26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens

Nr. 751 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2021

In het debat van 19 januari jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 45, item 4) over het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag1 is bij motie van het lid Marijnissen (SP) c.s. verzocht om «voor 1 maart een voorstel te doen hoe overal binnen overheidsinstellingen vervuilde data, risicomodellen en het gebruik van nationaliteit worden opgeruimd» 2. Uitvoering van deze motie vindt plaats met inachtneming van het verzoek van lid Klaver (GroenLinks) c.s. om hierbij niet alleen te kijken naar nationaliteit, maar ook naar etniciteit en geboorteplaats3. Met deze brief informeer ik u mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de Staatssecretaris Toeslagen en Douane en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitwerking van het door u gevraagde voorstel.

Het kabinet hecht er met de Kamer zeer aan dat discriminatie, zoals bedoeld in artikel 1 van de Grondwet, door het gebruik van risicomodellen te allen tijde wordt voorkomen. Het kabinet merkt op dat het gebruik van afkomst gerelateerde indicatoren, zoals nationaliteit, etniciteit of geboorteplaats, alleen is toegestaan als daar een objectieve rechtvaardigingsgrond voor is. Binnen de werkingssfeer van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), alsook de Wet Politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg), dient gegevensverwerking bovendien te voldoen aan de vereisten van een wettelijke grondslag en de eisen van behoorlijkheid, transparantie, rechtmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit.

Het volledig beëindigen van het gebruik van risicomodellen door de overheid zou een te grote impact hebben op alle vormen van toezicht en handhaving – en andere overheidstaken. Het volledig beëindigen van alle gebruik van nationaliteit zou daarnaast veel overheidstaken ernstig bemoeilijken, zoals dienstverlening aan diplomaten, buitenlandse studenten en expats, maar ook internationale handel en het werk in de vreemdelingenketen dat in voorkomende gevallen nagenoeg onmogelijk wordt gemaakt.

In de interpretatie van het kabinet heeft deze motie daarom betrekking op onrechtmatig of oneigenlijk gebruik van deze indicatoren in risicomodellen. Het kabinet kijkt hierbij dus zowel naar de rechtmatigheid (of het gebruik op basis van de geldende wet- en regelgeving is toegestaan), als naar oneigenlijk gebruik (of behalve een juridische basis ook een objectieve rechtvaardiging bestaat).

Het kabinet vat de motie bovendien zo op dat als er sprake is geweest van onrechtmatig of oneigenlijk gebruik, de uitkomsten van deze modellen, die gedeeld zijn met andere overheden en opsporingsinstanties, als vervuilde data worden beschouwd en moeten worden opgeruimd.

Voor de Belastingdienst en Toeslagen hebben de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst en de Staatssecretaris Toeslagen en Douane inmiddels de nodige acties in gang gezet4. Ook de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een inventarisatie in gang gezet over de wijze waarop binnen de sociale zekerheid gebruik wordt gemaakt van nationaliteit in wetten, regelingen, procedures en risicomodellen bij UWV, SVB, gemeenten en Inspectie SZW. U bent hier op 14 december jl. over geïnformeerd in de Stand van de Uitvoering5. In lijn met de door SZW gekozen aanpak, worden medeoverheden en andere overheidsinstellingen bij dit onderzoek betrokken als onderdeel van de ketens en dienstverleningsprocessen aan burgers en bedrijven. De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting in juni 2021 beschikbaar.

In aanvulling op de al lopende onderzoeken van de Belastingdienst, Toeslagen en van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heb ik ook mijn overige ambtgenoten verzocht om voor hun beleidsterreinen onderzoeken voor te bereiden naar het onrechtmatig of oneigenlijk gebruik van afkomst gerelateerde indicatoren in risicomodellen.

In 2021 wijzen zij een projectleider aan en worden door de departementen plannen van aanpak opgesteld. Eind van het jaar zal ik uw Kamer informeren over deze plannen van aanpak van de departementen en hun planningen. Daarin zal de hieronder geschetste aanpak worden gevolgd.

Beoogde aanpak

Ik stel voor om hierbij een vergelijkbare aanpak te kiezen en te leren van de ervaringen en bevindingen van de al lopende onderzoeken. De verschillende departementen moeten daarbij ruimte krijgen om een aanpak te bepalen die aansluit bij hun situatie en zullen in september een doorlooptijd aangeven om tot het inzicht en de te volgen acties te komen.

Ten eerste vindt een inventarisatie plaats waar afkomst gerelateerde indicatoren een rol spelen. Dit gebeurt langs drie sporen:

  • a. een juridische analyse van relevante wet- en regelgeving op het beleidsterrein;

  • b. op grond van de juridische analyse een doorlichting van de verwerkingsregisters van persoonsgegevens;

  • c. een actieve zoektocht om binnen de eigen organisatie, processen en systemen in kaart te brengen waar deze indicatoren in risicomodellen worden gebruikt.

Voor deze inventarisatie kan gebruik worden gemaakt van de gehanteerde definities en resultaten van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer «Aandacht voor Algoritmes»6.

Het aantal overheidsorganisaties, systemen, processen en administraties en de onderlinge koppelingen die het betreft, is groot en vooraf niet geheel te overzien. Deze inventarisatie verloopt stapsgewijs, waarbij de volgende stap steeds mede wordt bepaald door de aangetroffen bevindingen. Dit betekent dat de totale doorlooptijd, benodigde inspanning en het verloop van het proces niet goed voorspelbaar zijn.

De tweede stap betreft de toetsing in hoeverre er sprake is van (on)rechtmatig of (on)eigenlijk gebruik van afkomst gerelateerde variabelen in de aangetroffen risicomodellen. De manier waarop uitkomsten uit risicomodellen gebruikt worden in de besluitvorming en de mate van automatisering is hier tevens van belang. De vraag of het (on)rechtmatig of (on)eigenlijk gebruik betreft moet objectief meetbaar zijn, zodat de resultaten tussen overheidsorganisaties vergelijkbaar zijn. In overleg met de departementen zal ik een voorstel uitwerken om dit proces vorm te geven. Bij twijfel zal bij de Autoriteit Persoonsgegevens of het College voor de Rechten van de Mens melding worden gemaakt. Indien sprake is van risicomodellen waar onrechtmatig of oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van afkomst gerelateerde variabelen, wordt het gebruik ervan beëindigd.

Als derde en laatste stap is het, voor de personen die het betreft, van belang dat overheidsinstellingen zo snel mogelijk gegevens rectificeren of wissen wanneer deze gebaseerd zijn op risicomodellen waarin onrechtmatig of oneigenlijk gebruik is gemaakt van afkomst gerelateerde indicatoren. In de tekst van de motie wordt dit het opruimen van de «vervuilde data» genoemd. Op basis van de gevonden verwerkingen zal per geval onderzoek worden gedaan waar, wanneer en met wie deze gegevens zijn gedeeld. Zoals verzocht in de motie zal betrokkene worden geïnformeerd en zal daarbij ook worden gewezen op het recht van rectificatie en wissing van gegevens.

Er wordt nog besproken in hoeverre vervuilde gegevens enige tijd (veilig) bewaard moeten en mogen worden. Momenteel worden er in bepaalde gevallen vervuilde gegevens enige tijd afgeschermd bewaard, zodat betrokken burgers geïnformeerd kunnen worden; er verantwoording afgelegd kan worden en nader onderzoek mogelijk is. Er zullen voorstellen worden gedaan hoe hiermee om wordt gegaan. Dit uiteraard met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving.

Taakverdeling, coördinatie en tijdpad

De departementen zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de inventarisaties in de eerste stap en stellen hiertoe een projectleider aan.

Voor de tweede stap, de toetsing, is het van belang dat de toepassing van wet- en regelgeving, definities, afbakeningen en beoordelingscriteria eenduidig worden toegepast, zodat de resultaten onderling vergelijkbaar blijven. Hiervoor neem ik de coördinatie op mij en zal in overleg met mijn collega van Justitie en Veiligheid een voorstel uitwerken om dit proces vorm te geven.

De derde en laatste stap betreft het notificeren van slachtoffers en het rectificeren of wissen van gegevens. Dat is aan de betrokken overheidsorganisaties zelf.

Ik zal waar mogelijk de departementen, vanuit mijn coördinerende rol, ondersteunen door onderlinge kennisdeling en samenwerking te faciliteren.

Het kabinet zal uw Kamer periodiek informeren over de planning, voortgang en bevindingen van de verschillende departementen, waarbij de betrokken bewindspersonen gelegenheid krijgen om deze aan u toe te lichten. De coördinatie voor deze voortgangsrapportages neem ik op mij. Eind van het jaar zal ik uw Kamer informeren over de plannen van aanpak van de departementen en hun planningen.

Nogmaals benadruk ik het belang van deze operatie voor de personen die het betreft. Tegelijkertijd speelt de reikwijdte en complexiteit van deze operatie, en de benodigde zorgvuldigheid in de uitvoering hiervan. Om die reden verwacht ik dat de uitvoering van deze motie voor sommige departementen in de volledige komende kabinetsperiode de nodige tijd in beslag kan nemen. Graag ga ik met uw Kamer in gesprek over dit voorstel.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Kamerstuk 35 510, nr. 2

X Noot
2

Kamerstuk 35 510, nr. 21

X Noot
3

Kamerstuk 35 510, nr. 16

X Noot
4

Kamerstuk 31 066, nr. 709 en Kamerstuk 35 510, nr. 49

X Noot
5

Kamerstuk26 448, nr. 641 – bijlage

X Noot
6

Kamerstuk 26 643, nr. 737 – bijlage

Naar boven