29 628 Politie

Nr. 1174 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2023

Inleiding

In dit halfjaarbericht informeer ik uw Kamer over de staat van de politie. Allereerst wil ik mijn waardering uitspreken voor de politiemensen die elke dag weer voor ons klaar staan. Ik ben trots dat zij zich met een groot verantwoordelijkheidsgevoel inspannen voor onze veiligheid, of zij zich nu bezighouden met het bestrijden van ondermijnende criminaliteit, in contact staan met burgers in de wijk, of belast zijn met bewaken en beveiligen.

Uit de reputatie- en vertrouwensmonitor en de kerncijfers die bij deze brief zijn gevoegd blijkt onder meer dat veel burgers vertrouwen hebben in de politie, dat het onveiligheidsgevoel blijft afnemen en dat er sprake is van een dalende trend van misdrijven. Dat zijn positieve ontwikkelingen, die wij te danken hebben aan het harde werk van politiemensen. Tegelijkertijd blijven er ook uitdagingen bestaan. Zo blijft de druk op de politiecapaciteit hoog en vraagt het aanpakken van discriminatie, racisme en uitsluiting binnen de politieorganisatie onverminderd aandacht.

Zoals gebruikelijk informeer ik uw Kamer in deze brief langs drie lijnen, te weten: (1) de positie van de politie in de samenleving, (2) de toerusting van de politieorganisatie en (3) de ontwikkeling van de taakuitvoering en het werkaanbod. In bijlage 1 zijn de kerncijfers van de politie aan de hand van bovenstaande lijnen visueel weergegeven. In bijlage 2 informeer ik u over de stand van zaken van de gedane toezeggingen, moties en andere aanvullende zaken. Middels bijlage 3 tot en met 6 ga ik in op integriteit, discriminatie en racisme, bevoegdheden in het kader van openbare orde in het online domein, de politie in internationale context en de stand van zaken van de informatievoorziening (IV). In bijlage 7c zijn de openbare delen van het rapport van de commissie Brouwer inzake de feiten en omstandigheden in aanloop naar het overlijden een medewerker van de Landelijke Eenheid opgenomen. Tot slot deel ik in bijlage 8 tot en met 15 diverse verslagen en rapporten waaraan wordt gerefereerd in deze brief.

Positie van de politie in de samenleving

Reputatie- en vertrouwensmonitor

Voor de legitimiteit en effectiviteit van de politie is het van groot belang dat burgers vertrouwen hebben in de politie en dat de politieorganisatie een goede reputatie heeft. In opdracht van de politie wordt sinds 2020 een reputatie- en vertrouwensmonitor uitgevoerd. Op 26 mei jl. is de meest recente meting verschenen.1 Hieruit blijkt dat het vertrouwen van burgers in de politie goed en overwegend stabiel is. Nagenoeg alle burgers vinden dat de politie zeer belangrijk is voor het goed functioneren van de maatschappij. Twee derde van de respondenten beoordeelt de reputatie van de politie als «redelijk» tot «uitstekend».

In de groep die de politie «matig» tot «slecht» beoordeelt, zijn burgers met een niet-westerse migratieachtergrond licht oververtegenwoordigd. De politie heeft voor de tweede keer een representatieve steekproef laten uitvoeren onder burgers met een niet-westerse migratieachtergrond. De onderzochte doelgroep beoordeelt de nabijheid, rechtvaardigheid en effectiviteit van de politie lager dan de totale Nederlandse populatie. Ook scoort deze doelgroep de politie lager op behandeling en empathie. De politie gebruikt deze inzichten om verbeteringen door te voeren. Zo blijft de politie zich onverminderd inzetten voor diversiteit en inclusie.

Discriminatie en racisme

Op 9 mei jl. heb ik met uw Kamer in een plenair debat gesproken over discriminatie en racisme binnen de politieorganisatie (Handelingen II 2022/23, nr. 78, item 31). Dit was een belangrijk debat. De politie moet een inclusieve organisatie zijn, waarbinnen geen sprake is van uitsluiting. Daarnaast moeten burgers erop kunnen vertrouwen dat de politie professioneel en inclusief handelt, binnen de eigen organisatie en daarbuiten.

Het aanpakken van racisme en discriminatie vormt een grote maatschappelijke opgave, ook voor de politie. In het verleden was er niet altijd voldoende aandacht voor discriminatie, racisme en uitsluiting binnen de politieorganisatie. Ik zie echter dat de politie een grote verantwoordelijkheid voelt om discriminatie, racisme en uitsluiting aan te pakken. Hiervoor is een cultuuromslag noodzakelijk, die inmiddels in gang is gezet. De politie werkt binnen het programma Politie voor Iedereen aan de aanpak van discriminatie bij en door de politie. Een schematische weergave van de acties binnen deze aanpak vindt u in bijlage 3. Als aanvulling op dit programma wordt als deel van het thema veilige en inclusieve teams uitvoering gegeven aan het plan van aanpak uitsluiting, discriminatie en racisme. Met dit plan wordt onder andere richting gegeven aan de beoordeling en afhandeling van meldingen van norm-overschrijdend gedrag. Daarnaast heeft de politie diverse loketten voor politiemedewerkers ingericht voor het stellen van hulpvragen en het melden van zorgen en/of misstanden. Dit zogenoemde lokettenlandschap is visueel weergegeven in bijlage 13.

Naar aanleiding van de motie van het lid van der Werf c.s.2 ben ik in overleg getreden met de Inspectie Justitie en Veiligheid over het monitoren van de implementatie van de aanbevelingen uit het plan van aanpak uitsluiting, discriminatie en racisme. De Inspectie oriënteert zich de komende periode of, en zo ja hoe, zij deze monitoring inhoudelijk kan vormgeven. Hierbij wordt ook gekeken naar de behoefte van specifieke expertise en toerusting op het gebied van discriminatie en racisme.

In bijlage 3 ga ik in op een aantal specifieke onderwerpen op het vlak van discriminatie en racisme, waaronder de reeds lopende monitoring op het vlak van discriminatie en racisme. Ook geef ik in deze bijlage opvolging aan een aantal toezeggingen die ik heb gedaan in het plenaire debat op 9 mei jl.

Visie op de politiefunctie

In navolging op wat ik met u deelde in het laatste halfjaarbericht politie3, informeer ik uw Kamer over de voortgang van het traject visie op de politiefunctie.

Er wordt een hoofdlijnennotitie opgesteld ten behoeve van het debat dat moet plaatsvinden om te komen tot een visie op de politiefunctie. De afgelopen periode heb ik benut voor het verzamelen en analyseren van relevante kennis, inzichten en andere inbreng ten behoeve hiervan. Dit doe ik door middel van een literatuuroverzicht, essays van verschillende wetenschappelijke disciplines, strategische dialoogtafels met ketenpartners en het maatschappelijk middenveld, een analyse van het Informatie Analyse Team, burgerpanels en gesprekken met het werkveld. Daarnaast wordt op 3 juli a.s. in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) over de visie op de politiefunctie gesproken.

Er zijn in totaal drie strategische dialoogtafels gepland met als onderwerp de impact van: maatschappelijke ontwikkelingen (12 april jl.), innovaties (17 mei jl.) en ordeningsvraagstukken (29 juni a.s.) op de politiefunctie in de toekomst. Aan de strategische dialoogtafels duiden experts vanuit verschillende (maatschappelijke) organisaties de impact op de politiefunctie in de toekomst. Het karakter van de strategische dialoogtafels is onderzoekend en de diversiteit van de genodigden zorgt voor een rijke opbrengst. Het resultaat van de strategische dialoogtafels zal ik als bijlage bij de hoofdlijnennotitie meesturen.

De gewijzigde motie van het lid Den Boer4 verzoekt de regering om ook burgers te betrekken bij de totstandkoming van de visie. Hiervoor heb ik burgerpanels georganiseerd met als doel inzicht te krijgen in hoe burgers denken over de politiefunctie in onze samenleving. Burgerpanels hebben als belangrijk voordeel dat de interactie tussen de deelnemers zorgt voor diepgaand inzicht in de meningsvorming, en welke aspecten daarin een rol spelen. Bij de respondentenselectie heb ik in het bijzonder aandacht gehad voor een representatieve afspiegeling van onze maatschappij en goede geografische spreiding over het land. Het resultaat van de burgerpanels zal ik eveneens als bijlage bij de hoofdlijnennotitie meesturen.

In de zomer wordt een hoofdlijnennotitie geschreven die zal worden besproken met betrokken partijen en het maatschappelijk middenveld. Ook wordt deze notitie aan uw Kamer aangeboden en ik ga hierover graag met uw Kamer in gesprek. De opbrengst van dit alles wordt verwerkt in een definitieve hoofdlijnennotitie waarop ik vervolgens mijn visie op de politiefunctie zal baseren. Op deze manier geef ik op een zorgvuldige wijze invulling aan het maatschappelijk en politiek debat dat nodig is voor een visie op de politiefunctie.

Toerusting van de politieorganisatie

Druk op de politiecapaciteit

De afgelopen periode heb ik meermaals met uw Kamer gesproken over de grote druk op de politiecapaciteit, waar we ook de komende jaren nog mee te maken zullen hebben. Vanuit verschillende gemeenten en regio’s ontvang ik signalen dat de politiecapaciteit knelt en dat er steeds moeilijkere keuzes moeten worden gemaakt. Tijdens mijn werkbezoeken door het hele land hoor ik vergelijkbare geluiden. Wij vragen op het moment veel van de politie, in het bijzonder van de operationele politiemedewerkers die in de gebiedsgebonden politiezorg werken. In bijlage 2 ga ik specifiek in op de gebiedsgebonden politiezorg.

De druk op de politiecapaciteit kent meerdere oorzaken. Ten eerste is de vraag naar politiecapaciteit toegenomen, onder meer voor de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit, migratie, en bewaken en beveiligen. Ten tweede bevindt de politie zich in een pensioengolf, waardoor veel operationele politiemedewerkers vertrekken. Ten derde is de arbeidsmarkt krap, waardoor er meer mensen uitstromen die elders een andere baan vinden en het werven van voldoende nieuwe medewerkers een grotere uitdaging is geworden.

Evenals de vorige kabinetten zet dit kabinet in op uitbreiding van de politiecapaciteit. De operationele formatie van de politie is daarom al fors uitgebreid en blijft stijgen. In 2027 zal daarom de operationele sterkte met zo’n 3.100 fte zijn uitgebreid ten opzichte van 2017.

De korpschef is verantwoordelijk voor het vullen van de formatie-uitbreidingen. Dit brengt een omvangrijke opgave voor de politie en opleidingsopgave voor de Politieacademie met zich mee. Omdat het tijd kost om nieuwe medewerkers te werven en op te leiden, vraagt het wegnemen van de druk op de politiecapaciteit om een meerjarige inspanning. Tegelijkertijd wil ik onderstrepen dat er vanaf nu naar verwachting ieder jaar meer operationeel politiepersoneel zal zijn.

De gehele politieorganisatie moet door de huidige moeilijke fase heen. In alle politieregio’s leidt de druk op de politiecapaciteit tot knelpunten, al verschilt de precieze problematiek van plek tot plek. Politiecapaciteit is per definitie schaars. Dit betekent dat er altijd keuzes moeten worden gemaakt over de inzet van politiecapaciteit. In tijden van krapte moeten die keuzes nog scherper gemaakt worden.

Rapport van de commissie Brouwer inzake het overlijden van Mike Versteege

Op 19 december 2019 overleed de heer Versteege.5 Hij was op dat moment werkzaam als operationeel specialist bij de Afdeling Technologische Ondersteuning en Expertise van de Dienst Specialistische Operaties van de Landelijke Eenheid. Ik wil allereerst mijn oprechte deelneming betuigen aan de nabestaanden en collega’s van de heer Versteege. Het is verschrikkelijk dat zij hem moeten missen. Ik wens hen heel veel sterkte toe. Ook hoop ik dat het uitvoerige het rapport van de commissie Brouwer inzake de feiten en omstandigheden voorafgaand aan het overlijden van de heer Versteege antwoord geeft op de vragen die zij jaren later nog altijd hadden.

De politie heeft na de suïcide van de heer Versteege in 2020 een feitenonderzoek gedaan. Na dit onderzoek resteerden er nog vragen bij de nabestaanden. Mede door bemiddeling van de politievakbonden werd duidelijk dat nader onderzoek nodig was. Onder meer op verzoek van uw Kamer heeft een commissie onder leiding van de heer Oebele Brouwer in opdracht van de korpschef nader onderzoek gedaan naar de feiten en omstandigheden rond het overlijden van de heer Versteege. Op 31 mei jl. heeft de commissie haar rapport aangeboden aan de korpschef. De korpschef en ik zijn de commissie Brouwer zeer erkentelijk voor het grondige onderzoek en het opgeleverde rapport.

