21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2006 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 mei 2019

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 3 mei 2019 over de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 13 mei 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2004) en over de brief van 11 april 2019 over het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 8 april 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2002).

De vragen en opmerkingen zijn op 7 mei 2019 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 9 mei 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, P. Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 13 mei 2019 en het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 8 april 2019. De leden van de VVD-fractie hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie bedanken de Minister voor het toesturen van de geannoteerde agenda van de EU-Raad Buitenlandse Zaken van 13 mei 2019. Deze leden hebben over enkele ontwikkelingen vragen aan de Minister.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de RBZ. Zij hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen.

Ook de leden van de SP-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken op 13 mei aanstaande. De leden hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen en opmerkingen.

Ministeriële bijenkomst Oostelijk Partnerschap

In het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 8 april jl. gaat de Minister in op het Oostelijk Partnerschap. In deze passage schrijft hij dat een derde van het totaalbudget van het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI) thans ten gunste komt van de landen van het Oostelijk partnerschap (OP). De leden van de VVD-fractie vragen de Minister inzichtelijk te maken hoe de rest wordt verdeeld, met een specifiek overzicht van de bestedingen per ontvangend land.

1. Antwoord van het kabinet:

Het totale ENI budget bedraagt € 15,4 miljard voor de periode 2014 – 2020. Daarvan is ongeveer twee derde bestemd voor het Zuidelijk partnerschap. Afhankelijk van de implementatie worden bedragen bijgesteld. In 2018 was de verdeling als volgt:

Een deel van het budget voor 2018 ging naar het Africa Trust Fund (€ 27,7 miljoen) en het Madad Trust Fund (€ 187,6 miljoen) ten behoeve van (humanitaire) hulp als gevolg van de Syriëcrisis. Het resterende bedrag werd verdeeld over de tien landen in de regio die onder het Europees zuidelijk nabuurschap vallen.

In Algerije werd in 2018 € 45 miljoen besteed, waarbij de focus lag op vergroening, de overgang naar een circulaire economie en capaciteitsopbouw van lokale ontwikkelingsactoren. Voor Egypte bedroeg de inzet in 2018 € 111 miljoen en lag de focus met name op EU-investeringsprojecten op het gebied van energie en water, alsook op het gebied van goed bestuur en sociale ontwikkeling. In Israël is de inzet gericht op zogenoemde «twinning projecten», waarbij werd samengewerkt tussen lidstaten en Israël. In 2018 bedroeg het budget hiervoor € 1,8 miljoen. Voor de Palestijnse Gebieden bedroeg de bijdrage vanuit het ENI € 328,4 miljoen waarvan het overgrote deel naar UNRWA en PEGASE ging. In Jordanië werd in 2018 € 89 miljoen aan steun gegeven, waarvan het overgrote deel ging naar versterken van de rechtsstaat en aan innovatie voor groei en banen. In Libanon bedroeg de steun onder ENI € 43,8 miljoen. Prioriteit is hierbij gegeven aan het versterken van de rechtsstaat, veiligheid en counter-terrorisme, maar ook aan economische stabilisatie en werkgelegenheid. Libië heeft in 2018 een bedrag van € 18 miljoen ontvangen, voornamelijk voor de ontwikkeling van het openbaar bestuur, hetgeen dat bijdraagt aan de algemene inspanning om het land te stabiliseren. Marokko ontving € 232 miljoen waarbij openbaar bestuur en de jeugd centraal stonden. Ter ondersteuning van de bevolking in Syrië is er naast het Madad fonds nog € 31 miljoen beschikbaar gesteld. In Tunesië is er in 2018 € 275 miljoen beschikbaar gesteld, waarbij voornamelijk werd ingezet op steun aan lokaal bestuur, duurzame economische groei en steun aan de Tunesische jeugd.

Onder hetzelfde kopje schrijft de Minister dat «in de oostelijke regio op het gebied van verbetering van het ondernemersklimaat en duurzame economische ontwikkeling aantoonbare positieve resultaten [zijn] behaald». De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om hier een aantal voorbeelden van te geven.

2. Antwoord van het kabinet:

Een analyse van de Commissie maakt inzichtelijk dat de handel tussen de EU en de OP-landen in 2018 ten opzichte van 2017 als volgt is gegroeid: 12% met Armenië, 28% met Azerbeidzjan, 16% met Wit-Rusland, 3% met Georgië, 15% met Moldavië en 9% met Oekraïne. Daarnaast laten cijfers van de Commissie zien dat onder andere het OP-brede «EU4Business» programma ertoe heeft geleid dat in de periode 2009–2017 66.000 MKB-ers in de OP-landen toegang hebben gekregen tot financiering, en 11.000 ondernemers training hebben genoten om hun bedrijf te laten groeien.1 Voorts stelt de Commissie dat in de periode 2009–2017 in de gehele OP regio 129 wetten zijn opgesteld die gericht zijn op economische ontwikkeling, waarvan er 50 zijn geïmplementeerd. Deze resultaten laten onverlet dat er nog veel ruimte is voor het verbeteren van de randvoorwaarden voor economische ontwikkeling. Het niet optimaal functioneren van de rechtsstaat in veel OP-landen schrikt buitenlandse investeerders af en draagt bij aan economische onzekerheid onder lokale bedrijven. Om die reden blijft het cruciaal dat de EU zich blijft inzetten voor een onafhankelijke rechtsstaat en adequate anti-corruptie maatregelen.

De leden van de PvdA-fractie hechten veel waarde aan het Oostelijk partnerschap. Het is een belangrijk instrument voor de benodigde hervormingen in die landen. Voorafgaand aan de RBZ vindt er een ministeriële bijeenkomst plaats met de Ministers van Buitenlandse Zaken van de EU en de landen van het Oostelijk Partnerschap waarbij mogelijk een verklaring wordt aangenomen ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Oostelijk Partnerschap. Mocht deze verklaring er inderdaad komen, wat is de Nederlandse inzet hierbij? En verwacht de Minister dat er besluiten genomen zullen worden over de toekomst van het Oostelijk Partnerschap en welke besluiten zullen dat dan zijn? Wat is daarbij de inzet van Nederland?

3. Antwoord van het kabinet:

De onderhandelingen tussen de EU en de OP-landen over een gezamenlijke slotverklaring voor de ministeriële bijeenkomst zijn nog niet afgerond. In het onderhandelingstraject heeft het kabinet duidelijk gemaakt dat in de eventuele verklaring aandacht dient te worden besteed aan de resultaten die sinds 2009 zijn geboekt, maar eveneens aan de onderwerpen waar nog ruimte voor verbetering is, in het bijzonder op het gebied van mensenrechten, rechtsstaatontwikkeling en anti-corruptie. De «20 deliverables for 2020» die zijn vastgesteld tijdens de OP-top in november 2017 zijn wat het kabinet betreft inhoudelijk nog steeds grotendeels actueel en kunnen derhalve ook na 2020 in aangepaste vorm het fundament voor samenwerking met de OP-partners vormen. Voor strategische vergezichten over de toekomstige samenwerking in de slotverklaring ziet het kabinet dan ook helemaal geen aanleiding. Besluiten over de toekomst van het Oostelijk Partnerschap zijn niet aan de orde. Het kabinet acht het van belang steeds duidelijk te maken aan de OP-partners dat zij conform het conditionaliteitsprincipe op inhoudelijke en financiële steun van de Unie moeten kunnen rekenen, zolang zij commitment blijven tonen aan de hervormingsagenda.

Libië

Blijkens de geannoteerde agenda is Nederland voornemens bij de eerstvolgende Raad aandacht te vragen voor «een effectief Europees optreden en een duidelijke boodschap aan alle Libische fracties om mee te werken aan een politieke oplossing». De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister van mening is dat thans sprake is van een effectief en eenduidig Europees optreden? En deelt de Minister de mening dat een boodschap aan Libische fracties over meewerken aan het vinden van een oplossing pas effectief kan zijn als sprake is van een Europese consensus, en een einde aan het verdeelde optreden waar op dit moment sprake van is?

De leden van de D66-fractie zijn ernstig bezorgd over de recente ontwikkelingen in Libië. Sinds 2011 verkeert het land al in chaos nadat het 42 jaar onder het dictatoriale bewind van Khadhafi had geleefd. De strijd tussen Generaal Khalifa Haftar en de door de VN-erkende regering van Fayez al-Sarraj wordt heviger en kost veel mensen het leven. Libië is één van de grootste zuiderburen van de Europese Unie. De EU draagt als grote buurman, en mede door de NAVO-bijdrage van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk aan de militaire operaties in 2011, een verantwoordelijkheid om een eind te maken aan dit conflict en hoop te bieden aan de bevolking. De Unie is op dit moment echter te verdeeld om één duidelijk geluid te laten horen. Terwijl veel EU-landen, waaronder Italië, de huidige regering van al-Sarraj steunen, lijkt Frankrijk de kant van Haftar te kiezen. De aan het woord zijnde leden vragen zich af hoe de Minister het bericht duidt dat Frankrijk onlangs een verklaring weigerde te tekenen die Haftar oproept zijn militaire opmars te staken? Op deze manier staan EU-lidstaten lijnrecht tegenover elkaar in een gewapend conflict aan de Europese zuidgrens. De leden van de D66-fractie zien dergelijke tegenstellingen in buitenlands beleid als zeer schadelijk voor de geloofwaardigheid van de Europese Unie en merken op dat dit daadkrachtig optreden op het wereldtoneel ernstig belemmert. Is de Minister het eens dat deze verdeeldheid binnen de Europese Unie totaal ongewenst is? Is de Minister het eens dat de Unie met meer gelijke stem op zou moeten treden, ook naar buiten toe? Zo ja, welke stappen wil hij daartoe ondernemen? Is de Minister bereid zijn EU-partners tijdens de aanstaande RBZ op te roepen om meer gezamenlijk en eenduidig op te treden? Zo nee, waarom niet?

4. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de grote zorgen over de recente ontwikkelingen in Libië en volgt deze nauwgezet. Het kabinet is met de fracties van VVD, D66, PvdA en GroenLinks eens dat eenduidig EU optreden noodzakelijk is met een duidelijke boodschap naar de Libische fracties en landen in de regio of in de VN Veiligheidsraad. Nederland heeft daartoe eerder opgeroepen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 8 april en zal daar tijdens aankomende Raad opnieuw aandacht voor vragen bij de bespreking van Libië. Het kabinet zal ook aandringen op aanname door de Raad van een gezamenlijke EU-verklaring. De huidige situatie met aanhoudende gevechten en instabiliteit is in niemands belang. Dat vraagt om duidelijke inspanningen om bijvoorbeeld het VN-wapenembargo op Libië te handhaven en helder te maken aan alle Libische partijen dat een militaire oplossing geen optie is. Het kabinet vraagt daar in internationale fora, inclusief de Raad, aandacht voor op ambtelijk en politiek niveau.

De berichten dat Frankrijk heeft geweigerd een EU-verklaring te ondertekenen zijn niet juist. Na de laatste Raad van Buitenlandse Zaken op 8 april is er een verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger uitgegaan waarin de Libische fracties werden opgeroepen tot het stoppen met geweld en te komen tot een staakt-het-vuren.

Verder vragen deze leden de Minister of hij de berichtgevingen van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR en verschillende mensenrechtenorganisaties over de zorgelijke omstandigheden waarin mensen in de detentiecentra rond Tripoli zich bevinden kan bevestigen? Is er verdere recente informatie beschikbaar over de situatie in deze detentiecentra?

