21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 335 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 september 2014

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda aan voor de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) van 25 en 26 september 2014. De Raad bestaat uit een deel over interne markt en industrie (25 september) en een deel over onderzoek (26 september).

Tijdens het deel over interne markt en industrie vindt een debat plaats over de inbedding van het industriële concurrentievermogen in alle beleidsterreinen van de EU. Over dit onderwerp is de Raad voornemens Raadsconclusies aan te nemen. Verder vindt er een beleidsdebat plaats over de tussentijdse evaluatie van de Europa 2020-strategie voor groei en banen.

Tijdens het onderzoeksdeel van de Raad zal ook een debat gevoerd worden over de Europa 2020-strategie, met focus op onderzoek en innovatie. Daarnaast zal de Raad van gedachten wisselen over de tweede voortgangsrapportage van de Europese Onderzoeksruimte.

Onder het agendapunt diversen zal de Commissie de Raad op 25 september informeren over Europees beleid voor consumentenbescherming en de roadmap voor de Europese defensie-industrie. Daarnaast zal er een korte toelichting worden gegeven over de stand van zaken van het unitair octrooi. De Franse delegatie heeft de Commissie verzocht een toelichting te geven op het investeringsprogramma dat aankomend Commissievoorzitter Juncker in zijn hervormingsprogramma heeft genoemd. Op 26 september zal de Commissie het onderzoeksdeel van de Raad informeren over de mededeling «naar een bloeiende data-economie».

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

INDUSTRIE EN INTERNE MARKT

Het industriële concurrentievermogen

Beleidsdebat en Raadsconclusies

De Raad is voornemens conclusies aan te nemen over de inbedding van het industriële concurrentievermogen in alle EU-beleidsterreinen (mainstreaming industrial competitiveness).

De conceptconclusies bevatten voorstellen om de Europese industrie een impuls te geven via een betere inbedding van het industriële concurrentievermogen in alle beleidsterreinen van de EU [zie de geannoteerde agenda en het verslag van de Informele Raad voor Concurrentievermogen op 21 en 22 juli 2014 in Milaan: TK 21 501-30 nrs. 332 en 334]. Industrie wordt gezien als een sleutelfactor voor economische groei en banen. Het belang van dienstverlening en ook de rol van het mkb worden daarbij expliciet benoemd. Op EU-niveau zijn generieke thema’s als de interne markt, innovatie, toegang tot grondstoffen en financiering voor het mkb (Small Business Act) van belang. Ook wordt het belang van sectorspecifieke acties onderstreept, onder andere gericht op een betere benutting van innovatiekansen. De conceptconclusies wijzen voorts op het belang van specialisatie op sleuteltechnologieën en het werken aan clusters met hoge toegevoegde waarde (smart specialisation strategy). Tevens wordt opgeroepen tot een sterkere, meer strategische rol voor de Raad voor Concurrentievermogen en een gestructureerde voorbereiding via de High Level Group voor concurrentievermogen en groei.

De conceptconclusies onderstrepen voorts het belang van de industrie voor welvaart en welzijn in de EU door te streven naar een aandeel van 20% van de industrie in het bruto binnenlands product (bbp) in 2020. Analoog aan de doelstellingen van 20% met betrekking tot energie en klimaat zou deze doelstelling onderdeel moeten worden van de Europa 2020-strategie.

Nederland deelt de conclusies grotendeels, conform de inzet van het kabinet zoals weergegeven in de twee fiches over de Mededelingen Europees Industriebeleid. [TK 22 112 nr. 1512 en 1800]. Nederland is geen voorstander van een specifiek streefpercentage voor het aandeel van de industrie in het bbp. Nederland onderstreept het belang van een sterke industrie, maar vindt dat een statisch percentage over de maakindustrie geen rekening houdt met de praktijk waarbij industrie en diensten onderling verweven zijn. Dit betekent dat een concurrerende dienstensector ook een cruciale voorwaarde is voor een concurrerende industrie. Volgens het kabinet kan een streefpercentage zelfs contraproductief werken als dit zou leiden tot protectionistische maatregelen gericht op het behoud van het bestaande in plaats van het stimuleren van vernieuwing. Andere lidstaten staan wel positief tegenover het voorstel van de Commissie. In algemene zin is Nederland van mening dat een beperkt aantal concrete en meetbare doelstellingen de belangrijkste kracht is van de Europa 2020-strategie.

Europa 2020-strategie

Beleidsdebat

De Raad zal zowel tijdens het deel voor industrie en interne markt alsook het onderzoeksdeel een beleidsdebat voeren over de Europa 2020-strategie.

De Europese Commissie is een consultatie gestart met het oog op eventuele aanpassing van de Europa 2020-strategie voor groei en banen. Vooruitlopend op de uitkomsten van deze consultatie heeft het voorzitterschap een bespreking van de Europa 2020-strategie geagendeerd in diverse EU-vakraden, waaronder de Raad voor Concurrentievermogen. De Europese Commissie zal, op basis van deze consultatie, begin 2015 een voorstel uitbrengen voor mogelijke verbeterpunten. De Europese Raad zal hierover in maart of juni 2015 een besluit nemen.

Gegeven het belang van groei en banen is er in Europa veel politieke aandacht voor de evaluatie van de Europa 2020-strategie. Zo wordt er in de strategische verklaring die de Europese Raad eind juni heeft aangenomen (de strategische agenda voor de unie in tijden van verandering) aan de evaluatie gerefereerd, heeft de beoogd Commissievoorzitter Juncker groei en banen centraal gesteld in zijn beleidsagenda en heeft het Italiaanse voorzitterschap deze evaluatie tot één van zijn prioriteiten verheven.

Het kabinet zal in een brief aan de Commissie een reactie geven op deze consultatie en de Nederlandse inzet in deze Raad langs die lijn inbrengen. In algemene zin is Nederland van mening dat een beperkt aantal concrete en meetbare doelstellingen de belangrijkste kracht is van de Europa 2020-strategie. De voorgenomen reactie aan de Commissie zal op korte termijn separaat aan uw Kamer worden gezonden.

ONDERZOEK

Europe 2020 strategie: Mid-term review en Mededeling van de Commissie «Onderzoek en innovatie: bronnen van toekomstige groei»

Beleidsdebat

Ook tijdens het onderzoeksdeel zal de Raad een beleidsdebat voeren over de Europa 2020-strategie. Zoals hierboven vermeld, is de Commissie een consultatie gestart met het oog op eventuele aanpassing van de Europa 2020-strategie voor groei en banen. Tijdens het onderzoeksdeel zal de Raad zich daarbij richten op onderzoek en innovatie als bronnen van toekomstige groei. Dit doet zij op basis van de Mededeling die de Europese Commissie hierover op 10 juni heeft gepubliceerd. Op 5 september jl. is aan uw Kamer het BNC-fiche over deze mededeling gezonden [TK nummer nog onbekend, briefreferentie is MINBUZA-2014.472529]. Naar verwachting zal de Raad begin december tijdens het onderzoeksdeel Raadsconclusies over deze specifieke mededeling aannemen.

In de mededeling benadrukt de Commissie dat publieke en private uitgaven op het gebied van onderzoek en innovatie investeringen in groei zijn. Onderzoek en innovatie zijn daarnaast ook van belang voor het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen. Overheidsinvesteringen in onderzoek en innovatie creëren de kennisbasis en zorgen voor de ontwikkeling van talent die innovatieve bedrijven nodig hebben. Ook lokken zij private investeringen uit.

Nederland steunt het betoog van de Europese Commissie: binnen het op orde brengen van de overheidsfinanciën dienen publieke uitgaven die groei bevorderen zoveel mogelijk te worden ontzien. Nederland is dan ook tevreden dat het streven om uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling op peil te brengen met het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020 ook op Europees niveau concreet is gemaakt. De meeste voorgestelde hervormingen om de kwaliteit, efficiëntie en impact van beleid en uitgaven aan onderzoek en innovatie te verhogen zijn in Nederland reeds staand beleid. Nederland is kritisch ten aanzien van de inzet van nieuwe instrumenten om hervormingen te bevorderen. Er moet in EU-verband zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande instrumenten.

Tweede voortgangsrapport over de Europese Onderzoeksruimte

Beleidsdebat

Tijdens de Raad zullen de lidstaten debatteren over de conclusies van het tweede voortgangsrapport van de ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte (ERA), dat kort voor de Raad door de Europese Commissie wordt gepresenteerd.

In 2012 heeft de Europese Commissie een mededeling gepubliceerd met acties voor instellingen en overheden om de ERA verder te ontwikkelen. Lidstaten hebben nationaal de verantwoordelijkheid acties ter bevordering van de Europese Onderzoeksruimte uit te voeren. Daarbij kunnen zij uiteraard van elkaar leren en in sommige gevallen is samenwerking simpelweg noodzakelijk om vooruitgang te boeken, bijvoorbeeld op het terrein van de open toegang tot wetenschappelijke publicaties.

Met de acties in het kader van de ERA moet de circulatie van kennis, onderzoekers en technologie in Europa optimaal worden gefaciliteerd. Het eerste voortgangsrapport verscheen in september 2013. Naar aanleiding van dit rapport heeft de Raad voor Concurrentievermogen in februari van dit jaar Raadsconclusies aangenomen en besloten om in 2015 een Europese roadmap uit te brengen met een aantal belangrijke acties om de ERA in de komende jaren te vervolmaken (TK 2013–2014 21 501-30 nrs. 316 en 318). In september 2014 publiceert de Commissie haar tweede rapport over de voortgang van de ontwikkeling van de ERA. Dit rapport moet als input dienen voor de op te stellen roadmap. De inhoud van het tweede ERA-voortgangsrapport is (op het moment van schrijven) nog niet bekend.

Nederland hecht veel belang aan de continue ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte, omdat daarbinnen de barrières voor de circulatie van kennis, onderzoekers en technologieën zo veel mogelijk weggenomen worden. Dit draagt bij aan een efficiënte uitvoering van onderzoek in Europa. Het Nederlandse beleid komt aan veel van de door de Commissie gevraagd acties al tegemoet, zoals ook bleek uit het eerste voortgangsrapport. Er is bijvoorbeeld al sprake van onderzoeksfinanciering op basis van internationale peer review. Nederland zal echter zelf beleid blijven ontwikkelen ter verbetering van zowel het nationale systeem als de Europese Onderzoeksruimte. Nederland is daarom ook actief betrokken bij de totstandkoming van de Europese roadmap. Deze zou een beperkt aantal prioriteiten moeten bevatten, waaraan met voorrang gewerkt kan gaan worden, vooral ook op Europees niveau. Nederland acht het bijvoorbeeld een prioriteit dat lidstaten zowel op nationaal niveau als op Europees niveau acties ontwikkelen gericht op de open toegang tot wetenschappelijke publicaties. Ook onderwerpen als gezamenlijke onderzoeksprogrammering, de gezamenlijke opzet van grootschalige onderzoeksfaciliteiten en de effectiviteit en interoperabiliteit van de nationale onderzoekssystemen van alle Europese landen zijn voor Nederland belangrijk.

Naar boven