21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1865 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 mei 2018

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 26 april 2018 over de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken inclusief Art. 50 van 14 mei 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1864), over de brief van 23 april 2018 over het verslag Raad Algemene Zaken van 17 april 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1862), over de brief van 13 december 2017 over het boetebeleid Europese Commissie bij te late implementatie van richtlijnen (Kamerstuk 21 109, nr. 231), over de brief van 13 april 2018 over de onderhandelingen uittreding Verenigd Koninkrijk (Kamerstuk 23 987, nr. 242), over de brief van 18 april 2018 over de kabinetsreactie op het voorstel van de Europese Commissie voor het toekennen van Macro Financiële Assistentie aan Oekraïne (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1508) en over de brief van 6 april 2018 over de brede maatschappelijke consultaties toekomst EU (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1320).

De vragen en opmerkingen zijn op 3 mei 2018 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 9 mei 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Azman

Adjunct-griffier van de commissie, Prenger

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken (Art. 50) op 14 mei 2018 en danken de Minister voor de toezending. De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 14 mei 2018.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken op 14 mei 2018 en aanverwante stukken. Zij hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 14 mei 2018. Graag stellen zij enkele vragen aan het kabinet.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 14 mei 2018 en aanverwante stukken.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze leden hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben met belangstelling de geannoteerde agenda en overige stukken voor dit schriftelijk overleg gelezen. Vanwege de relatief lange tijd tussen deze inbreng en de Raad van 14 mei zullen naar verwachting enkele zaken die in het schriftelijk overleg aan de orde komen, op 14 mei door de actualiteit zijn achterhaald. Desondanks hebben deze leden de behoefte om over een aantal onderwerpen vragen voor te leggen aan het kabinet.

Compositie Europees Parlement

De leden van de PVV-fractie verwijzen naar de motie-Maeijer die door de Tweede Kamer is aangenomen en die uitspreekt dat na het vertrek van het Verenigd Koninkrijk het Europees Parlement zal inkrimpen met de 73 Britse zetels (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1214). Het kabinet is nu van plan om akkoord te gaan met het voorstel van het Europees Parlement, waarin volgens deze leden wordt gegoocheld met peperdure zetels. Deze leden constateren dat het Europees Parlement niet alleen 27 van de 73 Britse zetels wil herverdelen over de lidstaten, ook wil zij zetels behouden in reserve; voor toekomstige lidstaten. Het besluit hierover wordt genomen bij unanimiteit. De leden van de PVV-fractie vragen waarom het kabinet niet het veto inzet om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement nu eens verhoudingsgewijs kleiner wordt. Geeft het kabinet door instemming met dit voorstel ook niet extra ruimte om voor te sorteren op een toekomstige uitbreiding van de Unie?

1. Antwoord van het kabinet

Zoals zich tijdens de informele ER reeds aftekende en zich nu in aanloop naar de RAZ ook aftekent, ontbeert de kabinetsinzet steun in het Europees krachtenveld. Het voorstel van het Europees Parlement komt ten dele tegemoet aan de Nederlandse inzet voor een kleiner Europees Parlement. Met het voorstel wordt tegemoetgekomen aan de onderlinge weging van de omvang van de bevolking van de 27 lidstaten. Alles afwegende, heeft het kabinet besloten de benodigde unanimiteit niet te doorbreken en met het voorstel in te stemmen. Het voorliggende voorstel voor een ER-besluit bevat een herzieningsclausule voor de periode 2024 – 2029. Een eventueel besluit over de toetreding van landen tot de EU zal te zijner tijd onderwerp zijn van een separaat debat waarbij tevens de vertegenwoordiging in het Europees Parlement aan de orde zal komen.

De leden van de SP-fractie constateren dat naar aanleiding van het komende vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie er 73 Britse zetels in het Europees Parlement vrijkomen na de afloop van het huidige mandaat in juni 2019. De Tweede Kamer heeft zich in meerderheid uitgesproken dat dit simpelweg moet leiden tot een Europees Parlement dat van 751 naar 678 zetels gaat. De leden van de SP-fractie betreuren dan ook dat het concept-besluit dat door het Europees Parlement is voorgelegd niet uitgaat van een vermindering van 73 zetels, maar van 46 zetels. De leden van de SP-fractie vragen zich af of de 24 zetels die in het concept-besluit gebruikt zullen worden om EU-lidstaten «te compenseren voor de ontwikkeling van het inwonersaantal waardoor sommige lidstaten ondervertegenwoordigd zijn» nodig zijn om het beoogde doel te bereiken. Als door demografische ontwikkelingen de huidige zetelverdeling niet meer klopt, vernemen deze leden graag waarom er niet een nieuwe verdeelsleutel kan worden gemaakt op basis van een totaal van 678 zetels? Heeft de Minister deze mogelijkheid onderzocht, die past binnen de opdracht die hem gegeven is door de Kamer? Zo niet, is de Minister bereid dit op te brengen?

Daarnaast willen de leden van de SP-fractie graag weten van de Minister of hij bereid is formeel niet akkoord te gaan met het concept-besluit aangezien dit niet strookt met het standpunt van de Kamer? Zo nee, waarom niet?

2. Antwoord van het kabinet

Zowel het huidige en vorige kabinet hebben zich in het afgelopen jaar steeds hard gemaakt voor de beperking van het aantal zetels met 73, zoals tijdens de informele bespreking tijdens de RAZ in september 2017 en tijdens de informele ER van februari. De positie van het kabinet en uw Kamer is dus steeds consistent uitgedragen.

Conform artikel 14 (2) van het EU-verdrag doet het Europees Parlement een voorstel voor de samenstelling van het Europees Parlement aan de Europese Raad. Het Europees Parlement geeft in het betreffende rapport aan dat het er voor gekozen heeft om recht te doen aan het principe van degressief evenredige vertegenwoordiging op een wijze waarbij er geen sprake is van verlies van zetels van lidstaten. In Raadsverband is zoals hierboven onder antwoord op vraag 1 weergegeven zeer brede steun voor het voorstel van het Europees Parlement, waaruit volgt dat er voor de optie van 678 zetels dus onvoldoende draagvlak was onder de lidstaten.

In de geannoteerde agenda lezen de leden van de 50PLUS-fractie een uitvoerige beschouwing over het onderwerp «Compositie EP». Daaruit wordt duidelijk dat er in het – wat de Minister noemt – Europees krachtenveld geen steun is voor het Nederlandse standpunt dat het aantal zetels in het Europees Parlement na de Brexit met 73 zetels moet worden teruggebracht. Dat standpunt sluit aan op de aangenomen motie-Maeijer van 17 april 2017 (Kamerstuk 21 501-20, nr.1214). De Minister stelt voor om in te stemmen met het daarvan afwijkende concept-besluit voor de Europese Raad. De leden van de 50PLUS-fractie missen een deugdelijke onderbouwing van de reden waarom het kabinet tot deze keuze is gekomen. Graag vernemen deze leden van de Minister waarom het kabinet niet vasthoudt aan het eerder ingenomen standpunt. Gaat de Minister zich in de Raad Algemene Zaken alsnog inzetten voor de wens van de Kamer of moeten de leden van de 50PLUS-fractie uit de geannoteerde agenda opmaken dat de Minister deze weg inmiddels heeft verlaten?