5. Antwoord van het kabinet:

Zoals uw Kamer bekend, zet het kabinet zich in voor het verbeteren van de situatie van migranten in de Libische detentiecentra met als doel de uiteindelijke sluiting daarvan.2 Het kabinet deelt de zorgen over de omstandigheden van vluchtelingen en migranten in Libië, met name in de detentiecentra, zeker gelet op de actuele ontwikkelingen daar. Samen met Europese partners en de internationale gemeenschap volgt het kabinet de ontwikkelingen in Libië nauwlettend. Er is intensief contact met UNHCR, IOM en andere (internationale) hulpverleners. Uw Kamer heeft hier tevens schriftelijke vragen over gesteld aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die zo snel als mogelijk zullen worden beantwoord.

De leden van de D66-fractie merken verder op dat de Verenigde Staten ineens steun lijken te geven aan Haftar, in plaats van aan de VN-erkende regering in Tripoli. Deze leden vragen zich af hoe de Minister dit bericht duidt? Klopt het dat de Verenigde Staten deze ommezwaai in hun beleid in Libië hebben gemaakt? Welke gevolgen ziet de Minister van dit besluit op het conflict in Libië?

6. Antwoord van het kabinet:

Volgens het Amerikaans Ministerie van Buitenlands Zaken blijft de VS – ook na het telefoongesprek tussen president Trump en generaal Haftar – inzetten op een politieke oplossing onder leiding van de VN. Nederland vindt het van groot belang dat er duidelijkheid is over de Amerikaanse positie en dat landen als de VS hun invloed aanwenden om maximaal druk uit te oefenen op de strijdende Libische partijen om naar een oplossing toe te werken. In bilaterale contacten wordt deze boodschap ook uitgedragen.

De leden van de D66-fractie maken zich verder zorgen dat de Europese operatie Sophia per 30 september 2019 ten einde zal komen, tenzij anders wordt besloten. Zij maken zich zorgen dat een mogelijk aanstaand einde van deze humanitaire missie, gericht op het voorkomen van drenkelingen en het tegengaan van mensensmokkel, ernstige gevolgen kan hebben voor vluchtelingen op de Middellandse Zee. Zij vragen zich af of de Minister aan kan geven wat de status is van de onderhandelingen over de verlenging van operatie Sophia? En hoe staat het in dat verband met het vinden van een structurele oplossing, zoals genoemd in zijn antwoorden op schriftelijke vragen van 29 maart jl.?3 Is de Minister het met de aan het woord zijnde leden eens, dat een gezamenlijke Europese missie gericht op het voorkomen van drenkelingen op de Middellandse Zee en het tegengaan van mensensmokkel, wenselijk is? Kan de Minister aangeven wat de regering er op dit moment concreet aan doet om samen met Europese partners op te trekken om deze onderhandelingen tot een succesvol eind te brengen? Verder vragen deze leden zich af of de Minister gevolgen van de steeds verslechterende situatie in Libië ziet voor de voortgang van deze missie? Zo ja, welke gevolgen?

7. Antwoord van het kabinet:

Zoals toegelicht in de antwoorden op vragen gesteld door uw fractiegenoot Groothuizen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 2134) is met de verlenging van Operatie Sophia tot 30 september een tussenoplossing overeengekomen en worden de komende maanden aangewend om over een structurele oplossing verder te onderhandelen.

Operatie Sophia is geen humanitaire missie maar een maritieme operatie gericht op het ontwrichten van het bedrijfsmodel van mensensmokkelaars en -handelaars in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied. Bij de uitvoering van deze taak is de operatie haar verplichtingen binnen het internationaal zeerecht altijd nagekomen door drenkelingen te redden wanneer noodsituaties zich in de buurt van Sophia-schepen hebben voorgedaan. Nederland is voorstander van verlenging van de operatie en blijft in de onderhandelingen daarom een constructieve houding innemen. Daarbij is het voor Nederland nog altijd van belang dat afspraken over operatie Sophia niet vooruitlopen op een structurele oplossing voor ontscheping in de EU, in lijn met de conclusies van de Europese Raad van juni 2018 en niet vooruit lopen op de uitkomsten van de nog lopende onderhandelingen over de herziening van het gemeenschappelijke Europees asiel stelsel (GEAS).

Vooralsnog ondervindt de operatie beperkte gevolgen van de verslechterde situatie in Libië. Geplande monitoringsbezoeken aan de Libische kustwacht in Tripoli kunnen vanwege de veiligheidssituatie voorlopig niet worden uitgevoerd. Andere onderdelen van het monitoringsmechanisme, waaronder waarneming vanuit de lucht, worden onverminderd voortgezet.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met verontrusting kennisgenomen van het recente oplaaien van geweld in Libië, en met name Tripoli, waardoor de situatie nog kritischer geworden is dan hij al was, met veel doden tot gevolg. Volgens deze leden is een eensgezinde politiek vanuit de EU erg nodig. De leden van de GroenLinksfractie vragen zich derhalve af wat de Minister verstaat onder een «effectief Europees optreden» en vragen daarbij of de Minister in het bijzonder wil reflecteren op de opstelling van Frankrijk, die tot nu toe een gezamenlijke Europese respons lijkt te blokkeren.

8. Antwoord van het kabinet:

Zie antwoord op vraag 4.

De leden van de fractie van GroenLinks merken op dat een of meerdere door Italië aan de Libische kustwacht geschonken boten recent zijn ingezet voor gevechtshandelingen.4 Kan de Minister toelichten of hij hier ook van op de hoogte is en hoe hij dit beoordeelt en of er inmiddels vervolgacties gepland staan om dit te verhinderen?

9. Antwoord van het kabinet:

Bij het kabinet zijn geen berichten bekend dat de Libische kustwacht betrokken is geweest bij gevechtshandelingen.

Kan de Minister daarbij een bredere toelichting geven over de situatie van mensen in detentiecentra? Klopt het dat deze verstoken zijn van water, voedsel en andere essentiële levensmiddelen? Kan hij daarbij specifiek ingaan op het incident waarin gewapende mannen het Qasr Ben Ghasir detentiecentrum in Libië beschoten? Kan de Minister met zijn collega’s onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een onafhankelijk onderzoek hiernaar?5

10. Antwoord van het kabinet:

Dagelijks zijn hulporganisaties, zoals UNHCR, betrokken bij het verschaffen van medische zorg en voedsel. Samen met Europese partners en de verdere internationale gemeenschap volgt het kabinet de ontwikkelingen in Libië nauwlettend. Het kabinet betreurt het voorval in het Qasr Ben Ghasir detentiecentrum. Uw Kamer heeft hier tevens schriftelijke vragen over gesteld aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die zo snel als mogelijk zullen worden beantwoord.

Er zijn berichten dat de totstandkoming van de gezamenlijk EU-verklaring moeizaam is verlopen. Graag zouden de leden van de PvdA-fractie willen weten of deze berichten juist zijn, en zo ja, wat zijn de concrete gevolgen geweest van het moeizame verloop en zo nee, wat is er niet juist aan? Op welke wijze heeft Nederland zich heeft ingezet.

11. Antwoord van het kabinet:

Zie antwoord vraag 4.

In de geannoteerde agenda staat «het is van belang dat de EU zo goed mogelijk anticipeert op de gevolgen van het conflict voor migranten, veiligheid, en inspanningen die bij moeten dragen aan de stabilisatie van Libië». Welk initiatief ziet de Minister voor de EU om actief te reageren op de situatie in Libië of heeft een afwachtende houding de voorkeur?

12. Antwoord van het kabinet:

Nederland vraagt zowel in de Raad Buitenlandse Zaken als in andere fora aandacht voor de instabiele situatie en wat dit betekent voor de internationale inspanningen in Libië. Zo kunnen bijvoorbeeld belangrijke VN-programma’s rondom het vergroten van de veiligheid in Tripoli onder de huidige omstandigheden moeilijk doorgang vinden. Ook de situatie voor migranten in conflictgebieden verslechtert. Het kabinet volgt de situatie nauwgezet en treedt in overleg met Europese partners over hoe de EU, als grote donor en als internationale actor, een rol kan spelen om bijvoorbeeld IOM en UNCHR in staat te stellen hun werk zo goed mogelijk te blijven doen. Op veel terreinen moet nog blijken hoe groot de gevolgen zijn.

De leden van de PvdA-fractie vrezen dat het niet waarschijnlijk is dat de strijdende partijen in Libië gehoor zullen geven aan de oproep tot een staken van militaire operaties. Dit heeft zeker ook gevolgen voor de vluchtelingen die zich in Libië bevinden. De situatie in de vluchtelingenkampen stond al niet bekend om de naleving van internationaal rechten, inclusief het internationaal humanitair recht. Op welke wijze zullen degenen die het overtreden verantwoordelijk worden gehouden? Op dit moment vinden al schendingen plaats. Kan de Minister een overzicht geven van de wijze waarop de EU tot nu toe de overtreders verantwoordelijk heeft gehouden? Wat is de inzet van Nederland bij de komende Raad als het gaat om het naleven van internationaal recht?

13. Antwoord van het kabinet:

Nederland vindt het zeer belangrijk dat alle partijen bij een gewapend conflict zich aan het internationaal recht houden. Partijen bij een gewapend conflict hebben de plicht om het humanitair oorlogsrecht na te leven en te doen naleven. Mogelijke schendingen hiervan door alle partijen bij een gewapend conflict moeten in de eerste plaats worden onderzocht en personen verantwoordelijk voor deze schendingen mogen niet ongestraft blijven. Het kabinet benadrukt dan ook het belang van strafrechtelijk onderzoek en daarmee de noodzaak voor accountability.

Nederland vraagt in de Mensenrechtenraad en andere fora al geruime tijd aandacht voor accountability, naleving van mensenrechten en vervolging van schendingen van internationaal recht in Libië. De Speciale Rapporteurs en VN-instellingen actief op Libië hebben een belangrijke taak in de monitoring daarvan. De EU heeft, mede op initiatief van Nederland, in december onderstreept dat mensenrechtenschenders en geweldplegers verantwoordelijk moeten worden gehouden voor hun daden. Daarnaast bestaan er EU-sancties tegen een aantal Libiërs dat het politieke proces ondermijnt. Nederland heeft zich vorig jaar in de VN Veiligheidsraad met succes sterk gemaakt voor opname van zes mensenhandelaren onder het Libië sanctieregime. Deze VN-sancties hebben de terugtrekking van gewelddadige milities uit mensenhandel en -smokkel versneld6.

De leden van de PvdA fractie constateren dat de UNHCR vluchtelingen uit de kampen in Libië in veiligheid heeft moeten brengen, dat veel vluchtelingen Tripoli zijn ontvlucht en Italië zelf vluchtelingen heeft geëvacueerd uit Libië. Eerder gaf het kabinet al te kennen dat de omstandigheden in de Libische kampen dusdanig slecht waren dat zij gesloten zouden moeten worden en dit was nog ruim voor het geweld was losgebarsten. Wat is de Nederlandse inzet als het gaat om de opvang van deze vluchtelingen? Moeten deze binnen Libië opgevangen blijven of is het ook mogelijk dat er andere oplossingen komen, en zo ja, is Nederland bereid mee te werken aan andere oplossingen, zo nee, waarom niet? En zo ja, zijn er al mogelijke alternatieve oplossingen overwogen? Wat is uiteindelijk de inbreng van Nederland tijdens de Raad als het gaat om huidige de positie van de vluchtelingen in Libische kampen?

14. Antwoord van het kabinet:

Zoals eerder aangegeven baart de verslechterde situatie in Libië het kabinet grote zorgen. De Nederlandse inzet is erop gericht om de situatie van migranten in de Libische detentiecentra te verbeteren, met als doel de uiteindelijke sluiting daarvan. Het kabinet deelt de zorgen over het lot van deze mensen. Uw Kamer heeft hier tevens schriftelijke vragen over gesteld, die zo snel mogelijk zullen worden beantwoord.

Ook vragen de leden van de PvdA-fractie de Minister te reageren op berichten dat de Libische kustwacht zich nog maar nauwelijks bezighoudt met reddingsactiviteiten op zee. De Libische Minister van Binnenlandse Zaken heeft klaarblijkelijk aangegeven dat de kustwacht de interceptie van migranten heeft moeten onderbreken om zich op het beschermen van Tripoli te richten. Als deze berichten juist zijn, wat zijn dan de gevolgen voor migranten die op zee in nood komen en hulp behoeven? Is Nederland bereid dit in de RBZ aan de orde te stellen?

15. Antwoord van het kabinet:

Libië houdt als kuststaat de primaire verantwoordelijkheid voor de coördinatie van het redden van migranten in de Libische search and rescue (SAR) zone. De Libische Kustwacht heeft haar reddingsacties niet gestaakt; in 2019 heeft de kustwacht circa 1.200 personen gered en ook na het uitbreken van de strijd om Tripoli meerdere reddingsoperaties uitgevoerd.7 Daarnaast is het van belang om op te merken dat de taken van de Libische kustwacht meer behelzen dan search and rescue, zoals veelal het geval is bij nationale kustwachten. De Libische kustwacht en marine vormen onderdeel van de bredere soevereine Libische kustverdediging.

Sahel

Het kabinet intensiveert de komende tijd de diplomatieke aanwezigheid in de Sahel-regio. Volgens de Minister moeten de posten aldaar bijdragen aan «armoedebestrijding en het investeren in perspectief, de aanpak van irreguliere migratiestromen, terrorisme, criminaliteit en conflictpreventie». De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om toe te lichten welke prioritering hierbij wordt aangehouden en of de gehanteerde volgorde in deze passage bewust is gekozen? Deelt de Minister de mening dat de aanpak van irreguliere migratiestromen prioriteit verdient in de Sahel, temeer gezien de gebrekkige resultaten tot nu toe van de inspanningen van de internationale gemeenschap in het kader van armoedebestrijding?

16. Antwoord van het kabinet:

De uitbreiding van de diplomatieke aanwezigheid in de Sahel dient ter ondersteuning van de intensiverende Nederlandse inzet in deze regio en draagt bij aan de brede doelstellingen van het buitenlands beleid (Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken over de uitbreiding van het postennet, Kamerstuk 32 734, Nr. 31).

Zoals aangeven in de «Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie» (Kamerstuk 33 694, nr. 12), alsook de «integrale migratieagenda» (Kamerstukken 19 637 en 30573, nr. 2375) en de nota «Investeren in Perspectief: Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland» (Kamerstuk 34 952, nr. 1) is een geïntegreerde benadering noodzakelijk voor een effectief buitenlands beleid.

De veiligheidsstrategie stoelt op de pijlers voorkomen, verdedigen en versterken. Ontwikkelingssamenwerking is meer dan voorheen, als onderdeel van het buitenlands beleid, gericht op de bestrijding van grondoorzaken van armoede, irreguliere migratie, terreur en klimaatverandering.

Ook de integrale migratie agenda van dit kabinet is gericht op verschillende pijlers die in samenhang en op verschillende plekken op de migratieroutes in uitvoering worden gebracht. Hoewel er sprake is van een stijging van het aantal irreguliere aankomsten in Spanje via de Westelijke Mediterrane route geldt over het algemeen dat het totaal aantal irreguliere aankomsten naar de EU in 2018 drastisch is gedaald. Ten opzichte van 2015 bedroeg die daling 92%. Hiermee bevinden we ons op het niveau van voor 2013. Dit is het resultaat van een gezamenlijke, alomvattende aanpak waarbij wordt geïnvesteerd in de aanpak van grondoorzaken voor irreguliere migratie, het creëren van alternatieve inkomsten voor mensensmokkel, een hardere aanpak van deze zelfde smokkel en versterking van het grensbeheer in landen langs de route.

Tijdens mijn bezoek aan Niger van 31 oktober jl. heeft Nederland € 4 miljoen steun toegezegd voor het opzetten van mobiele grensteams op de grens tussen Nigeria en Niger. Hiermee levert Nederland, samen met Duitsland, een concrete bijdrage aan de internationale strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel. Het aantal irreguliere migranten dat door Niger naar Libië en Europa reist is sinds 2015, toen de autoriteiten een antismokkelwet aannamen, fors gedaald. Om dit resultaat te bestendigen is het van belang ook te investeren in alternatieve economische mogelijkheden.

De Nederlandse missie in Mali is beëindigd. De indruk bestaat dat de Nederlandse militairen Mali verlaten terwijl het geweld in het land, waaronder terrorisme, is toegenomen. De leden van de SP-fractie vragen de Minister hierop in te gaan. Klopt het dat het geweld in het land is toegenomen de afgelopen maanden of zelfs jaren? Welke conclusies worden hieruit getrokken? Hoe is het mogelijk dat ondanks de aanwezigheid van vele duizenden VN-militairen het geweld in het land toch toeneemt? Hoe wordt dit door de Minister verklaard?

17. Antwoord van het kabinet:

Zonder interventie van de internationale gemeenschap, na de opmars van jihadisten in 2012, had Mali er nu veel slechter voor gestaan. De afgelopen jaren zijn met ondersteuning van MINUSMA stappen gezet richting vrede en stabiliteit. Zo geven de gewapende groepen gezamenlijk uitvoering aan het vredesakkoord en zijn inmiddels mede dankzij MINUSMA meer dan 50% van de afspraken in het akkoord uitgevoerd.

Het zwaartepunt van de MINUSMA-troepenmacht ligt in het noorden van Mali. Terwijl de situatie in dat deel van het land enigszins is gestabiliseerd, is de situatie in Centraal-Mali de afgelopen jaren verslechterd. De toegenomen onveiligheid en instabiliteit in het centrum wordt veroorzaakt door conflicten over schaarse natuurlijke hulpbronnen, spanningen tussen bevolkingsgroepen, een zwakke overheid, mensenrechtenschendingen en de toenemende invloedssfeer van criminele en terroristische organisaties. Vanwege de zorgwekkende situatie in het centrum heeft MINUSMA in het afgelopen jaar haar presentie daar dan ook uitgebreid. Tijdens de aanstaande mandaatsonderhandelingen in de VN-Veiligheidsraad wordt besproken of, en onder welke voorwaarde, MINUSMA zich actiever in dit deel van het land kan inzetten.

Het is duidelijk dat stabiliteit in Mali, zeker in het centrum, een langdurige en geïntegreerde inzet vereist. De komende jaren wordt de Nederlandse inzet in Mali daarom geïntensiveerd. Nederland richt zich daarbij op de hierboven beschreven grondoorzaken van de conflicten in het noorden en het centrale deel van Mali; de meest instabiele gebieden van het land. Hoewel de Nederlandse militaire bijdrage is afgebouwd, blijven zoals gemeld in de artikel 100-brief van 14 september 2018 (Kamerstuk 29 521 nr. 368), tot en met 2021 maximaal tien leden van de Koninklijke Marechaussee en politiefunctionarissen en twee tot drie militaire stafofficieren werkzaam bij MINUSMA. Daarnaast levert Nederland een bijdrage aan de EU-missies in de Sahel.

Helaas moeten de leden van de PvdA-fractie vernemen dat de situatie in de Sahel nog altijd fragiel, zo niet zelfs verslechterd is als we uitgaan van het meest recente voortgangsverslag. In het verslag is daarnaast alleen een voortgang van de drie GVDB-missies, die actief zijn in de Sahel, beschreven. De Europese Rekenkamer is eerder wel inhoudelijk ingegaan op het effect van de missies, waarna er Raadsconclusies zijn aangenomen in reactie op de aanbevelingen van de Rekenkamer. Wat is het oordeel van het kabinet over de effectiviteit van de EU-inzet in de Sahel, in het bijzonder de GVDB-missies en het tijdpad voor de regionalisering van de missies? Is men inmiddels bezig met een update van de EU-strategie voor de Sahel en/of het regionale actieplan dat vooralsnog in 2020 afloopt?

18. Antwoord van het kabinet:

De EU is in de Sahel actief op zowel diplomatiek, ontwikkelings- als veiligheidsgebied. Op ontwikkelingsgebied biedt de EU een belangrijke meerwaarde in de aanpak van (grondoorzaken van) instabiliteit omdat programma’s een groter deel van de bevolking bereiken en zo meer effect hebben. Ook op diplomatiek gebied legt gezamenlijk EU-optreden gewicht in de schaal. Zo heeft de G5-troepenmacht zich mede dankzij inzet van de EU en lidstaten, waaronder Nederland, verbonden aan een mensenrechtenkader voor de troepenmacht. De GVDB-missies in de Sahel leveren een belangrijke bijdrage aan het versterken van de capaciteiten van de veiligheidssector in Mali en in Niger.

De aanbevelingen van de Europese Rekenkamer waren onder meer gericht op het verbeteren van de operationele efficiëntie van de missies, het verhogen van de bezettingsgraad van personeel in de missies en het realiseren van een sterkere gerichtheid op duurzaamheid en monitoring en evaluatie. Ook stelde de Europese Rekenkamer dat mandaten en budgetten beter berekend dienen te zijn op de operaties en dat de missies in een exit strategie moeten voorzien. Deze aanbevelingen zijn met steun van Nederland overgenomen in de Raadsconclusies over het rapport van de Europese Rekenkamer die in april door de Raad zijn aangenomen. De EU en de missies werken aan de implementatie van de aanbevelingen en zetten stappen om de effectiviteit van de missies te verbeteren. Het kabinet blijft de ontwikkelingen op dit vlak nauwlettend volgen.

In de regionaliseringsplannen van de EU is een uitbreiding voorzien van de regionale coördinatie cel voor ondersteuning van de G5 en de G5-troepenmacht, en het coördineren van internationale steun. Ook wordt de cel in juni van Bamako (Mali) naar Nouakchott (Mauritanië) verplaatst, waar ook het G5-secretariaat is gevestigd. Na de verplaatsing van de cel wordt gestart met de advisering van de G5-Sahel en het organiseren van trainingen in de G5-Sahellanden. Het kabinet is van mening dat de regionaliseringsplannen ten goede komen aan de coördinatie tussen verschillende internationale actoren in de regio. Zo wordt overlap in de inzet beperkt en de effectiviteit van de missies vergroot. Zoals gebruikelijk informeert het kabinet de Kamer over de Nederlandse inzet in missies en operaties en de voortgang van deze missies in de Tussentijdse Evaluatie Missies en Operaties die de Kamer jaarlijks in mei toegaat.

Het regionale actieplan voor de Sahel, in 2015 aangenomen door de Raad, loopt inderdaad in 2020 ten einde. Nederland is voorstander van een update maar heeft wel een aantal aandachtspunten: (i) qua timing voorkeur voor actualisering na bekendmaking van de prioriteiten van de nieuwe Europese Commissie; (ii) een actualisering van de Sahel-regio in samenhang bezien met actualisering van meerdere strategische regio’s; en (iii) goede aansluiting met de actualisering van de strategieën voor individuele Sahel-landen die de EU momenteel herziet.

Over de situatie in Niger zijn verontrustende berichten, als laatste relatief veilige land in de regio zou Niger het centrum van de internationale strijd tegen terreur zijn geworden. Gaat de Minister tijdens de Raad zijn zorgen over de situatie in Sahel, in het bijzonder in Niger overbrengen? Welke aanpassingen in de strategie zijn er nodig om te voorkomen dat de situatie in Niger escaleert?

19. Antwoord van het kabinet:

De verslechterende veiligheidssituatie in de Sahelregio, en de impact hiervan op de relatieve stabiliteit in Niger – en in meerdere mate nog op Burkina Faso – staat helder op het netvlies van de Raad. Tijdens het bezoek van Minister Blok aan Niger van 31 oktober jl. en tijdens het bezoek van de Nigerijnse Minister van Buitenlandse Zaken aan Nederland op 25 april jl. is waardering getoond voor de wijze waarop Niger zich staande houdt, ondanks de instabiliteit in de buurlanden. Nederland levert een actieve bijdrage aan verbeterd grensbeheer en aan de aanpak van de grondoorzaken van instabiliteit.

