29 628 Politie

Nr. 261 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2011

Met deze brief informeer ik u over de ontwikkeling van de politiesterkte tot en met 2010. Daarnaast ga ik in op enkele actualiteiten rond de sterkte van de politie en geef een vooruitblik naar de sterkteontwikkeling in 2011 en verder. Tenslotte bied ik u het Jaarverslag Nederlandse Politie 2010 aan.1

Ontwikkeling van de politiesterkte in 2010

Eind 2010 had de politie, inclusief de Politieacademie, de aspiranten en de voorziening tot samenwerking Politie Nederland, in totaal 62 727 fte in dienst.

Operationele sterkte

De operationele sterkte van de Nederlandse politie bedroeg op 31 december 2010 49 745 fte. Hiermee heb ik ruimschoots voldaan aan mijn afspraak met uw Kamer om de operationele sterkte op 49 500 fte te handhaven. De niet operationele sterkte bedroeg 12 982 fte.

Van 31 december 2008 tot 31 december 2010 is:

  • De operationele sterkte met zo’n 1700 fte toegenomen.

  • De niet-operationele sterkte met ongeveer 1200 fte afgenomen.

  • De totale sterkte (operationeel en niet-operationeel) met ongeveer 500 fte toegenomen.

De totale hoeveelheid personeel in dienst bij de politie was op 31 december 2010 62 727 fte. De verdeling over de diverse categorieën is in onderstaande figuur zichtbaar gemaakt.

In onderstaande tabel wordt de in- en uitstroom weergegeven die in 2010 van en naar de operationele (OS) en niet-operationele sterkte (NOS) heeft plaatsgevonden.

Definitie operationele sterkte

Levensloop

Het is dit jaar voor het eerst dat grotere groepen politieambtenaren gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om direct voorafgaand aan hun (vervroegd) pensioen levensloopverlof op te nemen. Tijdens dit verlof blijven zij echter formeel nog wel in dienst van de politie. Om vertekening van de operationele sterktecijfers te voorkomen, worden deze functionarissen vanaf ultimo 2011 niet meer meegeteld in de operationele sterkte. Zij zijn niet meer feitelijk werkzaam voor de politie.

Aspiranten

Bij het bepalen van de operationele sterkte tellen aspiranten mee. De reden hiervoor wil ik nogmaals schetsen. Aspiranten zijn voor een deel – gemiddeld 40% van hun tijd – daadwerkelijk inzetbaar in het korps. Al het operationele personeel wordt meegeteld, ook als de inzet, bijvoorbeeld door het volgen van cursussen of vanwege ziekte of zwangerschap, geen 100% is. Daarnaast worden aspiranten betaald door het korps. En, zoals onderstaand nog verder wordt toegelicht, is het van belang het evenwicht tussen sterkte en geld te bewaren en te bewaken. Beide overwegingen hebben eind 2008 geleid tot het besluit om bij het bepalen van de operationele sterkte de aspiranten mee te tellen. Wel blijf ik jaarlijks voor u inzichtelijk maken wat het aandeel van de aspiranten in de totale operationele sterkte is.

Opnemen functie Aspirant Recherchekundige

In mijn brief van 24 november 2009 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 29 628, nr. 164) heb ik een lijst verstrekt van de functies in het landelijk functiehuis die als operationeel zijn aangemerkt. Ik voeg hieraan toe de functie van Aspirant Recherchekundige (LFH-code 336). Ik doe dit om dit type aspirant te kunnen onderscheiden van reguliere aspiranten, in verband met de vergoedingsregeling aan de korpsen voor aspiranten die ik heb opgesteld.

Sterkteontwikkeling in 2011

Sterkte en de invoering van het herijkte budgetverdeelsysteem

In 2011 heb ik de basis gelegd voor het in evenwicht brengen van sterkte en geld. Zoals eerder met uw Kamer besproken lost dit kabinet de financiële problemen van de politie die samenhangen met de sterkte op, garandeert het een structureel betaalbare operationele sterkte van 49 500 fte tot en met 2015 en zorgt het kabinet ervoor dat de sterkte beter over Nederland wordt verdeeld.

Over de wijze waarop ik deze doelen realiseer heb ik u in mijn brief van 24 maart 2011 over de invoering van het herijkte budgetverdeelsysteem (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 628 nr. 239) geïnformeerd.

Om dit aantal te behouden is het noodzakelijk om het personeel dat uitstroomt, naar de arbeidsmarkt of door pensionering, tijdig weer aan te vullen. Tegelijkertijd betekent de invoering van het herijkte BVS een verschuiving van budget en een overeenkomstige verschuiving van de sterkte tussen regio’s. Deze verschuiving is in sterktedoelstellingen per korps voor 2015 vastgelegd, zodat korpsen de tijd krijgen om in personeel ook deze verschuiving te realiseren. Ook na de invoering van de nationale politie zal de herverdeling van de sterkte worden voortgezet, maar dan met het perspectief op de tien territoriale eenheden.

Zoals ik u heb gemeld in mijn brief over het regeerakkoord (14 december 2010, vergaderjaar 2010–2011, TK 29 628 nr. 231) heb ik de regie gepakt op de noodzakelijke verschuiving van de sterkte als gevolg van de invoering van hBVS. Ik doe dat door te sturen op de instroom van nieuw personeel bij de korpsen. Ik vul deze sturing concreet in door jaarlijks op basis van meerjarige personeelsprognoses te bepalen hoeveel nieuw personeel door een korps aangesteld moet worden.