De commissie Brouwer kan op basis van de beschikbare informatie geen oorzakelijk verband leggen tussen de gebeurtenissen op het werk en het overlijden van de heer Versteege. Wel laat het onderzoek van de commissie zien dat een opeenstapeling van ernstige fouten en grove nalatigheid van de politieorganisatie in de omgang met de heer Versteege hem raakten en uit zijn mentale evenwicht brachten. De commissie plaatst deze fouten en nalatigheid in de context van de organisatorische knelpunten die na het overlijden is aangetoond in de rapporten van de adviescommissie Schneiders en de onderzoeken van de Inspectie Justitie en Veiligheid.

Het rapport maakt op een aangrijpende manier inzichtelijk wat de nu bekende knelpunten op het vlak van de leiding, sturing en span of control betekenden in de dagelijkse werkpraktijk van de heer Versteege. In zijn reactie op het rapport van de commissie Brouwer schrijft de korpschef dat de onontkoombare conclusie is dat de politie het niet goed heeft gedaan. Hij spreekt daarom spijt uit. De korpschef schrijft verder dat alles in het werk wordt gesteld om te voorkomen dat zich in de toekomst vergelijkbare menselijk drama’s kunnen voordoen. Inmiddels is de transitie van de Landelijke Eenheid ingezet om deze en andere knelpunten weg te nemen, zoals hieronder nader wordt toegelicht. Maar de verdrietige realiteit is dat de heer Versteege daardoor niet terug zal komen.

In mijn brief van 10 mei 20226 en in het commissiedebat politie van 11 mei 2022 (Kamerstuk 29 628, nr. 1094) heb ik onderstreept dat ik grote waarde hecht aan transparantie en openbaarheid. Tegelijkertijd moet er bij gevoelige rapporten altijd een balans worden gevonden tussen transparantie en openbaarheid enerzijds en het beschermen van (zeer) persoonlijke informatie en de vertrouwelijkheid van het onderzoek anderzijds. Dit met als doel om betrokkenen voldoende te beschermen en hen in gelegenheid te stellen om in alle vertrouwelijkheid aan het onderzoek mee te werken.

Met inachtneming van het voorgaande heeft de korpschef besloten de inleiding (hoofdstuk 1), de persoonsbeschrijving van de heer Versteege (hoofdstuk 2) en de bevindingen (hoofdstuk 4) openbaar te maken. Deze delen van het rapport zijn als bijlage 7c bij deze brief gevoegd. De andere delen van het rapport bevatten zeer persoonlijke details, die ondanks het weglaten van namen eenvoudig ter herleiden zouden zijn naar personen. Om die reden acht de korpschef het onwenselijk dat deze delen openbaar worden. Ik ben dat met hem eens. Ik heb de niet-openbare ter vertrouwelijke inzage aan uw Kamer voorgelegd7. De reactie van de korpschef op het rapport van de commissie Brouwer is als bijlage 7b bij deze brief gevoegd.

De opdracht van de korpschef aan de commissie Brouwer bevatte ook het beschrijven van de rode draden en lessen uit de drie onderzoeken. Dit stuk is als bijlage 7d bij deze brief gevoegd.

In bijlage 7a ga ik uitgebreid in op het rapport van de commissie Brouwer, waaronder de rode draden uit de drie onderzoeken die de commissie heeft gedaan.

Transitie van de Landelijke Eenheid

Op 24 maart jl. heb ik uw Kamer per brief8 geïnformeerd over de start van de transitie van de Landelijke Eenheid. Ik heb de monitoringscommissie Schneiders verzocht elke vier maanden aan mij te rapporteren over de voortgang van de transitie. De eerste rapportage van de monitoringscommissie Schneiders is als bijlage 8 bij deze brief gevoegd. In deze rapportage gaat de commissie in op de stand van zaken van de transitie, die onlangs is gestart.

De commissie concludeert dat er hard wordt gewerkt aan de transitie, maar constateert ook dat er aanzienlijke risico’s bestaan voor de voortgang van de transitie op het vlak van de aansturing van de transitie, de communicatie richting de werkvloer, de leiderschapsschouw en de medewerkersparticipatie. De commissie stelt dat deze risico’s in de komende maanden gemitigeerd moeten worden. De risico’s die de monitoringscommissie benoemt liggen in de lijn van de risico’s die de korpschef en ik hebben geïdentificeerd in de brief van 24 maart jl. Ik ben het met de monitoringscommissie eens dat de genoemde risico’s moeten worden gemitigeerd.

De aansturing van de transitie

Zoals eerder aangegeven, vraagt de transitie nu en de komende jaren veel aandacht en energie van alle medewerkers van de Landelijke Eenheid. Het is een complexe, langdurige opgave en ik heb eerder benadrukt dat vooral de (strategische) leiding de aandacht zal moeten verdelen tussen de transitie en het dagelijkse operationele werk. In onze gesprekken heeft de korpschef aangegeven dat het risico dat dit gaat knellen voor de eenheidsleiding van de Landelijke Eenheid groot is. Ook de commissie Schneiders merkt in haar rapportage op dat er teveel gevraagd wordt van de huidige eenheidsleiding en dat externe ondersteuning nodig is. Vanwege de formele procedures die moeten worden doorlopen, duurt het nog enkele weken voordat de externe ondersteuning kan beginnen. Ik ben het met de commissie eens dat het van belang is dat de externe experts in de zomer snel en volledig worden ingewerkt, zodat zij spoedig de noodzakelijke ondersteuning kunnen leveren.

Communicatie over de transitie

Communicatie richting de medewerkers over de transitie blijft van groot belang. Ik heb eerder gemeld dat frequente en effectieve communicatie van belang is om medewerkers van de Landelijke Eenheid mee te (blijven) nemen in het proces dat gaande is. De Landelijke Eenheid blijft stappen zetten op het verbeteren van de communicatie en gebruikt hiervoor de input van medewerkers. De monitoringscommissie Schneiders constateert dat de communicatie naar de medewerkers de afgelopen periode is verbeterd, maar dat nog niet iedereen wordt bereikt. Medewerkers geven aan steeds beter te weten waar de informatie te vinden is, al wordt dit voor sommigen nog teveel ervaren als eenrichtingsverkeer. De politie heeft aangegeven hier extra in te investeren, onder andere door per dienst communicatie op maat te organiseren. Hierbij ligt ook een taak voor de medewerkers. Ik hoop dat zij, waar mogelijk, kansen pakken en actief vragen stellen over de transitie.

Schouw leidinggevenden

De schouw van leidinggevenden van de Landelijke Eenheid is inmiddels ook van start gegaan. Hierbij is gestart bij de hoogste leidinggevende niveaus. Daarna komen getrapt steeds de volgende niveaus aan bod, tot alle leidinggevenden geschouwd zijn.

Onderdeel van de schouw is een basisleiderschapsprofiel, die de Landelijke Eenheid heeft opgesteld op basis van de visie op leiderschap, met externe ondersteuning en middels medewerkersparticipatie. Het profiel bevat twaalf gedragscompetenties, onderbouwd met gewenst en ongewenst gedrag. Zoals toegezegd in de motie van het lid Van der Werf9, is op die manier geborgd dat leidinggevenden bij de Landelijke Eenheid bijdragen aan een veilige werkomgeving van de medewerkers.

De monitoringscommissie Schneiders geeft in haar rapportage aan dat het proces van de schouw spannend is voor de zittende leidinggevenden. De commissie benadrukt dat het belangrijk is om op korte termijn meer duidelijkheid te geven over de consequenties en het vervolgproces na de schouw. Ik begrijp dat de schouw spannend is en dat leidinggevenden behoefte hebben aan helderheid. In mijn brief van 24 maart jl. heb ik al aangegeven dat de schouw geen rechtspositionele gevolgen heeft, ontwikkelingsgericht is en niet bedoeld is om af te rekenen met zittende leidinggevenden. In mijn gesprekken met de korpschef heeft hij dan ook benadrukt dat de politie aan de slag gaat met het meer helder vormgeven van de consequenties van de schouw, binnen de voorgenoemde uitgangspunten. Hierover zal ook duidelijk worden gecommuniceerd.

Medewerkersparticipatie

Ik heb eerder benadrukt dat de medewerkersparticipatie aandacht vraagt nu de uitvoering van de transitie is begonnen. In verschillende transitielijnen is hier aandacht voor. Zo werden medewerkers nauw betrokken bij de vormgeving van de schouw en zijn zij ook betrokken bij de uitvoering hiervan. De monitoringscommissie Schneiders constateert in haar rapportage dat de medewerkersparticipatie is opgezet, maar dat er meer overzicht en een heldere planning moet worden gegeven voor de medewerkers zodat zij weten wanneer en waar zij kunnen participeren. Tot slot moet er volgens de commissie meer duidelijkheid worden gegeven over de wijze waarop de inbreng vervolgens wordt meegenomen in besluitvorming. Ook ik vind het erg belangrijk dat de medewerkers van de Landelijke Eenheid voldoende gelegenheid krijgen om zelf te participeren in de transitie. In mijn gesprekken met de korpschef zal ik hier dan ook aandacht voor blijven vragen.

