24 587
Justitiële Inrichtingen

31 117
Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio’s)

nr. 294
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juli 2008

Naar aanleiding van de Schipholbrand heeft toenmalig Staatsecretaris Van Hoof u bij brief van 13 december 20061 laten weten samen met de collega’s van BZK en VROM (thans WWI), te zullen onderzoeken hoe de bedrijfshulpverlening aan niet-werknemers in geval van calamiteiten het beste wettelijk verankerd en gehandhaafd kan worden.

De reden voor dit onderzoek was dat in de rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en van de rijksinspecties over de Schipholbrand ingegaan werd op de bedrijfshulpverlening zoals geregeld in de Arbeidsomstandighedenwet, terwijl niet duidelijk is in hoeverre deze regeling van bedrijfshulpverlening van toepassing is op andere personen dan werknemers.

Hierbij informeer ik u, mede namens de bewindspersonen van BZK en WWI, over het vervolg op dit onderzoek.

Het in bovenbedoelde brief toegezegde onderzoek is uitgevoerd door de Utrechtse Juristengroep (UJG) en kende als doelstelling te bereiken dat alle aanwezige personen in afgezonderde open of besloten ruimten of een gebouw, niet behorend tot een privédomein, in geval van een calamiteit kunnen rekenen op adequate hulpverlening, in afwachting van professionele hulpdiensten. Het onderzoeksrapport van de UJG van 17 maart 2008, getiteld «Opties voor wettelijke verankering van organisatie van interne hulpverlening in noodsituaties» ontvangt u hierbij ter kennisneming.2

Mede op basis van dit verkennende rapport hebben wij besloten de geformuleerde doelstelling te realiseren door het ontwerpen van een gezamenlijke amvb met betrekking tot bedrijfshulpverlening op basis van de Arbeidsomstandighedenwet, de Woningwet en de toekomstige, op dit moment nog bij uw Kamer in behandeling zijnde, Wet veiligheidsregio’s3. Dit wordt thans door de drie departementen voorbereid.

Bij de keuze voor deze gezamenlijke regelgeving heeft meegespeeld dat, in vergelijking met bijvoorbeeld drie afzonderlijke amvb’s gebaseerd op dezelfde wetten, landelijke uniformiteit beter kan worden geborgd. Bovendien draagt de keuze voor gezamenlijke regelgeving bij aan de vermindering van de regeldruk. Om de regeldruk nog verder te beperken is het uitgangspunt van de gezamenlijke BHV-regelgeving dat de bepalingen, conform de huidige BHV-bepalingen in de Arbeidsomstandighedenwet, zoveel mogelijk als doelvoorschrift worden geformuleerd, zodat maatwerk mogelijk is.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Kamerstukken II 2006/07, 24 587, nr. 207.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
3

Kamerstukken 2006/07, 31 117, nrs. 1–3.

Naar boven