29 628 Politie

Nr. 1102 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2022

De Nederlandse politie speelt een cruciale rol in het veilig houden van ons land. Ik heb groot respect voor de mannen en vrouwen die zich iedere dag opnieuw inzetten om onze rechtsorde te handhaven en hulp te verlenen aan eenieder die dit nodig heeft. Met recht een politie waar wij trots op mogen zijn. Lokaal verankerd, actief op het web, in dienstverlening en opsporing, aansprekende internationale successen, steeds beter toegerust met moderne apparatuur en werkend op basis van adequate informatievoorziening. Om ook in de toekomst over een hoogwaardige politie te beschikken, is het belangrijk ervoor te zorgen dat onze politie bij de tijd blijft, zodat de mannen en vrouwen op straat hun belangrijke werk kunnen blijven doen. In onze maatschappij met trends als internationalisering, digitalisering, de rol van sociale media en toenemende polarisatie is het noodzakelijk dat wij vooruitkijken; waar is de politie van en voor richting 2030–2035?

Op 2 november jl. ontving ik van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) het working paper «Politiefunctie in een veranderende omgeving». Conform de strekking van de gewijzigde motie van het li dDen Boer heeft de WRR onderzoek gedaan naar de vraag of het wenselijk is de inrichting van de politiefunctie in Nederland opnieuw te bezien.1 Tegen de achtergrond van twee maatschappelijke ontwikkelingen, namelijk toenemende privatisering in het veiligheidsdomein en verregaande digitalisering in de maatschappij, beantwoordt de WRR deze vraag positief.

Ik hecht eraan te benadrukken dat de politiefunctie niet gelijk is aan de politietaak. De politiefunctie wordt gedefinieerd als het handhaven, in een maatschappelijk systeem, van gezamenlijke normen en regels en het beschermen van ieders veiligheid, zo nodig door dwang.2 De politie draagt daar met de uitvoering van de politietaak aan bij. De politietaak is gedefinieerd in artikel 3 van de Politiewet 2012 en luidt: «De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven». De politie heeft niet het monopolie op het uitoefenen van de politiefunctie, ook andere organisaties leveren hier een bijdrage aan. Zo hebben naast de politie ook buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), de Koninklijke Marechaussee (Kmar) en particuliere beveiligingsbedrijven hierin een rol. Er bestaan ook mengvormen, zoals de parkeerwacht, de steward in het stadion, de buurtwacht en de bewaker van de parkeergarage of fietsenstalling. Tenslotte beschikt Nederland over talrijke specifieke toezichthouders en inlichtingendiensten, zoals de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) en hebben ook banken en verzekeraars vele compliance-medewerkers in dienst. Bovendien zijn maatschappelijke ontwikkelingen van invloed op de inhoud van de politiefunctie en – in het verlengde daarvan – op de positionering van de politie ten opzichte van burgers, particuliere organisaties en andere overheden. Eens in de zoveel tijd is het daarom noodzakelijk de politiefunctie, de inrichting hiervan en de taakuitvoering door de politie binnen deze kaders in samenhang tegen het licht te houden om tot een zo slagvaardig mogelijk veiligheidsstelsel te komen.

Herijking politiefunctie

In lijn met de wens van uw Kamer en de aanbeveling van de WRR wil ik meer verdiepend kijken naar een herijking van de politiefunctie, de invulling ervan en de taakuitvoering door politie daarbinnen. Hiervoor is een maatschappelijk en politiek debat als fundament nodig. Dat debat zal ik voeren met de politie, burgemeesters, het Openbaar Ministerie (OM), burgers, boa’s, Kmar en vertegenwoordigers uit de private sector. Dit is ook in lijn met de brief die de Inspectie van Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) mij 25 mei jl. heeft gestuurd.3 De Inspectie doet de aanbeveling om een nieuwe integrale visie op de taakuitvoering van politie op te stellen. Daarin moet helder worden aangegeven waarvoor de politie verantwoordelijk is en wat samen met publieke en private partners kan worden vormgegeven.

