29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 223 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juli 2022

Tijdens het commissiedebat van 24 maart (Kamerstuk 29 517, nr. 220) is met uw Kamer gesproken over de brandweer en crisisbeheersing. We hebben toen stil gestaan bij het belangrijke werk dat de mannen en vrouwen van de brandweer en crisisbeheersing iedere dag voor onze veiligheid doen. In het debat heb ik een aantal toezeggingen gedaan. Tijdens het tweeminutendebat van 14 april (Handelingen II 2021/22, nr. 73, item 16) is een aantal moties ingediend. In deze brief ga ik in op deze toezeggingen en moties. Tevens heeft het lid Knops tijdens het rondetafelgesprek over de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s gevraagd hoe de financiering van rampenbestrijding en crisisbeheersing was geregeld vóór de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s. In deze brief zal ik uw Kamer een toelichting hierop geven.

Behoud van vrijwilligheid bij de brandweer

In de afgelopen periode ben ik op verschillende momenten in gesprek gegaan met brandweervrijwilligers. Ik heb gezien hoe waardevol het werk is dat zij dagelijks doen en van hen gehoord hoe zij dat zelf ervaren.

Zoals ik heb toegezegd in mijn brief van 21 maart jl1. bied ik uw Kamer als bijlage bij deze brief het tweede rapport van de juristen Cuyvers, Boogaard en Verburg aan. Dit rapport is tot stand gekomen op basis van gesprekken met brandweervrijwilligers zelf, waaronder de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers.

De juristen concluderen dat het, om de huidige organisatie van de Nederlandse brandweer als principiële uitzondering in het (Europese) arbeidsrecht te blijven behandelen, noodzakelijk is dat de rechtspositie van brandweervrijwilligers in het vrije-instroom-profiel meer expliciet gebaseerd wordt op het concept van vrijwilligheid. Het contrast tussen vrijwillige brandweer en beroepsbrandweer moet ook worden verscherpt. Voor de eerste aanbeveling geven de juristen een werkdefinitie die als uitgangspunt kan worden gehanteerd. De brandweervrijwilliger is volgens die definitie de persoon die uit en op basis van vrijwilligheid brandweertaken vervult en dit doet naast of in aanvulling op reguliere arbeid en/of andere activiteiten. De vrijwilligheid van een activiteit is aanwezig als, in onderlinge samenhang bezien, in overwegende mate sprake is van een onverplicht karakter, belangeloosheid, voldoende structuur en een externe gerichtheid.

Het rapport is in lijn met mijn eigen ambitie om de vrijwilligheid bij de brandweer te behouden. Zoals ik in mijn brief van 21 maart jl. heb aangeven werk ik samen met de veiligheidsregio’s aan een implementatieplan om dat te realiseren2. De in die genoemde nieuwe juridische vraagstukken worden op dit moment nader uitgewerkt met de betrokken partijen. In het najaar vinden hierover overleggen plaats tussen mijn departement, de veiligheidsregio’s en de vakorganisaties. Ik zal uw Kamer vervolgens informeren over de uitkomst.

Gebiedsgerichte opkomsttijden

Mijn ambtsvoorganger heeft met het Veiligheidsberaad afspraken gemaakt om te komen tot een andere systematiek van opkomsttijden van de brandweer. In de brief van 15 oktober 20193 is uw Kamer over de systematiek van gebiedsgerichte opkomsttijden geïnformeerd.

In mijn brief van 21 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de eerste bevindingen van de pilots gebiedsgerichte opkomsttijden. De Inspectie JenV, het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) en de vakbonden hebben inmiddels hun verdere bevindingen meegegeven. De afgelopen tijd zijn deze bevindingen verwerkt in de nieuwe systematiek en vastgelegd in de handreiking Gebiedsgerichte Opkomsttijden. Waar voorheen de veiligheidsregio’s ieder op eigen wijze een dekkingsplan opstelden, levert de handreiking een systematiek op die bijdraagt aan een uniforme landelijke werkwijze en realistische opkomsttijden. De handreiking is als bijlage bij deze brief gevoegd.

