29 628 Politie

Nr. 231 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2010

Met deze brief informeer ik u op hoofdlijnen over de vorming van de nationale politie, de ontwikkeling van de politiesterkte en de wijze waarop ik invulling wil geven aan de intensivering in het budget van de politie.

Nationale politie

In het Regeerakkoord is aangekondigd dat er nationale politie komt. De nationale politie wordt wettelijk geregeld via een wijziging van het eerder bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel voor vaststelling van een nieuwe politiewet (30 880). Daartoe heb ik een concept-nota van wijziging opgesteld. De concept-nota van wijziging en bijbehorende concept-toelichting worden gelijktijdig met deze brief ter externe consultatie aangeboden.

Ik acht de invoering van nationale politie in één korps noodzakelijk om de politie beter in staat te stellen invulling te geven aan de eisen die de maatschappij stelt. Nationale politie moet leiden tot meer ruimte voor de professional, minder bureaucratie, minder bestuurlijke drukte, een veiliger leefomgeving en een effectievere opsporing.

De veiligheid voor burgers en het werk van de agent staan centraal bij het vormgeven van de nationale politie. De burgers waar het gaat om een zo goed mogelijke politiezorg. Daartoe zal de politie dicht bij de burger moeten staan. De politie moet hen helpen hun directe omgeving veilig te houden en zal de overlast en veelvoorkomende criminaliteit in de wijk met succes moeten aanpakken. Ook zal de politie de minder zichtbare, zware, de maatschappij ontwrichtende criminaliteit moeten aanpakken. De agenten mogen een organisatie verwachten waarin zij hun werk zo goed mogelijk kunnen doen. Een organisatie die flexibel en slagvaardig kan inspelen op de continu wijzigende veiligheidsproblemen. Een politiekorps waarin elke agent goed toegerust en opgeleid de straat op gaat. Waarin de professionele ruimte van de medewerkers groot is en de administratieve lasten beperkt zijn. Een organisatie waarvan de onderdelen goed met elkaar samenwerken, een organisatie die functioneert als één eenheid, maar met haar basis in de wijken.

Lokale inbedding

De nationale politie moet haar basis dus hebben dicht bij de burger, in de wijk en in de gemeente. Om dat te borgen, wordt in het bestel een aantal garanties ingebouwd, die ervoor zullen zorgen dat de politie nog meer dan nu al het geval is dicht bij de burger komt te staan.

Het gezag over de politie, dat op lokaal niveau is belegd, wijzigt dan ook niet. De burgemeester blijft de politie aansturen bij het handhaven van de openbare orde en hulpverlening in zijn gemeente. De officier van justitie blijft de politie aansturen bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en taken ten dienste van justitie.

Om beide gezagdragers beter in staat te stellen om te sturen op het beleid en de inzet van de politie in de gemeenten, heb ik het voornemen om in de wet, naast de geldende gezagsverhoudingen, het volgende vast te leggen:

  • Wettelijk wordt vastgelegd wat de functie van de lokale gezagsdriehoek is. In de driehoek overleggen de burgemeester en de officier van justitie tezamen met het hoofd van het territoriale onderdeel van de regionale eenheid binnen welk grondgebied de gemeente geheel of ten dele valt en zo nodig met de politiechef van de regionale eenheid over de taakuitvoering van de politie en over het beleid met betrekking tot de taakuitvoering.

  • Ook wordt in de wet opgenomen dat in het driehoeksoverleg door de burgemeester en de officier van justitie afspraken worden gemaakt over de inzet van de politie op lokaal niveau. De burgemeester zal deze afspraken maken aan de hand van het door de gemeenteraad vastgestelde lokale integraal veiligheidsplan. De strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde (opsporing en vervolging) en het beleid ter zake valt onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie. Dit neemt niet weg dat de gemeente wel afspraken kan maken met het openbaar ministerie over de strafrechtelijke handhaving op lokaal niveau.

  • Ten slotte wordt wettelijk geregeld dat de lokale gezagsdragers zwaarwegende invloed hebben op de benoeming van het lokale hoofd van politie.

Daarnaast wordt de positie van de gemeenteraad versterkt. In de wet wordt expliciet vastgelegd dat de burgemeester verantwoording verschuldigd is aan de gemeenteraad over de uitoefening van zijn gezag over de politie. Ook zal de raad worden gehoord over het ontwerp beleidsplan op regionaal niveau.

Eén landelijk politiekorps onder verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie.

Er komt één landelijk politiekorps. De vijfentwintig bestaande regiokorpsen, het Korps landelijke politie diensten, de voorziening tot samenwerking Politie Nederland en alle andere bovenregionale voorzieningen gaan op in dit landelijke korps. Met de vorming van dit ene korps wordt beoogd te komen tot meer professionaliteit van de politie, meer doelmatigheid en vermindering van de kwetsbaarheid van met name de specialistische politietaken. De conceptnota van wijziging voorziet in de oprichting van een landelijk politiekorps met rechtspersoonlijkheid. Deze rechtspersoon opereert onder volledige verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. De minister krijgt zodanige taken en bevoegdheden ten aanzien van de politie dat de minister effectief kan sturen op het beheer (bijvoorbeeld ten aanzien van ICT) en – onverminderd de verantwoordelijkheid van de lokale gezagsdragers – de taakuitvoering van de politie.

Dit draagt bij aan de eenheid van de politie in beheer en aan het gemeenschappelijk functioneren, waardoor de politie flexibel en slagvaardiger kan inspelen op continu wijzigende veiligheidsproblemen. De minister legt verantwoording af aan de Tweede Kamer. Daarmee is de democratische inbedding op landelijk niveau geregeld. Het huidige zogenoemde «democratisch gat» ten aanzien van het beheer wordt hiermee tevens gedicht.

Het landelijke korps zal bestaan uit tien regionale eenheden en één of meer landelijke eenheden die belast zijn met de uitvoering van de politietaak zoals nu de Nationale Recherche, mogelijk aangevuld met taken van bijvoorbeeld de bovenregionale recherche teams. Daarnaast komen er één of meer ondersteunende diensten als onderdeel van het korps, die zorg dragen voor ondersteunende bedrijfsvoeringstaken van de politie, zoals ICT, inkoop, huisvesting, personeelszaken etc. Deze centralisatie van de bedrijfsvoeringstaken zal in belangrijke mate moeten bijdragen aan de beoogde efficiencywinst binnen de politieorganisatie.

De tien regionale eenheden zullen zorg dragen voor de uitvoerende politietaken (bijvoorbeeld basispolitiezorg, noodhulp, opsporing) in hun gebied. Zij doen dat niet autonoom en zelfstandig maar binnen de context van één landelijk korps. De grenzen van deze regionale eenheden zijn congruent aan de grenzen van de gerechtelijke kaart, die nog wordt herzien. De schaal van de indeling in tien regionale eenheden leidt tot het ontstaan van robuuste werkeenheden en daarmee tot een steviger basis voor de organisatie van de uitvoerende politietaken in Nederland. Door de congruente indeling van de arrondissementen en de regionale eenheden van de politie zal daarnaast de samenwerking in de justitiële keten worden vereenvoudigd.

Voor wat betreft de relatie van de politieorganisatie met de veiligheidsregio’s geldt dat de buitengrenzen van de vijfentwintig veiligheidsregio’s, waarvan de indeling niet wordt gewijzigd, en de tien regionale politie-eenheden congruent zijn. Ook de nationaal georganiseerde politie blijft haar bijdrage leveren aan de taken van de veiligheidsregio. Teneinde een goede operationele en bestuurlijke koppeling mogelijk te maken, kan voor de indeling van de regionale eenheden van de politie in districten worden uitgegaan van de indeling in veiligheidsregio’s.

Eén korpschef

De leiding van het landelijke korps wordt opgedragen aan een korpschef, die daarmee ook het boegbeeld is van het landelijke korps. De korpschef wordt belast met de leiding en het beheer van de politie. De regionale en landelijke eenheden van het landelijke korps zijn hiërarchisch ondergeschikt aan de korpschef.

De minister van Veiligheid en Justitie stelt de kaders vast waarbinnen de korpschef zijn taken dient te vervullen. De minister stelt regels en kan aanwijzingen geven aan de korpschef met betrekking tot de uitoefening van diens taken en bevoegdheden. De korpschef is werkzaam onder volledige ministeriële verantwoordelijkheid. De korpschef laat zich bij de uitvoering van zijn taken ondersteunen door een korpsleiding.

Regionaal overleg gezagsdragers

De nationale politie kent op regionaal niveau niet langer zelfstandige onderdelen met eigen bevoegdheden op het terrein van beheer. Daarmee worden de regionale korpsbeheerders en de regionale (beheer)colleges overbodig. Dit moet leiden tot een aanzienlijke reductie van de bestuurlijke drukte ten aanzien van de politie.

Wel wordt op regionaal niveau voorzien in overleg tussen de lokale gezagsdragers over de politie. In de wet wordt geregeld dat de burgemeesters van de gemeenten in het gebied waarin de regionale eenheid de politietaak uitvoert tezamen met de hoofdofficier van justitie ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan en jaarlijks een jaarverslag vaststellen voor de regionale eenheid.

In dit beleidsplan maken de lokale gezagsdragers afspraken over in ieder geval de doelstellingen en de prioriteiten voor de regionale eenheid en de verdeling van de voor de regio beschikbare politiesterkte over de onderdelen van de regionale eenheid.

De regionale prioriteiten worden gebaseerd op de lokale prioriteiten in de gemeenten, die veelal zijn opgetekend in het lokale integraal veiligheidsplan. Voorafgaand aan de vaststelling van het regionale beleidsplan hoort iedere burgemeester in het gebied van de regionale eenheid de gemeenteraad van zijn eigen gemeente over het ontwerpbeleidsplan. Hiermee wordt de lokale inbedding van de nationale politie verder benadrukt en versterkt.

Voor de afstemming van burgemeesters over het regionale beleidsplan kan de schaal van de veiligheidsregio goed worden benut. Dit is met name denkbaar daar waar de nieuwe regionale politie-eenheden uit meerdere veiligheidsregio’s (en dus uit veel gemeenten) bestaan.

Een nieuwe functionaris in het politiebestel is de regioburgemeester. De regioburgemeester is de burgemeester van de gemeente met het hoogste aantal inwoners in het gebied waarin de regionale eenheid haar politietaak uitvoert. Omdat politiecapaciteit per definitie schaars is, is denkbaar dat bij het overleg over de verdeling van de voor de regio beschikbare capaciteit geschillen ontstaan tussen de gezagsdragers onderling. Als het bij de vaststelling van het regionale beleidsplan niet lukt hierover overeenstemming te bereiken, stelt de regioburgemeester het beleidsplan vast. Indien een burgemeester zich niet met deze beslissing kan verenigen, kan de burgemeester een beroep instellen bij de minister. Kan de hoofdofficier van justitie zich niet met de beslissing van de regioburgemeester verenigen, dan kan het geschil door het College van procureurs-generaal aan de minister worden voorgelegd.

De regioburgemeester en de hoofdofficier van justitie worden in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de benoeming van de politiechef. Alvorens het advies wordt uitgebracht, hoort de regioburgemeester de burgemeesters van de gemeenten in het gebied waarin de regionale eenheid de politietaak uitvoert.

Landelijk overleg

Om verbinding te behouden tussen het lokale gezag en het centrale beheer, zal worden voorzien in een periodiek overleg van de minister samen met de korpschef met de regioburgemeesters en de voorzitter van het College van procureurs-generaal. In dit overleg komen de taakuitvoering door de politie en het beheer ten aanzien van de politie (bijvoorbeeld de verdeling van sterkte binnen de nationale politie) aan de orde. Ook zal dit overleg worden gebruikt om de regioburgemeesters en het College van procureurs-generaal te horen over de landelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van de taakuitvoering door de politie. Deze landelijke beleidsdoelstellingen worden evenals in de huidige situatie vastgesteld door de minister. De landelijke beleidsdoelstellingen zien op de aanpak van maatschappelijke veiligheidsproblemen die zich vaak lokaal manifesteren. Vanzelfsprekend zullen de landelijke beleidsdoelstellingen voldoende ruimte laten voor lokaal politiebeleid.

Politieacademie

Conform het Regeerakkoord gaat de Politieacademie op in de nationale politie. De Politieacademie wordt nu echter nog niet meegenomen in de voorgenomen wijzigingen van het wetsvoorstel. Dit zal op een later moment gebeuren. Het Regeerakkoord kondigt namelijk ook diverse veranderingen aan in de inrichting van het politieonderwijs: verkorting van de duur van de opleiding, meer aansluiting bij het reguliere onderwijs en wijziging van de rechtspositie van aspiranten.

Daarnaast dient eerst te worden bezien hoe bij opname van de Politieacademie in het politiebestel de onafhankelijke kwaliteit van het politieonderwijs (waaronder de accreditatie van de opleidingen en de aansluiting met het reguliere onderwijs) goed kan worden geborgd.

Transitieperiode tot aan inwerkingtreding nieuwe politiewet

Ten einde binnen de kaders van de huidige Politiewet 1993 al zoveel mogelijk stappen te maken, heb ik het voornemen om met de korpsbeheerders een akkoord te sluiten. In dit akkoord wil ik afspraken maken over de verdeling van verantwoordelijkheden in de transitiefase en de maatregelen die nu of in de transitiefase genomen moeten worden ter voorbereiding op de nationale politie. Hierbij kan specifiek gedacht worden aan de te treffen maatregelen ten aanzien van ICT, onder andere naar aanleiding van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Uiteraard staat voorop dat geen onomkeerbare stappen worden gezet totdat de wetswijziging formeel van kracht is.

Voor de invoering van de nationale politie is conform het Regeerakkoord reeds € 130 miljoen incidenteel beschikbaar. Dit komt bovenop de in het Regeerakkoord opgenomen investering in de sterkte van de politie. De inzet hiervan is afhankelijk van het tempo en de fasering van de invoering van de nationale politie.

Intensivering

Op basis van het Regeerakkoord en de daarin opgenomen intensivering in het budget voor de politie van € 300 oplopend tot € 370 miljoen, heb ik uw Kamer een verhoging van de huidige sterkteafspraak van 48 000 fte toegezegd naar een nieuwe sterkteafspraak van structureel 49 500 fte bij de 25 regionale korpsen en het KLPD. Dit is 3 000 fte meer dan zonder deze extra middelen mogelijk zou zijn geweest. De operationele sterkte bedroeg bij de laatste peiling op 30 juni 2010, 49 436 fte.1 Deze sterkte wordt structureel betaalbaar gemaakt.

Het door mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer aangeboden normkostenonderzoek maakte duidelijk dat de 48 000 fte niet meer structureel betaalbaar waren. Het normkostenonderzoek toonde namelijk aan dat een structureel tekort ontstond in de betaalbaarheid van de politie van € 160 miljoen. Omgerekend in operationele sterkte betekent dat 1 500 fte. De betaalbare sterkte zou daarmee vanaf 2011 niet hoger kunnen zijn geweest dan 46 500 fte. Dat zou hebben betekend dat de operationele sterkteafspraak neerwaarts zou moeten worden bijgesteld.

Door de maatregelen uit het Regeerakkoord is het mogelijk om deze daling van 1 500 fte naar 46 500 fte ongedaan te maken en bovendien ruimte te scheppen voor structureel 1 500 fte meer. Bij elkaar is dit 3 000 fte extra, waarvan 500 fte ingezet zal worden voor de animal cops. Hiermee realiseer ik dat in deze kabinetsperiode met 49 500 fte de grootste operationele sterkte van de politie ooit bereikt wordt en dat deze structureel betaalbaar is. Er zullen deze kabinetsperiode dus ook geen ontslagen vallen in de operationele sterkte.

Voor 2011 bedraagt de intensivering € 300 miljoen oplopend tot € 370 miljoen vanaf 2015. Dit geld zal geheel ingezet worden om de operationele sterkte bij de regionale korpsen en het KLPD betaalbaar te maken en te houden. Daarnaast is zoals hierboven genoemd € 130 miljoen incidenteel beschikbaar voor de invoering van de nationale politie, die in de jaren 2013, 2014, 2015 een besparing op overhead zal opleveren van respectievelijk € 30, € 50, en € 80 mln. Ik zal u nader informeren over de wijze waarop deze bedragen worden ingezet.

Verhogen inzetbaarheid en productiviteit politie

Een structurele volumegroei van de politie is niet de enige maatregel om de politie-inzet te verhogen. Zoals in het Regeerakkoord is opgenomen zet ik zwaar in op het verhogen van de inzetbaarheid en productiviteit van de politie. Bovendien sta ik voor het vergroten van het vakmanschap en de professionele ruimte van individuele agenten. Naarmate dat vakmanschap en die ruimte groter worden, slaagt de politie er beter in Nederland veiliger te maken voor de burger.