Hiervoor zal ik kennissessies en gesprekken met stakeholders organiseren en kijk ik naar vergelijkbare trajecten in ons omringende landen. De opbrengst hiervan wordt vervolgens vertaald naar het Nederlandse veiligheidsstelsel en naar onze politie met zijn kenmerkende eigenschappen, zoals lokale verankering in de wijk, daarbinnen. Ik wil komen tot een grondige verdieping en verwacht hiervoor daarom tot eind 2023 tijd nodig te hebben. Ik zal uw Kamer tot die tijd door middel van de halfjaarberichten politie informeren over de voortgang van dit traject.

Intensiveren samenwerking in het veiligheidsdomein

De grote diversiteit aan actoren in het veiligheidsdomein maakt duidelijk dat veiligheidsvraagstukken niet of steeds minder geïsoleerd kunnen worden benaderd. We hebben te maken met brede opgaven die zich voordoen in een netwerksamenleving. Veiligheid is niet een exclusief resultaat van het optreden van de politie. Integraal beleid (zorg, onderwijs, wonen, werken, economie en veiligheid), waarbij de politie als een van de partners op zowel preventief als repressief gebied een essentiële rol speelt, ligt aan de basis van effectief veiligheidsbeleid. Dit is ook aangestipt in het position paper «De politie van morgen en overmorgen»4 dat in mei 2020 door de Regioburgemeesters, het Openbaar Ministerie, de politie en mijn departement gezamenlijk is opgesteld.

Uw Kamer is in het halfjaarbericht politie van 17 juni jl. uitgebreid geïnformeerd over de cijfers omtrent politiecapaciteit. Momenteel heeft de politie een nieuwe personeelsprognose in ontwikkeling ter onderbouwing van de meerjarige begroting en beheersplan 2023–2027, waarover ik uw Kamer na de zomer zal informeren.

In het commissiedebat Politie van 17 februari jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 1073) heeft uw Kamer mij verzocht te bekijken welke bijdragen boa’s, private partijen en politievrijwilligers op korte termijn kunnen leveren aan de veiligheid in Nederland, in aanvulling op de politieorganisatie. In navolging van dit verzoek heb ik de korpschef gevraagd in kaart te brengen op welke wijze bij de politieorganisatie op korte termijn tot taakverlichting kan worden gekomen door middel van samenwerking met deze partners. Hierover hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de korpsleiding en mijn departement. De inzet van andere partners vormt geen structurele oplossing voor de druk op de politiecapaciteit, onder andere omdat de werkzaamheden van een politieman of -vrouw aan strikte waarborgen onderhevig zijn. Wel zie ik kansen die ik verder vorm wil geven voor verdergaande samenwerking met zowel publieke als private partners op de middellange termijn, zoals rondom de inzet van boa’s, private beveiligingsorganisaties en politievrijwilligers. Hieronder zal ik hier nader op ingaan.

Buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s)

Voor handhaving en toezicht en voor het opsporen van strafbare feiten worden boa’s ingezet. Deze boa’s vervullen een belangrijke rol. Als Minister zet ik mij in voor de juiste kaders en voorwaarden voor de inzet van boa’s. Hiertoe heb ik een meerjarige beleidsagenda opgesteld die ik 23 juni jl. met uw Kamer heb gedeeld (Kamerstuk 29 628, nr. 1099). In deze meerjarige beleidsagenda heb ik vijf prioritaire onderwerpen opgenomen: (1) centrale en lokale beleidsvorming, (2) taakomschrijving en opsporingsbevoegdheid, (3) samenwerking tussen politie en boa’s, (4) veilige taakuitvoering boa’s en (5) professionalisering. De samenwerking tussen boa’s en de politie is cruciaal voor de aanpak van lokale veiligheidsvraagstukken. Deze samenwerking kan verder worden versterkt als boa’s onafhankelijker en effectiever kunnen opereren, bijvoorbeeld door de toegang van boa’s tot enkele ICT-systemen te verbeteren. Op dit moment wordt gerealiseerd dat boa’s op NS-stations door middel van toegang tot het rijbewijzenregister eenvoudiger iemands identiteit kunnen vaststellen, zodat hiervoor geen beroep op politie hoeft te worden gedaan. Uiteraard blijft de boa altijd verzekerd van back-up door de politie als de situatie daarom vraagt.

Samenwerking met private partijen

In het veiligheidsdomein in brede zin zijn vele voorbeelden van succesvolle samenwerking tussen de publieke en de private sector, bijvoorbeeld op het terrein van naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en initiatieven als het Platform Veilig Ondernemen (PVO). In een PVO werken politie, justitie, gemeenten, brancheorganisaties en ondernemers samen aan de oplossing van criminaliteitsproblemen. Enkele voorbeelden van activiteiten van een PVO zijn: (1) vergroten van bewustwording van veiligheidszorg, (2) stimuleren van lokale initiatieven met betrekking tot criminaliteitspreventie, (3) zorgdragen voor de lokale en regionale verspreiding van landelijk ontwikkelde concepten en (4) bestuderen en analyseren van criminaliteitspatronen die de samenleving, het bedrijfsleven in het bijzonder, bedreigen. Bij het nader verkennen van samenwerkingskansen voor de politie met de private sector wordt lering getrokken uit deze succesvolle voorbeelden. Overigens is politie bij veel lopende initiatieven reeds betrokken.

Daarnaast ben ik, samen met de Nederlandse Veiligheidsbranche, aan het onderzoeken hoe publiek-private samenwerking (PPS) een sterkere rol kan krijgen in het toekomstige stelsel van bewaken en beveiligen. Inmiddels hebben experts uit de particuliere sector in samenwerking met mijn departement een aantal concepten uitgewerkt die als pilot in de praktijk kunnen worden getest. Hierbij kan gedacht worden aan de rol van PPS in het werven, opleiden en trainen van veiligheidsfunctionarissen. Private partijen willen hun opleidingscapaciteit vergroten en zo wellicht bijdragen aan het (versneld) opleiden en trainen van capaciteit. Ook zouden private partijen kandidaten die de selectie voor politie of defensie niet doorkomen een opleidingsplek kunnen aanbieden, zodat de potentiele capaciteit behouden blijft voor het veiligheidsdomein. Daarnaast kan de private sector onder voorwaarden statische activiteiten in objectbeveiliging uitvoeren, zoals toezicht, surveillance en het uitlezen van camera’s. Ook zie ik kansen voor PPS bij de invulling van de werkgeversverantwoordelijkheid. De private sector kan alle diensten verlenen die een werkgever zou kunnen aanbieden. Deze diensten levert men ook al door bijvoorbeeld CEO’s te beveiligen.

Verder stimulering van PPS wil ik nadrukkelijker (laten) organiseren tussen particuliere beveiligingsorganisaties, boa’s en politie. In dit domein bestaan natuurlijke raakvlakken tussen de organisaties en de politie. Zo begeven zij zich op aanpalend en vergelijkbaar terrein, hanteren in hun taakuitvoering veelal werkwijzen die elkaar aanvullen en hebben ervaring met bewaking en beveiliging op privaat terrein. Onlangs informeerde ik uw Kamer over de toekomstagenda korpschefstaken, waarin onder andere is aangegeven dat de herziening van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) voortvarend wordt opgepakt en hierbij nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de wens meer samenwerking met private partners te organiseren.

Als onderdeel van de toekomstagenda korpscheftaken neem ik maatregelen om het toezicht op de private beveiligingsorganisaties en recherchebureaus te verbeteren. Risico-gestuurd toezicht is daarbij de kern. Goed toezicht is een belangrijke voorwaarde voor het breder kunnen inzetten van private veiligheidsfunctionarissen, ook voor taken die nu nog door politie of boa’s worden uitgevoerd. Ik kijk daarbij ook naar de rol die de Veiligheidsbranche zelf in toezicht kan spelen. Daarnaast ga ik als onderdeel van de toekomstagenda korpscheftaken laten onderzoeken hoe administratieve processen eenvoudiger en efficiënter kunnen worden georganiseerd, met name het proces van aanvraag en screening. Digitalisering speelt hierin een belangrijke rol. Hiermee wil ik betere dienstverlening realiseren en ervoor zorgen dat nieuwe medewerkers binnen het veiligheidsdomein sneller kunnen worden ingezet.

Politievrijwilligers

Samen met hun beroepscollega’s werken politievrijwilligers dagelijks aan de veiligheid van Nederland. Politievrijwilligers dragen met hun specifieke kennis, kunde, ervaring en frisse blik bij aan het politiewerk, de politieorganisatie en de samenleving. Zij brengen sociale en zakelijke netwerken met zich mee, waarmee ze de verbinding tussen de politie en de samenleving vergroten. Ze bieden de politie extra handen en ogen. Ze kijken vanuit de samenleving, door de bril van de burger en signaleren wat bij de burger leeft. Daarnaast bieden politievrijwilligers ondersteuning en zorgen zij voor aanvullende capaciteit. Zij zijn dus onmisbaar en van groot belang voor het uitvoeren van de taken van de politie. Politievrijwilligers maken echter geen onderdeel uit van de formatie en bezetting van de politieorganisatie. Zij mogen dan ook niet gezien worden als een oplossing voor de capaciteitsproblematiek.

In overleg met de Landelijke Organisatie van Politievrijwilligers (LOPV) maakt mijn departement een plan van aanpak om te streven naar de 10%-norm door de instroom en inzet van politievrijwilligers te borgen, te vergroten en te verbreden. Hiervoor worden de volgende opties onderzocht en uitgewerkt: (1) het bevorderen van de doorstroomopleiding voor politievrijwilligers, (2) het extra inzetten van politievrijwilligers op reguliere taken door middel van een tijdelijke regeling, (3) het vergroten van de instroom van ESI-politievrijwilligers, (4) de mogelijkheid om politievrijwilligers met een Administratief, technisch en huishoudelijk (ATH) boa-aanstelling aan te stellen en (5) het inzetten op werving van uitgestroomde beroepskrachten. Uw Kamer is in het halfjaarbericht politie van 17 juni jl. geïnformeerd over deze mogelijkheden om de instroom en inzet van politievrijwilligers te borgen, te vergroten en te verbreden, met als streven de voorgenomen groei van het aantal politievrijwilligers te realiseren (Kamerstuk 29 628, nr. 1098).

Overig

Bij het urgente maatschappelijke onderwerp van personen met verward gedrag is de wens tot taakverlichting voor de politie helder. De politie is nu te veel tijd kwijt aan de zorg van mensen die vaak geestelijke gezondheidszorg nodig hebben. Uw Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd over de stappen die ik daarin samen met de Minister voor Medische Zorg en Sport wil zetten. Ten slotte verkennen de korpschef en ik de mogelijkheden tot verdere taakverlichting op andere terreinen, bijvoorbeeld in de migratieketen en ondersteunende activiteiten zoals het arrestantenvervoer. Deze mogelijkheden zullen evenwel niet op korte termijn echte winst opleveren.

Arbeidsmarktbeleid

Bovenstaande samenwerkingen moeten worden geoptimaliseerd ten behoeve van een zo efficiënt en effectief mogelijk functionerend veiligheidsstelsel in een krappe arbeidsmarkt. Deze samenwerking moet tot stand komen zonder dat onderlinge concurrentie met betrekking tot capaciteit toeneemt. Dit geldt des te meer omdat de arbeidsmarkt de komende jaren naar verwachting alleen maar krapper wordt. Mede op aandringen van uw Kamer zoeken defensie, de Dienst Justitiële Inrichtingen, douane en politie al actief naar samenwerking op het terrein van HRM en personeel in het veiligheidsdomein. Zo wordt ingezet op het actief delen van kennis en ervaring, een gezamenlijke presentatie op evenementen als een banenbeurs en worden gezamenlijk de knelpunten bij doorstroom van de ene naar de andere organisatie onderzocht. Op deze manier wordt eraan bijgedragen dat Nederland blijvend beschikt over voldoende en goed geëquipeerd personeel om samen te werken aan vrede, veiligheid en rechtvaardigheid.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstuk 35 000 VI, nr. 79.

X Noot
2

Berg, Ellen van den, Gerdjan Hoekendijk en Bert Niemeijer (2012), Vertrouwen in de rechtsstaat, Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie/ Directie Strategie.

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstuk 29 628, nr. 1096.

X Noot
4

Kamerstuk 29 628, nr. 1009.

Naar boven