29 664 Binnenvisserij

Nr. 113 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2013

Op 25 maart jl. heb ik u bij brief laten weten (Kamerstuk 29 664, nr. 107) dat de regeling «Gebruik van grote beroepsvistuigen op de binnenwateren» wordt geëvalueerd en dat ik u hierover zal informeren. Met deze brief wil ik u op de hoogte brengen van de resultaten van de evaluatie en mijn aanpak. Bijgaand treft u ook het evaluatierapport aan1.

De regeling is geëvalueerd aan de hand van ervaringen uit de praktijk en heeft plaatsgevonden door middel van interviews/enquêtes en een workshop. De partijen die hebben deelgenomen zijn de Combinatie van Beroepsvissers (CvB), coöperaties (deeltijdvissers), Sportvisserij Nederland (SN), het Productschap Vis (PVIS), de Kamer voor de Binnenvisserij (KvB) en mijn ministerie.

In de workshop is stilgestaan bij het doel, de bijbehorende criteria van de regeling en de belangrijkste knelpunten die volgden uit de eerder gehouden interviews en enquêtes.

Het algemene beeld dat tijdens de evaluatie is ontstaan, is dat de regeling heeft geleid tot een meer professionele en wat duurzamere visserij. De evaluatie kon niet worden onderbouwd met cijfers, omdat de huidige registratie verschilt van de wijze van registreren in het verleden. Daardoor kunnen de aantallen vissers (verleden/heden) niet met elkaar worden vergeleken.

Uit de evaluatie volgt dat in de praktijk ook knelpunten zijn. Het meeste bezwaar werd geuit tegen coöperaties die met grote vistuigen vissen. Een coöperatie neemt verspreid liggende kleine stukjes viswater over van deeltijdvissers. Daarmee kan worden voldaan aan de minimaal 250 ha viswater en het minimaal inkomen van 8.500 euro; de vereisten voor registratie als beroepsvisser. Het is door het gebruik van grote vistuigen mogelijk relatief veel vis op de kleine stukjes water van de coöperatie te onttrekken. De huidige regeling maakt dit mogelijk doordat deze ruimte biedt aan een rechtspersoon (beroepsvisser/coöperatie) om werknemers in dienst te hebben die ook zelfstandig kunnen vissen. Leden van de coöperatie kunnen op deze manier blijven vissen met grote vistuigen. Dat dit een omissie is in de regeling wordt ook onderschreven door de Commissie Toekomst Binnenvisserij, gesteund door de sector Binnenvisserij en Sportvisserij Nederland.

Het is niet mogelijk de regeling zo aan te passen dat het coöperaties onmogelijk wordt gemaakt gebruik te maken van grote vistuigen. Dit zou namelijk ook inhouden dat beroepsvissers geen medewerkers meer zelfstandig mogen laten vissen. Om de beroepsvissers deze mogelijkheid niet te ontnemen, maar ook om coöperaties die wel duurzaam vissen tegemoet te komen, scherp ik de regeling aan door de grens te stellen dat maximaal 3 bevoegde personen zelfstandig mogen vissen per 250 ha viswater.

Uit de evaluatie kwam daarnaast naar voren dat er aanwijzingen zijn dat mogelijk op een oneigenlijke manier door sportvissersfederaties (als stichting) gebruik wordt gemaakt van een ontheffing voor het vissen met grote vistuigen voor onderzoek. Destijds is besloten dat ontheffingverlening alleen plaats zou vinden aan Sportvisserij Nederland. Sportvisserij Nederland heeft hier bezwaar tegen aangetekend. Zij was van mening dat sportvisserijverenigingen en sportvissersfederaties hier ook voor in aanmerking moesten komen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft hierover bij uitspraak van 6 juli 2011 bepaald dat Sportvisserij Nederland wel met grote vistuigen mag vissen, maar de sportvissersfederaties niet. De sportvissersfederaties omzeilen dit door een stichting op te richten die onderzoek doet. Als stichting kan een sportvissersfederatie bij het Ministerie van EZ namelijk ontheffing aanvragen voor het vissen met grote vistuigen voor onderzoek.

Ik zal er bij Sportvisserij Nederland op aandringen dat zij de sportvissersfederaties hierop aanspreekt. Ook zal ik bij het verlenen van een ontheffing scherper op de afbakening van het onderzoeksgebied letten.

Als laatste knelpunt in de evaluatie werden de kosten voor de accountantsverklaring genoemd. Om de administratieve lasten voor de vissers te verlagen zal ik het mogelijk maken dat de Combinatie van Beroepsvissers een gezamenlijke accountantsverklaring overlegt, om aan te geven dat alle leden voldoen aan de vereiste criteria om met grote vistuigen te vissen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven