26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding

29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 168 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juli 2013

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van activiteiten die in het kader van brandveiligheid hebben plaatsgevonden of worden verricht (zie bijlage). Tevens geef ik aan welke aanvullende mogelijkheden er gezien deze lopende activiteiten nog zijn om het niveau van brandveiligheid in Nederland verder te verhogen. Hiermee geef ik invulling aan de door mij gedane toezegging aan uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg Nationale Veiligheid van 12 december 2012.1 Deze brief is tevens een vervolg op mijn eerdere reactie van 23 november 20122 aan uw Kamer op de motie-Slob.

Inleiding

De verantwoordelijkheid voor het voorkomen en beperken van de gevolgen van brand is een gedeelde verantwoordelijkheid. Burgers, bedrijven en instellingen moeten zelf de noodzakelijke maatregelen nemen om zichzelf en anderen te beschermen tegen (de gevolgen van) brand: zij zijn hiervoor primair verantwoordelijk. De overheid bepaalt de kaders (in de vorm van wet- en regelgeving), ondersteunt waar mogelijk de juiste toepassing en ziet toe op de naleving. Het kabinet blijft zich onverminderd sterk maken voor het verhogen van het brandveiligheidsbewustzijn en het stimuleren van de daarvoor benodigde gedragsverandering. Ik vind het van belang dat er samenhang is tussen de diverse deelterreinen. Ik zie het als mijn taak om deze samenhang structureel te monitoren zonder afbreuk te doen aan deze individuele verantwoordelijkheden. In deze brief concentreer ik mij op de elementen die domein overstijgend zijn zoals bewustwording door middel van voorlichting en kennisuitwisseling.

Belangrijke partners op het terrein van brandveiligheid zijn het Veiligheidsberaad, provincies, gemeenten, Brandweer Nederland, de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV), VNO NCW MKB-Nederland, het Verbond van Verzekeraars en het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Nederland is internationaal een van de koplopers in brandveiligheid. Dit betekent niet dat wij op onze lauweren kunnen rusten. Gezamenlijk blijven we ons inzetten om deze positie te behouden en te versterken. Ik ben ervan overtuigd dat het aangaan en onderhouden van samenwerkingsverbanden en het delen en uitwisselen van kennis, bijdraagt aan het gezamenlijk doel om continu te blijven werken aan de brandveiligheid in Nederland.

Door het huidige economisch klimaat worden velen van ons geconfronteerd met krapper wordende budgetten waardoor keuzes dienen te worden gemaakt. Dit vraagt van alle betrokkenen inspanningen om de aandacht voor het thema brandveiligheid, en brandpreventie als onderdeel hiervan, te behouden door bestaande samenwerkingsverbanden te intensiveren, synergie te bewerkstelligen en gebruik te maken van innovatieve verbetermogelijkheden.

Het door het kabinet gevoerde brandveiligheidsbeleid is gebaseerd op de gezamenlijk door de overheid, kenniscentra en beroepsgroepen tijdens het Actieprogramma Brandveiligheid3 ontwikkelde Visie op brandveiligheid. Hierin wordt beargumenteerd dat een verbetering van brandveiligheid moet worden gezocht in het verhogen van het (brand)veiligheidsbewustzijn, het verder toepassen van een meer integrale risicobenadering en een eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling en niet in meer regels en strengere handhaving. De in 2010 gepresenteerde koers «De Brandweer over morgen» van Brandweer Nederland sluit hier nauw op aan.

Afgeronde en lopende activiteiten

Zoals ik hiervoor aangaf werken veel partijen samen aan de brandveiligheid in ons land. Gezien de veelheid aan activiteiten vanuit een breed spectrum is er voor gekozen om te concentreren op de stand van zaken van activiteiten waar uw Kamer reeds eerder over is geïnformeerd en enkele activiteiten die (in)direct voortvloeien uit de Visie op brandveiligheid. Waar nodig wordt uw Kamer over andere relevante onderwerpen op de hoogte gehouden door de verantwoordelijke vakministers. Zoals onder andere de Minister voor Wonen en Rijksdienst (WenR) in relatie tot de brandveiligheidseisen in de bouwregelgeving, de Staatssecretaris van Economische Zaken (EZ) bij brandveiligheid in dierstallen en natuurbrandpreventie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) bij brandveiligheid in zorginstellingen en op het terrein van productveiligheid.

In de bijlage beschrijf ik enkele activiteiten die betrekking hebben op:

  • 1. Actieprogramma Brandveiligheid: is gestoeld op de hiervoor beschreven Visie op brandveiligheid. Kernpunten van deze Visie zijn de risicobenadering, een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, burgers en bedrijven, de doelgroepenbenadering en doelkwantificering.

  • 2. Brandveiligheid in andere beleidsdomeinen: in de bouw, het gevangeniswezen, politiecellen, dierstallen, natuurgebieden en de zorg worden activiteiten verricht om de brandveiligheid te verbeteren.

  • 3. Doelgroep specifieke voorlichting en communicatie: activiteiten zoals voorlichtingscampagnes gericht op specifieke doelgroepen dragen bij aan het verhogen van het brandveiligheidsbewustzijn en het stimuleren van de hiervoor benodigde gedragsverandering. Daarnaast wordt doelgroepgerichte communicatie toegepast via websites of op congressen.

