22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1512 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2012

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Verordening vangstmogelijkheden EU-vaartuigen voor bepaalde

bestanden diepzeevissen,

Fiche 2: Mededeling Europees Industriebeleid (Kamerstuk 22 112, nr. 1511)

De minister van Buitenlandse Zaken, F. C. G. M. Timmermans

Fiche: Mededeling Europees Industriebeleid

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s: Een sterkere Europese industrie voor groei en economisch herstel.

Datum Commissiedocument

10 oktober 2012

Nr. Commissiedocument

COM (2012) 582

Pre-lex

http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=202023

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

Raad voor Concurrentievermogen in december 2012

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken

2. Essentie voorstel

De mededeling is een Mid-Term Review van de visie van de Commissie op het Europees Industriebeleid uit 20101. De hoofdlijnen van het EU industriebeleid 2010 staan nog steeds overeind, maar de economische en financiële crisis en de daarbij verslechterde positie van de Europese industrie maken een bijstelling urgent. Onzekere markten, financieringsproblemen, afnemende vraag en vaardigheidstekorten hebben geleid tot een gebrek aan vertrouwen, dat weer leidt tot onvoldoende investeringen en banenverlies in de industrie. Europa is een wereldleider in veel strategische sectoren zoals de automotive, lucht- en ruimtevaartindustrie, chemie en de farmaceutische industrie, die kunnen bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken rond duurzaamheid etc. De industrie vertegenwoordigt nog steeds 4/5 van de export van Europa en 80% van de particuliere investeringen in R&D. Als het vertrouwen terugkeert en daarmee nieuwe investeringen, zal de Europese industrie beter kunnen presteren en opnieuw kunnen groeien. De mededeling spreekt van een nieuwe (derde) industriële revolutie door de opkomst van een aantal technologieën, o.a. gericht op duurzaamheid en energiebesparing. Belangrijke concurrenten in de VS en in Azië investeren ook op deze terreinen, dus is het noodzakelijk om de kansen te benutten door te investeren in nieuwe technologie en innovatie en de industriële basis van Europa te vernieuwen.

De Commissie benoemt vier pijlers van beleid:

  • 1. Randvoorwaarden creëren voor investeringen in nieuwe technologieën en innovatie door bijvoorbeeld technische standaarden en verbetering van de interne markt. Voorgesteld wordt te starten met task forces op zes prioritaire gebieden met het meeste potentieel voor groene groei en nieuwe banen, te weten: geavanceerde technologie voor schone productie; sleuteltechnologieën (Key Enabling Technologies); biotechnologie; duurzaam industriebeleid (o.a. milieuvriendelijke bouwsector, grondstoffen); groene voertuigen en slimme netwerken (smart grids).

  • 2. Versterking van de toegang tot markten. Het gaat daarbij om zowel verbetering van de interne markt als het openen van internationale markten. De Commissie zal zich concentreren op een beperkt aantal thema’s waarop op korte termijn verbeteringen kunnen worden verwezenlijkt: verbetering van de interne markt voor goederen, bevordering van ondernemerschap, o.a. op de digitale interne markt die naar verwachting 10% per jaar zal groeien in de periode tot 2016, bescherming van intellectuele eigendomsrechten en een stijging van het aandeel MKB bedrijven dat exporteert naar landen buiten de EU van 13% naar 25% in 2020.

  • 3. Verbetering van de toegang tot financiering en kapitaal voor bedrijven. De Commissie stelt voor leningen aan de reële economie te vergemakkelijken door een betere mobilisatie en meer doelgerichte inzet van publieke middelen, met inbegrip van de EIB – die met de tijdens de Europese Raad van juni overeengekomen kapitaalinjectie van 10 miljard een geschatte 60 miljard aan extra leningen zou kunnen genereren, voor met name het MKB, innovatie en groene groei. De Lidstaten worden aangemoedigd voor de huidige programmeringsperiode van de Structuurfondsen (2007–2013) alle mogelijkheden te onderzoeken om de resterende middelen te gebruiken voor de zes prioritaire actiegebieden en met name voor projecten ter vergroting van het concurrentievermogen van het MKB. Ook zullen de toekomstige programma´s voor de Structuurfondsen, Horizon 2020 en het concurrentievermogen voor bedrijven en MKB (COSME) bij gaan dragen aan toegang tot financiering. Het aanboren van privékapitaal kan worden vergemakkelijkt door het aanpakken van nog bestaande belemmeringen voor durfkapitaalfondsen, bevordering van nieuwe vormen van financiering en van de grensoverschrijdende activiteiten van kleinere ondernemingen.