De bureaucratie zal worden aangevallen. De registratiedrift en formulierengekte moet worden gestopt. Het rapport over de tijdsbesteding van wijkagenten dat u op 12 juli 2010 is toegestuurd is een goed voorbeeld van het belang van het terugdringen van de bureaucratie. Uit het onderzoek blijkt dat de wijkagent slechts 65 procent van zijn tijd in of voor de wijk werkt omdat zij onder andere te veel tijd kwijt zijn aan administratief werk.

Ik kom in januari 2011 met een Aanvalsplan Bureaucratie. Ik zet concreet in op een reductie met 25 %. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van diverse maatregelen die in de regio’s zelf al worden genomen. Zo levert het frontoffice-backoffice-model van de regio Hollands-Midden een forse productiviteitswinst. Daarnaast komen er maatregelen om heterdaadkracht te vergroten, afdoening van zaken vroegtijdig in de opsporingsketen mogelijk te maken en de noodhulp efficiënter in te richten, bijvoorbeeld door mogelijkheden voor eenmenssurveillance te benutten.

Door de vermindering van bureaucratie komt er ook ruimte voor een beter aangifteproces. De aangifte is één van de belangrijkste contactmomenten van de burger met de politie en dus een belangrijk ijkpunt voor het vertrouwen in en de tevredenheid over de politie. Een aangifte opnemen en verwerken moet zorgvuldig gebeuren en dat kost tijd. Maar het kan voor zowel de burger als de agent gemakkelijker worden gemaakt. Snel en adequaat aangifte doen moet het uitgangspunt zijn, al dan niet langs elektronische weg. Ook moeten burgers kunnen volgen wat er met hun aangifte gebeurt.

Voorts zullen belemmeringen op het vlak van arbeidstijden worden weggenomen. Concreet gaat het daarbij onder meer om de toepassing van de Arbeidstijdenwet en de Landelijke Arbeidstijdenregeling van de politie. Met uw Kamer is afgesproken dat de werkgroep die deze belemmeringen en oplossingen in kaart brengt, zijn werk oplevert op 1 maart 2011. Voor 1 april 2011 zal ik vervolgens met een reactie komen.

Door deze maatregelen komen er dus meer uren voor blauw op straat en voor recherchewerk.

Terugdringen overhead

Behalve een structurele volumegroei in de operationele sterkte en het verhogen van de productiviteit en de effectiviteit van de politie, zet het kabinet in op het terugdringen van de kosten van de overhead, zowel in middelen als in personeel (de niet-operationele sterkte).

Het voornemen is om de overhead met circa 25% te reduceren. Deze ombuiging in de overhead is noodzakelijk om de reeds ingeboekte taakstellingen van het vorige kabinet (TK 29 628, nr. 154) en, voor zover van toepassing, besparingen in verband met de vorming van de nationale politie te realiseren. De vorming van het Politiedienstencentrum en de nationale politie zijn noodzakelijk om deze reductie mogelijk te maken. De recent uitgevoerde business cases op de bedrijfsvoering geven aan dat deze reductie realistisch is.

Verdeling van de politiesterkte over het land

Al enige tijd speelt het vraagstuk van de verdeling van de sterkte over het land. Het onderzoek naar de herijking van het budgetverdeelsysteem (hBVS) dat aan uw Kamer is gezonden (TK 29 628, nr. 208), heeft aangetoond dat er een relatieve verschuiving in de verdeling van de werklast van de politie heeft plaatsgevonden van de Randstad naar de rest van het land. Dit rapport over de herijking adviseerde voor de daalkorpsen een daling van maximaal 2% per jaar. Enkele korpsen zouden worden geconfronteerd met een budgetdaling van in totaal ongeveer 20%.

Ik vind de voorstellen uit het rapport op sommige plaatsen echter te vergaand. Ik wil voorkomen, dat door de invoering van hBVS de veiligheid in de regio’s en de bedrijfsvoering in verschillende korpsen die moeten dalen te veel onder druk komen te staan. Ik denk daarom aan het gemitigeerd invoeren van hBVS.