Ruimte voor verbetering

Uit de bijlage kunt u afleiden dat een groot aantal betrokken partijen in het kader van brandveiligheid al veel activiteiten verricht. In overleg met deze partijen heb ik geconcludeerd dat aanvullende maatregelen genomen kunnen worden om het niveau van brandveiligheid verder te versterken. Dit betreft de volgende drie aanvullende maatregelen:

1. Kennisuitwisseling

Het aangaan en onderhouden van samenwerkingsverbanden en het delen en uitwisselen van kennis draagt bij aan het gezamenlijk doel om de brandveiligheid in Nederland verder te bevorderen. Op dit moment ontbreekt het aan een structureel platform waarin de bij brandveiligheid betrokken partijen kennis kunnen delen. Vanuit mijn coördinerende rol voor brandveiligheid zal ik, om deze samenwerkingsverbanden te bestendigen en te intensiveren, twee maal per jaar een platform Brandveiligheid op mijn ministerie organiseren met alle voor brandveiligheid relevante partijen.

2. Brandonderzoek

Het tijdig en accuraat kunnen werken op de plaats van de brand, is cruciaal voor het verkrijgen van betrouwbare en volledige onderzoeksgegevens. Ik heb geconstateerd dat het in Nederland zowel ontbreekt aan eenduidige afspraken over de aanwezigheid en de bevoegdheden van de brandonderzoekers in het geval er sprake is van forensisch politieonderzoek als aan eenduidige richtlijnen over het verzamelen, uitwisselen en aggregeren van onderzoeksgegevens en privacygevoelige gegevens. In het Verenigd Koninkrijk werken forensisch politieonderzoekers en brandonderzoekers in soortgelijke gevallen samen conform een overeenkomst waarin afspraken over de wijze van samenwerking zijn vastgelegd. In overleg met het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie en Brandweer Nederland zal deze best practice in Nederland verder worden ontwikkeld.

Een aansprekend voorbeeld van de mogelijkheden van dergelijke gecombineerde teams van brandweer en politie kennen wij in Nederland rondom het team Natuurbrandonderzoek. Gezamenlijk opgeleide forensisch onderzoekers van de politie en brandonderzoekers van Brandweer Nederland werken als een team samen bij het onderzoek naar sporen en oorzaken bij een natuurbrand. Deze opleiding is een samenwerkingsverband tussen het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), het IFV en de Politieacademie. Onder de regie van het NFI wordt in samenwerking met het IFV en vertegenwoordigers vanuit Frankrijk, Zweden en Groot-Brittannië gewerkt aan een voorstel om te komen tot een Europese standaard voor natuurbrandonderzoek.

3. Brandveiligheid in woningen; nader onderzoek WODC

Jaarlijks komen de meeste dodelijke slachtoffers van brand om bij woningbranden. Onderzoek4 hiernaar toont aan dat in slaap vallen tijdens het roken, kortsluiting en koken de drie belangrijkste oorzaken te zijn van fatale woningbranden (branden in woningen waarbij één of meerdere dodelijke slachtoffers vallen). Ik zet mij in om het aantal slachtoffers van fatale woningbranden terug te dringen. Het ontbreekt momenteel aan een goed en volledig beeld van alle maatregelen die in dit kader kunnen worden genomen.

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), het onafhankelijke onderzoeksinstituut van mijn ministerie, is daarom een onderzoek gestart naar brandveiligheid in woningen en eventuele verbetermogelijkheden. Het Ministerie van VWS is hier nauw bij betrokken. Dit onderzoek, een maatschappelijke kosten-batenanalyse, wordt begin 2014 afgerond.

Concluderend

In deze brief met bijlage heb ik het brede spectrum van brandveiligheidsbeleid geschetst. Veel partijen in veel verschillende domeinen dragen met behulp van veel instrumenten bij aan het Nederlandse brandveiligheidsbeleid. We doen in Nederland al heel veel en de ruimte die er is voor verbetering benutten wij met elkaar. Dit moet echter geen eenmalige actie zijn; het is van essentieel belang dat we continu alert zijn op mogelijkheden voor het behouden van het niveau van (brand)veiligheid en het verder behalen van veiligheidswinst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Bijlage

Afgeronde en lopende activiteiten

Veel partijen werken samen aan de brandveiligheid in ons land. Gezien de veelheid aan activiteiten vanuit een breed spectrum is er voor gekozen om deze bijlage te concentreren op de stand van zaken van activiteiten waar de Tweede Kamer reeds eerder over is geïnformeerd en enkele activiteiten die (in)direct voortvloeien uit de in het kader van de gezamenlijk door de overheid, kenniscentra en beroepsgroepen tijdens het Actieprogramma Brandveiligheid ontwikkelde Visie op brandveiligheid.5 Waar nodig wordt de Tweede Kamer over andere relevante onderwerpen op de hoogte gehouden door de verantwoordelijke vakministers. Hieronder wordt ingegaan op:

  • 1. Actieprogramma Brandveiligheid

  • 2. Brandveiligheid in andere beleidsdomeinen

  • 3. Doelgroep specifieke voorlichting en communicatie

Ad 1. Actieprogramma Brandveiligheid

Na de brand in het cellencomplex op Schiphol-Oost in de nacht van 26 op 27 oktober 2005 werd door het toenmalige kabinet het Actieprogramma Brandveiligheid opgericht. Voornaamste doelstelling van dit actieprogramma was het verhogen van het (brand)veiligheidsbewustzijn bij verantwoordelijken in het bouwproces. De vele actiepunten uit dit actieprogramma hebben bijgedragen aan een verhoogde bewustwording ten aanzien van brandveiligheid.

Het actie programma is gestoeld op de tijdens dit Actieprogramma Brandveiligheid beschreven Visie op brandveiligheid. De kernpunten van deze Visie zijn:

  • A. Risicobenadering:

    de omslag van regelgericht denken en handelen naar risicogericht denken en handelen

  • B. Duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling:

    tussen overheid, burgers en bedrijven

  • C. Doelgroepen benadering:

    de verantwoordelijkheid van de overheid is primair gericht op de brandveiligheid van een aantal groepen mensen

  • D. Doelkwantificering:

    het verkrijgen van meer inzicht in oorzaken en gevolgen van branden en de registratie hiervan. Met het beschikbaar komen van betrouwbare gegevens wordt het mogelijk om beleidsdoelstellingen op het gebied van brandveiligheid te stellen in termen van concrete kwantificering van het aantal branden, het aantal dodelijke slachtoffers en gewonden.

Ad A. Risicobenadering

Bij de risicobenadering wordt bij het ontwerp en het gebruik van gebouwen, de gebouweigenaar, de ontwerper en de gebruiker verplicht na te denken over de wijze waarop brandveiligheid wordt bereikt en geborgd. Hierbij wordt brandveiligheid primair bezien op de risico’s van het gebouw, het gebruik en de organisatie en niet vanuit de generieke veiligheidsniveaus die zijn vastgelegd in de regelgeving. De risico’s bepalen de maatregelen binnen een (bindend) algemeen wettelijk kader. Voor eenvoudige gebouwen worden de risico’s op centraal niveau in kaart gebracht en gelden algemene regels. Voor complexe gebouwen geldt een risico-inventarisatie op maat en, daaruit volgend, maatregelen op maat.

Dit draagt bij aan de bewustwording van brandveiligheid. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) werkt aan de verdere ontwikkeling van risicobenadering en heeft gekozen voor een pragmatische aanpak waarbij casussen en pilots worden uitgewerkt en doorvertaald in best practices, handreikingen of NEN-normen. Dit is bijvoorbeeld gebeurd voor grote brandcompartimenten in het NEN-traject grote brandcompartimenten en voor hoogbouw in de Handreiking Hoogbouw die naar verwachting dit najaar gereed zal zijn.

Ad B. Duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling

De verantwoordelijkheid voor het voorkomen en beperken van de gevolgen van brand is een gedeelde verantwoordelijkheid. Burgers en bedrijven moeten zelf de noodzakelijke maatregelen nemen om zichzelf en anderen te beschermen tegen (de gevolgen van) brand: zij zijn hiervoor primair verantwoordelijk. De overheid bepaalt de kaders (in de vorm van wet- en regelgeving), ondersteunt waar mogelijk de juiste toepassing en ziet toe op de naleving.

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) werkt, samen met het Ministerie van BZK, mee met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aan het regelen van basishulpverlening, waarover de toenmalige Minister van SZW de Tweede Kamer op 14 juli 2008 heeft geïnformeerd.6 Basishulpverlening omvat het bieden van eerste hulp, het bestrijden van brand en het evacueren van aanwezige personen in noodsituaties voordat professionele hulpdiensten ter plaatse zijn. Onder meer in dit verband wordt bezien welk samenstel van regels, in termen van lasten en effectiviteit, passend is.

Verder werkt het Ministerie van VenJ op dit moment in nauwe samenwerking met Brandweer Nederland aan een algemene maatregel van bestuur (amvb) Overige plaatsen, analoog aan het Bouwbesluit 2012 die de brandveiligheid voor bouwwerken regelt. Met deze amvb moet een einde komen aan de veelheid van gemeentelijke bepalingen voor brandveiligheid op plaatsen die niet onder de bouwregelgeving of andere regelgeving vallen. Uniformiteit zal de brandveiligheid op die plaatsen naar verwachting verbeteren. Bij de totstandkoming van dit besluit zijn tevens het Ministerie van BZK en het bedrijfsleven betrokken. Het besluit wordt dit jaar opgesteld en via internetconsultatie opengesteld voor commentaar, waarna de formele vaststelling van het besluit in gang zal worden gezet.

Ad C. Doelgroepenbenadering

Zoals beschreven in de Visie op brandveiligheid is de verantwoordelijkheid van de overheid primair gericht op de veiligheid van die groepen personen die van anderen afhankelijk zijn om zichzelf bij een brand in veiligheid te kunnen brengen zoals de verminderd zelfredzamen en mensen die de risico’s van brand niet of onvoldoende kunnen inschatten. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om mensen die zich bevinden in zorg- en verpleeginstellingen, ziekenhuizen en gevangenissen en kinderen in de kinderopvang en (speciale) basisscholen.

In het kader van Brandveilig leven van Brandweer Nederland verrichten Nederlandse brandweerkorpsen diverse activiteiten om het brandveiligheidsbewustzijn van vijf specifieke doelgroepen (inwoners van aandachtswijken, ouderen, studenten, jeugd en brandweerlieden) te verbeteren. Vanuit wetenschappelijk oogpunt wordt bekeken welke interventies de grootste gedragsverandering bevorderen. Het Ministerie van VenJ is vanaf de start van dit proces in 2009, nauw hierbij betrokken geweest omdat het van groot belang is om doelgroep specifiek brandpreventiebeleid op te kunnen stellen.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van reeds ontwikkelde instrumenten. Zo is in het kader van de doelgroep aandachtswijken het in 2009 gepubliceerde en door het Ministerie van VenJ gesubsidieerde Handboek Veilig Wonen van Brandweer Amersfoort, wetenschappelijk onderbouwd. In dit handboek wordt een preventiegerichte aanpak om de brandveiligheid te bevorderen beschreven waarbij de brandweer huis-aan-huisbezoeken aflegt bij inwoners van aandachtswijken. Daarbij worden de bewoners geattendeerd op brandgevaar in hun huis en worden indien nodig, gratis rookmelders aangebracht. Het doel is om kennis over brandpreventie te vergroten en bewoners aan te zetten tot brandveilig(er) gedrag. Uiteindelijk wil de brandweer daarmee het risico op woningbrand verkleinen en mensen zo goed mogelijk hierop voorbereiden in het geval het onverhoopt toch zou gebeuren.

Een ander voorbeeld is Geen Nood Bij Brand (GNBB) dat in het kader van de doelgroep ouderen wordt verricht. Hierbij werkt Brandweer Nederland samen met Actiz en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) aan het verbeteren van de brandveiligheid en de bewustwording hiervan binnen alle lagen van een zorginstelling. Deze aanpak is gestart in de veiligheidsregio Gelderland-Midden en wordt dit jaar verder landelijk uitgerold.

Ad D. Doelkwantificering

Het kwantificeren van waar brandveiligheidsbeleid toe moet leiden, is van groot belang voor zowel de beleidsvorming als de uitvoering. Doelkwantificering staat of valt met betrouwbare en actuele gegevens. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verzamelt gegevens over de brandweer en publiceert vanaf 1993 de jaarlijkse CBS Brandweerstatistiek waarin informatie wordt gegeven over de repressieve werkzaamheden van de Nederlandse brandweer bij branden en hulpverleningen in dat jaar. Deze publicatie komt tot stand doordat brandweerkorpsen ingevulde vragenlijsten bij het CBS aanleveren. Brandweer Nederland, de Vakvereniging Brandweer vrijwilligers (VBV), het CBS en het Ministerie van VenJ hebben in 2011 geconstateerd dat dit proces van gegevenslevering aan het CBS en de opzet van de uit 1993 daterende CBS vragenlijsten aan herziening toe waren.7 Daarom werken deze organisaties gezamenlijk aan het project «Verbeteren Brandweerstatistiek». Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en het Verbond van Verzekeraars zijn nauw bij dit project betrokken. In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is in de periode december 2011 – juli 2012 onderzoek verricht naar de informatiebehoefte van de afnemers van de CBS Brandweerstatistiek. De vier hierboven genoemde organisaties werken momenteel de aanbevelingen van dit onderzoek nader uit. Beoogd wordt het project medio 2014 af te ronden waarna de herziene werkwijze in het daaropvolgende kalenderjaar kan worden ingevoerd.

Naast het project «Verbeteren Brandweerstatistiek» worden andere activiteiten verricht om betrouwbare en actuele gegevens te verkrijgen. Voorbeelden hiervan zijn de onderzoeken «Fatale woningbranden» en «Brandonderzoek».

Jaarlijks komen de meeste dodelijke slachtoffers van brand om bij woningbranden. Dit was in 2008 aanleiding voor de toenmalige Minister van BZK en de toenmalige Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) om het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (vanaf 1 januari 2013 het IFV) onderzoek te laten verrichten naar fatale woningbranden (branden in woningen waarbij één of meerdere dodelijke slachtoffers vallen). Gegevens over de oorzaken, de omstandigheden en het verloop van woningbranden dragen bij aan de informatiebehoefte om het brandveiligheidsbeleid verder te kunnen verbeteren. De Minister van VenJ heeft de Tweede Kamer op 5 juli 2012 het rapport «Fatale woningbranden 2011» en het rapport «Fatale woningbranden 2003 en 2008 t/m 2011: een vergelijking» aangeboden.8 Het IFV zal de onderzoeksresultaten van de fatale woningbranden in het jaar 2012, deze zomer publiceren.

Onderzoek naar branden levert veel informatie op over de oorzaken van branden, het brandverloop, de effectiviteit van brandpreventieve voorzieningen, de brandbestrijding en het gedrag van mensen bij brand. Brandweer Nederland beschikt sinds 2011 over een landelijk team Brandonderzoek onderverdeeld in interregionale brandonderzoekteams. Deze teams onderzoeken branden die aan bepaalde criteria voldoen zoals onder andere branden met slachtoffers waarbij geen misdaad in het spel is, branden met een onbekende of technische oorzaak of branden met een afwijkend of onverwacht brandverloop. De onderzoeksresultaten worden geregistreerd in het door het IFV beheerde database brandonderzoek. Het tijdig, en op gestandaardiseerde en gestructureerde wijze verzamelen van deze gegevens is essentieel omdat hiermee inzichtelijk kan worden gemaakt op welke wijze deze branden, met de kennis achteraf, mogelijkerwijs voorkomen hadden kunnen worden. Ook levert brandonderzoek meer inzicht op over het eigen optreden van de brandweer. Door te leren van branden kan de brandweer verbeteringen doorvoeren of de voorlichting aan burgers aanscherpen.