Tot slot

Ik wil graag de Landelijke Eenheid de ruimte geven om stappen te blijven zetten, om deze complexe en omvangrijke transitie te laten slagen. De korpschef en ik blijven in de tussentijd goed in gesprek over de voortgang, maar ook over de risico’s en uitdagingen waar de Landelijke Eenheid voor staat. Ook de commissie Schneiders blijft zich inzetten om de voortgang te monitoren en rapporteert elke vier maanden aan mij. Ik zal uw Kamer middels de halfjaarberichten nader informeren over de voortgang, inclusief nieuwe monitoringsrapportages van de commissie.

Nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten

Politiewerk is een zwaar beroep en politiemensen worden dagelijks geconfronteerd met gebeurtenissen die zowel fysiek als mentaal een grote impact kunnen hebben, ook op het thuisfront van politiemensen. Vanuit haarwerkgeversverantwoordelijkheid werkt de politie continu aan goede zorg voor haar personeel.

Zoals in eerdere Kamerbrieven vermeld, wordt er gewerkt aan het nieuwe stelsel voor beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Op 6 april jl. is overeenstemming bereikt met de vakorganisaties over de algemene maatregel van bestuur die de (juridische) basis vormt van het nieuwe stelsel. Daarmee is een belangrijke stap gezet richting de invoering van het nieuwe stelsel. De komende periode werken alle partijen nog aan verdere uitwerking van de ministeriële regeling waarin de kaders voor de schadevergoeding zijn uitgewerkt. Daarnaast wordt er gewerkt aan een overgangsbeleid dat de huidige interne richtlijn voor de afronding van de lopende restschadedossiers gaat vervangen. Parallel aan de uitwerking van de regelgeving werkt de politie aan de implementatie, die door mij wordt gemonitord.

Waar mogelijk handelt de politie al langs de lijnen van het nieuwe stelsel bij de afwikkeling van lopende restschadezaken, mits betrokkenen hiermee instemmen. De insteek is om op minnelijke wijze tot een afronding met betrokkenen te komen. Het belang van de betrokkenen staat hierbij voor mij voorop.

Kiezen op korpsniveau

Dit kabinet heeft in het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) een bedrag oplopend tot € 200 miljoen structureel beschikbaar gesteld ter versterking van de politieorganisatie. Daarnaast heeft de politie voor de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit en via de motie van het lid Hermans10 substantiële middelen gekregen de operationele capaciteit op onderdelen de komende jaren uit te breiden.

Ik heb in het tweede halfjaarbericht politie van 2022 aangegeven dat de extra middelen die beschikbaar zijn gekomen voor politie niet altijd voldoende zijn om ambities binnen de taakuitvoering volledig financieel te dekken.11 In 2023 en 2024 worden mede vanwege onderbezetting van operationele functies en de daardoor vrijvallende middelen geen acute knelpunten op de politiebegroting voorzien.

Bij de voorbereiding voor de begroting 2025–2029 moeten echter binnen de politie en binnen de budgettaire kaders keuzes worden gemaakt. De korpschef heeft daartoe het traject «kiezen op korpsniveau» gestart. Binnen dit traject kijkt de politie of zaken slimmer, of anders georganiseerd kunnen worden. Dit kan gevolgen hebben voor de taakuitvoering. Zoals ik uw Kamer heb gemeld in het tweede halfjaarbericht politie van 2022, hanteer ik bij keuzes op het vlak van de taakuitvoering de randvoorwaarde dat de extra inzet die nu mogelijk wordt gemaakt bij de basisteams in het gebiedsgebonden politiewerk, zeden, bewaken en beveiligen en de Landelijke Recherche hier in beginsel geen hinder van mag ondervinden.

Informatievoorziening

De uitdaging van de politie op het vlak van informatievoorziening (IV) is en blijft onveranderd groot. Om de stap vooruit te zetten voor de IV van de toekomst kiest de politie voor een aantal oplossingsrichtingen voor de komende jaren: versimpelen, versnellen en verbinden.

