21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 296 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 september 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda aan voor de Raad voor Concurrentievermogen van 10 en 11 oktober 2012. De Raad zal bestaan uit een deel over interne markt en industrie, en een onderzoeksdeel.

Tijdens het deel over interne markt en industrie zal de Raad naar

verwachting conclusies aannemen over sleuteltechnologieën en het Europese Innovatiepartnerschap (EIP) inzake grondstoffen. De Raad zal van gedachten wisselen over de nog te verschijnen mededeling over het Europees industriebeleid inclusief de mededeling voor het duurzame concurrentievermogen van de bouwsector en de, eveneens nog te verschijnen, mededeling over de culturele en creatieve sector. De Raad zal tevens van gedachten wisselen over de voortgang van de onderhandelingen over de voorstellen binnen de Akte voor de interne markt (SMA I). Tot slot streeft de Raad ernaar een resolutie aan te nemen over de Europese Consumentenagenda.

Tijdens het onderzoeksdeel streeft de Raad naar een gedeeltelijk gemeenschappelijke benadering over de gewijzigde verordening voor het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Daarnaast zal het voorzitterschap een gedeeltelijke algemene benadering proberen te bereiken over de verordening met de regels voor deelname voor Horizon 2020, het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek en innovatie voor de periode 2014–2020.

De Europese Commissie zal vervolgens een presentatie geven over twee mededelingen. Hierbij gaat het om een mededeling over de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte en een mededeling over verbeterde toegang tot wetenschappelijke informatie. De Raad zal een eerste gedachtewisseling hebben over deze onderwerpen.

Onder het punt diversen zal de Commissie de Raad informeren over de mededeling inzake internationale samenwerking op het terrein van onderzoek en innovatie, de mededeling over het concurrentievermogen van de culturele en creatieve sector, de mededeling over het industriebeleid, de uitkomsten van de bijeenkomst over de toekomst van de Europese staalindustrie en de tweede reeks prioriteiten van de Interne Markt Akte (SMA II).

Het voorzitterschap zal de Raad informeren over het twaalfde Europese Toerisme Forum. De Duitse delegatie zal tot slot de Raad informeren over de mededeling over staatssteun voor films en andere audiovisuele werken.

Tijdens de lunch van het interne markt en industriedeel zal er gesproken worden over de werkmethoden van de RvC. Het lunchonderwerp tijdens het onderzoeksdeel is onderzoeksinfrastructuren in Europa.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

INTERNE MARKT EN INDUSTRIE

Europees industriebeleid

Gedachtewisseling

De Raad zal van gedachten wisselen over het Europees industriebeleid. De Commissie zal hierbij een presentatie geven over de mededeling over het Europese industriebeleid, de mededeling over de bouwsector en de mededeling over de creatieve industrie. Zowel de mededeling over het Europese industriebeleid als de mededeling over de creatieve industrie zijn op het moment van schrijven nog niet verschenen. Een gedetailleerde reactie op de mededeling over de bouwsector zal afzonderlijk aan uw Kamer worden toegestuurd in de vorm van een BNC-fiche.

De nog te verschijnen mededeling over het Europees industrie zal een vervolg zijn op het vlaggenschipinitiatief industrie. Dit is één van de zeven vlaggenschepen die de Commissie heeft gepresenteerd in het kader van de Europese strategie voor duurzame groei en banen, Europa 2020. Deze mededeling is in 2010 verschenen. In deze mededeling werd beleid op Europees niveau gericht op het bevorderen van het ontstaan en de groei van het MKB, door maatregelen op het terrein van het verbeteren van het ondernemingsklimaat en ondersteuning van een sterke en duurzame, op wereldschaal concurrerende industriële basis in Europa, o.a. via vermindering van regeldruk en administratieve lasten, toegang tot financiering, versterking van de interne markt, profiteren van globalisering en investeren in innovatie en efficiënter gebruik van hulpbronnen. Naast deze algemene mededeling heeft de Commissie nog diverse mededelingen over specifieke sectoren aangekondigd. Dit betreft onder andere de nu eveneens geagendeerde mededeling over de bouwsector en over de culturele en creatieve sector.

De mededeling van de Commissie over de bouwsector bevat een analyse van de bouwmarkt en een beschrijving van de uitdagingen, gevolgd door een strategie met voornemens van de Commissie en verzoeken aan de lidstaten. De Commissie maakt hierbij een onderscheid tussen conjuncturele ontwikkelingen en structurele problemen. Ook maakt de Commissie onderscheid tussen korte termijn doelstellingen en lange termijn doelstellingen. De Commissie benoemt in de mededeling vijf doelstellingen, namelijk: a) het stimuleren van gunstige investeringsvoorwaarden, b) het verbeteren van het menselijk kapitaal in de bouwsector, c) het efficiënter gebruik van natuurlijke hulpbronnen en verbetering milieuprestaties, d) een versterking van de interne markt voor de bouwnijverheid en e) het bevorderen van de mondiale concurrentiepositie. De Commissie richt zich daarbij onder andere op financieringsinstrumenten ter ondersteuning van energie-efficiëntie in gebouwen, fiscale instrumenten en kredietmechanismen voor renovatieprojecten in relatie tot duurzaamheidsdoelen, scholing en opleiding alsmede het oppakken van nieuwe kennis en technologieën. Ook wijst de Commissie op het belang van het terugdringen van administratieve lasten en het zoeken naar oplossingen voor mogelijke belemmeringen in wet- en regelgeving

Ook de mededeling over de culturele en creatieve industrie is nog niet verschenen. Deze mededeling vormt het vervolg op het Groenboek over het potentieel van de culturele en creatieve industrie in Europa dat in 2010 is gepubliceerd. In het groenboek wordt ingegaan op het vermogen van deze sector om banen te creëren en bij te dragen aan economische groei op basis van de Europese culturele diversiteit en creatieve antwoorden te helpen vinden op maatschappelijke uitdagingen.

Nederland acht het versterken van het concurrentievermogen van de industrie allereerst aan de bedrijven zelf. De overheid kan faciliterend optreden indien het bedrijfsleven wordt belemmerd in ondernemen, innoveren en investeren. Dit is in met name een verantwoordelijkheid van de lidstaten bijvoorbeeld waar het gaat om fiscale maatregelen en onderwijs en opleiding. De inzet van het Kabinet op het topsectorenbeleid geeft hier in Nederland invulling aan. De Europese Unie zou zich met name moeten richten op het versterken van de interne markt, het terugdringen van administratieve lasten, het verbeteren van de toegang tot financiering voor bedrijven, het stimuleren van onderzoek en innovatie en open markten. Nederland acht het daarbij van belang dat industrie breder wordt gezien dan alleen maakindustrie. De dienstensector is een belangrijke sector in de Europese Unie en is steeds meer verweven met de maakindustrie.

Eventuele activiteiten voor specifieke sectoren, zoals de bouwsector en de culturele en creatieve industrie, zouden zich met name op deze Europese randvoorwaarden moeten blijven richten. Om het concurrentievermogen van de Nederlandse bouwsector te versterken heeft het Kabinetbegin 2012 een Bouwteam ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, de kennisinfrastructuur en de overheid. Dit Bouwteam heeft onlangs een gedeelde investerings- en innovatieagenda opgesteld met acties die publieke en private partijen gezamenlijk gaan uitvoeren opdat de bouwsector dynamischer, innovatiever en vraaggerichter uit de crisis komt en opdat de toekomstige bouwopgave wordt uitgevoerd door een efficiënt en effectief opererende sector. De doelstellingen zoals door de Commissie geformuleerd laten duidelijke parallellen zien met de actieagenda van het Bouwteam. In een brief aan uw Kamer van 28 juni 2012 heeft het Kabinet gereageerd op de voorstellen van het Bouwteam (TK 32 847, nr. 25).

De creatieve industrie is een van de negen topsectoren in het Nederlandse bedrijvenbeleid. Met disciplines zoals architectuur, mode, gaming, media & ICT en ontwerp draagt de creatieve industrie substantieel bij aan de concurrentiekracht van Nederland. Door kennis, creativiteit en ondernemerschap met elkaar te verbinden wil de topsector bereiken dat Nederland in 2020 de meest creatieve economie van Europa is. Ook zet de sector in op betere benutting van de innovatiekracht en flexibiliteit van de creatieve industrie door cross-overs met andere topsectoren, bijvoorbeeld door inzet van serious gaming bij het aanleren van een gezondere leefstijl en design dat bijdraagt aan marketing van high tech uitvindingen.

In de Nederlandse reactie op het groenboek heeft Nederland aangegeven geen voorstander te zijn van acties op Europees niveau, die leiden tot een communautisering van het beleidsterrein cultuur (TK 32 744, nr. 1). Aangezien de bedrijven in de culturele en creatieve industrie vaak klein zijn en in netwerken opereren is op Europees niveau specifieke aandacht nodig op het gebied van financiering en overheidsbestedingen. De ontwikkeling van de digitale interne markt en bescherming van intellectueel eigendom zijn eveneens aandachtspunten van die van bijzonder belang zijn voor de creatieve sector.

Sleuteltechnologieën en Europees Innovatiepartnerschap (EIP) grondstoffen

Raadsconclusies

De Raad is, onder het agendapunt over het Europees industriebeleid, voornemens conclusies aan te nemen over zowel sleuteltechnologieën, Key Enabling Technologies (KET’s) als het Europese Innovatie Partnerschap (EIP) grondstoffen. Het gaat hierbij om twee mededelingen waarvan de conclusies gezamenlijk in één set worden gepresenteerd. Uw Kamer is onlangs geïnformeerd over de mededeling sleuteltechnologieën en de mededeling EIP grondstoffen door twee BNC-fiche’s (TK 22 112, nr. 1454 en nr. 1391).

De mededeling sleuteltechnologieën omvat in grote lijnen een allesomvattende strategie om sleuteltechnologieën te gebruiken ter optimalisering van het kennispotentieel van de EU in concurrerende markten en het versterken van de banengroei in Europa. Hiertoe roept de Commissie de lidstaten, de ondernemingen en de belangrijkste belanghebbenden op tot het vormen van partnerschappen om inzet van sleuteltechnologieën in de EU mogelijk te maken en te versnellen.

De mededeling over het EIP grondstoffen gaat over het stroomlijnen van het bestaande Europese onderzoek- en innovatiebeleid. De doelstelling van het EIP is tweeledig: het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen en het versterken van Europese concurrentiekracht. Het gemeenschappelijke doel van het innovatiepartnerschap inzake grondstoffen is Europa uiterlijk in 2020 aanzienlijk minder afhankelijk te maken van de invoer van grondstoffen. Daartoe zullen versneld innovaties worden geïntroduceerd die een veilige en duurzame aanvoer van zowel primaire als secundaire grondstoffen waarborgen en de verspilling van belangrijke grondstoffen in alle stadia van hun levenscyclus voorkomen.

In haar conceptconclusies over sleuteltechnologieën verwelkomt de Raad de mededeling van de Commissie en de strategie om Europa te versterken door bevordering van de concurrentiekracht van bedrijven en tegelijkertijd het aanpakken van de maatschappelijke uitdagingen. Ook geeft de Raad in haar conceptconclusies goedkeuring aan het starten van het EIP. De Raad verzoekt de Commissie daarbij om een stuurgroep samen te stellen die samen met de Commissie het Strategische Implementatieplan van het EIP grondstoffen zal ontwikkelen.

Nederland onderschrijft de urgentie en het voornemen van de Commissie om sleuteltechnologieën te versterken in Europa ten behoeve van de concurrentiepositie en het aanpakken van de maatschappelijke uitdagingen. Nederland heeft een vooraanstaande positie op het gebied van «sleuteltechnologieën door de aanwezigheid van sterke spelers op dit terrein. De ambities van de Commissie sluiten goed aan bij het topsectorenbeleid.

Nederland is positief over het EIP en het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen en het versterken van Europese concurrentiekracht door dergelijke partnerschappen. Het EIP grondstoffen heeft betrekking op onderwerpen die voor het Nederlandse onderzoeks- en innovatiebeleid en specifiek ook voor de Nederlandse (top)sectoren interessant zijn en perspectief bieden.

Akte voor de interne markt

Gedachtewisseling

De Raad zal van gedachten wisselen over de voortgang van de onderhandelingen over de voorstellen van de Akte voor de interne markt, de zogenaamde Single Market Act I, van april 2011.

De Single Market Act is een actieprogramma om de interne markt te versterken. Hierin werden twaalf wetgevingsinitiatieven aangekondigd, die inmiddels allen zijn gepubliceerd. Van deze voorstellen is er één al aangenomen door Raad en Europees Parlement (Verordening standaardisatie), zijn er negen in onderhandeling en is er één recent gepubliceerd door de Commissie (voorstel voor elektronische identificatie). Mede op basis van de door uw Kamer ingediende «gele kaart,» heeft de Europese Commissie besloten het voorstel inzake het stakingsrecht (c.q. de verhouding tussen het recht op collectieve actie en de vrijheid van vestiging en vrij verkeer van diensten) – de zogenaamde

Monti II-verordening – in te trekken.

Van de voorstellen die momenteel in onderhandeling zijn geldt dat de meeste daarvan in een vergevorderd stadium zijn, onder andere het aanbestedingspakket, alternatieve en online geschillenbeslechting, jaarrekeningenrecht en het paspoort voor risicokapitaalfondsen. De verwachting is dat over deze voorstellen voor het eind van het jaar, of in het begin van 2013 een akkoord bereikt kan worden. Er wordt ingezet om deze voorstellen in eerste lezing te kunnen aannemen. Voor het unitaire octrooi is tijdens de Europese Raad van juni een akkoord bereikt tussen de lidstaten. Dit pakket wordt op dit moment bestudeerd door het Europees Parlement.

Nederland hecht sterk aan spoedige afronding van de voorstellen binnen de Single Market I, met name die voorstellen die bijdragen aan groei. Nederland zal zich ervoor inzetten dat de onderhandelingen over de voorstellen beroepskwalificaties en elektronische identificatie voor de zomer van 2013 afgerond zullen worden. Nederland hoopt voorts op een spoedige afronding van de onderhandelingen omtrent de aanbestedingsrichtlijnen. Nederland is een groot voorstander van een spoedige totstandkoming van het unitair octrooi en het octrooigerecht.

Juist nu is een doorbraak essentieel voor de versterking van het Europese economische groeivermogen. Ten aanzien van het voorstel inzake stakingsrecht is Nederland verheugd dat de Commissie de signalen van de nationale parlementen serieus heeft genomen.

In oktober zal de Commissie naar verwachting het tweede actieprogramma publiceren om de interne markt verder te ontwikkelen (de Single Market Act II). Uw Kamer is onlangs geïnformeerd over de Nederlandse prioriteiten ten aanzien van deze Single Market Act II (Kamerstuk 21 501-33, nr. 386).

Een Europese consumentenagenda – Vertrouwen en groei stimuleren

Resolutie

De Raad zal een resolutie aannemen over de mededeling van de Commissie over een Europese consumentenagenda. De Commissie heeft de mededeling op 22 mei 2012 gepresenteerd (Kamerstuk 22 112, nr. 1434 BNC 1).

De Europese consumentenagenda beoogt de positie van de consument op de Europese interne markt te verstevigen. De agenda bevat acht specifieke doelstellingen:

  • 1. verbetering van het regelgevingskader voor de veiligheid van producten en diensten en verbetering van het kader voor markttoezicht;

  • 2. verhoging van de veiligheid in de voedselketen;

  • 3. consumenten en handelaars beter voorlichten en bewustmaken over hun rechten en belangen;

  • 4. de kennis en capaciteit van consumenten opbouwen zodat zij effectiever aan de markt deelnemen;

  • 5. een doeltreffende handhaving van de consumentenwetgeving met de nadruk op de belangrijkste sectoren;

  • 6. consumenten efficiënte oplossingen voor geschillen bieden;

  • 7. het consumentenrecht aanpassen aan het digitale tijdperk, duurzame groei bevorderen en de belangen van consumenten in belangrijke sectoren behartigen

  • 8. de consument stimuleren om meer gebruik te maken van het online aanbod van goederen en diensten.

Op alle acht doelstellingen kondigt de Commissie voorstellen aan. Deze voorstellen bestaan uit een mix van aanpassing van regelgeving, voorlichtings- en bewustwordingscampagnes en het uitbrengen van richtsnoeren ter verduidelijking van de toepassing van bestaande regelgeving. De agenda zelf behelst geen inhoudelijke voorstellen. Deze voorstellen zullen in separate trajecten worden gepubliceerd en zullen worden onderworpen aan een effectbeoordeling.

Met de resolutie beoogt de Raad de visie van de Commissie voor het consumentenbeleid in de komende jaren te onderschrijven. In het bijzonder schaart de Raad zich achter de doelstelling van de Commissie, zoals beschreven in de Mededeling over de consumentenagenda, om te komen tot een alomvattende aanpak van consumentenbelangen, gericht op het creëren van een veilige interne markt zonder grenzen voor consumenten en bedrijven met een level playing field voor consumenten in alle lidstaten, on- en offline. Met deze resolutie geeft de Raad zijn steun aan de aanpak van de Commissie.

Nederland ondersteunt de Commissie in haar doelstelling om het functioneren van de interne markt voor consumenten en ondernemers te verbeteren door het bevorderen van grensoverschrijdende koop en verkoop en erkent dat er voor deze verbetering in beginsel optreden op Europees niveau gewenst is. Daarbij is van belang dat een goede afweging wordt gemaakt tussen een hoog niveau van consumentenbescherming en zo laag mogelijke (administratieve) lasten voor het bedrijfsleven om aan de regelgeving te voldoen. Nederland is daarom positief over de inzet van de Commissie en de doelstellingen die zij formuleert in het kader van de agenda. De consumentenagenda bevat geen inhoudelijke voorstellen. Om die reden behelst de resolutie geen oordeel over de (toekomstige) inhoudelijke invulling van de agenda. Nederland zal, wanneer de Commissie de inhoudelijke voorstellen presenteert, de voorgestelde maatregelen grondig bestuderen en beoordelen op hun merites. De voorliggende resolutie stemt overeen met het Nederlandse positieve oordeel over de consumentenagenda. Daarmee kan Nederland instemmen met de resolutie.

ONDERZOEK

Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT)

Gedeeltelijke gemeenschappelijke benadering

De Raad zal naar verwachting een gedeeltelijke gemeenschappelijke benadering overeenkomen over de gewijzigde Verordening voor het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Deze gedeeltelijke gemeenschappelijke benadering zal zich richten op de gehele Verordening, met uitzondering van de financiële bepalingen. Uw kamer is over dit voorstel geïnformeerd middels een BNC-fiche (TK 22 112, nr. 1322).

Het algemene doel van het EIT is het bijdragen aan Horizon2020 door de drie elementen van de kennisdriehoek – onderwijs, onderzoek en innovatie – met elkaar te verbinden. Het EIT is gevestigd in Boedapest en is geen eigenstandig instituut, maar krijgt gestalte via de oprichting van Knowledge and Innovation Communities (KIC’s). Het EIT bestaat op dit moment uit drie KIC’s op de thema’s energie, klimaat en ICT. De KIC’s richten zich met name op onderwijs, ondernemerschap en kennisvalorisatie. Het EIT Hehet

Nederlandse partijen zijn sterk vertegenwoordigd in de huidige drie KIC’s doordat er co-locaties in Nederland zijn opgezet.

De wijzigingen in de sinds 2008 bestaande EIT-Verordening zijn voornamelijk het gevolg van het overhevelen van de deelnameregels naar de uniforme set deelnameregels die voor Horizon2020 gecreëerd wordt. Daarnaast wordt het belang van synergie met andere EU-instrumenten meer benadrukt en wordt een monitoringssysteem opgezet voor het beoordelen van de resultaten van het EIT.

Ook wordt de Raad van Bestuur teruggebracht van 22 naar 15 leden, met een termijn van vier in plaats van zes jaar. Voor de toekomstige vormgeving van het EIT – de timing, het aantal en de thematische richting van nieuwe KIC’s – wordt in de Verordening verwezen naar de Strategische Innovatie Agenda van het EIT. Deze zal door de Commissie aan de Raad worden voorgelegd waarna deze zich erover zal uitspreken.

Nederland onderschrijft de belangrijke rol die het EIT speelt in het stimuleren van de Europese samenwerking binnen de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie. Nederland vindt synergie tussen de verschillende Europese initiatieven, ook het EIT, van groot belang, vanwege de mogelijkheden van onderlinge versterking en het voorkomen van fragmentatie en duplicatie. Het voorgestelde monitoringsproces is van belang om de resultaten van het EIT zichtbaar te kunnen maken. De voorliggende gedeeltelijke gemeenschappelijke benadering sluit aan bij de wensen van Nederland. Nederland vindt ook met betrekking tot het EIT een reductie van administratieve lasten van belang, omdat de KIC’s daarbij sterk gebaat zullen zijn en de beste partners kunnen aantrekken. Nederland steunt de creatie van een uniforme set van regels voor Horizon2020 en het daarmee ook van toepassing zijn van deze regels op het EIT. Dit reduceert de administratieve lasten van betrokken partijen.

Hoewel deze gedeeltelijke gemeenschappelijke benadering niet gaat over financiële bepalingen, stelt Nederland nog steeds voorop dat besprekingen hierover niet vooruit mogen lopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. Wat het kabinet betreft zijn in Horizon 2020 extra investeringen nodig voor onder meer grensoverschrijdende publiekprivate en publiekpublieke samenwerking op thema’s met grote maatschappelijke en/of economische impact, maar de eerder voorgestelde groei van het budget voor het EIT is zeer fors. Omdat het EIT door zijn korte bestaan nog onvoldoende zijn meerwaarde heeft kunnen bewijzen staat Nederland op dit moment terughoudend tegenover het fors uitbreiden van het budget en volgt het de verdere uitrol van het EIT kritisch.

Regels voor deelname Horizon 2020

Gedeeltelijke gemeenschappelijke benadering

De Raad zal een gedeeltelijke gemeenschappelijke benadering proberen te bereiken over de verordening met betrekking tot de regels voor deelname aan Horizon 2020.

Horizon 2020, het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek en innovatie voor de periode 2014–2020, bestaat uit de onderdelen: Algemene verordening, Regels voor deelname en het Specifiek programma. Eerder heeft de Raad al een akkoord bereikt over de algemene verordening met de globale inhoud en de opbouw van het programma. De regels voor deelname gaan over de juridische, financiële en technische aspecten van Horizon 2020.

Deze bevatten onder andere de eisen waaraan een onderzoeksconsortium moet voldoen, de manier waarop moet worden omgegaan met intellectueel eigendom dat voortkomt uit het onderzoek, en de manier waarop in het nieuwe programma berekend wordt welk type deelnemer welke kosten vergoed krijgt. In het voorstel van de Commissie wordt één set met regels voorgesteld voor het hele kaderprogramma en daaraan gelieerde initiatieven, wat een aanzienlijke vereenvoudiging is ten opzichte van het huidige systeem.

Nederland kan de tekst van de Regels voor deelname, zoals die nu voorligt, op veel punten steunen. Het gaat hier bijvoorbeeld om het behoud van het excellentie-criterium bij de selectie van projecten. De belangrijkste discussiepunten die in de Raad nog aan de orde komen zijn 1) de wijze waarop deelnemende organisaties de indirecte kosten die met deelname gepaard gaan kunnen declareren en 2) de wens bij voornamelijk Centraal- en Oost-Europese lidstaten om het programma te gaan gebruiken om de verschillen in salarissen tussen onderzoekers in verschillende lidstaten van de Unie te verkleinen.

In het huidige Zevende Kaderprogramma (KP7) voor onderzoek en technologische ontwikkeling wordt de vergoeding berekend op basis van directe kosten (waaronder personeelskosten) en indirecte kosten (waaronder ICT en labfaciliteiten). Voor het berekenen van deze laatste categorie mag door deelnemers gekozen worden voor een zogenaamde flat rate. In dat geval wordt het subsidiebedrag berekend door een vastgesteld percentage bij de directe kosten op te tellen. Daarnaast wordt in KP7 de optie geboden om de kosten te berekenen op basis van de zogenaamde integrale kostprijsmethode (full cost). Hierbij worden zowel de directe als indirecte kosten gedetailleerd berekend en opgeteld voor het verkrijgen van het subsidiebedrag, waarbij wel voldaan moet worden aan door de Commissie gestelde voorwaarden voor transparantie. Deze optie wordt met name gebruikt door deelnemers die een transparante boekhouding hebben en waarvan de indirecte kosten hoger zijn dan het vaste percentage (de flat rate) dat door de Commissie is vastgesteld. In het voorstel van de Commissie voor Horizon 2020 is deze keuzemogelijkheid geschrapt. De Commissie wil, in het kader van vereenvoudiging, de subsidie alleen nog berekenen op basis van directe kosten en een flat rate hiervan voor de indirecte kosten. Het schrappen van deze keuzemogelijkheid zal financiële gevolgen hebben voor organisaties met een transparante boekhouding en een relatief hoge indirecte kosten, doordat zij veel gebruik maken van geavanceerde apparatuur. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om TNO, technische en bèta-universiteiten en hightechbedrijven met een R&D-afdeling. Verder doet deze inzet van de Commissie het de pogingen meer transparantie te introduceren teniet. Dit wordt door de Commissie verdedigd door te wijzen op de noodzaak de regels te vereenvoudigen. Op dit punt bestaat verdeeldheid onder de verschillende lidstaten.

Daarnaast valt in het Commissievoorstel voor Horizon 2020 de extra vergoeding weg voor deelnemers die als coördinator van een project optreden.

Het tweede discussiepunt is het harmoniseren van de salarissen van onderzoekers in de verschillende lidstaten. Dit is met name een wens van Centraal- en Oost-Europese lidstaten die vinden dat organisaties in hun landen te weinig profijt hebben van de Europese middelen ter bevordering van onderzoek en innovatie. Zij willen dit bereiken door de vergoedingen in Horizon 2020 bij te laten dragen aan het opheffen van de nu nog grote verschillen in onderzoekssalarissen tussen de lidstaten. Deze verschillen zouden de grensoverschrijdende samenwerking in de weg staan.

Het uitgangspunt van Nederland is dat maatregelen in Horizon 2020 niet ten koste mogen gaan van de positie van Nederlandse deelnemers in Horizon 2020. Nederland is dan ook van mening, samen met onder andere Noordwest-Europese lidstaten, dat full cost weer als optie terug moet komen in Horizon 2020. De hoogte van een subsidie moet een relatie hebben met de daadwerkelijke kosten die een deelnemer aan het programma maakt. Nederland steunt de Commissie in haar voornemen van tot het terugdringen van administratieve lasten. Het schrappen van de full cost optie zal wat Nederland betreft echter niet tot administratieve lastenverlaging en vereenvoudiging vanuit het oogpunt van de deelnemers leiden. De reden hiervoor is dat zij niet meer kunnen kiezen uit de vergoedingssystematiek die het beste bij hun eigen administratie aansluit. Dit kan leiden tot verminderde deelname vanuit en ontvangsten van Nederland.

Daarbij doet het de poging om meer transparantie te introduceren teniet. Daarnaast vindt Nederland dat de extra kosten die coördinatoren van een project vooraf en tijdens de looptijd maken ook tot uiting moeten komen in de vergoeding voor coördinatiekosten, zoals dit in KP7 ook al gebruikelijk is. Een reële vergoeding zorgt voor de beste coördinatoren op de juiste plek en houdt het voor excellente onderzoekers en de organisaties waar zij werkzaam zijn aantrekkelijk deze rol op zich te nemen.

Verder verzet Nederland zich tegen het gebruik van Horizon 2020 als instrument om de verschillen in salarissen van onderzoekers in verschillende lidstaten in de Unie te verkleinen. Horizon 2020 moet net als zijn voorgangers onderzoek en innovatie stimuleren met «excellentie» als belangrijkste criterium bij het verdelen van geld. Salarissen zijn afhankelijk van de economische structuur, de marktomstandigheden en het nationale overheidsbeleid in de lidstaten. Het verhogen van salarissen van een beroepsgroep kan een doel zijn voor nationale overheden. Zij kunnen daarbij gebruik maken van structuurfondsen.

Europese Onderzoeksruimte (ERA) en betere toegang tot wetenschappelijke informatie

Gedachtewisseling

De Europese Commissie zal een presentatie geven over twee in juli verschenen mededelingen over 1) de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte en 2) een verbeterde toegang tot wetenschappelijke informatie. Bij die laatste mededeling hoort ook een aanbeveling van de Commissie.

De lidstaten zullen een eerste gedachtewisseling hebben over deze onderwerpen. Uw kamer is over dit voorstel geïnformeerd middels een BNC-fiche (TK 22 112, nr. 1458).

Tijdens de Europese Raad van 4 februari 2011 hebben de regeringsleiders aangedrongen op het realiseren van de Europese Onderzoeksruimte (ERA) in 2014. In de mededeling over de verdere ontwikkeling van de ERA nodigt de Commissie daarom de lidstaten uit om een aantal acties te ondernemen die het vrije verkeer van kennis, onderzoekers en technologie in Europa mogelijk maken. Daarbij wil de Commissie een monitoringssysteem ontwikkelen, met als vertrekpunt een nog vast te stellen nulmeting («baseline») in 2012 en een evaluatie in 2014. Op basis van deze evaluatie, die aan de Raad voor Concurrentievermogen en het Europees Parlement zal worden voorgelegd, zal de Commissie opnieuw de noodzaak en mogelijkheid van wet- en regelgeving overwegen.

De essentie van de mededeling en aanbeveling over toegang tot wetenschappelijke informatie is het verbeteren van die toegang en daarvoor de samenwerking te bevorderen tussen de lidstaten, onderzoekfinancierende instellingen, onderzoekers, wetenschappelijke uitgevers, universiteiten en hun bibliotheken, innovatieve bedrijven en andere betrokken partijen. Alleen op deze manier kan de vrije circulatie van kennis binnen de Europese Onderzoeksruimte werkelijkheid worden. Betere toegang tot wetenschappelijke informatie helpt onder andere om innovatie te versnellen, samenwerking te bevorderen en duplicatie van onderzoek te vermijden.

Nederland heeft, net als veel andere lidstaten, een voorkeur voor de pragmatische realisatie van de ERA, zoals die nu via de zogenaamde partnerschapsbenadering verloopt. Hierbij is er geen wet- en regelgeving voorzien en is een belangrijke rol weggelegd voor de onderzoeksinstellingen en hun Europese koepelorganisaties. Nederland kan zich dan ook vinden in de voorstellen van de Commissie en waardeert vooral dat vooralsnog wordt afgezien van nieuwe wet- en regelgeving. De Commissie beschouwt de ERA in eerste instantie gericht op het publieke onderzoekstelsel en daarbij zou de betrokkenheid van het bedrijfsleven niet direct nodig zijn. Nederland is echter van mening dat het bedrijfsleven eveneens een rol speelt bij de totstandkoming van de ERA. De in het voorstel genoemde acties sluiten goed aan bij wat er in Nederland al gebeurt. Het belangrijkste discussiepunt is echter het monitoringssysteem waarmee de Commissie de voortgang aan de ERA tot 2014 wil gaan meten. Nederland zal zich ervoor inzetten dat er hierdoor geen onnodige administratieve lastendruk zal ontstaan.

Nederland onderschrijft het grote belang van een betere toegang tot wetenschappelijke informatie en steunt de mededeling hierover. Nederland acht het daarbij van belang dat voldoende rekening wordt gehouden met de belangen van het bedrijfsleven. Evenals de Commissie is Nederland van mening dat open toegang tot de laatste wetenschappelijke publicaties en onderliggende data van het grootste belang is.

Het draagt bij aan de versnelling van innovatie, de bevordering van wetenschappelijke samenwerking zonder overbodige duplicatie van onderzoek en het betrekken van burgers en de maatschappij bij onderzoek (transparantie van het onderzoeksproces). Daarom kan Nederland zich vinden in het voorgestelde principe dat vanaf 2014 de publicaties die het resultaat zijn van onderzoekprojecten in het kader van Horizon 2020, het nieuwe Europese programma voor onderzoek en innovatie, open toegankelijk zullen zijn. Hetzij direct open toegankelijk, hetzij na een bepaalde embargoperiode. Nederland steunt hierbij het streven van de Commissie om de mogelijkheid tot vergoeding van de kosten van onder open access publiceren te continueren. Nederland is van mening dat onder open access publiceren niet ten koste mag gaan van de samenwerking met bedrijven en dat bij publiek-private samenwerking de belangen van betrokken partijen gerespecteerd moeten worden.

Naar boven