3. Antwoord van het kabinet

Zoals in antwoord 1 hierboven weergegeven, tekende zich tijdens de informele ER in februari 2018 en in aanloop naar deze RAZ af dat de kabinetsinzet steun ontbeert in het Europees krachtenveld. Het voorstel van het Europees Parlement komt ten dele tegemoet aan de Nederlandse inzet voor een kleiner Europees Parlement. Met het voorstel wordt tegemoetgekomen aan de onderlinge weging van de omvang van de bevolking van de 27 lidstaten. Alles afwegende, heeft het kabinet besloten de benodigde unanimiteit niet te doorbreken en met het voorstel in te stemmen.

Rechtsstaat

De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van het kabinet ten aanzien van de Rule of Law (rechtsstaat) in Polen. Echter, zoals meerdere malen gezegd, zal de Rule of Law niet alleen top-down kunnen worden opgelegd. Dit zal volgens deze leden uit de maatschappij zelf moeten komen. Welke initiatieven kan Nederland nemen om dit te bewerkstelligen? Is het een idee als Nederland samen met relatief jongen democratieën als Spanje en Portugal hiervoor initiatieven gaat nemen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

4. Antwoord van het kabinet

Goed functionerende instellingen in de lidstaten zijn van belang voor het goed functioneren van de Europese Unie. Om samen te werken en samen afspraken te maken dienen deze instellingen zorg te dragen voor een consequente handhaving en toepassing van die afspraken. Het kabinet deelt de inschatting dat juist ook steun van binnenuit nodig is voor een duurzame verankering van de rechtsstaat. Dit vereist een gezamenlijke politieke inspanning van de EU-lidstaten en Europese instellingen, maar ook van parlementen, politieke partijen, het maatschappelijk middenveld, bedrijfsleven en academici. Juist ook deze netwerken zijn van belang om elkaar onderling bij de les te houden. Zoals vermeld in de kabinetsreactie op het AIV advies De Wil van het Volk?, heeft de Minister van Buitenlandse Zaken eind 2017 extra ruimte beschikbaar gesteld om samenwerking te bevorderen tussen experts en het maatschappelijk middenveld op het terrein van de rechtsstaat (Kamerstuk 34 775 V, nr. 52).

De leden van de D66-fractie merken op dat nu wederom gesproken zal worden over de rechtsstaat in Polen en de dialoog tussen de Europese Commissie met Polen. Deze leden verwelkomen het feit dat Nederland zich binnen de Raad in de groep van lidstaten bevindt die meer van Polen verwacht dan de eerste ingezette hervormingen. Aan de rechtsstaat kan en mag niet getornd worden, aldus deze leden. Kan de Minister duiden welke hervormingen van het Poolse systeem hij nodig acht en welke eisen hij stelt aan Polen?

5. Antwoord van het kabinet

De Europese Commissie heeft in de dialoog met Polen kenbaar gemaakt waaraan moet worden voldaan om de gerezen zorgen weg te nemen dat een systematische bedreiging van de rechtsstaat bestaat. Het kabinet steunt deze inzet van de Commissie.

Kan hij daarnaast de verdere stappen in de procedure van artikel 7 VEU uiteenzetten? Hoe beziet hij deze gezien de verschillende posities in de Raad? Wanneer wordt verdere besluitvorming op dit punt verwacht?

6. Antwoord van het kabinet

De procedure van artikel 7(1) VEU bestaat uit verschillende elementen: 1) Het activeren van de procedure; 2) Het horen van de lidstaat door de Raad; 3) De mogelijkheid voor de Raad om aanbevelingen te doen en/of; 4) Het aannemen van een Raadsbesluit met constatering van een duidelijk gevaar voor ernstige schending van de kernwaarden van de EU door een lidstaat (na goedkeuring door het Europees Parlement).

Zolang nog geen oplossing is gevonden zijn wat Nederland betreft verdere stappen in het kader van artikel 7.1 niet uitgesloten.

De leden van de D66-fractie is het tevens opgevallen dat in de Staat van de Unie het kabinet waardering uitspreekt voor nieuwe instrumenten om de Europese waarden, zoals de rechtsstaat, beter te beschermen. D66-europarlementariër Sophie in ’t Veld heeft er in 2016 voor gezorgd dat het Europees Parlement zich uitsprak voor een grondrechten-APK. Niet incidenteel, maar élk jaar zouden álle lidstaten op grondrechten getoetst moeten worden. De Europese Commissie komt in het najaar van dit jaar met een voorstel op dit onderwerp. Zal het kabinet zich er voor inzetten dat er jaarlijks een bindende, onafhankelijke grondrechtencheck zal plaatsvinden?

7. Antwoord van het kabinet

Op dit moment is bij het kabinet nog niets bekend over de inhoud van het door de Commissie aangekondigde initiatief dat verwacht wordt in het najaar. Nederland waardeert de inspanningen van het Europees Parlement dat ook lidstaten aanspoort werk te maken van bestaande ideeën op het terrein van een peer review-mechanisme. In dit verband beraadt het kabinet zich op de wijze waarop invulling gegeven kan worden aan de aangenomen motie Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 22 112, nr. 2517).

Graag vragen de leden van de D66-fractie ook aandacht voor de situatie in Hongarije, en de Stop Soros-wetgeving waarover binnenkort in het Hongaars parlement gestemd wordt. Deze wetgeving zou het maatschappelijk middenveld in Hongarije ernstig belemmeren in haar functioneren, en hiermee de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging in Hongarije ernstig beperken. Wordt de situatie in Hongarije besproken tijdens de Raad Algemene Zaken van 14 mei? Is het kabinet bereid zich veroordelend uit te spreken over deze wetgeving, zo mogelijk in een gemeenschappelijke verklaring met andere lidstaten?

8. Antwoord van het kabinet

Op de agenda van de Raad Algemene Zaken staan de agendapunten: voorbereiding van de ER van 28/29 juni; compositie van het EP; de rechtsstaat en Polen en een eerste uitwisseling van gedachten over het recente MFK voorstel van de Commissie.

Het kabinet deelt de zorgen over onwenselijke effecten die aanvullende wetgeving kan hebben op het functioneren van het maatschappelijk middenveld in Hongarije. Het betreft een conceptwetsvoorstel in Hongarije, dat nog niet is aangenomen door het parlement. Nederland heeft regelmatig contact met verschillende organisaties in Hongarije en benadrukt het belang van een actief, sterk en divers maatschappelijk middenveld. Nederland blijft actief aandacht vragen voor deze zorgen bij de Hongaarse autoriteiten en heeft deze zorgen recentelijk officieel kenbaar gemaakt bij de Hongaarse autoriteiten, samen met andere EU-lidstaten en andere landen. De Nederlandse mensenrechtenambassadeur heeft tevens tijdens een bezoek aan Hongarije in februari de zorgen uitgebreid aan de orde gesteld in gesprekken met de Hongaarse autoriteiten. Minister Kaag heeft als Minister van Buitenlandse Zaken en marge van de Mensenrechtenraad in Genève in februari deze zorgen overgebracht aan haar Hongaarse ambtsgenoot.

De leden van de SP-fractie constateren dat de Europese Commissie de Raad Algemene Zaken op 14 mei zal informeren over de huidige stand van zaken rondom het Artikel 7-proces met betrekking tot Polen. De leden van de SP-fractie willen de Minister allereerst verzoeken hierover zo snel mogelijk verslag te doen aan de Kamer. Is de Minister daarmee akkoord? Zo nee, waarom niet?

9. Antwoord van het kabinet

De Kamer wordt via de gebruikelijke weg zo spoedig mogelijk geïnformeerd middels een kamerbrief met het verslag van de Raad Algemene Zaken.

Daarnaast vragen deze leden zich af in hoeverre er een discussie gaande is binnen de Raad om dezelfde procedure te starten richting Hongarije, waar een recent concept-rapport van het Europees Parlement om vraagt?1 Het rapport van het Europees Parlement komt tot de conclusie dat de onafhankelijkheid van de rechtspraak, corruptie en belangenverstrengeling, privacy, academische vrijheid, mediavrijheid, vrijheid van geloof, vrijheid van vereniging, gelijke behandeling en sociale rechten en rechten van minderheden, allemaal tekortschieten of zelfs ernstig bedreigd worden. Deelt de Minister deze conclusie? Kan de Minister zijn antwoord toelichten?

10. Antwoord van het kabinet

Nederland neemt zorgen die langs verschillende wegen geuit worden zeer serieus en brengt deze op in bilaterale contacten. Het conceptrapport waaraan de SP-fractie refereert is nog in behandeling binnen het Europees Parlement. Het EP kan zelf besluiten om een dergelijke procedure te starten.

Daarenboven maken de leden van de SP-fractie zich veel zorgen om de «anti Soros-wetgeving» die binnenkort in Hongarije ter stemming komt, omdat dit de vrijheden van het maatschappelijk middenveld in Hongarije nog verder gaat inperken. Dit betekent volgens de leden van de SP-fractie wederom een afbrokkeling van de al zwakke democratie. Deze leden vragen zich af of de Minister deze mening deelt en zo ja, wat hij daar voor acties aan gaat verbinden? Is de Minister bereid om binnen de Raad Algemene Zaken dit aan de kaak te stellen in een poging om Hongarije ervan te overtuigen deze wetgeving niet in stemming te brengen. In ieder geval tot er een uitspraak is over de inbreukprocedure die de Europese Commissie gestart is tegen Hongarije naar aanleiding van de aangenomen wet in Hongarije in juni 2017 welke NGO’s aan de schandpaal nagelt die inkomsten uit het buitenland ontvangen?2 Zo nee, waarom niet?

11. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de zorgen over onwenselijke effecten die aanvullende wetgeving kan hebben op het functioneren van het maatschappelijk middenveld in Hongarije. Zie verder het antwoord op vraag 8 in deze sectie.

Vooralsnog zijn er volgens de leden van de SP-fractie geen concrete concessies gedaan door Polen om de hervormingen die de onafhankelijkheid van hun rechtsstaat aantasten aan te passen binnen democratisch acceptabele kaders. Mocht de Europese Commissie daarom besluiten dat Artikel 7 moet worden toegepast om zodoende Polen het stemrecht binnen de Europese Raad te ontnemen, kan dat alleen in werking gaan als alle andere lidstaten akkoord gaan. Polen en Hongarije hebben volgens deze leden al aangekondigd onder een hoedje te spelen. Is de Minister bereid om te onderzoeken of er nog andere sanctie-instrumenten te vinden zijn om de druk op deze losgeslagen lidstaten te vergroten, zoals bijvoorbeeld het stopzetten van fondsen, geen toppen meer organiseren in de betreffende landen of het ontnemen van het voorzitterschap?

12. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is van mening dat goed gebruik moet worden gemaakt van de bestaande instrumenten, die niet alleen uit sancties bestaan. In de goede traditie van Europese samenwerking is Nederland voorstander van dialoog boven confrontatie. Zowel de Europese Commissie als het Europees Parlement als de Raad spelen een belangrijke rol, maar externe druk moet ook samengaan met brede steun vanuit de eigen samenleving. In het recente voorstel van de Commissie voor een nieuwe EU meerjarenbegroting is een koppeling opgenomen met rechtsstatelijkheid. Het kabinet is in afwachting van nadere uitwerking van dit voorstel om de precieze gevolgen te kunnen beoordelen, waarna een kabinetsappreciatie volgt.

Bovenstaande heeft ook te maken met de uitbreiding van de EU die ook op de agenda staat, vinden de leden van de SP-fractie. In de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket (Kamerstuk 23 987 nr. 243) erkent het kabinet dat ook op de Westelijke Balkan corruptie nog wijdverspreid is, «ondanks de inzet om wetgevende en institutionele kaders in lijn te brengen met EU-standaarden». Volgens de leden van de SP-fractie doet dit zelfs twijfelen aan de vaste overtuiging dat de EU een wortel is die alleen maar tot positieve ontwikkelingen leidt. Deze leden vragen zich dan ook af of deze landen wel tot de EU willen toetreden om andere redenen dan het geld dat daarmee gepaard gaat. Kan de Minister er mee instemmen gezien de kabinetsappreciatie, plus de situatie in Polen en Hongarije, dat er van uitbreiding naar de Westelijke Balkan voorlopig geen sprake kan zijn en alle stappen die daar naar toe leiden dus poogt tegen te houden? Kan de Minister zijn antwoord toelichten?

13. Antwoord van het kabinet

Het kabinet blijft gecommitteerd aan het «strikt en fair» toetredingsbeleid, waarbij de voorwaarden leidend zijn. Stabiliteit in de buurlanden van de Unie is van essentieel belang voor de EU en Nederland, onder andere met het oog op het tegengaan van irreguliere migratie, grensoverschrijdende criminaliteit en etnische spanningen in de regio. De op grond van de toetredingscriteria noodzakelijke hervormingen op het gebied van de rechtsstaat, democratisering, goed bestuur en de economie in de uitbreidingslanden zijn daarmee ook in ons eigen belang. Daar komt bij dat door verbetering van het economisch bestuur en de economische ontwikkeling in deze landen nieuwe kansen kunnen ontstaan voor het Nederlandse bedrijfsleven. Het kabinet onderstreept dat dit een lang proces is waarbij daadwerkelijke toetreding vooralsnog voor geen van de landen aan de orde is. Het kabinet zal daarbij vasthouden aan de strikte voorwaarden voor elke stap in het toetredingsproces.

De leden van de 50PLUS-fractie merken op dat in de geannoteerde agenda kort wordt stilgestaan bij de Rule of Law Polen. Kan de Minister deze leden informeren over de recente stand van zaken in het verkeer tussen de Europese Commissie en Polen?

14. Antwoord van het kabinet

Moge de fractie van 50PLUS verwijzen naar het verslag van de Raad Algemene Zaken van 17 april.3 De Commissie zal in de komende RAZ een actuele stand van zaken geven, waarvan het kabinet verslag zal doen in de kamerbrief met het verslag van de RAZ.

Meerjarig Financieel Kader (MFK)

Door verschillende fracties is gevraagd naar de eerste reactie van het kabinet op het Commissievoorstel voor het nieuwe MFK. Ik zal eerst een algemene appreciatie van het voorstel geven en het proces uiteen zetten. Daarna zal ik ingaan op specifieke vragen van de fracties. Uitgangspunt bij de beoordeling van de voorstellen is de kabinetsinzet zoals vervat in de kamerbrief van 22 december 2017 en in de kabinetsappreciatie van de Commissiemededeling van 14 februari jl. (Kamerstuk 21 501-20 nr. 1318 d.d. 29 maart 2018).

Op basis van eerste lezing is het Commissievoorstel naar de mening van het kabinet onvoldoende gebalanceerd. Een kleinere EU betekent een kleinere begroting en dat vraagt scherpe keuzes en bezuinigingen. Enerzijds is de aanzet van de Commissie op modernisering en bezuinigingen op bestaand beleid een eerste stap, maar deze dient wat het kabinet betreft aanzienlijk ambitieuzer te worden vormgegeven. Het kabinet zet in op een EU begroting waarin meer aandacht is voor prioriteiten als klimaat en duurzaamheid, migratie, innovatie en veiligheid, terwijl bestaande fondsen als Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en cohesiebeleid grondig hervormd moeten worden op een wijze die ook forse besparingen realiseert.

Anderzijds verdeelt het voorstel de lasten niet rechtvaardig. Nederland wordt economisch al hard geraakt door Brexit en daar legt dit MFK-voorstel nu een onevenredig hoge rekening bovenop. De Commissie erkent dat met de verwijzing naar een benodigde correctie. Ze stelt echter voor om deze kortingen uit te faseren. Dit is geen oplossing voor het onderliggende probleem van oneerlijke lastenverdeling. Nederland wijst dit daarom af.

Een grondige appreciatie vraagt nadere analyse. De precieze effecten van deze voorstellen zijn mede afhankelijk van verdere uitwerking van de onderliggende deelterreinen. De wetgevingsvoorstellen voor deze circa 40 programma’s onder het MFK publiceert de Commissie tussen eind mei en medio juni. Na formele presentatie in de RAZ van 14 mei volgt een technische fase waarin lidstaten meer informatie krijgen over implicaties van en aannames achter de Commissievoorstellen. Waarschijnlijk na de zomer zullen vervolgens de formele onderhandelingen beginnen. Hierover zal zowel in de RAZ als periodiek in relevante vakraden gesproken worden. Het MFK zal met oog op akkoord tussen regeringsleiders ook incidenteel in de Europese Raad aan de orde komen.

De onderhandelingen zijn een lang proces en het is daarom nog niet te zeggen hoe het finale akkoord, na vaststelling van een Raadspositie en vervolgens instemming van het Europees Parlement, er uit zal zien. Het kabinet zet in op een inhoudelijk goed voorstel, dat middelen toewijst aan de juiste prioriteiten en de lasten eerlijk verdeelt. Nederland zal zich hier in de onderhandelingen hard voor maken.

Het kabinet zal de komende maanden allereerst de voorstellen grondig analyseren. De Kamer zal hier uiteraard over worden geïnformeerd. Binnen de daarvoor geldende termijn ontvangt u hiertoe een kabinetsappreciatie van het Commissievoorstel. Ook zult u via de gebruikelijke BNC-procedure geïnformeerd worden over de kabinetsappreciatie van de nog te verschijnen voorstellen voor de onderliggende programma’s.

De onderhandelingen vinden plaats in een complex Europees krachtenveld. Nederland zal, zowel op politiek als op technisch niveau, hierin zoveel mogelijk optrekken met gelijkgezinde lidstaten Op alle niveaus zal ook intensief contact worden onderhouden met andere lidstaten om standpunten uit te wisselen en gedeelde belangen te identificeren. Zodoende spant het kabinet zich in om de Nederlandse onderhandelingsinzet zo effectief mogelijk uit te dragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming de eerste reactie vernomen van het kabinet op het MFK. Deze leden gaan er van uit dat een preciezere appreciatie nog zal volgen over de inhoudelijke invulling evenals de voorgestelde financiering van het MFK. Deze leden rekenen erop dat het kabinet nu slim en taai gaat onderhandelen. Kan het kabinet in het verlengde hiervan aangeven of Nederland voldoende mensen beschikbaar heeft voor een goede beoordeling van het MFK-voorstel evenals voor de nog te voeren onderhandelingen? Tot slot zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of het kabinet al inzicht kan bieden in zijn onderhandelingsaanpak?

15. Antwoord van het kabinet

De MFK onderhandelingen beslaan een breed terrein aan onderwerpen, waarbij belangen en expertise van veel ministeries betrokken zijn. Uitgangspunt voor het kabinet is een integrale beoordeling van de voorstellen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de coördinatie van de Nederlandse onderhandelingsinzet t.a.v. het MFK. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de ministeries van Financiën en Algemene Zaken en uiteraard met alle vakdepartementen, verantwoordelijk voor individuele beleidsterreinen. Zodoende wordt de personele capaciteit, die vereist is voor goede voorbereiding van de onderhandelingspositie, binnen verschillende departementen vrijgemaakt. Zie verder de algemene toelichting bovenaan deze sectie voor de wijze waarop Nederland de onderhandelingen ingaat.

De Europese Commissie presenteerde recentelijk haar voorstellen voor het nieuwe MFK. De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel de Nederlandse afdracht in 2021–2027 exact zal bedragen als dit voorstel werkelijkheid wordt. Betekenen de woorden van de Minister «niet acceptabel» dat Nederland dit voorstel zal blokkeren? Wat zijn de reacties in de andere lidstaten op dit voorstel? Wanneer beginnen formeel (in Raadsverband of in Europese Raadsverband) de onderhandelingen over het MFK? Zijn er ook nog, formele dan wel informele, andere ontmoetingen van leden van het Nederlandse kabinet voorzien om te spreken over de meerjarenbegroting? Zo ja, wanneer en met wie?

16. Antwoord van het kabinet

Zie de algemene toelichting bovenaan deze sectie.

De leden van CDA-fractie constateren dat hoewel er tijdens de Raad Algemene Zaken op 14 mei nog niet onderhandeld zal worden over de nieuwe MFK-voorstellen, er wel een eerste gedachtewisseling zal plaatsvinden. Deze leden vragen de Minister wat zijn eerste gedachten zijn over de MFK-voorstellen en vragen de Minister wat hij namens Nederland zal inbrengen tijdens deze eerste gedachtewisseling. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om bij deze inbreng mee te nemen dat de voorstellen onevenwichtig zijn. Nederland verliest de korting en wordt onevenredig de dupe van de Brexit.

17. Antwoord van het kabinet

Zie de algemene toelichting bovenaan deze sectie.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister eveneens in te brengen dat het belangrijk is dat de EU geen grootschalige eigen middelen krijgt. Ook vragen de leden van de CDA-fractie aan de Minister om een eerste appreciatie te geven over de voorgestelde nieuwe instrumenten ten behoeve van de EMU. De leden van de CDA-fractie merken tevens op dat er buiten het MFK een nieuw soort eurofonds geplaatst wordt. Deze leden vinden dat buitengewoon onwenselijk en verzoeken het kabinet hier duidelijk stelling tegen te nemen. Is het kabinet hiertoe bereid?

18. Antwoord van het kabinet, eveneens op vraag 25 (50PLUS)

In de kabinetsappreciatie over de Commissiemededeling over het toekomstige Meerjarig Financieel Kader4 heeft het kabinet aangegeven dat het terughoudend staat tegenover nieuwe eigen middelen. De financiering van het MFK moet simpel, transparant en rechtvaardig zijn. Bovendien moeten de nationale bevoegdheden op het gebied van belastingen gewaarborgd blijven en een stijging van de lastendruk voor burgers en bedrijven worden vermeden.

Zoals beschreven in de brief over de toekomst van de EMU5 is het kabinet geen voorstander van een stabilisatiefunctie voor de eurozone om de gevolgen van landenspecifieke economische schokken op te vangen. De Commissie stelt voor om via de EU-begroting leningen te garanderen (tot 30 miljard euro) aan lidstaten zodat investeringen op peil kunnen blijven. Tegelijkertijd verstrekt de Commissie een rentesubsidie vanuit de EU-begroting die moet worden gefinancierd door bijdrages van lidstaten die gebaseerd zijn op hun aandeel in het monetair inkomen (seigniorage). De motie van het lid Van Rooijen c.s. gaat uit van een directe claim op de seigniorage-inkomsten van de ECB (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1510). De bijdrage die de Commissie in haar voorstel beoogt is echter niet direct verbonden aan het monetair inkomen dat lidstaten ontvangen, maar aan een verdeelsleutel voor dat monetair inkomen. Ook voor deze vorm van financiering geldt dat het kabinet hier terughoudend tegenover staat.

Verder doet de Commissie een voorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma van 25 miljard euro dat bestaat uit een hervormingscapaciteit en een convergentiefaciliteit voor lidstaten die tot de euro willen toetreden. In het BNC-fiche6 over nieuwe begrotingsinstrumenten voor een stabiele eurozone schrijft het kabinet over een hervormingscapaciteit dat het voorstander is van een sterkere koppeling tussen de EU-begroting en structurele hervormingen. Structurele hervormingen versterken de potentiële groei, de concurrentiekracht en de veerkracht van zowel lidstaten als Europa als geheel. Ten aanzien van de voorgestelde convergentiefaciliteit voor lidstaten die tot de euro willen toetreden is het kabinet van mening dat toetreding tot de eurozone plaats moet vinden op basis van bestaande procedures, die vergen dat lidstaten op duurzame wijze voldoen aan de convergentiecriteria. Ondersteuning van lidstaten om de benodigde hervormingen door te voeren kan bijdragen aan het bereiken van de convergentiecriteria.

In de geannoteerde agenda stelt de Minister dat een inhoudelijk goed akkoord over het nieuwe MFK leidend is. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of een dergelijk goed inhoudelijk akkoord als uitgangspunt nemen dus betekent dat de inhoud van het akkoord ondergeschikt is aan de hoogte van de afdracht van Nederland aan deze begroting. De leden van de CDA-fractie zouden graag een appreciatie ontvangen van wat deze conceptbegroting betekent voor de netto Nederlandse betalingspositie. Kan het kabinet die geven? En kan zij de verwachte netto betalingspositie van Nederland vergelijken met die van andere lidstaten?

19. Antwoord van het kabinet

Nederland zet in op een MFK dat gemoderniseerd en financieel houdbaar is. Dat wil zeggen dat de Nederlandse inzet aangrijpt op zowel hoe de EU-begroting besteed wordt, als hoeveel besteed wordt. Bij het beoordelen van de voorstellen van de Commissie en bij de te volgen onderhandelingen, zijn deze beide doelstellingen leidend.

Het is in dit stadium niet mogelijk om te beoordelen wat de voorstellen van de Commissie betekenen voor de Nederlandse netto betalingen aan en ontvangsten uit de EU-begroting. Voor deze analyse is meer informatie nodig over de precieze uitwerking van de verschillende programma’s. Zoals in de geannoteerde agenda vermeld, publiceert de Commissie naar verwachting in de periode eind mei – medio juni de verschillende deelverordeningen. Hierna worden de deelverordeningen tijdens een technische fase verder toegelicht. Het kabinet verwacht in deze periode meer informatie te krijgen over de uitwerking van de programma’s. Op basis daarvan zal het kabinet vervolgens een inschatting maken over de toedeling van de programmagelden over de lidstaten en een raming maken van de gevolgen voor de Nederlandse ontvangsten uit de EU-begroting.

De leden van de CDA-fractie merken op dat in de MFK-voorstellen pre-accessiesteun voor Turkije wordt meegenomen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om in de eerste gedachtewisseling over de MFK voorstellen aan te geven dat Nederland niet zal instemmen met het opnemen van pre-accessiesteun aan Turkije in het MFK.

20. Antwoord van het kabinet

Nederland bepleit in Europees kader conform de motie-Roemer/Segers (Kamerstuk 32 824, nr. 158) reeds geruime tijd de opschorting van pre-accessiesteun aan Turkije en zal dat blijven doen, ook in MFK-kader. Hier is echter onvoldoende draagvlak voor binnen de Raad. Ten aanzien van het MFK voorstel blijft het uitgangspunt te allen tijde dat het kabinet deze gedurende de gehele onderhandelingsperiode in zijn integraliteit blijft beoordelen en dat consistentie moet worden gewaarborgd tussen de Nederlandse inzet op het MFK als geheel en de inhoudelijke bespreking van deelterreinen.

De leden van de D66-fractie lezen dat er tijdens de Raad Algemene Zaken op 14 mei tevens een informatieve sessie gehouden zal worden over het voorstel van de Europese Commissie voor het toekomstig MFK. Is de Minister bereid aan de orde te stellen dat de hervormingen die de Commissie voorstelt een mooie eerste stap zijn, maar dat de voorgestelde bezuinigingen en hervormingen van de landbouw- en cohesiefondsen nog te bescheiden zijn en dat een grotere focus op duurzaamheid, innovatie en veiligheid nodig is?

Kan de Minister in het verslag van de Raad Algemene Zaken ingaan op de huidige verhoudingen in de Raad ten opzichte van het MFK-voorstel van de Commissie, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de D66-fractie wachten de formele kabinetsappreciatie van het MFK-voorstel verder af.

21. Antwoord van het kabinet

Ja, daartoe ben ik bereid. Zie ook graag de algemene toelichting bovenaan deze sectie.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben een aantal vragen over de reactie van de Minister-President op het voorstel van de Europese Commissie voor het toekomstig MFK. Wat bedoelt de Minister-President met de zin «Dit voorstel is voor Nederland geen acceptabele uitkomst»? Bedoelt hij dat dit eerste voorstel geen acceptabele uitkomst van het onderhandelingsproces zou zijn? Is de Minister het met deze leden eens dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de uitkomst van een dergelijk onderhandelingsproces gelijk is aan het aanvankelijke Commissievoorstel? Of bedoelt de Minister-President dat het onacceptabel is dat de Commissie een dergelijk voorstel heeft gedaan? Toont de Minister-President met deze reactie ook zijn onvrede over de invloed die Nederland heeft gehad op het initiële voorstel van de Commissie? Zal de Minister bij de bespreking van het MFK in de Raad Algemene Zaken dezelfde bewoordingen gebruiken als de Minister-President in zijn reactie? Zal de Minister dezelfde nadruk leggen in zijn bijdrage? Is de Minister het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat in de eerste reactie de modernisering ondergeschikt lijkt te zijn aan de zorgen over de hoogte van het MFK? Schat de Minister in dat de modernisering van de begroting tijdens de onderhandelingen verder uitgehold wordt in ruil voor verlaging van het MFK?

22. Antwoord van het kabinet

Zie de algemene toelichting bovenaan deze sectie.

De Commissie geeft met het MFK voorstel zoals op 2 mei gepubliceerd een basis voor bespreking en onderhandelingen in de Raad. De Commissie heeft getracht de verschillende belangen mee te nemen en op terreinen compromissen voor te stellen. Dit heeft wat Nederland betreft nog niet geleid tot een gebalanceerd voorstel. Niet alleen Nederland, maar ook andere lidstaten zijn niet tevreden met het gepubliceerde voorstel.

Het is belangrijk om te onderstrepen dat dit een openingsbod is, waarna het aan de Raad is om hier een oordeel over te vormen. Het voorstel van de Commissie op modernisering is een eerste stap, al zou deze aanzienlijk ambitieuzer moeten worden vormgegeven. De financiering van de uitgaven en de daarvoor voorgestelde lastenverdeling lijkt tot een onacceptabel hoge rekening voor Nederland te leiden. Dit voorstel kan dan ook in deze vorm geen uitkomst zijn van de Raadsonderhandelingen. Voor Nederland is een inhoudelijk goed voorstel dat de lasten eerlijk verdeelt leidend. Dit vraagt zowel een ambitieuze inzet op verdere modernisering als ook op benodigde bezuinigingen. Bovendien moet de Nederlandse netto-positie ook onder het nieuwe MFK in lijn zijn met de positie van lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau.

Daarnaast hebben de leden van de GroenLinks-fractie de volgende meer specifieke vragen over het toekomstig MFK. Klopt het dat de Europese Commissie het gat dat de Brexit slaat in het MFK deels opvangt door bezuinigingen? Klopt het dat de hoogte van het MFK in historisch perspectief niet uitzonderlijk hoog is? Hoe beoordeelt de Minister de stijging van het budget voor innovatie en met name Horizon 2020? Hoe beoordeelt de Minister de stevigere inzet met meer middelen op migratie en grensbeheer? Hoe beoordeelt de Minister de vergroting van de begroting voor veiligheid en defensie? Is de Minister het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat de vermindering van het budget voor landbouwbeleid en cohesiebeleid in het voorstel te beperkt is en steviger had gekund?

23. Antwoord van het kabinet

Zie de algemene toelichting bovenaan deze sectie.

De Commissie doet met het voorstel een aanzet tot bezuinigingen op met name het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid en Cohesiebeleid. Hiermee tracht de Commissie een gedeelte van het financieringsgat van Brexit op te vangen en geld vrij te maken voor nieuwe prioriteiten. De exacte omvang van de voorgestelde bezuinigingen en hoe deze neerslaan vraagt nadere analyse en uitwerking van de onderliggende wetgevingsvoorstellen, die tussen eind mei en medio juni bekendgemaakt worden.

De stijging van het budget voor het toekomstige Kaderprogramma, migratie en veiligheid en defensie, passen in beginsel binnen de prioriteiten die het kabinet voor het nieuwe MFK onderscheidt. Wat het kabinet betreft zijn de moderniserings- en bezuinigingsvoorstellen van de Commissie een eerste stap, maar moet de uitwerking aanzienlijk ambitieuzer.

Over het voorstel van de Europese Commissie om bij de nieuwe meerjarenbegroting (MFK) uit te gaan van 1,14 procent van GNI is het kabinet volgens de leden van de SP-fractie duidelijk geweest: het voorstel is niet acceptabel. Hoe gaat het kabinet dit overbrengen op de komende Raad Algemene Zaken? Wat moet er wijzigen wil het kabinet wel akkoord gaan? Betreft dat enkel de hoogte van het MFK, of ook de samenstelling van de begroting dat uitgaat van hogere eigen middelen voor de Europese Commissie? Hoe gaat het kabinet de aangenomen motie-Van Rooijen over de onwenselijkheid van het inzetten van muntloon ten behoeve van het MFK uitvoeren (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1510)? Heeft het kabinet ook haar bedenkingen bij het ophogen van het defensiebudget van de Unie met 22 procent, ten behoeve van de industrie, terwijl ook lidstaten via PESCO worden gedwongen hun defensiebudget te verhogen? Erkent het kabinet dat deze investering dubbelop is?

24. Antwoord van het kabinet

Zie de algemene toelichting bovenaan deze sectie.

Ten aanzien van de motie-Van Rooijen verwijs ik graag naar de beantwoording van vraag 18.

Nederland is voorstander van een sterkere verankering van veiligheid en defensie (zie ook antwoord op vraag 24) in het nieuwe MFK, inclusief het voorstel m.b.t. een Europees Defensiefonds (EDF). De EU lidstaten hebben de ambitie om meer samen te werken op gebied van onderzoek en ontwikkeling van defensiecapaciteiten. De schaalvoordelen die daarmee worden bereikt leiden tot lagere kosten. Door te werken naar hetzelfde type defensiecapaciteiten kunnen de krijgsmachten van de lidstaten ook beter met elkaar samenwerken in het kader van missies en operaties, zogenoemde interoperabiliteit. In het kader van de in december jl. opgerichte Permanente Gestructureerde Samenwerking (PESCO), hebben de vijfentwintig deelnemende lidstaten zich gecommitteerd om de investeringen op gebied van defensie te verhogen. Het gaat daarbij om investeringen op nationaal niveau. Aan PESCO zelf is geen EU-budget verbonden.

De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat de Europese Commissie op 2 mei jl. haar voorstellen heeft gepresenteerd voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader. Dat bevat volgens deze leden positieve elementen zoals minder bureaucratie, meer flexibiliteit en – al wil de Commissie dat via een afzonderlijke regeling – mogelijkheden om landen die het niet zo nauw nemen met de rechtsstaat en de democratie financieel te straffen. Dat wordt volgens de leden van de 50PLUS-fractie nog een hele uitdaging.

Het meest opvallend volgens de leden van de 50PLUS-fractie is het voorstel van de Commissie om de EU-meerjarenbegroting niet in omvang terug te brengen na het vertrek van het Verenigd Koninkrijk, maar die juist te verhogen. Voor deze leden blijft het uitgangspunt: een kleinere EU betekent een kleiner budget. De voorgestelde kortingen van 5 procent op de landbouwsubsidies en 7 procent op de regionale fondsen zijn naar het oordeel van de leden van de 50PLUS-fractie te klein. De leden van de 50PLUS- fractie kunnen zich vinden in de eerste reacties van het kabinet op de presentatie van de plannen en de opmerkingen over het MFK in de geannoteerde agenda. Deze leden gaan ervan uit dat die stellingname vanaf het allereerste moment – dus te beginnen in de Raad Algemene Zaken van 14 mei – nadrukkelijk naar voren zal worden gebracht.

De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat het MFK gaat over ongeveer 1,1% van het Bruto Binnenlands Product, terwijl de nationale begrotingen ongeveer 40% opslokken. Deze leden zouden graag de zuivere discussie willen voeren over de vraag hoe groot de EU mag zijn of moet zijn, om alle gewenste taken goed te kunnen uitvoeren. Deze leden hebben er in dat verband ook begrip voor dat er meningsverschillen zullen zijn tussen de Europese Commissie en de lidstaten. De discussie over hoe groot de EU mag of moet zijn is begrijpelijk en interessant voor de gemiddelde burger maar helaas wordt dat interessante debat volgens deze leden zwaar vertroebeld door heel andere discussies over de wijze waarop de EU gefinancierd zou moeten worden. Dan gaat het ineens over het consolideren van de grondslag van de vennootschapsbelasting, over het afromen van winsten van buitengewone monetaire operaties en over het invoeren van pan-Europese milieubelastingen. Deze bijkomende discussies leiden volgens de leden van de 50PLUS-fractie te sterk af van de kern van de zaak. De EU had de discussie over eigen belastinginkomsten de afgelopen jaren moeten voeren en winnen en dat is ze niet gelukt, constateren de leden van de 50PLUS-fractie. Deze leden achten het buitengewoon onverstandig van de Commissie, en niet in het belang van de Unie, om het debat over het MFK te belasten met allerlei polariserende fiscale elementen. Het MFK moet wat de leden van de 50PLUS-fractie betreft vooral de «hoeveel» vraag beantwoorden. De «hoe» vraag is volgens deze leden technisch veel complexer en kan altijd gevoerd worden.

De leden van de 50PLUS-fractie zien uit naar de uitgebreide kabinetsappreciatie van de voorstellen en verwacht van het kabinet dat het de Kamer goed en volledig op de hoogte zal houden van het verloop van de onderhandelingen. Kan de Minister dat toezeggen? Vooruitlopend op die uitgebreide reactie willen deze leden graag een voorlopige algemene beoordeling van de voorstellen. Wat zijn concreet de gevolgen van de voorstellen voor de Nederlandse bijdrage aan de EU-begroting?

25. Antwoord van het kabinet

Zie de algemene toelichting bovenaan deze sectie. Het kabinet zal uw Kamer periodiek over het verloop van de onderhandelingen informeren.

Daarnaast hebben de leden van de 50PLUS-fractie nog enkele meer specifieke vragen. Wat is het oordeel van het kabinet over de voorstellen voor eigen middelen binnen de EU-begroting en daarbuiten? Is de Minister het met de leden van de 50PLUS-fractie eens dat het bij elkaar sprokkelen van middelen buiten het reguliere budget om gecompenseerd moet worden door lagere reguliere afdrachten? En hoe verhoudt volgens het kabinet de manier waarop wordt gezocht naar middelen uit monetaire inkomsten buiten de EU-begroting om zich tot de door de Kamer aangenomen motie-Van Rooijen c.s. (Kamerstuk 21 501-07 nr. 1510)? En wat is het oordeel van de Minister over het voornemen om een bedrag van € 55 miljard vrij te maken voor de versterking van de Economische en Monetaire Unie?

26. Antwoord van het kabinet

Zie de beantwoording van vraag 18.

Stand van zaken Brexit

De leden van de VVD-fractie kregen bij een recent bezoek aan Londen de indruk dat de leden van de House of Commons en House of Lords die een wat softere Brexit voorstaan, terrein aan het winnen zijn. Ziet het kabinet mogelijkheden voor de EU om deze leden rugwind te bieden?

27. Antwoord van het kabinet

De uittreding van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de EU kent alleen verliezers en leidt in ieder denkbaar scenario tot schade, in de eerste en de voornaamste plaats in het VK zelf. Het kabinet streeft een zo zacht mogelijke Brexit na om de schade zoveel mogelijk te kunnen beperken. Evenwel maken de huidige rode lijnen van het VK slechts een toekomstige relatie mogelijk die tot een harde Brexit zal leiden. De EU27 benadrukt bij monde van hoofdonderhandelaar Barnier steeds dat zij de mogelijkheden voor de toekomstige relatie graag heroverweegt als de positie van het VK verandert. Dit is ook zo opgenomen in de ER-richtsnoeren van 23 maart 2018. In die context volgt het kabinet de discussies in Londen nauwgezet en is het van groot belang dat het VK zo snel mogelijk met een heldere en eenduidige positie voor de toekomstige relatie komt. Het debat in het VK en de onderhandelingen tussen de Commissie en het VK zijn en blijven het meest gebaat bij een duidelijke, gezamenlijke opstelling vanuit de EU27.

De leden van de D66-fractie blijven zich zorgen maken over de rechten van Nederlandse burgers in het Verenigd Koninkrijk en van Britse burgers in Nederland na de Brexit. Velen van hen leven in onzekerheid over hun toekomstige rechten. Kan de Minister toelichten of een besluit over de burgerrechten van mensen die willen verhuizen naar het Verenigd Koninkrijk (als EU-burger) of naar de EU (vanuit het Verenigd Koninkrijk) ná de transitieperiode nationale of Europese besluitvorming vereist? Wanneer wordt hierover besloten? Indien het een Europees besluit betreft, zijn er binnen de onderhandelingen ontwikkelingen gaande op dit gebied?

28. Antwoord van het kabinet

Welke mogelijkheden EU-burgers hebben die na het verstrijken van de overgangsperiode naar het VK willen verhuizen (en omgekeerd) hangt af van wat hierover in het akkoord over de toekomstige relatie met het VK wordt afgesproken. Komt het niet tot afspraken tussen de EU27 en het VK hierover, dan hangt het af van het nationale immigratiebeleid van het VK en het beleid van de afzonderlijke EU-lidstaten of, en zo ja onder welke voorwaarden, EU-burgers zich in het VK en VK-burgers zich in een EU-lidstaat kunnen vestigen. Op grond van de ER-richtsnoeren van 23 maart 2018 is de inzet van de EU27 om tot ambitieuze afspraken te komen over personenverkeer op basis van wederkerigheid en non-discriminatie tussen EU-lidstaten, en over gerelateerde onderwerpen zoals de coördinatie van sociale zekerheid en de erkenning van beroepskwalificaties. Het VK heeft over dit onderwerp nog geen onderhandelingspositie ingenomen.

Er zijn ook Nederlandse burgers, woonachtig in het Verenigd Koninkrijk, met een Britse partner. Zij vragen zich af of ze voor december 2020 moeten verhuizen naar Nederland, omdat de regelgeving rondom de verblijfsrechten van hun partner daarna onduidelijk is. Kan de Minister zich ervoor inzetten dat Nederlanders die voor 31 december 2020 een duurzame relatie met een Britse partner hebben, daarna gezamenlijk kunnen vallen onder de huidige regelgeving (en deze partner dus niet gezien wordt als een partner van buiten de EU)?

29. Antwoord van het kabinet

Op grond van de concept-verdragstekst van het terugtrekkingsakkoord behouden Nederlanders die nu in het VK verblijven na het einde van de overgangsperiode de rechten die zij als Unieburger hebben opgebouwd in het VK. Dit volgt uit artikel 9(1)(e)(i) van de concept-verdragstekst van het terugtrekkingsakkoord. Nederlanders in het VK, die voor het verstrijken van de overgangsperiode gehuwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben met een Britse burger, kunnen met een beroep op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU (arresten C-370/90 Singh en C-291/05 Eind) hun partner meenemen als zij terugkeren naar Nederland.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van recente uitlatingen over de Brexit van de heer Barnier, onderhandelaar namens de Europese Commissie. Tijdens een bezoek aan Ierland toonde hij zich eind april weinig optimistisch over de stand van zaken op dat moment. Volgens hem is het voor het onderhandelingsproces nodig dat het Verenigd Koninkrijk snel met concrete voorstellen komt voor de Ierse grenskwestie. Kan de Minister deze leden informeren over het verloop van de onderhandelingen die begin mei weer zijn opgepakt?

30. Antwoord van het kabinet

Tot nu toe is er weinig vooruitgang geboekt in de onderhandelingen over een oplossing voor de Iers/Noord-Ierse grenskwestie. Voor de EU27 is van belang dat er in de onderhandelingen over de afronding van het terugtrekkingsakkoord en over een oplossing voor de Iers/Noord-Ierse grenskwestie parallel voortgang plaatsvindt. Vanwege de unieke omstandigheden op het eiland Ierland zal een oplossing gevonden moeten worden die een harde grens tussen Ierland en Noord-Ierland voorkomt en die de integriteit van de interne markt waarborgt. Conform de motie van het lid van Haersma Buma (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1268) blijft dit voor het kabinet een belangrijk punt van aandacht.

In de concept-verdragstekst van het terugtrekkingsakkoord is een apart Protocol over Ierland opgenomen waarin de «backstop-oplossing» uit overweging 49 van het gezamenlijk verslag van de Commissie en het VK van 8 december 2017 nader is uitgeschreven, namelijk dat Noord-Ierland de facto onderdeel blijft van de douane-unie en de sanitaire en fytosanitaire zone en dat Noord-Ierland samen met Ierland een gemeenschappelijk regelgevingskader heeft dat identiek is aan het EU-acquis op het gebied van handel in goederen. Deze «backstop-oplossing» geldt tenzij en tot het moment dat er een andere oplossing voor de Iers/Noord-Ierse grenskwestie wordt gevonden. In overweging 49 van het gezamenlijk verslag van de Commissie en het VK van 8 december 2017 zijn nog twee andere oplossingsrichtingen beschreven, een in het kader van de bredere relatie tussen EU en VK en de ander in het kader van een specifieke oplossing voor het eiland Ierland. Het is aan het VK deze oplossingsrichtingen verder uit te werken.

