26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding

Nr. 113 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2011

Hierbij bied ik u aan, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de rapporten van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) «Fatale woningbranden 2010» en «Fatale woningbranden 2003, 2008, 2009 en 2010: een vergelijking».1 Tevens geef ik mijn reactie op de resultaten van dit onderzoek.

Rapporten NIFV

Het NIFV heeft onderzoek verricht naar fatale woningbranden (branden in woningen waarbij één of meerdere dodelijke slachtoffers vallen) die in het jaar 2010 hebben plaatsgevonden. Doel van dit onderzoek was het verkrijgen van meer inzicht in de oorzaken, de omstandigheden en het verloop van deze woningbranden om het brandveiligheidsbeleid verder te kunnen verbeteren. Het NIFV heeft dit onderzoek voor het eerst uitgevoerd over de fatale woningbranden in het jaar 2003. Gegevens over fatale woningbranden van meerdere jaren zijn nodig om een representatief beeld te verkrijgen van kritische factoren bij fatale woningbranden. In opdracht van de toenmalige Minister van BZK en vervolgens de toenmalige Staatssecretaris van BZK en de toenmalige Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI), heeft het NIFV dit onderzoek naar fatale woningbranden, onder vrijwel dezelfde onderzoekscondities als die in 2003, uitgevoerd over de jaren 2008, 2009 en 2010. In het rapport «Fatale woningbranden 2003, 2008, 2009 en 2010: een vergelijking» worden de onderzoeksgegevens van deze vier jaren met elkaar vergeleken.

De conclusies van het NIFV in het kort

In 2010 hebben 40 fatale woningbranden (41 dodelijke slachtoffers) plaatsgevonden waarvan 30 branden (30 dodelijke slachtoffers) een niet-opzettelijke brandoorzaak hebben. Het NIFV is hierbij uitgegaan van de gegevens van het Nederlands Brandweer Documentatie Centrum (NBDC). Het NIFV heeft de 30 fatale woningbranden (30 dodelijke slachtoffers) in 2010 met een niet-opzettelijke brandoorzaak onderzocht. Hiervan was de brandoorzaak bij 5 fatale woningbranden niet bekend. De belangrijkste oorzaken van de andere 25 fatale woningbranden waren roken (in bed of op een bank of het onveilig aansteken van een sigaret), koken en kaarsen. Bij het ontstaan van brand is er een relatie tussen roken als brandoorzaak en de aanwezigheid van (mogelijk) schuimrubberhoudend meubilair en matrassen en brandbare kleding. De technische gebouwkenmerken, zoals installaties, materialen van bouwconstructies en beglazing, hebben nauwelijks invloed gehad op de brandontwikkeling. De meeste dodelijke slachtoffers (43%) waren 66 jaar of ouder. In 2010 zijn geen kinderen overleden bij deze fatale woningbranden, het jongste slachtoffer was 20 jaar oud. Van de dodelijke slachtoffers was 27% beperkt zelfstandig mobiel en 7% niet zelfstandig mobiel. Van de 30 fatale woningbranden vonden 24 (80%) fatale branden plaats in appartementen/flatwoningen (43%) en in een eengezinswoning (37%).

Bij slechts 3 van de 30 fatale woningbranden (10%) is bekend dat er rookmelders aanwezig waren die bij 2 fatale woningbranden hebben gefunctioneerd. Bij 17 (57%) dodelijke slachtoffers was redding door de brandweer niet meer mogelijk, aangezien de slachtoffers al vóór de aankomst van de brandweer waren overleden.

De opkomsttijd van de brandweer bedroeg in 2010 minder dan 8 minuten bij 7 (78%) van de 9 fatale woningbranden waarvan de opkomsttijd bekend is. Uit het onderzoek is geen verband af te leiden tussen de opkomsttijd en de brandsituatie bij aankomst van de brandweer. De tijd tussen het ontstaan, ontdekken en melden van de brand, de vuurlast van de woning en de aanwezigheid van brandversnellende factoren spelen immers een bepalende rol bij de brandontwikkeling.

De aanbevelingen van het NIFV in het kort

  • 1. Brandpreventiebeleid: Het NIFV beveelt op basis van de onderzoeksresultaten 2010, evenals in de onderzoeken naar fatale woningbranden in 2008 en 2009, opnieuw aan om het brandpreventiebeleid vooral te richten op het beperken van ontstaan van brand door roken en dit beleid te richten op het brandveilig maken van schuimrubberhoudend meubilair en matrassen. Daarbij wordt aanbevolen om de consequenties hiervan voor zowel de gezondheid als voor het milieu te onderzoeken.

  • 2. Brandonderzoek: Verder beveelt het NIFV aan om, voor het verkrijgen van een duidelijk beeld van de invloed van kritische factoren en de effectiviteit van beleidsmaatregelen, niet alleen fatale woningbranden, maar ook woningbranden waarbij geen dodelijke slachtoffers vielen, te onderzoeken. Het NIFV beveelt daarbij specifiek aan om de aanwezigheid van rookmelders bij zowel fatale woningbranden als bij niet-fatale woningbranden te onderzoeken, om daarmee de effectiviteit van rookmelders voor het overleven van een woningbrand vast te kunnen stellen. Aangezien de oorzaak van relatief veel fatale woningbranden in 2010 niet bekend is, beveelt het NIFV aan om in de toekomst bij elke fatale woningbrand direct op de locatie brandonderzoek te verrichten en relevante gegevens te verzamelen.

Kabinetsreactie

Ad 1. Brandpreventiebeleid

Het rapport «Fatale woningbranden 2010» toont aan dat meer dan de helft van de fatale woningbranden vorig jaar werden veroorzaakt door roken, koken en kaarsen. Het kabinet blijft veel belang hechten aan een goed brandpreventiebeleid door het verhogen van het brandveiligheidsbewustzijn en het stimuleren van de daarvoor benodigde gedragsverandering. Voorlichtingcampagnes gericht op specifieke doelgroepen dienen hieraan bij te dragen. Zo voert de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) het project (Brand)veilig leven uit, gesubsidieerd door het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ). In dit project verrichten Nederlandse brandweerkorpsen diverse activiteiten gericht op het vergroten van het (brand)veiligheidsbewustzijn en de zelfredzaamheid van burgers. Daarvoor zijn vijf specifieke doelgroepen (inwoners van aandachtswijken, ouderen, studenten, jeugd en brandweerlieden) benoemd waarbij per doelgroep diverse activiteiten worden verricht waarbij vanuit wetenschappelijk oogpunt wordt bekeken welke interventies de grootste gedragsverandering bij burgers bevorderen. Deze activiteiten vinden in verschillende regio’s plaats en de resultaten hiervan worden eind 2011 verwacht. In het kader van dit project heb ik op 9 augustus 2011 de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond bezocht. Daarbij heb ik mij laten informeren over de voortgang van dit project en de voorlopige resultaten zien er veelbelovend uit.

Een ander voorbeeld is de door de Nederlandse Brandwonden Stichting georganiseerde campagne Nationale Brandpreventieweken die traditiegetrouw in oktober plaatsvindt, financieel ondersteund door het ministerie van VenJ en enkele andere organisaties. Dit jaar is het thema van deze campagne het bevorderen van het brandveiligheidsbewustzijn van particulieren (specifiek gericht op de doelgroepen ouders van kinderen, senioren en verminderd zelfredzamen), het laten plaatsen en onderhouden van rookmelders en het afspreken en oefenen van een vluchtplan in de privé-situatie. Ik ben ervan overtuigd dat de activiteiten bij deze doelgroepen zullen bijdragen aan een verhoogde bewustwording ten aanzien van brandveiligheid.

Ik onderschrijf de aanbevelingen van het NIFV met betrekking tot het brandpreventiebeleid over fatale woningbranden ontstaan door roken in combinatie met het brandveilig maken van schuimrubberhoudend meubilair en matrassen. Medio november 2011 wordt de zelfdovende sigaret in de gehele Europese Unie verplicht gesteld. Ik verwacht dat hierdoor het aantal branden met roken als brandoorzaak, zal afnemen. In de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië gelden strengere brandveiligheidseisen voor schuimrubberhoudend meubilair en matrassen. Het ministerie van VWS, beleidsverantwoordelijk departement voor consumentenproducten, ziet vooralsnog geen aanleiding om over te gaan tot het verplichten van het toevoegen van vlamvertragende middelen aan schuimrubberhoudend meubilair en matrassen. Reden hiervan is dat deze vlamvertragende middelen ook nadelige schadelijke effecten kunnen hebben voor zowel de volksgezondheid als het milieu. De Europese Commissie heeft onderzoek laten verrichten naar de effecten van vlamvertragende middelen.

Ik heb Uw Kamer op 9 december 2010 toegezegd dat ik samen met de Minister van VWS zal bespreken of dit onderzoek voor het ministerie van VWS aanleiding geeft om het huidige beleidsstandpunt te heroverwegen en dat Uw Kamer hierover zal worden geïnformeerd. Tegelijkertijd wordt Uw Kamer dan geïnformeerd over de regelgeving in andere landen op dit gebied, zoals is toegezegd door de toenmalige Minister voor WWI op 25 maart 2010. Het onderzoeksrapport «Evaluation of data on flame retardants in consumer products», aanvankelijk gepland eind 2010, werd op 22 juli 2011 gepubliceerd. Het ministerie van VWS heeft dit onderzoeksrapport vervolgens aangeboden aan de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) met het verzoek dit van advies te voorzien. Na ontvangst van het advies (naar verwachting eind oktober 2011) zal het ministerie van VWS mede op basis hiervan een beleidsstandpunt innemen. Vooruitlopend hierop organiseer ik samen met het ministerie van VWS dit najaar een bijeenkomst om de standpunten van alle bij dit onderwerp betrokken partijen te inventariseren. Over de uitkomsten hiervan zal Uw Kamer gelijktijdig met de beide hierboven beschreven toezeggingen, worden geïnformeerd.

Ad 2. Brandonderzoek

Ik onderschrijf de aanbeveling van het NIFV om de aanwezigheid en de effectiviteit van rookmelders zowel bij fatale als bij niet-fatale woningbranden te onderzoeken. De Minister van BZK en ik blijven het gebruik van werkende rookmelders in woningen verder stimuleren mede door het stimuleren van een hoger brandveiligheidsbewustzijn bij verhuurders en bewoners. Op 31 januari 2011 heeft de Minister van BZK uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van het implementatieplan rookmelders (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 28 325, nr. 131) waarbij een onderzoek werd aangekondigd naar de mate waarin werkende rookmelders aanwezig zijn in woningen. Dit onderzoek is voorzien voor het jaar 2012. Vorig jaar is de Stuurgroep rookmelders opgericht waarin het ministerie van BZK, het NIFV, de NVBR, de Nederlandse Brandwonden Stichting en mijn departement zitting hebben. Deze Stuurgroep werkt aan bevordering van het aantal rookmelders in woningen door woningverhuurders (woningcorporaties en particuliere verhuurders) en de bewoners aan te moedigen rookmelders in hun woningen aan te (laten) brengen. Ook dit jaar worden door de Stuurgroep diverse activiteiten rondom de nationale Rookmelderdag georganiseerd, zoals een «Battle of Concepts» (internetprijsvraag) om te komen tot een betere stimulans om rookmelders op te hangen.

De aanbeveling van het NIFV om in de toekomst bij elke fatale woningbrand direct op de locatie brandonderzoek te laten verrichten en relevante gegevens te verzamelen, onderschrijf ik volledig. Naast het verzamelen van gegevens over oorzaken van brand, die nodig zijn om het brandveiligheidsbewustzijn van burgers te vergroten, levert brandonderzoek meer inzicht op in het brandproces en het verrichte optreden van de brandweer. In diverse veiligheidsregio’s zijn sinds enkele jaren brandonderzoeksteams actief. De onderzoeksresultaten worden opgeslagen in de database «Brandonderzoek» dat net als de database «Fatale woningbranden» door het NIFV wordt beheerd. Ik heb samen met het ministerie van BZK/WWI en het Verbond van Verzekeraars vorig jaar opdracht gegeven aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) een platform Brandonderzoek op te richten. Doel hiervan is om samen met externe partners kennis uit te wisselen over brandonderzoek.

Het NIFV beveelt in haar rapport «Fatale woningbranden 2010» aan om niet alleen fatale woningbranden, maar ook woningbranden waarbij geen dodelijke slachtoffers vielen, te onderzoeken. Niet-fatale woningbranden in het jaar 2010 maakte onderdeel uit van de door de toenmalige Staatssecretaris van BZK, mede namens de toenmalige Minister voor WWI verleende onderzoeksopdracht 2010 aan het NIFV. De brandonderzoeksteams dienden deze gegevens aan te leveren aan het NIFV. Helaas bleek dat nog niet mogelijk te zijn. Ik ga er van uit dat het NIFV nauwe afspraken met de brandonderzoeksteams zal maken om dit in de nabije toekomst realiteit te laten worden.

Actuele en betrouwbare gegevens over branden en de brandweer zijn essentieel voor het voeren van een goed brandveiligheidsbeleid. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert jaarlijks de «Brandweerstatistiek» waarin informatie over de repressieve werkzaamheden van de Nederlandse brandweer bij branden en hulpverleningen in dat jaar wordt verstrekt. Deze publicatie komt tot stand doordat brandweerkorpsen ingevulde vragenlijsten aanleveren bij het CBS. Mede doordat deze vragenlijst gedateerd zijn heb ik het initiatief genomen om samen met het CBS en de NVBR het project «Verbeteren brandweerstatistiek» op te richten. Doel hiervan is de gegevens en processen die nodig zijn voor de vernieuwde brandweerstatistiek, in 2013 te hebben geactualiseerd. Hierbij zijn diverse andere organisaties waaronder het Verbond van Verzekeraars, de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV), het Veiligheidsberaad en het NIFV bij betrokken. Ik ben ervan overtuigd dat dit niet alleen zal bijdragen aan het terugdringen van de administratieve lastendruk voor de brandweerkorpsen maar ook tot een verbeterde informatievoorziening.

Tot slot

Het NIFV concludeert in haar rapport «Fatale woningbranden 2003, 2008, 2009 en 2010: een vergelijking» dat in de periode 2003–2010 geen trends zijn waar te nemen in het aantal fatale woningbranden per jaar, het aantal dodelijke slachtoffers daarbij en de oorzaken, omstandigheden en het verloop van deze woningbranden. De in de hiervoor vermelde periode waargenomen verschillen zijn te klein om van ontwikkelingen te kunnen spreken. Onderzoeksgegevens over meerdere jaren zijn daarvoor benodigd. Ik wil het onderzoek «Fatale woningbranden» over het jaar 2011 laten uitvoeren en de onderzoeksresultaten volgend jaar aan Uw Kamer aanbieden.

Ik blijf mij sterk maken om het aantal fatale woningbranden terug te brengen.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven