27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 653 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2024

Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, over verschillende thema’s op het gebied van het gewasbeschermingsmiddelenbeleid, waaronder bescherming van waterkwaliteit, gezondheidsonderzoek, duurzaam gebruik en de werkzame stof glyfosaat. Hiermee geef ik invulling aan:

  • De toezegging aan het lid Tjeerd de Groot om de Kamer nader in te lichten over de verkenningen van mogelijke effecten van het stoppen van het gebruik van alle bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden en op welke wijze het stoppen of het beperken van het gebruik juridisch vorm zou moeten krijgen (TZ202303021);

  • De toezegging aan het lid Tjeerd de Groot om de impactanalyse over het mogelijk verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden te delen met de Kamer (TZ202305-081);

  • De toezegging om in gesprek te gaan met de sierteeltsector en de Kamer daar in het tweede kwartaal 2024 over te informeren (TZ202310-114).

  • De toezegging uit de Kamerbrief van 10 oktober 2023 (Kamerstuk 27 858, nr. 636) over het verlenen van een opdracht aan het RIVM voor een onderzoek naar het mogelijke verband tussen glyfosaat en de ziekte van Parkinson;

  • De motie Akerboom waarin de regering wordt verzocht om het onderzoek naar alternatieven voor de drie niet-toetsbare stoffen die kandidaat voor vervanging zijn ook uit te voeren voor de andere kandidaten voor vervanging (Kamerstuk 27 858, nr. 627);

  • De toezegging om uw Kamer te informeren over de ruimte die er volgens de Europese Commissie is voor de toepassing van artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voor de stoffen die onvoldoende toetsbaar zijn (Kamerstuk 27 858, nr. 605);

  • De toezegging om samen met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) te verkennen hoe de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in overeenstemming gebracht kan worden met de normen voor de KRW (Kamerstuk 27 625, nr. 635).

1. Bescherming waterkwaliteit

Onderzoek grondwaterbeschermingsgebieden

In mijn brief van 16 januari heb ik u geïnformeerd dat Wageningen University & Research (WUR) in twee delen een impactanalyse uitvoert van de motie van het lid Tjeerd de Groot om het gebruik van bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden te stoppen (Kamerstuk 27 858, nr. 587). De impactanalyse betreft een Quick Scan en een meer integrale analyse. Het onderzoek is relevant voor het beantwoorden van de vraag of aan de eisen van een dergelijk verbod op nationaal niveau wordt voldaan. Een verbod moet namelijk geschikt, noodzakelijk en proportioneel zijn (Kamerstuk 27 858, nr. 633).

De Quick scan (zie bijlage) is bedoeld om een eerste voorlopig inzicht te krijgen in de impact van een landelijk gebruiksverbod van bestrijdingsmiddelen in deze grondwaterbeschermingsgebieden. In de Quick Scan is het huidige landgebruik geanalyseerd en onderzocht wat de impact kan zijn van een verbod. Daarnaast is onderzocht welke stoffen zijn aangetroffen in grondwater, gebruik makend van de Grondwateratlas.

Het onderzoek naar landgebruik heeft zich in eerste instantie vooral gericht op landbouwkundige activiteiten in de 158 grondwaterbeschermingsgebieden omdat de impact in relatie tot gebruik van gewasbeschermingsmiddelen naar verwachting daar het grootst zal zijn. Het grootste aandeel van het areaal van grondwaterbeschermingsgebieden (49% van het totale areaal van 94.310 ha) heeft als functie «groen en water» en daar geldt in de meeste gevallen al een algemeen gebruiksverbod voor professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Landbouw vormt gemiddeld 35% van het areaal grondwaterbeschermingsgebieden. Volgens WUR zou een verbod betekenen dat voor meerjarige en/of hoogsaldoteelten (fruitteelt, pootaardappelteelt en bollenteelt) zowel een gangbare als biologische teelt1 niet haalbaar is in die gebieden. Voor laagsaldoteelten zal een teelt zonder gewasbeschermingsmiddelen betekenen dat de teelt geëxtensiveerd zal moeten worden. Slechts voor enkele teelten zal een verbod nauwelijks impact hebben. Denk daarbij aan de teelt van eiwitgewassen.

Uit de gegevens van de Grondwateratlas blijkt, na analyse van ruim 16 duizend grondmonsters die in grondwaterbeschermingsbieden zijn genomen, dat 39 stoffen in tenminste 3 grondwatermonsters boven de drinkwatersignaleringswaarde zijn aangetroffen in de periode 1963–2022. Tien daarvan zijn stoffen die nog steeds een toelating hebben als gewasbeschermingsmiddel of biocide binnen Nederland. Zes van die tien stoffen zijn een herbicide of een metaboliet daarvan. De overige 29 stoffen hebben geen toelating meer.

Op basis van de Quick Scan kan nog niet worden geconcludeerd dat een generiek verbod geschikt, noodzakelijk en proportioneel is. De impact van een generiek verbod is groot terwijl er maar van een beperkt aantal nog toegelaten stoffen een overschrijding van de drinkwatersignaleringswaarde is gevonden. Het omgekeerde kan ook niet wordt geconcludeerd, omdat uit de Quick scan naar voren is gekomen dat er – ondanks de vele monsters – nog veel hiaten zitten in het monitoringsprogramma van grondwater in de grondwaterbeschermingsgebieden, zowel in de gebieden waar monsters zijn genomen als de stoffen waarop is geanalyseerd. LNV zal in overleg treden met betrokken partijen om te bezien of monitoringsprogramma’s voor grondwater ten behoeve van drinkwaterwinning aanpassing behoeven.

Ik zal de WUR opdracht geven deel twee van het onderzoek te gaan uitvoeren. Het is vervolgens aan een nieuw kabinet om definitieve uitspraken te doen over (de wijze van) invoering van een gebruiksverbod op gewasbeschermingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden op basis van de volledige impactanalyse.

Kaderrichtlijn Water (KRW) en toelating

Vanuit de KRW ligt er met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater een grote opgave. De toepassing van gewasbeschermingsmiddelen behoort tot de grootste bronnen van KRW-normoverschrijdingen en sinds 2018 stagneert de afname in het aantal normoverschrijdingen. Er zijn al veel maatregelen in uitvoering met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, maar dit lijkt vooralsnog onvoldoende. Uiterlijk in 2027 moet Nederland aan deze KRW-normen voldoen. Daarom is in aanvulling op de aanpak van het gebruik van middelen nu een analyse in uitvoering, in samenwerking met IenW en met het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), naar de mogelijkheden hoe ook de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in overeenstemming kan worden gebracht met de normen van de KRW (Kamerstuk 27 625, nr. 635). Hierbij wordt zowel gekeken naar wat er mogelijk is om vooraf een toets uit te voeren aan de KRW-normen (zodat geen nieuwe toelatingen worden verleend die leiden tot het niet halen van KRW-doelen), als naar het achteraf ingrijpen in al bestaande toelatingen die KRW-normoverschrijdingen veroorzaken.

Ik heb uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop ik aan de slag zou gaan met de motie van het lid Vestering c.s. met daarin het verzoek om het gebruik van middelen op basis van deze giftige niet-toetsbare stoffen te verbieden (Kamerstukken 27 858, nrs. 597 en 605). In de hierboven genoemde analyse wordt ook gekeken naar de mogelijkheden van het gebruik van artikel 44 voor stoffen die onvoldoende toetsbaar zijn op basis van de reactie van de Europese Commissie en het advies van het Ctgb (zie bijlagen). Het streven is om deze analyse vóór de zomer af te ronden, zodat besluitvorming kan plaatsvinden en de Kamer hierover kan worden geïnformeerd.

Toezicht en Handhaving

Toezicht en handhaving op gebruik van en handel in gewasbeschermingsmiddelen is noodzakelijk om de veiligheid voor mens en milieu te borgen. Inspectieresultaten2 van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) maken duidelijk dat de naleving onvoldoende is en moet worden verbeterd. Niet-naleven van de toepassingsvoorschriften draagt er mogelijk aan bij dat de meetresultaten van het Landelijk Meetnet Gewasbeschermingsmiddelen (LM-GBM) overschrijdingen laten zien van waterkwaliteitsnormen door resten van gewasbeschermingsmiddelen3. De bestrijdingsmiddelenatlas – die gebruik maakt van resultaten van de monitoringslocaties van het LM-GBM, drinkwaterinnamepunten in het oppervlaktewater en meetpunten uit andere monitoringsprogramma’s – maakt trends4 in overschrijdingen van waterkwaliteitsnormen inzichtelijk in relatie tot zowel chronische als acute blootstelling. Tussen 2013 en 2018 was er sprake van een gestage daling van het aantal normoverschrijdingen, maar tussen 2018 en 2022 is deze daling gestagneerd.

Sinds 22 december 2000 is de KRW van kracht, met als doelstelling in 2027 het realiseren en behouden van chemisch schoon en ecologisch gezond oppervlakte en grondwater. Om deze doelen te halen is extra inzet nodig vanuit de agrarische sector om de naleving te verbeteren. Toezicht en handhaving is een sluitstuk op maatregelen rond gebruik en/of toelating. Het aantal meetlocaties met één of meerdere normoverschrijdingen voor de ecologische waterkwaliteit ligt over 2022 boven de 50%5. De Toekomstvisie Gewasbescherming had als doel om al in 2023 tot een reductie van 90% te komen. Recent heeft mijn ministerie en het Ministerie van IenW een gesprek gevoerd met toezichthoudende organisaties om te bezien hoe een versterkte inzet op toezicht en handhaving kan worden vormgegeven.

2. Gezondheidsonderzoek

Voortgang Onderzoek Blootstelling en Omwonenden 2 (OBO-2)

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) levert halfjaarlijks voortgangsrapportages op van OBO-2. Ik heb uw Kamer in de Kamerbrief van 16 januari jl. (Kamerstuk 27 858, nr. 644) toegezegd om u te informeren over de belangrijkste ontwikkelingen. In het eerste half jaar van het onderzoek zijn een internationale wetenschappelijke adviesraad (SAB) en een maatschappelijke klankbordgroep (KBG) vastgesteld. In deze SAB zitten erkende wetenschappers uit allerlei verschillende landen, zowel binnen als buiten Europa.

In de KBG zitten vertegenwoordigers van een breed scala aan organisaties: 4 organisaties vanuit de landbouw/gewasbescherming, 4 vanuit maatschappelijke en bewonersorganisaties, 4 vanuit het perspectief van gezondheid en 2 omtrent kwaliteitsbewaking vanuit de overheid.

Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek is het doorontwikkelen van een model dat de blootstelling van omwonenden in kaart kan brengen. Hiervoor hebben onderzoekers een protocol opgesteld. Het is voor mij van groot belang dat de resultaten van dit onderzoek bruikbaar zijn op Europees niveau. Daarom zijn de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en het Ctgb betrokken bij de klankbordgroepen.

Daarnaast zijn er onder andere twee deelonderzoeken gestart naar de relatie tussen de blootstelling van omwonenden aan gewasbeschermingsmiddelen en de ziekte van Parkinson. Bij deze onderdelen zijn onderzoekers van het RadboudUMC en Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht betrokken. Deze instituten zijn specialisten op het gebied van de ziekte van Parkinson en blootstelling aan verschillende componenten in de leefomgeving.

Tot slot is het uitermate belangrijk dat het brede publiek het onderzoek goed kan volgen. Op de website www.bestrijdingsmiddelen-omwonenden.nl worden alle ontwikkelingen en resultaten van het onderzoek gepubliceerd.

3. Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Verordening voor duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

In Nederland is het Ctgb zeer actief om alternatieven voor chemische gewasbescherming sneller beschikbaar te krijgen, bijvoorbeeld door het instellen van een verduurzamingsloket voor groene middelen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1622). Het was de wens van Nederland om een snellere toelating van deze middelen ook wettelijk in het Commissievoorstel SUR vast te leggen. Helaas heeft de Commissie dat voorstel op 31 maart jl. ingetrokken. Ik wil nu bezien hoe ik met andere lidstaten een kopgroep kan vormen die bij de Commissie aandringt op een nieuw wetgevingsvoorstel waarin dit een plek krijgt. Ik blijf me er voor inzetten dat de Europese Commissie, EFSA en de lidstaten ook binnen de wettelijke kaders blijven werken aan versnelling. Ook kunnen EFSA en de Commissie investeren in kortere tijdslijnen voor het beoordelen van groene stoffen. Daar blijft Nederland zich voor inzetten in de Raad en het SCoPAFF.

Gesprek sierteeltsector

Tijdens het commissiedebat gewasbescherming van 10 oktober jongstleden (Kamerstuk 27 858, nr. 639) heb ik uw Kamer toegezegd in overleg te treden met de sierteeltsector. Afgelopen 14 maart ben ik op uitnodiging van de Koninklijke Algemeene Vereniging voor Bloembollencultuur (KAVB) aanwezig geweest op het bloembollencongres in de Keukenhof. In gesprek met de voorzitter van de KAVB heb ik de sector duidelijk gemaakt dat er dringend stappen gezet moeten worden om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in brede zin terug te dringen, en dat de sector hier echt aan zet is. Ook in een overleg met LTO en NAJK op 26 april jl. heb ik gewezen op het intensieve gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de bollenteelt en het belang om het gebruik terug te dringen, ook om te voldoen aan KRW normen voor waterkwaliteit. Ik verwacht dat de sector hiermee aan de slag gaat en sta open voor een (vervolg)gesprek om te bekijken wat ik voor de sector kan betekenen.

Alternatieven voor «stoffen die in aanmerking komen om vervangen te worden»

De aangenomen motie van het lid Akerboom verzoekt de regering het onderzoek naar alternatieven voor de drie niet-toetsbare stoffen die kandidaat voor vervanging zijn ook uit te voeren voor de andere kandidaten voor vervanging (Kamerstuk 27 858, nr. 627). Hierbij doelt het lid Akerboom op het onderzoek naar de alternatieven voor drie niet-toetsbare stoffen uitgevoerd door de NVWA. Er zijn op dit moment 50 werkzame stoffen goedgekeurd in de Europese Unie die zijn ingedeeld in de categorie «stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen6. Hiervan zitten er 29 in toegelaten gewasbeschermingsmiddelen in Nederland. Het rapport «Analyse landbouw-milieu implicaties amendement Vestering» van Wageningen UR en de inventarisatie van de NVWA bevatten informatie over respectievelijk 97 en 28 van deze werkzame stoffen.

Dit leidt tot 18 werkzame stoffen die op basis van de motie onderzocht moeten worden. In 2022 zijn 3 werkzame stoffen waarvan de verkochte hoeveelheid 10.000 kg of meer is9, 7 stoffen waarvan de verkochte hoeveelheid tussen de 1.000 en 10.000 kg ligt10 en 8 stoffen waarvan de verkochte hoeveelheid ruim onder de 1.000 kg werkzame stof ligt11.

Om te beginnen zullen de alternatieven in kaart worden gebracht voor de drie meest verkochte werkzame stoffen. Dit zijn flufenacet, lenacil en tembotrione. Het is bekend dat deze stoffen de ecologische waterkwaliteitsnormen in oppervlaktewater in 2022 overschrijden in de Bestrijdingsmiddelenatlas. Ik zal de WUR opdracht geven dit te doen. Vervolgens zal ik, rekening houdend met de verkochte hoeveelheid per stof, de alternatieven voor de overige stoffen laten onderzoeken.

4. Glyfosaat

Onderzoek mogelijk verband Parkinson en glyfosaat

Het RIVM heeft een concept projectplan aangeleverd voor het onderzoek naar een mogelijk verband tussen de ziekte van Parkinson en glyfosaat, waartoe ik de opdracht heb gegeven. Dit onderzoek zal, naast het aantonen of uitsluiten van een mogelijk verband, bijdragen aan het verbeteren van de toelatingseisen en testmethoden voor het detecteren van neurodegeneratieve effecten van gewasbeschermingsmiddelen. Ik zal uw Kamer informeren over de start en het verdere verloop van dit onderzoek.

Verplichten alternatieven glyfosaat

Ik heb uw Kamer eind oktober 2023 geïnformeerd over het feit dat er een wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt voorbereid. Met deze wijziging wordt voorzien in een grondslag om alternatieven voor glyfosaathoudende middelen te verplichten voor toepassing op grasland, groenbemesters en vanggewassen. Bij het opleggen van een dergelijke verplichting zal moeten worden voldaan aan de criteria noodzakelijkheid, geschiktheid en evenredigheid. Deze criteria zullen bij ministeriële regeling nader worden uitgewerkt (Kamerstuk 27 858, nr. 640). Ik verwacht het voorstel tot wijziging van het Besluit dit kwartaal in procedure te brengen.

Herbeoordeling van glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen

Als gevolg van de verlenging van de Europese goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat (Kamerstuk 27 858, nr. 641) dienen conform Verordening 1107/2009 (EC) op nationaal niveau de gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat te worden herbeoordeeld. Op verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Kenmerk 27 858, nr. 640 / Kenmerk 2023D49230), laat ik uw Kamer weten dat momenteel 30 middelen op basis van glyfosaat zijn toegelaten. Voor 13 van deze middelen is geen verlengingsaanvraag ingediend waardoor deze, nadat de aflever- en opgebruiktermijn is afgelopen, niet meer mogen worden toegepast. Voor 17 middelen is wel een verlengingsaanvraag ingediend bij het Ctgb. Het betreffen 7 moedertoelatingen en 10 afgeleide toelatingen. Een afgeleide toelating is identiek aan een moedertoelating, maar wordt op de markt gebracht onder een andere merknaam. De 10 afgeleide toelatingen zullen de conclusie over de moedertoelating volgen. Voor één moedertoelating is het Ctgb de rapporteur beoordelaar binnen de centrale zone van de EU. Voor 6 middelen zijn andere lidstaten de rapporteur. De herbeoordeling van de betreffende middelen neemt enkele jaren in beslag omdat toelatinghouders de gelegenheid krijgen om aanvullende data en studies aan te leveren die voor de herbeoordeling noodzakelijk zijn. De herbeoordeling van glyfosaatmiddelen heeft nagenoeg geen impact op de doorlooptijd van andere aanvragen omdat het Ctgb hier rekening mee heeft gehouden in de werkplannen voor de komende jaren.

5. Uitvoeringsprogramma

Evaluatie Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030

In september 2020 is door toenmalige Minister LNV het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 aan uw Kamer aangeboden (bijlage bij Kamerstuk 27 858, nr. 518). Partijen die deelnemen aan het Uitvoeringsprogramma (hierna: UP) zijn: Agrodis, Artemis, Ctgb, Cumela, Fedecom, LTO Nederland, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Natuur en Milieu, Croplife, Plantum, Unie van Waterschappen en Vewin.

In het UP staan meer dan tweehonderdvijftig acties die er op gericht zijn om de drie strategische doelen van 2030 te halen:

  • 1. Plant- en teeltsystemen zijn weerbaar.

  • 2. Land- en tuinbouw en natuur met elkaar verbonden.

  • 3. Nagenoeg zonder emissies naar het milieu en nagenoeg zonder residuen op producten

De stuurgroep van het UP heeft begin 2024 besloten om de governance van het UP te evalueren. De hoofdvraag van de evaluatie was: Hoe richten wij het UP doelgericht en efficiënt in, zodat de doelen van de Toekomstvisie gewasbescherming in 2030 (en sneller) binnen bereik zijn?

De evaluatie is uitgevoerd door de heer Johan de Leeuw (voormalig voorzitter van het Ctgb) als onafhankelijk begeleider en Bureau Van Waarde.

De bevindingen van de evaluatie schetsen een breed palet aan analysepunten; het advies is om – met enkele fundamentele wijzigingen en borging van randvoorwaarden in de governance van het UP – een doorstart te maken voor het tweede deel van de periode tot en met 2030. Als een hernieuwd partnership, met diep gedeeld gevoel van eigenaarschap aan de basis. De doorstart vraagt ook om een hernieuwde prioritering van de acties. Om vast te stellen of een doorstart succesvol kan zijn, schrijven de evaluatoren, is het noodzakelijk om een stevig, eerlijk, open en duidelijk gesprek te voeren in de stuurgroep. Indien in dit gesprek enkele fundamentele kernvragen niet positief beantwoord worden, kunnen terugval scenario’s overwogen worden Daarnaast moet de financiering voor het vervolgtraject nog worden zeker gesteld.

Op korte termijn zullen alle partijen die deelnemen aan het UP de uitkomsten van de evaluatie samen bespreken en bezien of een doorstart in een al dan niet aangepaste vorm een realistisch vervolg is. Hierbij is het van belang om te blijven benadrukken dat de transitie van de verduurzaming van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet zomaar verwezenlijkt zal worden en dat de doelen die beschreven staan in het UP overeind blijven staan. Voor het behalen van die doelen zou het UP een instrument kunnen zijn, maar alleen als alle partijen actief hun bijdrage leveren. Ik zal de Kamer voor de zomer informeren over het vervolg hiervan.

Staat van Plantgezondheid 2023

Tevens stuur ik u het rapport Staat van Plantgezondheid 2023. Het rapport is opgesteld door WUR in het kader van het Uitvoeringprogramma van de toekomstvisie gewasbescherming 2030.

6. Overig

Aantal werkzame stoffen onder de definitie PFAS

Uw Kamer is op 16 februari 2024 geïnformeerd (Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 1052) over het aantal gewasbeschermingsmiddelen en biociden dat valt onder de Europese definitie van PFAS. Als gevolg van een nadere analyse blijken ook de stoffen lambda-cyhalothrin, oxathiapiprolin en trifloxystrobin onder de Europese definitie van PFAS te vallen, waardoor het aantal werkzame stoffen onder deze definitie niet 25, maar 28 betreft.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

In de biologische teelt zijn een aantal gewasbeschermingsmiddelen toegelaten. Het betreft veelal middelen met een werkzame stof van natuurlijke herkomst (bv mineralen, micro-organismen, plantextracten). Alleen gewasbeschermingsmiddelen die op de SKAL inputlijst staan én een toelating hebben van het Ctgb, mogen worden gebruikt.

X Noot
2

Inspectieresultaten toepassing van gewasbeschermingsmiddelen 2022 | Gewasbescherming | NVWA, de inspectiegegevens van 2023 moeten nog gepubliceerd worden.

X Noot
3

De meeste normoverschrijdingen worden aangetroffen en op meetlocaties bij boomkwekerijen, bloembollen, fruitteelt en glastuinbouw.

X Noot
4

Een onzekere factor bij het bepalen van trends zijn de niet-toetsbare stoffen die wel degelijk van invloed zijn op de waterkwaliteit.

X Noot
6

bron: EU pesticides database 25/3/24

X Noot
7

aclonifen, cyprodynil, difeconazool, fludioxonil, fluopicolide,metribuzin, pendimethalin, propyzamide, tebuconazool

X Noot
8

esfenvaleraat, lambda-cyhalothrin

X Noot
9

Flufenacet, lenacil, tembotrione

X Noot
10

benzovindiflupyr, bromuconazole, diflufenican, emamectin, methoxyfenozide, nicosulfuron, primicarb

X Noot
11

cypermethrin, etoxazool, metalaxyl, metconazool, metsulfuron-methyl, paclobutrazool, prosulfuron, sulcotrione

Naar boven