De realisatiekracht van de IV-organisatie van de politie staat echter onder druk. Het risico bestaat dat de politie onvoldoende in staat zal zijn om voor lange tijd en tegen marktconforme tarieven de benodigde IV-capaciteit aan te trekken om de komende jaren uitvoering te kunnen geven aan de voorliggende IV-opgaven en IV-strategie.

Momenteel leiden uitdagingen op het vlak van personeel in een aantal IV-projecten tot vertraging. De korpsleiding zal derhalve prioriteiten stellen en keuzes maken. Daarbij wordt vastgehouden aan de eerder vastgestelde korpsprioriteiten: het programma vernieuwend registreren, de modernisering van de IV bedrijfsvoering, Interceptie, CTO: de inzet, ontwikkeling en verbetering van technologie in de organisatie, Security en het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Voor wat betreft het nieuwe Wetboek van Strafvordering zijn er eind 2022 eerste stappen gezet om de impact op de Politie IV inzichtelijk te maken, vooruitlopend op het politieke besluitvormingsproces dat nu nog loopt.

In bijlage 6 ga ik verder in op de continuïteit, vernieuwing, cyberveiligheid, ketensamenwerking en Open op Orde.

Vernieuwing tapsysteem

Tijdens het commissiedebat politie van 19 april jl. heb ik uw Kamer toegezegd in te gaan op de voortgang van de implementatie van het nieuwe tapsysteem.12 Inmiddels is de volledige technische omgeving van het tapsysteem opgeleverd. De afgelopen maand mei hebben beheer- en gebruikersacceptatietesten plaatsgevonden waarin door technici en medewerkers die taps zetten het nieuwe systeem is getest. Deze testen hebben diverse bevindingen naar voren gebracht, die op dit moment worden opgepakt. De verwachting is dat operationele ingebruikname in enkele teams en daarna de gefaseerde uitrol dit jaar kunnen worden gestart. Hierbij vindt nauwe afstemming met de gebruikers plaats. Ik heb uw Kamer eerder gemeld dat de voortgang van de implementatie maandelijks wordt gemonitord door de Auditcommissie van de politie. Deze monitoring wordt voortgezet totdat de landelijke implementatie is afgerond.

De ontwikkeling van de taakuitvoering en het werkaanbod

Geweldsgebruik door de politie

Politiemensen kunnen in de uitvoering van de politietaak genoodzaakt zijn om geweld te gebruiken. Geweldsgebruik door de politie is aan strikte regels gebonden. Iedere geweldsaanwending moet worden gemeld en wordt getoetst.

Daarnaast legt de politie verantwoording af over geweldsgebruik door jaarlijks cijfers te publiceren. Uit deze cijfers in de rapportage «Geweldsaanwendingen door politieambtenaren 2022 blijkt dat het aantal incidenten waarbij politie geweld heeft gebruikt gestegen is van 17.525 in 2021 naar 20.667 in 2022.13 Dit is een doorzetting van een meerjarige trend. Ook ten opzichte van 2019 – het laatste jaar voor de coronapandemie – is er sprake van een stijging.

Bevoegdheden in het kader van openbare orde in het online domein

Een belangrijke taak van de politie is het handhaven van de openbare orde onder gezag van de burgemeester. Het is essentieel dat politie beschikt over de benodigde informatie om de openbare te kunnen handhaven, bijvoorbeeld als er een groot evenement gaat plaatsvinden. Het gaat hierbij om informatie over mogelijke ongeregeldheden en aanwijzingen dat er groepen zijn met de intentie om te rellen zich aansluiten bij een vreedzame demonstratie. De juiste informatie op het juiste moment kan het verschil maken tussen een redelijk verloop van een evenement en volledige escalatie waarbij winkeliers hun bedrijf vernield zien worden of dat omstanders slachtoffer worden van geweld.

De politie gebruikt informatie uit verschillende bronnen, bijvoorbeeld informatie uit processen-verbaal van eerdere aangiften en verhoren, of gegevens uit sociale media en andere publiek toegankelijke bronnen. Ook kan politie spreken met mensen die over informatie beschikken. Denk bijvoorbeeld ook aan waarnemingen van een wijkagent, of de opbrengst van een gesprek van die wijkagent met jongeren die soms betrokken zijn bij overlast. Zo kan de politie inschatten welke inzet nodig is om een evenement in goede banen te leiden.