Tijdens de onderhandelingsronde van 2 tot 4 mei 2018 is op technisch niveau onderhandeld over een oplossing voor de Iers/Noord-Ierse grenskwestie. De door het VK gepresenteerde uitwerkingen van de twee oplossingsrichtingen uit het gezamenlijk verslag zijn voor de EU27 tot op heden niet acceptabel. De komende periode zullen daarom nog intensieve onderhandelingsrondes nodig zijn in aanloop naar de Europese Raad in Artikel 50 samenstelling van juni 2018.

Om genoeg tijd te hebben voor de sluitingsprocedures binnen de EU27 en het VK zullen de Commissie en het VK uiterlijk dit najaar overeenstemming moeten bereiken over het gehele terugtrekkingsakkoord, inclusief een oplossing voor de Iers/Noord-Ierse grenskwestie en vergezeld van een politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen.

Transparantie

De leden van de CDA-fractie willen de Minister danken voor het overbrengen van de toezeggingen tijdens het algemeen overleg informatievoorziening bij zijn Oostenrijkse collega’s. Op expertniveau zal er verder worden gepraat. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister dit te verduidelijken. Betreft dit raadswerkgroepen en in hoeverre is het voor de Kamer inzichtelijk wat er besproken wordt door deze experts? Is het daarbij de bedoeling dat deze experts advies leveren aan de Raad en welke termijn is daaraan verbonden?

31. Antwoord van het kabinet

Zie beantwoording op vraag 32 hieronder.

De leden van de D66-fractie verwelkomen het feit dat er gesproken is met Oostenrijk over transparantie in de triloogfase en dat er op expertniveau verder gepraat zal worden. Zal dit voor de aanvang van het Oostenrijkse voorzitterschap plaatsvinden? Dringt de Minister er bij Oostenrijk op aan dat zij het onderwerp, de datum en tijd van elke triloogbijeenkomst waar zij namens de Raad aan deelnemen openbaar zullen maken? Kan de Minister toezeggen dat hij de uitkomst van deze gesprekken deelt met de Kamer?

32. Antwoord van het kabinet

Het betreffen bilaterale gesprekken tussen Nederland en Oostenrijk. Nederland heeft Oostenrijk gevraagd om tijdens zijn voorzitterschap van de Raad de datum en tijd van triloogbijeenkomsten openbaar te maken. Vooralsnog lijkt Oostenrijk niet voornemens dit te willen doen. Nederland blijft met Oostenrijk in gesprek. Mocht hierover voortgang te melden zijn dan zal dit gerapporteerd worden aan uw Kamer.

De leden van de SP-fractie willen graag zo snel mogelijk verslag van de bespreking van 26 april jl. binnen de Raadswerkgroep Informatie van het transparantie-initiatief, inmiddels bekend als het «COSAC-paper». Is de Minister bereid dat de Kamer te doen toekomen? Daarenboven willen deze leden graag weten wat de volgende stappen zijn en of de Minister bereid is het COSAC-paper te agenderen voor de Raad Algemene Zaken en vervolgens voor de informele Europese Top op 17 mei a.s.?

33. Antwoord van het kabinet

Uw Kamer zal in het verslag van deze Raad geïnformeerd worden over de besprekingen over het COSAC rapport in de Raadswerkgroep Informatie van 26 april jl., conform kamerbrief (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1319). Het COSAC rapport staat niet op de agenda van deze Raad en die van de informele Europese Top op 17 mei. Transparantie zal mogelijk aan de orde komen tijdens de RAZ van 26 juni aanstaande onder het agendapunt «stand van zaken IIA Beter Wetgeven».

Overig

Tot slot willen de leden van de SP-fractie graag nog een onderwerp aanstippen dat niet wordt benoemd op de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 14 mei. Het betreft de resolutie van het Europees Parlement over de benoeming van de secretaris-generaal van de Europese Commissie, Martin Selmayr. Het Europees Parlement oordeelde dat de flitsbenoeming «een soort staatsgreep» was en dat de selectieprocedure moet worden heroverwogen.7 De leden van de SP-fractie vragen zich af of de Minister deze conclusie onderschrijft en of hij dit antwoord kan toelichten? Verder verzoeken deze leden het kabinet de conclusies van het rapport van het Europees Parlement om het selectieproces voor hoge ambtenaren te herzien over te nemen, zoals ook staat in de aangenomen motie Van Nispen/Leijten (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1840). Daarom vragen de leden van de SP-fractie zich af welke stappen de Minister gaat ondernemen om deze motie tot uitvoering te brengen? Bovendien willen deze leden graag weten of de Minister bereid is dit te bespreken bij de Raad Algemene Zaken van 14 mei a.s.

34. Antwoord van het kabinet

Op 18 april heeft het Europees Parlement gestemd over een resolutie over de benoemingsprocedure van de secretaris-generaal van de Commissie. Het kabinet heeft kennisgenomen van de resolutie van het Europees Parlement en de reactie daarop vanuit de Europese Commissie. De Commissie heeft in haar reactie een inter-institutionele ronde tafel ten aanzien van meer transparantie rond benoemingen in het vooruitzicht gesteld. Het kabinet wacht daarom nadere stappen van de Commissie af. Wat het kabinet betreft is deze ronde tafel het geschikte forum om langs de lijnen van de motie te komen tot meer transparante en zorgvuldige benoemingsprocedures.

De leden van de 50PLUS-fractie verwijzen tot slot naar een interview in het dagblad Trouw van zaterdag 28 april jl. met de Voorzitter van de Europese Commissie, de heer Juncker.8 Volgens deze leden was opvallend daarin zijn pleidooi voor een verandering in de houding tegenover Rusland. Twee citaten uit dat artikel:

De eerste uitspraak: «Mijn vriend Vladimir Poetin – want we zijn al jarenlang vrienden, ook al mag je tegenwoordig niet zeggen dat Poetin je vriend is – was destijds zeer onaangenaam getroffen door die ene zin van president Obama, toen hij zei dat Rusland slechts een regionale macht is. Als Rusland iets niet is, is het dat wel. Wij moeten leren om met Russen op gelijke voet te praten, op ooghoogte.» En een tweede citaat: «we moeten het contact met Rusland herstellen. Rusland is een grote speler. Er is geen veiligheidsagenda voor Europa zonder Rusland. Ik hou niet van de huidige koude oorlogsretoriek».

Onderschrijft de Minister deze kijk op Rusland en het voorstel om dat land anders te gaan benaderen? Heeft de Minister tijdens zijn recente bezoek aan Moskou ook vanuit die visie geopereerd?

35. Antwoord van het kabinet

Zoals beschreven in de Kamerbrief van 26 april met terugblik op bezoek aan Moskou (Kamerstuk 34 775 V, nr. 77) acht het Kabinet het Ruslandbeleid, gericht op een combinatie van «druk en dialoog», nog even relevant als voorheen. Open blijven communiceren met Rusland is een prioriteit van het kabinet. Doel van het bezoek van Minister Blok was o.a. het leggen van een basis voor persoonlijk contact op politiek niveau, spreken over MH17, de aanslag in Salisbury en de conflicten in Syrië en Oekraïne.

Naar boven