29 675 Zee- en kustvisserij

Nr. 172 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2014

Met deze brief informeer ik u over de resultaten van de evaluatie van de regelingen aangaande het kleinschalig recreatief staand want welke in 2013 is uitgevoerd. Aanleiding hiervoor is de toezegging aan de Tweede Kamer op 20 maart 2012. Mijn voorganger heeft toegezegd dat de regeling in 2013 geëvalueerd zou worden op basis van de ervaringen met deze regeling, met specifieke aandacht voor het risico op bijvangsten van bruinvissen, en hoe gemeenten omgaan met eventuele hinder op het strand.

Daarnaast ga ik in op de vragen gesteld in het Algemeen Overleg van 9 april jl. inzake de twee verstrikte bruinvissen in netten voor de kust van Katwijk, d.d. 6 april. Ik heb begrepen dat de dieren verstrikt waren in recreatief staand want netten, die dieper waren geplaatst dan volgens de voorwaarden toegestaan. De gemeente Katwijk is op haar verzoek in 2012 opgenomen in de lijst van kustplaatsen waar het recreatief staand want is toegestaan, en heeft zich daarmee verbonden aan registratie, toezicht en handhaving op dit type vistuig. Ik zal naar aanleiding van deze casus de gemeente Katwijk verzoeken strenger te controleren op deze voorwaarden.

Toelichting

Het zogenaamde kleinschalig recreatief staand want is op verzoek van uw Kamer onder voorwaarden toegestaan uit cultuur-historisch oogpunt (Kamerstuk 21 501-32, nr. 563, 22 december 2011). Dit is eind 2011 toegestaan voor recreatieve vissers in de Kustwateren Westerschelde en Waddenzee en in 2012 is dit eveneens toegestaan in de Visserijzone, Noordzeestrand, aan de Waddeneilanden en de gemeenten Zijpe, Zandvoort, Katwijk, en Westland.

Bij de besluitvorming hierover heeft destijds meegespeeld wat het risico zou zijn voor bijvangsten van de bruinvis en de mogelijkheid dat de betreffende kustgemeenten in geval van hinder voor andere strandgebruikers zelf nog beperkingen zouden kunnen stellen aan het gebruik (zonering of beperking in tijd).

Voor zover het het plaatsen van netten in de Visserijzone op het Noordzeestrand betreft, is dit enkel toegestaan in die gemeenten die aangaven dat het daar op grond van historisch gebruik plaatsvond. Deze gemeenten zijn specifiek genoemd in de regeling. Tevens is bepaald dat de gemeenten de registratie, toezicht en handhaving op zich dienen te nemen.

Evaluatie

Een enquête over het recreatief staand want is voor de zomer aan de 27 gemeenten toegezonden. Uiteindelijk is van 22 gemeenten een antwoord ontvangen. Ik ga hieronder beknopt in op de resultaten van de enquête en schets een lijn voor het vervolg.

Aantallen vissers per gemeente: In 18 van de 22 gemeenten zijn tussen de 5 en 20 personen geregistreerd; er zijn 4 uitschieters langs de Noordzeekust waar meer dan 50 personen werden geregistreerd.

Bijvangsten van bruinvissen: Er zijn gedurende de periode waarover geëvalueerd is geen meldingen bij gemeenten gedaan dat een bruinvis is bijgevangen.

Klachten: slechts 4 gemeenten geven aan een klacht als gevolg van hinder of inbreuk op de voorwaarden ontvangen te hebben.

Specifieke gemeentelijke bepalingen: Bijna de helft (9) van de gemeenten heeft via een APV, aanwijzingsbesluit of anderszins nadere beperkingen gesteld aan het gebruik van dit vistuig. Dit betrof zonering en/of seizoensverboden. De uitwerking varieerde per gemeente. De mate waarin gemeenten binnen de eigen reguliere toezichtactiviteiten nog specifieke inzet op controle op het gebruik van dit vistuig hadden ingezet, verschilde eveneens. Circa 5 gemeenten hebben voor toezicht en handhaving additionele arbeidskrachten aangetrokken, bijvoorbeeld BOA’s en politieambtenaren. De overige 18 gemeenten hebben geen extra personeel aangetrokken maar de activiteiten binnen het reguliere toezicht ingepast.

