25 657 Persoonsgebonden Budgetten

Nr. 220 BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2015

Bij de invoering van het trekkingsrecht voor het persoonsgebonden budget (pgb) per 1 januari 2015 zijn verschillende problemen ontstaan die grote gevolgen hebben gehad voor burgers die zorg nodig hebben (budgethouders) en de professionals die de zorg leveren (zorgverleners). Zo kregen zorgverleners niet op tijd betaald en konden budgethouders onvoldoende regie voeren op hun budget. In ons Verantwoordingsonderzoek 2014 hebben we de invoering van het trekkingsrecht pgb onderzocht en een vervolgonderzoek naar de problematiek bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aangekondigd.1 Inmiddels zijn rapporten verschenen van KPMG en de Nationale ombudsman die een scherper beeld geven van de problemen en de achterliggende oorzaken in de gehele keten van het trekkingsrecht pgb.2 Dit is voor ons reden om op dit moment geen apart onderzoek naar de SVB te doen.

Budgethouders en zorgverleners zijn nu vooral gebaat bij een voortvarende maar doordachte oplossing van de problemen in de keten als geheel. Momenteel wordt door alle betrokken partijen hard gewerkt aan het oplossen van de problemen. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft op 4 en 11 september 2015 onder andere de Aanpak jaarovergang 2015–2016 en het Verbeterplan naar de Tweede Kamer gestuurd.3 Deze plannen zijn een nieuwe stap in de aanpak van een aantal problemen. Er moet, zowel op de korte als op de lange termijn, nog veel gebeuren om ervoor te zorgen dat zorgverleners structureel op tijd betaald krijgen, zodat budgethouders de zorg krijgen die ze nodig hebben. De problemen zijn complex en niet allemaal eenvoudig en snel op te lossen. Een zo realistisch mogelijke uitvoeringsagenda bij het uitwerken van de plannen is van groot belang.4 Daarmee bedoelen we dat er een planning wordt gemaakt voor zowel de korte als de lange termijn, die rekening houdt met:

  • de tijd die nodig is voor de uitvoering van de plannen en de belastbaarheid van de betrokken partijen;

  • de complexe vraagstukken die spelen bij de sturing en inrichting van de keten en de uitvoering binnen de keten.

Deze aandachtspunten lichten we hieronder nader toe. Daarna geven we aan hoe wij in onze lopende onderzoeken aandacht zullen besteden aan de onderwerpen die gerelateerd zijn aan het trekkingsrecht pgb.

1 De balans tussen ambities, tijd, mensen en middelen

Voor het succesvol uitvoeren van de Aanpak jaarovergang 2015–2016 en het Verbeterplan is het van belang dat de ambities in balans zijn met de beschikbare tijd, mensen en middelen (geld en facilitaire zaken, zoals ICT). In verschillende van onze onderzoeken hebben wij geconstateerd dat bestuurders en beleidsmakers te ambitieuze doelstellingen formuleren of nalaten de voor de uitvoering van deze doelen benodigde tijd, mensen en/of middelen beschikbaar te stellen.5 Het gevolg daarvan is dat doelen niet worden gerealiseerd, dat op de werkvloer medewerkers worden overvraagd en dat voorzieningen niet het verwachte niveau hebben.

Wat is trekkingsrecht pgb?

Iemand die langdurige zorg, ondersteuning, begeleiding of jeugdhulp nodig heeft, kan in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget (pgb). Met de toekenning van een persoonsgebonden budget, wordt de zorgbehoevende «budgethouder». Sinds 2015 krijgt de budgethouder het budget niet op zijn rekening gestort, maar verricht de SVB de betalingen aan de zorgverlener vanuit het budget van de budgethouder. Dit laatste is in een notendop het trekkingsrecht. Het trekkingsrecht geldt voor de pgb’s vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) en de Jeugdwet. In 2015 zal de financiële omvang van deze pgb’s naar verwachting ongeveer € 2,5 miljard zijn.

Met de invoering van het trekkingsrecht pgb wordt ernaar gestreefd om fraude tegen te gaan en administratieve lasten voor de budgethouder te verminderen. Als gevolg van de invoeringsproblemen zijn deze doelen in 2015 onder druk komen te staan.