Tijdens het mondelinge vragenuur van 16 mei jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 83, item 3) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de verkenning die ik uitvoer naar de bevoegdheden van politie in de openbare-ordetaak.14 In bijlage 4 geef ik opvolging aan deze toezegging. Omdat door uw Kamer ook verschillende vragen zijn gesteld over artikel 3 van de Politiewet 2012 als grondslag voor deze openbare-ordetaak, gaat deze bijlage hier ook nader op in. Hierbij besteed ik specifiek aandacht aan Team Openbare Orde Inlichtingen en de wijze waarop dit onderdeel van politie bijdraagt aan de handhaving van de openbare orde.

Internationaal

De taakuitvoering van de politie houdt niet op bij de fysieke grenzen van Nederland, maar heeft ook een prominente Koninkrijks- en internationaal component. Verschillende maatschappelijke, economische en technologische ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat criminaliteitsfenomenen zich al geruime tijd niet meer aan landsgrenzen houden. Van cybercriminaliteit tot mensenhandel en ondermijning; hedendaagse criminaliteit vereist een internationale aanpak. Daarvoor is nodig dat informatiedeling of gezamenlijke politieacties (kunnen) plaatsvinden.

Dit is ook het doel van het Benelux-politieverdrag dat strekt tot vervanging van het op 8 juni 2004 tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake grensoverschrijdend politieel optreden (momenteel bekend als het Senningen-verdrag). Beoogd wordt de bestaande samenwerking tussen de politiediensten van de Benelux-landen verder te intensiveren, procedures te stroomlijnen en te vereenvoudigen. Daarnaast worden de mogelijkheden tot grensoverschrijdende politiesamenwerking uitgebreid met het oog op een nog nauwere samenwerking inzake de handhaving van de openbare orde en veiligheid en de voorkoming, het onderzoek en de opsporing van strafbare feiten. Onder voorbehoud van goedkeuring door het Nederlandse parlement, streven de landen van de Benelux ernaar om het Benelux politie-verdrag in het najaar 2023 in werking te laten treden. In bijlage 2 ga ik verder in op de motie van het lid Michon-Derkzen inzake Limburg en de koppeling met het Benelux Politieverdrag.15

In bijlage 5 ga ik nader in op de internationale politiesamenwerking.

Tot slot

Er is sprake van een breed scala aan ontwikkelingen op het vlak van de politie. Zoals gezegd, ga ik in de bijlagen bij deze brief in meer detail in op specifieke zaken, onder meer om moties en gedane toezeggingen op te volgen. Ik hecht eraan nog eens te benadrukken dat mijn streven steeds is om politiemensen zo goed mogelijk te ondersteunen bij het belangrijke werk dat zij doen en de organisatie daartoe zo goed mogelijk toe te rusten.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Vertrouwen in de politie blijft stabiel. Politie.nl, 26 mei 2023. Vertrouwen in de politie blijft stabiel | politie.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 29 628, nr. 1167.

X Noot
3

Kamerstuk 29 628, nr. 1139.

X Noot
4

Kamerstuk 35 000 VI, nr. 79.

X Noot
5

In tegenstelling tot de eerdere casussen die de commissie Brouwer heeft onderzocht, wordt de heer Versteege bij naam genoemd, zoals ook is gebeurd in de berichtgeving van de politie over het eerdere feitenonderzoek. Dit gebeurt uiteraard met de toestemming van de nabestaanden van de heer Versteege.

X Noot
6

Kamerstuk 29 628, nr. 1079.

X Noot
7

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
8

Kamerstuk 29 628, nr. 1159.

X Noot
9

Kamerstuk 29 628, nr. 1144.

X Noot
10

Kamerstuk 35 925, nr. 13.

X Noot
11

Kamerstuk 29 628, nr. 1139.

X Noot
12

Kamerstuk 29 628, nr. 1172.

X Noot
13

Een geweldsmutatie is een registratie van een geweldsaanwending waarin geen vuurwapen is gebruikt, er geen sprake is van dood of letsel van meer dan geringe betekenis, dan wel niet naar het oordeel van de hulpofficier van justitie aanleiding bestaat de geweldsaanwending te registreren.

X Noot
14

Toezegging volgend uit het Mondelinge Vragenuur van 16 mei 2022.

X Noot
15

Kamerstuk 29 628, nr. 1151.

Naar boven