraagd naar de staandwanthistorie. Op verzoek van de Kamer was per 1 januari 2011 het een en ander verboden. In december 2011 is het op haar verzoek weer opengesteld voor de Waddenzee en de Westerschelde. In 2012 is het op haar verzoek opnieuw opengesteld langs de Noordzeekust. De openstelling is gebaseerd op historisch gebruik. De gemeenten regelen de registratie en handhaving, zeg ik tegen mevrouw Jacobi. Uit de evaluatie blijkt dat er geen bruinvis was bijgevangen. Na de evaluatie, op 6 april, waren er twee vangsten in te diep geplaatste netten. Dat is geen reden om het hele verhaal weer aan te passen. We hebben natuurlijk nog wel iets te bespreken met Katwijk. Ik zal de gemeente hier ook een brief over schrijven. Mijn voorstel is echter dat het monitoren in handen blijft van de gemeenten, want dit kunnen we er niet bij doen. De Kamer heeft net een vrolijke weergave van de geschiedenis van dit verhaal gekregen. Het is hoe het is. Volgens mij moeten we het zo doen. Het vervolgtraject is dus dat de gemeenten het blijven monitoren en dat ik vooralsnog geen extra maatregelen voorzie.

Hiermee ben ik aan het einde gekomen van dit blokje.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb nog één vraag over de beroepsvistuigen en de coöperaties. De Staatssecretaris heeft gezegd dat het nog verder wordt bekeken. Door middel van de brieven die we ontvangen hebben, heb ik kennis genomen van een aantal situaties die vrij rigoureus zijn. Zegt de Staatssecretaris: dat is helemaal niet de bedoeling, dus we zullen die situaties ook bekijken? Het speelt zich met name af rond de Reeuwijkse Plassen. In ieder geval komen de brieven die aan de Kamer zijn gestuurd daar vandaan. De mensen geven zelf aan dat ze helemaal niet gehoord of meegenomen zijn in enquêtes, raadplegingen en dergelijke.

Staatssecretaris Dijksma: Ik zal daar nog een keer naar kijken. Het is wel helder dat we op basis van de evaluatie moeten vaststellen dat het nodig is om een aantal regels aan te scherpen. Op het moment dat je dat doet, maak je nooit vrienden; dat weet de heer Slob ook. Er is altijd wel iemand die zegt: dat is niet zo fijn. Maar ook hier moet proportionaliteit het sleutelwoord zijn. Ik ga nu niet alle voorbeelden van de heer Slob langs, maar hij heeft ze vast op schrift voor mij. Dan nemen we die voorbeelden mee. De consultatie loopt nu. Dan kunnen we ook in rede bekijken of we het goed doen of dat we misschien onze plannen moeten bijstellen. Het is geen principieel punt, maar het is wel heel praktisch. We moeten immers bekijken wat werkt en wat niet werkt.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik dank de Staatssecretaris voor deze toezegging. Ik neem aan dat we hierover geïnformeerd worden. Ik snap dat, als je iets gaat aanpassen, er altijd mensen zijn die dat niet fijn vinden en mensen die dat wel fijn vinden. Uit datgene wat ik zelf tot mij heb genomen, bleek dat de redelijkheid ver te zoeken was. Het is goed dat daarnaar wordt gekeken.

De voorzitter: Mevrouw Ouwehand, ik denk dat uw interruptie over de bruinvissen gaat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat klopt, voorzitter. De Staatssecretaris zegt dat je geen vrienden maakt als je iets aanscherpt. Dat is waar. Er zijn Kamerleden die heel populair zijn in de gemeente waar ze vandaan komen, maar dat geldt niet voor mij. Ik ken die pappenheimers in Katwijk een beetje. Zij zitten niet te wachten op strenge monitoring van staandwantvisserij. Je moet geen dingen doen die tegen de aard van de vissers ingaan. De Staatssecretaris zei zelf al dat de Kamer steeds heeft gezegd: laten we dat toch maar doen. Ik zie echter niet dat het goed komt met de monitoring, de controle en de handhaving door de gemeente. We kunnen ook zeggen: laten we uit het oogpunt van zorgvuldigheid recreatieve staandwantvisserij in de kuststroken toch maar niet toestaan. Dan weten we zeker dat er ook geen bruinvissen in terechtkomen. Misschien gaat de heer Graus mij ook nog wel steunen. Voelt de Staatssecretaris voor zo'n route?