De Staatssecretaris van VWS wil bij de uitvoering van het Verbeterplan een ambitieus en realistisch tijdpad bewandelen. Wij onderschrijven dit streven. Structurele verbeteringen kunnen tot stand komen als er een goede balans is tussen ambities enerzijds en tijd, mensen en middelen anderzijds. Hierbij is het ook van belang dat de Staatssecretaris gedurende het hele traject transparant blijft over welke verbeteringen haalbaar zijn en op welke termijn. Het vraagt naast effectief optreden van het kabinet ook om realiteitszin van de zijde van het parlement.6

Het bewaken van de balans tussen ambities, tijd, mensen en middelen is des te meer van belang, omdat er al signalen zijn dat de ketenpartners overbelast zijn.7 De afgelopen periode hebben zij hard gewerkt aan het oplossen van de ontstane problemen. Ook de komende periode moet er nog veel gebeuren. Daarnaast staat elke ketenpartner voor eigen problemen en uitdagingen. Zo zitten gemeenten in de transformatiefase van de decentralisaties in het sociale domein die per 1 januari 2015 zijn ingevoerd. Dit brengt deels onvoorziene problemen met zich mee. Sommige gemeenten beschikten halverwege 2015, aan de vooravond van de herbeoordelingen en inkoop voor 2016, nog niet over goede realisatiecijfers over het eerste half jaar. Dit komt doordat de zorgaanbieders nog niet alles gedeclareerd hebben.

Gemeenten hebben verhoudingsgewijs meer problemen dan de zorgkantoren bij het uitvoeren van het trekkingsrecht pgb: de problemen spelen vooral bij de budgetten voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet en in mindere mate bij de budgetten voor de Wlz.8 De beschikbare tijd speelt hierbij een rol. Zorgkantoren hebben een langere voorbereidingstijd gehad dan gemeenten, omdat zij al bij de uitvoering van de voormalige Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) te maken hadden met de uitvoering van pgb’s (toen nog zonder trekkingsrecht).9

De zorgkantoren zelf staan ook voor een uitdaging: zij zijn bezig om een nieuw systeem voor het berichtenverkeer te implementeren per 1 januari 2016. Ze zijn bezig met de ontwikkeling van standaarden voor de informatie-uitwisseling tussen verzekeraars en gemeenten.

De SVB staat voor een grote ICT-uitdaging: het registratiesysteem en het betaalpakket die gebruikt worden voor het trekkingsrecht pgb moeten nog verder ontwikkeld worden en op termijn mogelijk vervangen worden.

Naast de hiervoor beschreven individuele opgaven voor de ketenpartijen, is er ook een aantal gezamenlijke problemen en uitdagingen. Deze raken niet alleen gemeenten, zorgkantoren en SVB, maar ook de Ministeries van VWS, Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Ook deze problemen en uitdagingen moeten meegewogen worden bij het opstellen van een realistische uitvoeringsagenda. Hier gaan we in de volgende paragraaf nader op in.

2 Sturing en inrichting van de keten en uitvoering binnen de keten

De huidige inrichting van het stelsel van trekkingsrecht pgb is complex. Er spelen vraagstukken rond de sturing, inrichting en uitvoering. In de sturing van de keten is de afbakening van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden het belangrijkste vraagstuk. Bij de inrichting van de keten gaat het om de spelregels voor de samenwerking tussen twee autonome bestuurslagen. In de uitvoering binnen de keten is de standaardisering van de gegevensuitwisseling tussen partijen een relevant vraagstuk. Het is in het belang van de budgethouders en zorgverleners dat de sturing, inrichting en uitvoering van de keten op orde is; zij hebben er immers last van als het stelsel niet goed functioneert. In figuur 1 hebben we de verschillende vraagstukken in beeld gebracht en in de volgende paragrafen lichten we ze nader toe.

2.1 Sturingsvraagstuk: belang van rolafbakening

De SVB voert alle activiteiten uit die samenhangen met de betalingen aan de zorgverleners van de budgethouders. Daarmee is de SVB een belangrijke schakel in de keten van trekkingsrecht pgb: de budgethouders zijn afhankelijk van de SVB voor de betalingen aan hun zorgverleners. Bij de aansturing van de SVB zijn twee ministeries betrokken:

  • 1) Het Ministerie van SZW is vanuit de eigenaarsrol verantwoordelijk voor het functioneren en de continuïteit van de SVB als zelfstandig bestuursorgaan (zbo);

  • 2) Het Ministerie van VWS is verantwoordelijk voor het stelsel van trekkingsrecht pgb en heeft een rol als opdrachtgever van de SVB.

Figuur 1: Vraagstukken in stelsel trekkingsrecht pgb

Figuur 1: Vraagstukken in stelsel trekkingsrecht pgb

In ons Verantwoordingsonderzoek 2014 hebben we benoemd dat de afbakening van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de opdrachtgever en de eigenaar nader moet worden uitgewerkt.10 Wij hebben daarbij ook aangegeven dat de Minister van SZW de eigenaarsrol van de SVB voor het trekkingsrecht pgb beter moet invullen. In die rol dient de Minister onder andere na te gaan of de SVB in staat is de beleidsambities van de Minister van VWS uit te voeren en of dat niet conflicteert met de andere taken van de SVB. Het Ministerie van SZW is momenteel bezig om de eigenaarsrol verder uit te werken, onder andere door deel te nemen aan de stuurgroep trekkingsrecht pgb en aan het overleg tussen het Ministerie van VWS en de SVB, door de rolverdeling tussen opdrachtgever en eigenaar vast te leggen in een statuut en de werkwijze van de uitvoeringstoets te documenteren. We volgen de ontwikkelingen op dit punt via ons Verantwoordingsonderzoek 2015.

De aansturing van de SVB verandert mogelijk in de toekomst. Op dit moment fungeert het Ministerie van VWS als opdrachtgever. In het Verbeterplan is aangekondigd dat de gemeenten en de zorgkantoren in de nabije toekomst ook de opdrachtgevende rol richting de SVB moeten oppakken. Dit vraagt om een duidelijke afbakening van rollen tussen de betrokken partijen. De komende tijd zullen wij de voortgang rond het Verbeterplan, waaronder de aansturing en het opdrachtgeverschap, volgen en hierover in ons Verantwoordingsonderzoek 2015 rapporteren.

2.2 Uitvoeringsvraagstuk: belang van standaardisering

Om de uitvoering van het trekkingsrecht pgb goed te laten verlopen, moeten diverse partijen samenwerken: de SVB, gemeenten, zorgkantoren, Belastingdienst, zorgverleners en budgethouders. Om tot een goede samenwerking in de uitvoering van de keten te komen, is het belangrijk dat er sprake is van standaardisering. Hierbij gaat het om twee verschillende zaken: ten eerste gaat het om de standaardisering die nodig is in de gegevensuitwisseling tussen partijen. In ons rapport naar de basisregistraties noemen we dit de «digitale eenheidsstaat», die zich door de vervlechting van informatiestromen aan het vormen is.11 Het betreft zowel een inrichtings- als een uitvoeringsvraagstuk.

Ten tweede gaat het om het uniformeren van de verantwoording over de mate waarin de besteding van publiek geld heeft bijgedragen aan beoogde maatschappelijke effecten. Dit is vooral een inrichtingsvraagstuk. Voor zover wij nu kunnen overzien, speelt vooral de standaardisering van de gegevensuitwisseling momenteel een rol in de keten van het trekkingsrecht pgb. Dit punt lichten we hieronder nader toe.

Alle partijen moeten de juiste gegevens op het juiste moment met elkaar uitwisselen om ervoor te zorgen dat de zorgverlener op tijd het goede bedrag krijgt uitbetaald. De ketenpartners wisselen deze gegevens meerdere malen onderling uit. Gegevens die worden uitgewisseld, hebben betrekking op de toegekende budgetten (Wmo 2015, Wlz of Jeugdwet), de zorgovereenkomsten, de declaraties door budgethouders en de betalingen aan zorgverleners.

Dergelijke gegevensuitwisseling – van verschillende typen informatie en over organisatiegrenzen heen – vereist een goed geolied proces, zodat duidelijk is welke partij welke gegevens, in welke vorm en op welk moment bij welke andere partij moet aanleveren. Ervaringen met samenwerking in andere complexe ketens laten zien dat het jaren duurt om tot zo’n goed geolied proces voor gegevensuitwisseling te komen (zie bijvoorbeeld de loonaangifteketen12, de keten voor werk en inkomen13, de toeslagenketen14 en de vreemdelingenketen15).

Een belangrijke succesfactor voor ketensamenwerking is standaardisering in de kerngegevens die partijen moeten uitwisselen.16 De problemen die het eerste half jaar in de gegevensuitwisseling binnen de keten zijn ontstaan, zijn deels te wijten aan het ontbreken van standaarden in dit (digitale) proces, zo blijkt onder andere uit het rapport van KPMG. In het Verbeterplan geeft het Ministerie van VWS aan dat het in 2016 wil beginnen met het invoeren van standaarden voor de gegevensaanlevering tussen gemeenten en zorgkantoren enerzijds en de SVB anderzijds. Wij zullen de voortgang hiervan volgen in ons Verantwoordingsonderzoek.

2.3 Inrichtingsvraagstuk: samenwerking tussen twee autonome bestuurslagen

De keten van trekkingsrecht pgb heeft te maken met twee autonome bestuurslagen: het Rijk en gemeenten. In het wetgevingstraject rond de Wmo 2015 hebben wij erop gewezen dat de taakverdeling tussen de gemeenten en het Rijk onduidelijk was.17 Wij stelden onder meer dat duidelijk moet zijn hoe de sturing en het toezicht van de gemeenten op de SVB (op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet) zich verhouden tot de sturing en het toezicht vanuit het Rijk (op grond van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen). In ons Verantwoordingsonderzoek 2014 constateerden wij dat deze onduidelijkheid nog steeds bestond. De Minister van VWS heeft hierop toegezegd met alle betrokken organisaties om de tafel te gaan.18 In ons Verantwoordingsonderzoek 2015 zullen wij over de stand van zaken rapporteren.

Samenwerking tussen twee autonome bestuurslagen binnen een keten kan tot spanning leiden in de uitvoering als de betrokken partijen verschillende ambities hebben. Die spanning kan productief zijn als er vanuit de uitvoeringspraktijk signalen richting het Rijk gaan over de haalbaarheid van ambities. Het wordt contraproductief als het gezamenlijk belang uit het oog verloren wordt. Voor het realiseren van duurzame verbeteringen in de pgb-keten is het daarom belangrijk dat alle partijen tijdig verschillen over uiteenlopende ambities weten te overbruggen. Een onafhankelijke ketenregisseur kan hierbij een rol spelen. Uit ervaringen met andere ketens is gebleken dat regie op de keten als geheel een belangrijke succesfactor is voor ketensamenwerking (zie bijvoorbeeld de strafrechtketen19, de keten voor werk en inkomen20, de loonaangifte- en de vreemdelingenketen). De ketenregisseur heeft een rol in de sturing op zowel de inhoud en procedures, als op cultuur en onderlinge verhoudingen. Hij of zij moet eraan bijdragen dat partijen elkaar vertrouwen en bereid zijn om het eigenbelang ondergeschikt te laten zijn aan het gezamenlijk belang.21

Het Ministerie van VWS heeft in maart 2015 een tijdelijke ketenregisseur aangesteld, die zich bezighoudt met de uitvoering van het Plan van aanpak herstelacties implementatie trekkingsrechten pgb22 en sinds de zomer ook met de Aanpak jaarovergang 2015–2016. Vanaf september monitort hij de voortgang en naleving van de afspraken zodat hij tijdig kan bijsturen (of indien nodig de betrokken bestuurders kan vragen bij te sturen).

Bij uiteenlopende ambities heeft het Rijk geen doorzettingsmacht, daar komt het aan op het overbruggen van verschillen. Het Rijk heeft wel doorzettingsmacht als het gaat over inrichtingsvraagstukken (bijvoorbeeld als het gaat om de deadline voor zaken die in de uitvoering binnen de keten spelen). Hierbij is ook een rol weggelegd voor de Minister van BZK. Hij is immers verantwoordelijk voor het stelsel van bestuurlijke verhoudingen en de coördinatie van de decentralisaties binnen het sociaal domein. De Minister van BZK kan deze rol bijvoorbeeld oppakken via de Regietafel sociaal domein. Onder leiding van de Minister van BZK komen periodiek de betrokken bewindspersonen en een delegatie van de gemeenten en VNG bij elkaar om de voortgang van de decentralisaties te bespreken. De Minister van BZK ziet er dan op toe dat er een oplossing wordt bedacht voor de inrichtingsvraagstukken die spelen, desnoods via wet- of regelgeving als partijen er onderling niet uitkomen.

3 Vervolgonderzoek Algemene Rekenkamer

Wij zullen de ontwikkelingen rond het trekkingsrecht pgb de komende tijd blijven volgen en daarover in ons Verantwoordingsonderzoek 2015 rapporteren. Hierbij zullen we ook ingaan op de rechtmatigheid van de betalingen in 2015. Daarnaast voeren we momenteel een onderzoek uit naar de sturing, beheersing, verantwoording en het toezicht in situaties waarbij er sprake is van een complexe verhouding tussen eigenaar, opdrachtgever, uitvoerder en/of toezichthouder. Het trekkingsrecht pgb zal een casus in dit onderzoek zijn. Wij zullen halverwege 2016 rapporteren over de resultaten.

4 Tot slot

Wij hebben deze brief voor bestuurlijk wederhoor voorgelegd aan de Staatssecretarissen van VWS en SZW en aan de Minister van BZK.

De Staatssecretaris van VWS geeft aan zich ervoor verantwoordelijk te voelen dat alle ketenpartijen de mogelijkheid krijgen hun uitvoeringsplannen op basis van realisme vorm te geven. Hij onderschrijft onze aandachtspunten bij de sturing, uitvoering en inrichting van de keten en toont zich bereid deze op te pakken. Over de rechtmatigheid van de betalingen meldt hij dat hij in samenwerking met de SVB, VNG en zorgkantoren inventariseert welke knelpunten zich naar verwachting voordoen. Hij zal afspraken maken met alle betrokken partijen hoe met deze knelpunten moet worden omgegaan bij de verantwoording over 2015.

De Staatssecretaris van SZW neemt onze opmerking over de belastbaarheid van ketenpartijen ter harte. Als eigenaar van de SVB zal zij met name kijken naar de belastbaarheid van de SVB, maar zij zal daarbij ook aandacht hebben voor de consequenties voor andere partijen in de keten. Zij vraagt ons of wij concrete signalen hebben dat de SVB overbelast is. Verder onderschrijft zij onze aandachtspunten en benoemt hoe zij invulling geeft aan haar rol als eigenaar van de SVB.

De Minister van BZK tot slot is graag bereid om – indien nodig – aan de Regietafel sociaal domein te bespreken hoe eventuele verschillen in ambitie tussen Rijk en gemeenten overbrugd kunnen worden.

De integrale reacties van de bewindspersonen kunt u lezen op onze website (www.rekenkamer.nl).

In reactie op de vraag van de Staatssecretaris SZW naar concrete signalen voor de overbelasting van de SVB verwijzen we naar de review Aanpak jaarovergang 2015–2016 die we in paragraaf 1 noemen.

Vanwege de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK voor de inrichting van het openbaar bestuur – waarin bestuurlijke bevoegdheden, financiële voorschriften en uitvoeringstaken consistent vorm gegeven dienen te zijn – vinden wij het wenselijk dat hij die taak actief invult wanneer vraagstukken zich afspelen over meerdere bestuurslagen. De Minister bevestigt dat de Regietafel hiertoe kan dienen. Wij zullen de Regietafel met belangstelling volgen.

Wij vinden het positief dat de Staatssecretaris van VWS belang hecht aan realisme en transparantie bij het uitwerken van het Verbeterplan. Op deze wijze is het mogelijk om structurele verbeteringen te bereiken. Het is aan uw Kamer om het kabinet op dit voornemen scherp te houden en daarbij oog te hebben voor de uitvoerbaarheid van voorgestelde verbetermaatregelen.

Algemene Rekenkamer

drs. A.P. Visser, president

dr. Ellen M.A. van Schoten RA, secretaris


X Noot
1

Algemene Rekenkamer, Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 Ministerie van SZW (XV), 20 mei 2015 (Kamerstuk 34 200 XV, nr. 2); Algemene Rekenkamer, Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 Ministerie van VWS (XVI), 20 mei 2015 (Kamerstuk 34 200 XVI, nr. 2).

X Noot
2

KPMG, in opdracht van Ministerie van VWS, Verbeterplan Trekkingsrecht PGB, 16 juli 2015. Bijlage bij kamerstuk 25 657, nr. 199, Tweede Kamer; Nationale ombudsman, Pgb-trekkingsrecht en de (niet) lerende overheid, 25 augustus 2015.

X Noot
3

Ketenregie trekkingsrecht pgb, Aanpak jaarovergang 2015–2016: toewerken naar een zo stabiel mogelijke jaarovergang TR-PGB, 11 september 2015 (bijlage bij Kamerstuk 25 657, nr. 203); Ministerie van VWS, Verbeterplan trekkingsrecht pgb, 4 september 2015 (bijlage bij Kamerstuk 25 657, nr. 202).

X Noot
4

Zie ook: Algemene Rekenkamer, Staat van de rijksverantwoording 2014, 20 mei 2015.

X Noot
5

Zie onder andere: Algemene Rekenkamer, Tussen beleid en uitvoering, 27 maart 2003 (Kamerstuk 28 831, nrs. 1 en 2); Algemene Rekenkamer, Kunnen basisscholen passend onderwijs aan?, 2 juli 2013 (Kamerstuk 31 497, nr. 106); Algemene Rekenkamer, Staat van de rijksverantwoording 2014, 20 mei 2015; Algemene Rekenkamer, Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 Ministerie van Financiën (IXB), 20 mei 2015 (Kamerstuk 34 200 IX, nr. 2).

X Noot
6

Algemene Rekenkamer, Staat van de rijksverantwoording 2014, 20 mei 2015 (Kamerstuk 34 200, nr. 2).

X Noot
7

PBLQ, Review Aanpak jaarovergang 2015–2016 TR-PGB, 2 september 2015.

X Noot
8

KPMG, in opdracht van Ministerie van VWS, Verbeterplan Trekkingsrecht PGB, 16 juli 2015. Bijlage bij kamerstuk 25 657, nr. 199, Tweede Kamer; Nationale ombudsman, Pgb-trekkingsrecht en de (niet) lerende overheid, 25 augustus 2015.

X Noot
9

Andere factoren die een rol spelen zijn dat dat er slechts acht zorgverzekeraars zijn waaronder alle zorgkantoren vallen, de zorgkantoren maar één wet uitvoeren en geen beleidsvrijheid hebben.

X Noot
10

Algemene Rekenkamer, Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 Ministerie van SZW (XV), 20 mei 2015; Algemene Rekenkamer, Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 Ministerie van VWS (XVI), 20 mei 2015.

X Noot
11

Algemene Rekenkamer, Basisregistraties vanuit het perspectief van de burger, fraudebestrijding en governance, 29 oktober 2014 (Kamerstuk 29 362, nr. 238).

X Noot
12

Het Expertise Centrum, Loonaangifteketen; De aorta van BV Nederland, september 2011.

X Noot
13

Ministerie van SZW, Inspectie Werk en Inkomen, Inzicht in de ketensamenwerking, september 2006.

X Noot
14

Algemene Rekenkamer, Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 Ministerie van Financiën (IXB), 20 mei 2015 (Kamerstuk 34 200 IXB, nr. 2).

X Noot
15

Algemene Rekenkamer, Immigratie- en Naturalisatiedienst, 15 september 2005 (Kamerstuk 30 240, nrs. 1 en 2); Algemene Rekenkamer, Immigratie- en Naturalisatiedienst; Terugblik 2010, 25 maart 2010.

X Noot
16

Zie onder andere Algemene Rekenkamer, Staat van de rijksverantwoording 2013 (Kamerstuk 33 942, nr. 1), 21 mei 2014; Algemene Rekenkamer, Staat van de rijksverantwoording 2014, 20 mei 2015; Algemene Rekenkamer, Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 Ministerie van BZK (VII), 20 mei 2015)(Kamerstuk 34 200 VII, nr. 2).

X Noot
17

Algemene Rekenkamer, Advies van de Algemene Rekenkamer over het ontwerp-Besluit Jeugdwet. Bijlage bij kamerstuk 31 839, nr. 406.

X Noot
18

Algemene Rekenkamer, Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 Ministerie van VWS (XVI), 20 mei 2015.

X Noot
19

Algemene Rekenkamer, Prestaties in de strafrechtketen, 29 februari 2012 (Kamerstuk 33 173, nrs. 1 en 2).

X Noot
20

Nyfer, in opdracht van Ministerie van SZW, Lessen uit de keten van werk en inkomen; Handvatten voor goede ketensamenwerking, februari 2009, AKO/Ministerie van SZW.

X Noot
21

Algemene Rekenkamer, Ketenbesef op de werkvloer, 27 maart 2008. En NORA, Ketens de baas; pijlers en bouwstenen voor ketensturing, ICTU, www.noraonline.nl.

X Noot
22

Plan van aanpak herstelacties implementatie trekkingsrechten pgb. Bijlage bij kamerstuk 25 657, nr. 146, Tweede Kamer.

Naar boven