  • 4. Het belang van investeringen in menselijk kapitaal en vaardigheden. De Commissie pleit voor een meer dynamische Europese arbeidsmarkt en arbeidsmobiliteit, naast investeringen, ook door de industrie, in opleidingen, benodigde nieuwe vaardigheden en nieuwe vormen van organisatie en management voor verhoogde arbeidsproductiviteit en innovatiekracht. Nauwe samenwerking wordt hierbij gezocht met de sociale partners.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheidsvaststelling

De mededeling richt zich op het concurrentievermogen van de Europese industrie, zoals in art 173 VWEU verwoord. Er is sprake van een aanvullende bevoegdheid van de Unie ten aanzien van industriebeleid (artikel 6 onder b VWEU). Ten aanzien van de interne markt geldt een gedeelde bevoegdheid (artikel 4, lid 2 onder a VWEU).

Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Voor Nederland staat voorop dat industriebeleid primair de verantwoordelijkheid is van de lidstaten.

In het Commissievoorstel ligt de rol van de Europese Unie op het gebied van periodieke monitoring van de voortgang van het Europese industriebeleid, het uitvoeren van evaluaties en het uitwisselen van best practices. Het subsidiariteitsoordeel over de mededeling luidt dan ook positief. Uiteraard wordt hiermee niet vooruitgelopen op het subsidiariteitsoordeel van de uit deze mededeling voortvloeiende voorstellen van de Commissie. Nederland ondersteunt de doelstelling van de Commissie om het concurrentievermogen van de Europese industrie te versterken. De proportionaliteit wordt positief beoordeeld. Immers, de aanbevelingen die de Commissie doet, laten voldoende ruimte voor nationale besluiten en staan inhoudelijk in juiste verhouding tot de geformuleerde doelstellingen.

Financiële gevolgen

De voorstellen uit de mededeling omvatten reeds bestaande en geplande maatregelen waarbij geen verschuiving van middelen plaatsvindt. Voor zover in de toekomst aan de orde is Nederland van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting.

Regeldruk/administratieve lasten

Voor regeldruk en administratieve lasten geldt dat de voorstellen in de mededeling gericht zijn op het terugdringen daarvan. Nederland verwacht dat de nog te presenteren mededeling over betere regelgeving deze ambitie verder zal ondersteunen en kijkt uit naar concrete maatregelen op dit terrein. Het bieden van goede stages en het op die manier verbeteren van de aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt kan vanzelfsprekend onderschreven worden, maar een kwaliteitskader zou onzes inziens niet moeten leiden tot een overmatige administratieve lastendruk bij bedrijven.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland steunt de gekozen integrale aanpak om het concurrentievermogen van de Europese industrie te versterken. Nederland sluit zich aan bij het uitgangspunt van de mededeling, dat het versterken van de concurrentiepositie primair de verantwoordelijkheid is van bedrijven zelf. Beleid dat hiervoor de randvoorwaarden schept is primair een nationale verantwoordelijkheid. Acties op EU niveau moeten daarbij aanvullend op het nationale beleid zijn, met ondersteunende rollen van lokale en regionale overheden op hun respectieve terreinen van bevoegdheid. Nederland ziet met name toegevoegde waarde bij het versterken van de interne markt, het verlagen van administratieve lasten, het verbeteren van de toegang tot financiering voor bedrijven, het stimuleren van onderzoek en innovatie en het creëren van open markten. Positief is ook dat naar meer afstemming tussen deze niveaus wordt gezocht, via Specialised Task Forces waarin betrokken partijen uit bedrijfsleven, nationale overheden en de EU samenkomen om versnippering van beleid tegen te gaan. Nederland juicht het toe dat de Commissie op deze wijze, analoog aan de Nederlandse aanpak bij de topsectoren, op basis van vraagsturing samen met de industrie en de lidstaten een agenda wil gaan opstellen. Wel moet daarbij gekeken worden naar de toegevoegde waarde van EU beleid en naar hoe deze aanpak zich verhoudt met de Europese Innovatie Partnerschappen, die een soortgelijke taak hebben en deels overlappen. Nederland steunt ook de inzet van de Commissie voor de bijdrage van het bedrijfsleven aan groene groei, duurzaamheid en energiebesparing waarbij maatschappelijk uitdagingen hand in hand gaan met versterking van concurrentievermogen. Voorts is Nederland verheugd over de aandacht voor integrale beleidsontwikkeling en het verbinden van het industriebeleid met Horizon 2020 en Structuurfondsen (Smart Specialisation in EFRO kader). In Nederland worden verbindingen tussen industriebeleid, innovatiebeleid en regionaal beleid ook gelegd in het kader van het topsectorenbeleid. Nederland zou graag zien dat het bedrijfsleven, met name het MKB, beter wordt betrokken bij onderzoek en innovatie binnen Horizon 2020, zodat het ook meer gemotiveerd wordt om aan Horizon 2020 mee te gaan doen. Nederland steunt de verbinding die in de mededeling wordt gelegd met het Europese grondstoffen en het milieu- en energiebeleid, de Digitale Agenda en het MKB-beleid.

In het voorstel geeft de Commissie aan dat de kennisgevingsprocedure van richtlijn 98/34/EG ook kan worden gebruikt om de nationale wetgeving overeenkomstig de beginselen van «betere regelgeving» en door middel van benchmarking te verbeteren. De kennisgevingsprocedure van richtlijn 98/34/EG, waarin is voorzien in een standstilltermijn voordat nationale regelgeving kan worden vastgesteld, is bedoeld om inbreuken op het vrij verkeer van goederen en diensten van de informatiemaatschappij in nationale ontwerpregelgeving te voorkomen. Commentaar van de Commissie op ontwerpregelgeving kan zich dan ook alleen richten op de handelsbelemmerende effecten van de betreffende maatregelen en zou niet moeten zien op aspecten van "betere regelgeving».

Nederland verwelkomt de inzet van de Commissie om, in het kader van versterking van de interne markt, het vrij verkeer van goederen en de werking van de Europese productenmarkt te verbeteren. Hierbij hecht Nederland in het bijzonder aan de versterking van de digitale interne markt en het verder ontwikkelen van e-commerce. Daarnaast verwelkomt Nederland de aandacht voor het unitair octrooi. Nederland steunt de bescherming van auteursrechtelijk werk maar hecht tevens ook aan voorstellen ter modernisering van dit auteursrecht om online business modellen mogelijk te maken en de digitale interne markt verder te ontwikkelen.

Nederland is voorstander van een additionele Europese aanpak voor de verbetering van de toegang tot financiering. De in de voorstellen van de Commissie voor Horizon 2020 en COSME opgenomen financiële instrumenten gericht op kredieten, garanties en risicokapitaal zijn hierbij van groot belang.  Deze financiële instrumenten dienen daarbij te voldoen aan de randvoorwaarden die Nederland stelt voor financiële instrumenten (geen budgettaire risico’s, geen marktverstoring, beperkte omvang instrumenten, Europese toegevoegde waarde, geen overlap met bestaande instrumenten, terugvloeien van middelen, geen vervanging nationale cofinanciering, maximeren administratieve kosten). Ook het in het kader van de Single Market Act I voorgestelde paspoort voor risicokapitaalfondsen kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de toegang tot financiering. Het kabinet onderschrijft tevens de visie dat business angels (particuliere geldverstrekkers, meestal ervaren ondernemers, die middels investering mede-eigenaar worden van met name startende – innovatieve – bedrijven en naast investering ook netwerk en coaching ter beschikking stellen) het klimaat voor investeringen kunnen verbeteren, alsook dat de lidstaten voor de huidige programmeringsperiode van de structuurfondsen (2007–2013) de mogelijkheden moeten onderzoeken om de resterende middelen zo veel mogelijk te gebruiken voor projecten ter vergroting van het concurrentievermogen van het MKB.

De Europese Commissie stelt dat dynamische en inclusieve arbeidsmarkten, waar de mensen de juiste vaardigheden bezitten, van essentieel belang zijn voor een versterking van het concurrentievermogen van de Europese economie. Het kabinet kan zich hier vanzelfsprekend in vinden. Wel stelt Nederland dat de invulling van het arbeidsmarktbeleid een aangelegenheid van de lidstaten zelf is.

Bij een aantal punten plaatst Nederland kanttekeningen:

  • 1. Nederland acht het van belang dat ook de dienstensector wordt meegenomen. De dienstensector is immers een belangrijke sector (ruim 70% van het BBP in de EU), die verweven is met de maakindustrie en ook in grote mate bijdraagt aan het succes van innovaties in de maakindustrie. Het belang hiervan komt onvoldoende terug in de mededeling, waarvan de focus te eenzijdig op de maakindustrie ligt. Nederland is in dit verband ook geen voorstander van een expliciete doelstelling van een minimaal aandeel van 20% maakindustrie in het BNP van de EU, omdat a) focus op een percentage afleidt van de beleidsmaatregelen die echt nodig zijn om de concurrentiekracht duurzaam te versterken, b) hier de dienstensector dus niet wordt meegenomen en c) een percentage zelfs contraproductief kan werken als dit de deur openzet voor protectionistische maatregelen. Juist de Nederlandse industrie heeft belang bij een open en internationaal georiënteerde economie. Nederland vindt dat de Commissie zich primair moet richten op een offensieve strategie, gericht op sterke innovatienetwerken, die goed zijn aangesloten op de mondiale innovatienetwerken.

  • 2. Nederland hecht groot belang aan open markten en deelt de inzet van de Commissie om te zorgen dat derde landen hun markten zoveel mogelijk zullen openen voor Europese aanbieders. Hierbij moet wel voorkomen worden in een protectionistische spiraal te komen waarbij maatregelen vanuit Europa leiden tot verdere restrictieve maatregelen vanuit andere landen. Nederland is terughoudend t.a.v. een al te actieve rol van de EU bij internationalisering van het MKB, die naar de mening van Nederland een primaire verantwoordelijkheid van de individuele lidstaten is (zie Kamerstuk 22 112, nr. 1286). Nederland betwijfelt of het aandeel MKB dat exporteert naar landen buiten de EU even groot kan worden als het aandeel dat binnen de EU exporteert, wat neerkomt op een verdubbeling. Dat zou impliceren dat bijvoorbeeld afstand geen rol meer speelt en dat de export naar landen buiten de EU even gemakkelijk zou zijn als in de interne markt. Nederland zal aandringen op een betere onderbouwing van de ambities op de middellange termijn, waarbij ook rekening moet worden gehouden met MKB-exporteurs van diensten.

  • 3. In het voorstel beoogt de Commissie Eures te positioneren als een door vraag gestuurd Europees plaatsings- en aanwervingsinstrument. Eures zou zich specifiek moeten richten op de ondersteuning van grensoverschrijdende arbeid. Nederland is van mening dat het actief bemiddelen tussen werknemers en werkgevers beter en effectiever plaats kan vinden op nationaal, regionaal en lokaal niveau2.


X Noot
1

Europese Commissie, An integrated Industrial Policy for the Globalisation Era, 2010.

X Noot
2

Voor een uitgebreider Nederlands standpunt t.a.v. Eures en arbeidsmarkt, zie het BNC-fiche over de Interne Markt Acte II, dat de Kamer onlangs is toegegaan.

Naar boven