22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1654 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Herschikking richtlijn betreffende de teruggave van cultuurgoederen (Kamerstuk 22 122, nr. 1652)

Fiche: Verordening Copernicus-programma (Kamerstuk 22 112, nr. 1653)

Fiche: Mededeling vangstmogelijkheden 2014

Fiche: mededeling over EU-optreden in de FAO (Kamerstuk 22 112, nr. 1655)

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling vangstmogelijkheden 2014

1. Algemene gegevens

Mededeling van de Commissie betreffende raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2014

Datum Commissiedocument

30 mei 2013

Nr. Commissiedocument

COM (2013) 319

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

nvt

Behandelingstraject Raad

Landbouw en Visserijraad

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken

2. Essentie voorstel

Sinds 2006 presenteert de Europese Commissie rond de zomer een mededeling over de werkwijze waarop de totaal toegestane vangstmogelijkheden (TACs: Total Allowable Catch) en -quota en visserij-inspanningniveau (zeedagen) voor het daaropvolgende jaar worden vastgesteld. De onderhavige mededeling schetst wat de stand is van de bestanden in gemeenschapswateren, met welke generieke spelregels de vangstmogelijkheden voor 2014 en verder zullen worden vastgesteld en stelt de agenda voor het komende najaar vast. In het Commissievoorstel komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • De staat van de bestanden. Een aanzienlijk deel van de bestanden is nog overbevist. Van de bestanden waarover voldoende gegevens zijn wordt geconstateerd dat het aantal overbeviste bestanden in het Noordoost Atlantisch gebied wederom is gedaald, van 47% in 2012 naar 39% in 2013. Het aantal bestanden dat volgens MSY1 wordt geëxploiteerd is wederom toegenomen tot 25. Voor de Noordzee betreft het onder andere de voor Nederland belangrijke schol en haring. Het aantal bestanden waar internationale wetenschappers over adviseren om onmiddellijk te stoppen er op te vissen blijft weliswaar hoog, maar is gedaald van 20 (2007) tot 8–11 (vanaf 2010). Problemen worden geconstateerd bij de westelijke horsmakreel, en bij een aantal andere pelagische2 bestanden die niet van belang zijn voor Nederland. Ook nemen de zorgen over de hoge vangsten van makreel toe. In 2013 zal er een actualisatie van de toestand van makreel door de wetenschappers van ICES (International Council for the Exploration of the Sea) worden gegeven. De toestand van Noordzee-kabeljauw geeft nog immer zorgen, ondermeer vanwege de hoge discardpercentages. Tevens constateert ICES wederom hoge teruggooi van schol en wijting.

  • De economische staat van de visserij laat nog te wensen over. De gemiddelde inkomsten van de EU vloot stegen tot 7,1 miljard euro in 2011, en een nettowinst van 457 miljoen. Het aantal verlieslijdende segmenten is echter gestegen, waardoor de kloof tussen winstgevende en niet-winstgevende segmenten groter is geworden. De energiekosten zijn in 2011 met 21% gestegen ten opzichte van 2010.

  • De Commissie wil de overbevissing oplossen met reducties in de vangstmogelijkheden en visserij-inspanning via onder meer lange termijn plannen, zowel binnen de EU als in akkoorden met derde landen. Nog immer is van een groot aantal beheerde bestanden de status onbekend. De Commissie zal zich in de loop van 2013 over deze kwestie buigen.

  • Aanpak:

    • De Commissie wil in 2013 een evaluatie van de teruggegooide hoeveelheden voorbereiden met het oog op de introductie van aanlandplicht voor de pelagische bestanden in 2015 en nieuwe vangstquota. Onduidelijk is echter welke richtsnoeren de Commissie daarbij wil volgen.

    • De visserij-inspanning is in een aantal gebieden teruggebracht, waaronder de Noordzee, maar maatregelen in andere gebieden – zoals rondom het Iberisch schiereiland voor de beperking van de zeedagen – hebben nog geen vruchten afgeworpen.

    • De Commissie legt de eerste hand aan nieuwe gemengde beheerplannen, waarin niet per soort, maar per gemengde visserij voor verschillende bestanden wordt gepland, te beginnen voor de Oostzee. Eerst zal echter de impasse tussen het Europees Parlement en de Raad over de rechtsbasis van de oogstregels en vangstmogelijkheden in de beheerplannen doorbroken moet worden.

    • Voor bestanden waarvoor meerjarenplannen bestaan moeten deze bij het vaststellen van de TACs worden gevolgd. Als deze er niet zijn, dient de MSY-benadering te worden gevolgd. De Commissie wil in de komende twee jaren stapsgewijs trachten MSY-niveaus te behalen. Als ICES3 slechts een kwalitatieve analyse heeft kunnen doen en op grond daarvan een (kwalitatief) advies geeft, wordt dat gevolgd. Als er helemaal geen advies is, wordt het voorzorgsprincipe toegepast: de TACs worden dan terughoudend vastgesteld, gebaseerd op de nieuwe richtsnoeren voor gegevensarme bestanden van ICES.

  • De agenda voor het tweede semester. De Commissie wil haar voorstellen voor de vangstmogelijkheden in de gebruikelijke volgorde presenteren: Oostzee in september, Zwarte Zee in november en de overige wateren in oktober. De bestanden die onderdeel zijn van de onderhandelingen met derde landen als Faeröer en Noorwegen zouden dan in december worden vastgesteld.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

De Commissie stelt een groot aantal mogelijke acties voor, waarbij de lidstaten voldoende mogelijkheden voor inbreng wordt geboden in de onderhandelingen. De Commissie kondigt de volgende acties aan:

  • vaststellen van de vangstmogelijkheden (TAC’s) voor 2014. Die van de Oostzee in de Landbouw en Visserijraad van oktober, de Zwarte Zee en overige gebieden in de Raad van december;

  • vaststellen van de visserij-inspanning op basis van meerjarenplannen, zoals de reeds vastgestelde plannen voor kabeljauw, schol en tong;

  • nieuwe langetermijnplannen volgens de «multi species», en/of gemengde visserij benaderingen, onder andere voor de Oostzee.

Bevoegdheidsvaststelling:

Op grond van artikel 3 VWEU is de Unie exclusief bevoegd op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid

Subsidiariteit:

De Nederlandse grondhouding ten aanzien van subsidiariteit is niet van toepassing op de aangekondigde acties, aangezien het visserijbeleid een exclusieve bevoegdheid betreft van de EU.

Proportionaliteit:

De Nederlandse grondhouding ten aanzien van proportionaliteit is positief. De Commissie stelt een groot aantal mogelijke acties voor, waarbij voldoende ruimte aan de lidstaten wordt overgelaten. Middels het opstellen van meerjarenplannen kan het doel om de bestanden te herstellen, worden bereikt. Een definitief oordeel kan echter pas worden gegeven wanneer de Commissie eind dit jaar met concrete voorstellen komt.

Financiële gevolgen:

Deze mededeling zal naar verwachting geen financiële consequenties hebben voor de nationale begrotingen van lidstaten. Zijn er onverwacht wel gevolgen voor de rijksbegroting, dan worden deze ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke ministerie, conform de regels van de budgetdiscipline.

Regeldruk en administratieve lasten:

Deze mededeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk en administratieve lasten.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland verwelkomt de mededeling. Deze laat zien dat het ingezette beleid zijn vruchten afwerpt. Er is echter nog steeds reden tot zorg. Verdere reductie van sommige vangstmogelijkheden is noodzakelijk, met het oog op het bereiken van duurzaamheid op lange termijn als voorwaarde voor een gezonde sector en een gezonde zee. Nederland steunt de aanpak via meerjarenplannen en kan instemmen met de bespreking van voorstellen voor nieuwe plannen of, waar nodig, de aanpassing van bestaande plannen. Momenteel zijn voorbereidingen gaande voor de overstap van meerjarenplannen voor één soort naar meerdere soorten. Echter, om dergelijke plannen ook daadwerkelijk aan te nemen dient de impasse tussen het Europees Parlement en de Raad over de rechtsbasis4 te worden doorbroken. Nederland wil dat hier prioriteit aan gegeven wordt. Nederland steunt ook de aanpak van de Commissie om voor overige bestanden MSY en de voorzorgsbenadering als uitgangspositie te nemen, met inachtneming van de adviezen van de biologen van ICES, van de Scientific, Technical and Economic Committee for Fisheries (STECF) en de Regionale Adviesraden. De afspraken in het nieuwe GVB (met ingang van 2014) ten aanzien van MSY en het opvolgen van wetenschappelijke adviezen zijn voor Nederland uitgangspunten. Nederland zou graag tijdig inzicht krijgen in de richtsnoeren die de Commissie gaat hanteren voor het vaststellen van de door de aanlandplicht benodigde nieuwe waarden voor de toegestane vangsten. Voorbereidingen hiertoe zullen al in 2013 plaatsvinden. Nederland wacht al twee jaar op een voorstel van de Commissie voor de tweede fase van het Noordzeeschol- en tongplan. Het is teleurstellend dat de Commissie hier geen melding van maakt en Nederland zal hierover het gesprek aangaan met de Commissie.


X Noot
1

Maximaal Duurzame Opbrengst (Maximum Sustainable Yield)

X Noot
2

Bestanden die scholen vormen in de waterkolom, i.t.t. bij de zeebodem.

X Noot
3

Internationale Raad voor Onderzoek der Zee (International Council for the Exploration of the Sea)

X Noot
4

Besluiten over maatregelen in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid worden in de regel genomen volgens de gewone wetgevingsprocedure (rechtsbasis artikel 43 lid 2 VWEU met gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing door EP). Uitzondering vormen de jaarlijkse besluiten van de Raad (dus zonder EP) over de vangstmogelijkheden (rechtsbasis artikel 43 lid 3 VWEU). De Commissie stelt meerjarenplannen voor met als rechtsbasis artikel 43 lid 2, maar de plannen bevatten tegelijkertijd oogstregels: formules die in combinatie met wetenschappelijk advies leiden tot TACs. Commissie en EP vinden dat de gewone wetgevingsprocedure op alle onderdelen van de meerjarenplannen moet worden toegepast, maar een meerderheid van de Raad vindt dat dit niet kan en wil de TAC-gerelateerde onderdelen afsplitsen en als rechtsbasis artikel 43 lid 3 geven. Nederland kan overigens besluitvorming middels de gewone wetgevingsprocedure accepteren, maar is bovenal geïnteresseerd in een snelle oplossing.

Naar boven