Na de invoering van de nationale politie zal centraal gestuurd kunnen worden op de instroom van nieuw personeel en de juiste verdeling daarvan over de territoriale eenheden.

Extra instroom in 2011

Aan de hand van de korpsbegrotingen, die waren opgesteld in de context van het vorige kabinet en dus zonder de intensivering van € 300 miljoen oplopend naar € 370 miljoen, heb ik vastgesteld dat er voor 2011 door alle korpsen samen circa 750 aspiranten waren aangemeld om met hun opleiding op de Politieacademie te starten. Dit beeld werd bevestigd door de aanmeldingen begin dit jaar. Uit prognoses van de personeelsontwikkeling bleek dat er meer instroom noodzakelijk was om de operationele sterkte van 49 500 fte structureel op peil te houden.

Ik heb daarom een appèl op de korpsbeheerders gedaan om het aantal aspiranten dat in 2011 wordt aangenomen op te voeren naar 1850. Dit zijn er 1100 meer dan eerder door de korpsen was gepland. De korpsbeheerders hebben gehoor gegeven aan mijn oproep.

Vandaag is het benodigde aantal aanmeldingen van 1850 gehaald. Het is nu zaak om deze opleidingsplaatsen ook in te vullen met aspiranten. Op mijn aanwijzing heeft de Politieacademie de regie over het werving- en selectieproces op zich genomen en dit proces wordt nu samen met de korpsen opgepakt. Van de Politieacademie en de korpsen begrijp ik dat er veel belangstelling is om te komen werken bij de politie. Deze grote belangstelling is verheugend, maar ondanks de forse opdracht voor de instroom die wij ons gesteld hebben, zullen er geen concessies gedaan worden aan de kwaliteit van die instroom. Dit neemt niet weg dat sommige regio’s moeite hebben om, als gevolg van de aantrekkende arbeidsmarkt, vacatures gevuld te krijgen. Ook vanuit dit perspectief zie ik de vorming van nationale politie als een stimulans om met elkaar samen te werken om voldoende gekwalificeerd personeel in alle delen van het land in te kunnen zetten.

Bij diverse korpsen was de capaciteit voor werving, selectie en begeleiding van studenten (tijdelijk) afgebouwd, vanwege de lagere instroom aantallen de laatste jaren. De Politieacademie en korpsen bereiden zich er nu op voor om de toenemende stroom aspiranten, die zich na deze zomer aandient, goed onderwijs te kunnen bieden en een goede begeleiding in de praktijkperiodes bij het korps te geven. Dit doen korpsen bijvoorbeeld door onder regie van de Politieacademie samen te werken bij wervingsactiviteiten en het aantal praktijkbegeleiders uit te breiden. De Politieacademie is bezig met de planning van het onderwijs, het op peil brengen van het aantal docenten en het organiseren van de onderwijslocaties.

In aanvulling op het bovenstaande heb ik, om de instroom van 1850 in 2011 te ondersteunen, de Taskforce Instroom Politiepersoneel ingesteld. Haar eerste opdracht is het stimuleren en aanjagen van de instroom en het oplossen van knelpunten die zich voordoen bij de realisatie van de instroom. In de Taskforce hebben vertegenwoordigers zitting van het Korpsbeheerdersberaad, het Openbaar Ministerie, de Raad van Korpschefs, de Politieacademie en het ministerie van VenJ.

Personeelskwaliteit in relatie tot de nieuwe de landelijke prioriteiten

Naast de belangrijke lokale prioriteiten in bijvoorbeeld de noodhulp of de wijk, hebben het Korpsbeheerdersberaad en ik ons samen gecommitteerd aan de landelijke prioriteiten om Nederland veiliger te maken. Deze houden op veel terreinen een aanscherping op de prioriteiten van het vorige kabinet in. De focus op puur kwantitatieve doelstellingen wordt losgelaten en kwalitatieve doelstellingen staan meer centraal. De nieuwe landelijke prioriteiten richten zich op vier belangrijke hoofdthema’s, namelijk «De buurt veilig, voor bewoner en ondernemer», «Offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit», «Slagkracht voor onze professionals» en «Aanpak illegaliteit en criminele vreemdelingen». Ik heb uw Kamer over deze prioriteiten bericht in mijn brief van 18 februari 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 628, nr. 237). Om deze prioriteiten goed te kunnen uitvoeren, is een kwaliteitsverandering van een deel van de politiecapaciteit nodig. Het gaat dan over onderwerpen als FinEC, cybercrime, criminele jeugdgroepen, kinderporno, het terugdringen van zware criminaliteit, dierenpolitie of bijvoorbeeld het vreemdelingendomein. De eerder genoemde Taskforce heeft deze noodzaak onderkend en zal een concreet advies opstellen over de manier waarop de personele invulling, om de lokale en landelijke prioriteiten uit te voeren, gehaald kan worden.

Jaarverslag Nederlandse Politie 2010

Tenslotte bied ik u hierbij ook het Jaarverslag Nederlandse Politie 2010 aan. In dit jaarverslag wordt er voor het jaar 2010 teruggekeken op de landelijke prioriteiten 2008–2011 die door het vorige kabinet zijn vastgesteld. Tevens wordt er gekeken naar andere prestaties die de korpsen in 2010 hebben gerealiseerd en naar een aantal beleidsmatige en organisatorische ontwikkelingen ten aanzien van de politie.

Ik vertrouw erop u zo voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven