21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 415 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2017

Hierbij stuur ik uw Kamer, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) die op 30 november en 1 december 2017 plaatsvindt in Brussel.

De agenda bestaat uit een deel Interne Markt en Industrie, dat op 30 november wordt besproken. Op 1 december bespreekt de Raad de delen Ruimtevaart en Onderzoek.

Tijdens het deel Interne Markt en Industrie zal de Raad een gedachtewisseling voeren en Raadsconclusies aannemen over het industriebeleid van de Europese Unie. In dezelfde ronde zal de Europese Commissie in het kader van de competitiveness check-up ook een presentatie geven, welke wordt gevolgd door een gedachtewisseling. Verder streeft de Raad ernaar om tot een algemene oriëntatie te komen op het voorstel voor een verordening over de Single Digital Gateway (SDG).

Op 30 november zal een informele lunch tussen bewindspersonen plaatsvinden, het onderwerp van deze lunch is nog niet bekend gemaakt.

In de middag staat een groot aantal diversenpunten geagendeerd:

  • Europese Defensie Industrie en Ontwikkelingsprogramma (EDIDP).

  • Geo-blocking, in combinatie met de voortgang van de Digitale Interne Markt Strategie.

  • Unitair Octrooi en Unitair Octrooigerecht.

  • MKB-actieprogramma.

  • Tweede tabaksrichtlijn: track and trace systeem.

  • Pakket openbare aanbesteding.

  • Werkprogramma inkomend Bulgaars voorzitterschap.

Op 1 december start de Raad met het deel Ruimtevaart, waar de Raad conclusies zal aannemen naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie van het Europese aardobservatieprogramma Copernicus, die op 23 oktober jl. is gepubliceerd. Daarna zal de Raad van gedachten wisselen over de toekomst van de ruimtevaartprogramma’s en de implementatie van de Europese ruimtevaartstrategie.

Tijdens de lunch op 1 december zullen de onderzoeksministers informeel lunchen, waarbij de econome Mariana Mazzucato is uitgenodigd als spreker.

Na de lunch zal de Raad in het Onderzoeksdeel Raadsconclusies aannemen over Horizon 2020 als leidraad voor het volgende, negende Kaderprogramma. Daarnaast vindt een beleidsdebat plaats over een missiegeoriënteerde benadering in het volgende Kaderprogramma. Als diversenpunten voor het Onderzoeksdeel staan geagendeerd open science, de Extreme Light Infrastructure en de prioriteiten van het aankomende Bulgaarse voorzitterschap.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

GEANNOTEERDE AGENDA

Interne markt en industrie

Single Digital Gateway

Algemene oriëntatie

Het Estse voorzitterschap heeft het voorstel voor een Single Digital Gateway (SDG, 2017/0086 (COD)) geagendeerd voor de Raad voor Concurrentievermogen op 30 november. Het voorzitterschap streeft ernaar een algemene oriëntatie op dit voorstel te bereiken.

Het doel van het voorstel is het opzetten van een online toegangsportaal waar burgers en bedrijven op eenvoudige wijze informatie over grensoverschrijdende activiteiten per lidstaat binnen de interne markt vandaan kunnen halen (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2359). Ook kunnen via deze toegangspoort bepaalde administratieve procedures online worden doorlopen en wordt er doorverwezen naar bepaalde assisterende en probleemoplossende diensten op EU-niveau.

Veel lidstaten zijn in het algemeen positief over dit voorstel. Tegelijkertijd zijn er ook zorgen over de administratieve lasten en de verplichte digitalisering van sommige procedures. Nederland steunt het doel van dit voorstel, maar vindt het voorstel te ambitieus om snel succesvol te kunnen worden geïmplementeerd. Nederland zou graag zien dat gestart wordt met een portaal dat informatie biedt voor het bedrijfsleven, om dit eventueel later uit te breiden naar individuele burgers. Deze positie heeft tot op heden in de Raadswerkgroep onvoldoende steun gekregen. Nederland heeft zich daarom ook sterk ingezet voor het creëren van meer flexibiliteit voor de lidstaten zodat lidstaten bepaalde procedures alleen volledig online hoeven aan te bieden wanneer dit uitvoerbaar en doelmatig is. Het is van belang dat lidstaten offline stappen in de procedures kunnen blijven inbouwen indien dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld voor het voorkomen van fraude of vanwege andere dwingende redenen van algemeen belang. Daarnaast zou Nederland graag zien dat een aantal procedures die toezien op geboortecertificaten, adresregistratie en sociale zekerheidszaken uit het voorstel verdwijnen. De onderhandelingen zijn momenteel nog gaande. In de uiteindelijke Nederlandse positie zal worden afgewogen of de Nederlandse zorgen voldoende geadresseerd zijn en in hoeverre de algehele baten van dit voorstel opwegen tegen eventuele resterende zorgen.

Europees Industriebeleid

Voorzitterschapsrapport, gedachtewisseling, aanname Raadsconclusies en competitiveness check-up.

De Raad zal naar verwachting Raadsconclusies aannemen als reactie op de in september 2017 door de Europese Commissie uitgebrachte mededeling «Vernieuwde strategie voor het industriebeleid van de EU» (Kamerstuk 22 112, nr. 2411). De conclusies verwelkomen de mededeling. De mededeling zet in op het versterken van het concurrentievermogen, met name via innovatie die bijdraagt aan de digitale transformatie van de industrie, de transitie naar een duurzame lage koolstof uitstoot en het opbouwen van een circulaire economie. De conclusies benadrukken de noodzaak om tot concrete acties te komen waardoor de Europese industrie, en in het bijzonder het midden- en klein bedrijf (mkb), de huidige en toekomstige uitdagingen aan kan gaan. Verder wordt de Commissie gevraagd om voorafgaand aan de Europese Raad in het voorjaar van 2018 plannen te ontwikkelen voor de periode tot 2030 en de periode daarna. Hierbij benadrukken de conclusies dat dit proces open, transparant en inclusief plaats moet vinden. De Commissie wordt ook opgeroepen een monitor op te stellen en daarover jaarlijks aan de Raad voor Concurrentievermogen terug te rapporteren. De concept-conclusies worden door alle lidstaten ondersteund. Het voorzitterschapsrapport is nog niet gepubliceerd en zal op het bredere Europese industriebeleid ingaan.

De Europese Commissie zal waarschijnlijk toelichten dat de mededeling vooral om acties gaat die tijdens de ambtstermijn van de huidige Commissie worden uitgebracht. Voor de ontwikkeling van een midden- en lange termijn industriestrategie door de Commissie zal de Industriedag in februari 2018 en de vorming van de High Level Industrial Roundtable een belangrijke rol spelen. (Kamerstuk 21 501-30, nrs. 399 en 406).

Nederland steunt de Raadsconclusies en met name de noodzaak om tot een midden- en lange termijn strategie te komen, met name voor de verduurzaming van de energie-intensieve industrieën. Voor deze industrieën geldt dat zij zeer lange investeringscycli hebben, van 20–30 jaar. Willen deze industrieën bijdragen aan de 2030 en 2050 klimaatdoelstellingen, dan moet nu met de planning begonnen worden, ook op Europees niveau.

Nederland werkt al hard aan concrete oplossingen met haar nationale Programma Verduurzaming Industrie, waarbij alle relevante stakeholders uit de gouden driehoek van bedrijven, kennisinstellingen en overheden betrokken zijn. Ook internationaal wordt samengewerkt, zoals met Duitsland1 en de deelstaat Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen2. In Benelux-verband tijdens de Benelux-top van 8 november jl. verklaarden Nederland, België en Luxemburg bij te gaan dragen aan een gezamenlijke roadmap voor het versterken van de innovatiecapaciteit van de industrie, waardoor het beter de digitaliseringsuitdagingen aan kan gaan en de transitie naar een lage koolstofuitstoot-economie zal maken3.

Onder dit agendapunt behandelt de Raad ook de competitiveness check-up. De check-up is een vast agendapunt van de Raad, waarin een beeld wordt geschetst van de ontwikkeling van het Europese concurrentievermogen op basis van een aantal indicatoren. Het algemene doel van de check-up is een discussie over nieuwe benaderingen om de prestaties van de interne markt te analyseren, vanuit het perspectief van integratie en concurrentievermogen. De check up bestaat uit een presentatie door de Commissie en een gedachtewisseling tussen lidstaten.

Voor deze Raad zal de check-up over het Europees Industriebeleid gaan. De Commissie heeft verder nog geen inhoudelijke informatie over de presentatie verstrekt om daarmee een spontaan en interactief debat te stimuleren. Nederland verwelkomt deze verkennende gedachtewisseling.

E-kaart

Informatie voor de Tweede Kamer

Conform de motie van de leden Van den Berg-Jansen en Weverling (Kamerstuk 21 501-30, nr. 401) informeer ik uw Kamer over het verloop van de onderhandelingen over de e-kaart. De voorstellen voor de e-kaart staan niet op de agenda van de Raad van 30 november a.s.

Per brief van 11 oktober 2017 (Kamerstuk 22 112, nr. 2403) is uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de onderhandelingen de e-kaart. De stand van zaken in Brussel is sindsdien niet significant gewijzigd en de echte onderhandelingen over de tekst zijn nog niet gestart. De afgelopen weken heeft Nederland de zorgen die geuit zijn door stakeholders verder getoetst bij andere lidstaten en de Europese Commissie. Deze gesprekken benut Nederland eveneens om te informeren naar de visie van deze gesprekspartners op het dossier en gerichte suggesties voor verbetering te vragen, zodat een instrument als de e-kaart duidelijk meerwaarde biedt, uitvoerbaar en handhaafbaar is.

Indien zich significante ontwikkelingen voordoen op het dossier, zal uw Kamer conform de motie hierover worden geïnformeerd.

Regelgeving kleinhandel in een situatie met meerdere Verkoopkanalen

Informatie voor de Tweede Kamer

Dit onderwerp staat niet geagendeerd voor de Raad. In deze geannoteerde agenda ga ik in op het verzoek van uw Kamer van 12 oktober 2017, waarin u vraagt waarom niet is deelgenomen aan de Raadpleging over regelgeving voor de kleinhandel in een situatie met meerdere Verkoopkanalen.4 Het doel van deze openbare raadpleging is om via de inbreng van belanghebbenden de beste praktijken in de detailhandel met meerdere verkoopkanalen en elektronische handel te organiseren. In deze fase van het proces is met name van belang dat de ervaringen van de Nederlandse detaillisten, eventueel via de brancheorganisaties, worden ingebracht. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft de brancheorganisaties op de consultatie geattendeerd. Vanuit het Ministerie worden de vervolgstappen die de Commissie neemt met belangstelling gevolgd.

Ruimtevaart

Toekomst Europese ruimtevaartprogramma’s

Aanname Raadsconclusies en gedachtewisseling

Op 23 oktober 2017 heeft de Europese Commissie de tussentijdse evaluatie van het Europese aardobservatieprogramma gepubliceerd (COM(2017) 617). Hierover zullen tijdens deze Raad naar verwachting Raadsconclusies aangenomen worden.

In aansluiting hierop is het Estse voorzitterschap voornemens een gedachtewisseling te faciliteren over de toekomst van de ruimtevaartprogramma’s en de implementatie van de Europese ruimtevaartstrategie (COM(2016)705). Wat betreft het aardobservatieprogramma Copernicus bouwt deze gedachtewisseling voort op de discussie tijdens de informele EU-ESA (European Space Agency) Ministerial in Tallinn op 7 november 2017. Daar hebben lidstaten (waaronder Nederland) steun uitgesproken voor continuering van het aardobservatieprogramma en gedachten gewisseld over de manieren waarop het gebruik van de data verder vergroot kan worden. Ten aanzien van de satellietnavigatieprogramma’s Galileo en EGNOS zal behandeling van de tussentijdse evaluatie (COM 2017/616/FIN) en de hierop gebaseerde conclusies worden besproken in de Transportraad van 5 december a.s.

Er bestaat in de EU brede steun voor de ruimtevaartprogramma’s en de continuering ervan, zowel bij lidstaten als bij het Europees Parlement en de Europese Commissie. De positieve tussentijdse evaluaties dragen daaraan bij.

Teneinde het rendement van de Europese investeringen in ruimtevaart te maximaliseren, acht Nederland het van belang dat de continuïteit en stabiliteit van de data en signalen wordt gegarandeerd, dat de gebruikersgedrevenheid van het programma wordt gecontinueerd en dat de open data van Copernicus op een gebruikersvriendelijke manier beschikbaar worden gesteld voor verschillende groepen gebruikers (zoals publieke gebruikers, het bedrijfsleven en de wetenschap). Het gebruik van de ruimtevaartprogramma’s kan onder andere worden verbeterd door de ruimtevaartcapaciteiten verder te integreren in andere beleidsgebieden. Tenslotte is het voor Nederland van belang dat er op een constructieve manier wordt afgestemd en samengewerkt met ESA, zodat er optimaal gebruik wordt gemaakt van de in de EU aanwezige expertise, middelen en capaciteiten. Uit de voorbereidende discussies blijkt steun voor deze punten.

Nederland zal tijdens de interventie deze voor haar prioritaire onderwerpen benadrukken en zich uitspreken voor een zorgvuldig ingericht proces richting de nieuwe richtlijnen in het volgend Meerjarig Financieel Kader.

Onderzoek

Van tussentijdse evaluatie Horizon 2020 richting het negende Kaderprogramma

Aanname Raadsconclusies

De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over Horizon 2020 om daarmee een leidraad te geven voor de vormgeving van het volgende Europese Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie dat start in 2021. De uitkomsten van de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 vormen de basis van deze Raadsconclusies. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat de Commissie een mededeling over de tussentijdse evaluatie zal publiceren voor aanvang van deze Raad voor Concurrentievermogen.

De conceptconclusies herbevestigen de toegevoegde waarde van Europese samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie, ter bevordering van economische groei, concurrentiekracht en wetenschappelijke vooruitgang, en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen.

In de discussie over de conceptconclusies heeft Nederland gehandeld langs de lijnen van de position paper voor de evaluatie.5 Nederland heeft dan ook met name benadrukt dat excellentie en impact de belangrijkste criteria zijn voor financiering onder het Kaderprogramma. Ook hecht Nederland aan het behoud van de huidige structuur van drie pijlers (excellent onderzoek, industrieel leiderschap en maatschappelijke relevantie). Er dient echter wel gezocht te worden naar een betere samenhang tussen de drie pijlers.

De voornaamste discussie kwam ook nu voort uit de constatering dat bepaalde lidstaten minder goed presteren in het Kaderprogramma. Met name landen uit Centraal en Oost-Europa pleiten voor meer financiering op basis van geografische criteria naast de verdeling op basis van excellentie en impact. Nederland is van mening dat verdeling op basis van geografische criteria niet in dienst staat van het vergroten van de effectiviteit en impact van het Europese onderzoek- en innovatiesysteem, wat de doelstelling is van het Kaderprogramma. Om meer middelen te verwerven uit het Kaderprogramma zouden landen op nationaal niveau capaciteit op kunnen bouwen en kunnen hervormen, zodat zij beter in staat zijn om te voldoen aan de criteria voor financiering en om deel te nemen aan het Kaderprogramma. Voor deze capaciteitsopbouw kunnen de Europese Structuur- en Investeringsfondsen, die dit doel dienen, gericht worden ingezet. Het is van groot belang om alle Europees beschikbare middelen strategisch in te zetten.

Een missiegeoriënteerde benadering in het negende Europese Kaderprogramma voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie

Beleidsdebat

In aanloop naar het negende Europese Kaderprogramma wordt, naar aanleiding van een idee daarvoor in het in juli verschenen rapport «Lab-Fab-App: Investing in the European future we want», gedebatteerd over een missiegeoriënteerde aanpak. Met de missiegeoriënteerde aanpak6 wordt bedoeld dat er specifieke maatschappelijke uitdagingen worden geadresseerd die aansprekend zijn, bereikbaar en ambitieus en in een afgebakende tijdsperiode aangepakt dienen te worden. Dit in tegenstelling tot een focus op individuele technologieën of marktsectoren. De missiegeoriënteerde aanpak beslaat meerdere sectoren en zorgt voor betere samenwerking tussen verschillende technologische en wetenschappelijke disciplines.

Uit de resultaten van de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 blijkt dat de Europese toegevoegde waarde van het Kaderprogramma groot is voor zowel het Europees wetenschapsniveau, de concurrentiekracht als het oplossen van maatschappelijke uitdagingen.7 Het rapport «Lab-Fab-App» stelt echter dat de impact van een deel van de investeringen in onderzoek en innovatie in het volgende Kaderprogramma vergroot kan worden. Voor de maatschappelijke uitdagingen geldt in het huidige Kaderprogramma dat deze breed geformuleerd zijn en versnipperd over (te) veel onderwerpen.

Het rapport adviseert daarom een op «impact gerichte, missiegeoriënteerde aanpak» die maatschappelijke uitdagingen adresseert, burgers aanspreekt en onderzoekers, innovators en andere stakeholders mobiliseert. Een bekend voorbeeld, waar het rapport naar refereert, is de «eerste man op de maan» van de Amerikaanse president John F. Kennedy. Iedere burger begreep het nut van investeringen hiervoor in onderzoek en innovatie en die investeringen werden gericht (en niet versnipperd) ingezet op één grootschalige uitdaging voor maximale impact. Een voorbeeld van Nederlands onderzoek op dit gebied is het uit de wereld helpen van nierziektes en diabetes. Aan dit doel werken in Nederland universiteiten, gezondheidsfondsen en bedrijven samen binnen het RegmedXB publiek-private samenwerkingsverband. Dit initiatief past binnen de Nationale Wetenschapsagenda en draagt bij aan wetenschappelijke ontwikkeling, maatschappelijke vraagstukken en economische kansen. De Sustainable Development Goals, gedefinieerd door de Verenigde Naties, kunnen als referentie dienen en vertaald worden naar een beperkt aantal concrete grootschalige uitdagingen voor onderzoek en innovatie. Deze dienen volgens het rapport te gaan om een grote transformatie in de wetenschap, de industrie en/of de maatschappij. Met een missiegeoriënteerde aanpak kan de bekendheid met en betrokkenheid van de samenleving bij het Kaderprogramma vergroot worden. Overigens is alleen een missiegeoriënteerde benadering niet voldoende, maar is bijvoorbeeld ook onderzoek- en innovatievriendelijke regelgeving nodig om een transformatie te kunnen realiseren.

Nederland verwelkomt het idee van een beperkt aantal, concrete missies om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, die richting geven en stakeholders inspireren en mobiliseren over de sectoren heen. Deze bieden de mogelijkheid om op aansprekende en effectieve wijze de maatschappelijke uitdagingen (uit de derde pijler) van het Kaderprogramma te versterken. Wel vindt Nederland het van belang dat er voldoende ruimte blijft voor fundamenteel onderzoek en behoud van de bottom-up benadering daarvoor in pijler één, evenals behoud van die benadering in pijler twee (industrieel leiderschap) met onder meer publiek-private programma’s. Het blijft belangrijk om te investeren in fundamenteel onderzoek en in sleuteltechnologieën. Dit draagt niet alleen bij aan wetenschappelijke vooruitgang en concurrentiekracht, maar ook aan het oplossen van tal van maatschappelijke uitdagingen op de langere termijn.


X Noot
1

Op 18 september jl. is gezamenlijk met het Duitse Bondsministerie van Economische Zaken en Energie een open verklaring gezonden aan Europees Commissarissen Katainen, Ansip, Bieńkowska en Gabriel.

X Noot
2

Op 29 september jl. is een trilaterale strategie voor de chemische industrie in Brussel gepresenteerd door Nederland, Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen (Kamerstuk 22 112, nr. 2411).

X Noot
5

The Netherlands position paper on the interim-evaluation of Horizon 2020, bijlage bij Kamerstuk 21 501-30, nr. 391.

X Noot
6

Dit rapport is opgesteld in het kader van de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 door de onafhankelijke, door de Europese Commissie ingestelde, High Level Group «Maximaliseren van Impact van EU Onderzoek en Innovatie Programma’s» onder leiding van Pascal Lamy en levert een belangrijke bijdrage aan de discussie over het volgende Kaderprogramma.

http://ec.europa.eu/research/evaluations/pdf/archive/other_reports_studies_and_documents/hlg_2017_report.pdf.

Naar boven