Geen van de gemeenten heeft aangegeven aanzienlijke aanpassingen in de gemeentelijke verordeningen en dergelijke door te zullen voeren. Een 4-tal gemeenten is nog wel voornemens om de situatie te evalueren in overleg met locale belanghebbende organisaties.

Wat betreft meldingen van hinder of drukte op het strand hebben slechts 3 gemeenten klachten van medestrandgebruikers ontvangen. Dit betrof netlengte, hinder voor hulpdiensten en hinder voor overige strandgebruikers. In alle gevallen heeft de betreffende gemeente aangegeven de situatie te hebben verholpen.

Een 4-tal gemeenten wil enkel voor ingezetenen het recreatief staand want toestaan. Dit is ingegeven om gebruik, en overlast te beperken en een aanzuigende werking te voorkomen. Ik wil hier aangeven, zoals het ook aan de betreffende gemeenten is gemeld, dat een dergelijk vorm van voorkeursbehandeling op grond van andere regelgeving dan de visserijwet niet is toegestaan. Ik zal wat betreft dit aspect dan ook geen aanpassingen onder de Visserijwet doen. Ik ben van mening dat eventuele hieruit voortvloeiende hinder op basis van gemeentelijke bepalingen beteugeld kan worden; dit lijkt ook uit de enquête naar voren te komen.

Eén gemeente aan de Visserijzone bleek zich niet aan de registratieplicht gehouden te hebben. Deze gemeente heeft toegezegd dit te zullen herstellen. Ik zie daar op toe.

De gemeenten hebben geen specifiek op de Visserijwet betrekking hebbende klachten ingediend.

Er is een verzoek ontvangen of de netten ook per boot mogen worden uitgezet (wat thans niet toegestaan is). Ik kan dit verzoek niet honoreren omdat het vervoer en uitzetten van vistuig vanuit een vaartuig per definitie enkel aan beroepsvissersvaartuigen is toegestaan.

Overwegingen en conclusie

Op basis van deze evaluatie constateer ik het volgende.

Gezien de uitkomsten van de enquête zie ik geen aanleiding om onder de Visserijwet strengere bepalingen op te nemen. Dit wil overigens niet zeggen dat in de betreffende Natura2000-gebieden op grond van de Natuurbeschermingswet met het oog op risicovermindering voor bruinvisbijvangsten, in het nu lopende beheerplanproces geen aanvullende bepalingen gesteld kunnen worden. Dit kan het geval zijn op de Waddeneilanden waar het Natura2000-gebied Noordzee-Kustzone ook de strook tussen de hoog- en laagwaterlijn omvat.

Het aspect van hinder voor andere gebruikers lijkt op basis van gemeentelijke bepalingen voorkomen te kunnen worden. Ik wil in dit verband opmerken dat 4 gemeenten hebben aangegeven een APV te hebben opgesteld in nauw overleg met plaatselijke belangengroepen (o.a. recreatie, sportvisserij en natuurbescherming) en bestuurlijke organisaties. Ik vind dit een goede wijze om problemen te voorkomen.

Ik stel voor de regelingen onder de Visserijwet niet te veranderen. Hier is geen aanleiding toe; noch voor wat betreft het risico op bruinvisbijvangsten, noch voor wat betreft hinder, noch op verzoek van de gemeenten zelf. Wat betreft regulering met het oog op inperking van hinder door overlast of drukte meen ik dat de gemeentelijke bepalingen hiertoe volstaan.

Ik zal de gemeenten waar het recreatief staand want momenteel is toegestaan via onderhavige brief in kennis stellen van de uitkomsten van de evaluatie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven