22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1454 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 augustus 2012

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 9 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Verordening financiële aansprakelijkheid bij

investeringsgeschillen van investeerders uit derde landen

(Kamerstuk 22 112, nr. 1452)

Fiche 2: Verordening betalingsbalansfaciliteit voor niet-eurolanden

(Kamerstuk 22 112, nr. 1453)

Fiche 3: Mededeling Europese strategie voor sleuteltechnologieën

Fiche 4: Mededeling bestrijding belastingfraude en belastingontduiking

(Kamerstuk 22 112, nr. 1455)

Fiche 5: Verordening handelsgerelateerde maatregelen visserijproducten

(Kamerstuk 22 112, nr. 1456)

Fiche 6: Pakket inzake technische controles voertuigen

(Kamerstuk 22 112, nr. 1457)

Fiche 7: Mededeling betere toegang tot wetenschappelijke informatie

(Kamerstuk 22 112, nr. 1458)

Fiche 8: Mededeling gezamenlijke strategie voor een partnerschap tussen

de EU en het caribisch gebied (Kamerstuk 22 112, nr. 1459)

Fiche 9: Mededeling ontwikkeling EU beleid voor Noordpoolgebied

(Kamerstuk 22 112, nr. 1460)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Fiche: Mededeling Europese strategie voor sleuteltechnologieën

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, De Raad, het Europees Economische en Sociaal Comité en het Comité voor de regio’s. «Een Europese strategie voor sleuteltechnologieën – een brug naar groei en banen».

Datum Commissiedocument

26 juni 2012

Nr. Commissiedocument

COM(2012)341

Pre-lex

http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=201759

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld.

Behandelingstraject Raad

Raad voor Concurrentievermogen

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie

2. Essentie voorstel

Deze mededeling is een vervolg op de mededeling in 2009 «voorbereiden van onze toekomst: ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie voor de volgende sleuteltechnologieën (ST’s) in de EU»1: nanotechnologie, micro- en nano-elektronica, industriële biotechnologie, geavanceerde materialen, fotonica en geavanceerde fabricage technieken. De ST’s hebben een multidisciplinair karakter en zijn essentieel voor de ontwikkeling van nieuwe producten in diverse sectoren van de economie die steeds vaker samen komen in hoogwaardige producten. Bovendien vervullen de ST’s een belangrijke rol bij het oplossen van maatschappelijke problemen.

In de mededeling wordt gereageerd op de aanbevelingen van de ST-deskundigengroep op hoog niveau2. De mededeling omvat in grote lijnen een allesomvattende strategie om ST’s te gebruiken ter optimalisering van het kennispotentieel van de EU in concurrerende markten en het versterken van de banengroei in Europa. Hiertoe roept de Commissie de lidstaten, de ondernemingen en de belangrijkste belanghebbenden op tot het vormen van partnerschappen om inzet van ST’s in de EU mogelijk te maken en te versnellen. Tegelijkertijd worden ST-initiatieven versterkt door het creëren van synergie tussen EU-beleidslijnen en – instrumenten en coördinatie van activiteiten op EU-en nationaal niveau.

De coördinatie richt zich op een meer gebalanceerde en efficiëntere financiering van activiteiten vanuit Horizon 2020, de Cohesiefondsen en de Europese Investerings Bank (EIB) voor alle stadia van de O&O&I (Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie) van de ST’s ten behoeve van de EU-ST strategie. Omdat Europa juist sterk is in de ontwikkeling van ST’s maar minder goed slaagt in de vertaalslag van deze kennis naar commerciële en winstgevende producten, is met een meer geïntegreerde actie winst te boeken.

In de mededeling kondigt de Commissie een aantal acties aan:

  • De Europese Unie (EU) zal de toepassing van sleuteltechnologieën binnen haar huidige beleidskader stimuleren en wijst daarbij op relevante voornemens op diverse beleidsgebieden: i) modernisering van de regels inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, ii) handelsaspecten, iii) toegang tot financiering, iv) stimuleren van initiatieven op het gebied van sleuteltechnologieën;

  • Het oprichten van een externe groep om de Commissie te adviseren over beleidskwesties met betrekking tot ST’s.

  • In Horizon 2020 € 6,663 miljard toe te wijzen aan industriële capaciteiten in ST’s.

  • Commissie zal de ontwikkeling van ST’s voortzetten en versterken langs de lijnen van het nieuwe programma voor onderzoek en innovatie «Horizon 2020», Cohesiebeleid en EIB.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheidsvaststelling

De Commissie doet in de mededeling geen voorstellen voor concrete wet- en regelgeving. Wel schetst de Commissie enkele initiatieven die passen binnen een Europese strategie voor ST’s. Deze initiatieven vallen deels binnen het terrein van de exclusieve bevoegdheid van de EU (i, staatssteun en ii, handel) en deels binnen de gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten (iii, toegang tot financiering en iv, stimuleren van ST-initiatieven). Bij de uitwerking van de initiatieven van de Commissie, zal per geval de bevoegdheid worden vastgesteld en beoordeeld.

Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit van de mededeling. Een strategische visie en uitwerking van deze schaalgrootte ten aanzien van deze kapitaalintensieve ST’s kan de EU helpen bij het realiseren van haar ambities om de concurrentiekracht van EU-bedrijven te versterken in een mondiale economie en om maatschappelijk uitdagingen aan te gaan. Dit biedt meerwaarde ten opzichte van een aanpak door de afzonderlijke lidstaten.

De proportionaliteit wordt positief beoordeeld. De aanbevelingen die de Commissie doet, sluiten goed aan bij het topsectorenbeleid van het kabinet en laten voldoende ruimte voor nationale besluiten. Het optreden van de Unie gaat niet verder dan noodzakelijk en de gekozen aanpak staat in verhouding tot het doel dat moet worden bereikt.

Financiële gevolgen

De mededeling bevat geen concrete voorstellen met betrekking tot de kosten van de ST’s. De financiering van ST’s maakt deel uit van het nieuwe kaderprogramma Horizon 2020 waarin het gehele systeem van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek via toegepast onderzoek, tot pilot- en demonstratieprojecten naar het op de markt brengen van producten, processen en systemen wordt gestimuleerd. Verder worden de fondsen van het Cohesiebeleid en de EIB betrokken. De Tweede Kamer is eerder al geïnformeerd over de financiële gevolgen in de BNC-fiches over het Horizon 2020 programma (kst 22 112 nr. 1310) en Cohesievoorstellen (kst 22 112 nr. 1246). De mededeling leidt niet tot aanvullende ongeplande financiële uitgaven ten laste van de Nederlandse begroting.

Nederland hecht eraan dat besprekingen over de ST’s niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen, te weten een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen. De activiteiten die de Commissie voorstelt op het terrein van ST’s passen goed onder twee van de drie onderdelen die wat Nederland betreft binnen Horizon 2020 prioriteit verdienen, namelijk «grensoverschrijdende publiekprivate en publiekpublieke samenwerking op thema’s met grote maatschappelijke en/of economische impact» en «kapitaalmarktinstrumenten, gericht op risicokapitaal en kredieten».

Regeldruk en administratieve lasten

De Commissie doet geen voorstellen voor concrete wet- en regelgeving. Het voorstel heeft daarom geen directe gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten voor burgers of bedrijven. De Commissie onderkent wel dat er bijzondere aandacht zal moeten worden besteed aan een geschikt regelgevingskader op zowel EU- als nationaal niveau om ST’s te kunnen ontwikkelen, op een manier die een efficiënte marktwerking waarborgt. Bij de ontwikkeling van dergelijke kaders moet regeldruk nadrukkelijk worden meegewogen.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland is positief over het voornemen van de Commissie om sleuteltechnologieën (ST’s) in Europa te versterken ter bevordering van de concurrentiekracht van bedrijven en tegelijkertijd de maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. De ST’s zijn cruciaal als technologieën die de basis vormen van de meeste moderne hoogwaardige producten zoals smart phones, elektrische auto’s, laptops, zonnepanelen etc. De ambities van de Commissie sluiten goed aan bij het topsectorenbeleid. Fundamenteel, toegepast en praktijkgericht onderzoek en valorisatie zijn geen aparte werelden, maar versterken elkaar. Doordat bestaande publieke middelen voor kennis en innovatie via vraagsturing beter worden ingezet op de economische en maatschappelijke uitdagingen, zullen bedrijven eerder bereid zijn om substantieel meer te investeren in onderzoek en innovatie. Bovendien is er in de topsectoren de nodige aandacht voor ST’s als nano, micro en nano-elektronica (topsector HTSM). Nederland heeft hier een sterke positie aan zowel publieke als private zijde.

Naast de enorme kansen is het ook zaak om aandacht te vragen voor de mogelijke risico’s die samenhangen met deze technologieën voor bijvoorbeeld milieu, klimaat, duurzaamheid, volksgezondheid en veiligheid en mogelijke oplossingen om deze te beperken. Nederland wil benadrukken dat het van belang is de ontwikkeling van ST’s gelijk op te laten gaan met het ontwikkelen van de veiligheid van productieprocessen en producten die met deze technologieën gepaard gaan. Goede verbindingen tussen Europese projecten (bijv. NANoREG) met onder andere NanoNextNL zijn hierbij van belang. Primair ligt de verantwoordelijkheid voor die veiligheid bij het bedrijfsleven.

Ook moet er aandacht zijn voor de maatschappelijke acceptatie van de ST’s en hun toepassingen (denk aan privacy en ethische kwesties).

De Nederlandse economie is een open economie waarin wordt samengewerkt door spelers wereldwijd. Het wetenschap- en innovatiesysteem heeft een steeds mondialer karakter en dat geldt nog meer in het bijzonder voor de ST’s.

Europese inspanningen moeten gericht zijn op het opbouwen van sterke Europese netwerken in de waardeketen van ST’s, die zo strak met elkaar verbonden zijn dat de afzonderlijke bedrijven / bedrijfsonderdelen niet snel zullen worden verplaatst buiten Europa. Dat vraagt om een open houding waarbij Europa de mondiale markt omarmt en openstaat voor niet-Europese spelers, ook als er bij samenwerking met niet EU-landen intellectueel eigendom buiten Europa kan neerslaan.

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de High Level expert Group van ST’s, is in de aanloop van de mededeling veel discussie geweest over een beperkend regime met betrekking tot intellectueel eigendom, een zogenaamd «Europa first IPR-policy» dat nadelig uit lijkt te werken voor mondiaal opererende bedrijven in de ST’s. Nederland vindt dat de Commissie zich primair moet richten op een offensieve strategie, gericht op sterke innovatienetwerken, die goed zijn aangesloten op de mondiale innovatienetwerken.

Met name het MKB kan een belangrijke rol spelen in het vermarkten van de met overheidsondersteuning ontwikkelde basiskennis voor ST’s. De Commissie dient te bevorderen dat deze kennis ook aan het MKB beschikbaar wordt gesteld, zodat het MKB in staat wordt gesteld te komen tot nieuwe toepassingen. Overeenkomstig de wens van de Raad voor Concurrentievermogen met betrekking tot Horizon 2020, zal het MKB in staat moeten worden gesteld om 20% van de middelen voor ST’s te verwerven en zal de deelname van het MKB aan de ST-initiatieven bevorderd worden.

Zowel voor Europa als geheel als voor individuele lidstaten zijn ST’s van strategische betekenis. Daarom moet de beleidsvorming en de ontwikkeling van stimuleringsinstrumenten een zaak zijn van de Europese Commissie én lidstaten samen. Nederland steunt de ambities van de Commissie om synergie te creëren tussen Horizon 2020, de Cohesiefondsen en de Europese Investerings Bank (EIB) voor alle stadia van de O&O&I (Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie) van de ST’s. Ook moet er meer synergie ontstaan tussen de EU-instrumenten Horizon 2020 (waaronder het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) en de Marie Sklodovska-Curie mobiliteitsbeurzen), EIB, Cohesiebeleid en nationaal beleid zoals SBIR, het Masterplan Bèta en Technologie, de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap en het topsectorenbeleid. Ook samenhang met de financieringsinstrumenten uit het EU-programma «Competitiveness of Enterprises and Small and Medium-sized Enterprises» (COSME) dient hierbij te worden nagestreefd».

Wanneer ST-R&D plaatsvindt en substantieel bijdraagt aan de maatschappelijke uitdagingen is Nederland van mening dat de financiering binnen het onderdeel maatschappelijke uitdagingen van Horizon 2020 gevonden moet worden.

Nederland onderschrijft de analyse en voorstellen van de Commissie met betrekking tot de schaarste aan menselijk kapitaal. In het topsectorenbeleid van het kabinet is hier veel aandacht voor, zowel voor het kwalitatieve als het kwantitatieve aspect. Een oplopende schaarste aan menselijk kapitaal, in het bijzonder aan kenniswerkers vormt een gevaar voor de geformuleerde ambities van de topsectoren.

In zowel de Human Capital Agenda’s van de topsectoren als het Masterplan Bèta en Technologie zijn door het bedrijfsleven acties geformuleerd die samen met het onderwijs worden ondernomen. Het betreft activiteiten op het terrein van gezamenlijke opleidingsfaciliteiten, uitwisseling van personeel, inbreng van bedrijfskennis in het onderwijs en scholing van werknemers. Veel daarvan sluiten goed aan of geven een nadere invulling van de door de Commissie gedane voorstellen.

In haar voorstel gaat de Commissie in op de mogelijkheden die het toekomstige Cohesiebeleid biedt voor de ontwikkeling van sleuteltechnologieën. Nederland is van mening dat het Cohesiebeleid idealiter beperkt zou moeten blijven tot de armste regio’s in de armste lidstaten. Voor de periode 2014–2020 dient het Cohesiebeleid bij te dragen aan het realiseren van de Europa2020 strategie en met name economische groei en werkgelegenheid. Specifiek voor de onderzoek- en innovatiedoelstelling van EFRO dienen regio’s «smart specialisation» strategieën op te stellen. «Smart specialisation» strategieën voor onderzoek en innovatie richten zich op regionale sterktes en het maximaliseren van concurrentievoordelen ter bevordering van groei en de kenniseconomie. De Commissie verzoekt lidstaten de «smart specialisation» strategieën van het Cohesiebeleid te benutten voor de ontwikkeling van sleuteltechnologieën. Voor zover relevant voor de concurrentiepositie van een regio kunnen sleuteltechnologieën opgenomen worden in «smart specialisation» strategieën. Overigens merkt Nederland op dat er aanzienlijke kosten gemoeid zijn met de ontwikkeling van sleuteltechnologieën waardoor financiering uit kleinere EFRO-programma’s in voornamelijk rijke lidstaten als Nederland niet voor de hand ligt.

Het initiatief van de Commissie om een externe groep ten behoeve van beleidsadvisering over ST’s in te richten wordt nuttig gevonden. Wel zijn er nog onduidelijkheden wat betreft de wijze waarop deze groep wordt samengesteld en gaat werken. Daarom vraagt Nederland aan de Commissie dit eerst voorafgaand aan de implementatie ervan te bespreken met de lidstaten.

In het licht van het brede ST-beleid in Europa is Nederland er ook voorstander van dat vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie gelegenheid hebben hierover strategisch te discussiëren. In de mededeling wordt hier nog niet op ingegaan.

Nederland vindt publiek-private samenwerking belangrijk. Met betrekking tot partnerschappen waar naast de Commissie en bedrijven/kennisinstellingen ook lidstaten een bijdrage leveren, is in het verleden gebleken dat het complex is om procedures en beleid van lidstaten en Commissie goed op elkaar af te stemmen. Nederland wil bij nieuwe partnerschappen dan ook de mogelijkheden openhouden voor een samenwerking waaraan enkel Commissie, bedrijven en kennisinstellingen rechtstreeks een bijdrage leveren.

Nederland is voorstander van een flexibele aanpak voor private-publieke samenwerkingsverbanden. Nederland is van mening dat bij het beoordelen van ST-initiatieven een zwaardere weging gegeven moet worden aan potentiële impact op economie en samenleving als selectiecriterium voor deelname aan Europese projecten. Dit is overeenkomstig de conclusies van de Raad voor Concurrentievermogen met betrekking tot samenwerking in onderzoek en innovatie d.d. december 2011.

Nederland is van mening dat het Staatssteunkader niet mag leiden tot onnodige belemmeringen voor het stimuleren van publiek-private samenwerking bij de ontwikkeling van ST-initiatieven. Bij de modernisering van het Staatsteunkader voor O&O&I zou er met die invalshoek naar de bestaande O&O&I-staatssteunregels gekeken moeten worden.

Daarbij moet, gegeven de geringe afstand tot de markt van ST-initiatieven, wel gewaakt worden voor concurrentieverstoringen en de legitimatie van een (financiële) overheidsrol hierbij.

Nederland ondersteunt het voorstel om het gebruik van innovatieve oplossingen via overheidsopdrachten te bevorderen, onder andere via precommerciële aanbestedingen zoals SBIR. De Commissie dient daarbij te zorgen dat overheden breed worden gestimuleerd om innovatiegerichte aanbestedingen te doen, zowel individueel als samen met andere overheden. Dat sluit goed aan bij het Nederlandse programma «Inkoop Innovatie Urgent».

Nederland is positief over de rol van het EIB die blijft spelen bij de financiering van alle stadia van ontwikkeling en uitrol van ST’s, maar is hierbij voorstander van een generieke insteek op ST-aanpak zoals dit ook voor bijvoorbeeld het Nederlandse Innovatiefonds MKB+ wordt gedaan. Nederland heeft belangstelling voor de inventarisatie die de EIB en de Commissie samen gaan maken van prioritaire investeringsactiviteiten voor ST's en voor de wijze waarop steun aan ST-projecten concreet vorm krijgt.


X Noot
1

Mededeling inzake «voorbereiden van onze toekomst: ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie voor sleuteltechnologieën in de EU», 30 september 2009, COM(2009)512.

X Noot
2

Final report High Level Group on Key Enabling Technologies, june 2011

Naar boven