Ad 2. Brandveiligheid in andere beleidsdomeinen

Brandveiligheid in de bouw

In het op 1 april 2012 in werking getreden Bouwbesluit 20129 zijn zowel de voorschriften voor brandveilig bouwen (Bouwbesluit 2003) als het brandveilig gebruik (Gebruiksbesluit) geïntegreerd en is op het gebied van brandveiligheid vereenvoudigd qua systematiek (de complexe systematiek van bezettingsgraadklassen is vereenvoudigd). Het Ministerie van BZK heeft ter begeleiding van de nieuwe voorschriften, naast de bestaande Helpdesk Bouwregelgeving, veel aandacht besteed aan het geven van intensieve voorlichting en kennisoverdracht door middel van brochures, informatiebladen en een praktijkboek.

Ook is een Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften opgericht waar burgers, bedrijfsleven en gemeenten concrete casussen kunnen voorleggen waar verschil van mening bestaat over de toepassing van brandveiligheidsvoorschriften. De Adviescommissie voorziet in die gevallen in een gezaghebbend (maar niet bindend) advies.

Met het project Structureel Terugdringen Onechte en Ongewenste Meldingen (STOOM) werkt Brandweer Nederland aan het terugdringen van nodeloze uitrukken door gebouweigenaren te stimuleren om hun eigen verantwoordelijkheid voor brandveiligheid te nemen. In het Bouwbesluit 2012 is de verplichte doormelding aan de alarmcentrale van de brandweer bij bepaalde categorieën geschrapt. Dit betreft de bouwwerken waarin zich zelfredzame mensen bevinden en die na detectie van een brand, al dan niet door een brandmeldinstallatie, zelf het bouwwerk kunnen verlaten. Het Bouwbesluit 2.012 handhaaft alleen de doormelding bij die categorieën gebouwen waarin mensen verblijven die onvoldoende zelfredzaam zijn om zichzelf in veiligheid te kunnen brengen. Brandweer Nederland heeft met een aantal partijen een handreiking en good practices opgesteld met het doel om deze meldingen te verminderen.

Tijdens het Actieprogramma Brandveiligheid werd geconstateerd dat het ontbrak aan kennis over brandveiligheid bij partijen verantwoordelijk voor het ontwerpen, de technische uitvoering bij de bouw van het bouwwerk en het onderhoud daarvan. Dit was aanleiding om een lectoraat Brandveiligheid in de Bouw te ontwikkelen gericht op opleidingen hbo-bouwkunde. Saxion, hogeschool te Enschede en Deventer, heeft dit lectoraat in 2009 geadopteerd. Inmiddels is het inhoudelijk samenhangend curriculum met bijbehorend lesmateriaal en toolbox gereed en hebben een aantal docenttrainingen plaatsgevonden.

Het IFV heeft in samenwerking met de Hanzehogeschool Groningen het lespakket Fire Safety Engineering (FSE) ontwikkeld. FSE is een apart uitstroomprofiel binnen de opleiding Engineering, waarbij de afgestudeerde studenten wordt geleerd om brandpreventie en risicobeheersing in de bebouwde omgeving op een integrale en wetenschappelijke onderbouwde wijze in de praktijk toe te passen. Sindsdien hebben ruim 120 brandpreventiemedewerkers deze opleiding gevolgd. Aan de Technische Universiteit Eindhoven is in september 2012 een Fellow FSE benoemd die het onderzoek en onderwijs op het gebied van FSE binnen de leerstoel gebouwinstallaties van deze universiteit, ondersteunt en promoot.

Het Model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken (IBB) van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) is een methode om zowel in de bouw- als in de gebruiksfase, integrale brandveiligheid in een bouwwerk te bereiken. Dit Model draagt bij aan het verbeteren van brandveiligheid van gebouwen en is toepasbaar in zowel de ontwerpfase, bouwfase en gedurende het gebruik van een gebouw. De gebruiker /eigenaar van een gebouw wordt gestimuleerd om na te denken over de brandveiligheid van zijn gebouw en zijn verantwoordelijkheid hierin. Inmiddels wordt het Model regelmatig toegepast bij nieuwbouw en renovatiebouw van onder andere ziekenhuizen en brandweerkazernes. Het CCV werkt verder aan een vrijwillig en privaat CCV-certificatieschema dat naar verwachting eind 2013 gereed dient te zijn en vanaf 2014 kan worden ingevoerd. Ondernemers en opdrachtgevers herkennen dan de brandbeveiligingsadviseurs die aan kwaliteitseisen voldoen en kunnen zich daarmee in de markt onderscheiden.