Staatssecretaris Dijksma: Nee, anders had ik die wel voorgesteld. Ik voel daar dus niet voor, maar ik ben het met mevrouw Ouwehand eens dat we aan de slag moeten als er dingen niet goed gaan. Dan moeten we even kijken naar haar geboorteplek. Ik heb net ook vastgesteld dat we daarmee aan de slag moeten gaan. Mevrouw Ouwehand kan erop rekenen dat ik dat zal doen. Maar ik kan hier ook vaststellen dat uit de monitoring van de gemeente als zodanig niet blijkt dat er aanleiding is tot het kiezen van een heel andere route. Ik vind wel dat er een gerede aanleiding moet zijn. Het kan niet alleen op basis van een incident in één gemeente. In dat geval kun je die gemeente ook een mooie brief schrijven of kun je met die gemeente zelf om tafel gaan zitten om vast te stellen wat wel en niet kan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): In de brief van 22 april las ik inderdaad dat de Staatssecretaris de gemeente Katwijk zou verzoeken om strenger te controleren. Ik begrijp dat dit nog niet is gebeurd en dat de brief nog moet worden geschreven. Ik zou het op prijs stellen als we daar een afschrift van krijgen. De Staatssecretaris kan de gemeente namens mij de groeten doen in de brief.

Staatssecretaris Dijksma: Dat laatste verzoek kan ik helaas niet honoreren.

Op deze plek kom je zelden in aanmerking voor de populariteitsprijs, zeg ik tegen de heer Dijkgraaf. Maar dat mag je nooit ontmoedigen om gewoon je werk te doen. Dat zal ik ook doen. Het eerste verzoek van mevrouw Ouwehand betrof een afschrift. Dat krijgt de Kamer van mij.

De voorzitter: Mevrouw Ouwehand is en blijft een Katwijks meisje. Ze wil dat nog weleens verbloemen, maar ze komt er toch echt vandaan.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik hoor wel veel complimenten vanuit de visserij over de inzet van de Staatssecretaris voor puls. In elk geval is partiële populariteit nog steeds mogelijk.

Mijn vraag gaat over coöperaties. Ik ga even door op de vraag van de heer Slob en het antwoord daarop. Het is goed dat we verder worden geïnformeerd, maar betekent dat ook dat we nog overleg hebben voordat de nieuwe maatregelen ingaan? Het is goed dat er een consultatieronde is, maar ik wil niet dat we als Kamer voor voldongen feiten worden geplaatst. We krijgen allerlei casussen, maar ik heb liever dat problemen in overleg worden opgelost. Het zou prettig zijn als we als Kamer, voordat het ingaat, onze mening daarover kunnen geven.

Staatssecretaris Dijksma: Dat moeten we kunnen regelen. Ik kan de Kamer een brief schrijven met mijn voornemen tot een besluit. Dan kan zij met mij bespreken of dat een wijs besluit is.

De voorzitter: Dan gaan we over naar het vierde blokje. Alleen de heer Geurts en mevrouw Jacobi hebben nog een interruptie over. De overige leden hebben alle jokers verspild. Zij kunnen eventueel alles bewaren voor de tweede termijn.

Staatssecretaris Dijksma: Ik heb nog een klein blokje. Ik ga er echt als een speer doorheen.

Ik kom op het onderwerp zeebaars. Tijdens een algemeen overleg in november 2013 heb ik toegezegd om de Kamer te informeren over de maatregelen met betrekking tot zeebaars. Het heeft vertraging opgelopen, want er is nog overleg geweest met stakeholders, buurlanden en de Europese Commissie. De Kamer zal heel snel een brief ontvangen, maar het lukt mij niet meer om die nog voor dit algemeen overleg te sturen. Ik beloof dat die brief er binnenkort komt, zeg ik tegen mevrouw Jacobi.

Ik kom op de vismigratie en het Haringvliet. Er is een kabinetsbesluit over de kier in het Haringvliet. Mijn collega van I en M heeft dit in haar portefeuille. Ik moet mevrouw Jacobi dus doorverwijzen. Op het gebied van vismigratie zien wij wel heel veel goede kansen. Het is geen probleem maar een oplossing, zeker ook voor het IJsselmeer. Ik ben daar zelf heel optimistisch over, in ieder geval over een van de projecten bij de Afsluitdijk.

Ik kom op de problematiek van de vismigratie in Linne en Lith. Er geldt een aangepast turbinebeheer tijdens de schieraaltrek op grond van de Waterwet-vergunning. Een en ander wordt verleend door Rijkswaterstaat. Het is mede bedoeld ter bescherming van de aal. Het is mij niet bekend dat het niet goed zou werken, maar ik hiervoor moet ik mevrouw Jacobi verwijzen naar de Minister van I en M.

