29 628 Politie

Nr. 1139 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2022

De dappere vrouwen en mannen van politie verdienen ons respect. Iedere dag weer staan ze klaar, dienstbaar voor ons allemaal. De druk op politie blijft onverminderd hoog. Niet het minst omdat na protesten en rellen rond coronamaatregelen de afgelopen tijd boerenprotesten en klimaatdemonstraties intensiveerden. Ook de aanpak van criminaliteit vraagt onverminderd de aandacht. Al deze situaties vragen steeds weer veel van de politie. Juist daarom blijf ik benadrukken hoe belangrijk ik het politiewerk vind en hoe blij ik ben met de onvermoeibare inzet van agenten ondanks de grote verantwoordelijkheid die op hun schouders rust.

Net als voorgaande halfjaarberichten informeer ik uw Kamer in dit halfjaarbericht over de staat van de politie. Ik informeer uw Kamer langs drie lijnen. Te weten: de positie van politie in de samenleving, de toerusting van de politieorganisatie, en de ontwikkeling van de taakuitvoering en het werkaanbod. In bijlage 2 informeer ik u over de stand van zaken van de gedane toezeggingen aan uw Kamer, moties en andere aanvullende zaken.

Positie van de politie in de samenleving

Hoe ontwikkelt de Nederlandse politie zich en welke trends zijn daarin te zien? In Bijlage 1 zijn diverse kerncijfers over de ontwikkeling van politie in de samenleving visueel gemaakt.

Politiefunctie

In mijn brief van 5 juli jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 1102) heb ik toegezegd om voor eind 2023 met een herijking van de visie op de politiefunctie te komen en uw Kamer door middel van het halfjaarbericht over de voortgang hiervan te informeren. Conform mijn toezegging in het Commissiedebat van 20 oktober jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 1128) licht ik ook toe hoe ik de betrokkenheid van uw Kamer tijdens het proces voor mij zie.

Zoals ik schreef in mijn brief over de contouren voor een visie op de politiefunctie van 5 juli jl. wordt de politiefunctie gedefinieerd als het handhaven, in een maatschappelijk systeem, van gezamenlijke normen en regels en het beschermen van ieders veiligheid, zo nodig door dwang.1 De herijking van de visie op deze politiefunctie vereist dan ook een politiek en maatschappelijk debat. Ik hecht eraan te benadrukken dat mijn visie op de politiefunctie in een breed maatschappelijk overleg tot stand komt. Dit gesprek vindt plaats tegen de achtergrond van het geweldsmonopolie van de overheid. Bij de herijking is het mijn intentie verschillende invalshoeken te benutten. Dit doe ik – waar mogelijk – parallel aan elkaar. Zo spreekt mijn departement met politie, de gezagen en (maatschappelijke) partners tijdens zogenaamde strategische dialoogtafels. Onderwerpen die hier aan bod komen zijn de invloed van: (1) veranderende maatschappelijke ontwikkelingen, (2) nieuwe innovaties en hulpmiddelen en (3) veranderende ordeningsvraagstukken op de politiefunctie in de toekomst. Daarnaast laat ik een literatuuroverzicht maken naar de opbrengsten van vergelijkbare trajecten in het buitenland en een vertaling hiervan naar de Nederlandse situatie. Ook vraag ik essays uit bij wetenschappers die vanuit een vernieuwend perspectief naar de politiefunctie in de toekomst kijken. Denk bijvoorbeeld aan een economisch of sociologisch perspectief.

Er zijn verschillende actoren die invulling geven aan de politiefunctie. Door te kijken naar de inrichting van de politiefunctie in de toekomst, wil ik komen tot een normatieve beschouwing van taken die onverdeeld tot de verantwoordelijkheid van de (rijks-)overheid behoren en taken waar synergie mogelijk is door andere en/of nieuwe samenwerking. Als (theoretisch) fundament hiervoor zal ik een beroep doen op de wetenschap. Daarnaast ga ik met maatschappelijke partners in gesprek door middel van de eerder genoemde strategische dialoogtafel. Dit moet resulteren in uitgangspunten voor samenwerking binnen de politiefunctie, waarbij onder andere gedacht kan worden aan welke rechtsstatelijke waarborgen er nodig zijn, zodat de Minister van Justitie en Veiligheid politieke eindverantwoordelijkheid kan blijven dragen. Deze uitgangspunten zullen worden uitgewerkt aan de hand van verschillende (actuele) thema’s om zo de visie te vertalen naar de praktijk.

Ook uw Kamer wordt betrokken bij de totstandkoming van deze herijkte visie op de politiefunctie. Hiervoor worden twee momenten in het proces gezocht. Ik denk bijvoorbeeld aan een rondetafelgesprek over dit onderwerp. Het resultaat hiervan vormt samen met de opbrengst van de strategische dialoogtafels, het literatuuroverzicht en de essays input voor het white paper. Dit white paper kan uw Kamer ter bespreking agenderen. Naast betrokkenheid van de Tweede Kamer onderzoek ik ook hoe burgers betrokken kunnen worden bij dit traject.

Toerusting van de politieorganisatie

Politievrijwilligers verrijken het politiewerk en ondersteunen de politieorganisatie met hun specifieke kennis, kunde en ervaring. In het eerste halfjaarbericht Politie van 17 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de in-, zij-, en doorstroom van politievrijwilligers.2 Aangegeven is dat er een plan van aanpak wordt opgesteld om de instroom en inzet van politievrijwilligers te borgen, vergroten en verbreden omdat zij van groot belang zijn. En hiermee ook navolging te geven aan motie Bisschop om te streven naar de 10%-norm en de motie Bikker, om 0,6 miljoen vrij te maken voor initieel onderwijs van executieve politievrijwilligers, te betrekken. In bijlage 2 informeer ik uw Kamer over de laatste stand van zaken met betrekking tot dit plan van aanpak.

In bijlage 4 ga ik nader in op de belangrijkste prioriteiten van politie in het kader van informatievoorziening en ICT.

Politiecapaciteit

Er ligt een hoge druk op de politiecapaciteit. In de halfjaarberichten en in de Commissiedebatten heb ik daar uitgebreid met uw Kamer over gesproken.

De capaciteitsuitbreidingen vanaf 2017 valt samen met een verhoogde leeftijdsgebonden uitstroom. Hierdoor bestaat een extra grote vervangingsvraag, waardoor er tijdelijk meer aspiranten nodig zijn om zowel de uitbreiding als vervanging te realiseren. De Politieacademie en de politie hebben zich de afgelopen jaren ten volle ingespannen om zoveel mogelijk aspiranten zo snel mogelijk op te leiden. Hiermee is het absorptievermogen van de politieacademie en politie, voor het opleiden en begeleiden van de aspiranten volledig benut. De klassen aan de Politieacademie zitten in 2022 vol en volgens de prognose zal de operationele bezetting de komende jaren weer gaan stijgen.3 In de verzamelbrief van 19 oktober jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 1127) heb ik aan uw Kamer gemeld dat de onderbezetting na dit jaar zal afnemen. Volgens de prognose zullen in de loop van 2024/2025 de operationele formatie en bezetting gaandeweg in balans komen. Meer over de balans in de Gebiedsgebonden politie (GGP) kunt u vinden in bijlage 2.

Inmiddels is de wereld wel aan het veranderen. Er is een arbeidskrapte in Nederland en de kans is groot dat deze krapte de komende tijd ook de politie zal raken. Wat dit concreet gaat doen met de operationele bezetting van de politie is niet te zeggen. Wel blijkt inmiddels dat het vergeleken met voorgaande jaren moeilijker is de klassen van de Politieacademie voor 2023 volledig gevuld te krijgen. De politie spant zich al extra in om de instroomdoelstellingen te blijven behalen. Tegelijkertijd werkt de politie momenteel aan een meerjarige arbeidsmarktstrategie. De strategie zal onder andere ingaan op maatregelen voor voldoende nieuwe aanwas en het behouden van deze nieuwe aanwas.

Op 7 juli jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 102, item 56) heeft Kamerlid Van der Werf (Kamerstuk 29 628, nr. 1106) een motie ingediend die door uw Kamer is aangenomen, waarin zij de regering verzoekt om te onderzoeken op welke manier meer maatwerk en flexibiliteit gecreëerd kan worden in het personeelsbeleid en het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP). Daarbij dient expliciet te worden onderzocht of er naar voorbeeld van Defensie een Bureau Bijzondere Instroom kan worden ingesteld, dat zich specifiek richt op kandidaten met potentie voor de politie die niet binnen de reguliere trajecten passen. Gezien de arbeidsmarktkrapte waar wij de komende jaren mee te maken krijgen is het van belang dat de politie alle mogelijke maatregelen onderzoekt om de instroom op peil te houden. De onderdelen die Kamerlid Van der Werf in haar motie noemt worden meegenomen in de arbeidsmarktstrategie van de politie. Een Bureau Bijzondere Instroom, volledig naar analogie van het model bij Defensie, ligt niet in de rede. Dit vergt namelijk een impactvolle reorganisatie. De functie van een dergelijk bureau kan echter geborgd worden binnen de bestaande structuren. De bedoeling van een dergelijk bureau zal bij de arbeidsmarktstrategie worden betrokken.

Met een soortgelijke redenering heeft Kamerlid Michon-Derkzen op 6 september jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 104, item 10) een door uw Kamer aangenomen motie ingediend (Kamerstuk 29 911, nr. 367) die de regering verzoekt te bevorderen dat er meer HRM-samenwerking komt tussen politie en de private beveiligingsbedrijven, zoals het bevorderen van de doorstroom van beveiligers naar de politie en het bevorderen van de doorstroom van uitvallers van de Politieacademie naar de beveiligingsbranche. Het is in de huidige arbeidsmarkt noodzakelijk dat organisaties die in dezelfde vijver vissen elkaar proberen te versterken in plaats van beconcurreren. Samenwerking op het gebied van HRM gebeurt al in het publieke veiligheidsdomein. Verkenning van HRM-samenwerking met de private beveiligingssector zal in de arbeidsmarktstrategie van de politie een plek krijgen.

Ik heb toegezegd de arbeidsmarktstrategie met uw Kamer te delen. Begin 2023 vindt intern bij politie de besluitvorming hierover plaats. In het eerste halfjaarbericht politie van 2023 zal ik die vervolgens met uw Kamer kunnen delen. In bijlage 2 van dit halfjaarbericht kunt u meer lezen over concrete maatregelen die de politie nu neemt om de druk op de bezetting in onder andere de Gebiedsgebonden politie te verlichten. Ik blijf hierover in gesprek met de korpschef en gezagen in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie.

Een concrete maatregel die de korpschef en ik nu al hebben afgesproken met politievakbonden is een aanbrengbonus van € 1.000. Die bonus krijgenpolitiemedewerkers als zij een kandidaat aanleveren voor de selectie van het basispolitieonderwijs of moeilijk vervulbare vacatures, als die kandidaat succesvol het selectieproces heeft doorlopen en in dienst treedt bij de politie.

Ik wil benadrukken dat de korpschef, de Politieacademie en ik niet van plan zijn om aan de kwaliteitseisen van politiemensen te tornen. Het politiediploma drukt uit dat de politiemedewerker een kwalitatief hoogwaardige opleiding heeft genoten, bevoegd en goed toegerust is voor de uitoefening van het politievak. Waarmee de eigen veiligheid, die van collega’s en in bredere zin de maatschappelijke veiligheid wordt bevorderd.

In bijlage 2 ga ik in op het onderwerp doorstroom binnen politie en politieonderwijs en Gebiedsgebonden politie. Dit onder andere naar aanleiding van diverse vragen vanuit uw Kamer zoals gesteld tijdens het commissiedebat politie op 20 oktober jl.

De ontwikkeling van de taakuitvoering en het werkaanbod

Veiligheidsagenda

In bijlage 8 bij dit halfjaarbericht ontvangt u de Veiligheidsagenda voor de jaren 2023 tot en met 2026. In mijn brief van 4 november jongstleden (Kamerstuk 28 684, nr. 717) informeerde ik uw Kamer al op hoofdlijnen over de thema’s, de afspraken, de context en de werking van de Veiligheidsagenda 2023 t/m 2026. In de Veiligheidsagenda staan de landelijke beleidsdoelstellingen voor politie die ik in overleg met de gezagen heb vastgesteld. Gezien de uitdagingen waar de politieorganisatie de komende jaren voor staat, hebben we daarbij enige rust en continuïteit betracht. Dit vertaalt zich in een set afspraken met een realistisch ambitieniveau, die voor een belangrijk deel voortbouwen op de afspraken in de Veiligheidsagenda 2019–2022. Het is mijn overtuiging dat de overeengekomen set afspraken en doelstellingen de komende jaren gaat bijdragen aan een veiliger Nederland.

Geweld en geweldsmiddelen politie

Het verder professionaliseren en verbeteren van geweldgebruik door de politie is een voortdurend proces. Door het uitvoeren van (evaluatie)onderzoek krijgt de politie inzicht in eigen werkprocessen en kan bijsturing plaatsvinden waar nodig. Hieronder neem ik u mee in recente ontwikkelen op het gebied van «less lethal» geweldsmiddelen en informeer ik u over het evaluatieonderzoek naar het nieuwe proces van melden, registreren, beoordelen en leren van geweld.

Less than lethal weapons voor de ME onderzocht

In mijn brief van 19 oktober jl. (verzamelbrief politie) heb ik toegezegd terug te komen op het onderzoek naar less lethal weapons voor de Mobiele Eenheid (ME) dat in opdracht van de politie is uitgevoerd door Bureau Beke in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit onderzoek is op 3 december door de politie gepubliceerd4 en betreft een heroriëntatie op in 2018 uitgevoerd onderzoek naar het gebruik van niet penetrerende projectielen ten behoeve van ordehandhaving.5 De onderzoekers concluderen «dat er geen aanleiding is om de ME uit te rusten met een nieuw geweldmiddel, maar dat er wel aanleiding is om de voorbereiding, toerusting en aansturing van de ME te versterken en door te ontwikkelen».6 Het onderzoek bevat vervolgens een aantal handreikingen (aanbevelingen) die hier richting aan geven.

De politie onderschrijft de conclusies van het onderzoek. Nadere uitwerking vindt plaats in het Paraatheidsprogramma waar de politie in 2023 mee start. Hierin staat het versterken, innoveren en borgen van de paraatheid van de politie centraal. De handreikingen uit het onderzoek worden in (de uitwerking van) het Paraatheidsprogramma betrokken. Politie bekijkt daarbij ook hoe huidige capaciteit en middelen effectiever kunnen worden ingezet. Conform mijn toezegging in het tweeminutendebat van 7 december jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 32, Tweeminutendebat Politie) zal ik uw Kamer hier nader over informeren in het eerste Halfjaarbericht van 2023.

Evaluatieonderzoek melden, registreren, beoordelen en leren van geweldsaanwending

De politie heeft op eigen initiatief een onderzoek laten uitvoeren naar het nieuwe proces van melden, registreren, beoordelen en leren van geweld dat is ingevoerd in januari 2019.7 Het onderzoek is uitgevoerd door de Politieacademie en is op 27 oktober jl. gepubliceerd.8 Het evaluatierapport bevat een groot aantal concrete en waardevolle aanbevelingen voor de verdere ontwikkeling van het verantwoorden en leren van geweld. Zo blijkt dat er in de praktijk bijvoorbeeld meer nadruk ligt op verantwoorden dan op leren. En meer op het leerproces van individuele agenten dan op lessen voor politieteams of de politieorganisatie als geheel. De politie gebruikt de uitkomsten van het onderzoek voor de verdere doorontwikkelingen van het stelsel geweldsaanwending. Begin volgend jaar organiseert zij een congres om de opbrengsten van de evaluatie nader te bespreken binnen de politieorganisatie. Ik blijf over deze ontwikkelingen met politie in gesprek.

Overlijdensgevallen in context politieoptreden

Tijdens het commissiedebat politie van 20 oktober jl. vroeg het Kamerlid Azarkan (DENK) of het mogelijk is om onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van het politieoptreden bij fatale incidenten en dan specifiek waar het gaat om personen met verward gedrag. Dit naar aanleiding van het onderzoek van Bureau Beke waar ik uw Kamer eerder over heb geïnformeerd.9

In reactie hierop benadruk ik dat in gevallen van politieoptreden bij fatale incidenten de rijksrecherche, onder gezag van de officier van justitie, onderzoek doet naar de rechtmatigheid van het politieoptreden. Alle gevallen van vuurwapengebruik door de politie met letsel of de dood tot gevolg en overige incidenten waarbij zwaargewonden of dodelijke slachtoffers vallen en de politie als partij betrokken is worden namelijk door de rijksrecherche onderzocht.10 Als de rijksrecherche het onderzoek heeft afgerond beoordeelt het OM, op grond van het feitenonderzoek van de rijksrecherche, de rechtmatigheid van de geweldsaanwending en bepaalt vervolgens of de betrokken politiefunctionaris(sen) wel of niet verder worden vervolgd. Het OM houdt bij de beoordeling van een rijksrecherchedossier niet apart in haar systeem bij of er sprake is van een slachtoffer/betrokkene met verward gedrag. Deze werkwijze ligt ook in de rede gelet op de aard van het onderzoek van de rijksrecherche, wat specifiek ziet op de rechtmatigheid van de toegepaste geweldsaanwending. Een totaalbeeld van de rechtmatigheid van politieoptreden in deze gevallen is hierdoor niet eenduidig uit de systemen te halen is.

Om in algemene zin beter te begrijpen wie er schuil gaan achter «personen met verward gedrag» heeft mijn ministerie in samenwerking met de politie en het CBS deze groep geanalyseerd. De uitkomsten van deze analyse zijn terug te vinden in bijlage 3. In deze bijlage wordt ook een korte eerste reactie gegeven op de notitie van het Kamerlid Van Nispen (SP) welke hij tijdens de begrotingsbehandeling aanbood over «Het politiewerk en personen met verward gedrag» (Noot bij Handelingen II 2022/23, nr. 22, item 19).

Risicoanalyse toekomstagenda korpscheftaken

Begin november heb ik van Velders Novak het rapport ontvangen met de risicoanalyses op het domein van de private beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Deze analyse is in mijn opdracht uitgevoerd. Hiermee is één van de onderdelen van de Toekomstagenda Korpscheftaken, waarover ik u per brief van 29 juni heb geïnformeerd, afgerond.11 Aan dit onderzoek hebben vertegenwoordigers van brancheorganisaties, bedrijven, politie, Koninklijke Marechaussee, Justis en wetenschappers deelgenomen. Het rapport is toegezonden aan alle deelnemers en de brancheorganisaties, en is daarmee ook openbaar. In het eerste kwartaal van 2023 wordt u in een brief geïnformeerd over de algehele voortgang op de Toekomstagenda Korpscheftaken. In deze brief ga ik ook nader in op het rapport van Velders Novak.

Voortgang implementatie nieuw tapsysteem politie

In mijn brieven van 4 en 18 oktober en 16 november jl. heb ik u geïnformeerd over verschillende facetten van het tapsysteem en de aanpak van de vernieuwing.12 De voortgang van de implementatie van het nieuwe systeem wordt getoetst door de Auditcommissie politie. Inmiddels zijn hier met de Auditcommissie afspraken over gemaakt en deze toetsing vindt maandelijks plaats.

Het implementatieteam van de politie is er op gericht dat de productieomgeving van het nieuwe tapsysteem eind 2022 klaar zal zijn en het systeem is dan gereed om taps te kunnen aansluiten. Voor de verdere implementatie volgt daarna de fase met zogeheten gebruikersacceptatietesten en beheeracceptatietesten die volgens een daarvoor vastgesteld traject verlopen. In deze periode worden ook de eerste opsporingsteams opgeleid. In de daarop volgende fase, die naar verwachting begin april start, gaan de eerste onderzoeksteams tappen via het nieuwe systeem. Tijdens de verdere opschaling die daarop volgt, worden alle overige teams opgeleid en stapsgewijs op het nieuwe systeem gezet. Deze zorgvuldige implementatie zal naar verwachting nog heel 2023 vergen.

Internationaal

Voor een effectieve en efficiënte uitvoering van de politietaak is samenwerking van de Nederlandse politie met de Caribische, Europese en andere buitenlandse politiediensten cruciaal. Dit geldt zowel voor het aanpakken van transnationaal opererende criminelen, als voor commune grensgrenscriminaliteit. Samenwerking moet kunnen floreren op zowel de in de Veiligheidsagenda geprioriteerde thema’s, als voor de overige en alledaagse criminaliteit.

Het is daarom noodzakelijk dat de instrumenten die de politie voor deze internationale samenwerking tot haar beschikking heeft hier op zijn toegesneden. Daarvoor zijn systemen voor het plaatsen van signaleringen, voor informatie-uitwisseling en informatieanalyse van groot belang. Het Schengen Informatiesysteem, Europol en INTERPOL zijn hiervan voorbeelden. Ook de operationele samenwerking met de buurlanden, zoals met Duitsland in de vorm van de in de grensstreek gezamenlijk surveillerende politieteams, zorgen voor synergie in de criminaliteitsbestrijding en rechtshandhaving. Meer over internationale politiesamenwerking in algemene zin vindt u terug in bijlage 6. Bijlage 5 geeft een overzicht van de internationale plaatsingen.

In de beleidsontwikkeling van deze internationale instrumenten zoekt het kabinet voortdurend de juiste balans tussen verschillende belangen. Zo moeten de verschillende instrumenten en de internationale politieorganisaties dienstbaar zijn aan de nationale taakuitvoering. Het instrumentarium dient slagvaardig en robuust te zijn in een volatiele wereld en tegelijk met waarborgen omkleed. Het gaat dan om respect voor mensenrechten, maar ook om behoud van de Nederlandse soevereiniteit: instrumenten worden zo ontworpen, dat de bevoegde gezagen – zoals het OM – toezicht houden op de internationale informatie-uitwisseling en dat buitenlandse en internationale politieorganisaties hier te lande niet eigenstandig executieve bevoegdheden kunnen uitoefenen. Het kabinet waakt er zo voor dat internationale politiesamenwerking effectief, efficiënt en rechtvaardig verloopt.

Een goed voorbeeld hiervan is de afgelopen zomer in de Europese Raad aangenomen Aanbeveling voor operationele politiesamenwerking.13 Met de aanbeveling stimuleert en vergemakkelijkt de Raad de internationale samenwerking van nationale politiediensten binnen de EU door onder anderen gemeenschappelijke normen te scheppen voor operationele samenwerkingsvormen. Het kabinet zette er tijdens de onderhandelingen op in dat tot zulke samenwerking niet top-down verplicht wordt, maar dat zij door operationele behoeftes van de betrokken politiediensten zal ontstaan.

Tot slot

De opgaven voor politie zijn en blijven groot en het politiewerk is zwaar. Dagelijks worden de collega’s van politie geconfronteerd met heftige gebeurtenissen en geweld. Ook uw Kamer heeft hier terecht oog voor. In bijlage 2 ga ik daarom in op diverse toezeggingen in het kader van het stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken hoe dankbaar ik ben voor al het goed werk dat plaatsvindt, want ook in deze soms uitdagende tijd staan de politiemensen dag en nacht klaar voor onze veiligheid.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Berg, Ellen van den, Gerdjan Hoekendijk en Bert Niemeijer (2012), Vertrouwen in de rechtsstaat, Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie/ Directie Strategie.

X Noot
2

Kamerstuk 29 628, nr. 1098.

X Noot
3

ijkpunt 31 augustus 2022.

X Noot
5

Politieacademie «Niet-penetrerende projectielen ten behoeve van ordehandhaving? Een Police Technology Assessment naar wapens voor single en multi pellet munitie» 2018.

X Noot
6

Less than lethal weapons for the Mobile Unit explored: A study into demand, (new) supply and public support – Vrije Universiteit Amsterdam (vu.nl).

X Noot
7

Dit deed de politie vooruitlopend op de wijziging van de Ambtsinstructie eerste tranche (Stb. 2020, nr. 144).

X Noot
8

Politieacademie «Verantwoorden en leren: evaluatieonderzoek melden, registreren, beoordelen en leren van geweldsaanwending», Boom criminologie, Den Haag 2022. Te raadplegen via Mediatheek – Titelinformatie (politieacademie.nl).

X Noot
9

Zie hiervoor Kamerstuk 29 628, nr. 1066 en 1098 (Bijlage).

X Noot
10

Zie hiervoor Stcrt. 2022, nr. 16636 (Aanwijzing taken en inzet rijksrecherche).

Zoals in de Aanwijzing taken en inzet rijksrecherche is opgenomen doet de rijksrecherche onderzoek waar het gaat om: vuurwapengebruik door opsporingsambtenaren met de dood of enig lichamelijk letsel tot gevolg; Overige confrontaties met opsporingsambtenaren met de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg; Gevallen waarin personen die aan de zorg van de overheid waren toevertrouwd zijn overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.

X Noot
11

Kamerstuk 29 628, nr. 1100.

X Noot
12

Kamerstuk 29 628, nrs. 890 en 1129.

X Noot
13

Zie BNC Fiche Raadsaanbeveling Politiesamenwerking, 8 december 2021 (Kamerstuk 22 112, nr. 3297 en Kamerstuk 29 628, nr. 1098.

Naar boven