Ik sta positief tegenover deze systematiek, waarmee de besturen van de veiligheidsregio’s beter in staat worden gesteld afgewogen keuzes te maken over de organisatie van de brandweerzorg. Hierover leggen zij tenminste eenmaal per jaar verantwoording af aan de colleges van burgemeester & wethouders en de gemeenteraden. Voor een transparante verantwoording over de geleverde brandweerzorg dienen de opkomsttijden van alle brandweereenheden te worden geregistreerd als onderdeel van de verantwoording over de gerealiseerde brandweerzorg. Nu het voorstel, na afstemming met het Veiligheidsberaad en de vakvereniging, is goedgekeurd, kan ik tot aanpassing van het besluit veiligheidsregio’s overgaan. Ik zal hier spoedig zorg voor dragen. Daarmee komt er een eind aan het huidige systeem van objectgerichte opkomsttijden en gaan we over op de systematiek van gebiedsgerichte opkomsttijden. Op deze wijze blijft het huidige niveau van brandweerzorg voor de burgers van Nederland minimaal beschikbaar en wordt tegelijkertijd toegewerkt naar een uniform landelijk systeem waarin meer transparantie en informatie naar besturen, burgers en bedrijven mogelijk is. Het nieuwe kader gebiedsgerichte opkomsttijden zorgt voor een eenduidige werkwijze en landelijke regels omtrent het minimumniveau van brandweerzorg conform de motie van de leden Van Nispen & Helder4.

Belevingsonderzoek

De motie van de leden Van Nispen en Mutluer5 verzoekt de regering met voorstellen te komen zodat de werkvloer meer zeggenschap krijgt bij het maken en uitvoeren van voorstellen rondom brandweerzorg en dit tevens te waarborgen binnen veiligheidsregio's. In het tweeminutendebat van 14 april jl. heb ik aangegeven dat dit primair aan de veiligheidsregio’s als werkgever is, maar dat ik hier wel aandacht voor zal vragen bij het Veiligheidsberaad.

Onlangs is het belevingsonderzoek «Repressief brandweerpersoneel» verschenen. Het onderzoek is uitgevoerd door het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid in opdracht van het Veiligheidsberaad. Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen hoe repressieve brandweermensen aankijken tegen hun werk en de organisatie waarvoor ze werken. Uit het onderzoek blijkt dat deze in lijn zijn met uitkomsten uit eerder onderzoek. Het belevingsonderzoek vindt u in bijlage 3 Het onderzoek is vastgesteld in het Veiligheidsberaad van 1 juli 2022. De Veiligheidsregio’s gaan in kaart brengen in welke regio’s verbetering nodig is en hoe dit bewerkstelligd kan worden.

Ik ben voornemens om bij het eerstvolgende Veiligheidsberaad, in lijn met bovengenoemde motie, aan de veiligheidsregio’s te vragen aandacht te besteden aan het onderzoek en dat ik het, net als uw Kamer, belangrijk vind dat zeggenschap van de werkvloer goed is geregeld.

Brandweerkerndata

Op 19 november 20216 is uw Kamer geïnformeerd over het verzoek aan het Veiligheidsberaad om met elkaar zorg te dragen voor een gedegen en betrouwbare dataset, waarin inzicht in personeel, middelen en posten wordt geboden. Mijn departement is daarna met het NIPV en het Veiligheidsberaad in gesprek gegaan om te bezien hoe gekomen kan worden tot een structurele en duurzame informatieverzameling. Tijdens het commissiedebat Brandweer en Crisisbeheersing op 24 maart jl. heb ik toegezegd om voor de zomer een zo concreet mogelijk plan van aanpak op te stellen voor een structurele en duurzame dataverzameling, inclusief een nulmeting m.b.t. data over personeel, specialisaties en materieel, om inzichten te kunnen geven in de brandweerzorg in Nederland.