Brandveiligheid in het gevangeniswezen

Na de Schipholbrand hebben de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de Rijksgebouwendienst (Rgd) elk een eigen programma (brand)veiligheid opgesteld. Door intensieve samenwerking tussen DJI en Rgd is een breed en afgewogen pakket brandveiligheidsmaatregelen genomen waaronder bouwtechnische aanpassingen, maar ook het aanscherpen van veiligheidsprocedures waaronder voorschriften, plannen en modellen voor calamiteiten, evacuatie, ontruiming, opvang en nazorg en de BHV. Dit betreft in eerste instantie de rijksinrichtingen. Parallel hieraan zijn vergelijkbare acties ondernomen in en door de particuliere inrichtingen, waarbij DJI en Rgd een faciliterende rol hebben vervuld. De Staatssecretaris van VenJ en de toenmalige Minister van BZK hebben de Tweede Kamer op 30 juni 2011 geïnformeerd10 dat het niveau brandveiligheid in penitentiaire inrichtingen zowel op bouwtechnisch vlak als organisatorisch vlak op orde is gebracht. Beide organisaties werken samen aan blijvende aandacht voor brandveiligheid om de maatregelen en het veiligheidsbewustzijn bij de medewerkers te borgen door monitoring en periodieke inspecties.

Aansluitend op de verbeteracties inzake de brandveiligheid van penitentiaire inrichtingen is de Rgd overgegaan tot het verbeteren van de brandveiligheid in de overige rijksgebouwen. Daarnaast is binnen het programma brandveiligheid van de Rgd gewerkt aan structurele borging van brandveiligheid door verhoging van het brandveiligheidsbewustzijn, kennismanagement, instrumentontwikkeling en explicitering van brandveiligheid binnen de processen rond ontwikkeling en beheer van gebouwen. Ook worden deze acties verbreed naar andere aspecten van veiligheid zoals constructieve veiligheid, legionella en asbest en uitgebouwd naar een veiligheidsmanagementsysteem.

Brandveiligheid in politiecellen

Brandveiligheid in politiecellen heeft in de afgelopen jaren de aandacht gehad van de politie onder andere door het opstellen van de richtlijn «Vast vooral veilig», die in samenspraak met DJI tot stand is gekomen. Deze richtlijn is verspreid onder de toenmalige korpsen met het verzoek bij nieuwbouw en verbouw rekening te houden met deze richtlijnen. Tevens is een aantal aanbevelingen gedaan voor acties op landelijk niveau. Door de landelijke Huisvestingsorganisatie van het nationale korps wordt prioriteit gegeven aan de evaluatie van deze richtlijn, het zo nodig bijstellen en een check op de actie op landelijk niveau.

Brandveiligheid dierstallen: Actieplan Stalbranden 2012 – 2016

Dieren dienen, net als mensen, adequaat beschermd te worden tegen brand. De toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) heeft, mede namens de toenmalige Minister van BZK en de Minister van VenJ, het Actieplan Stalbranden 2012–2016 op 22 december 2011 aangeboden aan de Tweede Kamer.11 Dit actieplan kwam tot stand in samenwerking met LTO Nederland, de Dierenbescherming, Brandweer Nederland, het Verbond van Verzekeraars en de Rijksoverheid. Doel van dit Actieplan is het aantal stalbranden en het aantal dieren dat omkomt bij stalbranden fors te verminderen. Dit moet ertoe leiden dat stallen brandveiliger worden voor mens én dier en dat veehouders, primair verantwoordelijk voor een brandveilige huisvesting van dieren, bewuster handelen om branden te voorkomen. Risicovolle werkzaamheden in of rond de stal kunnen immers nog steeds brand veroorzaken, hoe brandveilig de stal ook is.

Op 31 januari 2013 is de Tweede Kamer door de Staatssecretaris van EZ, mede namens de Minister van VenJ, geïnformeerd12 over de resultaten die de activiteiten uit dit Actieplan tot dan toe hebben opgeleverd waaronder de wijzigingen die in het Bouwbesluit 2012 zullen worden ingevoerd om dieren te beschermen tegen brand in stallen. Met zijn brief van 4 juni 2013 heeft de Tweede Kamer van de Minister voor Wonen en Rijksdienst in het kader van de voorhangprocedure, het ontwerpbesluit voor wijziging van het Bouwbesluit 2012 ontvangen.13

Brandveiligheid in natuurgebieden: het landelijk werkprogramma Natuurbranden 2012 – 2016

Sinds januari 2012 werken de Ministeries van VenJ, EZ en Defensie, vertegenwoordigers van provincies, het Genootschap van Burgemeesters, het Veiligheidsberaad, de ANWB, RECRON, het Bosschap, Brandweer Nederland, GHOR Nederland en het IFV samen binnen het landelijk werkprogramma Natuurbranden. Doel van dit werkprogramma is om vanuit een integrale aanpak van natuurbrandpreventie, natuurbrandbestrijding onderbouwd met onderzoek en kennisopbouw te komen tot een gebiedsgerichte benadering van de belangrijkste geïdentificeerde risicogebieden in Nederland met een gevaar voor onbeheersbare natuurbranden. Binnen diverse provincies is met deze gebiedsgerichte benadering aan de slag gegaan.

De discussie rondom een transparante verantwoordelijkheidsverdeling rondom brandveiligheid speelt niet alleen binnen de bebouwde omgeving, maar ook in het buitengebied. Het Ministerie van EZ werkt in nauwe samenwerking met het Ministerie van VenJ, gekoppeld aan het hoofdlijnenakkoord met provincies en gemeenten over de verantwoordelijkheidsverdeling rondom het natuurbeheer in Nederland, ook aan het creëren van duidelijkheid inzake de verantwoordelijkheidsverdeling rondom natuurbrandpreventie. Het betreft hierbij ook de verantwoordelijkheid vanuit de eigen zorgplicht voor een zorgvuldig gebruik en beheer binnen kwetsbare en risicovolle natuurgebieden van onder meer terreineigenaren, recreatieondernemers, vitale infrastructuren, zorginstellingen en bewoners, recreanten en toeristen. In het najaar van 2013 wordt een overleg georganiseerd met alle betrokken partners, geïnitieerd door de Ministeries van VenJ en EZ, om de belangrijkste resultaten te delen en eventuele knelpunten te bespreken.

Brandveiligheid in de zorg

De Minister van VWS heeft de Tweede Kamer op 7 december 201214 en op 24 april 201315 geïnformeerd over de stand van zaken omtrent de maatregelen ter bevordering van de brandveiligheid in zorginstellingen. Tevens benoemt de Minister van VWS de activiteiten die zijn of worden ingezet om de bestuurders hierbij te ondersteunen. Op 10 juli 2012 heeft de Minister van VWS namens het Kabinet een brief naar alle voorzitters van de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur van alle zorginstellingen in de cure, care en de jeugdhulpverlening gezonden waarin deze bestuurders nogmaals worden opgeroepen alles in het werk te stellen om de brandveiligheid in hun organisatie op orde te brengen en te houden.

Brandveiligheid zitmeubilair en matrassen

Het bedrijfsleven speelt een belangrijke rol bij de verbetering van de brandveiligheid van deze consumentenproducten. De brandveiligheid hiervan is niet in specifieke Europese regelgeving vastgelegd. Wel heeft een beperkt aantal EU-landen elk afzonderlijk eigen voorschriften hieraan gesteld. Het invoeren van regelgeving op nationaal niveau en het handhaven daarvan is praktisch niet haalbaar of effectief, onder andere omdat de productie van deze consumentenproducten slechts voor een beperkt deel in Nederland plaatsvindt en dergelijke maatregelen tevens handelsbelemmerend werken. Het debat16 hierover spitst zich met name toe op het gebruik van vlamvertragers terwijl er ook andere innovatieve manieren bestaan om de productveiligheid van deze consumentenproducten te verbeteren. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), het onafhankelijke onderzoeksinstituut van het Ministerie van VenJ, is een onderzoek gestart naar brandveiligheid in woningen en eventuele verbetermogelijkheden. Het Ministerie van VWS is hier nauw bij betrokken. Dit onderzoek, een maatschappelijke kosten-batenanalyse, wordt begin 2014 afgerond.

Ad 3. Doelgroep specifieke voorlichting en communicatie

ierin Het kabinet hecht veel belang aan een goed brandveiligheidsbeleid door het verhogen van het brandveiligheidsbewustzijn en het stimuleren van de daarvoor benodigde gedragsverandering. Voorlichtingscampagnes gericht op specifieke doelgroepen dienen hieraan bij te dragen en zijn noodzakelijk voor het verhogen van het bewustzijn. Voorbeelden hiervan zijn Brandveilig leven van Brandweer Nederland en de campagne Nationale Brandpreventieweken van de Nederlandse Brandwonden Stichting.

Brandveilig leven

Dit proces wordt beschreven in het kader van de doelgroepenbenadering (pagina 2).

Nationale Brandpreventieweken

De Nederlandse Brandwonden Stichting organiseert jaarlijks de campagne Nationale Brandpreventieweken die traditiegetrouw in oktober plaatsvindt, financieel door het Ministerie van VenJ en enkele andere organisaties, ondersteund. Doel van deze campagne is het bevorderen van het brandveiligheidsbewustzijn van de doelgroepen kinderen, ouders van kinderen en de niet-zelfredzame senioren, het laten plaatsen en onderhouden van rookmelders en het afspreken en oefenen van een vluchtplan in de privésituatie. Dit jaar zal de campagne ook worden gericht op de doelgroep de thuiswonende senioren. Deze activiteiten dragen bij deze specifieke doelgroepen bij aan een verhoogde bewustwording ten aanzien van brandveiligheid.

Studenten Informatiegids

Om studenten meer bewust te maken van brandveiligheid heeft het Ministerie van VenJ in de afgelopen jaren een financiële en inhoudelijke bijdrage geleverd aan een jaarlijkse gepubliceerde gids voor eerstejaars studenten die op kamers gaan wonen. Hierin wordt het belang van goed functionerende rookmelders, het beschikken over een vluchtplan en hoe te handelen in geval van brand uiteengezet.

Jan van der Heijdenjaar 2012

Brandweer Amsterdam-Amstelland heeft vorig jaar landelijke en lokale activiteiten georganiseerd in het kader van het Jan van der Heijdenjaar. In 2012 werd de 300e sterfdag van Jan van der Heijden, grondlegger van de moderne brandweer en uitvinder van de slangenbrandspuit en inwoner van Amsterdam, herdacht. In deze activiteiten die mede door het Ministerie van VenJ zijn gesubsidieerd en die goed aansluiten op zowel de strategische koers «De Brandweer over morgen» als Brandveilig leven van Brandweer Nederland, stond voorlichting aan brandweerpersoneel en doelgroepgerichte communicatie centraal. Zo heeft de brandweer huisbezoeken afgelegd in wijken waar relatief veel risicohuishoudens wonen en zijn rookmelders geplaatst, is een musical «Alarmfase rood!» voor leerlingen van groep 7 en 8 van het basisonderwijs ontwikkeld waarin het onderwerp brandveiligheid centraal staat en zijn samenwerkingsverbanden aangegaan met maatschappelijke partners om de brandveiligheid in wijken te verhogen.

Handreiking Sociaal woningbrandrisicoprofiel

Een andere activiteit die Brandweer Amsterdam-Amstelland in het hiervoor beschreven kader heeft verricht is de totstandkoming van een handreiking Sociaal woningbrandrisicoprofiel. Het eerste exemplaar hiervan werd tijdens een minisymposium op 5 juni 2013 overhandigd aan het Ministerie van VenJ. Deze handreiking beschrijft aan de hand van praktijkvoorbeelden een methodiek om te komen tot een sociaal brandrisicoprofiel. Dit profiel geeft inzicht in de mogelijke samenhang tussen sociaaleconomische kenmerken van bewoners en de woningbranden in een gebied (wijk, gemeente, regio). Het sociaal woningbrandrisicoprofiel wordt onderdeel van het regionaal brandrisicoprofiel en daarmee van het regionaal risicoprofiel. Tot slot wordt in deze handreiking een stappenplan beschreven die brandweerkorpsen kunnen zetten om gericht en effectief te communiceren met de risicodoelgroepen die op basis van het sociaal woningbrandrisicoprofiel zijn beschreven. Deze handreiking wordt gratis verspreid onder alle Nederlandse brandweerkorpsen.

Rookmelderteam

De Nederlandse Brandwondenstichting heeft vorig jaar een Rookmelderteam opgericht waarvoor iedereen zich kan aanmelden om in de eigen woonomgeving, rookmelders te plaatsen bij verminderd zelfredzamen of degenen die dat zelf niet kunnen. Behalve het plaatsen van rookmelders wordt een eenvoudige voorlichting gegeven en gewezen op de noodzaak van veilig vluchten. Inmiddels bestaat dit Rookmelderteam uit meer dan 4.200 vrijwilligers die een korte training door de brandweer hebben gevolgd en rookmelders in heel Nederland gratis kunnen plaatsen.

Nationaal Brandveiligheidscongres

Vanaf 2007 organiseert SBRCURnet het jaarlijkse Nationaal Brandveiligheidscongres met als centraal thema brandveiligheid in de bouw. Het Ministerie van VenJ heeft enkele jaren hieraan zowel een inhoudelijke als financiële bijdrage geleverd. Tijdens dit congres is veel aandacht voor het uitwisselen van kennis en het leggen van contacten met de verschillende vakdisciplines binnen de bouw- en vastgoedsector. Daarbij worden actuele ontwikkelingen binnen de brandveiligheid besproken waarin het maken van bewuste keuzes over brandveiligheid en het nemen van de eigen verantwoordelijkheid hiervoor, voorop staan.

Websites

Doelgroepgerichte communicatie kan ook door middel van websites worden gegeven. Enkele voorbeelden die in dit kader kunnen worden genoemd zijn de websites www.allesoverbrandveiligheid.nl en www.checklistbrand.nl . Op de eerstgenoemde website die tijdens het Actieprogramma Brandveiligheid online is gegaan en wordt beheerd door het Infopunt Veiligheid van het IFV, is veel informatie over brandveiligheid te vinden. Om ondernemers meer bewust te maken van het belang van brandveiligheid, hebben het Verbond van Verzekeraars, VNO-NCW MKB-Nederland en de brandweer begin dit jaar de website www.checklistbrand.nl gelanceerd. Deze website bevat naast informatie over de risico’s en het beperken van de gevolgen van brand(stichting) bij ondernemers, een digitale checklist en een voorlichtingsfilm.


X Noot
1

Kamerstuk 26 956, nr. 146

X Noot
2

Kamerstuk 29 517, nr. 66

X Noot
3

Kamerstuk 26 956, nr. 66

X Noot
4

Kamerstuk 29 517, nr. 62

X Noot
5

Kamerstuk 26 956, nr. 66

X Noot
7

Kamerstuk 26 956, nr. 113

X Noot
8

Kamerstuk 29 517, nr. 62

X Noot
9

Kamerstuk 32 757, nr. 31

X Noot
10

Kamerstuk 24 587, nr. 431

X Noot
11

Kamerstuk 33 000 XIII, nr. 154

X Noot
12

Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 129

X Noot
13

Kamerstuk 32 757, nr. 70

X Noot
14

Kamerstuk 32 757, nr. 48

X Noot
15

Kamerstuk 32 757, nr. 62

X Noot
16

Kamerstuk 29 517, nr. 45

Kamerstuk 26 956, nr. 113

Kamerstuk 29 517, nr. 62

Kamerstuk 29 517, nr. 66

Naar boven