Mevrouw Jacobi stelde een vraag over de Waddenzee en de handreiking om de «oude» visserij te steunen in innovatie. In het kader van het Europees Visserijfonds is er subsidie verstrekt om de brede visie voor een duurzame Waddenvisserij uit te werken. Dit loopt nu. De kleinschalige «oude» visserij valt daaronder.

Dit was mijn bijdrage in eerste termijn.

De voorzitter: We gaan direct door naar de tweede termijn. Ik stel voor een spreektijd van één minuut per Kamerlid te hanteren. Ik zal daar soepel mee omgaan. Ik hoor dat één minuut niet voldoende is. Laten we sportief zijn en het op twee minuten houden, maar ik stel voor dat er dan geen interrupties meer worden gepleegd.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. Mijn complimenten voor de transparantie. Ik waardeer de manier waarop de Staatssecretaris de dingen schetst. Dat is een goede zaak. De feiten liggen op tafel.

Laat ik ook transparant zijn over mijn eigen conclusie. Ik ga nog eens kauwen op de IJsselmeerkwestie. Er is nu het een en ander gewisseld en ik vind het onzorgvuldig om nu keiharde conclusies te trekken. Ik denk dat we nog eens in beraad moeten gaan over de vraag wat we hier precies mee moeten. Ik ga op dit moment geen VAO aanvragen. Ik wil dit even laten bezinken. Laten we kijken wat het wordt.

De definitie die de Staatssecretaris geeft van het «gratis jaar» vind ik wel belangrijk. De rechten en plichten na dat jaar worden onverlet gelaten. Dat haalt wat mij betreft wel een deel van de kou uit de lucht. Het lijkt erop dat je creatief moet zijn in de terminologie, maar of je het nu hebt over uitkoop, sanering, compensatie of transitie, het gaat uiteindelijk om de oplossing en de inhoud en niet om het plakplaatje dat er op zit.

Kan de Staatssecretaris ons nog meer comfort bieden als het gaat om de belangrijke argumenten die zij heeft voor de stelling dat uitkoop echt niet kan? Ze noemt diverse redenen: de precedentwerking, het verbod van de Europese Unie, het Europees Visserijfonds en staatssteun. Ik ga niet direct om een brief vragen. Misschien zou het kunnen helpen. Ik aarzel daar nog over. Ik laat het maar even aan de Staatssecretaris in welke zin zij de Kamer meer water onder de boot kan bieden. De vraag is of dit echt harde punten zijn of niet.

Concluderend, voor ons is het essentieel dat er op een of andere wijze een goede, eerlijke compensatieregeling komt, niet alleen voor de komende jaren maar voor meerdere jaren, opdat de vissers die gekort worden daar geen schade van ondervinden.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik begon mijn bijdrage met de gordiaanse knoop. Ik had hem ook uit het masterplan gehaald. Voor mijn fractie zit er nog wel een knoop in het touw. Er zijn er al heel veel uit, maar er zit er nog één in.

Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Dijkgraaf over het gratis jaar en de inhoud daarvan. Hij vroeg om daar wat duidelijker over te zijn.

Ik heb daarstraks vragen gesteld over de juridische onderbouwing, de precedentwerking, de regels van de Europese Unie en de toets van de Europese Unie. Ik geef de Staatssecretaris in overweging om de Kamer wat meer uitleg te geven over wat wel en wat niet mogelijk zou zijn op basis van de diverse arresten.

Een ander punt is de onderbouwing van de bedragen, van 4 miljoen tot en met 10 à 15 miljoen, en het LEI. Je kunt ook kijken naar de omzet van schubvis en het ijkjaar. Ik denk dat de volgende vraag heel belangrijk is. Hoe breed pak je hem? Dat kon ik niet uit de rapporten halen. Misschien kan de Staatssecretaris daar nog even op ingaan.

Ik dank de Staatssecretaris voor de open houding. Het was helder. Ik weet dat de ChristenUnie-jongeren een prijs uitreiken – de CDA-jongeren doen dat volgens mij niet – namelijk de Engel van het jaar. Misschien kan ik een aanzet geven bij de ChristenUnie-jongeren. De heer Dijsselbloem heeft hem ook al eens gehad.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik begrijp dat we er een nieuw lid bij hebben. Dat is bij dezen genoteerd.

Voorzitter. Ik ga vandaag ook nog geen conclusies trekken. Dat is wat ongebruikelijk, want normaal doen we dat wel in tweede termijn. Wat betreft het IJsselmeer, denk ik dat het inderdaad goed is om zaken even te laten bezinken. Ik wil graag van de Staatssecretaris horen hoe zij dat komende gratis jaar ziet. Waar wordt aan gewerkt? Wat zijn de randvoorwaarden, ook voor de partijen die daarin gaan participeren? Heb ik het goed begrepen dat het de bedoeling is om toch te kijken of we het masterplan en de inhoud daarvan, waar partijen zich aan verbonden hebben, overeind kunnen houden, maar dan wel met die 85%? Hoort dat uitgangspunt erbij? Is de Staatssecretaris van plan om in dat jaar – daar zit immers toch een behoorlijke knoop – ook te zoeken naar een maximale compensatie voor de vissers die behoorlijk getroffen worden door het feit dat er een tijdlang niet gevist kan worden?

De Staatssecretaris heeft gezegd dat het een jaar is om in te praten. Zijn er niet op voorhand al allerlei blokkades, ook van haar kant, om in dat jaar met elkaar te spreken? Het zou niet goed zijn als zij al op voorhand zegt: dit kan niet, dat kan niet. Nee, het dient een open jaar te zijn. Misschien blijkt aan het eind dat een aantal dingen niet kunnen, maar dan zou je ook echt de tijd moeten nemen om dingen met elkaar uit te spreken.

De Staatssecretaris heeft gezegd dat het niet is uitgesloten dat er ook van de kant van de overheid misschien nog wat bijgedragen zal worden. Zij heeft echter ook gezegd dat er maximaal moet worden bekeken wat er van de particuliere kant kan worden bijdragen, zonder dat we elkaar gaan vangen op euro's.

Ik vraag mij af of ik goed heb begrepen wat de Staatssecretaris in het komende jaar wil doen. Daar wil ik graag nog wat meer over weten. Dan kunnen we dat meenemen bij onze eigen overdenkingen. In deze moeilijke kwestie moeten we proberen om elkaar te vinden en moeten we niet in die optie vallen waarmee zij zelf is gekomen en waarvan zij zelf ook aangeeft: dit moet het niet worden. Laten we bekijken of we een wat breder draagvlak kunnen vinden voor een vervolg.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik vraag de Staatssecretaris om uitvoerig te kijken naar de overcapaciteit in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid en om daarover te rapporteren.

Gelet op de toestand in het IJsselmeer, begrijp ik de oproep van de Staatssecretaris voor dat jaar. Ik heb begrepen dat de natuurorganisaties dat aanbod wel zagen zitten. Hoewel ik mij zorgen maak over wat er gebeurt als je nu niet ingrijpt – een moratorium is het allerveiligst – kan ik mij voorstellen dat je, als er sprake is van een forse reductie, een jaar goed de tijd kunt nemen om te zoeken naar een werkbare oplossing. Ik zou de Staatssecretaris daar op zich in willen steunen. Klopt mijn indruk dat we een groot risico lopen als we bij de terugvaloptie terechtkomen? Het risico bestaat dat dan zowel het IJsselmeer doodbloedt, omdat de visserijdruk dan onaanvaardbaar hoog blijft, als de sector zelf. Op een gegeven moment is het wel op.

Kan de Staatssecretaris de ecologische risico's schetsen? Ik begrijp dat zij vraagt om een open jaar, maar de ecologische condities moeten leidend zijn. We kunnen geen compromis sluiten dat afwijkt van de wetenschappelijke gegevens. Kan de Staatssecretaris hier zeggen dat het in elk geval haar inzet zal zijn om de ecologische condities leidend te laten zijn? Misschien valt er dan nog wel wat steun te vergaren voor dat besprekingsjaar. Als het onder goede voorwaarden gebeurt, kan het misschien wel zinvol zijn.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor haar constructieve houding ten opzichte van het schriftelijke voorstel. Ik steun haar voorstel om een jaar de tijd te nemen. Ik ga duimen dat daar volledig draagvlak voor komt. Ik denk dat het de allerbeste route is naar de echte oplossingen. Wat mij betreft komt er gauw een schriftelijke rapportage over de voortgang daarvan.

Wat betreft de vismigratie zal ik mij wenden tot de Minister van Infrastructuur en Milieu. Dat is geen probleem, maar dan wil ik niet weer teruggestuurd worden. Dat gebeurt namelijk vaak.

Ik kom op het punt van de zeebaars. In deze tweede termijn wil ik graag wijzen op mijn eerdere verzoek om een doorrekening van de interim-maatregelen – zo noem ik ze maar even – en een evaluatie.

Ik kom op het punt van de Waddenvisserij. Bij de kleinschalige geïntegreerde visserij gaat het erom dat er geld komt voor de maatregelen. Er zijn heel duurzame, kleinschalige vissers die op zich een heel belangrijke meerwaarde hebben voor het Waddengebied zelf, ook gezien de stijl die zij hanteren. Maar zij moeten wel hulp hebben, omdat zij zelf niet bij machte zijn om een aantal projecten goed door te voeren. Dat is geen schriftelijk verhaal meer. Het gaat om projecten waarmee zij hun technieken kunnen verbeteren. Daarbij zou ik graag handreikingen zien, maar misschien moet ik even geduld hebben.

De voorzitter: Ik heb nog een aantal opmerkingen. Ik zal het voorzitterschap nu niet overdragen. Als woordvoerder van de PVV wil ik alleen zeggen dat de PVV voor warme sanering blijft. Ik sluit mij aan bij alles wat er in tweede termijn is gezegd door de SGP, het CDA en de ChristenUnie. Kan de Staatssecretaris te zijner tijd duidelijk maken hoeveel er nodig is voor warme sanering? Dan ben ik bereid om daar een gaatje voor te zoeken bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken na het zomerreces.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb een punt van orde. Ik ga ervan uit dat u dat niet als voorzitter van deze commissie hebt gezegd, maar als woordvoerder van de PVV.

De voorzitter: Daar begon ik mee. Ik zei: voor die twee zinnen ga ik het voorzitterschap niet overdragen. Ik heb heel duidelijk gemeld dat ik spreek als woordvoerder van de PVV.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik dank de Kamer, ook voor de vooralsnog open houding die ik proef, om na te denken over de mogelijkheid om met elkaar aan te sturen op een extra jaar.

Ik kan een aantal dingen over de definitie zeggen. De heer Geurts zei dat we misschien wat duidelijker moeten zijn over het feit dat het een gratis jaar is. Ik dacht dat ik in het vraag- en antwoordspel met de heer Dijkgraaf al zo duidelijk was geweest dat ik niet nog veel meer duidelijkheid kan geven. Ook in antwoord op de heer Slob zeg ik dat we dat jaar moeten gebruiken om een paar dingen te doen. Allereerst dienen we op basis van ecologische adviezen – dat zeg ik ook in reactie op mevrouw Ouwehand – onder andere te bekijken wat voor systeem er de komende periode nodig is om de visserijdruk op een aanvaardbaar niveau te krijgen voor het IJsselmeer. Die periode is overigens langer dan twee of drie jaar. Op zichzelf konden partijen zich op dat punt wel vinden in het masterplan. Op de een of andere manier moeten we daar met elkaar uit kunnen komen.

De vraag is wel hoe je ervoor zorgt dat de lucht die er nu nog in het vergunningensyssteem zit, eruit komt. Daar heeft de heer Slob terecht op gewezen. Je moet daarbij wel redelijkheid betrachten, ook als het gaat om het ijkjaar. Daar heeft de heer Geurts gelijk in. Al die zaken zijn nog niet opgelost. Ook de Kamer moet een en ander even op zich laten inwerken. Daar is nog onduidelijkheid over. We hebben dat jaar nodig om daar eens goed met elkaar naar te kijken. We kunnen vervolgens ook nadenken over de vraag hoe we het transitiefonds verder kunnen vullen. Wat mij betreft gebeurt het met andere financiers. Ik sluit niet uit dat ik zelf ook op zoek ga naar een bijdrage van EZ. Dat kan misschien ook als je nog een jaar hebt. Wat mij betreft wordt bekeken hoe je dat transitiefonds via een private partij kunt inzetten om te doen wat nodig is, om het IJsselmeer op orde te krijgen en om de mensen te helpen die daarvoor nodig zijn. Laat ik het maar even in mijn eigen woorden blijven zeggen.

Wat zijn de randvoorwaarden? Ik wil niet met een «nee» beginnen, zeg ik tegen de heer Slob, maar ik ben wel gebonden aan een aantal zaken die met wet- en regelgeving te maken hebben.

De heer Dijkgraaf vroeg mij om in een brief op te schrijven hoe het zit met de drie redenen: precedentwerking, de regels van het Europees Visserijfonds en de toets op staatssteun. Ik zou dat best willen opschrijven. Er staat al een en ander in de brief die de Kamer reeds heeft ontvangen.

Waarom kom ik tot die conclusie? Het klopt dat het ook mijn conclusie is. Ik kan die conclusie trekken omdat ik ook heel veel andere dossiers zie. Daar wil ik de Kamer graag in meenemen. Het lijkt mij goed om toe te zeggen dat ik de Kamer een brief stuur met een nadere onderbouwing van deze stellingname. Tegelijkertijd wil ik, zo duidelijk als ik maar zijn kan, aangeven dat er via de route van het transitiefonds en de andere partijen die meedoen – misschien is er een private partij die het in beheer neemt – ook heel veel mogelijkheden zijn, maar daar heb je wel tijd voor nodig.

