21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 726 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 juli 2013

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de Landbouw- en Visserijraad op 15 juli 2013 in Brussel. De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.

De op 9 juli 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 11 juli 2013 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

Adjunct-griffier van de commissie, Van Bree

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     
 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

6

 

Vragen van de leden van de CDA-fractie

7

 

Vragen van de leden van de SGP-fractie

10

 

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

11

     

II.

Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

12

     

III.

Volledige agenda

28

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben de geannoteerde agenda ten behoeve van de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli en het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 24 en 25 juni gelezen. De leden van de VVD-fractie hebben ten aanzien van de stukken de volgende vragen en opmerkingen.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de VVD-fractie constateren dat afgelopen maand een akkoord is bereikt over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Met dit akkoord is een belangrijke stap gezet naar duidelijkheid voor boeren en tuinders voor de komende zeven jaar. Desalniettemin dienen nog een aantal belangrijke besluiten in de nationale context te worden genomen.

In de nieuwe EU-wetgeving is het mogelijk om alle landbouwgrond in aanmerking te laten komen voor directe betalingen vanuit het GLB. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat alle actieve landbouwers met grond hiervoor in aanmerking dienen te komen. Kan de staatssecretaris aangeven of zij dit ook onderschrijft? In dit kader is het ook mogelijk voor lidstaten om een negatieve lijst aan te leggen voor instellingen en bedrijven die niet in aanmerking komen als ze geen «actieve boer» zijn. De leden van de VVD-fractie vinden dat de middelen uit het GLB zowel uit de eerste pijler als de tweede pijler alleen bij de actieve boer terecht moeten komen. Deze leden zijn van mening dat het opstellen van een dergelijke lijst bij kan dragen aan het realiseren hiervan. Kan de staatssecretaris aangeven of zij bereid en voornemens is om een dergelijke lijst op te stellen? De leden van de VVD-fractie vragen ook om zo spoedig mogelijke duidelijkheid en transparantie over de technische mogelijkheden en plichten voor individuele boeren en tuinders, zoals referentiedata voor vaststelling van hoogte toeslagen en aantal hectares. Kan de staatssecretaris aangeven wat de status hiervan is?

De leden van de VVD-fractie zijn tevreden dat in de nieuwe Europese wetgeving door het uiteindelijke akkoord meer mogelijkheden zijn gekomen om een geleidelijk overgangsbeleid mogelijk te maken in lidstaten. De nieuwe wetgeving brengt namelijk aanzienlijke veranderingen met zich mee voor bepaalde sectoren, zoals de kalverhouderij, aardappelzetmeelsector en de melkveehouderij. De lidstaten in de Europese Unie moeten toe bewegen naar een gelijk systeem, waarbij hectarepremies in een lidstaat of regio gelijk zijn. Maar de weg daar naartoe kan grotendeels nationaal worden ingevuld. In 2019 moeten lidstaten op alle hectares landbouwgrond minimaal 60% van de gemiddelde hectarepremie in een lidstaat uitkeren, dus ook op de 0,4 miljoen hectares landbouwgrond waar op dit moment geen premies op worden uitgekeerd. Kortom, de beweging naar een gelijkere hectarepremie op alle hectarepremies moet ingezet worden. Daarnaast kunnen lidstaten ook nog kiezen om het verlies voor boeren op hun inkomenssteun te maximeren op 30%. De leden van de VVD-fractie willen van de staatssecretaris weten of zij van plan is om van deze optie gebruik te maken? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat Nederland de volledige overgangstermijn moet benutten om een geleidelijke overgang voor ondernemers te waarborgen. Kan de staatssecretaris aangeven of zij deze opvatting deelt en zo ja, hoe zij dit gaat vormgeven?

De leden van de VVD-fractie kunnen zich niet vinden in de wijze waarop de vergroening wordt vormgegeven in het nieuwe GLB. De leden van de VVD-fractie vinden het nog steeds onverantwoord om in deze tijd van financieel economische crisis en voedselschaarste dure landbouwgrond te onttrekken aan de productie. De vergroeningsmaatregelen lijken in de onderhandelingen iets te zijn afgezwakt, maar een ondernemer moet nog steeds 5% van zijn dure landbouwgrond aanwijzen als ecologisch focusgebied (EFA) en dat betekent dat deze grond niet benut kan worden voor voedselproductie. Na de evaluatie in 2017 kan dit zelfs oplopen naar 7%. In het nieuwe GLB wordt een aantal opties geboden om het ecologische focusgebied vorm te geven. Landschapselementen aangrenzend aan subsidiabel bouwland kunnen in aanmerking komen voor het EFA. De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat sloten kunnen worden meegenomen in de typische Nederlandse situatie waar veel sloten in het landschap te vinden zijn. Kan de staatssecretaris aangeven of het nieuwe GLB deze mogelijkheid biedt? Daarnaast kunnen EFA’s ook deels collectief worden ingevuld. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de vrije wil van deelnemers hierin leidend is. Het moet niet opgelegd worden, maar voortkomen vanuit boereninitiatieven zelf. Kan de staatssecretaris aangeven of zij de opvatting van de leden van de VVD-fractie in dezen deelt? Verder kunnen vanggewassen en stikstofbindende gewassen in aanmerking komen voor EFA. Dit zou voor Nederland een goede zaak zijn. Kan de staatssecretaris aangeven of zij voornemens is gebruik te maken van deze optie? De leden van de VVD-fractie lezen dat certificaten voor duurzame productie, zodra deze uitontwikkeld en equivalent zijn, als alternatief kunnen worden toegevoegd aan een dynamische lijst. Wanneer is sprake van een uitontwikkeld certificaat en wanneer is een alternatief equivalent? In hoeverre zijn initiatieven, zoals «Veldleeuwerik», een mogelijk alternatief voor EFA? De leden van de VVD-fractie vinden het van belang dat er een breed pakket is om het EFA in te vullen en roepen de staatssecretaris op om zoveel mogelijk gebruik te maken van deze opties.

De leden van de VVD-fractie zijn ook niet tevreden met de mogelijkheid binnen het akkoord dat lidstaten met gekoppelde betalingen deze kunnen voortzetten. Nederland zal hier waarschijnlijk geen gebruik van maken en dat betekent oneerlijke concurrentie, omdat andere lidstaten hier juist zoveel mogelijk gebruik van zullen maken. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij hiermee omgaat? De leden van de VVD-fractie zijn ook bezorgd over de forse toename van administratieve lasten van 15 miljoen euro als gevolg van het nieuwe landbouwbeleid. De leden van de VVD-fractie willen weten hoe deze kosten gedekt gaan worden? Kan de staatssecretaris bevestigen dat deze kosten niet worden afgewenteld op de agrarische ondernemers? De leden van de VVD-fractie willen in het licht van de motie van het lid Lodders (Kamerstuk 21 501-32, nr. 666) de staatssecretaris nogmaals meegeven dat zij absoluut geen voorstander zijn om middelen van de eerste pijler over te hevelen naar de tweede pijler. Deze leden gaan er vanuit dat de staatssecretaris de motie uitvoert en dus geen gebruikmaakt van deze mogelijkheid. Kan de staatssecretaris bevestigen dat dit inderdaad het geval is? Kan de staatssecretaris tevens bevestigen dat de claim van 100 miljoen euro, die door provincies wordt opgeëist uit de aan Nederland toegekende landbouwmiddelen, niet aan de orde kan zijn? Zo nee, welke argumentatie ligt hieraan ten grondslag en deelt de staatssecretaris de opvatting dat een eventueel besluit hierover pas aan de orde kan zijn wanneer de Kamer hierover gesproken heeft?

Implementatie van Europese regelgeving

De leden van de VVD-fractie hebben tijdens de begrotingsbehandeling Economische Zaken, onderdeel Landbouw en Natuur, gevraagd naar een overzicht van alle Europese richtlijnen op het gebied van Landbouw, Natuur en Visserij en de Nederlandse implementatie daarvan. De leden van de VVD-fractie hebben daarbij specifiek gevraagd naar de Nederlandse koppen ten aanzien van deze Europese regels. De staatssecretaris heeft tijdens de begrotingsbehandeling toegezegd om dit overzicht voor het zomerreces van 2013 naar de Kamer te sturen. De leden van de VVD-fractie vinden het teleurstellend dat dit op heden nog niet gebeurd is en vinden de uitwerking van deze toezegging middels de uitvoering van de motie van het lid Van der Burg (Kamerstuk 29 515, nr. 2013) onvoldoende. De leden van de VVD-fractie zien de uitwerking van de motie van het lid Van der Burg (Kamerstuk 29 515, nr. 2013) graag tegemoet maar houden tevens vast aan de toezegging van de staatssecretaris om het eerder genoemde overzicht uiterlijk in september 2013 te ontvangen met het oog op de begrotingsbehandeling.

Mestbeleid

De boeren hebben dit jaar te kampen met een koud voorjaar. Hierdoor komen de gewassen later van het land. Dit levert problemen op bij het uitrijden van mest. De leden van de VVD-fractie hebben al vaker gepleit voor een flexibele uitrijperiode afhankelijk van het groeiseizoen. De leden van de VVD-fractie vragen de staatssecretaris om het uitrijverbod in 2013 voor zowel de akkerbouw als de veehouderijsector met drie tot vier weken te verlengen. Met deze verlenging wordt het, met het late groeiseizoen, voor de akkerbouwsector mogelijk om nog voor het zaaien van een groenbemester mest uit te rijden. Voor de veehouderijsector is het belangrijk dat nog een optimale bemesting kan plaatsvinden voor de laatste snede gras om zo een goede kwaliteit voedergewas te oogsten. Vanwege de urgentie vragen de leden van de VVD-fractie de staatssecretaris op dit punt een ontheffing te verlenen en snel duidelijkheid aan de sector te verschaffen. De structurele oplossing (flexibele uitrijperiode afhankelijk stellen van het groeiseizoen) zal door de leden van de VVD-fractie tevens worden bepleit tijdens de behandeling van de nieuwe Mestwet.

Fiche mededeling over EU-optreden in de FAO

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Unie sinds 1991 als zelfstandige identiteit lid is van de Food and Agricultural Organisation (FAO), naast al haar individuele lidstaten. De Europese Commissie ziet in het Verdrag van Lissabon aanleiding om haar coördinerende rol in het optreden van de EU en haar lidstaten in multilaterale organisaties, waaronder de FAO, te verstevigen. Dit stuit op weerstand van Nederland en andere lidstaten, die van mening zijn dat lidstaten door de voorgestelde nieuwe afspraken te weinig ruimte en tijd krijgen voor eigen inbreng. De leden van de VVD-fractie delen de opvatting van de regering. Kan de staatssecretaris aangeven of Nederland zich in een meerdersheids- of minderheidsstandpunt bevindt en of de Europese Commissie in andere multilaterale organisaties ook met voorstellen tot versterkte coördinatie is gekomen en of hier soortgelijke bezwaren leven onder de lidstaten, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Europees fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van het plan van de Europese Commissie om subsidies uit te stellen, te schorsen of in te trekken in het geval dat lidstaten of begunstigden verplichtingen en regels van het GVB niet naleven. De leden van de VVD-fractie willen dat steun uit dit fonds wordt gekoppeld aan strikte criteria die goed handhaafbaar en controleerbaar zijn, zodat misbruik van subsidies door EU-lidstaten zoveel mogelijk voorkomen kan worden. De leden van de VVD-fractie vinden dat de Europese Commissie hier strenger op moet gaan controleren. Kan de staatssecretaris aangeven of het voorstel voldoende waarborgen bevat om misbruik van middelen tegen te gaan? Kan de staatssecretaris voorts aangeven of de Europese Commissie in staat is om handhavend op te treden tegen lidstaten, die de middelen uit het EFMZV niet aan de juiste doeleinden uitgeven? Kunnen deze middelen bijvoorbeeld worden teruggevorderd? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de Europese Rekenkamer (ERK) hier ook een prominente rol in zou kunnen spelen, bijvoorbeeld door naast de reguliere onderzoeken, zoals het jaarlijkse dechargeverslag, ook specifieke onderzoeken te doen naar de besteding van de middelen uit het EFMZV door lidstaten. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre de ERK dit al doet?

De leden van de VVD-fractie delen de opvatting van de staatsecretaris over het gebruik van het criterium «het aandeel van de kleine kustvisserij in de totale vloot» bij de verdeling van middelen over de lidstaten. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij ervoor gaat zorgen dat het Nederlandse belang voldoende geborgd wordt in het voorstel? Welke andere lidstaten steunen Nederland in haar opstelling, zo vragen deze leden.

Vangstmogelijkheden visserij 2014

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat het aantal overbeviste bestanden in het Noordoost-Atlantisch gebied wederom is gedaald. De leden van de VVD-fractie zijn verheugd met deze daling. Deze leden vinden het dan ook opmerkelijk dat de vangstmogelijkheden verder gereduceerd worden. Kan de staatssecretaris hier een toelichting op geven? De leden van de VVD-fractie zijn tegenstander van de aanlandplicht en maken zich nog steeds ernstige zorgen over deze maatregel. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe de ophoging van de quota zal plaatsvinden in relatie tot de aanlandplicht en kan de staatssecretaris in haar antwoord specifiek ingaan op de relatie tussen de EU en Noorwegen? Welke verdeelsleutel gaat er gebruikt worden en hoe gaat die verdeelsleutel uitpakken voor de Nederlandse platvissector?

De leden van de VVD-fractie zijn tegenstanders van het reduceren van het aantal zeedagen. Dit systeem belemmert vaartuigen namelijk in de mogelijkheden om te kiezen voor alternatieve vismethoden die veel efficiënter, innovatiever en duurzamer zijn. De leden van de VVD-fractie zouden graag willen dat de staatsecretaris deze knelpunten aanpakt door niet het aantal zeedagen te beperken, naar juist toe te gaan naar een quotasysteem, waarin vissers niet beperkt worden en flexibeler om kunnen gaan met de zeedagenregeling. De leden van de VVD-fractie willen van de staatssecretaris weten welke stappen zij tot dusver in dezen heeft ondernomen? De leden van de VVD-fractie maken zich ook zorgen over de omrekeningsfactor bij ruiling van quota. Is de staatssecretaris bereid om deze ruilproblematiek aan te kaarten tijdens de Landbouw- en Visserijraad? Kan zij haar inzet in dezen toelichten, zo vragen deze leden.

Het beheerplan voor schol en tong in de Noordzee

De leden van de VVD-fractie zijn tevreden dat de staatssecretaris aandacht vraagt voor het beheerplan voor schol en tong in de Noordzee. Nu de bestanden al twee jaar op orde zijn, is het tijd dat deze weer bevist worden (de tweede fase). Kan de staatssecretaris toelichten waarom het overleg hieromtrent nu al twee jaar gaande is? Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie graag weten welke economische, milieu en sociale voorwaarden de Raad hieraan wil verbinden en wat de Nederlandse inzet hierin is? De leden van de VVD-fractie willen de staatssecretaris meegeven dat zij het erg belangrijk vinden dat het belang van de Nederlandse visserijsector voldoende geborgd is. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij dit bij haar inzet gaat betrekken, zo vragen deze leden.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Agenda Litouws voorzitterschap

De leden van de PvdA-fractie vragen of de promotie van landbouwproducten (nog) een taak van de Europese Unie zou moeten zijn. Zij zijn eigenlijk van mening dat het een taak van de sector(en) zelf zou moeten zijn en achten het financieren van reclamecampagnes voor kip niet een taak van de overheid. Deze leden zouden de staatssecretaris dan ook willen verzoeken aan te geven dat agenderen ook beëindigen zou moeten kunnen betekenen.

Europees Fonds Maritieme Zaken en Visserij

De leden van de PvdA-fractie kunnen volmondig instemmen met de inzet van de staatssecretaris. Daarnaast vragen deze leden of bij dit onderwerp ook gesproken wordt over randvoorwaarden die aan de visserij gesteld worden? In dat geval vragen zij de staatssecretaris om aandacht te vragen voor het stellen milieugrenzen aan het gebruik van antibiotica in de viskweek. Tot slot vragen deze leden de staatssecretaris om aandacht te vragen voor het vraagstuk van high-grading en toezicht en handhaving hierop.

Hervorming Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden zijn erg benieuwd naar hoe de vergroening nu precies vormgegeven gaat worden. Met de eerdere inzet, dat vergroening ook daadwerkelijk vergroening moet zijn, zijn de leden het zeer eens. Er zal dus méér gedaan moeten worden dan gewoonlijk om hiervoor in aanmerking te komen. Kan de staatssecretaris aangeven hoe dit gewaarborgd gaat worden? De leden van de PvdA-fractie kijken uit naar de uitwerking van de Nederlandse enveloppe. Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd en op welke wijze kan de Kamer daar invloed op uitoefenen?

Fipronil

De leden van de PvdA-fractie kunnen instemmen met de inzet van de staatssecretaris.

Etikettering vlees onbedwelmd geslachte dieren

De leden van de PvdA-fractie vragen of de mogelijke etiketteringsplicht ook gaat gelden voor van onbedwelmd geslachte dieren afkomstige andere producten, zoals gelatine en stremsel?

Onjuiste etikettering van rundvlees

De leden van de PvdA-fractie vragen de staatssecretaris om aandacht te vragen voor de voedselveiligheidsrisico’s van het eten van paardenvlees, als daarin fenylbutazon voorkomt.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie complimenteren de staatssecretaris en de andere Nederlandse onderhandelaars met het bereiken van een politiek akkoord over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Op hoofdlijnen hebben agrarische ondernemers nu duidelijkheid over het landbouwbeleid van de komende zeven jaar. Dat is een goede zaak, ondanks het forse financiële verlies voor Nederland in GLB-ontvangsten. Voor de Nederlandse landbouwers is het ook een goede zaak dat er ruimere vergroeningsmogelijkheden zijn gekomen en dat lidstaten verplicht zijn jonge boeren extra te ondersteunen. Er zijn nog wel losse eindjes met betrekking tot de wijze waarop het Europees landbouwbeleid in Nederland geïmplementeerd wordt. De komende maanden zullen hierover nog besluiten genomen moeten worden. Kan de staatssecretaris een tijdsplan hiervoor geven, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vinden dat onder andere twee uitgangspunten leidend zijn bij deze implementatie in Nederland. Vooraleerst moeten steun en investeringsmaatregelen van het Europees landbouwbeleid terechtkomen bij boeren en tuinders. Daarom zijn deze leden van mening dat luchthavens en golfterreinen worden uitgesloten van steun uit het GLB. De leden van de CDA-fractie zijn er echter beducht voor dat er alsnog fietspaden gefinancierd gaan worden uit plattelandsontwikkelingsprogramma-middelen (POP). Zou de staatssecretaris in haar onderhandelingen ervoor willen zorgen dat een aanzienlijk deel van de middelen, procentueel een hoger aandeel dan in de afgelopen zeven jaar, wordt bestemd voor investeringsprikkels voor innovatieve en duurzame technieken in de agrarische sector? Wat is het minimumpercentage dat de staatssecretaris voor deze investeringen wil reserveren?

Ten tweede vinden de leden van CDA-fractie dat er continuïteit moet zijn voor de bedrijfsvoering. Er moet gekozen worden voor een zeer voorzichtige afbouw naar een Nederlandse flat rate, zoals dat nu mogelijk is in de aangenomen verordening voor Directe Betalingen. Aangezien kalverhouders en aardappelzetmeelboeren hard getroffen worden door de hervorming, moet voor hen gezocht worden naar een zo geleidelijk mogelijke afbouw van steun. Het is bijvoorbeeld mogelijk om maximaal 30% verlies aan inkomenssteun voor bedrijven in te stellen als lidstaat. Is de staatssecretaris hiertoe bereid?

Om de gezamenlijke pot voor inkomenssteun niet nog kleiner te maken, en vanwege het feit dat reeds 30% van de eerste pijler gekoppeld is aan vergroening van de bedrijfsvoering, en om zeker te stellen dat de steun op korte en lange termijn terecht komt bij landbouwers, zijn de leden van de CDA-fractie tegen overheveling van de eerste naar de tweede pijler. Deze leden wijzen nog maar eens op de motie van het lid Lodders c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 666). Hoe kijkt de staatssecretaris hier momenteel naar?

Daarnaast hebben de leden van de CDA-fractie een aantal vragen over de Nederlandse implementatie.

Is de staatssecretaris voornemens om bollen- en fruittelers inkomenssteun te gaan geven?

Hoe is de staatssecretaris van plan om de vergroeningsmaatregelen in Nederland te gaan uitvoeren? Worden het meerdere opties waartussen gekozen kan worden? Gelden voor grasland en akkerland sowieso de gestelde vergroeningsmaatregelen, of zijn daarvoor ook alternatieven mogelijk? Gaat het om een Nederlandse of een Europese lijst met alternatieve vergroeningsmaatregelen? Welke alternatieve vergroeningsmaatregelen voorziet de staatssecretaris in deze lijst? In de vergroeningsmaatregel ecologische focusgebieden wordt ook de mogelijkheid geboden om gewassen te telen in het ecologisch focusgebied. Is de staatssecretaris van plan om hier gevolg aan te geven en dit toe te laten?

De Kamer heeft een motie aangenomen om geen korting op de basispremie te accepteren bij het niet voldoen aan vergroening. Hebben lidstaten nog ruimte om de hoogte van boetes vast te stellen of bijvoorbeeld zelf deels te betalen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Is de staatssecretaris van plan om Plattelandsontwikkelingsgelden te bestemmen voor het oprichten van interbranche-organisaties en producentenorganisaties? De leden van de CDA-fractie vinden dat dit een stevige prikkel zou kunnen geven aan de organisatiegraad in de agrarische sector. Is de staatssecretaris bereid zich hiervoor in te spannen?

De Gemeenschappelijke marktordening-verordening bevat ingewikkelde regelgeving over de minimum en maximale grote van producentenorganisaties en over het algemeen verbindend maken van maatregels van producentenorganisaties en interbranche-organisaties. Is de staatssecretaris bereid om deze regels niet strikt te interpreteren en snel over te gaan tot erkenning om de opstart te vergemakkelijken? De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat dit snel zou verlopen, zodat deze organisaties bepaalde taken over kunnen nemen van de productschappen.

Wat betreft de visserij zijn voor de leden van de CDA-fractie de principes van een eerlijke economie (de visserman moet eerlijk zijn brood kunnen verdienen) en dat we zorg moeten dragen voor de toekomst voor onze kinderen heel belangrijk. We moeten de natuurlijke rijkdom beschermen. Bij de implementatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) moeten er nog beslissingen genomen worden, waarbij de leden van de CDA-fractie ervoor staan dat deze principes leidend zijn.

Aangaande de onderhandelingen over het Europees fonds voor maritieme zaken, die aan bod komen in de brief van 4 juli jl. hebben de leden van de CDA-fractie nog vragen.

Hoe pakken de criteria voor de allocatie van het Europees fonds voor maritieme zaken uit voor de toedeling van middelen aan Nederland? Wat wordt verstaan onder de «kleine kustvisserij»? Verwacht de staatssecretaris grote verschuivingen in de toedeling van de middelen van het Europees fonds voor maritieme zaken tussen de lidstaten?

Vooruitlopend op de inzet van het Europees fonds voor maritieme zaken voor de periode 2014–2020 willen de leden van de CDA-fractie hun zorgen uiten over de markt in schol. De huidige prijzen voor schol zijn heel slecht en in Urk werd al vis uit de markt genomen. Daarnaast bleek vorige week uit de cijfers van Imares dat het scholbestand er heel goed voor staat. Daarom willen de leden van CDA-fractie dat de staatssecretaris het nieuwe Europees fonds voor maritieme zaken inzet voor projecten die gericht zijn op het beter/innovatiever vermarkten van schol. Is de staatssecretaris bereid zich hierop toe te leggen? Dat een mooi, Nederlands duurzaam product op dit moment niets oplevert en uit de markt wordt genomen is te gek voor woorden.

In relatie tot de implementatie van het nieuwe GVB hebben de leden van de CDA-fractie nog een aantal andere opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie willen dat er in de najaarsonderhandelingen met Noorwegen aandacht is voor een hogere Total Allowable Catch (TAC) voor de EU vanwege de aanlandplicht. Het is goed dat bij de geleidelijke implementatie van de aanlandplicht er in de discussie met Noorwegen hierop wordt voorgelopen, zodat de Total Allowable Catch op den duur in de verhouding met Noorwegen naar boven kan worden bijgesteld.

Wat betreft het vaststellen van TAC’s buiten de grote soorten in de Noordzee hebben de leden van de CDA-fractie grote twijfels. Het vaststellen van TAC’s voor kleine soorten in de Noordzee kost veel onderzoeksgeld en compliceert de visserij onnodig. Heeft Nederland een Europese verplichting om een TAC vast te stellen voor schar en bot? Zo ja, dan moet op Europees niveau gepleit worden om dit niet te hoeven. Zo nee, dan zou volgens de leden van de CDA-fractie ervoor gekozen moeten worden om voor deze soorten geen TAC vast te stellen.

Gezien de aanlandplicht een zeer grote verandering met zich meebrengt, met name voor de Nederlandse kottervisserij, vinden de leden van de CDA-fractie dat de kosten voor de controle op de aanlandplicht niet voor rekening komen van de visserman. Is de staatssecretaris bereid om controlekosten niet voor rekening te brengen voor de sector? Hoe gaat de controle op de aanlandplicht eruit zien? Wat voor veranderingen is de staatssecretaris van plan aan te brengen in het huidige controlemechanisme?

Het andere onderwerp betreft de handel in plantmateriaal en pluimvee met Rusland. De leden van de CDA-fractie steunen van harte de inzet van de staatssecretaris om de grenzen open te houden. Jammer genoeg, blijken er kinken in de kabel te zitten.

In de Kamer is eerder gesproken over de uitbraken van Aviaire Influenza (LPAI) in de pluimveesector, de risico's die deze uitbraken met zich mee brengen en de vraag vanuit de pluimveesector om een tijdelijke ophokplicht in te kunnen stellen. De staatssecretaris heeft toen drie oplossingen genoemd, namelijk het regelen dat over de uitloop netten geplaatst kunnen worden, een subsidieregeling voor het plaatsen van deze netten en nader overleg met Rusland over de handelsbelemmeringen die Rusland instelt naar aanleiding van deze uitbraken. Onlangs heeft de staatsecretaris de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken bij deze oplossingen. Tijdens het algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 19 juni jl. is door de staatssecretaris de suggestie gewekt dat er een overeenkomst is met de Russen over de wijze waarop deze in de toekomst om zullen gaan met exportbeperkingen ten gevolge van LPAI-uitbraken. Deze oplossing zou inhouden dat de Russen voortaan nog slechts beperkingen opleggen aan de export van producten die zijn geproduceerd binnen de (deel)gemeentegrenzen waar een LPAI-uitbraak is vastgesteld. Echter, vooralsnog is de hele provincie Utrecht gesloten voor drie maanden voor export naar Rusland. Van een oplossing is daarom op dit moment in de ogen van de leden van de CDA-fractie zeker geen sprake. Zou de staatssecretaris hiervoor een akkoord kunnen tekenen met de Russen over het aanhouden van gemeentelijke grenzen en niet provinciale grenzen? Zou de staatssecretaris op andere wijze deze mondelinge toezegging kunnen omzetten in werkelijkheid?

Daarnaast hebben de leden van de CDA-fractie twijfels over de effectiviteit van netten om nieuwe LPAI-uitbraken te voorkomen. De staatssecretaris heeft een subsidieregeling opengesteld die 35% van de totale kosten dekt en betoogt dat de netten zullen helpen nieuwe LPAI-uitbraken te voorkomen. Echter, bij de sector is er scepsis over de effectiviteit van netten en kopzorgen over de kosten. Kan de staatssecretaris wetenschappelijk onderbouwen dat door het plaatsen van netten LPAI wordt voorkomen? Is er al gebruik gemaakt van deze subsidieregeling voor netten voor de vrije uitloop? In de brief wordt betoogd dat nauwelijks uitwerpselen van wilde vogels door de netten zullen vallen en dat een gedeeltelijke afscherming met netten LPAI-besmetting kan voorkomen. Is dit aantoonbaar, zo vragen deze leden.

Wat betreft de sluiting van de Russische grenzen voor Europees plantmateriaal en aardappels vragen de leden van de CDA-fractie of de staatssecretaris reeds contact opgenomen heeft met haar Russische ambtsgenoot? De sluiting raakt onder andere de uitvoer van Friese aardappels. Gaat de staatssecretaris de sluiting en de gevolgen daarvan de komende Landbouw- en Visserijraad op de agenda zetten?

Vragen van de leden van de SGP-fractie

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Wat is de inzet van de staatssecretaris inzake artikel 68 van Verordening (EG) 73/2009, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Deze inzet wordt in de geannoteerde agenda wel aangekondigd, maar niet uitgewerkt.

De Europese Commissie gaat aan de slag met het opstellen van uitvoeringsbepalingen voor de invoering van het hervormde GLB. In hoeverre kunnen lidstaten hier nog invloed op uitoefenen? Is het de inzet van de staatssecretaris om haar invloed aan te wenden om voor de agrarische sector zo werkbaar mogelijke bepalingen te realiseren?

Wat betreft de hervorming van het GLB wordt 2014 een overgangsjaar. Kan de staatssecretaris aangeven welke onderdelen van het recent gesloten akkoord al van toepassing worden voor 2014, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

De staatssecretaris heeft zich bij de hervorming van het GLB met succes ingezet voor ruimte voor producentenorganisaties om in alle sectoren regels op het gebied van dier- en plantgezondheid en voedselveiligheid algemeen bindend te kunnen verklaren. Vanuit het Europees Parlement waren ook verschillende voorstellen gedaan om producentenorganisaties meer ruimte te geven voor het maken van markt- en prijsafspraken zonder dat zij daarbij in botsing komen met de mededingingsregels. De Kamer heeft de staatssecretaris gevraagd ook deze voorstellen positief te bejegenen en zich ook in die richting in te zetten voor versterking van de positie van producentenorganisaties. De staatssecretaris heeft dat toegezegd. De leden van de SGP-fractie horen graag wat de inzet van de staatssecretaris bij de afgelopen Landbouwraden op dit punt is geweest en welke voorstellen van het Europees Parlement in het uiteindelijke akkoord zijn opgenomen.

De staatssecretaris schrijft in de geannoteerde agenda dat is afgesproken dat de lijst met equivalente vergroeningsmaatregelen een dynamische lijst wordt waar certificaten voor duurzame productie aan kunnen worden toegevoegd als ze equivalent zijn. De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat het moet gaan om «similar practices». Dat impliceert dat equivalente vergroeningsmaatregelen duidelijk overeen moeten komen met één van de drie voorgestelde vergroeningsmaatregelen en dit lijkt de ruimte voor de door Nederland beoogde certificaten sterk te beperken. Deze leden ontvangen graag een reactie hierop.

Gemeenschappelijk Visserijbeleid

De leden van de SGP-fractie vragen de aandacht voor de problemen met de huidige zeedagenregeling. Zij noemen enkele van deze knelpunten.

Hoewel de tong- en scholbestanden al enkele jaren duurzaam bevist worden, is tot vorig jaar het aantal zeedagen voor de kottervisserij gereduceerd. Dit beperkt de vrijheid van de visser en stimuleert duurzamere vangstmethoden niet. De huidige bevriezing van zeedagenkortingen zou omgezet moeten en kunnen worden in een toename van het aantal zeedagen.

Nederland heeft een tekort aan zeedagen voor de zogenaamde trawlnetten (TR), de categorie waaronder duurzamere vangstmethoden, zoals «twinrig» en «fly shoot», vallen. Dit remt de gewenste transitie van de visserijvloot. Het is mogelijk om zeedagen te ruilen, maar de ongunstige ruilvoet maakt dat erg lastig.

De visserij op platvis met grote maaswijdte wordt in dezelfde categorie ingedeeld als de gerichte kabeljauwvisserij (TR 1; grote maaswijdte). Omdat vanwege het kabeljauwherstelplan het aantal zeedagen voor de kabeljauwvisserij ingeperkt moet worden, wordt ook het aantal zeedagen voor de gerichte, maar duurzamere, kabeljauwvisserij (grotere maaswijdte) en ook het aantal zeedagen voor de visserij op platvis met grote maaswijdte gereduceerd. Dat belemmert verduurzaming van deze visserijen.

Nederland heeft ook een tekort aan zeedagen voor de boomkorvisserij met grote maaswijdte (BT 1). Dit belemmert het duurzamere gebruik van netten met een grote maaswijdte (onder andere minder discards). Door een ongunstige ruilvoet is het lastig om door het ruilen van zeedagen dit tekort aan te vullen.

Andere lidstaten registreren zeedagen in uren, zonder dat dit ten koste is gegaan van het aantal beschikbaar gestelde zeedagen. Daarmee kunnen zeedagen efficiënter gebruikt worden. Als een kotter twee uur te laat binnenvaart, kan dat in Nederland een hele zeedag kosten, terwijl dat «verlies» in andere lidstaten dan beperkt blijft.

Erkent de staatssecretaris de genoemde knelpunten? Is de staatssecretaris bereid, in overleg met de visserijsector, bij de komende Landbouw- en Visserijraad en bij de uitwerking van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid zich in te zetten voor versoepeling dan wel afschaffing van de zeedagenregeling? Welke stappen gaat de staatssecretaris concreet zetten, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

Voedselfraude

In de geannoteerde agenda wordt aangegeven dat de Europese Commissie en de Europese werkgroep voedselfraude aan de slag gaan met het gepresenteerde actieplan voedselfraude. De leden van de SGP-fractie steunen betere samenwerking tussen Europese lidstaten om voedselfraude aan te pakken, maar willen voorkomen dat nieuwe Europese regels en voorschriften de eigen verantwoordelijkheid en nationale aanpak van lidstaten doorkruisen. Is het de inzet van de staatssecretaris om te voorkomen dat de aanpak van de Europese Commissie ingaat tegen de principes van subsidiariteit en proportionaliteit?

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van de agenda voor de Landbouw- & Visserijraad. Zij willen graag nog enkele vragen stellen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich zorgen over de te verwachten ophoging van de bestaande visquota als voorbereiding op de aanstaande aanlandplicht. Is het ophogen van quota wel in lijn met het behouden van een gezonde zee, waar de staatssecretaris naar streeft? Is de staatssecretaris bereid zich in te zetten tegen deze ophoging van visquota? Naast de door de aanlandplicht benodigde nieuwe waarden voor toegestane vangsten missen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie ook richtsnoeren voor effectieve controle en handhaving. Zij zijn benieuwd naar de concrete maatregelen die de Europese Commissie gaat hanteren om de aanlandplicht de bekrachtigen, en naar de financiële onderbouwing van deze maatregelen. Kan de staatssecretaris deze zaken inzichtelijk maken?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen hun tevredenheid uitspreken over de inzet van de staatssecretaris met betrekking tot het voorkomen van doorvoer van walvisvlees in de Rotterdamse haven. Zij zijn echter benieuwd naar de stand van zaken in het «Code of Conduct»-overleg over het vormen van een keten aan weigerende havens met andere Europese landen. Kan de staatssecretaris aangeven of het klopt dat Duitsland betrokken is bij dit overleg? Kan de staatssecretaris daarnaast aangeven of het klopt dat walvisvlees nu via de haven van Hamburg wordt doorgevoerd naar Azië? Is de staatssecretaris bereid om met Duitsland samen verder te kijken naar het voorkomen van de doorvoer van walvisvlees, zo vragen deze leden.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich zorgen over het klonen van dieren. Zij hebben kennisgenomen van het bericht in Agra Facts over ontwikkelingen omtrent vlees van gekloonde dieren. Waarom heeft de staatssecretaris de leden hier niet over geïnformeerd? Wat is de planning en wanneer komt dit in de Raad aan de orde? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het klonen van dieren moreel verwerpelijk. Het klonen brengt ernstige welzijnsproblemen voor dieren met zich mee en stuit op veel ethische bezwaren. In de aangenomen motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 430) wordt de regering opgeroepen zich in te zetten voor onder andere maatregelen die garanderen dat ook nakomelingen van klonen en de producten van deze dieren niet op de markt komen. Blijft de staatssecretaris zich hiervoor inzetten, zo vragen deze leden.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn verheugd met de aangenomen motie van het lid Thieme over geen landbouwsubsidies voor de stierenvechtsector (Kamerstuk 33 551, nr. 16). Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij deze motie zal gaan uitvoeren en is zij bereid de leden hiervan op de hoogte te houden? Kan de staatssecretaris daarnaast aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het wetsvoorstel dat stierenvechten tot immaterieel cultureel erfgoed verklaart en kan zij aangeven wat de consequenties hiervan kunnen zijn voor (Europese) subsidies voor stierenvechten? Deelt de staatssecretaris de mening dat er geen subsidies verstrekt dienen te worden die bijdragen aan ernstige vormen van dierenleed, zoals stierenvechten, zo vragen deze leden.

II. Antwoord/reactie van de staatssecretaris

Inleiding

Op 15 juli a.s. vindt de volgende Landbouw- en Visserijraad plaats in Brussel. In deze brief beantwoord ik de vragen van enkele fracties van uw Kamer van 9 juli 2013 in het kader van het verslag van een schriftelijk overleg. Daarnaast informeer ik u over drie onderwerpen die aan de agenda van de komende Landbouw- en Visserijraad zijn toegevoegd onder diversen, te weten voedselverspilling (op verzoek van Hongarije), de Newcastle-ziekte (op verzoek van Cyprus) en makreelvisserij (op verzoek van Ierland).

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de VVD-fractie vragen mij of ik van mening ben dat alle actieve landbouwers met grond in aanmerking komen voor directe betalingen vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

In het politieke akkoord is overeengekomen dat alle landbouwers die in 2013 een steunaanvraag hebben gedaan ook toegang krijgen tot de nieuwe directe betalingen. Deze groep kan worden aangevuld met fruit- en groentetelers, telers van consumptie- en pootaardappelen en van siergewassen (zoals bollen en bomen). Daarnaast krijgen alle bedrijven die kunnen aantonen dat ze in 2013 actieve landbouwer waren en nooit eerder over toeslagrechten hebben beschikt eveneens toegang.

Verder vragen de leden van de VVD-fractie of ik bereid en voornemens ben een negatieve lijst op te stellen voor instellingen en bedrijven die niet in aanmerking komen voor middelen uit zowel de eerste als tweede pijler als ze geen «actieve boer» zijn.

Hierop kan ik aangeven dat het aanleggen van een negatieve lijst in de eerste pijler verplicht is. Bedrijfstypen die daarop vermeld staan worden uitgesloten van het ontvangen van betalingen. Op deze lijst moeten in ieder geval worden vermeld exploitanten van vliegvelden, spoorwegondernemingen, waterbedrijven, vastgoedondernemingen en sport- en recreatieterreinen.

Nederland mag er voor kiezen deze lijst verder aan te vullen. Dit zal onderdeel uitmaken van de implementatiekeuzes die ik uw Kamer in november aanstaande zal voorleggen zoals ik heb toegezegd in het Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 24 en 25 juni (Kamerstuk 21 501-32, nr. 722).

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie naar de technische mogelijkheden en plichten voor individuele boeren en tuinders, zoals bijvoorbeeld referentiedata voor vaststelling van de hoogte van toeslagen en aantal hectares.

Het politiek akkoord wordt momenteel in definitieve verordeningteksten opgenomen. Deze zullen, na goedkeuring door de Landbouw- en Visserijraad en het Europees Parlement (EP), worden gepubliceerd. Deze goedkeuring en publicatie is voorzien aan het eind van dit jaar.

De leden van de VVD-fractie vragen mij of ik van plan een beweging te bewerkstelligen naar een gelijkere hectarepremie op alle hectarepremies en of ik gebruik wens te maken van de optie om het verlies voor boeren in hun inkomenssteun te maximeren op 30%. Daarnaast vraagt de fractie mij of ik van mening ben dat de volledige overgangstermijn benut moet worden om een geleidelijke overgang voor ondernemers te waarborgen en indien ja, hoe ik dit zou willen vormgeven.

Hierop kan ik aangeven dat het leidend principe in het akkoord is dat per 2019 de gelijke hectarepremie binnen een lidstaat (of binnen een regio) is bereikt. Afwijkingen daarvan zijn mogelijk. De manier waarop Nederland de weg naar de gelijke hectarebetaling wil invullen maakt deel uit van de implementatiebesluiten die ik aan uw Kamer zal voorleggen. Wel wijs ik er op dat de kabinetsinzet in de onderhandelingen voortdurend is geweest dat Nederland per 2019 de gelijke hectarebetaling wil realiseren, zonder afwijkingen daarvan, maar daarbij wel een zo geleidelijk mogelijk traject voorstaat.

De leden van de VVD-fractie vragen of het nieuwe GLB mogelijkheden biedt om sloten als landschapselement in aanmerking te laten komen als onderdeel van het ecologisch aandachtsgebied.

Ik ben blij met de mogelijkheid om landschapselementen mee te nemen in het ecologisch aandachtsgebied. Dit verruimt de mogelijkheden voor bedrijven om hieraan invulling te geven met landschapselementen die van groot belang zijn voor de biodiversiteit. De Europese Commissie zal in de komende maanden voorstellen doen via gedelegeerde handelingen voor de verdere invulling van de landschapselementen. Overigens zijn sloten vooral van belang in het weidegebied, maar daar is geen verplichting om ecologische aandachtsgebieden in te richten. Die verplichting geldt immers alleen voor bouwland.

Ook vragen de leden van de VVD-fractie of ik de opvatting deel dat bij een collectieve invulling van ecologische aandachtsgebieden de vrije wil van deelnemers leidend is en geen verplichtingen worden opgelegd maar dit aan initiatieven vanuit ondernemers gelaten moet worden.

Ik ben het eens met de VVD-fractie dat een collectieve invulling van ecologische aandachtsgebieden moet voortkomen uit initiatieven van boeren zelf. Collectieven zijn echter niet vrijblijvend, boeren verbinden zich wel.

Verder vraagt de VVD-fractie of ik voornemens ben gebruik te maken van de optie vanggewassen en stikstofbindende gewassen in aanmerking te laten komen als ecologisch aandachtsgebied.

Een belangrijk onderdeel van de hiervoor al aangekondigde implementatiekeuzes betreft de invulling van de ecologische aandachtsgebieden en dus ook het gebruik van deze optie. Ik kom hier zoals gezegd op terug in november.

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer sprake is van een uitontwikkeld certificaat en in hoeverre initiatieven als bijvoorbeeld «Veldleeuwerik» een mogelijk alternatief voor een ecologisch aandachtsgebied kunnen vormen en roepen mij op om zoveel mogelijk gebruik te maken van opties teneinde een brede invulling van het ecologisch aandachtsgebiedenpakket te bewerkstelligen.

Het voortouw ligt bij het bedrijfsleven. Ik juich initiatieven toe die er op gericht zijn om de vergroening zo doel- en ondernemersgericht mogelijk in te kunnen vullen. De mogelijkheid wordt geboden om equivalente maatregelen toe te voegen aan de lijst, na goedkeuring door de Europese Commissie. Hiertoe zal de Europese Commissie in de komende maanden gedelegeerde handelingen opstellen.

De leden van de VVD-fractie zijn niet tevreden met de mogelijkheid binnen het akkoord dat lidstaten gekoppelde betalingen kunnen voortzetten en vragen hoe ik wil omgaan met de situatie dat andere lidstaten hier gebruik van willen maken.

In de onderhandelingen heb ik bij herhaling ingebracht dat gekoppelde betalingen niet passen niet in een marktgeoriënteerde landbouw. Bij de implementatie van het nieuwe GLB kom ik hierop terug, waarbij ik rekening houd met de ontwikkelingen in andere lidstaten.

De leden van de VVD-fractie zijn bezorgd over de forse toename van administratieve lasten van € 15 miljoen als gevolg van het nieuwe GLB en zouden graag vernemen hoe deze kosten zullen worden gedekt en of deze kosten niet afgewenteld worden op de agrarische ondernemers.

In de komende maanden zal het GLB verder worden uitgewerkt. Pas indien alle keuzes zijn gemaakt en ook de bijbehorende uitvoeringsbepalingen bekend zijn, is

te beoordelen of en in hoeverre de administratieve lasten veranderen. Vanzelfsprekend zet ik mij er voor in om deze lasten voor de landbouwer zoveel mogelijk te beperken.

De leden van de VVD-fractie vragen of ik, in het licht van de motie Lodders (Kamerstuk 21 501-32, nr. 666), kan bevestigen dat ik niet voornemens ben om middelen van de eerste pijler over te hevelen naar de tweede pijler. Daarnaast vraagt de fractie of ik kan bevestigen dat ik tegenstander ben van een claim van 100 miljoen euro door de provincies ten aanzien van de aan Nederland toegekende landbouwmiddelen. Ook vraagt de fractie of dit eventueel pas aan de orde zou kunnen zijn na overleg met de Tweede Kamer.

Zoals u bekend hebben minister-president Rutte en zijn collega-regeringsleiders op 8 februari jl. een unaniem akkoord bereikt over de mogelijkheid om tot 15% van de middelen uit de eerste pijler van het GLB zonder nationale cofinanciering in te zetten voor de tweede pijler. Nadat in de Landbouw- en Visserijraad van juni ook over de andere elementen van het nieuwe GLB definitieve overeenstemming is bereikt, zal ik uw Kamer in het najaar informeren over de nationale implementatiekeuzen die het kabinet voorstaat.

Wat betreft het plattelandsbeleid (POP3) heb ik de provincies gevraagd met voorstellen te komen.

Implementatie van Europese regelgeving

De leden van de VVD-fractie vragen mij om uiterlijk in september een overzicht naar de Tweede Kamer te sturen van alle Europese richtlijnen op het gebied van landbouw, natuur en visserij en de Nederlandse implementatie daarvan, specifiek de «nationale koppen» ten aanzien van deze Europese regels.

Ik zal mij ervoor inspannen om dit overzicht voor de begrotingsbehandeling toe te sturen.

Fiche mededeling over EU-optreden in de FAO

De leden van de VVD-fractie vragen ten aanzien van de rol van de EU in de FAO of ik kan aangeven of Nederland een meerdersheids- of minderheidsstandpunt inneemt, of de Europese Commissie in andere multilaterale organisaties ook met voorstellen tot versterkte coördinatie is gekomen en of hier soortgelijke bezwaren leven onder de lidstaten.

Nederland neemt hier een meerderheidsstandpunt in. De Europese Commissie heeft inderdaad voor enkele andere multilaterale organisaties ook al voorstellen gedaan voor versterkte coördinatie. Er zullen waarschijnlijk nog meer voorstellen volgen. Het kabinet beoordeelt deze voorstellen per geval. Uitgangspunt is daarbij dat de voorstellen geen afbreuk mogen doen aan de bevoegdheidsverdeling zoals opgenomen in de Europese verdragen.

Daarnaast is een afweging of versterkte EU-coördinatie bijdraagt aan de effectiviteit van extern EU-optreden. Voorbeeld van een multilaterale organisatie waarbij Nederland kritisch was over versterking van de EU-coördinatie was het Wereldvoedselprogramma. Ook andere lidstaten zijn kritisch ten opzichte van het versterken van EU-coördinatie in andere multilaterale organisaties.

Mestbeleid

De leden van de VVD-fractie vragen de staatssecretaris om het uitrijverbod in 2013 voor zowel de akkerbouw als de veehouderijsector met drie tot vier weken te verlengen. Vanwege de urgentie vragen de leden van de VVD-fractie de staatssecretaris op dit punt een ontheffing te verlenen en snel duidelijkheid aan de sector te verschaffen.

Het vierde actieprogramma nitraatrichtlijn voorziet in de mogelijkheid de periode waarin mest kan worden uitgereden te verlengen indien daarvoor een landbouwkundige noodzaak bestaat en ondernemers in een bepaalde regio door extreme weersomstandigheden (vast te stellen op basis van gegevens van het KNMI) niet of redelijkerwijs niet in staat zijn geweest de mest binnen de regulier toegelaten periode toe te dienen. Ik zal, overeenkomstig het in het vierde actieprogramma bepaalde, de Technische Commissie Bodembescherming verzoeken te adviseren over de verlenging van de uitrijperiode en u zo snel mogelijk informeren over mijn besluit.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

De leden van de VVD-fractie vragen of ik kan aangeven of het voorstel voor het EFMZV voldoende waarborgen bevat om misbruik van middelen tegen te gaan en of ik kan aangeven of de Europese Commissie in staat is om handhavend, bijvoorbeeld via terugvordering, op te treden tegen lidstaten die de middelen uit het EFMZV niet aan de juiste doeleinden uitgeven.

De Europese Commissie stelt voor dat tot uitstel, schorsing of intrekking van een subsidie of betaling uit het EFMZV kan worden besloten ingeval óf lidstaten óf begunstigden verplichtingen niet nakomen of de regels van het GVB niet naleven. Deze bevoegdheden liggen primair bij de lidstaten zelf. Indien een lidstaat in gebreke blijft is de Europese Commissie bevoegd om die lidstaat vervolgens financiële correcties op te leggen. Dat is anders dan nu onder het Europees Visserij Fonds het geval is. Het voorstel geeft hiermee voldoende waarborgen tegen misbruik.

Ook vragen de leden van de VVD-fractie naar de rol van de Europese Rekenkamer hierbij.

De Europese Rekenkamer verricht inderdaad onderzoek naar de bestedingen van middelen uit het visserijfonds door de lidstaten. Ik verwijs u bijvoorbeeld naar het rapport «De vraag of EU-maatregelen hebben bijgedragen tot de aanpassing van de capaciteit van de vissersvloten aan de beschikbare vangstmogelijkheden ?» uit 2011.

De leden van de VVD-fractie delen mijn de opvatting over het gebruik van het criterium «het aandeel van de kleine kustvisserij in de totale vloot» bij de verdeling van middelen over de lidstaten en vragen of ik kan aangeven hoe ik ervoor ga zorgen dat het Nederlandse belang voldoende geborgd wordt in het voorstel en welke andere lidstaten Nederland steunen in zijn opstelling.

Nederland is nadrukkelijk tegenstander van het gebruik van genoemd criterium bij de toedeling van financiële middelen. De grootte van een vissersvaartuig zegt niets over de mate van duurzaamheid van de visserij. Ik zal mij nadrukkelijk uitspreken tegen het gebruik van dit toedelingscriterium. België, Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden steunen Nederland hierin.

Vangstmogelijkheden visserij 2014

De leden van de VVD-fractie vragen om een toelichting op de situatie dat het aantal overbeviste bestanden wederom gedaald is, maar dat desondanks de vangstmogelijkheden gereduceerd worden.

Volgens de statistieken van de Europese Commissie is het aantal bestanden op het niveau van Maximaal Duurzame Oogst (Maximum Sustainable Yield, MSY) verder toegenomen en is het aantal overbeviste bestanden verder afgenomen. Daarmee zijn echter nog niet alle problemen opgelost. De kabeljauw in de Noordzee mag dan net uit de gevarenzone zijn, maar staat er nog niet goed voor. Voor andere bestanden geldt dat verdere reductie in de vangstmogelijkheden nodig kan zijn om de MSY-doelstelling te halen, waar mogelijk in 2015.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de ophoging van de quota zal plaatsvinden in relatie tot de aanlandplicht, de afspraken hierover met Noorwegen en de verdeelsleutel voor de Nederlandse platvissector.

Het is momenteel nog onduidelijk hoe de Europese Commissie de quota denkt op te kunnen hogen. Enerzijds moet er rekening gehouden worden met de ongewenste bijvangsten, anderzijds moet voldaan worden aan de MSY-doelstelling. Ik zal de Europese Commissie in de komende Landbouw- en Visserijraad vragen hier opheldering over te geven. Ik vind dat we in de Raad een discussie moeten voeren over richtsnoeren voor ophoging. De Europese Commissie zal voor wat betreft de gedeelde bestanden namens de EU gesprekken voeren met Noorwegen. Wanneer deze gesprekken zullen plaatsvinden is nog niet bekend. Het is dan ook te vroeg om nu al iets te zeggen over de verdeelsleutel en hoe die zal uitpakken voor de Nederlandse platvissector. Ik kan wel al aangeven dat voor de verdeling van de quota over de EU-lidstaten de relatieve stabiliteit (de vaste procentuele verdeling) het uitgangspunt is.

De leden van de VVD-fractie willen verder weten welke stappen ik heb ondernomen om te gaan naar een quotasysteem waarin vissers niet beperkt worden door zeedagen en flexibeler om kunnen gaan met de zeedagenregeling.

Momenteel worden de zeedagen in de Noordzee beheerd conform de wettelijke bepalingen uit het kabeljauwherstelplan en het meerjarenplan voor tong en schol. Binnen de toegestane kaders zoek ik de maximale ruimte. Het kabeljauwherstelplan biedt die ruimte, mits de sterfte van kabeljauw niet toeneemt. In de toekomst zullen onder het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) meerjarenplannen voor gemengde visserij worden opgesteld door de EU en uitgewerkt in de regio. Daarin kan Nederland in overleg met de buurlanden keuzes maken over het beheer, quota of zeedagen, technische maatregelen, enzovoorts. Mijn inzet is erop gericht om uiteindelijk het beheer in te vullen met alleen een quotasysteem, zonder zeedagenregime. Dan dienen natuurlijk wel alle soorten gequoteerd te worden.

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de omrekeningsfactor bij de ruiling van de quota en vragen of ik bereid ben dit aan te kaarten in de Landbouw- en Visserijraad.

De fractie doelt waarschijnlijk op de ruilfactor, uitgedrukt in kabeljauwequivalenten, die gehanteerd wordt in de onderhandelingen met Noorwegen. De huidige kabeljauwequivalenten stammen uit 1983 en zijn gebaseerd op de toenmalige marktprijzen. Ik heb het Landbouw Economisch Instituut gevraagd om te verkennen of aanpassing van de niveaus conform actuele prijzen lucratief is voor de Nederlandse positie in de balans. Dat lijkt vooralsnog niet het geval. Natuurlijk zal bekeken moeten worden of het ook in het belang is van de EU om dit aan te kaarten.

Het beheerplan voor schol en tong in de Noordzee

De leden van de VVD-fractie willen graag een toelichting op de vraag waarom het overleg over de tweede fase van het meerjarenplan voor het beheer van schol en tong in de Noordzee al twee jaar duurt en welke milieu, sociale en economische voorwaarden ik hieraan verbind.

De Europese Commissie moet een voorstel doen voor de tweede fase. Ondanks diverse verzoeken van Nederland en België heeft de Europese Commissie hier nog geen mededelingen over gedaan. Nu het MSY-niveau voor tong dichtbij komt én het nieuwe GVB volgend jaar van kracht wordt, acht ik op korte termijn bezinning op opvolging van het huidige plan noodzakelijk. In een nieuw meerjarenplan zullen dan geldende milieu, sociale en economische aspecten worden meegenomen.

De leden van de VVD-fractie vragen om de belangen van de Nederlandse sector te betrekken in mijn inzet in relatie tot het beheerplan voor schol en tong in de Noordzee.

Uiteraard zet ik mij in voor de duurzaamheid van de bestanden én voor het economisch belang. De sector is en wordt nauw betrokken bij de opvolging van het huidige platvisplan, zowel direct (nationaal) als indirect (via de Regionale Adviesraad voor de Noordzee).

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Agenda Litouws voorzitterschap

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de promotie van landbouwproducten in het kader van het werkprogramma van het Litouws voorzitterschap.

De presentatie van het werkprogramma van het voorzitterschap is niet het moment om inhoudelijk op dit onderwerp in te gaan. Zodra de promotie van landbouwproducten ter bespreking op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad komt, dat wil zeggen als het voorstel van de Europese Commissie gepresenteerd wordt, zal ik de inzet van het kabinet bespreken met uw Kamer.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

De leden van de PvdA-fractie vragen in het kader van het EFMZV om aandacht te vragen voor het stellen van milieugrenzen aan het gebruik van antibiotica in de viskweek.

Het voorstel voor het EFMZV bevat voorwaarden waaraan duurzame viskweek moet voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie. Het stellen van milieugrenzen aan het gebruik van antibiotica acht ik nu niet opportuun. Overigens is doorgaans in de gesloten systemen die in Nederland worden gebruikt weinig antibiotica nodig.

De leden van de PvdA verzoeken mij aandacht te vragen voor het vraagstuk van highgrading, inclusief toezicht en handhaving.

Dit vraagstuk heeft nadrukkelijk mijn aandacht. Ik wijs onder meer op mijn toezegging in mijn schriftelijke antwoorden van 17 juni jl. op vragen van uw Kamer van 22 mei jl. (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 2585) dat ik uw Kamer zal informeren over de resultaten van het lopende onderzoek van de Duitse inspectiedienst BLE (Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung) naar mogelijke valsheid in geschrifte betreffende het vermeend illegaal teruggooien in zee van haring evenals op mijn toezegging tijdens het VAO Visserij van 3 juli jl. om de omvang van highgrading te onderzoeken voor zover het schepen betreft die onder Nederlandse vlag varen. Zoals ik u in mijn brief van 16 april jl. (Kamerstuk 29 675, nr. 148) heb aangegeven zet ik mij in voor een effectieve en controleerbare aanlandplicht. Het naleven van het verbod op highgrading en het nemen van mogelijke aanvullende maatregelen komen hierbij nadrukkelijk aan de orde.

De ontwikkeling van effectief nationaal handhavings-, inspectie- en controlebeleid op de aanlandplicht zal in nauwe afstemming met de Europese Commissie, het Europees Bureau voor Visserijcontrole (EFCA, European Fisheries Control Agency) en andere lidstaten plaatsvinden. Ik zal u in het kader van de implementatie van het GVB op de hoogte houden.

Hervorming Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe gewaarborgd gaat worden dat vergroening ook daadwerkelijk vergroening moet zijn, wanneer de Tweede Kamer geïnformeerd gaat worden over de uitwerking van de vergroening en hoe de Kamer daar invloed op kan uitoefenen.

In november zal ik de te maken implementatiekeuzes aan uw Kamer voorleggen. Een belangrijk onderdeel hiervan betreft de invulling van de vergroening.

Etikettering van vlees van onbedwelmd geslachte dieren

De leden van de PvdA-fractie vragen of de mogelijke etiketteringsplicht ook gaat gelden voor van onbedwelmd geslachte dieren afkomstige andere producten zoals gelatine en stremsel.

Voordat een eventuele etiketteringsplicht aan de orde komt, laat de Europese Commissie eerst een studie uitvoeren naar de mogelijkheden om consumenten te voorzien van relevante informatie over bedwelming van dieren. Hieruit zal moeten blijken wat zinvol en haalbaar is. Op basis van de studie zal de Europese Commissie bezien of zij met een voorstel voor regelgeving van etikettering op dit punt komt en hoe dit voorstel exact gaat luiden.

Onjuiste etikettering van rundvlees

De leden van de PvdA-fractie vragen mij om in de Landbouw- en Visserijraad aandacht te vragen voor de voedselveiligheidsrisico’s van het eten van paardenvlees als daarin fenylbutazon voorkomt.

De Europese Commissie heeft al sinds de start van de paardenvleesaffaire aandacht voor de voedselveiligheidsrisico’s van het eten van paardenvlees als daarin fenylbutazon

voorkomt. Zo heeft de Europese Commissie dit voorjaar een onderzoek door alle lidstaten naar het voorkomen van deze stof in paardenvlees gecoördineerd. Bij 16 van de 3115 tests werden sporen fenylbutazon in paardenvlees gevonden (0,51 procent). In het Nederlandse ketenonderzoek zijn geen monsters positief bevonden voor fenylbutazon. Daarnaast verwijs ik naar mijn brief van 12 april 2013 (Kamerstuk 26 991, nr. 348). Ook in haar zogenaamde 5-punten-actieplan heeft de Europese Commissie aandacht voor deze voedselveiligheidsrisico’s, onder andere door verbetering van het paardenpaspoort en de identificatie van paarden. De uitvoering van dit 5-punten-actieplan is inmiddels door de Europese Commissie en de lidstaten opgepakt.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de CDA-fractie vragen naar een tijdsplan inzake de implementatie van het nieuwe GLB.

In de komende tijd zal, zoals hiervoor aangegeven, het politieke akkoord vorm krijgen in verordeningteksten, die na goedkeuring door de Landbouwraad en het Europees Parlement zullen worden gepubliceerd. Publicatie is voorzien aan het eind van 2013. In de tussentijd zal, onder leiding van de Europese Commissie, gewerkt worden aan gedelegeerde handelingen en uitvoeringsbepalingen. Deze kunnen dan snel na de publicatie van de verordeningteksten ook worden gepubliceerd. Tegelijkertijd wil ik de komende maanden werken aan de voorbereiding van de keuzes die in het kader van de nationale implementatie moeten worden gemaakt. Ik ben voornemens u in november de keuzes voor te leggen.

De leden van de CDA-fractie vragen of ik er in mijn onderhandelingen voor zou willen zorgen dat een aanzienlijk deel van de plattelandontwikkelingsmiddelen, procentueel een hoger aandeel als in de afgelopen 7 jaar, wordt bestemd voor investeringsprikkels voor innovatieve en duurzame technieken in de agrarische sector en wat het minimumpercentage is dat ik voor deze investeringen wil reserveren.

Het nieuwe Europese plattelandsbeleid voor 2014–2020 (POP3) kent ruime mogelijkheden voor investeringen op het gebied van innovatie, duurzaamheid en concurrentiekracht van de landbouwsector. Op dit moment ben ik nog in gesprek met provincies en ander partners over de verdeling van POP3 middelen over de verschillende prioriteiten en de cofinanciering. Zoals ik al eerder heb aangegeven vind ik dat een substantieel deel van POP3 zich moet richten op innovatie en duurzaamheid van de landbouw, zodat deze ook in de toekomst concurrerend kan zijn. Overigens kunnen de provincies zich daar in vinden.

Voor de vraag van de CDA-fractieleden of ik bereid ben voor kalverhouders en aardappelzetmeelboeren te kijken naar een geleidelijk mogelijke afbouw van steun door bijvoorbeeld maximaal maximaal 30% verlies in inkomenssteun voor bedrijven in te stellen, verwijs ik naar mijn antwoord op de betreffende vraag van de VVD-fractie.

Op de vraag van de CDA-fractieleden inzake overheveling van de eerste naar de tweede pijler in het licht van de motie Lodders cs., Kamerstuk 21 501-32, nr. 666, en de vraag of ik voornemens ben om bollen- en fruittelers inkomenssteun te gaan geven, verwijs ik eveneens naar mijn antwoorden op de betreffende vragen van de VVD-fractie.

Op de vraag van de leden van de CDA-fractie hoe ik van plan ben om de vergroeningsmaatregelen uit te gaan voeren, welke opties er zijn, een lijst met alternatieve vergroeningsmaatregelen en gewassen in een ecologisch aandachtsgebied, verwijs ik naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie.

De CDA-fractieleden vragen of lidstaten nog ruimte hebben om de hoogte van boetes vast te stellen of bijvoorbeeld zelf deels te betalen.

De hoogte van de boetes of sancties zal voortvloeien uit vastgestelde regels die gelden in de gehele Europese Unie. Afwijkingen hiervan zijn niet mogelijk. Tevens is het niet toegestaan dat lidstaten de boetes of sancties voor hun rekening nemen.

Op de vraag van de CDA-fractie of ik van plan ben om plattelandsontwikkelingsgelden te bestemmen voor het oprichten van interbranchorganisaties en producentenorganisaties en mij daarvoor in te spannen, wil ik aangeven dat het financieel ondersteunen van interbranchorganisaties een keuze is die onderdeel uitmaakt van de verdere implementatie van het GLB. Ik wil dit graag doen in samenhang met andere implementatiekeuzes en u daarover in november berichten.

Ik ga het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) samen met de provincies en andere partners uitwerken. Vanuit het oogpunt van doelmatigheid en efficiëntie vind ik het belangrijk om focus aan te brengen en slechts een beperkt aantal maatregelen in POP3 op te nemen. EU-conformiteit en uitvoeringskosten spelen wat mij betreft een belangrijke rol in de keuze om gebruik te maken van Europese cofinanciering of prikkels te geven met enkel nationale middelen.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar de erkenning van producentenorganisaties en brancheorganisaties, zoals die zijn vastgelegd in de integrale Gemeenschappelijke Marktordening (GMO). Ook hier zal ik in november op terugkomen.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de criteria voor de allocatie van het EFMZV uitpakken voor de toedeling van middelen aan Nederland, wat wordt verstaan onder de «kleine kustvisserij» en of ik grote verschuivingen verwacht in de toedeling van de middelen van het EFMZV tussen de lidstaten.

In de huidige fase van de onderhandelingen over het EFMZV is nog niet bekend hoe de voorgestelde verdelingscriteria zullen uitwerken voor de toedeling van middelen aan Nederland. De Europese Commissie heeft drie criteria voorgesteld, te weten de werkgelegenheid in de visserij en aquacultuur, de productiewaarde van de visserij en aquacultuur en het aandeel van de kleine kustvisserij in de totale vloot. Gelet op de omvang van de kleinschalige vloot in Nederland (12% van de totale vloot, tegenover 80% in de EU gemiddeld) zal toepassing van dit criterium nadelig uitpakken voor Nederland.

Voor mij geldt dat de grootte van een vissersvaartuig niets zegt over de mate van duurzaamheid van de visserij. Zowel de grote als de kleine visserijvloot dient te opereren binnen de gestelde regels. Als definitie van kleinschalige kustvisserij wordt gehanteerd de visserij door vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 12 meter, die geen gebruik maken van gesleept vistuig.

De Europese Commissie is bevoegd de door de Raad overeengekomen allocatiecriteria op basis van objectieve statistische gegevens te wegen. Dat gebeurt nadat de besluitvorming over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 formeel is afgerond en de EFMZV-Verordening is vastgesteld. Ik kan op voorhand geen inschatting maken van (grote) verschuivingen in de toedeling van middelen tussen de lidstaten. Mijn inzet is dat de verdeling van middelen evenwichtig en rekening houdend met historische toewijzingen moet gebeuren.

De leden van de CDA-fractie willen dat ik het EFMZV inzet op projecten die gericht zijn op beter/innovatiever vermarkten van schol en vragen of ik bereid ben me hier op toe te leggen.

De focus van het EFMZV zal liggen op verduurzaming, innovatie en samenwerking. De vermarkting van vis is en blijft primair de verantwoordelijkheid van ondernemers zelf. Doel van het EFMZV is om de ingezette transitie naar een ecologisch en economisch duurzame visserijsector, waarvan het beter en/of innovatiever vermarkten van duurzaam gevangen vis onderdeel uitmaakt, voort te zetten.

Implementatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

De leden van de CDA-fractie willen dat er in de najaarsonderhandelingen met Noorwegen aandacht is voor een hogere TAC (Total Allowable Catch) voor de EU vanwege de aanlandplicht.

Ik wil hier aandacht voor blijven vragen bij de Europese Commissie, maar ik betwijfel of de onderhandelingen met Noorwegen het beste moment zijn om dit aan de orde te stellen. Een dergelijke discussie zou de uitkomst van een akkoord met Noorwegen voor 2014 sterk nadelig kunnen beïnvloeden. Ik ben het met de fractieleden van het CDA eens dat het in ieders belang is om voortijdig duidelijkheid te hebben over ophoging van de TACs.

De leden van de CDA-fractie vragen verder of Nederland een Europese verplichting heeft om een TAC vast te stellen voor schar en bot. Indien dit niet het geval is, willen deze leden voorstellen om dit niet te doen.

Er bestaat momenteel al een Europese TAC voor schar en bot. Afschaffing van deze TAC is niet aan de orde.

De leden van de CDA-fractie vragen of ik bereid ben om de kosten voor de controle van de aanlandplicht niet voor rekening van de sector te brengen en informeren hoe de controle eruit komt te zien en welke veranderingen ik wil aanbrengen in de huidige controle.

De NVWA onderzoekt op welke wijze de aanlandplicht het best gecontroleerd en gehandhaafd kan worden. Ook Europees zal deze discussie worden gevoerd, in het kader van de aanpassing van de controleverordening. Ik kan daar niet op vooruit lopen. Ik ben mij er terdege van bewust dat de controleerbaarheid van alle bijzondere bepalingen geen sinecure is.

Op de vraag van de CDA-fractie of er, in verband met de export van pluimveeproducten, overleg gevoerd zou kunnen worden met de Russische autoriteiten over het aanhouden van gemeentelijke in plaats van provinciale grenzen bij uitbraak van Aviare Influenza (LPAI), verwijs ik naar mijn brief van 4 juli jl. waarin ik heb aangegeven dat de afgelopen maanden intensief met Rusland onderhandeld is om de maatregelen, die Rusland treft na een LPAI uitbraak, te versoepelen. Rusland heeft aangegeven voor toekomstige uitbraken exportbeperkingen te laten gelden tot de gemeente waarbinnen een LPAI uitbraak is vastgesteld. Voorts heeft Rusland laten weten dat de beperkingen tot de provincies Gelderland en Flevoland zijn opgeheven. Er gelden thans alleen nog beperkingen ten aanzien van de provincie Utrecht.

De uitgangspunten voor de subsidieregeling voor netten zijn als volgt. Het eerste uitgangspunt is het vermijden van directe contacten tussen wilde (water)vogels, die drager kunnen zijn van LPAI, en pluimvee in de buitenuitloop. Het tweede uitgangspunt is dat de kans dat uitwerpselen van vliegende wilde (water)vogels in de buitenuitloop terecht komen vele malen kleiner is dan wanneer de wilde (water)vogels in de uitloop kunnen landen. Het geheel of gedeeltelijk overspannen met netten van de door het pluimvee gebruikte buitenuitloop en de maatregelen die het Productschap Pluimvee en Eieren recent heeft aangekondigd, zullen naar verwachting leiden tot een vermindering van het aantal LPAI-besmettingen.

De leden van de CDA-fractie stellen vragen over het Russische invoerverbod voor Europees plantmateriaal en aardappelen.

Ik informeer u hierover één dezer dagen in een aparte brief.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de SGP-fractie vragen wat de inzet is van de regeling inzake artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009.

Hierover beraad ik mij nog, zodra de inzet van artikel 68 in 2014 aan de orde is, zal ik u hierover informeren.

De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre lidstaten nog invloed kunnen uitoefenen op de uitvoeringsbepalingen voor de invoering van het hervormde GLB en welke inzet ik daarbij hanteer.

In het akkoord over het nieuwe GLB is opgenomen dat een aantal onderwerpen door de Europese Commissie nader uitgewerkt kan worden in zogenaamde gedelegeerde handelingen of in uitvoeringshandelingen. Gedelegeerde handelingen worden vastgesteld door de Europese Commissie nadat zij deskundigen van de lidstaten heeft geconsulteerd. Uitvoeringshandelingen worden door de Commissie vastgesteld nadat het bevoegde beheerscomité een advies heeft uitgebracht.

Mijn inzet bij de inbreng van Nederland in zowel de deskundigengroepen als in de beheerscomités is gericht op zo een zo eenvoudig mogelijke uitvoering door de lidstaat met zo weinig mogelijk administratieve lasten voor de landbouwers.

De leden van de SGP-fractie vragen welke welke onderdelen van het recent gesloten akkoord in de Landbouwraad al van toepassing worden voor 2014.

In afwijking van het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie treden niet alle onderdelen van het nieuwe GLB in werking per 2014. Het onderdeel directe betalingen, met daarin de vergroeningsmaatregelen, steun aan jonge boeren en de aanpassing van de hectarepremie, treedt in werking per 2015. De onderdelen Integrale Gemeenschappelijke Marktordening voor Landbouwproducten en het plattelandsbeleid starten wel in 2014.

De leden van de SGP-fractie vragen naar mijn inzet bij de afgelopen Landbouwraden op het gebied van producentenorganisaties.

Hiervoor verwijs ik naar de eerder verstuurde geannoteerde agenda’s, kwartaalrapportages en verslagen. De voorstellen van het Europees Parlement op dit gebied zijn in zoverre overgenomen dat producenten- en brancheorganisaties een grotere rol hebben gekregen bij het herstel van marktevenwicht in tijden van ernstige verstoringen. Zulke afspraken en besluiten kunnen o.a. betrekking hebben op opslag, afspraken over kwaliteitseisen of gezamenlijke promotieactiviteiten. Het voorstel van het Europees Parlement om tijdelijk price-fixing toe te staan is niet overgenomen. Ten slotte is het mogelijk geworden voor erkende producentenorganisaties in de olijfolie-, granen- en rundvleessectoren om ten behoeve van de aangesloten leden collectieve onderhandelingen te voeren over leveringscontracten mits zij een aandeel van maximaal 15% in de nationale markt vertegenwoordigen.

De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een reactie op het begrip «similar practices» in het kader van de lijst met equivalente vergroeningsmaatregelen.

Voor het antwoord op deze vraag wil ik verwijzen naar de betreffende vraag van de VVD-fractie en in aanvulling daarop het volgende. Inderdaad is de overeengekomen ruimte beperkter dan met een beoordeling van de equivalentie op doelniveau (outcome) het geval zou zijn geweest. Dit laatste bleek echter in de onderhandelingen nu een brug te ver. Ik ben er echter van overtuigd dat ook de huidige voorziening goede mogelijkheden biedt voor een doel- en ondernemersgerichte alternatieve invulling.

Gemeenschappelijk Visserijbeleid

De leden van de SGP fractie vragen of ik erken dat de zeedagenregeling knelpunten kent en of ik bereid ben mij in de komende Landbouw- en Visserijraad en bij de uitwerking van het GVB in te zetten voor versoepeling dan wel afschaffing hiervan.

Ik herken de punten die de leden van de SGP-fractie bedoelen, waaronder de ruilvoet in de zeedagen en het omgaan met de zeedagen door de vissers. De ruilvoet maakt ruilen lastig, maar niet onmogelijk. De sector moet zich inspannen om een gunstige ruilvoet te verkrijgen met passende maatregelen. Zeker op het terrein van boomkorren met grote mazen laat de sector nog mogelijkheden liggen om netaanpassingen te doen ter voorkoming van de vangst van kabeljauw. Uitgangspunt is dat de sterfte van de kabeljauw niet toeneemt. Hoewel het met het kabeljauwbestand steeds beter gaat, is de toestand nog wel zorgelijk en is er geen reden om meer flexibiliteit toe te kennen. Wat afschaffing van de zeedagenregeling betreft verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen hierover van de leden van de VVD-fractie.

Voedselfraude

De leden van de SGP-fractie vragen of het de inzet van de regering is om te voorkomen dat de aanpak van de Europese Commissie in het kader van het actieplan voedselfraude ingaat tegen de principes van subsidiariteit en proportionaliteit.

De Europese Commissie is van mening dat de bestaande wetgeving toereikend is gebleken en dat de problemen liggen bij de implementatie door de lidstaten. Wel is een aantal acties op Europees niveau noodzakelijk voor een goede aanpak van de voedselfraude. Deze acties zijn opgenomen in het zogenaamde 5-punten-actieplan van de Europese Commissie. Dit actieplan wordt op dit moment door de Europese Commissie en de lidstaten ter hand genomen. Nederland is daar actief bij betrokken. Hierbij wordt gelet op subsidiariteit en proportionaliteit en de synergie met het Actieplan Taskforce Voedselvertrouwen.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Visserij

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of ophoging van de quota in het kader van de aanlandplicht wel in lijn is met het behoud van een gezonde zee en of ik bereid ben om mij hier tegen te verzetten.

Het spreekt voor zich dat wanneer alle vangsten moeten worden aangeland, inclusief de ondermaatse vis die voorheen overboord ging, er in de quota rekening gehouden wordt met de ongewenste bijvangsten. Hierover is ook een akkoord bereikt tussen Raad, Europese Commissie en Europees Parlement. Over hoeveel de verhoging zou moeten bedragen bestaat nog geen duidelijkheid. Ik zal hier bij de Europese Commissie aandacht voor vragen. Het spreekt voor zich dat bij de ophoging van de quota principes als MSY gerespecteerd worden.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen naar de concrete maatregelen die de Europese Commissie gaat hanteren om de aanlandplicht te bekrachtigen en naar de financiële onderbouwing van deze maatregelen.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over controle van de aanlandplicht.

Tevens wil ik hier ingaan op het verzoek van het lid Ouwehand tijdens het AO Visserij van 20 juni jl. om uw Kamer te informeren over de pilot met cameratoezicht van de pelagische sector en aan te geven wanneer ik die pilot geslaagd acht.

De pelagische sector heeft het pilotvoorstel uitgewerkt met twee onderzoeken ter voorbereiding van de invoering van de aanlandplicht. Het doel van de pilot is om te onderzoeken wat de gevolgen zijn van aanlandplicht op de bedrijfsvoering, hoe negatieve gevolgen zoveel mogelijk kunnen worden beperkt en hoe de aanlandplicht in de pelagische visserij het beste vorm gegeven kan worden. De pilot zal lopen van eind juli tot eind december 2013 en zal uitgevoerd worden in de Noordzee, het Kanaal of ten westen van Ierland.

Het eerste onderzoek richt zich op het voorkomen van ongewenste bijvangsten, door herkenning van vis met sonar en onderzoek naar netaanpassingen om zo veel mogelijk ongewenste bijvangsten onder water te laten ontsnappen. Daarbij wordt het ontsnappingsgedrag bij grotere maaswijdten en andere vormen getest, evenals de effectiviteit van ontsnappingsgrids bovenin het net. Dit gebeurt met onderwatercamera´s en via vergelijkingen met een referentieschip. Aan het onderzoek doen twee schepen mee. Twee andere schepen zullen gelijktijdig vissen ter referentie. Onderzoekers van IMARES gaan mee als waarnemer.

Het tweede onderzoek verkent mogelijkheden om ongewenste bijvangsten aan boord apart te behandelen en op te slaan. Op één schip wordt een machine geplaatst die de ongewenste bijvangsten tot pulp verwerkt. Dit is toegestaan op grond van de Verordening Technische Maatregelen. De pulp wordt apart opgeslagen en aan wal gebracht. Middels camera-toezicht wordt gemonitord hoeveel vis verwerkt wordt. Tevens wordt in samenwerking met IMARES gekeken naar de verhouding kg vis/kg pulp en de DNA-samenstelling van de pulp.

Naast wetenschappelijke waarnemers, zullen ook de vertegenwoordigers van de NVWA aan boord zijn. De camera bij de pulpmachine maakt deel uit van een set camera’s, verspreid over de hele productie en verwerkingslijn, zodat het hele proces gedekt is. De harde schijven met videobeelden worden uitgelezen door een Canadees bedrijf, met betrokkenheid van de NVWA.

Walvisvlees

De leden van Partij voor de Dieren-fractie informeren in het kader van het voorkomen van de doorvoer van walvisvlees in de Rotterdamse haven naar een Code of Conduct in relatie tot andere havens en doorvoer van walvisvlees naar Azië en vragen of ik bereid ben om met Duitsland samen verder te kijken naar het voorkomen van de doorvoer van walvisvlees.

Mijn ministerie heeft hierover contact gelegd met Duitsland, België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Het walvisvlees, dat enige tijd in de haven van Rotterdam in transit is geweest, is vervolgens doorgevoerd naar Hamburg. Zoals ik eerder heb aangegeven ben ik bereid met mijn collega’s in de EU te bekijken in hoeverre een Code of Conduct te ontwikkelen is met betrekking tot de doorvoer van walvisvlees via Europese havens.

Vlees van gekloonde dieren

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich zorgen over het klonen van dieren en hebben kennis genomen van het bericht in Agra Facts over ontwikkelingen omtrent vlees van gekloonde dieren. Deze leden vragen waarom ik de leden hier niet over heb geïnformeerd, wat de planning is en wanneer dit in de Raad aan de orde komt.

Vorige week heeft het Litouwse voorzitterschap zijn officiële programma en prioriteiten gepresenteerd. Daarin wordt klonen niet genoemd. Op dit moment is niet bekend wanneer de Europese Commissie een voorstel ten aanzien vlees van gekloonde dieren zal uitbrengen. Als een dergelijk voorstel wordt uitgebracht, zal uw Kamer via een BNC-fiche worden geïnformeerd over het voorstel en de betreffende kabinetsinzet.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen ook of ik me blijf inzetten voor maatregelen die garanderen dat nakomelingen van klonen en de producten van deze dieren niet op de markt komen, onder verwijzing naar de aangenomen motie Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 430).

In de brief aan uw Kamer van 10 mei 2011 (Kamerstuk 27 428, nr. 186) is aangegeven hoe het kabinet uitvoering heeft gegeven aan deze motie, namelijk door op EU-niveau te agenderen welke nieuwe mogelijkheden er zijn om het doel achter de motie naderbij te brengen en door er bij de Europese Commissie op aan te dringen om zo spoedig mogelijk met nieuwe voorstellen te komen plus een studie te verrichten naar de modaliteiten van tracering van voedingsmiddelen afkomstig van de eerste generatie nakomelingen van klonen.

Zoals in eerder genoemde brief is aangegeven is het zowel juridisch (geen wetenschappelijke redenen voor restricties) als feitelijk (veelal ontbrekend traceringssysteem) niet mogelijk import van (nakomelingen van) klonen of producten van deze dieren tegen te houden. Daarnaast is de verwachting aangegeven dat het op vrijwillige basis beperken van de export vanuit betreffende landen nauwelijks zal gebeuren. Verder is in genoemde brief uiteengezet waarom in het voorjaar van 2011 geen overeenstemming kon worden bereikt tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie over de herziening van de Novel Foods-Verordening, waarin opgenomen regelgeving betreffende het klonen van dieren. De Europese Commissie zal later met een nieuw voorstel komen en daarbij ingaan op de juridische mogelijkheden voor maatregelen. Na ontvangst van een dergelijk nieuw voorstel zal ik me beraden op de Nederlandse inzet. Uw Kamer zal worden geïnformeerd over de Nederlandse inzet via eerder genoemd BNC-fiche.

Stierenvechtsector

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen hoe ik uitvoering ga geven aan de motie Thieme inzake het niet verstrekken van landbouwsubsidies aan de stierenvechtsector (Kamerstuk 33551–16) en of ik de Kamer daarover op de hoogte wil houden.

Ik zal uw Kamer na het reces nader informeren over de uitvoering van de motie.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen wat de stand van zaken is aangaande het wetsvoorstel dat stierenvechten tot immaterieel cultureel erfgoed verklaart en of ik kan aangeven wat de consequenties hiervan kunnen zijn voor (Europese) subsidies voor stierenvechten. Ook vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie of ik de mening deel dat er geen subsidies verstrekt dienen te worden die bijdragen aan ernstige vormen van dierenleed, zoals stierenvechten.

Ik zal uw Kamer hierover na het reces informeren.

Overig: nieuwe agendapunten Landbouw- en Visserijraad 15 juli

Hongarije vraagt aandacht voor de voedselzekerheid in de wereld en brengt in dat verband de voedselverspilling aan de orde. Aan de Europese Commissie wordt gevraagd het probleem van de voedselverspilling te analyseren en met aanbevelingen te komen voor reductie van verspilling in de Europese Unie.

Daarnaast wordt een oproep gedaan voor toekomstige samenwerking met internationale organisaties en stakeholders. Ik ben voornemens dit verzoek te ondersteunen. Het past immers binnen het actieplan voor de verduurzaming van de voedselproductie zoals ik begin juli aan de Tweede Kamer heb verzonden. Vermindering van voedselverspilling heeft daarbinnen een hoge prioriteit.

Op verzoek van Cyprus is de uitbraak van Newcastle Disease (ND) in Cyprus aan de agenda toegevoegd.

ND, ook wel pseudo-vogelpest genoemd, is een besmettelijke virusziekte bij pluimvee. Virusstammen van Newcastle disease verschillen sterk in ziekteverwekkend vermogen, variërend van geen of hele licht ziekteverschijnselen (niet-virulent) tot stammen die hoge sterfte van de geïnfecteerde dieren veroorzaken (hoog virulent).

Wilde vogels kunnen besmet zijn. Het gaat dan meestal om niet-virulente vormen. Deze kunnen in zeldzame gevallen virulentie ontwikkelen in pluimvee. Uitbraken komen sporadisch ook in Europa voor. In de meeste Europese landen, waaronder Nederland en Cyprus, wordt preventief gevaccineerd tegen ND. Toch is Cyprus geconfronteerd met een uitbraak. Hoe dit kan, wordt nog onderzocht door het Europese en Cypriotische referentie laboratorium. Nederland gaat er van uit dat Cyprus al het nodige zal doen om de ziekte onder controle te krijgen. Cyprus kan bij de Europese Commissie een verzoek indienen voor ondersteuning in expertise en een reguliere financiële bijdrage in de bestrijding.

Indien Cyprus om een aanvullende bijdrage verzoekt, zal Nederland de argumentatie van Cyprus en het oordeel van de Commissie op dit punt afwachten alvorens een definitief standpunt in te nemen.

Makreelvisserij

(Verzoek van de Ierse delegatie)

Ierland zal de Europese Commissie vragen om in verband met niet-duurzame makreelvisserij handelssancties op te leggen aan IJsland en de Faeröer en daarvoor een tijdpad aan te geven. Sinds 2009 zijn tientallen vergeefse pogingen ondernomen om in gezamenlijk overleg tussen EU, Faeröer, IJsland, Noorwegen en de Russische Federatie tot een akkoord te komen over het aandeel van IJsland en Faeröer in de makreelvangsten. Beide landen stellen al drie jaar unilateraal toegestane vangsthoeveelheden vast die disproportioneel hoog zijn en niet op historische wetenschappelijke gegevens gebaseerd. Indien wordt doorgevist in hetzelfde tempo als in voorgaande jaren neemt de dreiging van overbevissing sterk toe. Anticiperend hierop heeft de Raad in september 2012 een verordening aangenomen waarmee (handels)maatregelen kunnen worden genomen tegen landen die niet-duurzame visserij toestaan («sanctieverordening»).

Ik blijf me zorgen maken over het beheer van het makreelbestand. Duurzaamheid moet daarbij voorop staan. Het kan wat mij betreft niet zo zijn dat wij als EU inzetten op duurzame visserij, maar tegelijkertijd toestaan dat partners die inzet tegenwerken.

Ik zal de Europese Commissie daarom oproepen ervoor te zorgen dat duurzaam beheer van makreel wordt gewaarborgd en zal vragen wat haar plannen zijn voor wat betreft de inzet van het sanctie-instrumentarium.

Hoewel ik er de voorkeur aan geef om door onderhandelingen tot een oplossing te komen, is het moment gekomen om maatregelen te nemen. Die maatregelen moeten dan wel juridisch goed onderbouwd zijn. Parallel aan de maatregelen kunnen de besprekingen worden voortgezet.

III. Volledige agenda

Brief regering – staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 4 juli 2013 -

Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 15 juli 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 723)

Brief regering – staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 26 juni 2013 -

Verslag Landbouw- en Visserijraad 24 en 25 juni 2013 (Kamerstuk 21 501-32 nr. 722)

Brief regering – minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans – 8 juli 2013 -

Fiche inzake Mededeling vangstmogelijkheden 2014 (Kamerstuk 22 112, nr. 1654)

Brief regering – minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans – 8 juli 2013 -

Fiche inzake Mededeling over EU-optreden in de FAO (Kamerstuk 22 112, nr. 1655)

Naar boven