Het NIPV heeft namens de veiligheidsregio’s de verantwoordelijkheid voor de dataverzameling en statistieken van alle veiligheidsregio’s. Daarom is door het NIPV in samenwerking met de verantwoordelijke voor de informatievoorziening vanuit de veiligheidsregio’s, de nulmeting opgesteld. De nulmeting treft u hierbij (bijlage 4). Het plan van aanpak wordt nog afgestemd binnen het Veiligheidsberaad. Daarna stuur ik het uw Kamer zo spoedig mogelijk toe.

Financiering veiligheidsregio’s

De basisbrandweer was gemeentelijk georganiseerd (gemeentelijke brandweerkorpsen) en werd gefinancierd door de gemeenten vanuit het Gemeentefonds. Tevens waren op grond van de Brandweerwet 1985 en de Wet rampen en zware ongevallen, regionale brandweren ingesteld die verantwoordelijk waren voor de grootschalige brandweerzorg en de multidisciplinaire organisatie van de rampenbestrijding. De financiering van de regionale brandweren vond plaats vanuit het Rijk (Besluit doeluitkering rampenbestrijding – BDUR) en door middel van bijdragen van gemeenten. Voorts waren op grond van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen (Wghr), Wghr-regio’s ingesteld die verantwoordelijk waren voor de voorbereiding op de geneeskundige hulpverlening bij rampen. Ook die werden gefinancierd door middel van een Rijksbijdrage en een gemeentelijke bijdrage vanuit het Gemeentefonds.

Na de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s en de daaropvolgende regionalisering van de brandweer, stelden de gemeenten de budgetten voor de gemeentelijke brandweer in principe beschikbaar aan de veiligheidsregio’s. De Minister van Justitie en Veiligheid stelde de Rijksbijdrage beschikbaar aan de veiligheidsregio’s in plaats van aan regio’s.

Veiligheidsregio's zijn verantwoordelijk voor de brandweerzorg, het organiseren van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR). De Minister van Justitie en Veiligheid faciliteert de veiligheidsregio’s ten behoeve van hun taken voor de crisisbeheersing en brandweerzorg door het verstrekken van een financiële lumpsum bijdrage Brede Doeluitkering Rampenbestrijding. De omvang bedraagt momenteel jaarlijks ca € 176 mln. Dit is circa 15% van het totaalbudget van de veiligheidsregio’s. Veiligheidsregio’s worden voor het overige deel (ca. 85%) gefinancierd door de inliggende gemeenten vanuit het Gemeentefonds. De doeluitkering is niet aan prestaties gekoppeld, maar wordt op grond van structuurkenmerken over de veiligheidsregio’s verdeeld. Het bestuur van de veiligheidsregio is vrij deze middelen naar eigen inzicht te besteden ten behoeve van de taken uit de Wet veiligheidsregio’s (brandweerzorg, rampenbestrijding/crisisbeheersing en GHOR), mits aan de regelgeving wordt voldaan.

Tot slot

Het vernieuwde stelsel van crisisbeheersing en brandweerzorg zal in het najaar verder worden vormgegeven middels de contourennota crisisbeheersing en brandweerzorg. Vanzelfsprekend zal ik uw Kamer deze contourennota doen toekomen. Op die manier zal ik samen met uw Kamer verder werken aan een steeds veiliger Nederland. Want dat verdienen de mannen en vrouwen van de brandweer en crisisbeheersing die zich iedere dag opnieuw inzetten voor onze veiligheid.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstuk 29 517, nr. 211.

X Noot
2

Kamerstuk 29 517, nr. 211.

X Noot
3

Kamerstuk 29 517, nr. 177.

X Noot
4

Kamerstuk 29 517, nr. 213.

X Noot
5

Kamerstuk 29 517, nr. 215.

X Noot
6

Kamerstuk 29 517, nr. 210.

Naar boven