Mevrouw Ouwehand heeft het goed geschetst: de natuurorganisaties zagen het aanbod dat ik heb gedaan, wel zitten en zijn aan boord. Mijn belangrijkste randvoorwaarde is dat alle vissers ook meedoen. Zij moeten allemaal meedoen. Dan kunnen we dat jaar nemen. De Kamer kan de vissers daarbij helpen als zij uitspreekt dat dit jaar nodig is. Dan weten ze ook waar ze aan toe zijn. Dat kan ook helpen, zeg ik maar heel brutaal terug. Wij vinden dat dit proces verder moet gaan. Ik schrijf een brief over de grenzen waar we tegen aan kunnen lopen. Ik zeg de heer Slob toe dat ik een open houding zal hebben. Hij heeft zelf suggesties gedaan. Misschien heb ik nog wel een paar andere suggesties. Ik zal meezoeken naar alternatieve leveranciers die ook een bijdrage kunnen leveren. Dan moet het toch mogelijk zijn om dat jaar letterlijk te kopen? Het ergste wat er kan gebeuren is dat we over een jaar hetzelfde debat hebben als vandaag.

De heer Slob (ChristenUnie): Wet- en regelgeving en de Kamer informeren is de eerste stap. Maar het gaat er natuurlijk ook om dat de Staatssecretaris alle partijen weer aan tafel krijgt en dat zij in dat jaar willen meedoen. Het is niet goed als er op voorhand al heel duidelijk wordt gezegd: dit kan niet en dat kan niet. Wat is er mis mee als wordt aangegeven dat we dat jaar zonder blokkades ingaan? Misschien moet de discussie over wat wel en niet kan nog een keer gevoerd worden. De Staatssecretaris heeft dat in de afgelopen weken ongetwijfeld al gedaan. Maar ik zou zeggen: doe het dan gewoon nog een keer. Als er nog een jaar de tijd wordt genomen, ga dat gesprek dan open met elkaar aan. Ik wijs op wat hier vanmiddag gebeurt. Ik heb in de schriftelijke vragen gevraagd of het mogelijk is het transitiefonds te vullen met bijvoorbeeld een deel van de gelden in het kader van zandwinning of windmolens. De Staatssecretaris heeft geantwoord dat dat juridisch niet mogelijk is. Ik krijg echter net te horen van de Staatssecretaris dat maximaal zal worden bekeken wat mogelijk is. Die open houding betekent dat je niet gelijk blokkades moet opwerpen, maar dat je maximaal zoekt. Daar is een jaar de tijd voor. Ik denk dat het voor de vissers nodig is dat de Staatssecretaris wel uitspreekt wat in redelijkheid en volgens regelgeving mogelijk is, maar dat zij ook gaat bekijken of die compensatie geboden kan worden. Dan bindt zij zich nog helemaal nergens aan, maar laat zij wel zien dat zij de intentie heeft om de vissers ook aan boord te hijsen. Vissers horen immers niet overboord maar aan boord.

Staatssecretaris Dijksma: Nu ga ik de heer Slob even tegenspreken. Ik moet een vergunning afgeven voor een jaar. Dat kan ik alleen maar doen met de condities in mijn initiële aanbod, als ik weet dat het overeind blijft. Niet alleen mijn open houding is van belang. Het gaat er ook om dat je niet zo'n jaar moet ingaan als je op voorhand bepaalde garanties wilt hebben over de uitkomst. Ik kan het niet duidelijker aangeven dan ik al heb gedaan. Ik wil de Europese Commissie namelijk niet ertoe verleiden om weer met een loep hiernaartoe te komen. Laten we met elkaar naar creativiteit zoeken. Misschien niet de precieze voorstellen maar wel de geest van de voorstellen vind ik interessant. Daar wil ik ook naar kijken, maar dan moeten we dat wel doen onder de voorwaarde dat we elkaar in dat jaar heel laten en dat we elkaar niet voor rechter treffen, want dan hebben ook de provincies een probleem.