Om verdere escalatie te voorkomen is steun vanuit de EU voor de Sahel regio in toenemende mate gericht op het stabiliseren van kwetsbare grensregio’s. De EU verleent niet alleen steun aan operaties van de regionale G5 troepenmacht langs de onderlinge grenzen maar ook aan het verbeteren van de toegankelijkheid van publieke diensten in deze gebieden. Nederland levert zelf een extra financiële bijdrage van € 15 miljoen aan de beschikbaarheid van water en sanitatie in onder meer de grensregio tussen Mali en Niger.

Gezien de huidige bevolkingsgroei en grote ontwikkelingsuitdagingen in Niger is het verder vooral zaak om succesvolle bestaande ontwikkelingsprogramma’s verder op te schalen om zo meer mensen te bereiken en meer resultaat en impact te kunnen realiseren. Nederland is lid geworden van de Alliance Sahel, een door de Franse president Macron en Duitse Bondskanselier Merkel gelanceerd netwerk dat programmatische samenwerking en gezamenlijke financiering en coördinatie van multilaterale, bilaterale en private donoren bevordert.

De geannoteerde agenda benadrukt hoe belangrijk de Sahel is in de ogen van dit kabinet als transitregio voor irreguliere migratie richting Europa. Daarom steunt Nederland de brede Europese samenwerking in de Sahel, die langs de hele migratieketen gericht is op de aanpak van grondoorzaken van irreguliere migratie, de aanpak van mensenhandel en -smokkel, de bescherming van kwetsbare migranten en het bevorderen van terugkeer en re-integratie. In de geannoteerde agenda staat ook dat de EU de noodzaak onderstreept van regionale samenwerking tussen landen in de Sahel en aangrenzende landen als Libië en Algerije in het nastreven van deze doelstellingen. Hoe zou die samenwerking eruit moeten zien gegeven de huidige omstandigheden in de beide landen?

20. Antwoord van het kabinet:

Gezien het grensoverschrijdende karakter van de uitdagingen in de Sahel regio heeft de EU het belang van samenwerking met de landen in de regio Noord-Afrika (Maghreb) al in een eerder stadium in de strategie voor de Sahel benadrukt. Beide regio’s zijn nauw met elkaar verbonden door verschillende migratieroutes. Met steun van Nederland werkte de VN organisatie die strijdt tegen drugs en criminaliteit (UNODC) in het recente verleden al aan het bevorderen van de onderlinge samenwerking tussen politie en justitie vertegenwoordigers uit West-Afrika, de Sahel en Maghreb.

De huidige politieke ontwikkelingen in Algerije en Libië lijken geen direct effect te hebben op de migratiesituatie in de Sahel noch voor meer instabiliteit te zorgen, maar maken verdere intensivering van de samenwerking tussen beide regio’s op korte termijn onmogelijk.

De huidige Nederlandse bijdrage richt zich dan ook vooral op het redden en beschermen van migranten in de grensgebieden van Niger met Algerije en Libië, met steun aan de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Daarnaast evacueert UNHCR kwetsbare vluchtelingen uit Libië naar Niger alvorens ze gehervestigd worden in derde veilige landen, waaronder Nederland.

Tot slot, vragen de leden van de PvdA fractie wat de concrete inzet van Nederland zal zijn tijdens de Raad? Welke uitkomsten zouden tot tevredenheid stemmen?

21. Antwoord van het kabinet:

De Nederlandse inzet tijdens de Raad benadrukt (i) dat EU-steun gericht op het versterken van de capaciteiten van Sahellanden om zelf hun veiligheid te waarborgen nadrukkelijk in samenhang met de bredere strafrechtketen (rechtstaat) dient te worden vormgegeven, met expliciete referenties aan het belang van mensenrechten; (ii) het belang van een brede migratiesamenwerking, conform het in 2015 afgesproken Valetta actieplan, als integraal onderdeel van de EU inzet in de Sahel regio en (iii) het belang van een geïntegreerde benadering met ook aandacht voor grondoorzaken van armoede en instabiliteit in de Sahel. Het investeren in een toekomstperspectief van de jeugdige bevolking, meisjes voorop, is van belang om toekomstige problemen te verminderen of zelfs te voorkomen.

In Benelux-verband zal een kort statement tijdens de Raad worden afgegeven over de gezamenlijke inzet in de Sahel regio, met name op het gebied van veiligheid en rechtsorde.

Venezuela

De leden van de D66-fractie zien de situatie in Venezuela, het grootste buurland van het Koninkrijk, als uiterst zorgelijk. Afgelopen week riep parlementsvoorzitter Juan Guaidó, die door Nederland erkend is als interim-president, op tot het overnemen van de macht van Nicolas Maduro. Ondertussen is de humanitaire situatie in het land onverminderd zorgelijk, en de buitenlandse bemoeienis met het conflict groeit. De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de recente ontwikkelingen in en rond Venezuela. Zo vragen deze leden zich af hoe de Minister de opmerking van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken duidt waarin hij stelt dat militair optreden van de Verenigde Staten in Venezuela mogelijk is? Hoe beoordeelt de Minister in dit licht zijn opmerking dat Maduro bereid was te vertrekken in de eerste uren na Guaidó»s oproep om de macht over te nemen? Welke rol is op dit moment nog weggelegd voor de «internationale contactgroep» waar ook Nederland deel van uitmaakt, nu er geen vrije presidentsverkiezingen zijn geweest? Verwacht de Minister dat het mandaat van de groep, dat binnenkort verloopt, verlengd zal worden?

22. Antwoord van het kabinet:

Veel landen uit de regio, waaronder de VS, maken zich ernstige zorgen over de verslechterde situatie in Venezuela en zetten zich in voor een vreedzame oplossing van het conflict. De inzet van de VS is vooral gericht op een politieke transitie waarbij het Venezolaanse volk op democratische wijze haar leider kan kiezen. Om dit te bewerkstelligen heeft de VS de druk op het Maduro-bewind opgevoerd door middel van persoonsgerichte en sectorale sancties.

Ondanks dat de VS meermaals te kennen heeft gegeven dat alle opties op tafel liggen om een politieke transitie te bewerkstelligen, beschikt het kabinet niet over informatie waaruit blijkt dat de VS op het punt staat militair te interveniëren in Venezuela. Recent verklaarde het Pentagon dat er geen orders zijn gegeven om een militaire optie voor te bereiden. Ook heeft het Pentagon steun uitgesproken voor diplomatieke inzet ten behoeve van een democratische transitie.

Het kabinet is van mening dat er een vreedzame politieke oplossing dient te worden gevonden. De Hoge Vertegenwoordiger riep hier in haar verklaring namens alle Lidstaten op 30 april jl. ook toe op. Venezuela en de regio zijn gebaat bij stabiliteit.

Over een eventueel vertrek van Maduro is geen nadere informatie bekend dan hetgeen in de media is verschenen. De politieke situatie in Venezuela is al geruime tijd instabiel en deze instabiliteit lijkt enkel te zijn toegenomen. De gebeurtenissen van vorige week laten zien dat massale steun vanuit het leger aan interim-president Guaidó uitblijft, maar ook dat de relatie tussen het leger en het Maduro-bewind zichtbaar scheuren begint te vertonen.

Op 6 en 7 mei kwam de International Contact Group (ICG) bijeen in Costa Rica8. Tijdens de bijeenkomst hebben de leden van de ICG de voortgang van de eerste maanden besproken en is besloten dat de inzet op een geloofwaardig politiek proces wordt voortgezet. Het mandaat van de ICG zal periodiek worden geëvalueerd. De ICG heeft het voornemen uitgesproken een politieke missie naar Venezuela af te vaardigen met als doel de bereidheid van partijen te toetsen om tot een vreedzame en democratische oplossing (presidentiële verkiezingen) te komen. De ICG heeft een bijdrage kunnen leveren aan het toelaten van humanitaire hulp aan Venezuela. Gelet op de zeer schrijnende humanitaire situatie zal een blijvende inspanning nodig blijven, zeker zolang de VN niet in staat is hier een volledige rol te spelen. De ICG heeft besloten een humanitair coördinatiemechanisme op te zetten.

De leden van de GroenLinksfractie zijn benieuwd hoe de bijeenkomst van de International Contact Group (ICG) is verlopen waarin gesproken wordt over de mogelijkheden om tot eerlijke en transparante presidentsverkiezingen te komen. Zij vragen zich daarbij af wat de inbreng van Nederland was. De genoemde leden vragen zich af of de Minister een inschatting kan maken van de slagingskansen van de oproep van Juan Guaidó en welke gevolgen eventueel slagen of falen heeft voor de erkenning van Guaidó als interim-president van Venezuela. Tot slot vragen deze leden wat de status is van het verschaffen van humanitaire hulp aan de bevolking, zeker in het licht van de recente ontwikkelingen.

23. Antwoord van het kabinet:

Zie vraag 22 voor het verloop van de ICG-bijeenkomst. Nederland heeft zich in ICG-verband ingespannen om naar mogelijkheden te blijven zoeken om de juiste voorwaarden te scheppen om de politieke impasse in Venezuela te kunnen doorbreken.

Daarnaast heeft Nederland gepleit voor het behouden van het humanitaire spoor totdat het volledige VN-systeem voor het leveren van humanitaire hulp kan worden uitgerold.

Nederland steunt, net als grote delen van de EU en de democratische landen in Latijns-Amerika, Juan Guaidó als interim-president met als doel het organiseren van vrije en eerlijke presidentsverkiezingen. Op 30 april heeft interim-president Guaidó opgeroepen tot een mobilisatie van het Venezolaanse volk en leger. De massale opkomst van het volk laat zien hoe sterk de behoefte is aan een vreedzame politieke oplossing voor de huidige crisis. Het Venezolaanse volk moet via eerlijke en vrije verkiezingen over zijn eigen toekomst kunnen beslissen. Dat vraagt dat de democratie op een vreedzame manier wordt hersteld, er een politieke oplossing komt en dat de situatie nu niet tot een gewelddadige confrontatie leidt.

De ernst van de crisis in Venezuela is groot en een verbetering van de situatie lijkt nog niet in zicht. Daarmee is ook de rol van de humanitaire werkgroep van de ICG nog niet uitgespeeld. Op 17 april is een voorzichtige opening gekomen voor humanitaire hulp. Van beide kanten, de oppositie en het Maduro-bewind, is er beweging om hulp op een meer onafhankelijke en gecoördineerde wijze te leveren. Tegelijkertijd blijft de situatie uiterst kwetsbaar en is de geboden hulp tot dusver onvoldoende om de noden van de bevolking te verlichten. Juist omdat de noden al hoog zijn en naar verwachting verder zullen toenemen, is het belangrijk deze fragiele structuur van humanitaire assistentie overeind te houden en langzaam uit te breiden. De ICG werkt hierin nauw samen met VN-organisaties.

In Venezuela blijft de politieke en humanitaire situatie uitermate precair. De leden van de SP-fractie keuren de recente couppoging van Juan Guaidó en de daaropvolgende dreigementen met militair optreden door de VS af en vragen de Minister datzelfde te doen. Volgens deze leden is er geen militaire of antidemocratische oplossing voor het conflict in dit land mogelijk. Zij vernemen graag of de Minister deze opvatting deelt.

24. Antwoord van het kabinet:

Het Maduro-bewind heeft er alles aan gedaan om te voorkomen dat het Venezolaanse volk in vrijheid zijn stem kan laten horen. Nederland en de meerderheid van de EU-lidstaten hebben om die reden Juan Guaidó erkend als interim-president van Venezuela met als doel het houden van vrije en eerlijke verkiezingen. Het kabinet deelt de opvatting dat er sprake was van een couppoging dan ook niet.

De VS heeft gezegd dat alle opties op tafel liggen, maar heeft afgelopen week opnieuw benadrukt voorstander te zijn van een democratisch proces als oplossing voor de politieke crisis. Zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 22 is het kabinet geen voorstander van militair ingrijpen. Venezuela en de regio zijn gebaat bij stabiliteit.

Alle nadruk moet volgens de leden van de SP-fractie worden gelegd op een diplomatieke uitweg uit de crisis. Op dit moment komt de International Contact Group bijeen om de crisis in Venezuela te bespreken. In de brief van de Minister staat dat de inzet hiervan is om tot nieuwe presidentsverkiezingen te komen. Dat kan een oplossing zijn, maar zal waarschijnlijk door de regering van president Maduro van de hand worden gewezen. Een alternatieve politieke uitweg wordt geboden door het voorstel tot onderhandelingen, zonder voorwaarden vooraf, van de kant van Mexico en Uruguay. Ziet de Minister mogelijkheden om de verschillende partijen in Venezuela hiertoe te bewegen? Zo nee, waarom niet?

25. Antwoord van het kabinet:

Alle mogelijkheden om tot een onderhandelde oplossing te komen voor de crisis in Venezuela moeten worden overwogen. Het verleden heeft echter uitgewezen dat het Maduro-bewind verschillende initiatieven tot dialoog gebruikt heeft om de oppositie uit elkaar te spelen, zonder dat er serieuze bereidheid was om een uitweg te vinden uit de politieke impasse. Het is van groot belang dat het Maduro-bewind laat zien dat het bereid is een constructieve en geloofwaardige positie in te nemen. Daarom zet de ICG allereerst in op het creëren van condities en bereidheid die de weg vrij maken voor een onderhandelde oplossing. Alleen dialoog is niet voldoende. De internationale gemeenschap moet ook de druk opvoeren op het Maduro-bewind om te zorgen voor een daadwerkelijke verandering.

Zonder meer ernstig zijn, aldus de leden van de SP-fractie, de bevindingen in een recent rapport van het Center for Economic and Policy Research dat zo’n 40.000 mensen (het betreft een schatting) sinds 2017 zijn gestorven in Venezuela als gevolg van brede economische sancties van de VS tegen dat land. Deze sancties worden een vorm van collectieve bestraffing en illegaal genoemd. De leden van de SP-fractie vragen de Minister te reageren op de bevindingen van dit rapport, getiteld «Economic Sanctions as Collective Punishment: The Case of Venezuela» (april 2019). Is de Minister het met deze leden eens dat de EU de VS niet moet volgen op dit pad van harde economische sancties? Is de Minister bereid zorgen over de gevolgen van de sancties voor de bevolking van Venezuela onder de aandacht te brengen bij zijn Amerikaanse collega? Zo nee, waarom niet?

26. Antwoord van het kabinet:

Venezuela verkeert in een diepe economische crisis met zeer ernstige humanitaire gevolgen. Deze neerwaartse spiraal, die ruim voor de sancties van de VS haar oorsprong kent, is te wijten aan jaren van economisch wanbeleid en gebrek aan hervormingen.

Dat laat onverlet dat het kabinet geen voorstander is van economische sancties. Uitgangspunt voor het kabinet blijft dat de Venezolaanse bevolking niet mag lijden onder sancties. De EU heeft daarom gekozen voor een gericht sanctieregime bestaande uit een wapenembargo en persoonsgerichte sancties tegen hooggeplaatste Venezolanen die zich schuldig maken aan ondermijning van de democratie en mensenrechtenschendingen.

De VS en Lima-groep landen maken een eigen afweging via welke middelen ze de druk op het bewind willen en kunnen opvoeren. Het doel blijft hetzelfde, een vreedzame oplossing van de diepe crisis waarin Venezuela verkeert zonder dat de bevolking nog harder getroffen wordt dan nu al het geval is door maatregelen van het huidige bewind.

Kabinetsappreciatie Gezamenlijke Mededeling «Europese Unie, Latijns Amerika en het Caribisch gebied: de handen in elkaar slaan voor een gemeenschappelijke toekomst»

De leden van de PvdA-fractie hebben een paar vragen over de gezamenlijke mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger getiteld «Europese Unie, Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied: de handen in elkaar slaan voor een gemeenschappelijke toekomst». Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een reactie op deze mededeling met een toelichting op de voorstellen. Het streven is de voorstellen in nauwe samenwerking met de lidstaten van de EU uit te voeren. Welke rol speelt de strategie bij het Nederlandse beleid in deze regio en welke rol heeft Nederland voor ogen bij de uitvoering?

27. Antwoord van het kabinet:

De mededeling «Europese Unie, Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied: de handen in elkaar slaan voor een gemeenschappelijke toekomst» geeft een visie weer voor een versterkt en gemoderniseerd biregionaal partnerschap op basis van 4 prioriteiten: welvaart, democratie, weerbaarheid en effectief beleid in multilaterale fora. Per prioriteit zet de mededeling uiteen hoe het engagement van de EU eruit zou kunnen zien, afhankelijk van de context in een specifiek land.

Op het gebied van welvaart gaat het bijvoorbeeld om partnerschappen die inter- en intraregionale handel en investeringen faciliteren, de groene economie bevorderen en in kennis, innovatie en menselijk kapitaal investeren. De prioriteit democratie voorziet in partnerschappen gericht op onder meer mensenrechten en democratische beginselen, steun aan het maatschappelijk middenveld en de aanpak van gender based violence. Ten aanzien van weerbaarheid moet gedacht worden aan partnerschappen op het gebied van duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen, coördinatie en samenwerking inzake rampenbeheersing en civiele bescherming, maar ook intensivering van de dialoog en samenwerking inzake migratie en mobiliteit. Tot slot is de prioriteit effectief beleid in multilaterale fora gericht op onder meer de bevordering van verdere deelname van landen uit Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied (LAC) aan missies en operaties in het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid van de EU, samenwerking in het kader van de hervormingen van het VN-systeem, de uitvoering van het Parijs Akkoord en Agenda 2030, en een gemeenschappelijke agenda voor versterking van het multilaterale handelsstelsel.

De gezamenlijke mededeling vormt aan de hand van deze prioriteiten een leidraad voor EU betrokkenheid in de regio. Zoals aangegeven in de appreciatie in de Geannoteerde Agenda verwelkomt het Kabinet de gezamenlijke mededeling, die een nuttig kader vormt voor de relaties tussen de EU en de LAC. Het Nederlandse bilaterale beleid sluit goed aan bij dit kader, waarbij opgemerkt moet worden dat de regio zeer divers is waardoor de concrete samenwerking inzake de implementatie per land op basis van maatwerk vormgegeven zal worden.

Appreciatie EU-China Top slotverklaring

De Minister schrijft over de slotverklaring van de EU-China Top dat de tekst een «commitment» van beide zijden ten aanzien van WTO-hervormingen bevat. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om toe te lichten hoe serieus hij daarbij het Chinese commitment inschat? Verwacht de Minister dat China een einde wil en gaat maken aan het ten onrechte hanteren van de status van «ontwikkelingsland», en voornemens is zich te gaan houden aan afspraken over bijvoorbeeld overheidsaanbesteding? Zijn deze zaken concreet besproken? Zo nee, blijft de EU hier wel expliciet op aandringen?

28. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwelkomt de slotverklaring van de EU-Chinatop. Het kabinet gaat ervan uit dat China net als de EU alleen toezeggingen doet als het ook bereid is daarnaar te handelen. De geïdentificeerde prioriteiten zijn breed. De EU is sinds de vorige EU-Chinatop met China in gesprek over modernisering van de WTO en zal in dat kader nadere invulling van de samenwerking bespreken. Vooralsnog verwacht het kabinet niet dat China op korte termijn afstand zal doen van de status van ontwikkelingsland. Het kabinet steunt de besprekingen in Genève over een meer toegesneden toepassing van Speciale en Gedifferentieerde Behandeling door de WTO-leden. De onderhandelingen met China om toe te treden tot de overeenkomst inzake overheidsaanbestedingen (Government Procurement Agreement, GPA) van de WTO worden voortgezet.

De leden van de GroenLinksfractie hebben met belangstelling de appreciatie van de EU-China slotverklaring gelezen. Zij merken met grote zorg op dat er met name op het gebied van de bescherming van onze interne markt en de mensenrechtensituatie in China grote onduidelijkheden en hiaten zijn. Daarbij hebben zij de volgende vragen.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af of de Minister uitgebreider kan toelichten wat er op het gebied van bescherming van de interne markt tegen oneerlijke Chinese concurrentie en veiligheid ten aanzien van toekomstige 5G netwerken is besproken? Is het mogelijk geheel uitsluiten van onveilige 5G netwerken aan de orde geweest? Zo ja, welke lidstaten waren hier voor en tegen? Kan de Minister ook toelichten welke concrete stappen in de nabije toekomst worden genomen om non-discriminatoire markttoegang te garanderen? Indien deze niet worden gezet en de veiligheid van een toekomstig 5G netwerk te onzeker is, lijkt de Minister het dan alsnog verstandig een bilateraal investeringsakkoord te tekenen?

29. Antwoord van het kabinet:

Eerlijke concurrentie was een belangrijk onderwerp op de EU-Chinatop. Zo heeft vicepresident Katainen van de Europese Commissie helder gesteld dat de EU waar nodig zal optreden om de integriteit van de interne markt te waarborgen, de markteconomie te beschermen en te streven naar gelijkwaardige wederzijdse markttoegang in de handelsrelatie met China. Dit is in lijn met de ambitie zoals verwoord in de Gezamenlijke Mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van 12 maart jl. met een strategische visie op de EU-Chinarelatie. Deze inzet werd ook gesteund door de Europese regeringsleiders tijdens de Europese Raad van 21-22 maart.

Omdat veel lidstaten nog werken aan een eigenstandige analyse van de risico’s bij de aanleg van 5G-netwerken is tijdens de EU-Chinatop niet over de veiligheid van toekomstige 5G-netwerken gesproken. Zo wordt in Nederland momenteel in samenwerking met de drie grote telecomaanbieders (KPN, T-Mobile en VodafoneZiggo) een risicoanalyse uitgevoerd naar de kwetsbaarheid van 5G-telecommunicatienetwerken voor misbruik door leveranciers van technologie voor deze netwerken, en welke maatregelen nodig zijn om risico’s te beheersen. Het doel is om tot evenwichtige besluitvorming te komen waarbij zowel veiligheidsbelangen als economische belangen worden geborgd. Nederland spant zich daarbij ook in voor informatie-uitwisseling en gedeelde risicoafweging in EU-verband en met bondgenoten buiten de EU, en heeft de Commissieaanbeveling ter zake verwelkomd. Deze aanbeveling doet geen afbreuk aan bijvoorbeeld de bevoegdheden van de lidstaten met betrekking tot nationale veiligheid. Uitsluitingen op grond van nationale veiligheid zouden dat vermoedelijk wel doen en zijn dan ook niet aan de orde als EU-brede maatregel. Om die reden is ook uitsluiting geen onderwerp van gesprek geweest bij de EU-Chinatop. Uw kamer ontvangt binnenkort een BNC-fiche met de kabinetsappreciatie van de Commissieaanbeveling inzake de veiligheid van 5G-netwerken.

De slotverklaring van de EU-Chinatop bevat enkele concrete afspraken die tot non-discriminatoire markttoegang moeten leiden. Zo zullen de EU en China de voornaamste handelsbarrières waar zij tegenaanlopen identificeren, en zal hierover bij de volgende EU-Chinatop de balans worden opgemaakt. Daarmee blijft het onderwerp op het hoogste niveau op de agenda.

Het afsluiten van een bilateraal investeringsakkoord draagt bij aan het creëren van een gelijk economisch speelveld. Het kabinet juicht het derhalve toe dat beide partijen zich in de slotverklaring committeren aan het streven naar afronding van de onderhandelingen in 2020. De veiligheid van toekomstige 5G-netwerken moet uiteraard worden gewaarborgd, maar de discussie daaromtrent doet wat het kabinet betreft niet af aan het belang van een bilateraal investeringsakkoord.

De leden van de GroenLinksfractie hebben kritische kanttekeningen bij het bespreken van de mensenrechtensituatie in China. Zij krijgen niet de indruk dat dit een stevige dialoog op hoog niveau is geweest, terwijl dit volgens deze leden wel zeer wenselijk was geweest. Kan de Minister toelichten of hij tevreden is met dit specifieke resultaat?

30. Antwoord van het kabinet:

De mensenrechten zijn ter sprake gekomen tijdens de lunchbijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken op 18 maart jl.. De Chinese Minister van Buitenlandse Zaken, Wang Yi, was bij deze lunch aanwezig. Op 1 en 2 april vond de EU-China mensenrechtendialoog plaats, waarbij de Europese zorgen over de gehele linie zijn overgebracht. Voorzitter van de Europese Raad, Donald Tusk, heeft de mensenrechten ook tijdens de EU-China top van 9 april aan de orde gesteld. Premier Rutte heeft hier op 22 maart tijdens de Europese Raad nadrukkelijk voor gepleit.

Dat de mensenrechten in een korte tijd vaak en uitvoerig door de EU zijn opgebracht is deels te danken aan de stevige Nederlandse inzet op dit dossier. Zeker ook omdat EU-eenheid op dit onderwerp niet altijd vanzelfsprekend is, kijkt het kabinet met tevredenheid terug op dit resultaat. Dat neemt niet weg dat de zorgen over de mensenrechtensituatie in China blijven bestaan en dat Nederland moet blijven investeren in een stevige EU-inzet op dit onderwerp.

Kan de Minister tot slot meer uitleg geven bij het volgende statement uit de appreciatie EU-China top slotverklaring: «Voor Nederland is verder van belang dat expliciet verwezen wordt naar de EU-China mensenrechtendialoog die plaatsvond op 1 en 2 april in Brussel.»? Is de Minister het met de GroenLinksfractie eens dat de mensenrechtensituatie in China vooral op het hoogst mogelijk politieke niveau gevoerd moet worden, en wil hij zich inspannen bij collega’s om hier eensgezind in te opereren? Kan de Minister daarbij toelichten wat de reactie van China is geweest op het aan de orde stellen van de mensenrechtensituatie en dan met name die van de Oeigoeren?

31. Antwoord van het kabinet:

Eensgezindheid binnen de EU ten aanzien van China is van groot belang, niet alleen vanwege zorgen over de mensenrechtensituatie in China zelf, maar ook omdat China zich internationaal steeds assertiever opstelt op het gebied van mensenrechten. Het kabinet is van mening dat de bilaterale mensenrechtendialoog tussen de EU en China een nuttig instrument is om de vele zorgen over de gehele linie aan te kaarten. Zo nodig worden de mensenrechten ook op het hoogste niveau onder de aandacht gebracht, bijvoorbeeld als het gaat om de mensenrechtensituatie in Xinjiang. Dit is op de EU-China top van 9 april jl. ook gebeurd, nadat onder andere Nederland hier nadrukkelijk voor had gepleit. Van Chinese zijde is aangegeven dat de EU welkom is om Xinjiang te bezoeken. Van belang is echter dat tijdens een dergelijk bezoek sprake moet zijn van vrije toegang. Deze boodschap is ook door de EU aan China overgebracht.

Nu het kabinet van de gelegenheid gebruik maakt een appreciatie te geven van de slotverklaring van de EU-China top willen de leden van de PvdA-fractie het kabinet danken voor de inzet bij het nadrukkelijk aandacht vragen voor de mensenrechtensituatie in China, in het bijzonder voor de situatie van de Oeigoeren en het toelaten van internationale waarnemers tot de regio Xinjiang (conform de motie-Asscher c.s., Kamerstuk 23 987, nr. 337), en de bescherming van godsdienstvrijheid (conform de motie-Van der Graaf c.s., Kamerstuk 21 501-20, nr. 1422). Helaas levert dit in slotverklaring niet veel meer in passage over mensenrechten op dan slechts het committeren aan het respecteren van de universele mensenrechten. Dit is niets anders dan het al was en klinkt als een holle frase, deze passage is daarmee slechts een bevestiging van de praktische invulling die China tot op heden geeft aan het naleven van de universele mensenrechten. Er is dus geen overeenstemming over het concreet toelaten van internationale waarnemers en geen concrete invulling aan de bescherming van godsdienstvrijheid bereikt. Is er druk uitgeoefend om dit wel te doen en zo ja, wat is hier op de reactie geweest?

32. Antwoord van het kabinet:

De EU heeft ingezet op een expliciete verwijzing in de slotverklaring naar toegang van VN-waarnemers tot de regio Xinjiang en vrijheid van religie en levensovertuiging. Deze verwijzingen zijn uiteindelijk niet opgenomen in de slotverklaring, net als dat er door China voorstellen zijn gedaan die niet in de slotverklaring terecht zijn gekomen. Dat China zich middels deze verklaring committeert aan universele mensenrechten is geen holle frase. Mensenrechtenverdragen zijn bindend en de EU kan China daarmee zowel bilateraal als in bijvoorbeeld de VN-Mensenrechtenraad ter verantwoording roepen.

Heeft de EU aangedrongen op een meer praktische invulling van het committeren aan het respecteren van de universele verklaring van de rechten van de mens? En zo ja, waarom is het kabinet dan tevreden met de bevestiging van het commitment van beide zijden aan multilateralisme en respect voor het internationaal recht, met een centrale rol voor de VN? Hiermee is er dus geen enkele visie vastgelegd en kan China de eigen visie blijven hanteren. Waarbij China als permanent lid van VN Veiligheidsraad de daar voorliggende resoluties, ook op het gebied van mensenrechten, kan blokkeren met een veto. De leden van de PvdA-fractie begrijpen de tevredenheid van het kabinet op dit punt niet zo goed. Is die gelegen in het feit dat tijdens de EU-China top de Chinese visie op mensenrechten niet officieel is vastgelegd? En zo nee, waar bestaat die tevredenheid dan wel uit? En hoe ziet die visie van China eruit? Is dat nog altijd het uitgangspunt dat tradities en gebruiken soms sterker moeten wegen dan mensenrechten? Voor zover de leden van de PvdA-fractie kunnen overzien is er op het punt van mensenrechten, het speerpunt van het buitenlandbeleid voor dit kabinet, naast het tijdens de mensenrechtenraad benoemen van de situatie van de Oeigoeren en de godsdienstvrijheid tijdens de EU China top niet veel bereikt.

33. Antwoord van het kabinet:

De visies van de EU en China op mensenrechten liggen ver uiteen. Belangrijker echter, zijn bindende internationale afspraken op basis van universele mensenrechten. China heeft zich gecommitteerd aan het respecteren van universele mensenrechten. En de EU heeft herhaaldelijk de zorgen over de mensenrechtensituatie in China overgebracht. Er is echter een voortdurende inspanning nodig om China ertoe te bewegen de internationale verplichtingen op het gebied van mensenrechten ook daadwerkelijk in de praktijk te brengen. Vooral de situatie in China zelf vraagt om duidelijke stellingname van niet alleen de EU, maar ook van andere internationale partners.

Afghanistan

De Minister schrijft in het verslag van de RBZ van 8 april jl. dat Nederland in de laatste Raad Buitenlandse Zaken heeft verklaard dat de samenwerking met Afghanistan ook in de toekomst gebaseerd dient te zijn op wederzijdse afspraken, bijvoorbeeld op het gebied van migratie. Begin oktober 2016 zijn met de Afghaanse regering afspraken gemaakt over migratie. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om toe te lichten wat deze afspraken tot nu toe hebben opgeleverd en of de Nederlandse regering tevreden is met de resultaten tot nu toe? Kan de Minister tevens toelichten of hij, indien relevant, nog mogelijkheden ziet om de bestaande afspraken aan te scherpen?

34. Antwoord van het kabinet:

De EU en Afghanistan hebben onder de naam Joint Way Forward (JWF) in 2016 afspraken gemaakt over de bestrijding van irreguliere migratie en in het bijzonder terugkeersamenwerking. In dit geval dienen deze afspraken ter aanvulling op de bestaande afspraken die Nederland al eerder met Afghanistan had over terugkeersamenwerking. Op grond van deze Joint Way Forward is het overleg over terugkeer tussen de EU, de EU lidstaten en Afghanistan geïntensiveerd. Hoewel dit heeft geleid tot hogere aantallen EU-breed, wordt terugkeer nog steeds in onvoldoende mate gerealiseerd, ook vanuit Nederland. Nederland blijft Afghanistan, ook op politiek niveau, aanspreken op zijn verplichtingen om eigen onderdanen terug te nemen. Het kabinet ziet momenteel geen noodzaak om bestaande afspraken aan te scherpen, het gaat veeleer om het insisteren op implementatie hiervan.

Soedan (ontwikkelingssamenwerking)

In het verslag van de RBZ van 8 april jl. schrijft de Minister over het programma Better Migration Management (BMM-programma) in Soedan dat «er nog winst te behalen [valt] op het gebied van efficiëntie en effectiviteit». Deze conclusie maakt op de leden van de VVD-fractie een nogal eufemistische indruk. Kan de Minister toelichten in hoeverre de trainingen in het kader van de laatste pijler hebben bijgedragen aan de behartiging van Europese migratiebelangen en welke lessen getrokken kunnen worden voor soortgelijke capaciteitsopbouwtrainingen in andere landen?

35. Antwoord van het kabinet:

Een effectieve internationale strijd tegen mensensmokkel en mensenhandel en verbetering van het grensbeheer in de Hoorn van Afrika is in het belang van zowel de landen in de Hoorn van Afrika als in het belang van Europa. In dit kader wordt steun gegeven vanuit de EU aan capaciteitsversterking (via trainingen) van lokale autoriteiten in de regio, ook in Soedan. Trainingen zijn erop gericht om mensensmokkelaars en -handelaars te vervolgen en slachtoffers van deze praktijken, waaronder kinderen, te identificeren en te beschermen. Dit draagt bij aan de Europese en Nederlandse doelstellingen omtrent het terugdringen van irreguliere migratie, in de regio en richting Europa, en de internationale aanpak van mensensmokkel en -handel. Tegelijkertijd geldt voor het Better Migration Management (BMM) programma, en het EU Trust Fund in het algemeen, dat de programma’s baat zouden hebben bij meer gerichte en concrete doelstellingen, zoals ook de Europese Rekenkamer geconcludeerd heeft in 2018. Het kabinet heeft er bij de Europese Commissie op aangedrongen dat de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer zo goed als mogelijk worden toegepast9.

Daarnaast schrijft de Minister dat noch Nederland, noch de EU, directe financiering aan de Soedanese overheid leveren. Wel wordt, zo schrijft de Minister, door de EU aan capaciteitsopbouw in Soedan gedaan. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of hij kan verhelderen of er, naast capaciteitsopbouw, door de EU geen andere ontwikkelingsprojecten worden ontplooid in Soedan, bijvoorbeeld op andere thema’s? Kan hij, als dit wel het geval is, uiteenzetten op welke thema’s en met welke bedragen ontwikkelingsprojecten worden gefinancierd?

36. Antwoord van het kabinet:

Soedan heeft de Cotonou-overeenkomst tussen de EU en landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACP) niet geratificeerd, waardoor het geen beroep kan doen op fondsen uit het Europees Ontwikkelingsfonds.

Om steun te kunnen bieden aan de kwetsbare bevolking van Soedan en om (grondoorzaken van) irreguliere migratie aan te pakken wordt er vanuit het EU Trust Fund (EUTF) voor € 173.5 miljoen aan projecten gefinancierd in Soedan. Hiermee biedt de EU hulp aan kwetsbare groepen op het gebied van o.a. onderwijs, gezondheid, voedselzekerheid en ontwikkeling in rurale gebieden. Deze projecten richten zich op gebieden die het zwaarst getroffen zijn door conflicten en waar een groot aantal vluchtelingen en ontheemden wordt opgevangen. Een voorbeeld is het Regional Development and Protection Programme (RDPP), een programma gericht op verbeterde opvang in de regio voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, waar vanuit het EUTF € 15 miljoen voor gecommitteerd is. In alle gevallen gaat het om activiteiten waarbij geen geld naar de Soedanese overheid gaat. Voor meer informatie over de lopende projecten in Soedan binnen het EUTF en regionale projecten uit andere Europese fondsen verwijst het kabinet ook graag naar de website van de Commissie10.

Soedan (politieke situatie)

De leden van de D66-fractie zijn ernstig bezorgd over de recentelijke ontwikkelingen in Soedan. Enerzijds is er hoop nu na aanhoudende demonstraties president Omar Al-Bashir eindelijk is afgezet. Anderzijds is er vrees, omdat de macht overgenomen is door de militaire raad bestaande uit Bashir’s vertrouwelingen, de legertop. Deze militairen zijn de uitvoerders geweest van de verschrikkelijke oorlogsdaden in Darfur waar voormalig president Bashir voor gezocht wordt. De protesten zijn na het afzetten van Bashir niet tot een einde gekomen, omdat de demonstranten eerlijke en vrije verkiezingen eisen in plaats van een schijntransitie die meer weg lijkt te hebben van een militaire façade. De Soedanese bevolking vraagt om een civiele overheid, niet een legerclub bestaande uit Bashir’s lieden. Een recente ontmoeting tussen de civiele raad en de militaire raad biedt enige hoop, maar de situatie kan nog alle kanten op gaan. De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat de Europese Unie zich moet inspannen om dit proces zo veel mogelijk de goede kant op te laten gaan. Voorts merken deze leden op dat er al sinds 2009 een arrestatiebevel uitstaat voor Bashir van het Internationaal Strafhof (ISH) in Den Haag, omdat hij verdacht wordt van misdaden tegen de menselijkheid en genocide. De leden van de D66-fractie vinden het van het grootste belang dat Bashir zo snel mogelijk terechtstaat bij het Strafhof om gerechtigheid te vinden voor zijn slachtoffers en om straffeloosheid te voorkomen.

De leden van de D66-fractie vinden dat de Europese Unie een leidende rol moet spelen in beide zaken: het ondersteunen van een democratische transitie in Soedan enerzijds en ervoor zorgen dat Bashir zo snel mogelijk berecht kan worden in Den Haag anderzijds. De EU zou hiervoor druk kunnen leggen op de militaire raad en tegelijkertijd broodnodige hulp in het vooruitzicht kunnen stellen. Deze leden zijn van mening dat de Europese Unie een serieus hulppakket moet aanbieden aan de bevolking en de overheid van Soedan, en aangeven aan de huidige machtshebbers dat dit wordt verstrekt als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1) het op korte termijn uitleveren van Omar Al-Bashir aan het ISH; 2) Het op korte termijn organiseren van vrije en open verkiezingen waarbij een civiele gekozen regering het bestuur over kan nemen van de militairen. Het Europees hulppakket zou ondersteuning kunnen bieden aan deze democratische transitie, door bijvoorbeeld advies, logistieke ondersteuning en monitoring aan te bieden. Door deze combinatie van een vooruitzicht op hulp gekoppeld aan strenge eisen te bieden, zou de EU geloofwaardige druk opbouwen.

Is de Minister bereid om voor een dergelijk EU-hulppakket met voorwaarden te pleiten tijdens de aanstaande RBZ? Zo ja, welke mogelijkheden en kansen ziet hij daartoe? Zo nee, waarom niet?

37. Antwoord van het kabinet:

Zoals beschreven in de brief aan Uw Kamer van 26 april jl. (referentie BZDOC-734935481–53) is het onwaarschijnlijk dat Bashir zal worden uitgeleverd aan het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag zolang de militairen de macht hebben in Soedan.

De ondersteuning van de EU en van Nederland van een democratische transitie in Soedan dient meerdere doelstellingen. Allereerst is het een goede zaak voor het land zelf, en ten tweede brengt het de uitlevering van Bashir en andere verdachten aan het ICC een stap dichterbij.

De door u naar voren gebrachte ideeën voor een EU-hulppakket voor Sudan ondersteunt het kabinet ten dele. Het is belangrijk vrije en eerlijke verkiezingen te organiseren. De vraag in Soedan is nu hoe spoedig deze moeten worden gehouden. De oppositie heeft aangegeven hiervoor de tijd te willen nemen. Na dertig jaar bewind van Bashir en het stelselmatig onderdrukken van de oppositie zullen de huidige politieke partijen en politiek geëngageerde organisaties de tijd nodig hebben om zich voor te bereiden op deelname aan verkiezingen. Alleen dan zijn geloofwaardige verkiezingen mogelijk.

De strijd tegen straffeloosheid is een beleidsprioriteit van Nederland. Daarom zal Nederland aandacht blijven vragen voor de opvolging van de arrestatiebevelen van het ICC. Ook in recente verklaringen van de EU Hoge Vertegenwoordiger Mogherini zijn, mede op aandringen van Nederland, de ICC arrestatiebevelen genoemd. Zoals eerder aangegeven, wordt een uitlevering van Bashir vooral dichterbij gebracht door nu eerst een democratische transitie te ondersteunen. Hier zal dan ook prioriteit aan dienen te worden gegeven, zonder daar op dit moment voorwaarden aan te verbinden.

Nederland zal in EU-verband dan ook pleiten voor een blijvende proactieve opstelling van de EU in dit proces. Tevens zal het kabinet bezien op welke manier Nederland zelf ook een proactieve rol kan spelen.

De leden van de D66-fractie hebben ook nog enkele andere vragen aan de Minister. De huidige regering heeft al bericht Bashir zelf te willen vervolgen en niet voornemens te zijn hem uit te leveren aan het Strafhof. Kan de Minister deze berichtgeving bevestigen? Klopt het dat de huidige regering Bashir alleen wil vervolgen voor corruptie, en niet voor de vijf aanklachten van misdaden tegen de menselijkheid en drie aanklachten van genocide waarvoor het Internationaal Strafhof hem wil vervolgen? Kan de Minister aangeven of het arrestatiebevel van het Strafhof onverminderd van kracht blijft, mocht hij inderdaad enkel voor corruptie of een ander misdrijf anders dan genocide vervolgd worden?

38. Antwoord van het kabinet:

Volgens een verklaring van de militaire overgangsraad is Bashir gearresteerd. Hij zal niet worden uitgeleverd aan het Internationaal Strafhof, maar worden berecht in Soedan. De details inzake deze vermeende arrestatie en de gronden waarop Bashir berecht zal worden zijn vooralsnog onbekend.

Het Statuut van Rome is gestoeld op het complementariteitsbeginsel. Aangezien de Veiligheidsraad de situatie in Darfur in 2005 heeft doorverwezen naar het ICC en deze arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd, is het aan het ICC om te bepalen waar de verdachten het beste vervolgd kunnen worden. Als Soedan de verdachten zelf wil vervolgen zal deze rechtsgang wel aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Soedan zal dan moeten aantonen dat het dezelfde zaak eigenstandig onderzoekt. Vervolging voor andere misdrijven dan de exacte misdrijven waarvan iemand wordt verdacht hebben geen impact op de openstaande arrestatiebevelen.

En kan de Minister aangeven welke overige (diplomatieke) middelen hij ziet om druk uit te oefenen op de Soedanese regering om Al-Bashir naar Den Haag te krijgen?

Wil de Minister er in EU-verband voor pleiten om gezamenlijk met de Afrikaanse Unie op te treden om zo de druk op de legertop te vergroten om civiele verkiezingen te organiseren? Zo nee, waarom niet?

39. Antwoord van het kabinet:

Zie antwoord op vraag 37.

De leden van de PvdA-fractie vinden het jammer dat er geen aandacht is voor Soedan zeker nu de stabiliteit in dat land nog geen gegeven is en de ontwikkelingen zich in rap tempo opvolgen. Tijdens de RBZ zouden de EU lidstaten zich duidelijk kunnen uitspreken en stelling nemen tegen de huidige ontwikkelingen en de protesten van de oppositie, alsmede kenbaar kunnen maken dat zij de roep van de bevolking om een burgerregering blijven ondersteunen. Is de Minister van plan dit tijdens de RBZ in te brengen en zo nee, waarom niet?

40. Antwoord van het kabinet:

Soedan staat niet geagendeerd voor de Raad Buitenlandse Zaken van 13 mei aanstaande. De EU heeft overigens al meerdere malen publiekelijk aangegeven de transitie in Soedan te ondersteunen en opgeroepen tot een spoedige overdracht van de macht aan een burgerregering. Nederland zal de komende tijd aandringen op een actieve rol van de EU in de transitie in Soedan.

Magnitsky-wetgeving

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat zowel de Raad als het Europees Parlement met grote meerderheid hebben ingestemd met het Nederlandse voorstel om een Magnitsky-sanctieregime op te richten. Deze leden vinden het van groot belang dat deze wetgeving zo snel als mogelijk geïntroduceerd wordt in Europa. De aan het woord zijnde leden hebben nog enkele vragen aan de Minister over de vorderingen op dit gebied. Kan de Minister toelichten waar de onderhandelingen binnen de Raad op dit moment staan? Wil de regering zich inzetten om de naam «Magnitsky» toch op de titel van deze wet te houden, iets waar het Europees Parlement ook vóór heeft gestemd? Zo ja, op wat voor manier? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen zich af of de regering kan bevestigen of het klopt dat Hongarije bezwaar heeft gevoerd tegen de naamgeving «Magnitsky» in de titel van deze wet? En zo ja, op welke manier heeft Hongarije dit geuit? Zijn er andere EU-partners die bezwaar hadden tegen de naamgeving «Magnitsky»? Verder vragen de leden van de D66-fractie of de Minister kan aangeven wat voor een tijdpad hij voorziet voor de invoering van deze wet? En wil de Minister zich ervoor inzetten dat de wet er spoedig komt? Wil de Minister zich inzetten om de misdaad van corruptie toegevoegd te krijgen aan de wetgeving, zodat corruptieplegers ook binnen het sanctieregime kunnen vallen? Zo ja, op wat voor manier? Zo nee, waarom niet?

41. Antwoord van het kabinet:

In de afgelopen maanden zijn in de EU mensenrechtenwerkgroep van de Raad diepgaande discussies gevoerd over de toegevoegde waarde van een EU mensenrechtensanctieregime. Nederland heeft deze discussie aangezwengeld. Op bilateraal niveau heb ik ook met veel van mijn Europese collega’s hierover gesproken. Uit deze discussies komt een beeld naar voren dat een zeer ruime meerderheid van lidstaten de meerwaarde van een EU mensenrechtensanctieregime ziet en de volgende fase van besprekingen in wil om daadwerkelijk te gaan onderhandelen over de invulling van een dergelijk sanctieregime.

Over oprichting van een sanctieregime moet met unanimiteit besloten worden. Als de naam van een EU mensenrechtensanctieregime unanimiteit in de weg staat, dan zal het kabinet de totstandkoming van het sanctieregime verkiezen boven een principieel standpunt over de naam. Het product (een stevig mensenrechtensanctieregime) is immers belangrijker dan het etiket. Ten aanzien van het wel of niet opnemen van corruptie als grond voor het instellen van sancties geldt eenzelfde opstelling. Daarbij geldt aanvullend voor corruptie dat het kabinet in het geval van door corruptie verkregen in Nederland aanwezige tegoeden een strafrechtelijke aanpak verkiest boven inzet van het sanctie-instrument.

Het kabinet is voorstander van een zo spoedig mogelijke oprichting van een EU mensenrechtensanctieregime en zal zich hiervoor blijven inspannen. Concreet betekent dit op de korte termijn dat de inzet van het kabinet erop gericht is de enkele nog niet overtuigde lidstaten te doen bewegen om in te kunnen stemmen. Hierin trekt Nederland op met gelijkgezinde landen en werkt het kabinet aan de vorming van een zo groot mogelijke coalitie van lidstaten om voortgang te blijven boeken.

Israël/Gaza

Het geweld tussen Israël en gewapende groepen in Gaza is de laatste dagen opgelaaid, met vele doden als gevolg. De leden van de SP-fractie maken zich hier grote zorgen over en vragen de Minister hoe hierop is gereageerd door Nederland en vanuit de EU. Is wederom alleen het geweld van Palestijnse zijde veroordeeld of ook het Israëlische geweld, als gevolg waarvan meerdere kinderen zijn omgekomen? Als dat laatste niet is gebeurd, waarom dan niet? Kan de Minister ook ingaan op de rol van de EU wat betreft het naleven door Israël van eerder gemaakte afspraken om de illegale blokkade van Gaza te versoepelen. Wordt hier serieus werk van gemaakt? Hoe wordt hierop aangedrongen?

42. Antwoord van het kabinet:

De Hoge Vertegenwoordiger van de EU heeft in een verklaring op 5 mei jl. gemaand tot het direct stoppen van de niet-onderscheidende beschietingen vanuit Gaza (https://eeas.Europa.eu/headquarters/headquarters-homepage/61848/statement-high-representativevice-president-federica-mogherini-continuing-gaza-escalation_en). Tevens heeft de EU medeleven uitgesproken aan de families van alle slachtoffers en aan de Israëlische bevolking. In dezelfde verklaring heeft de Hoge Vertegenwoordiger namens de Unie aangegeven bezorgd te zijn over het oplaaiende geweld dat het werk dat tot doel heeft het lijden van de Gazaanse bevolking te verlichten in gevaar kan brengen. Zij betreurde de hoge tol die de Palestijnen in Gaza betalen, inclusief de vele slachtoffers. Nederland deelt dit. Nederland heeft daarnaast in een verklaring het staakt-het-vuren verwelkomd en onderstreept dat niet-onderscheidende beschietingen vanuit Gaza op burgers onacceptabel zijn. Een Nederlands gezin waarvan het huis was geraakt door de beschietingen uit Gaza werd bezocht door de Nederlandse ambassadeur in Israël.

Nederland en de EU hebben meermaals steun uitgesproken voor de bemiddelende rol van Egypte en de VN om de kalmte te doen terug keren. De Hoge Vertegenwoordiger herhaalde in haar verklaring dat voor een duurzame oplossing een terugkeer naar Gaza van de Palestijnse Autoriteit als legitiem bestuur noodzakelijk is, alsook geloofwaardige veiligheidsgaranties voor Israël en het opheffen van de Israëlische beperkingen op verkeer van goederen en personen. Dit wordt door Nederland onderschreven en uitgedragen in internationale fora en bilaterale gesprekken. Mogelijkheden voor verbeteren van het vrije verkeer van goederen en personen zijn onderwerp van de trilaterale expertgroepen die Nederland met steun van Israël en de Palestijnse Autoriteit organiseert.

Jemen

Het verbaast de leden van de SP-fractie dat de oorlog en ongekende humanitaire crisis in Jemen wederom niet op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken staat. Het is de grootste humanitaire crisis van dit moment! Dat lijkt deze leden reden genoeg om hier permanent, of in ieder geval heel regelmatig, aandacht aan te besteden. De SP-leden vragen de Minister deze stilte te verklaren. Ook wordt gevraagd of de Minister in kan gaan op het rapport «Assessing the Impact of War on Development in Yemen» (april 2019) waaruit blijkt dat meer dan 230.000 mensen zijn gestorven sinds het uitbreken van de oorlog, veel meer dan tot dan toe werd aangenomen.

De leden van de SP-fractie hebben regelmatig gepleit voor sancties tegen Saoedi-Arabië, onder andere omdat dat land in Jemen uithongering inzet als oorlogswapen en verantwoordelijk is voor tal van oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen. Hiertoe is ook een motie aangenomen. Zij vragen de Minister in te gaan op de laatste stand van zaken wat betreft de mogelijkheid van dergelijke sancties. In het verleden is opgemerkt dat er geen rechtsgrond voor het instellen van sancties tegen dit land zou zijn. De leden van de SP-fractie kunnen daar weinig begrip voor opbrengen, vooral omdat tegen tal van andere landen (bijvoorbeeld Iran, Myanmar, Venezuela, Syrië, Rusland, Noord-Korea) wel sancties zijn ingesteld. Daardoor ontstaat de indruk dat het vooral een kwestie van politieke wil is, of eigenlijk het ontbreken daarvan, waarom er geen maatregelen tegen Saoedi-Arabië of andere landen van de coalitie zijn ingesteld. Kan de Minister uitleggen waarom de EU wel bij machte is tegen allerlei andere landen sancties in te stellen, maar niet tegen Saoedi-Arabië?

43. Antwoord van het kabinet:

De Raad Buitenlandse Zaken besteedt regelmatig aandacht aan Jemen, mede op Nederlands aandringen: de laatste keer was in maart van dit jaar. Tijdens de Raad van februari zijn bovendien Raadsconclusies aangenomen. Nederland heeft de afgelopen jaren meerdere keren met succes het initiatief genomen om Jemen te agenderen voor bespreking in de Raad, onder meer om Raadconclusies aan te nemen en om te bepleiten dat alle lidstaten net als Nederland een zeer restrictief wapenexportbeleid hanteren richting de landen die in Jemen militair actief zijn. Nederland blijft zich inzetten voor verdere acties in EU-verband.

Het kabinet heeft kennisgenomen van betreffend rapport en erkent de situatie in Jemen als ergste humanitaire crisis van het moment. De bevolking heeft niet alleen te maken met oorlogsgeweld, maar ook tekort aan basis levensbehoeften en moeilijke toegang van humanitaire hulp. Het rapport schetst een zeer sombere toekomst indien het conflict blijft voortslepen en benadrukt de noodzaak tot een spoedige beëindiging. Ook benadrukt het rapport dat de gevolgen enkel gekeerd kunnen worden indien het conflict structureel en fundamenteel tot een einde komt. Het is de visie van het kabinet dat een dergelijke oplossing alleen bereikt kan worden middels politieke weg: alleen onderhandelde vrede, inclusief politiek akkoord, kan een duurzaam einde maken aan het conflict. Het kabinet blijft zich hier voor inzetten.

Alle bij het conflict betrokken partijen worden beschuldigd van het schenden mensenrechten en humanitair oorlogsrecht. Behalve over optreden van de Arabische coalitie, die onder leiding staat van Saoedi-Arabië, heeft Nederland ook grote zorgen over het optreden van Houthi’s, in verband met de inzet van burgers als menselijk schild, de behandeling van journalisten, mensenrechtenverdedigers en de Bahai. Voor specifieke sancties tegen Saoedi-Arabië is internationaal onvoldoende steun.

Iran

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de escalatie van de spanningen met Iran, waar het laatste bericht is dat een Amerikaans vliegdekschik richting het land opstoomt. Eerder zetten de VS al een legeronderdeel van Iran op de lijst van terroristische organisaties en ook werden de oliesancties tegen het land, die de bevolking van Iran hard raken, verder aangescherpt. Deze leden vragen de Minister hierop te reageren. Worden deze acties afgekeurd? Zo nee, waarom niet? Hoe treft dit Amerikaanse handelen de Europese en Nederlandse betrekkingen met Iran, inclusief de handelsbetrekkingen? Ziet de Minister mogelijkheden om te komen tot de-escalatie? Hoe wordt hierop ingezet?

44. Antwoord van het kabinet:

Nederland en de EU blijven gecommitteerd aan het nucleaire akkoord met Iran (Joint Comprehensive Plan of Action, JCPOA) en zijn daarom teleurgesteld over de herinvoering van de unilaterale sancties tegen Iran door de VS, en erkennen de extraterritoriale effecten van deze sancties niet. Nederland en de EU zijn ook zeer bezorgd over de verklaringen van Iran van 8 mei jl. over het opschorten van bepaalde beloftes in het kader van het JCPOA (export van overtollig zwaar water en maximale opslag van verrijkt uranium), die ook per brief aan de ondertekenaars van het JCPOA (Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, de EU, China en Rusland) zijn verstuurd. De Hoge Vertegenwoordiger heeft hierover samen met Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk op 9 mei een verklaring afgegeven11.

De Iraanse aankondiging is niet behulpzaam maar betekent niet automatisch een schending van het JCPOA. De afspraken die zijn gemaakt in het JCPOA worden geverifieerd op basis van rapporten van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA). Iran houdt zich tot dusverre aan dit akkoord, zoals bevestigd in de laatste 14 rapporten van de IAEA. Als Iran zich niet aan de afspraken zou houden is dat een ernstig feit. Nederland blijft in nauw contact met EU-partners over de recente ontwikkelingen en zal blijven acteren op basis van de rapportages van de IAEA.

Nederland en de EU maken zich ook zorgen over de recente Amerikaanse beslissing om waivers op sancties m.b.t. oliehandel en (gedeeltelijk) de nucleaire non-proliferatieprojecten niet te verlengen. Dat zijn immers essentiële afspraken onder het nucleaire akkoord met Iran. Dit akkoord biedt nog steeds de beste garantie voor het voorkomen van een Iraans nucleair wapen. Nederland blijft dit akkoord dan ook steunen, zolang Iran zich aan zijn afspraken blijft houden.

Zoals de eerdere herinvoering van Amerikaanse sancties zullen de recente besluiten van de VS de handelsbetrekkingen met Iran verder bemoeilijken. Nederland en de EU blijven inzetten op het in stand houden van het JCPOA. Dit gebeurt onder andere via de antiboycotverordening en het Instrument in Support of Trade Exchanges (INSTEX), dat is opgericht in januari 2019 door Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.

De Nederlandse steun aan het nucleaire akkoord met Iran neemt niet weg dat Nederland zorgen houdt over de Iraanse rol in de regio, het ballistische raketprogramma van Iran en de voortdurende mensenrechtenschendingen in het land. Het kabinet onderzoekt manieren om deze zorgen in nauwe afstemming met Europese partners aan de orde te blijven stellen in de dialoog met Iran. Nederland blijft, bilateraal en in EU-verband, met de VS in gesprek over het beleid t.a.v. Iran en de gedeelde zorgen omtrent de Iraanse rol in de regio.


X Noot
1

Een analyse van de resultaten onder het EU4Business programma is te vinden in het jaarrapport: http://www.eu4business.eu/files/community/pdf/annual_report_2018_11.pdf

X Noot
2

Kamerstukken 19 637 en 30 573, nr. 2386 en Kamerstukken 32 735, nr. 207 en Kamerstukken 32 735 en 30 573, nr. 230. Zie ook kamerbrief van 11 april 2019.

X Noot
3

Beantwoording vragen van het lid Groothuizen (D66) over het bericht »Europa stopt met oppikken van vluchtelingen op Middellandse Zee».

Naar boven