Herverdeling van de sterkte zal nieuwe afspraken met de korpsbeheerders vergen over de operationele sterkte van hun korps en over de wijze, door middel van groei- en daalpaden en de termijn, waarop deze sterkte bereikt moet worden. Om zeker te stellen dat de afgesproken sterkte uiteindelijk wordt bereikt en deze ook op de juiste wijze over het land is verdeeld, ga ik centraal sturen op de instroom van aspiranten (werving, selectie en aanstelling).

Ik ben over de gemitigeerde invoering van hBVS, de bijhorende sterkteafspraken en de centrale sturing van aspiranten in overleg met het Korpsbeheerdersberaad en ik hoop dit spoedig af te ronden. Ik zal hierbij rekening houden met het perspectief van de nationale politie, zoals verwoord in het Regeerakkoord.

In de tussentijd heb ik besloten om drie korpsen, die thans hun sterkte niet meer uit de BVS bijdrage kunnen bekostigen en over onvoldoende eigen vermogen beschikken, voor 2010 bij te springen middels een artikel 3 bijdrage.

Tot slot

Door de vorming van de nationale politie, de intensivering in combinatie met het verhogen van de inzetbaarheid en productiviteit van de capaciteit, het terugdringen van de overhead en een evenwichtige herverdeling wordt de politie in staat gesteld uitvoering te geven aan de prioriteiten zoals opgenomen in het Regeerakkoord. De buurt wordt veiliger voor bewoners en ondernemers door de aanpak van overlast en criminaliteit op straat, bij uitgaansgelegenheden en evenementen. Er komt een offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit. De aanpak van fraude, witwassen, skimmen, cybercrime, overvallen en het afnemen van crimineel vermogen maakt hier onderdeel van uit. Mijn voornemen is om de landelijke prioriteiten voor de politie begin 2011 vast te stellen na overleg met de korpsbeheerders en het College van procureurs-generaal.

Met deze brief heb ik mede uitvoering gegeven aan de toezegging om u op hoofdlijnen te informeren over de wijzigingen die ik voornemens ben door te voeren in het politiebestel; de motie Kant c.s. (TK 31 951, nr. 2) en de motie Rutte (TK 31 951, nr. 2), ingediend tijdens het verantwoordingsdebat op 28 mei 2009; de vragen van het lid Berndsen (D66) (TK 2010Z15127), zie hiervoor bijlage 2; de tweede halfjaarlijkse rapportage over de sterkte van de Nederlandse politie voor het jaar 2010; de gevraagde reactie op het onderzoeksrapport ´(Niet) voor de wijk; De tijdsbesteding van wijkagenten»; de motie Van der Staaij, ingediend tijdens het Algemeen Overleg Politie op 01-07-2009 (TK 2008–2009, 29 628, nr. 136 en de motie Çörüz, ingediend tijdens de plenaire afronding hoofdstuk VII begroting BZK 2010 op 26-11-2009 (TK 2009–2010, 32 233 VII, nr. 38).

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

BIJLAGE 1 STERKTEBEELD 30 juni 2010

De sterkteafspraak: sturen op operationele sterkte

De Tweede Kamer is er in november 2009 op voorstel van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken mee akkoord gegaan in het vervolg te sturen op de operationele sterkte van de politie. Dat is de optelsom van alle medewerkers werkzaam in het primaire proces van de politie en de medewerkers in opleiding. Deze laatste categorie wordt meegeteld, omdat deze voorziet in de vervangingsbehoefte van uitstromend personeel in het primaire proces. Vanwege het duale leerstelsel (werkend leren) zijn aspiranten ook al tijdens hun opleiding voor een deel inzetbaar bij hun korps (gemiddeld 40%). De Tweede Kamer is op 10 november 2009 (TK 29 628, nr. 160) per brief geïnformeerd over de definitie die voor operationele sterkte wordt gehanteerd en in de brief van 24 november 2009 (TK 29 628, nr. 164) over de functies bij de politie die tot de operationele sterkte worden gerekend.

Op 30 juni 2010 bedroeg de operationele sterkte 49 426 fte (zie figuur 1).

Figuur 1: sterktebeeld Nederlandse politie 30 juni 2010 (bron: POLBIS)

Figuur 1: sterktebeeld Nederlandse politie 30 juni 2010 (bron: POLBIS)


XNoot
1

Zie bijlage 1.

Naar boven