De openheid waar de heer Slob om vraagt, is van mijn kant getoond. Ik heb wel aangegeven wat de grenzen zijn. Dat blijf ik ook doen, want ik wil mensen nooit knollen voor citroenen verkopen. Dat neemt niet weg dat we daarnaast naar creativiteit kunnen zoeken. Ik hoop dat de Kamer mij niet overvraagt. Ik probeer aan te geven hoe ik erin zit, namelijk zo open mogelijk. Ik zal een brief sturen waarin staat waarom er een aantal grenzen zijn. Ik heb bijna geprobeerd een ontsnappingsroute te schetsen. Nu komt het er echt op aan – ik vraag de Kamer ook om dat te zien – dat de vissers met elkaar zeggen: oké, we nemen dat jaar. Ze hebben al gehoord dat de heer Graus hun een warm hart toedraagt. Ik draag hun ook een warm hart toe. Dat is dus geen punt van discussie. Het gaat nu wel om de vraag hoe we op een verstandige manier verder komen. Op een gegeven moment moet ook de vissector in beweging komen. Dat heeft de vissector gedaan bij het masterplan, maar daarbij werd wel een harde voorwaarde gesteld die ik nu niet kan inlossen. Ik vraag een jaar om naar een alternatief te zoeken. Dat moet men mij geven. Anders moet ik terugvallen op het voorstel waarvan de Kamer en ik hebben vastgesteld dat het niet de voorkeursoptie is.

Ik zal proberen een brief aan te leveren. Ik hoop dat het koude van een aantal leden tot iets leidt van waaruit we gezamenlijk verder kunnen. Dat zou goed zijn.

De voorzitter: Wanneer komt de brief aan de Kamer?

Staatssecretaris Dijksma: Ik denk volgende week.

De voorzitter: Prima. U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Dijksma: Ik kom op het onderzoek van het LEI. Ik heb net al tegen de heer Geurts gezegd dat wij denken dat het ijkjaar er niet helder genoeg in zit. Dat zijn allemaal fluïde punten.

Mevrouw Ouwehand sprak over de overcapaciteit. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid is er een jaarlijkse verplichting om aan de Commissie te rapporteren. Ik kan en doe dat ook alleen maar voor de Nederlandse vloot. Ik kan de Europese Commissie wel benaderen met de vraag of zij aanvullende informatie heeft. Meer dan dat kan ik niet doen.

Mevrouw Jacobi sprak over de zeebaars. Ik kom daar in een brief op terug. Ik vermoed dat ik daarin ook op haar vragen zal ingaan. Mevrouw Jacobi heeft een pleidooi gehouden voor de kleinschalige vissers. Ik heb net gezegd dat die meelopen in de pilots zoals we die hebben vastgesteld.

Ik kom aan het einde van mijn bijdrage. Ik hoop dat we de kans zien om in grote gezamenlijkheid op het punt van het IJsselmeer verder te gaan. Daar is heel veel reden toe, want zowel de provinciale bestuurders als de natuurorganisaties als het ministerie hebben elkaar goed gevonden. We hopen ook dat de vissers aan boord blijven. Ik hoop dat ik de Kamer heb laten zien dat mij er veel aan gelegen is om dat voor elkaar te krijgen, maar ze moeten wel zelf het laatste stapje zetten.

De voorzitter: De heer Geurts heeft een korte nabrander.

De heer Geurts (CDA): Het gaat over die 55° N.B. als noordgrens voor het tonggebied. In de brief van 18 maart staat inderdaad een en ander over het proefproject. Op pag. 8 staat: «Alle vissers die een pulsvergunning ontvangen, dienen hun medewerking te verlenen aan dit programma.» Vervolgens wordt verwezen naar de noordgrens. Betekent dit dat degene die al een pulsvergunning heeft, er niet aan gehouden is?

Staatssecretaris Dijksma: Ja, het geldt alleen voor de nieuwe vergunningen.

De voorzitter: Er zijn drie toezeggingen gedaan. Ik zal ze voorlezen. Mogelijk kan de Staatssecretaris daarmee instemmen.

  • Voor de zomer van 2014 zal de Kamer worden geïnformeerd over de Noordzee-RAC. Daarbij ontvangt de Kamer een beoordeling van het kabinet.

  • De Kamer zal worden geïnformeerd over welke groepen vissers zijn meegenomen in de raadpleging.

Staatssecretaris Dijksma: Ik heb geen idee over welke raadpleging het gaat. Ik denk dat het gaat over de coöperaties. Naar aanleiding van een samenspel tussen de heren Slob en Dijkgraaf heb ik toegezegd dat we kijken naar de inspraak en dat ik ook de situaties die de heer Slob heeft geschetst, daarin meeneem. Op voorspraak van de heer Dijkgraaf heb ik het volgende toegezegd. Voordat ik definitief een besluit neem, leg ik het aan de Kamer voor. Dan kan de Kamer daar nog met mij over spreken om vast te stellen of dat een wijs besluit is.

De voorzitter: Deze toezegging is genoteerd door de verslaglegger. U hebt deze tweede toezegging zelf verwoord.

Ik kom op de laatste toezegging.

– De Kamer zal volgende week, dus in week 24, nader worden geïnformeerd over de onderbouwing van de stellingname dat er geen compensatie mogelijk is.

Staatssecretaris Dijksma: Nee, het betreft de stellingname dat er geen uitkoop mogelijk is.

De voorzitter: Dat is genoteerd. Dank u wel, Staatssecretaris.

Ik dank de Kamerleden en de Staatssecretaris, alsmede de mensen op de tribune en de luisteraars thuis. Ook dank voor de rust op de tribune. Daar zijn we zeer dankbaar voor. Het is allemaal ordentelijk verlopen.

Komt er een VAO?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik denk dat we wel kunnen afspreken dat we het plenair afronden nadat we de brief hebben ontvangen. Ik denk dat de Staatssecretaris het ook wel prettig vindt om te weten wat wij concluderen.

De voorzitter: Ik begrijp dat u een vooraankondiging doet voor een VAO.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het lijkt mij handig als we dat inplannen. We kunnen het ook in een procedurevergadering afspreken op het moment dat de brief is binnengekomen. Maar het lijkt mij goed dat we het plenair afronden. Dan weet de Staatssecretaris ook hoe we reageren op de brief.

De voorzitter: Het VAO zal worden ingepland bij de regeling van werkzaamheden. Maar u moet het nog wel bij de regeling aanvragen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik stel voor dat we een VAO aanvragen, maar dat we het pas laten inplannen als de brief er is.

De voorzitter: Dan moet het toch opnieuw bij de regeling worden ingediend. Zo werkt het nu eenmaal. Daar komen we later op terug. Vooralsnog is er geen VAO aangekondigd.

Sluiting 17.44 uur.

Volledige agenda

1. Evaluatierapport beroepsvistuigen

Kamerstuk 29 664, nr. 113 – Brief regering d.d. 12-12-2013

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

2. Kwartaalrapportage van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)

Kamerstuk 32 201, nr. 70 – Brief regering d.d. 18-03-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

3. Hoofdlijnen Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

Kamerstuk 32 201, nr. 71 – Brief regering d.d. 04-04-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

4. Onderzoek naar visstand in relatie tot waterkwaliteit

Kamerstuk 29 664, nr. 115 – Brief regering d.d. 22-04-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

5. Evaluatie van de regelingen aangaande de kleinschalige recreatieve staandwantvisserij

Kamerstuk 29 675, nr. 172 – Brief regering d.d. 22-04-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

6. Aanbieding Masterplan Toekomst IJsselmeer van werkgroep Bemiddeling IJsselmeervisserij

  • Brief derden d.d. 22-05-2014

7. Uitstel toezending reactie Masterplan Toekomst IJsselmeer

Kamerstuk 29 664, nr. 116 – Brief regering d.d. 23-05-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

8. Reactie op het Masterplan Toekomst IJsselmeer

Kamerstuk 29 664, nr. 117 – Brief regering d.d. 27-05-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

9. Antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Slob inzake het Masterplan Toekomst IJsselmeer

Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1567 – Brief regering d.d. 28-05-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

10. Verslag Landbouw- en Visserijraad 19 mei 2014, uitsluitend Onderhandelingsmandaat visserijprotocol Mozambique op blz. 9.

Kamerstuk 21 501-32, nr. 787 – Brief regering d.d. 02-06-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

11. Stand van zaken van het onderzoek inzake highgrading

Kamerstuk 29 675, nr. 173 – Brief regering d.d. 03-06-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

12. Toezegging tijdens het AO Visserij van 28 november 2013 over de regeling «Bedwelmen aal»

Kamerstuk 29 664, nr. 119 – Brief regering d.d. 03-06-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

13. Reactie op het Masterplan Toekomst IJsselmeer (Masterplan) met betrekking tot de visserij op het IJsselmeer (inclusief Markermeer)

  • Brief regering d.d. 03-06-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

14. Uitkomsten van een onderzoek naar de consumptie van Chinese wolhandkrab in Nederland

Kamerstuk 26 991, nr. 417 – Brief regering d.d. 20-05-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

15. (Nog te ontvangen) brief van de staatsecretaris van Economische Zaken met afschrift van antwoord aan de Coöperatieve producenten organisatie Nederlandse Vissersbond IJsselmeer u.a. inzake duurzaam beheer van de IJsselmeervisserij

Naar boven