26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens

Nr. 978 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 januari 2023

In vervolg op de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)1 treft uw Kamer bijgaand de bevindingen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) aan over de uitvoering van de moties van de leden Marijnissen c.s. en Klaver c.s. (hierna: «motie 21»)2.

In het debat van 19 januari 2021 over het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) (Handelingen II 2020/21, nr. 45, item 4) is bij motie van het lid Marijnissen (SP) c.s. verzocht om «een voorstel te doen hoe overal binnen overheidsinstellingen vervuilde data, risicomodellen en het gebruik van nationaliteit worden opgeruimd». Het lid Klaver (GroenLinks) c.s. heeft gevraagd om hierbij niet alleen te kijken naar nationaliteit, maar ook naar etniciteit en geboorteplaats.

Deze brief geeft een antwoord op de vragen naar rechtmatig en behoorlijk gebruik van afkomstgerelateerde indicatoren door het Ministerie van EZK, in het bijzonder in risicomodellen, en beschrijft de gehanteerde aanpak. Het onderzoek is EZK-concernbreed uitgevoerd door de organisatieonderdelen3.

Aanpak

Met de brief van 8 april 2021 (Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 751) informeerde de Staatssecretaris van BZK, als coördinerend departement voor de uitvoering van motie 21, uw Kamer over de interpretatie van motie 21 en de uitwerking van het gevraagde voorstel. De Staatssecretaris heeft in de brief toegelicht dat in de interpretatie van het kabinet de motie betrekking heeft op onrechtmatig of oneigenlijk c.q. onbehoorlijk gebruik van afkomstgerelateerde indicatoren met een focus op het gebruik in risicomodellen en dat de uitvoering plaatsvindt in de volgende drie fasen:

Fase 1. Inventariseren van het gebruik van afkomstgerelateerde indicatoren, waaronder het gebruik in risicomodellen;

Fase 2. Beoordelen van de rechtmatigheid en behoorlijkheid van het gebruik, waaronder het gebruik in risicomodellen;

Fase 3. Opruimen van onrechtmatig of onbehoorlijk verwerkte data en risicomodellen op basis van uitkomsten van de beoordeling (fasen 1 en 2).

Op 21 oktober 2021 en 23 mei 2022 heeft de Staatssecretaris van BZK uw Kamer bericht over de voortgang van de uitvoering bij het Ministerie van EZK en andere ministeries.4

De gefaseerde aanpak is bij het Ministerie van EZK uitgevoerd door de organisatieonderdelen zelf. Zij kennen de processen en de in dat kader verrichte verwerkingen het best. Om hen hierin te ondersteunen heeft de departementale Chief Information Officer (CIO) voorzien in een vragenlijst inclusief toelichting, definities en een invulformat. Ook zijn met de betrokken organisatieonderdelen gesprekken gevoerd voor verdere begeleiding en instructies. Daarbij is speciale aandacht aan het onderwerp discriminatie gegeven.

Afbakening

Bij de inventarisatie is, overeenkomstig de aanpak bij het Ministerie van SZW, uitgegaan van een brede opvatting van het begrip nationaliteit waarbij zowel directe verwijzingen als indirecte verwijzingen, zoals diverse afkomstgerelateerde gegevens, zijn meegenomen:

  • Nationaliteit

  • Etniciteit

  • Geboorteland

  • Land van herkomst

  • Geboorteland ouders

  • Woonland

  • Registratie als niet-ingezetene (rni)

Conclusies

Bij het Ministerie van EZK kunnen de indicatoren zoals aangegeven onder «afbakening» een rol spelen in de verwerking van persoonsgegevens. Het gebruik van deze gegevens kan noodzakelijk zijn. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

verwerkingen rondom indiensttreding, relatiebeheer en financiële administratie en gebruik van beeldmateriaal voor het beveiligen van gebouwen. De afkomstgerelateerde gegevens die worden geregistreerd bij voorgaande voorbeelden worden niet gebruikt als indicatoren in risicomodellen. Uit de inventarisatie volgt dat het gebruik van deze gegevens door het Ministerie van EZK voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden in het kader van rechtmatigheid en behoorlijkheid, zoals een wettelijke grondslag, noodzakelijkheid en niet discrimineren.

Uit de inventarisatie is geen gebruik van afkomstgerelateerde indicatoren geconstateerd in risicomodellen5 bij het Ministerie van EZK.

In aanvulling op de strekking van deze motie onderschrijft dit onderzoek dat dataminimalisatie een blijvend aandachtspunt moet zijn voor onze organisatieonderdelen. Bij een aantal gegevensverwerkingen, die niet zien op afkomstgerelateerde indicatoren, is geconstateerd dat het beginsel van dataminimalisatie continue aandacht behoeft. Daarnaast zijn er verwerkingen geconstateerd waarbij wel de juiste wettelijke grondslag is weergegeven, maar deze duidelijker uitgelegd kan worden. Deze constateringen worden meegenomen in het reguliere evaluatieproces op het AVG-verwerkingenregister. Bij aanpassingen zal eventuele schoning van gegevens in overeenstemming met de AVG worden uitgevoerd.

Begrippen als nationaliteit, woonland, geboorteland en anderen zullen altijd tot een verdeling leiden waarbij er mensen zijn die tot de doelgroep behoren en zij die daar niet onder vallen. Ik heb beoordeeld of een bepaald onderscheid rechtmatig, noodzakelijk en gerechtvaardigd is op grond van de wet, jurisprudentie en internationale verdragen. Ofschoon deze inventarisatie van registraties van afkomstgerelateerde gegevens grondig en integer is uitgevoerd, kan ik niet geheel uitsluiten dat bijvoorbeeld beleidsregels, registraties in oude systemen of zeldzame uitzonderingssituaties buiten het zicht van deze inventarisatie zijn gebleven. Indien dit op een later moment wordt geconstateerd, zal hier adequate actie op worden ondernomen.

Met deze brief heb ik uw Kamer inzage gegeven in de resultaten en aanpak van de uitvoering van motie 21.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Kamerstuk 35 510, nr. 2.

X Noot
2

Kamerstuk 35 510, nr. 21 en Kamerstuk 35 510, nr. 16.

X Noot
3

In het plan van aanpak van EZK zijn de organisatieonderdelen die in scope zijn opgegeven.

X Noot
4

Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 790 en Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 855.

X Noot
5

Onder risicomodel wordt verstaan: Modellen die gebruikt worden om uit de populatie een selectie samen te stellen t.b.v. gerichte (effectieve) handhaving en dienstverlening.

Naar boven