21 501-08 Milieuraad

Nr. 490 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2013

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda voor de Informele bijeenkomst van Ministers verantwoordelijk voor cohesiebeleid aan. De bijeenkomst vindt plaats op 26 november 2013 te Vilnius en wordt georganiseerd door het Litouws voorzitterschap. Er vindt tijdens deze Informele bijeenkomst in Litouwen geen besluitvorming plaats.

Tevens ga ik in op het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken van 6 november 2013 om een toelichting te geven op de kosten voor cofinanciering en uitvoering van EFRO alsmede de verhouding tussen beide posten, zoals opgenomen in de begroting Economische Zaken 2014. Over de verdeling van de EFRO middelen over de vier landsdelige programma’s en over de programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking (Interreg) wordt u separaat geïnformeerd.

Geannoteerde agenda Informele ministeriële bijeenkomst cohesiebeleid 26 november 2013

Op de agenda van de Informele bijeenkomst staat vooralsnog één onderwerp, te weten «Implementation of cohesion policy in 2014–2020». Wanneer de agenda nog wijzigt, zal ik uw Kamer hierover informeren.

Het voorzitterschap heeft aangegeven dat de gedachtewisseling zal gaan over voorwaarden voor succesvolle implementatie van de programma’s van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen 2014–2020 (ESI fondsen) en de manier waarop lidstaten in de voorbereiding op de periode 2014–2020 nieuwe elementen van het cohesiebeleid hebben geïncorporeerd. Bijgaand treft u de Nederlandse inbreng aan. Onder de ESI fondsen vallen in Nederland:

  • Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);

  • Europees Sociaal Fonds (ESF);

  • Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

  • Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).

Bij de Nederlandse inbreng leg ik het accent op EFRO. Over ESF 2014–2020 bent u door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geïnformeerd (Kamerstuk 26 642, nr. 124). De implementatie van ELFPO en EFMZV volgt een ander traject omdat hier respectievelijk het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid aan ten grondslag ligt.

U bent hier separaat over geïnformeerd (Kamerstuk 28 625, nr. 165 (ELFPO), Kamerstukken 22 112, nr. 1320 en 21 501-32, nr. 653 en nr. 725 (EFMZV)).

Voorwaarden voor succesvolle implementatie cohesiebeleid 2014–2020

Voor een succesvolle implementatie zijn de volgende voorwaarden, voortvloeiend uit de verordeningen, met name van belang:

  • vroegtijdig starten met opstellen programma’s per fonds;

  • draagvlak bij belanghebbenden;

  • een efficiënte uitvoeringsorganisatie.

Op deze voorwaarden heb ik sterk gestuurd.

Vroegtijdig starten met de voorbereiding van de uitvoering van de verordeningen is noodzakelijk omdat de verordeningen na vaststelling vrijwel direct in werking treden. Om die reden is in Nederland, parallel aan de onderhandelingen over de verordeningen, begin 2012 gestart met het voorbereiden van de operationele programma’s per fonds. Bij het opstellen van de programma’s is in eerste instantie uitgegaan van de concept verordeningen die in oktober 2011 werden gepubliceerd. Tijdens de onderhandelingen is er veelvuldig contact geweest tussen vertegenwoordigers van het Rijk en van de regio’s. Dit maakte het mogelijk om bij de voorbereiding van de EFRO-programma’s rekening te houden met wijzigingen van de verordeningen die voortvloeiden uit het onderhandelingsproces. Het anticiperen op deze wijzigingen was ook mogelijk omdat er onderhandeld werd over thematische blokken. Over deze blokken werden in de Raad zogenoemde «gedeeltelijke algemene benadering» akkoorden gesloten onder de voorwaarde «er is geen akkoord zolang niet over alles een akkoord is bereikt». Voor een overzicht van het onderhandelingsproces verwijs ik naar mijn antwoorden op schriftelijke vragen van uw Kamer (Kamerstuk 21 501–08, nr. 478).

Mede omdat er gewerkt is met een strakke planning, is de voorbereiding van de EFRO programma’s in een vergevorderd stadium. Dit geldt ook voor ESF. Daarom is het in principe mogelijk om kort nadat de verordeningen in werking zijn getreden de procedure voor goedkeuring van deze operationele programma’s door de Europese Commissie te starten. Met deze goedkeuringsprocedure zijn enige maanden gemoeid.

Draagvlak bij belanghebbenden is cruciaal om in de uitvoeringsfase te komen tot innovatieve samenwerkingsprojecten die bijdragen aan de gestelde doelen. Over de keuzes in de programma’s zijn diverse groepen belanghebbenden geraadpleegd. Bij de EFRO programma’s zijn het bedrijfsleven (waaronder de topteams van de topsectoren), kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, steden en andere partners actief betrokken bij de uitwerking van de hoofddoelen (vraagsturing). In de programma’s wordt beschreven hoe deze vraagsturing werd georganiseerd en tot welke resultaten en keuzes dit heeft geleid. Ook voor de andere ESI fondsen hebben consultaties plaatsgevonden met het oog op maatschappelijk draagvlak.

Bij de voorbereiding op de nieuwe periode voor EFRO werken Rijk en regio intensief samen. Periodiek heb ik met bestuurlijke vertegenwoordigers van de vier landsdelen overleg gevoerd. Dit heeft in een vroeg stadium geresulteerd in afspraken over gemeenschappelijke beleidsprioriteiten en een passende uitvoeringsstructuur (Kamerstuk 21 501-08, nr. 461). Een efficiënte en adequate uitvoeringsorganisatie is cruciaal voor het borgen van de rechtmatigheid van de uitgaven. Nederland hecht aan decentrale uitvoering van EFRO. Daarom heb ik met de bestuurlijke vertegenwoordigers van de vier landsdelen afgesproken decentrale uitvoering in 2014–2020 te continueren onder de voorwaarde dat systemen en werkwijzen worden geharmoniseerd. De afspraken over harmonisatie voorwaarden zijn vastgelegd in een convenant en worden thans door de vier landsdelen geoperationaliseerd ter voorbereiding op de uitvoeringsfase.

Nieuwe elementen cohesiebeleid 2014–2020

Met het cohesiebeleid 2014–2020 wordt in grote lijnen voortgeborduurd op de lopende periode (2007–2013). De belangrijkste nieuwe elementen zijn:

  • sterkere bijdrage van cohesiebeleid aan de Europa2020 strategie;

  • geconcentreerde inzet van de ESI fondsen (beperkt aantal beleidsdoelen);

  • het stellen van voorwaarden (conditionaliteiten);

  • meer focus op resultaten en op synergie en samenwerking tussen de ESI fondsen.

Voor een volledig overzicht van het pakket voorstellen voor cohesiebeleid 2014–2020 en de wijzigingen ten opzichte van de periode 2007–2013 verwijs ik naar het BNC fiche van oktober 2011 (Kamerstuk 22 112, nr. 1246). De manier waarop Nederland de nieuwe elementen heeft geïncorporeerd in de vier ESI fondsen wordt beschreven in de Partnerschapsovereenkomst. In dit strategische koepeldocument wordt onder meer een integrale visie gegeven op de bijdrage die de ESI fondsen zullen leveren aan de sociale en economische ontwikkeling van Nederland. Ook worden relaties gelegd met ander Europees beleid, zoals Horizon2020, en met nationaal beleid. Voor EFRO gaat het dan specifiek om het nationale innovatie- en energiebeleid.

De Partnerschapsovereenkomst moet goedgekeurd worden door de Europese Commissie. Deze procedure hangt nauw samen met de goedkeuringsprocedure voor de programma’s van de ESI fondsen.

Toelichting op kosten cofinanciering

U bent op 7 en 18 oktober geïnformeerd over de reservering voor Rijkscofinanciering EFRO op de EZ begroting (Kamerstukken 33 750-XIII, nrs. 6 en 9). Het Rijk heeft op de EZ-begroting voor de periode 2014–2020 91 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de cofinanciering van de vier landsdelige EFRO-programma’s en 49 miljoen euro voor de vier Interreg-programma’s (voor grensoverschrijdende samenwerking).

Daarnaast is er voor deze periode 4 miljoen euro per jaar opgenomen voor de kosten van het Rijk behorende bij de lidstaatverantwoordelijkheid ten aanzien van deze programma’s, bijvoorbeeld de auditkosten voor de nationale en Interreg-programma’s, de kosten voor de Certificeringsautoriteit en de kosten voor monitoring en communicatie.

Tot slot

U ontvangt begin december het verslag van de Informele bijeenkomst te Vilnius.

Naar verwachting wordt er nog dit jaar gestemd over het wetgevende pakket cohesiebeleid 2014–2020 in het Europees Parlement en kort daarop volgend in de Raad. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren wanneer een concept gemeenschappelijk standpunt over dit wetgevende pakket cohesiebeleid 2014–2020 bekend is, vergezeld met de kabinetsinzet ten behoeve van discussie in de Raad.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven